Een inventarisatie van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de akker- en tuinbouw

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een inventarisatie van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de akker- en tuinbouw"

Transcriptie

1 BESTRIJDINGSMIDDELEN EN OPPERVLAKTEWATERKWALITEIT Een inventarisatie van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de akker- en tuinbouw Auteur: Ir. A.G. Berends Uitvoerder van project: Instituut voor Onderzoek van Bestrijdingsmiddelen (IOB) Marijkeweg 22 / Postbus AR Wageningen Tel contactpersoon: Dr.ir. H. de Heer Opdrachtgever: Dienst Binnenwateren/RIZA Maerlant 6 / Postbus AA Lelystad Tel contactpersoon: Ir. C. van Beersum Periode van uitvoering: februari tot oktober 1988 i- e

2

3 INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF DANKWOORD VAN DE AUTEUR SAMENVATTING 1. DOELSTELLING 2. HET MAATSCHAPPELIJK KADER 2.1 Gebruik bestrijdingsmiddelen 2.2 Toelatingsbeleid 2.3 Normstelling 3. DE MILIEUKUNDIGE ASPECTEN 3.1 Emissieroutes Emissie ten gevolge van de feitelijke toepassing Handelingen gerelateerd aan de feitelijke toepassing 3.2 Het lot van de stof Vervluchtiging Adsorptie Omzetting Opname door organismen 3.3 Effecten Schatting van de concentratie in oppervlaktewater Drift Lozing restant spuitvloeistof Aquatisch toxicologische risico-evaluatie 3.4 Elementen bij de opzet van een monitoring programma AKKERBOUW 4.1 Toepassing van bestrijdingsmiddelen Veldspuit Granulaatstrooier Vliegtuig 4.2 Emissie naar oppervlaktewater 4.3 Inventarisatie bestrijdingsmiddelengebruik Mais Suikerbieten Wintertarwe Consumptie-aardappelen Fabrieksaardappelen i + t-t== i --

4 4.3.6 Erwten Zomergerst Pootaardappelen Graszaad Uien Veldbonen Koolzaad Wintergerst Karwij 4.4 Discussie en conclusies 5. GROENTETEELT IN DE VOLLEGROND Toepassing van bestrijdingsmiddelen Spuiten Overige toepassingswijzen 5.2 Emissie naar oppervlaktewater 5.3 Inventarisatie bestrijdingsmiddelengebruik Spruitkool Asperges Sluitkool Prei Bloemkool Aardbeien 5.4 Discussie en conclusies FRUITTEELT 6.1 Toepassing van bestrijdingsmiddelen Ziekten- en plaagbestrijding Onkruidbestrijding 6.2 Emissie naar oppervlaktewater 6.3 Inventarisatie bestrijdingsmiddelengebruik Appel Conventionele bestrijding Geïntegreerde bestrijding Peer 6.4 Discussie en conclusies BLOEMBOLLENTEELT 7.1 Toepassing van bestrijdingsmiddelen Voorraadbescherming Spuiten Bolontsmetting 7.2 Emissie naar oppervlaktewater 7.3 Inventarisatie bestrijdingsmiddelengebruik Tulp Gladiool Lelie Iris 7.4 Discussie en conclusies 70 r t t= 1

5 8. GLASTUINBOUW Toepassing van bestrijdingsmiddelen Spuiten (gewasbehandeling) Foggen (ruimtebehandeling) Stuiven (ruimte- en/of gewasbehandeling) Roken (ruimtebehandeling) Aangieten (bodem/substrsatbehandeling) Overige toepassingsmethoden 8.2 Emissie naar oppervlaktewater Schrobputje Afloop van regenleidingen Glasdek Uitspoeling 8.3 Inventarisatie bestrijdingsmiddelengebruik Sla Tomaten Komkommers Paprika s Rozen Chrysanten Gerbera s Gipskruid (5 Gypsophila) Overig gebruik bestrijdingsmiddelen 8.4 Discussie en conclusies BOOMTEELT 9.1 Toepassing van bestrijdingsmiddelen 9.2 Emissie naar oppervlaktewater 9.3 Inventarisatie bestrijdingsmiddelengebruik Bos- en haagplantsoen Laan- en parkbomen Sierconiferen 9.4 Discussie en conclusies GRONDONTSMETTING ALGEMENE DISCUSSIE EN CONCLUSIES 11.1 De nauwkeurigheid van de gegevens 11.2 Gebruik actieve stof 11.3 Emissie naar oppervlaktewater e- 12. AANBEVELINGEN 108 LITERATUUR

6 BIJ LAGEN A: METHODIEK VAN DE INVENTARISATIE BESTRIJDINGSMIDDELENGEBRUIK B: RESULTATEN VAN DE INVENTARISATIE C: HET SAMENSTELLEN VAN DE TABELLEN UIT DE OORSPRONKELIJKE RESULTATEN D: SAMENSTELLING HANDELSPRODUCTEN E: KWALITATIEF OVERZICHT GEBRUIK ACTIEVE STOFFEN BIJ AKKER- EN TUINBOUWGEWASSEN FIGUREN (1 T/M 16)

7 WOORD VOORAF Het voor u liggende rapport bevat de resultaten van een studie naar het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de akker- en tuinbouw. De aanleiding tot deze studie was het toenemend besef van diverse bij het waterkwaliteitsbeheer betrokken overheden, dat emissies van bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater, naast incidentele calamiteiten zoals vissterfte, ook anderszins kunnen leiden tot een negatieve invloed op de waterkwaliteit. Op dit moment wordt daarom door diverse water- en zuiveringsschappen, drinkwaterleidingbedrijven en de Dienst Binnenwateren/RIZA van Rijkswaterstaat onderzoek verricht naar emissies en emissieroutes van bestrijdingsmiddelen. Sinds 1987 hebben de waterkwaliteitsbeheerders ook een adviserende stem in de toelating van bestrijdingsmiddelen door deelname van DBW/RIZA in zowel een Werk- als een Steungroep van de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen. Aangezien de waterkwaliteitsbeheerders echter geen inzicht bezaten in de feitelijke toepassing van bestrijdingsmiddelen en het bovendien ondoenlijk en veel te duur zou zijn om bij monitoringonderzoek in oppervlaktewater de vele honderden toegelaten middelen allemaal te meten, bestond er een dringende behoefte aan kennis van het feitelijke gebruik. Deze kennis omtrent de praktijksituatie van het bestrijdingsmiddelengebruik in Nederland bleek ook in landbouwkundige kringen thans nog niet in hanteerbare vorm voorhanden te zijn. Met dit rapport wordt getracht informatie te verschaffen omtrent het feitelijk gebruik (welke middelen, dosering, tijdstip). Hiermee is in combinatie met informatie over persistentie en toxiciteit van deze middelen een basis aanwezig voor het opzetten van gerichte monitoring programma s door waterkwaliteitsbeheerders. Deze monitoring programma s kunnen nadere kennis verschaffen omtrent emissies en emissieroutes naar het oppervlaktewater, welke noodzakelijk is voor een goed waterkwaliteitsbeheer. Het gebruik aan bestrijdingsmiddelen is geïnventariseerd via gesprekken met medewerkers van de Voorlichtingsdienst van het Ministerie van Landbouw en Visserij. De gegevens hebben betrekking op schattingen van het huidige gebruik. Het gebruik aan middelen kan zich wijzigen in de toekomst, zodat een hernieuwde inventarisatie nodig kan zijn. Naast het gebruik door waterbeheerders kan dit rapport ook van nutte zijn voor andere instanties. Tijdens de uitvoering van het project werd onder meer vanuit de agrarische sector blijk gegeven van belangstelling voor de inhoud en opzet van het rapport. Ir. C. van Beersum (DBW/RIZA), Dr.ir. H. de Heer (IOB).

8 i-

9 DANKWOORD VAN DE AUTEUR Dit rapport is het resultaat van een studie die is uitgevoerd in opdracht van de Dienst Binnenwateren/RIZA gevestigd te Lelystad. De uitvoering van het project heeft in hoofdzaak plaatsgevonden bij het Instituut voor Onderzoek van Bestrijdingsmiddelen (IOB) te Wageningen. Voor de enthousiaste begeleiding en voor de plezierige omgang ben ik dr.ir. H. de Heer zeer erkentelijk. Daarnaast wil ik de overige medewerkers van het IOB bedanken voor de prettige samenwerking en voor de bijdrage die zij hebben geleverd aan het rapport. Als opdrachtgever was DBW/RIZA nauw betrokken bij de totstandkoming van dit rapport. Voor de steun gedurende de uitvoering van het project ben ik de medewerkers van DBW/RIZA dank verschuldigd. Een speciaal woord van dank gaat daarbij uit naar ir. C. van Beersum voor de nauwgezette wijze waarop zij de concepten heeft bestudeerd. Zoals uit de ondertitel van het rapport blijkt had de studie met name betrekking op het inventariseren van het bestrijdingsmiddelengebruik. Dit heeft plaatsgevonden door gesprekken te voeren met specialisten gewasbescherming van regionale consulentschappen voor de akker- en tuinbouw. Alle betrokken specialisten ben ik zeer dankbaar voor de bereidheid om schattingen te maken van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Tot slot wil ik de medewerkers van het Consulentschap in Algemene Dienst voor de Gewasbescherming te Wageningen bedanken voor het aanbrengen van correcties op het eindconcept van het rapport. t

10 c I r F t

11 SAMENVATTING De toepassing van bestrijdingsmiddelen in de landbouw kan leiden tot een verontreiniging van oppervlaktewater. Door waterkwaliteitsbeheerders en waterleidingbedrijven wordt dit in toenemende mate onderkend. Bestrijdingsmiddelen kunnen in oppervlaktewater aangetoond worden via monitoring. Het uitvoeren van analyses is echter duur en vereist chemische deskundigheid. Daarnaast zijn vele bestrijdingsmiddelen toegelaten voor toepassing in de landbouw, waarvan in een zeker gebied maar een deel algemeen of veelvuldig gebruikt wordt. Deze factoren leiden ertoe dat een selectie van middelen noodzakelijk is voor het uitvoeren van een monitoring programma. De doelstelling van deze studie is om inzicht te verkrijgen in het huidige gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw. Deze informatie dient als basis voor het gericht uitvoeren van een monitoring programma. Daarnaast wordt ingegaan op milieukundige en maatschappelijke aspecten van bestrijdingsmiddelen en oppervlaktewater. Het gebruik aan middelen bij de verschillende teelten in de landbouw is geïnventariseerd door gesprekken te voeren met specialisten gewasbescherming van regionale consulentschappen voor de akker- en tuinbouw (Voorlichtingsdienst, Ministerie van Landbouw en Visserij). Per teelt en per ziekte, plaag of onkruid is in kaart gebracht welke middelen, waar, wanneer en hoe toegepast worden (zie bijlagen A en B). Daarnaast is een indicatie verkregen omtrent de omvang van het gebruik van een middel bij een gewas. Gerealiseerd dient te worden dat de gegevens betrekking hebben op schatt ingen. Een emissie van bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater kan plaatsvinden ten gevolge van de feitelijke toepassing van het middel. Dit kan met name optreden via overwaaiing (drift), uitspoeling of afspoeling van bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater. Naast de genoemde diffuse emissieroutes kan een verontreiniging van oppervlaktewater plaatsvinden door handelingen, die gerelateerd zijn aan de feitelijke toepassing. Bij het vullen of spoelen van een spuittank kan bijvoorbeeld een hoeveelheid bestrijdingsmiddel in oppervlaktewater geraken. Hetzelfde kan optreden via het rechtstreeks lozen van restanten in oppervlaktewater. Daarnaast kan het verwerken van een bestrijdingsmiddel via het schrobputje leiden tot emissie naar oppervlaktewater wanneer een afvoer naar oppervlaktewater plaatsvindt. Voor de glastuinbouw bestaan nog twee specifieke emissieroutes. Wanneer een middel via de regenleiding wordt toegediend dan kan via de afloop van deze leidingen emissie naar oppervlaktewater plaatsvinden. Indien er een depositie van bestrijdingsmiddel op het glasdek heeft plaatsgevonden dan kan ook afvoer van condens naar oppervlaktewater een emissiebron vormen. Nadat emissie van het bestrijdingsmiddel naar oppervlaktewater heeft plaatsgevonden wordt het middel onderworpen aan verscheidene processen. Vervluchtiging, adsorptie, omzetting en opname door organismen bepalen in hoofdzaak het lot van de stof in oppervlaktewater. Wanneer een bestrijdingsmiddel in oppervlaktewater terecht is gekomen kan het onmiddellijk of op lange termijn effecten uitoefenen op levende wezens. Op deze wijze kan een functieverstoring van het oppervlaktewater i- I

