INSPIRE Infrastructure for Spatial Information in Europe. Rapportage monitoring INSPIRE 2011

Transcriptie

1 Infrastructure for Spatial Information in Europe Rapportage monitoring INSPIRE 2011

2 Titel Rapportage monitoring 2011 Auteur Geonovum Datum April 2012 Onderwerp Monitoringsrapportage INSPIRE in Nederland over het jaar 2011 Status concept Uitgever Geonovum Type Verantwoordingsrapportage Beschrijving Dit document rapporteert over de voortgang van de invoering van INSPIRE in Nederland Contributor Format Template for the INSPIRE country report Source Rights Identifier Taal Relation Coverage Nederlands Versie Datum Aangepast door Opmerkingen nummer Geonovum Eerste concept op basis van ontvangen mutaties providers Geonovum redactionele aanpassingen Geonovum Verwerking redactionele Aanpassingen CAN / MG Geonovum Definitief tbv stuurgroep 19 april Geonovum Defintief voor verzending aan I&M 23-Apr-12 1

3 Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Informatie over dit document Monitoring Inleiding Indicatoren Uitgangspunten Aanwezigheid van metadata Aanwezigheid van metadata bij datasets Aanwezigheid van metadata bij spatial datadiensten INSPIRE-conforme metadata INSPIRE-conforme metadata van de datasets INSPIRE-conforme metadata van de spatial datadiensten Geografische dekking datasets INSPIRE-conforme datasets Toegankelijkheid van metadata via zoekdiensten Toegankelijkheid van metadata van datasets via zoekdiensten Toegankelijkheid van metadata van spatial datadiensten via zoekdiensten Toegankelijkheid van datasets via raadpleeg- en downloaddiensten Toegankelijkheid van datasets via raadpleegdiensten Toegankelijkheid van datasets via downloaddiensten Gebruik van netwerkdiensten Gebruik zoekdiensten Gebruik raadpleegdiensten Downloaddiensten Transformatiediensten Oproepdiensten Conformiteit netwerkdiensten Conformiteit netwerk zoekdiensten Conformiteit netwerk raadpleegdiensten Conformiteit netwerk downloaddiensten Conformiteit netwerk transformatiediensten Conformiteit netwerk oproepdiensten Conclusie monitoring Bijlage A Overzicht Indicatoren (INSPIRE-format) Bijlage B Brondocumentatie Apr-12 2

4 Samenvatting Dit document is de toelichting bij de de kwantitatieve monitoringsrapportage INSPIRE over De resultaten zijn in vergelijking tot voorgaande jaren weergegeven en toegelicht. De belangrijkste doelgroepen van deze rapportage zijn het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (opdrachtgever), Geonovum (implementatie ondersteuning INSPIRE) en alle INSPIRE dataproviders. De monitoringsrapportage, in de vorm van een spreadsheet, is een jaarlijkse verplichting in het kader van de kwantitatieve monitoring bij de invoering van INSPIRE in de EU lidstaten. In Nederland wordt, na goedkeuring door de stuurgroep INSPIRE, de rapportage-spreadsheet over 2011 in mei naar de Europese Commissie gestuurd. Gedurende de invoering van INSPIRE moet naast de kwantitatieve rapportage ook 3-jaarlijks kwalitatief gerapporteerd worden. De eerstvolgende kwalitatieve rapportage vindt plaats over het jaar In het kader van de monitoringsrapportage 2011 zijn in februari en maart 2012 door Geonovum diverse acties ondernomen om de benodigde gegevens te verzamelen. Als uitgangspunt zijn de gegevens uit de conformiteitstoetsen van december 2011 gebruikt. Er is een mutatieformulier, vooraf ingevuld met alle gegevens die reeds bekend waren over de datasets van Annex I en II verzonden aan de betreffende dataproviders, aangevuld met invulinstructies. De dataproviders hebben vervolgens de informatie gecontroleerd en zo nodig aangevuld en toegelicht. Alle ingezonden formulieren zijn verwerkt in de rapportage spreadsheet, toelichtingen zijn verwerkt in dit document. De monitoringsrapportage over 2011 bevat de informatie die is verkregen van de (voorlopig) aangemerkte dataproviders van Annex I en II. De informatie van Annex III is overgenomen uit de monitoringsrapportage over 2010 en niet gewijzigd in Door de stuurgroep is op 11 januari 2012 besloten om deze gegevens niet aan te passen omdat dit jaar (2012) pas begonnen wordt met de aanmerking van de datasets. De monitoring van de invoering van INSPIRE gebeurt aan de hand van acht algemene indicatoren. Deze indicatoren zijn onderverdeeld in 28 specifieke indicatoren. Doordat bepaalde specificaties nog niet volledig beschikbaar zijn, is het niet mogelijk alle indicatoren van resultaten te voorzien. In dit rapport zijn de indicatoren benoemd. Waar mogelijk zijn de resultaten over de jaren 2009 tot en met 2011 met toelichting en een analyse verduidelijkt. De belangrijkste conclusies en bevindingen van de monitoringsresultaten zijn hieronder beschreven. Tabel 1 overzicht belangrijkste verschillen algemene indicatoren Indicator Verschil ten opzichte Reden van 2010 Aantal datasets Sterke daling Providers van Annex I en II hebben een groot aantal datasets geclusterd hebben aangeleverd. Toegankelijkheid via services Sterke daling Doordat er in totaal minder datasets geleverd zijn, is ook dit aantal gedaald. Percentage toegankelijkheid Sterke stijging Door de wettelijke verplichting van het beschikbaar stellen van viewdiensten in 2011 is percentage toegankelijkheid gestegen. aanwezigheid metadata bij stijging datasets en services Door de toename van view- en downloaddiensten is hiermee het percentage metadata gestegen. Dit komt ook door de deadline in metadata compliance daling De daling wordt veroorzaakt doordat er minder datasets voor Annex I en II zijn gerapporteerd en hiermee de verhouding metadata compliance ten opzichte van het geheel is veranderd. 23-Apr-12 3