12 plaatsvinden. De volgende functies kunnen verstoord worden: drinkwater, beregeningswater, visserijwater, veedrenking, zwemwater en de ecologische functie. Wanneer voor aquatische organismen een risico-evaluatie van de acute toxiciteit wordt uitgevoerd dan blijkt een lozing van een restant spuitvloeistof een groter risico te vormen dan een emissie die optreedt ten gevolge van drift. Dit kan verklaard worden door het feit dat lozing locaal leidt tot een relatief hoge concentratie van het bestrijdingsmiddel in het oppervlaktewater. De emissies en de effecten van bestrijdingsmiddelen kunnen in het veld gemeten worden via de uitvoering van een monitoring programma. Met behulp van chemische monitoring kan het gehalte van het bestrijdingsmiddel in oppervlaktewater bepaald worden. Biologische monitoring kan gebruikt worden voor het meten van effecten van een middel op aquatische organismen. Bij de opzet van een monitoring programma is landbouwkundige kennis nodig omtrent de toepassing van bestrijdingsmiddelen. Aspecten die een rol spelen voor een middel zijn (1) omvang van het gebruik in een regio, (2) toepacsingsperiode en (3) toepassingwijze. Gegevens hierover kunnen in dit rapport gevonden worden. De landbouwkundige informatie kan in combinatie met gegevens ten aanzien van de persistentie en toxiciteit van middelen gebruikt worden voor de selectie van middelen die voldoende belangrijk zijn voor monitoring. Een belangrijke factor bij de opzet van een monitoring programma is de analyse van de bestrijdingsmiddelen. Bestudeerd dient te worden welke middelen geanalyseerd kunnen worden en wat de detectiegrens is van de analyse. Wanneer de uitvoerende instantie weinig ervaring bezit ten aanzien van analyse van bestrijdingsmiddelen, dan is het aanbevelenswaardig om een contra-expertise te laten uitvoeren bij een instantie met veel ervaring op dit gebied. De analyse van bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater is immers geen eenvoudige zaak, zodat een controle op de juistheid van de resultaten gewenst is. De resultaten van de inventarisatie van het bestrijdingsmiddelengebruik zullen nu besproken worden voor de bestudeerde sectoren van de landbouw (hoofdstuk 4 t/m 9). Met een totaal areaal van ha beschikte akkerbouw in 1987 van de bestudeerde sectoren over het grootste areaal. Gewassen met een groot areaal in Nederland zijn mais, suikerbieten, wintertarwe, consumptieaardappelen en fabrieksaardappelen. Gewassen met een hoog jaarlijks gebruik aan actieve stof per hectare zijn uien, consumptie-aardappelen en pootaardappelen (zie tabel 20). Het gemiddelde jaarlijkse gebruik van actieve stof voor de akkerbouw bedraagt 5,5 (kg/ha)/jaar. Middelen met een relatief grote omvang van het gebruik bij bepaalde gewassen zijn atrazin (mais), bentazon (erwten), chloridazon (suikerbieten op kleigrond), dinoseb (consumptie-aardappelen, fabrieksaardappelen, erwten, pootaardappelen), fenmedifam (suikerbieten), fentin-acetaat (consumptieaardappelen, fabrieksaardappelen), maneb (consumptie-aardappelen, fabriekcaardappelen, uien) en metamitron (suikerbieten). In 1987 bedroeg het areaal groenteteelt in de vollegrond ha. Voor spruitkool, asperge, sluitkool, prei, bloemkool en aardbei is het gebruik aan bestrijdingsmiddelen geïnventariseerd. De gemiddelde hoeveelheid actieve stof die per hectare bij de zes bestudeerde gewassen gebruikt wordt - 1 j t l t p t

13 bedraagt 11 (kg/ha)/jaar (zie tabel 27). Propamocarb kent het hoogste jaarlijkse verbruik voor alle drie koolgewassen die bestudeerd zijn. Belangrijke stoffen voor de teelt van prei zijn chloorthalonil en mangaansulfaat. Voor aardbeien bezit tolylfluanide een relatief grote omvang van het gebruik. In 1987 bedroeg het areaal fruitteelt in Nederland ha. Een belangrijk fruitteeltgebied is het rivierkleigebied van Midden-Nederland. Omdat appel en peer de teelten zijn met landelijk veruit het grootste areaal is alleen van deze gewassen het gebruik aan middelen geïnventariseerd. Het spuiten en nevelen vindt ongeveer in gelijke mate plaats bij de toepassing van bestrijdingsmiddelen bij appel en peer. In totaal kunnen meer dan 40 verschillende actieve stoffen gebruikt worden bij deze twee teelten. Het totale gebruik aan actieve stof per jaar bedraagt voor appel en peer respectievelijk 15 en 16 (kg/ha)/jaar (zie tabel 31). Voor beide gewassen bezit captan de grootste omvang van het gebruik. Het areaal bloembollenteelt bedroeg in 1987 in Nederland ha. Deze teeltsector is met name geconcentreerd in de provincie Noord-Holland. Voor tulp, gladiool, lelie en iris zijn gegevens verzameld met betrekking tot het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Gemiddeld wordt bij de teelt van deze gewassen een hoeveelheid actieve stof gebruikt van 36 (kg/ha)/jaar (zie tabel 36). Middelen die ten aanzien van de omvang van het gebruik van belang zijn voor de bloembollensector zijn maneb en zineb. Naast de toepassing van middelen tijdens de teelt van bloembollen worden er middelen gebruikt ter bescherming van voorraden en bij bolontsmetting. Algemeen gebruikte middelen voor bolontsmetting zijn captan, prochloraz en formaline. Op basis van de Landbouwtelling was het areaal glastuinbouw in 1987 gelijk aan ha. De groente- en bloementeelt vormen met een areaal van respectievelijk en ha de belangrijkste sectoren van de glastuinbouw. Belangrijke gebieden voor glastuinbouw zijn het Zuid-Hollands glasdistrict (bloemen en groente) en de regio rond Aalsmeer (bloemen). Voor vier snijbloemgewassen en voor vier groentegewassen is het gebruik aan bestrijdingsmiddelen geïnventariseerd. Het jaarlijks gebruik aan actieve stof per hectare is voor de bestudeerde snijbloemgewassen groter dan voor de groentegewassen. Gemiddeld bedraagt het gebruik aan actieve stof voor de bestudeerde glastuinbouwgewassen 40 (kg/ha)/jaar (zie tabel 46). Middelen die ten aanzien van de omvang van het gebruik voor bepaalde gewassen een relatief grote rol spelen zijn thiram (sla), dichloorvos (paprika), zwavel (roos), mancozeb (chrysant), methamidofos (gerbera) en pyrazofos (gipskruid). In 1987 bedroeg het areaal boomteelt in Nederland ha. De teelt van boomkwekerijgewassen is sterk geconcentreerd in bepaalde gebieden. De regio's nabij Zundert, Boskoop, Opheusden en Venlo zijn onder andere van belang voor deze teeltsector. Voor de teelt van bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen en sierconiferen is het gebruik aan bestrijdingsmiddelen geïnventariseerd. Het gemiddelde gebruik aan actieve stof bedraagt voor deze gewassen 8,4 (kg/ha)/jaar. Middelen met een grote omvang van het gebruik voor boomteelt zijn mancozeb en zwavel.

14 De belangrijkste toepassingswijze van bestrijdingsmiddelen bij buitenteelten is het verspuiten. Bij de glastuinbouw daarentegen kan toepassing van bestrijdingsmiddelen op velerlei wijzen plaatsvinden (spuiten, foggen, stuiven, aangieten etc.). Met behulp van de inventarisatie kan een schatting gemaakt worden van het totale gebruik aan actieve stof voor de bestudeerde akker- en tuinbouwsectoren. Dit levert een waarde op van ton/jaar (zie tabel 51). Ten gevolge van het grote areaal is de akkerbouw verantwoordelijk voor de.grootste bijdrage aan het totale gebruik. De schatting van het totale gebruik aan actieve stof op basis van de inventarisatie is niet in strijd met informatie ten aanzien van de totale afzet van actieve stof in Nederland, die verstrekt is door de Nederlandse Stichting voor de Fytofarmacie. In het kader van deze studie is het huidige gebruik aan bestrijdingsmiddelen geïnventariseerd. Om in de toekomst wijzigingen in het gebruik te kunnen signaleren is een voortzetting van deze werkzaamheden aanbevelenswaardig. Naast omvang van het gebruik van een middel kunnen persistentie en toxiciteit dienen als selectiecriterium voor monitoring van een stof in oppervlaktewater. Daarvoor is het gewenst dat ook informatie ten aanzien van persistentie en toxiciteit van de gebruikte middelen op toegankelijke wijze beschikbaar komt voor waterkwaliteitsbeheerders. Omdat de indruk bestaat dat niet de feitelijke toepassing zelf, maar de handelingen die er direct aan gerelateerd zijn, een belangrijke emissieroute van bestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater vormen, verdient deze route prioritaire aandacht bij een reductie van de emissie van bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater. Daarbij komt dat ten gevolge van deze emissieroute er een grotere kans op onaanvaardbare neveneffecten bestaat, gezien de locaal optredende relatief hoge concentraties. Een vermindering van de emissie ten gevolge van genoemde handelingen kan gerealiseerd worden via (1) verbeterde verpakkingen, (2) optimalisatie spuitapparatuur, (3) verantwoord verwerken van restanten, (4) intensivering van voorlichting aan de gebruiker en (5) strengere controle op omgang met bestrijdingsmiddelen.