5 netwerkdiensten compliance Sterke stijging Door de wettelijke verplichting van het beschikbaar stellen van viewdiensten in 2011 is percentage sterk gestegen. Annex I In 2011 zijn er in totaal 45 datasets aanwezig. 100 van de datasets is voorzien van metadata en 100 van deze metadata is INSPIRE-conform. Alle datasets zijn te vinden via zoekdiensten en dus via het Nationaal Georegister, Van deze datasets is 96 toegankelijk via viewdiensten en 56 via downloaddiensten. De absolute aantallen van de monitoring 2011 zijn lager dan in 2009 en De reden hiervoor is dat de waterschappen (27) de data geclusterd aanleveren in plaats van per waterschap afzonderlijke datasets. In 2011 werden de providers verplicht om de viewdiensten te leveren conform de viewspecificaties. Dit betekent dat spatial datadiensten ook gerapporteerd zijn als netwerkdiensten. Het aantal gebruik van de verschillende diensten en de url zijn per netwerkdienst gerapporteerd. Het resultaat is dat er toename is van het aantal bevraagbare diensten. Annex II In 2011 zijn in totaal 9 datasets onderdeel van Annex II. 100 van de datasets is voorzien van metadata en 100 van deze metadata is INSPIRE-conform. Alle datasets zijn te vinden via zoekdiensten en dus via het Nationaal Georegister, Van deze datasets is 100 toegankelijk via viewdiensten en 0 via downloaddiensten. De deadline voor het opleveren van downloadddiensten is in De absolute aantallen van de monitoring 2011 zijn zeer sterk afgenomen doordat TNO zijn datasets geclusterd heeft aangeleverd. De totale relatieve oppervlakte van Annex II is hierdoor ook sterk verminderd. De resultaten over 2011 van Annex II zijn gebaseerd op de tijdelijk aangemerkte datasets. Eind 2012 vindt de definitieve aanmerking plaats. Annex III De informatie van Annex III is overgenomen uit de monitoringsrapportage over 2010 en niet gewijzigd in Door de stuurgroep is op 11 januari 2012 besloten om deze gegevens niet aan te passen omdat dit jaar (2012) pas begonnen wordt met de aanmerking van de datasets. Belangrijkste conclusies Het aanleveren van geclusterde datasets en netwerkdiensten van de waterschappen en TNO en de verplichting om viewdiensten conform de richtlijnen aan te bieden is van grote invloed geweest op de resultaten over 2011 in vergelijking met voorgaande jaren. Het percentage metadata conform INSPIRE voor diensten is sterk toegenomen en mede te danken aan duidelijkheid in 2011 over de specificaties. Annex I en II voldoen bijna allemaal aan de verplichting om datasets via viewdiensten beschikbaar te stellen volgens de INSPIRE-kwaliteitseisen. Uitzonderingen hierop zijn: De RDW data voor annex I bevat geen geografische component en kan hierdoor niet in een viewdienst worden ontsloten. Luchtvaart gegevens voldoen hieraan nog niet: I&M zet in op ontsluiting via een reeds bestaande Europese voorziening. Annex III is in deze rapportage bevroren. Pas in 2012 wordt er begonnen met het realiseren van de annex III diensten. In 2013 kan er gemonitord worden over annex III. Lang niet alle dataproviders konden gegevens leveren over het gebruik van hun netwerkdiensten. Dit omdat hiervoor geen voorzieningen waren getroffen door de dataproviders. Aanbevolen wordt om in 2012 extra aandacht te besteden aan het realiseren van de benodigde voorzieningen. 23-Apr-12 4