15 ~ 1. DOELSTELLING Zowel bij waterkwaliteitsbeheerders als bij waterleidingbedrijven bestaat er een groeiende belangstelling ten aanzien van de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater. Dit houdt onder andere in dat er in de toekomst in toenemende mate analyses van bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater uitgevoerd zullen gaan worden. De huidige analyses uitgevoerd door regionale waterkwaliteitsbeheerders hebben veelal betrekking op de detectie van chloorkoolwaterstoffen (lindaan, DDT, drins etc.). Het grootste deel van deze middelen is inmiddels verboden of wordt in relatief geringe mate toegepast. Voor het huidige gewasbeschermingsbeleid zijn de resultaten van deze analyses daarom minder - relevant. Het is om deze reden noodzakelijk dat de monitoring van bestrijdingsmiddelen beter wordt afgestemd op de actuele situatie. Dit laatste geldt tevens voor waterleidingbedrijven. Ook van deze zijde wordt de noodzaak gevoeld om analyses gericht op het huidige landbouwkundige gebruik te gaan uitvoeren. Het Uitvoeren van analyses is echter duur en vereist chemische deskundigheid, waardoor slechts een beperkt aantal analyses uitgevoerd kan worden. Een selectie van middelen geschikt voor monitoring is dus noodzakelijk. Landbouwkundige informatie betreffende het gebruik van bestrijdingsmiddelen dient hiervoor als basis. Naast gebruik van een middel kunnen persistentie en toxiciteit eveneens meegewogen worden bij de opzet van een monitoring programma. Tot slot spelen de analysemogelijkheden een rol bij de opzet van een monitoring programma. Als een factor die van belang is bij de opzet van een monitoring programma is het gebruik van bestrijdingsmiddelen genoemd. Hierover is echter op schrift weinig bekend. De doelstelling van de onderhavige studie is om beter inzicht hierin te krijgen Getracht is de doelstelling te realiseren door gesprekken te voeren met specialisten gewasbescherming van regionale consulentschappen voor de akker- en tuinbouw (Voorlichtingsdienst, Ministerie van Landbouw en Visserij). Per teelt is geïnventariseerd welke middelen, hoe, waar en wanneer worden gebruikt. Daarnaast is een indicatie verkregen omtrent de omvang van het gebruik van de toegepaste middelen bij een teelt. Per sector van de akker- en tuinbouw zullen de gegevens gepresenteerd worden (hoofdstuk 4 t/m 9). Het gebruik van grondontsmettingsmiddelen wordt apart gerapporteerd (hoofdstuk 10). Naast een bespreking van de resultaten van de inventarisatie zal kort worden ingegaan op het maatschappelijk kader en de milieukundige aspecten betreffende bestrijdingsmiddelen en oppervlaktewater (hoofdstuk 2 en 3 ). t-- I 1- F= c-

16 -2-2. HET MAATSCHAPPELIJK KADER Gezien het areaal cultuurgrond in Nederland, waarop bestrijdingsmiddelen worden toegepast, is het niet verwonderlijk dat dit gebruik een belangrijke diffuse bron kan vormen voor oppervlaktewaterverontreiniging. De meeste bestrijdingsmiddelen worden toegepast om schade, veroorzaakt door onkruiden of dierlijke organismen, aan het gewas te voorkomen. Door chemische bestrijding van deze schadeverwekkers kan de kwaliteit en kwantiteit van de landbouwproductie verhoogd worden. De laatste jaren bestaat er echter in toenemende mate aandacht voor de kwaliteitsvermindering van het oppervlaktewater, die het gebruik van deze middelen met zich meebrengt. Een affaire die nationale aandacht verkreeg was de vissterfte, die optrad in de maanden april en mei 1985 in de Noordoostpolder ten gevolge van endosulfangebruik in de fruitteelt. De toelatingen van endosulfan zijn sterk beperkt als reactie op deze massale vissterfte. Naast aandacht voor de bestrijdingsmiddelenproblematiek van de zijde van de waterkwaliteitsbeheerders is er ook betrokkenheid te constateren bij de drinkwaterproducenten, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van het geleverde drinkwater. In de Drentse Aa is in het verleden door het Gemeentelijk Waterbedrijf Groningen een dusdanig hoog gehalte aan bestrijdingsmiddelen gemeten, dat maatregelen noodzakelijk waren om te hoge gehalten in het drinkwater te voorkomen. Naast het overschrijden van normen, die vastgelegd zijn in het Waterleidingbesluit, wordt door de waterleidingbedrijven extra aandacht gevraagd voor bestrijdingsmiddelen, omdat in veel gevallen de kwaliteitscontrole niet mogelijk is. Men weet niet welke middelen in het water aanwezig kunnen zijn. Tevens komt het regelmatig voor dat de analytische detectiegrens te hoog is in vergelijking tot de wettelijke norm van het bestrijdingsmiddel in drinkwater. 2.1 Gebruik bestrijdingsmiddelen Een indruk betreffende de totale omvang van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in Nederland kan verkregen worden uit afzetgegevens van de Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (Nefyto). Voor 1987 zijn de afzetgegevens gepresenteerd in tabel 1. Het blijkt dat de omvang van het gebruik voor grondontsmettingsmiddelen het grootst is. I I F Tabel 1. Afzet van actieve stof in Nederland in het jaar 1987 (kg). Tussen haakjes is de bijdrage aan het totaal weergegeven als percentage. Bron: Nefyto.

17 -3- Grondontsmettingsmiddelen worden toegepast ter bestrijding van bodempathogenen. Wanneer schadelijke organismen van verscheidene op elkaar volgende gewassen bestreden worden dan is er sprake van bouwplanontsmetting. Uit de tabel kan tevens afgeleid worden dat het gebruik aan actieve stof tegen insecten relatief gering is. Omdat het gebruik aan bestrijdingsmiddelen direct gerelateerd is aan het gewas dat geteeld wordt, is in tabel 2 een overzicht gegeven van teeltarealen van de verschillende sectoren van de landbouw. Uit de tabel blijkt dat de weidebouw het grootste areaal beslaat. Het gebruik aan bestrijdingsmiddelen op grasland is echter relatief gering. Voor akkerbouw zal het jaarlijkse gebruik aan actieve stof per hectare sterk van het gewas afhangen. Bij intensieve aardappelteelt in de veenkoloniën zal bijvoorbeeld veel meer actieve stof per hectare worden toegepast dan bij de teelt van granen. 2.2 Toelatingsbeleid Voordat een stof als bestrijdingsmiddel gebruikt mag worden in de landbouw, moet het eerst officieel worden toegelaten. De toelating wordt geregeld door de Bestrijdingsmiddelenwet van 12 juli Na deze datum hebben er nog enkele wijzigingen plaatsgevonden van de Bestrijdingsmiddelenwet (onder andere in 1975). Een belangrijke functie bij de toelating heeft de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB). In de CTB hebben de volgende vier ministeries zitting: 1. Landbouw en Visserij, 2. Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 3. Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en 4. Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De CTB adviseert de betrokken ministers met betrekking tot de toelating van best r i j dingsmi ddelen. Laats tgenoemden bes lis sen ui te inde 1 ij k over het al of niet toelaten van een middel. Uit de departementale samenstelling blijkt dat vertegenwoordigers van de waterkwaliteit (Verkeer en Waterstaat) niet aanwezig zijn in de CTB. Met name door inspanningen van de Unie van Waterschappen hebben sinds 1987 wel twee medewerkers van DBW/RIZA zitting in de Werkgroep LM en in de Steun- Weidebouw Akkerbouw Groenteteelt in de vollegrond Fruitteelt Bloembollenteelt G 1 a s tuinbouw Boomt e e 1 t Bloementeelt in de vollegrond Tuinbouwzadenteelt _-_-_--- -_-_-_-_ r- I t F= 1 -

18 -&- groep M, die beide een ondersteunende functie hebben voor de CTB. Alvorens een bestrijdingsmiddel een toelating verkrijgt wordt onderzocht of het middel deugdelijk is ten aanzien van het gestelde doel. Het middel moet met andere woorden een effectieve werking bezitten. Daarnaast moet uit voorafgaand onderzoek blijken dat bij een juiste toepassing geen schadelijke nevenwerkingen van het middel of zijn omzettingsproducten zullen optreden, Onder schadelijke nevenwerkingen wordt hier verstaan "het schaden van bodem, water of lucht dan wel dieren, planten of delen van planten welker instandhouding gewenst is, in een mate die niet aanvaardbaar is". Uit deze passage van de Bestrijdingsmiddelenwet blijkt dat in principe de gevolgen van bestrijdingsmiddelengebruik voor de waterkwaliteit een toelating kunnen verhinderen. Of dit werkelijk zal gebeuren in een bepaalde situatie is afhankelijk van de interpretatie van de zin "in een mate die niet aanvaardbaar is". Voor de beoordeling van bovengenoemde milieuhygiënische aspecten dient de aanvrager van de toelating onderzoek uit te voeren. Uit concurrentieoverwegingen zijn de resultaten hiervan geheim. Wel zullen in de toekomst mogelijk milieusamenvattingen gepubliceerd worden, waarin de resultaten van het milieukundig onderzoek in verkorte vorm gepresenteerd zullen worden. 2.3 Normstelling Vanuit twee verschillende invalshoeken zijn er normen geformuleerd, die betrekking hebben op het gehalte aan bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater. Vanuit de waterkwaliteitsoptiek zijn er normen weergegeven in het Indicatief Meerjaren Programma Water (Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1984). Deze normen zijn opgesteld om een basiskwaliteit van oppervlaktewater te kunnen waarborgen. Uitgangspunt hierbij is het functioneren van het aquatische ecosysteem. Daarnaast dienen menselijke gebruiksfuncties in voldoende mate uitgeoefend te kunnen worden, wanneer aan de norm voor de basiskwaliteit wordt voldaan. De kwantitatieve invulling van de IMP-normen is weergegeven in tabel 3. Ondanks dat het uitgangspunt van de normstelling weliswaar het functioneren van het aquatische ecosysteem is, dient toch vermeld te worden dat de normen niet gebaseerd zijn op de effecten van de stoffen. Er ligt geen duidelijke toxicologische beschouwing aan ten grondslag. Voor één van de gebruiksfuncties van oppervlaktewater, de drinkwaterbereiding, zijn er normen opgesteld in het Besluit Kwaliteitsdoelstellingen

19 -5- en metingen oppervlaktewateren (3 november 1983) van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren. Deze WVO-normen zijn eveneens weergegeven in tabel 3. Het blijkt dat de waarde van deze laatste normen hoger is dan van de IMPnormen. De middelen waarvoor een norm bestaat ressorteren bijna allemaal onder de categorie insecticiden van tabel 1. Uit laatstgenoemde tabel blijkt dat insecticiden 2,7 procent van het totale Nederlandse gebruik aan actieve stof vormen. Dit betekent dat voor een gering gedeelte van de gebruikte bestrijdingsmiddelen er een norm bestaat. Naast normen voor oppervlaktewater zijn er nog normen opgesteld voor het drinkwater zelf, zoals dat aan de consument wordt geleverd door waterleidingbedrijven. Deze normen zijn gebaseerd op de Europese richtlijn 79/869/EEG en opgenomen in het Nederlandse Waterleidingbesluit. Voor alle pesticiden geldt dat maximaal 0,l microgram per liter van de afzonderlijke stoffen in het drinkwater aanwezig mag zijn. De totale concentratie in drinkwater mag niet hoger zijn dan 0,5 microgram per liter. Het blijkt dat evenals voor oppervlaktewater er ook voor drinkwater in Nederland geen toxicologisch gefundeerde normstelling voor de afzonderlijke bestrijdingsmiddelen bestaat. _-.-"

20 -6-3. DE MILIEUKUNDIGE ASPECTEN Bij de bestudering van het onderwerp gebruik van bestrijdingsmiddelen in relatie tot oppervlaktewaterkwaliteit doet zich de volgende vraag voor: "Hoe komen de middelen in het oppervlaktewater terecht?". 3.1 Emissieroutes In deze paragraaf zal de emissie van bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater in algemene zin besproken worden, Wanneer een bepaalde emissieroute van belang is voor een bepaalde sector van de akker- of tuinbouw, dan zal, wanneer mogelijk, een nadere uiteenzetting en kwantificering van de emissie plaatsvinden bij het betreffende hoofdstuk, dat handelt over die sector (hoofdstuk 4 t/m 9). Een contaminatie van oppervlaktewater kan optreden ten gevolge van de feitelijke toepassing van bestrijdingsmiddelen. Deze emissieroute is voor een groot deel inherent aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast kan een verontreiniging van oppervlaktewater veroorzaakt worden door menselijke handelingen die gerelateerd zijn aan de feitelijke toepassing. Beide typen van emissie zullen nu successievelijk besproken worden Emissie ten gevolge van de feitelijke toepassing Contaminatie van oppervlaktewater kan optreden door overwaaiing (drift) van bestrijdingsmiddelen tijdens de toepassing. Dit speelt alleen een rol bij het spuiten of nevelen van middelen bij buitenteelten. Drift zal met name plaatsvinden bij hoge windsnelheid en bij gebruik van een kleine druppelgrootte. Een parameter voor het kwantificeren van drift is het percentage van de toegepaste dosering (kg actieve stof per hectare) dat in de nabije omgeving op bodem of oppervlaktewater terechtkomt. Dit depositiepercentage hangt onder andere af van de afstand tussen oppervlaktewater en het perceel waar toepassing plaatsvindt. Ook de heersende windrichting en de nabijheid van windsingels is hierbij van belang. Naast overwaaiing kan ook afspoeling (runoff) van bestrijdingsmiddelen een verontreiniging van oppervlaktewater veroorzaken. Omdat oppervlakteafspoeling van regenwater vooral een rol speelt in geaccidenteerde gebieden, wordt afspoeling in Nederland nauwelijks van belang geacht ten aanzien van de emissie van bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater. Een contaminatie van oppervlaktewater kan tevens plaatsvinden door uitspoeling van bestrijdingsmiddelen. Deze emissieroute kan beïnvloed worden door drainering. Het risico voor uitspoeling en vervolgens emissie naar oppervlaktewater hangt onder andere af van eigenschappen van het middel. Stoffen die persistent zijn en zwak adsorberen aan de bodem zullen in sterkere mate uitspoelen. De persistentie van een middel wordt onder andere beïnvloed door de temperatuur. Bij lage temperatuur verloopt de afbraak trager en kan er dus in sterkere mate uitspoeling optreden. Daarnaast is uitspoeling gerelateerd aan de toepassingswijze van het middel. Bij een grondbehandeling komt relatief veel van de toegepaste dosering in de bodem terecht in vergelijking tot een gewasbehandeling, zodat ook relatief veel kan uitspoelen.

21 -7- Tot slot speelt de adsorptiecapaciteit van de bodem een rol bij uitspoeling van bestrijdingsmiddelen. Bij zandgronden, die een relatief geringe adsorptiecapaciteit bezitten, bestaat er een grotere kans op uitspoeling dan bij kleigronden. Om de uitspoeling te kunnen kwantificeren is er recent een model ontwikkeld, dat het concentratieverloop van een bestrijdingsmiddel in het grondwater berekent na toepassing van het middel op een akker (Van der Linden et al., 1988). Bovenstaande vindt plaats in het kader van de Steungroep M van de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen. Momenteel rekent het model nog onder standaard condities (bodemeigenschappen, dosering, regenval etc.), maar in de toekomst kan in een meer specifieke situatie de concentratie in het grondwater berekend worden. Wanneer dit model gekoppeld wordt aan een hydrologisch model dan kan op deze wijze uitspoeling van bestrijdingsmiddelen naar Oppervlaktewater gesimuleerd worden. Naast de processen drift, afspoeling en uitspoeling kan droge depositie van bestrijdingsmiddelen leiden tot verontreiniging van oppervlaktewater. In regio's die gevoelig zijn voor winderosie kan het bestrijdingsmiddel, gebonden aan gronddeeltjes, vanaf het veld van toepassing meegenomen worden door de wind. Depositie van de gronddeeltjes op het oppervlaktewater leidt in dit geval tot een contaminatie met het bestrijdingsmiddel. De betekenis van deze emissieroute kan momenteel nog niet ingeschat worden, omdat de gegevens daarvoor ontbreken. De hiervoor besproken emissieroutes hebben grotendeels betrekking op buitenteelten. Omdat voor de kasteelten de emissieroutes vrij specifiek zijn wordt hier niet op ingegaan, maar wordt verwezen naar paragraaf Handelingen gerelateerd aan de feitelijke toepassing Bij een veldspuittoepassing is emissie naar oppervlaktewater in de eerste plaats mogelijk bij het aanmaken van de spuitvloeistof. Wanneer oppervlaktewater gebruikt wordt voor het vullen van de tank dan gebeurt dit vaak op speciale vaste plaatsen (de zogenaamde vulplaatsen). Door onoplettendheid van de toepasser of door een technische storing kan tijdens het vullen de tank overlopen, waarna de spuitvloeistof in het oppervlaktewater terecht kan komen. De resterende spuitvloeistof, die na toepassing achterblijft in de veldspuit, kan een bron vormen van oppervlaktewaterverontreiniging. Bij de analyse van de restantenproblematiek is het noodzakelijk om twee typen restanten te onderscheiden. Allereerst bestaat er een minimaal restant (dode volume van tank en leidingen). Dit is de hoeveelheid vloeistof, die niet via het spuiten uit de tank verwijderd kan worden. Daarnaast is er een werkrestant. Dit is de hoeveelheid vloeistof die na een bespuiting achterblijft in de tank. Of deze restanten een risico vormen voor oppervlaktewater hangt af van de manier waarop ze worden verwerkt. Het werkrestant kan in de eerste plaats verwerkt worden door een deel van het behandelde veld nogmaals te bespuiten. Het optreden van structuurbederf van de bodem en eventuele gewasschade zijn twee factoren die nadelig kunnen zijn ten aanzien van deze verwerkingswijze van het restant. Een risico voor gewasschade bestaat met name bij de toepassing van herbiciden. I- Naast het verspuiten van restvloeistof komt het voor dat zowel werk- t restant als minimaal restant uit de tank verwijderd worden, door ze te laten weglopen op ongebruikte hoeken op het land of op het erf. Hetzelfde kan geschieden langs de weg, wanneer de bespuiting niet op het bedrijf zelf I

22 -8- heeft plaatsgevonden. Een ernstige verontreiniging van oppervlaktewater kan vanzelfsprekend plaatsvinden wanneer het restant rechtstreeks op het oppervlaktewater wordt geloosd. Wanneer het restant verwerkt is, kan nog het spoelen van de veldspuit volgen. Indien dit geschiedt nabij oppervlaktewater, dan kan een lozing van spoelvloeistof leiden tot een contaminatie van oppervlaktewater met bestrijdingsmiddelen. Het grondig spoelen van de apparatuur zal met name plaatsvinden wanneer het gebruikte middel kan leiden tot gewasschade bij de volgende bespuiting. Naast het inwendig naspoelen van de spuitapparatuur kan ook het uitwendig afspuiten van de apparatuur leiden tot verontreiniging van oppervlaktewater, indien er een afvoer naar oppervlaktewater plaatsvindt. In het voorgaande is de restantenproblematiek besproken in relatie tot het verspuiten van middelen. Andere toepassingstechnieken zullen in dit kader een geringere rol spelen, omdat ze minder gehanteerd worden of omdat het restant geen problemen oplevert ten aanzien van oppervlaktewater. Het gebruik van granulaten hoeft bijvoorbeeld niet te leiden tot contaminatie van oppervlaktewater, omdat een restant bewaard kan worden voor een volgende toepas s ing. Om een beter inzicht te krijgen in het belang van de in deze paragraaf genoemde emissieroutes voor de verontreiniging van oppervlaktewater heeft DBW/RIZA een opdracht verstrekt, waarbij door een enquetebureau getracht wordt dit gebruiksgedrag ten aanzien van bestrijdingsmiddelen nader te bestuderen. Aan de betrokken personen zal gevraagd worden hoe met bestrijdingsmiddelen wordt omgegaan. De rapportage van dit onderzoek zal plaatsvinden in het najaar van De emissie naar oppervlaktewater, ten gevolge van handelingen die gerelateerd zijn aan de feitelijke toepassing, heeft het karakter van een puntbron. Op één bepaalde plaats treedt een contaminatie met bestrijdingsmiddelen op. Drift, uitspoeling, afspoeling en droge depositie leiden tot een meer diffuse verontreiniging van het oppervlaktewater. Deze laatste emissieroutes zijn maar ten dele te voorkomen, terwijl de handelingen die gerelateerd zijn aan de feitelijke toepassing beter te beïnvloeden zijn. 3.2 Het lot van de stof Wanneer een middel, via één van de hiervoorgenoemde emicsieroutes, in het oppervlaktewater is terecht gekomen, dan zal het onderworpen worden aan processen die de verdeling van de stof in het watersysteem bepalen. Door stroming van het water zal een verdunning en verspreiding van het middel in het systeem plaatsvinden. Andere belangrijke processen die het lot van de stof (in tijd en ruimte) in het watersysteem bepalen zijn vervluchtiging, adsorptie, omzetting en opname door organismen. Deze zullen nu afzonderlijk besproken worden. t Vervluchtiging De vervluchtiging van het middel uit het oppervlaktewater is in de eerste plaats afhankelijk van eigenschappen van het middel. Stoffen met een hoge dampdruk en geringe wateroplosbaarheid vervluchtigen snel door hun hoge hydrofobiciteit. Daarnaast zijn eigenschappen van het oppervlaktewater van invloed op de mate van vervluchtiging. De aanwezigheid van een "film" t-