6 In de afgelopen twee jaar zijn diverse deadlines verstreken: Metadata (2010), Viewdiensten en Discovery diensten (2011). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat Nederland voor bijna 100 voldoet. Uitzondering hierop zijn NGR (voor discovery diensten) en de netwerkdiensten van luchtvaart gegevens. 1 Inleiding 1.1 Informatie over dit document Dit document rapporteert de monitoring over het jaar 2011 en is opgesteld voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (opdrachtgever), Geonovum (implementatie ondersteuning INSPIRE) en alle dataproviders. Deze toelichting is een aanvulling op de jaarlijkse kwantitatieve monitoringstemplate aan de Europese Commissie over 2011 om de resultaten verder toe te lichten. Het monitoren en rapporteren betreft de metadata, de datasets, spatial datadiensten, de netwerkdiensten en het gebruik. De resultaten betreffen dit jaar alleen de kwantitatieve informatie. De kwantitatieve rapportage vindt jaarlijks plaats. Gedurende de invoering van INSPIRE moet naast de kwantitatieve rapportage ook 3-jaarlijks kwalitatief gerapporteerd worden. De eerstvolgende kwalitatieve rapportage vindt plaats over het jaar Dit is het derde jaar dat er kwantitatief gemeten wordt. De monitoringsresultaten zijn opgenomen in een rapportage spreadsheet conform het model van de Europese Commissie. De gegevens uit de spreadsheet zijn weergegeven in paragrafen per monitoringsindicator. Dit document bevat ook de gegevens over de jaren 2010 en Voor de meeste indicatoren is met een grafische weergave de ontwikkeling van de indicator verduidelijkt. Waar nodig zijn de resultaten voorzien van een analyse en toelichting. Deze informatie helpt om inzicht te krijgen over hoe Nederland INSPIRE tot nu heeft geïmplementeerd en geeft inzicht in de voortgang. 23-Apr-12 5

7 2 Monitoring Inleiding INSPIRE verplicht lidstaten om de implementatie van INSPIRE vanaf 2009 te monitoren. Dit is in de vorm van een uitvoeringsregel op 5 juni 2009 vastgesteld door de Europese Commissie en daarmee officieel van kracht. Dit betekent dat de derde monitoringsperiode loopt van 1 januari 2011 tot en met 31 december Verplichting, procedure en template Deze kwantitatieve monitoring over 2011 moet voor 15 mei 2012 worden geleverd aan de Europese Commissie. Artikel 21 van de INSPIRE-richtlijn geeft de grote lijnen weer waaraan de monitoring en rapportage moeten voldoen. Het monitoren betreft niet alleen de datasets en netwerkdiensten die aan INSPIRE voldoen maar ook de datasets en netwerkdiensten die nog niet aan INSPIRE voldoen. Hierdoor ontstaat een compleet beeld van wat onder INSPIRE valt. Uit de verzamelde informatie over de datasets, spatial datadiensten en netwerkdiensten kunnen de waarden voor de indicatoren worden afgeleid. Voor de monitoring zijn 8 algemene indicatoren opgesteld die jaarlijks gemeten moeten worden. De indicatoren hebben betrekking op de implementatie van de invoeringsregels en het gebruik van de technische INSPIRE-infrastructuur. Als subset van de algemene indicatoren zijn 28 specifieke indicatoren gedefinieerd. Deze specifieke indicatoren vormen gezamenlijk de basis voor de algemene indicatoren. Lidstaten worden geacht frequent gedurende het jaar de waarden van deze indicatoren bij te houden. Elk land is daarbij verantwoordelijk voor het meten van zijn eigen indicatoren. Op Europees niveau zijn er geen centrale voorzieningen ingericht. Er is een rapportageformat (template) in de vorm van een spreadsheet beschikbaar gesteld waarin de verzamelde gegevens verwerkt kunnen worden en zo worden doorgerekend. De Europese Commissie heeft deze (omvangrijke) spreadsheet ontwikkeld. Voor het monitoren van het jaar 2011 is dezelfde versie template 1 gebruikt als die verstuurd is naar de Europese Commissie over de monitoring van (Het uiteindelijke template 2011, dat later door de Europese Comissie is toegestuurd (eind maart 2012) heeft dezelfde indeling.) Een overzicht van de indicatoren uit het EU-format over 2009, 2010 en 2011 zijn opgenomen in Bijlage A. 1 Excel Template for monitoring versie 3.3 van (MR-indicators_Template-v 3.3.xls) zie ook 23-Apr-12 6