23 HUIDIG DOCUMENT Literatuurinformatie VenW TWINFO 20/11/97 Titelbeschrijving Bestrijdingsmiddelen en oppervlaktewaterkwaliteit : een inventarisatie van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de akker; en tuinbouw / A.G. Berends ; Instituut voor Onderzoek van Bestrijdingsmiddelen (IOB). - Lelystad : RWS, DBW, , [84] p. : fig., krt., tab. ; 30 cm In opdracht van: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Dienst Binnenwateren/RIZA (RWS, DBW). - periode uitvoering: febr. tot okt / begeleiding: H. de Heer ; met medew. van: C. van Beersum. - Met 1it.opg. - Met samenvatting Signatuur b72259 RDIJ b72547 RDIJ.- - C RIKZM --.. I C3169 NZ ---\ C11253 RIZA Onderwerp &-r-uidbestrijdingsmiddelen landbouw 63 waterverontreiniging tuinbouw /635.9 waterkwaliteit Geografische omschrijving Nederland (492) Documenttype MO Vestiging RIZA!/7 4! li I' &y/;:- -!5 I i I-, --.- L -^- \,

24

25 -7- Tot slot speelt de adsorptiecapaciteit van de bodem een rol bij uitspoeling van bestrijdingsmiddelen. Bij zandgronden, die een relatief geringe adsorptiecapaciteit bezitten, bestaat er een grotere kans op uitspoeling dan bij kleigronden. Om de uitspoeling te kunnen kwantificeren is er recent een model ontwikkeld, dat het concentratieverloop van een bestrijdingsmiddel in het grondwater berekent na toepassing van het middel op een akker (Van der Linden et al., 1988). Bovenstaande vindt plaats in het kader van de Steungroep M van de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen. Momenteel rekent het model nog onder standaard condities (bodemeigenschappen, dosering, regenval etc.), maar in de toekomst kan in een meer specifieke situatie de concentratie in het grondwater berekend worden. Wanneer dit model gekoppeld wordt aan een hydrologisch model dan kan op deze wijze uitspoeling van bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewater gesimuleerd worden. Naast de processen drift, afspoeling en uitspoeling kan droge depositie van bestrijdingsmiddelen leiden tot verontreiniging van oppervlaktewater. In regio's die gevoelig zijn voor winderosie kan het bestrijdingsmiddel, gebonden aan gronddeeltjes, vanaf het veld van toepassing meegenomen worden door de wind. Depositie van de gronddeeltjes op het oppervlaktewater leidt in dit geval tot een contaminatie met het bestrijdingsmiddel. De betekenis van deze emissieroute kan momenteel nog niet ingeschat worden, omdat de gegevens daarvoor ontbreken. De hiervoor besproken emissieroutes hebben grotendeels betrekking op buitenteelten. Omdat voor de kasteelten de emissieroutes vrij specifiek zijn wordt hier niet op ingegaan, maar wordt verwezen naar paragraaf Handelingen gerelateerd aan de feitelijke toepassing Bij een veldspuittoepassing is emissie naar oppervlaktewater in de eerste plaats mogelijk bij het aanmaken van de spuitvloeistof. Wanneer oppervlaktewater gebruikt wordt voor het vullen van de tank dan gebeurt dit vaak op speciale vaste plaatsen (de zogenaamde vulplaatsen). Door onoplettendheid van de toepasser of door een technische storing kan tijdens het vullen de tank overlopen, waarna de spuitvloeistof in het oppervlaktewater terecht kan komen. De resterende spuitvloeistof, die na toepassing achterblijft in de veldspuit, kan een bron vormen van oppervlaktewaterverontreiniging. Bij de analyse van de restantenproblematiek is het noodzakelijk om twee typen restanten te onderscheiden. Allereerst bestaat er een minimaal restant (dode volume van tank en leidingen). Dit is de hoeveelheid vloeistof, die niet via het spuiten uit de tank verwijderd kan worden. Daarnaast is er een werkrestant. Dit is de hoeveelheid vloeistof die na een bespuiting achterblijft in de tank. Of deze restanten een risico vormen voor oppervlaktewater hangt af van de manier waarop ze worden verwerkt. Het werkrestant kan in de eerste plaats verwerkt worden door een deel van het behandelde veld nogmaals te bespuiten. Het optreden van structuurbederf van de bodem en eventuele gewasschade zijn twee factoren die nadelig kunnen zijn ten aanzien van deze verwerkingswijze van het restant. Een risico voor gewasschade bestaat met name bij de toepassing van herbiciden. Naast het verspuiten van restvloeistof komt het voor dat zowel werkrestant als minimaal restant uit de tank verwijderd worden, door ze te laten weglopen op ongebruikte hoeken op het land of op het erf. Hetzelfde kan geschieden langs de weg, wanneer de bespuiting niet op het bedrijf zelf

26 -8- heeft plaatsgevonden. Een ernstige verontreiniging van oppervlaktewater kan vanzelfsprekend plaatsvinden wanneer het restant rechtstreeks op het oppervlaktewater wordt geloosd. Wanneer het restant verwerkt is, kan nog het spoelen van de veldspuit volgen. Indien dit geschiedt nabij oppervlaktewater, dan kan een lozing van spoelvloeistof leiden tot een contaminatie van oppervlaktewater met bestrijdingsmiddelen. Het grondig spoelen van de apparatuur zal met name plaatsvinden wanneer het gebruikte middel kan leiden tot gewasschade bij de volgende bespuiting. Naast het inwendig naspoelen van de spuitapparatuur kan ook het uitwendig afspuiten van de apparatuur leiden tot verontreiniging van oppervlaktewater, indien er een afvoer naar oppervlaktewater plaatsvindt. - In het voorgaande is de restantenproblematiek besproken in relatie tot het verspuiten van middelen. Andere toepassingstechnieken zullen in dit kader een geringere rol spelen, omdat ze minder gehanteerd worden of omdat het restant geen problemen oplevert ten aanzien van oppervlaktewater. Het gebruik van granulaten hoeft bijvoorbeeld niet te leiden tot contaminatie van oppervlaktewater, omdat een restant bewaard kan worden voor een volgende toepassing. Om een beter inzicht te krijgen in het belang van de in deze paragraaf genoemde emissieroutes voor de verontreiniging van oppervlaktewater heeft DBW/RIZA een opdracht verstrekt, waarbij door een enquetebureau getracht wordt dit gebruiksgedrag ten aanzien van bestrijdingsmiddelen nader te bestuderen. Aan de betrokken personen zal gevraagd worden hoe met bestrijdingsmiddelen wordt omgegaan. De rapportage van dit onderzoek zal plaatsvinden in het najaar van De emissie naar oppervlaktewater, ten gevolge van handelingen die gerelateerd zijn aan de feitelijke toepassing, heeft het karakter van een puntbron. Op één bepaalde plaats treedt een contaminatie met bestrijdingsmiddelen op. Drift, uitspoeling, afspoeling en droge depositie leiden tot een meer diffuse verontreiniging van het oppervlaktewater. Deze laatste emissieroutes zijn maar ten dele te voorkomen, terwijl de handelingen die gerelateerd zijn aan de feitelijke toepassing beter te beïnvloeden zijn. 3.2 Het lot van de stof Wanneer een middel, via één van de hiervoorgenoemde emiscieroutec, in het oppervlaktewater is terecht gekomen, dan zal het onderworpen worden aan processen die de verdeling van de stof in het watersysteem bepalen. Door stroming van het water zal een verdunning en verspreiding van het middel in het systeem plaatsvinden, Andere belangrijke processen die het lot van de stof (in tijd en ruimte) in het watersysteem bepalen zijn vervluchtiging, adsorptie, omzetting en opname door organismen. Deze zullen nu afzonderlijk besproken worden. Y Vervluchtiging De vervluchtiging van het middel uit het oppervlaktewater is in de eerste plaats afhankelijk van eigenschappen van het middel. Stoffen met een hoge dampdruk en geringe wateroplosbaarheid vervluchtigen snel door hun hoge hydrofobiciteit. Daarnaast zijn eigenschappen van het oppervlaktewater b " van invloed op de mate van vervluchtiging. De aanwezigheid van een "film" c- i===

27 -9- op het oppervlaktewater en turbulentie zijn hiervan twee voorbeelden Adsorptie Adsorptie en desorptie bepalen de mobiliteit van het middel in het oppervlaktewater-waterbodem systeem. Een stof die sterk hecht aan allerlei oppervlakken zal minder mobiel zijn. Adsorptie is tevens van belang omdat het de mate van vervluchtiging beïnvloedt. Ook heeft adsorptie consequenties voor de beschikbaarheid van stoffen voor organismen. Enerzijds zal dit de effecten op het aquatische ecosysteem beïnvloeden, anderzijds zal dit gevolgen kunnen hebben voor de mate waarin biodegradatie mogelijk is. Een parameter voor adsorptie is de adsorptie-coëfficiënt. Deze coëfficiënt geeft de verdeling van het middel tussen de vaste fase en de vloeibare fase weer (kubieke decimeterkg). De adsorptie-coëfficiënt kan geschat worden met de octanol/waterverdeling van het middel. Evenals bij vervluchtiging is adsorptie in een veldsituatie afhankelijk van twee soorten factoren. Allereerst spelen fysisch-chemische eigenschappen van het bestrijdingsmiddel een rol, zoals bijvoorbeeld wateroplosbaarheid en polariteit van het middel. In de tweede plaats zullen eigenschappen van het betreffende oppervlaktewater van belang zijn. Veel organische stof in het sediment, plantengroei en humuszuren bevorderen de adsorptie van het bestrij dingsmiddel Omzetting Chemische omzetting van een bestrijdingsmiddel in oppervlaktewater kan in principe via oxidatie, reductie en hydrolyse optreden. In vergelijking met oxidatie en reductie is van hydrolyse relatief veel bekend. Hydrolyse kan onder andere van belang zijn voor organo-fosforesters. Bij hoge ph vindt een vrij snelle hydrolytische omzetting plaats van deze groep stoffen. Fotochemische reacties kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de totale omzetting van het middel in het oppervlaktewater. Deze vorm van omzetting kan op twee wijzen geschieden. Enerzijds kan absorptie van de zonlichtenergie rechtstreeks plaatsvinden door het bestrijdingsmiddel. Anderzijds kan de benodigde energie voor de omzetting via andere stoffen ontvangen worden. Onder biodegradatie wordt verstaan het omzetten van stoffen door levende organismen. Allerlei organismen kunnen hieraan een bijdrage leveren, maar in het algemeen zijn micro-organismen het meest van belang in relatie tot de omzetting van bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater Opname door organismen Opname van bestrijdingsmiddelen door het biotische deel van het oppervlaktewater kan op twee manieren plaatsvinden. De stof kan in de eerste plaats direct opgenomen worden uit het water (bioconcentratie). Daarnaast kunnen aquatische organismen via het voedsel bestrijdingsmiddelen accumuleren (biomagnificatie). Voor de tegenwoordig gebruikte bestrijdingsmiddelen is de eerste opnameroute het meest van belang. Een maat voor bio-accumulatie is de bioconcentratiefactor (BCF). Deze /.- E= t

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas,

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas, Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas, 2012-2016 Indicator 16 January 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere

Nadere informatie

Het Toelatingsbeleid en de beschikbaarheid van middelen in de toekomst

Het Toelatingsbeleid en de beschikbaarheid van middelen in de toekomst Het Toelatingsbeleid en de beschikbaarheid van middelen in de toekomst Themadag Gewasgezondheid 8 maart 2012 Inhoud Gewasbeschermingsmiddelen: van ontwikkeling tot gebruik Het toelatingsbeleid De nieuwe

Nadere informatie

Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) op de waterkwaliteit.

Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) op de waterkwaliteit. Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling/RIZA Samenvatting van: Effecten van het Lozingenbesluit

Nadere informatie

Mechanische en andere niet-chemische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector en gewas,

Mechanische en andere niet-chemische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector en gewas, Mechanische en andere niet-chemische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector en gewas, 2012-2016 Indicator 16 januari 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele

Nadere informatie

AGRICHEM PIRIMICARB W1 TOELATINGSNUMMER

AGRICHEM PIRIMICARB W1 TOELATINGSNUMMER AGRICHEM PIRIMICARB W1 TOELATINGSNUMMER : 12236 N AARD VAN HET PREPARAAT : WATER DISPERGEERBAAR GRANULAAT WERKZAME STOF : PIRIMICARB GEHALTE : 50% Bevat pirimicarb. Kan een allergische reactie veroorzaken.

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2000-2012 Indicator 30 maart 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 37 Besluit van 23 januari 1995, houdende regelen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (Besluit milieutoelatingseisen

Nadere informatie

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2012-2016 Indicator 16 januari 2019 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

400 g/l pendimethalin

400 g/l pendimethalin Stomp 400 SC Toelatingsnummer 10766 N W.14 Productgroep: herbicide Formulering: suspensie concentraat Werkzame stof: 400 g/l pendimethalin N: Milieugevaarlijk Waarschuwingszinnen: 50/53 Zeer vergiftig

Nadere informatie

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas,

Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas, Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per gewas, 1995-2012 Indicator 30 juni 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

WIJ BEATRIX, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE- NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ.

WIJ BEATRIX, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE- NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ. ONTWERP WIJ BEATRIX, BIJ DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE- NASSAU, ENZ. ENZ. ENZ. Besluit van..., houdende wijziging van het Besluit gebruik meststoffen en het Besluit glastuinbouw

Nadere informatie

Regelgeving effluent en restmateriaal uit biobedden. H.A.E. de Werd

Regelgeving effluent en restmateriaal uit biobedden. H.A.E. de Werd Regelgeving effluent en restmateriaal uit biobedden H.A.E. de Werd Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit PPO nr. 3261074007_3 december 2007 2007 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen

Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen DLV Plant Postbus 7001 6700 CA Wageningen Agro Business Park 65 6708 PV Wageningen T 0317 49 15 78 F 0317 46 04 00 In opdracht van: Begeleidende groep

Nadere informatie

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen,

Afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen, Indicator 6 november 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De afzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen

Nadere informatie

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 1. TOELATING TOEVOEGINGSSTOF Op d.d. 21 december 2012 hebben we een aanvraag 20121404 TT voor de toelating van een toevoegingsstof

Nadere informatie

Welkom bij LTO afdeling Oldambt. Marja Nauta Wim Verhaar

Welkom bij LTO afdeling Oldambt. Marja Nauta Wim Verhaar Welkom bij LTO afdeling Oldambt Presentatie door: Marja Nauta Wim Verhaar 1 Totaal gebied Deel gebied 2 Gegevens waterkwaliteit meetnet Oldambt. Overschrijdingen GBM hele gebied 3 Overschrijding GBM per

Nadere informatie

Erfemissie-scan -----WATERKWALITEIT----- HET IS IN IEDERS BELANG OM DIT TE VOORKOMEN!! MAAR DIT GAAT DUS OOK OVER :

Erfemissie-scan -----WATERKWALITEIT----- HET IS IN IEDERS BELANG OM DIT TE VOORKOMEN!! MAAR DIT GAAT DUS OOK OVER : -----WATERKWALITEIT----- MAAR DIT GAAT DUS OOK OVER : -Verlies van toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen. -Indirect : verdwijnen van teelten uit Nederland Verlies van inkomen voor de primaire sector.

Nadere informatie

GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING IN DE WITLOOFTEELT INLEIDING EN WETGEVEND KADER

GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING IN DE WITLOOFTEELT INLEIDING EN WETGEVEND KADER GEÏNTEGREERDE GEWASBESCHERMING IN DE WITLOOFTEELT INLEIDING EN WETGEVEND KADER Marleen Mertens Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) INVLOED VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN Positieve effecten: Bijdrage

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20077 21 april 2016 Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken 8 april 2016, nr. 16052648, houdende tijdelijke

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU SYNGENTA CROP PROTECTION N.V. Postbus 512 NL 4600 AM Bergen Op Zoom NEDERLAND Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Meststoffen Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding FMC Chemical S.P.R.L rue

Nadere informatie

Zwarte lijst schadelijke bestrijdingsmiddelen

Zwarte lijst schadelijke bestrijdingsmiddelen Milieudefensie en Stichting Natuur en Milieu hebben een lijst opgesteld met twaalf schadelijke bestrijdingsmiddelen. Deze bestrijdingsmiddelen worden in Europa toegepast en zijn hierdoor deels terug te

Nadere informatie

Oikos. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions

Oikos. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions Oikos Toelatingsnummer 15729 N Wnr W.0 Productgroep Insecticide Aard van het preparaat Emulgeerbaar concentraat Werkzame stof en gehalte azadirachtine (26 g/l) Classificatie De identiteit van alle stoffen

Nadere informatie

Milieubelasting van de meest belastende bestrijdingsmiddelen uit 1992 Trends tussen 1992 en 2003

Milieubelasting van de meest belastende bestrijdingsmiddelen uit 1992 Trends tussen 1992 en 2003 Milieubelasting van de meest belastende bestrijdingsmiddelen uit 1992 Trends tussen 1992 en 2003 P.C. Leendertse C.J.A. Hin G.J.H. de Vries Centrum voor Landbouw en Milieu Utrecht, september 2001 CLM 512-2001

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FMC Chemical S.P.R.L rue Royale 97 1000 Bruxelles Dienst Gewasbeschermingsmiddelen en Meststoffen Directoraat-generaal

Nadere informatie

Gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen: validatie emissies en waterkwaliteit

Gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen: validatie emissies en waterkwaliteit 17/3/214 Gewasbeschermingsmiddelen in Vlaanderen: validatie emissies en waterkwaliteit Emissie Symposium, Utrecht, 13 maart 214 Leen Van Esch, Ingeborg Joris, Guy Engelen en Piet Seuntjens Doelstelling

Nadere informatie

Regalis Plus. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions

Regalis Plus. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions Regalis Plus Toelatingsnummer 14343 N Wnr W.2 Productgroep Groeiregulator Aard van het preparaat Water dispergeerbaar granulaat Werkzame stof(fen) en gehalte(n) prohexadion-calcium (100g/kg) Classificatie

Nadere informatie

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas.

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas. Report 1695.N.17 Mestbewerking en Waterkwaliteit een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas de samenvatting Rapport 1695.N.17 Mestbewerking en Waterkwaliteit Een case studie voor waterschap

Nadere informatie

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen,

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen, Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen, 1998-2008 Indicator 17 december 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn Resultaten Systeemonderzoek Vredepeel geven aan: Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn Themadag NBV, Wageningen, 8 november 2013 Janjo de Haan Nieuw mestbeleid

Nadere informatie

Rol adviseur cruciaal in toekomstige (behoud van) bloembollenteelt. Agrodis 20 november 2014 Jan Bouwman Manager Duurzaamheid & Stewardship

Rol adviseur cruciaal in toekomstige (behoud van) bloembollenteelt. Agrodis 20 november 2014 Jan Bouwman Manager Duurzaamheid & Stewardship Rol adviseur cruciaal in toekomstige (behoud van) bloembollenteelt Agrodis 20 november 2014 Jan Bouwman Manager Duurzaamheid & Stewardship Zonale toelatings proces EU (Her) registratie dossier Syngenta

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Samenvatting, conclusies en aanbevelingen De laatste jaren worden in toenemende mate geneesmiddelen voor mens en dier a aangetroffen in het milieu. Van enkele van die middelen is bekend dat ze bij vissen,

Nadere informatie

Schoon eindigen voor een schone start

Schoon eindigen voor een schone start Schoon eindigen voor een schone start Reinigen en Ontsmetten Najaar 2013 Om een goede en vooral schone start met uw nieuwe teelt te maken is het van belang om op het gebied van ziekten en plagen zo schoon

Nadere informatie

Gezondheid & Voeding

Gezondheid & Voeding Hoeveelheid bestrijdingsmiddelen op groenten en fruit Bestrijdingsmiddelen zijn middelen die gebruikt worden op onder meer groenten en fruit om gewassen te beschermen tegen ziekten, plagen en onkruid.

Nadere informatie

Pyramin DF. BASF Nederland B. V., Divisie Agro. Toelatingsnummer N W.8

Pyramin DF. BASF Nederland B. V., Divisie Agro. Toelatingsnummer N W.8 Pyramin DF Toelatingsnummer 12228 N W.8 Productgroep: Formulering: herbicide water dispergeerbaar granulaat Werkzame stof: chloridazon (65%) De identiteit van alle stoffen in het mengsel die bijdragen

Nadere informatie

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN Toelatingsnummer HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 1 WIJZIGING TOELATING Gelet op het verzoek d.d. 20 januari 2014 van Syngenta Crop Protection B.V. Jacob Obrechtlaan

Nadere informatie

fungicide suspensie concentraat 400 g/l pyrimenthanil 4 x 5 l GEVAAR

fungicide suspensie concentraat 400 g/l pyrimenthanil 4 x 5 l GEVAAR Scala Toelatingsnummer 11555 N W.4 Productgroep: Formulering: De identiteit van alle stoffen in het mengsel die bijdragen tot de indeling van het mengsel: Werkzame stof: Verpakking: Gevarenaanduidingen:

Nadere informatie

Paraat. BASF Nederland B. V., Divisie Agro WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT. Toelatingsnummer 11432 N W.7 Productgroep: fungicide Formulering:

Paraat. BASF Nederland B. V., Divisie Agro WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT. Toelatingsnummer 11432 N W.7 Productgroep: fungicide Formulering: Paraat Toelatingsnummer 11432 N W.7 Productgroep: fungicide Formulering: spuitpoeder Werkzame stof: 50% dimethomorf Verpakking: 10 x 1 l en 1 x 10 l Gevarenaanduidingen: H412 Schadelijk voor in het water

Nadere informatie

Emissie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen: knelpunten en oplossingen Themabijeenkomst Potanthurium 10 november 2009

Emissie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen: knelpunten en oplossingen Themabijeenkomst Potanthurium 10 november 2009 Emissie van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen: knelpunten en oplossingen Themabijeenkomst Potanthurium 10 november 2009 Ellen Beerling Wageningen UR Glastuinbouw Knelpunten Waarom aandacht aan emissie

Nadere informatie

Bijlage A. Stikstofgebruiksnormen behorende bij artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Bijlage A. Stikstofgebruiksnormen behorende bij artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet Bijlage A. Stikstofgebruiksnormen behorende bij artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet Gewas Klei Zand/löss en Veen 2006 2007 2008 2009 2006 2007 2008 2009 Grasland (kg N per ha per jaar)

Nadere informatie

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn Resultaten Systeemonderzoek Vredepeel geven aan: Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn BAVB workshop 11 februari 2014 Janjo de Haan Nieuw mestbeleid heeft

Nadere informatie

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.M. de Vries.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J.M. de Vries. VW Regeling meldingen Lozingenbesluit open teelt en veehouderij Regeling houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot gegevens, die bij een melding van voorgenomen agrarische activiteiten

Nadere informatie

Gazelle Toelatingsnummer: N W.4 Formulering: Wateroplosbaar granulaat Werkzame stof: acetamiprid Gehalte: 20% Inhoud: 1 kg, 5 kg

Gazelle Toelatingsnummer: N W.4 Formulering: Wateroplosbaar granulaat Werkzame stof: acetamiprid Gehalte: 20% Inhoud: 1 kg, 5 kg Gazelle Toelatingsnummer: 12809 N W.4 Formulering: Wateroplosbaar granulaat Werkzame stof: acetamiprid Gehalte: 20% Inhoud: 1 kg, 5 kg Signaalwoord: Waarschuwing Gevarenaanduidingen: Schadelijk bij inslikken.