8 2.1 Indicatoren Uitgangspunt voor het berekenen van de indicatoren is een lijst met datasets en spatial datadiensten gerangschikt per thema en Annex zoals omschreven in artikel 11 (1) van de INSPIRE-richtlijn. Op basis van deze lijst moeten de volgende indicatoren berekend worden: 1. Indicatoren voor het voorhanden zijn van metagegevens, uitgedrukt in. 2. Indicatoren voor de conformiteit van de metagegevens, uitgedrukt in. 3. Indicatoren geografisch bereik/dekking van de datasets, uitgedrukt in. 4. Indicatoren conformiteit van de datasets, uitgedrukt in. 5. Indicatoren voor toegankelijkheid van metagegevens via zoekdiensten, uitgedrukt in. 6. Indicatoren voor toegankelijkheid van datasets via raadpleeg- en downloaddiensten, uitgedrukt in. 7. Indicatoren voor gebruik van netwerkdiensten, jaarlijkse aantal serviceverzoeken voor zoek-, raadpleeg-, download-, verwerking- en oproepdiensten. 8. Indicatoren voor conformiteit van de netwerkdiensten, uitgedrukt in. Een overzicht met de resultaten van de indicatoren is opgenomen in bijlage A. 2.2 Uitgangspunten Bij het monitoren zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Over Annex I worden niet meer datasets gemonitord dan de datasets die zijn aangemerkt. Over Annex II worden niet meer datasets gemonitord dan die (voorlopig) zijn aangemerkt. Annex III is niet aangemerkt en bevat dezelfde resultaten als over Om onnodige discussie over de feitelijke oppervlakten van datasets te voorkomen wordt bij een dataset die volledig digitaal beschikbaar is voor relevante en actuele oppervlakte gekozen om de oppervlakte van het land of de zee (deel) te gebruiken waar de dataset betrekking op heeft. De indicator monitort hiermee zonder problemen de dekking van de dataset. Voor Annex I en II wordt het Nationaal Georegister (NGR) beschouwd als de enige zoekdienst. (Annex III bevat echter ook datasets die buiten het NGR te vinden zijn. Hierop is niet gerapporteerd.) In gevallen waar een (overkoepelende) organisatie gegevens samengevoegd of monitoringsinformatie geclusterd wil aanbieden zijn de individuele datasets door de provider vervangen door de informatie over de samengevoegde datasets. 2.3 Aanwezigheid van metadata De algemene indicator (MDi1) kwantificeert het voorhanden zijn van metadata voor de datasets en spatial datadiensten. Bij de totale aanwezigheid van metadata gaat het om alle typen metadata die beschikbaar zijn van de opgegeven datasets. De metadata hoeft bij deze indicator nog niet INSPIRE-conform te zijn. De lidstaten berekenen de algemene indicator MDi1 door het aantal datasets en spatial datadiensten dat met de in Annex I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, te delen door het totale aantal datasets en spatial datadiensten dat met de in die Annex vermelde thematische categorieën overeenstemt. Het aantal datasets en netwerkdiensten is sterk verminderd. De sterke vermindering wordt veroorzaakt door de aanlevering van geclusterde datasets en netwerkdiensten. Het gaat om clustering van datasets van de 25 waterschappen door het waterschapshuis en de geologische datasets van TNO. Daarentegen zijn er wel meer netwerkdiensten met bijhorende metadata bij gekomen maar dat heeft het totaal aantal datasets niet laten toenemen. Wel is het percentage datasets en netwerkdiensten met metadata toegenomen. 23-Apr-12 7