Nadere informatie

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen,

Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen, Belasting van het milieu door gewasbeschermingsmiddelen, 1998-2010 Indicator 15 februari 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Cadmium en lood in landbouwgewassen. in de Kempen, najaar Voedsel en Waren Autoriteit

Cadmium en lood in landbouwgewassen. in de Kempen, najaar Voedsel en Waren Autoriteit Cadmium en lood in landbouwgewassen in de Kempen, najaar 2005 Voedsel en Waren Autoriteit november 2005 1 1. Inleiding Bekend is dat door zinkraffinaderijen, gevestigd in het Belgische deel van de Kempen,

Nadere informatie

50% dimethomorf. 51/53 Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.

50% dimethomorf. 51/53 Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken. Paraat Toelatingsnummer 11432 N W.7 Productgroep: fungicide Formulering: spuitpoeder Werkzame stof: 50% dimethomorf N: Milieugevaarlijk Waarschuwingszinnen: 51/53 Vergiftig voor in het water levende organismen;

Nadere informatie

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN Toelatingsnummer HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 1 AFGELEIDE TOELATING Gelet op de aanvraag d.d. 9 december 2014 (20146682 AG) van Syngenta Crop Protection B.V.

Nadere informatie

Activiteitenbesluit milieubeheer

Activiteitenbesluit milieubeheer Activiteitenbesluit milieubeheer Beschikking met maatwerkvoorschrift ten behoeve van een smallere teeltvrije zone verleend aan: J. Zijderveld Lozingsadres: Sternweg 23 Zeewolde op de kavels z:w043 en z:w044

Nadere informatie

Ultima een duurzaam alternatief voor onkruidbestrijding

Ultima een duurzaam alternatief voor onkruidbestrijding Ultima een duurzaam alternatief voor onkruidbestrijding Inhoud presentatie 1. Wetgeving GBM buiten de landbouw 2. Wat is Ultima 3. Hoe werkt Ultima 4. Waarom Ultima 5. Hoe wordt Ultima toegepast 6. One

Nadere informatie

ISG De heer P. Carton Oostpolder XT EEMSHAVEN. Gedoogbeschikking. Geachte heer Carton,

ISG De heer P. Carton Oostpolder XT EEMSHAVEN. Gedoogbeschikking. Geachte heer Carton, ISG De heer P. Carton Oostpolder 4 9979 XT EEMSHAVEN Uw brief van: 2 maart 2016 Groningen, 29 maart 2016 Uw kenmerk: PC 001 Ons kenmerk: Z/16/000375/1 Behandeld door: I.F. (Iris) Nijhof Bijlage(n): - Onderwerp:

Nadere informatie

1 Teeltgebieden in Nederland

1 Teeltgebieden in Nederland 1 Teeltgebieden in Nederland Oriëntatie Als beginnend vakgenoot heb je je misschien wel eens afgevraagd waar je je planten vandaan moet halen. Uiteraard niet bij de bloemist op de hoek, maar ook niet bij

Nadere informatie

Voorbeeld. Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen

Voorbeeld. Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor mens en milieu te voorkomen Artikelnaam: Teldor Artikelnummer: 2494705 Toelatingsnummer: 12130 N - W4 Aard van het preparaat: granulaat of korrel Werkzame stof:

Nadere informatie

50% dimethomorf. 51/53 Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.

50% dimethomorf. 51/53 Vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken. Paraat Toelatingsnummer 11432 N W.6 Productgroep: fungicide Formulering: spuitpoeder Werkzame stof: 50% dimethomorf N: Milieugevaarlijk Waarschuwingszinnen: 51/53 Vergiftig voor in het water levende organismen;

Nadere informatie

SKB-Showcase. Praktijkdemo s met ondernemers uit de akker- en tuinbouw. Slotbijeenkomst SKB Showcase Biezenmortel 11 december 2014

SKB-Showcase. Praktijkdemo s met ondernemers uit de akker- en tuinbouw. Slotbijeenkomst SKB Showcase Biezenmortel 11 december 2014 Nutriënten Management Instituut B.V. Postbus 250, 6700 AG Wageningen T: 088 8761280 E: nmi@nmi-agro.nl I: www.nmi-agro.nl SKB-Showcase Praktijkdemo s met ondernemers uit de akker- en tuinbouw Romke Postma

Nadere informatie

Dow AgroSciences. DowAgroSciences PRIMUS * UN L PET DEZE VERPAKKING IS BEDRIJFSAFVAL MILIEUGEVAARLIJK HERBICIDE P

Dow AgroSciences. DowAgroSciences PRIMUS * UN L PET DEZE VERPAKKING IS BEDRIJFSAFVAL MILIEUGEVAARLIJK HERBICIDE P DowAgroSciences PRIMUS * HERBICIDE ONKRUIDBESTRIJDINGSMIDDEL IN DE TEELT VAN WINTERGRANEN, ZOMERGRANEN, MAIS, GRASZAAD, WEILAND, GAZONS, SPORTVELDEN EN GRASGROENBEMESTERS TOELATINGSNUMMER : 12175 N W3

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 503 Besluit van 12 november 1999, houdende aanwijzing van andere taken van het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (Besluit andere

Nadere informatie

Kumulus S. BASF Nederland B. V., Divisie Agro WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

Kumulus S. BASF Nederland B. V., Divisie Agro WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT Kumulus S Toelatingsnummer 6147 N W.5 Productgroep: fungicide Formulering: granulaat of korrel Werkzame stof: 80% zwavel Verpakking: 1 x 15 kg Voorzorgsmaatregelen: Zorg ervoor dat u met het product of

Nadere informatie

Hét kiemremmingsmiddelen voor aardappelen en uien

Hét kiemremmingsmiddelen voor aardappelen en uien GROEIREGULATOREN Hét kiemremmingsmiddelen voor aardappelen en uien - Zorgeloze start van kiemremming Behoud van uitwendige kwaliteit Beperking van inwendige kieming Uitstekende korrelformulering met een

Nadere informatie

Spirit Fungicide Werkzame stof: Aard van het preparaat: Resistentiecode: Scan voor gebruik Toelatingsnummer: 13168N Toelatingshouder: Productname

Spirit Fungicide Werkzame stof: Aard van het preparaat: Resistentiecode: Scan voor gebruik Toelatingsnummer: 13168N Toelatingshouder: Productname Spirit Bescherming tegen onder andere vuur tijdens de groei en bloei Fungicide Werkt preventief en curatief door de combinatie van 2 actieve stoffen Ter bestrijding van schimmels in diverse teelten zoals

Nadere informatie

10 L Mirage is een geregistreerd handelsmerk. Fungicide. Breed werkend fungicide

10 L Mirage is een geregistreerd handelsmerk. Fungicide. Breed werkend fungicide Mirage Plus 570 SC Zacht geformuleerd breedwerkend fungicide voor gebruik tegen vele schimmels op de bollen en in het gewas Fungicide Breed werkend fungicide Voor het gebruik in onder andere gladiool,

Nadere informatie

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN Toelatingsnummer HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 1 WIJZIGING TOELATING Gelet op het verzoek d.d. 4 februari 2014 (20140170 NLWATG) van Syngenta Crop Protection B.V.

Nadere informatie

Activiteitenbesluit milieubeheer

Activiteitenbesluit milieubeheer Activiteitenbesluit milieubeheer Beschikking met een maatwerkvoorschrift ten behoeve van een smallere teeltvrije zone verleend aan: F.A. van Gastel Lozingsadres: Vliegtuigweg 22 Ens op kavel n:p005 voor

Nadere informatie

Ter onderbouwing van het advies aan de minister van VWS zijn daarnaast de volgende specifieke vragen geformuleerd:

Ter onderbouwing van het advies aan de minister van VWS zijn daarnaast de volgende specifieke vragen geformuleerd: > Retouradres Postbus 43006 3540 AA Utrecht Aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling & Catharijnesingel 59 3511 GG Utrecht Postbus 43006 3540

Nadere informatie

Gewasbeschermingsmonitor

Gewasbeschermingsmonitor Gewasbeschermingsmonitor Algemene informatie Gewasbeschermingsmonitor vervangt gewasbeschermingsplan Bij de gewasbeschermingsmonitor gaat het om diverse teeltmaatregelen. Denk hierbij aan teeltfrequentie

Nadere informatie

SPECIMEN BELVEDERE TRIPEL 5 L. Herbicide. Zeer effectief in de na-opkomst bestrijding van grassen en breedbladige onkruiden

SPECIMEN BELVEDERE TRIPEL 5 L. Herbicide. Zeer effectief in de na-opkomst bestrijding van grassen en breedbladige onkruiden Zeer effectief in de na-opkomst bestrijding van grassen en breedbladige onkruiden Werkzame stof: Aard van het preparaat: Suspo-emulsie Resistentiegroep: C1, N Toelatingshouder: ADAMA Registrations B.V.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 212 Besluit van 22 april 2002, houdende wijziging van het Besluit milieutoelatingseisen niet-landbouwbestrijdingsmiddelen (implementatie biocidenrichtlijn)

Nadere informatie

Verigal D TEGEN ONKRUIDEN. inhoud: 5 L e. Batch nr:

Verigal D TEGEN ONKRUIDEN. inhoud: 5 L e. Batch nr: Verigal D TEGEN ONKRUIDEN werkzame stoffen: 308 g/l Mecoprop-p 250 g/l Bifenox formulering: suspensie concentraat (SC) toelatingsnummer: 10194 N W.3 nooit de verpakking open laten staan goed schudden voor

Nadere informatie

Verwerking water met resten van gewasbeschermingsmiddelen

Verwerking water met resten van gewasbeschermingsmiddelen Verwerking water met resten van gewasbeschermingsmiddelen Rik de Werd Samenwerken aan een schone Maas 1 december 2010 Foto s: PPO, TOPPS, PC Fruit Inhoud presentatie Vullen en reinigen: perceel of erf?

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 18289 2 juli 2014 Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken 24 juni 2014 nr. 14099747, houdende tijdelijke

Nadere informatie

Naar een verantwoorde gewasbescherming voor Drentse gewassen

Naar een verantwoorde gewasbescherming voor Drentse gewassen Naar een verantwoorde gewasbescherming voor Drentse gewassen Symposium Bestrijdingsmiddelen in, 16 februari 2018 Samenwerken aan schoon water Ir. Jelmer Buijs, Buijs Agro-Services Bennekom Problemen met

Nadere informatie

Regalis Plus. BASF Nederland B. V., Divisie Agro. Toelatingsnummer N W.1. Water dispergeerbaar granulaat WAARSCHUWING. Gevarenaanduidingen:

Regalis Plus. BASF Nederland B. V., Divisie Agro. Toelatingsnummer N W.1. Water dispergeerbaar granulaat WAARSCHUWING. Gevarenaanduidingen: Regalis Plus Toelatingsnummer 14343 N W.1 Productgroep: groeiregulator Formulering: Water dispergeerbaar granulaat Werkzame stof: 100g/kg prohexadion-calcium Gevarenaanduidingen: WAARSCHUWING H317 H411

Nadere informatie

Besluit lozing afvalwater huishoudens

Besluit lozing afvalwater huishoudens Besluit lozing afvalwater huishoudens Ontheffing voor de lozingssituatie van: G.J., G. en R. Luimes Lozingsadres: Bomenweg 20 Emmeloord Waterschap Zuiderzeeland Team Waterprocedures Postbus 229 8200 AE

Nadere informatie

Hergebruik van recirculatiewater in de aardbei stellingteelt

Hergebruik van recirculatiewater in de aardbei stellingteelt Hergebruik van recirculatiewater in de aardbei stellingteelt Bij de teelt van aardbeien op stellingen is het mogelijk om water en mineralen optimaler te gebruiken. Van de bemesting (stikstof en fosfaat)

Nadere informatie

Let op: niet toepassen in bestaand gazon. Wettelijk gebruiksvoorschrift. Dit etiket is een boekje. Trek deze open rechts onderin.

Let op: niet toepassen in bestaand gazon. Wettelijk gebruiksvoorschrift. Dit etiket is een boekje. Trek deze open rechts onderin. Verkoop alleen toegestaan in onze ongeopende originele verpakking. Verpakking mag niet opnieuw worden gebruikt. Voor schade door onoordeelkundig gebruik wordt geen aansprakelijkheid genomen. Waarschuwingszinnen

Nadere informatie

Zorg ervoor dat u met het product of zijn verpakking geen water verontreinigt.

Zorg ervoor dat u met het product of zijn verpakking geen water verontreinigt. Een onkruidbestrijdingsmiddel o.a. in teelt van suikerbieten BETTIX SC TOELATINGSNUMMER AARD VAN HET PREPARAAT WERKZAME STOF GEHALTE W2 : 11503 N : SUSPENSIE CONCENTRAAT (SC) : METAMITRON : 700 G/L GEVARENAANDUIDINGEN

Nadere informatie

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken; Vrijstelling op grond van artikel 46, eerste lid, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden inzake de biociden VectoBacWG, VectoMax en Aqua-K-Othrine (Vrijstelling biociden exotische muggen 2014) IENM/BSK-2014/103462

Nadere informatie

Nieuwe versie GobalGap

Nieuwe versie GobalGap Nieuwe versie GobalGap HET GEBRUIK VAN MEST EN MESTSTOFFEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG Mest en andere natuurlijke meststoffen zijn een potentiële bron van microbiële gevaren. Producenten dienen een risico-inventarisatie

Nadere informatie

Boxer WG en aanbevelingen, 10701 N W.10 bij etiketinstructie versie 10

Boxer WG en aanbevelingen, 10701 N W.10 bij etiketinstructie versie 10 Boxer WG en aanbevelingen, 10701 N W.10 bij etiketinstructie versie 10 Wettelijk Gebruiksvoorschrift Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel in de volgende sgebieden

Nadere informatie

Rapportage Gewasbescherming Controleresultaten Akkerbouw Datum Februari 2015

Rapportage Gewasbescherming Controleresultaten Akkerbouw Datum Februari 2015 Rapportage Gewasbescherming Controleresultaten Akkerbouw 2013 Datum Februari 2015 Rapport evaluatie akkerbouw Februari 2015 Colofon Nalevingsindicatie akkerbouw 2013 Versienummer 1 Divisie Landbouw &

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN SYNGENTA CROP PROTECTION N.V. POSTBUS

Nadere informatie

Stomp 400 SC. BASF Nederland B. V., Divisie Agro WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT. Toelatingsnummer 10766 N W.22 Productgroep: herbicide Formulering:

Stomp 400 SC. BASF Nederland B. V., Divisie Agro WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT. Toelatingsnummer 10766 N W.22 Productgroep: herbicide Formulering: Stomp 400 SC Toelatingsnummer 10766 N W.22 Productgroep: herbicide Formulering: suspensie concentraat Werkzame stof: 400 g/l pendimethalin Verpakking: 10 x 1 l en 2 x 10 l Gevarenaanduidingen: WAARSCHUWING

Nadere informatie

Schoon Water Brabant 6 maart 2014

Schoon Water Brabant 6 maart 2014 Indeling lezing Aanpak erfemissies Richard Korver Adviseur akkerbouw Specialist mechanisatie Activiteitenbesluit Beperken restvloeistof Inwendig reinigen van de veldspuit Opvangen restvloeistof en spoelwater

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 68 Wet van 25 januari 2001, houdende wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen) Wij Beatrix,

Nadere informatie

Activiteitenbesluit milieubeheer

Activiteitenbesluit milieubeheer Activiteitenbesluit milieubeheer Beschikking met maatwerkvoorschrift ten behoeve van een smallere teeltvrije zone verleend aan: Den Ouden Heuvel Lozingsadres: Colijnweg 17 Dronten op de kavels o:l049a

Nadere informatie

Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn

Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn Gerard Velthof Meststoffenwet Implementatie van de Nitraatrichtlijn: Minder dan 50 mg nitraat per l in grond- en

Nadere informatie

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken

Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig bekeken Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Postbus 30945 2500 GX Den Haag TCB S37(1998) Den Haag, 21 oktober 1998 Betreft: Advies over de concept-beleidsnota Grond grondig

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 24 071 Wateroverlast in Nederland Nr. 56 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Jantineke Hofland Zijlstra, Wageningen UR Glastuinbouw

Jantineke Hofland Zijlstra, Wageningen UR Glastuinbouw Toepassing van moleculaire technieken voor monitoring van bodemschimmels in de glastuinbouw: van droom naar werkelijkheid Jantineke Hofland Zijlstra, Wageningen UR Glastuinbouw Monitoring schimmels in

Nadere informatie

5 L Nimrod is een geregistreerd handelsmerk FUNGICIDE

5 L Nimrod is een geregistreerd handelsmerk FUNGICIDE Nimrod Vloeibaar Unieke meeldauw bestrijding in vele gewassen Gewas Aardbei, appel, boomkwekerijgewas, komkommer, roos, vaste plant FUNGICIDE Werkzame stof: Bupirimaat 250 g/l (27,2 % w/w) Formulering:

Nadere informatie

ONDERBOUWING TOELICHTING SPUITZONE TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN

ONDERBOUWING TOELICHTING SPUITZONE TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN ONDERBOUWING TOELICHTING SPUITZONE TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN Aan de Waalseweg 83 te Tull en t Waal is een fruitteeltbedrijf gevestigd. Op de percelen, kadastraal aangeduid als Houten, sectie I, nrs.

Nadere informatie

CORZAL W3. EUH401 Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen.

CORZAL W3. EUH401 Volg de gebruiksaanwijzing om gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen. CORZAL TOELATINGSNUMMER AARD VAN HET PREPARAAT WERKZAME STOF GEHALTE W3 : 12433 N : SUSPO EMULSIE (SE) : FENMEDIFAM : 157 G/L GEVARENAANDUIDINGEN H290 Kan bijtend zijn voor metalen. H319 Veroorzaakt ernstige

Nadere informatie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU DG Dier, Plant en Voeding (DG4) DIENST GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN MESTSTOFFEN DOW AGROSCIENCES B.V. SNEEUWBESLAAN

Nadere informatie

Van gewasbescherming naar integrale aanpak plantgezondheid

Van gewasbescherming naar integrale aanpak plantgezondheid Van gewasbescherming naar integrale aanpak plantgezondheid Helma Verberkt Beleidsspecialist Gewasbescherming / Plantgezondheid LTO Glaskracht Nederland 4 december 2013 Ontwikkelingen op nationaal en Europees

Nadere informatie

Rapportage gewasbescherming Inspectieresultaten boomteelt/vaste planten

Rapportage gewasbescherming Inspectieresultaten boomteelt/vaste planten Rapportage gewasbescherming Inspectieresultaten boomteelt/vaste planten Datum December 2015 Colofon Inspectieresultaten Boomteelt/vaste planten Gewasbescherming Divisie Landbouw & natuur Catharijnesingel

Nadere informatie

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen Resultaten uit onderzoek PPO en andere WUR-instituten Willem van Geel, PPO-AGV, 8-11-2012, Bergeijk Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Bromotril 5 L HERBICIDE. Na-opkomst bestrijding van breedbladige onkruiden. De effectieve bestrijder van breedbladige onkruiden

Bromotril 5 L HERBICIDE. Na-opkomst bestrijding van breedbladige onkruiden. De effectieve bestrijder van breedbladige onkruiden De effectieve bestrijder van breedbladige onkruiden Gewas Lijnzaad, opkweek-asperge, prei, sjalot, ui, vezelvlas Werkzame stof: Bromoxynil 250 g/l (23,4 % w/w) Formulering: Suspensie concentraat (SC) Resistentiecode:

Nadere informatie

abcdefgh Rijkswaterstaat IV Onkruidbestrijding verhardingen

abcdefgh Rijkswaterstaat IV Onkruidbestrijding verhardingen abcdefgh Rijkswaterstaat IV Onkruidbestrijding verhardingen Contactpersoon: Rob Faasen December 2003 Inhoudsopgave........................................................................................

Nadere informatie

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)

Nadere informatie

Besluit lozing afvalwater huishoudens

Besluit lozing afvalwater huishoudens Besluit lozing afvalwater huishoudens Ontheffing voor de lozingssituatie van: C. Straver Lozingsadres: Ketelweg 34 Dronten Waterschap Zuiderzeeland Team Waterprocedures Postbus 229 8200 AE LELYSTAD telefoon:

Nadere informatie

Frontier Optima. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions

Frontier Optima. BASF Nederland B.V., Agricultural Solutions Frontier Optima Toelatingsnummer 12283 N Wnr W.4 Productgroep Herbicide Aard van het preparaat Emulgeerbaar concentraat Werkzame stof(fen) en gehalte(n) dimethenamide-p (64%) Classificatie De identiteit

Nadere informatie