9 Indicator Jaar Totaal aantal datasets en spatial data diensten Aantal datasets en spatial data diensten met metadata MDi MDi MDi Aanwezigheid van metadata bij datasets De specifieke indicatoren MDi 1.1 t/m 1.3 kwantificeren per Annex het totaal aantal datasets en het aantal datasets met metadata. De indicator geeft de verhouding weer door middel van een percentage. Indicator Annex Aantal datasets met Totaal aantal datasets metadata MDi 1.1 I MDi 1.2 II MDi 1.3 III Het aantal datasets met metadata is weer sterk gedaald ten opzichte van Zoals al beschreven in 2.3 wordt dit veroorzaakt door de het samenvoegen van en clustering van gegevens over datasets. In Annex I bieden de waterschappen hun data nu aan via de overkoepelende organisatie het waterschapshuis. Het percentage aanwezigheid van metadata voor datasets is gelijk gebleven. In Annex II worden de data van TNO geclusterd aangeboden. Ook hier blijft het percentage metadata voor datasets gelijk Aanwezigheid van metadata bij spatial datadiensten De specifieke indicator M1.4 is gebaseerd op het totaal aantal spatial datadiensten en het aantal spatial datadiensten met metadata. De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar Totaal aantal spatial data diensten Aantal spatial data diensten met metadata MDi Apr-12 8

10 MDi MDi Er zijn in totaal 48 spatial datadiensten actief. De daling van de spatial datadiensten wordt ook hier veroorzaakt door de clustering van de datasets en bijbehorende netwerkdiensten. In 2011 was het verplicht om voor Annex I en II metadata voor viewdiensten beschikbaar te hebben. Hierdoor is het totaalpercentage sterk gestegen. In Annex I zijn twee providers (I&M en RDW) zonder een viewdienst. De RDW heeft voor 2011 vrijstelling gekregen omdat zij een dataset heeft zonder een geografische component, die niet kan worden weergegeven door middel van een viewdienst. De dataset Luchtvaartgegevens zal door I&M via Eurocontrol worden ontsloten. Dit is echter nog niet in 2011 gerealiseerd. 2.4 INSPIRE-conforme metadata Er is een algemene indicator (MDi2), die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de datasets en spatial datadiensten die overeenstemmen met de in Annex I, II en III van de Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen en dus aan de standaard voldoen. De lidstaten berekenen de algemene indicator MDi2 door het aantal datasets en spatial datadiensten met INSPIRE-conforme metadata te delen door het totale aantal datasets en spatial datadiensten. Indicator jaar Totaal aantal datasets en spatial data diensten Aantal datasets en spatial data diensten met INSPIRE-conforme metadata MDi MDi MDi Het aantal totaal aantal INSPIRE-conforme metadata is in 2011 weer afgenomen. Door de vermindering van het aantal datasets en hiermee het aantal metadatasets bij Annex I en II ten opzichte van het totaal is de onderlinge verhouding veranderd. Hierdoor is het aantal metadata conform de INSPIRE-richtlijnen licht gedaald. Onderstaande tabel toont in detail de verhoudingen over 2010 en Jaar Annex I en II Annex III Netwerkdiensten Totaal Totaal (meta conform) (meta conform) (meta conform) Meta conform metadata Apr-12 9

11 Ten opzichte van 2010 zijn er meer metadata conform voor viewdienst beschikbaar gekomen INSPIRE-conforme metadata van de datasets De specifieke indicatoren MDi 2.1 t/m 2.3 kwantificeren per Annex het totaal aantal datasets en het aantal datasets met INSPIRE-conforme metadata. De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator Annex Totaal aantal datasets Aantal datasets met INSPIRE-conforme metadata MDi 2.1 I MDi 2.2 II MDi 2.3 III De daling van de hoeveelheid datasets heeft geen invloed gehad op het percentage conforme metadata. Het percentage conform is ongewijzigd INSPIRE-conforme metadata van de spatial datadiensten De specifieke indicator MDi2.4 is gebaseerd op het totaal aantal spatial datadiensten en het aantal spatial datadiensten met INSPIRE-conforme metadata. De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar Totaal aantal netwerkdiensten Aantal netwerkdiensten met INSPIRE-conforme metadata MDi MDi MDi In 2011 was het verplicht om de metadata voor viewdiensten beschikbaar te hebben. Daarom is het totaal aantal conforme metadata gestegen. 2.5 Geografische dekking datasets Er is een algemene indicator (DSi1) ter kwantificering van de fractie van het grondgebied van de lidstaten dat wordt bestreken door de datasets die overeenstemmen met de in Annex I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën. De lidstaten berekenen de algemene indicator DSi1 door de som van de feitelijke oppervlaktes voor alle datasets die overeenstemmen met de in Annex I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, te delen door de som van de theoretische oppervlaktes voor alle datasets die overeenstemmen met de in die Annex vermelde thematische categorieën. De algemene indicator DSi1 kwantificeert de totale theoretische oppervlakte en de totale feitelijke oppervlakte van alle datasets en de verhouding hiertussen. De specifieke indicatoren DSi1.1 t/m DSi1.3 kwantificeren de totale theoretische oppervlakte en de totale feitelijke oppervlakte van de datasets en de verhouding hiertussen. Omdat het hier gaat om het monitoren van de mate waarin datasets digitaal beschikbaar zijn, is er niet voor gekozen van alle datasets de theoretische en feitelijke oppervlakte te berekenen. Bij verschillende datasets levert dat namelijk problemen op (wat is bijvoorbeeld de oppervlakte van het adressenbestand of van het wegenbestand). Er is voor gekozen om waar mogelijk de totale oppervlakte van Nederland te nemen als de dataset landsdekkend beschikbaar is. Indien er per administratief gebied gerapporteerd is dan wordt de oppervlakte hiervan genomen. 23-Apr-12 10

12 Het percentage geeft dan de mate aan waarin een dataset dekkend is. In Nederland werken we vanuit het basismodel eigenlijk altijd met landsdekkende digitale datasets waardoor deze indicator slechts beperkt informatie biedt. In het volgende voorbeeld is dit uitgewerkt. De totale oppervlakte van de natura2000 is bijvoorbeeld moeilijk exact te bepalen. De natura2000 is wel voor heel Nederland digitaal beschikbaar. Hierdoor is de verhouding tussen de theoretische en de feitelijke oppervlakte 100. Er is in dit voorbeeld gekozen om voor de theoretische en feitelijke oppervlakte de totale oppervlakte van Nederland te gebruiken. De verhouding en dus de indicator verandert hier niet door. Wel maakt de indicator duidelijk dat de dataset landsdekkend is. In dit rapport is, afhankelijk van welk gedeelte van Nederland de dataset beslaat, gebruik gemaakt van de volgende oppervlakten (bron CBS en Dienst Hydrografie): Oppervlakte land (inclusief binnenwater en Waddenzee) km 2 Oppervlakte zee (Nederland Continentaal Plat NCP) km 2 Oppervlakte Nederland totaal (land en zee) km 2 Noot: De oppervlakte van zee en dus van land en zee is gelijkt ten opzichte van 2010 maar wijkt iets af ten opzichte van Dit komt omdat hiervoor door dienst Hydrografie een verbeterde oppervlakte van territoriale wateren in 2011 heeft doorgegeven. Onderstaande tabel bevat de indicator DSi1 en kwantificeert de totale theoretische oppervlakte en de totale feitelijke oppervlakte van alle datasets en de verhouding hiertussen. Indicator jaar Theoretische oppervlakte (km2) Feitelijke oppervlakte (km2) DSi DSi DSi Alle bekende datasets van Annex I en II zijn landsdekkend. Annex III bevat een grotere spreiding aan theoretische oppervlakten. Dit wordt veroorzaakt doordat de thema s veel meer lokaal kunnen zijn. Er is echter 1 dataset (TNO) met een onvolledige oppervlakte waarvoor het percentage feitelijk oppervlakte ten opzichte van werkelijk oppervlakte net onder de 100 ligt. Indicator Annex Theoretische oppervlakte (km2) Feitelijke oppervlakte (km2) DSi1.1 I DSi1.2 II DSi1.3 III Het totaal oppervlakte voor Annex I is gestegen. De stijging wordt veroorzaakt doordat Rijkswaterstaat meer datasets heeft opgenomen in de rapportage dan in Het hogere aantal is verklaarbaar doordat datasets die voorheen geclusterd werden gerapporteerd in 2011 apart worden vermeld. Het totaal oppervlakte voor Annex II is sterk gedaald. Deze daling wordt veroorzaakt doordat TNO zijn 253 datasets heeft geclusterd en hiermee nu 6 datasets rapporteert. TNO had in 2010 voor iedere dataset een landsdekkend bestand wat het grote totaaloppervlak verklaart. 2.6 INSPIRE-conforme datasets Er is een algemene indicator (DSi2) ter kwantificering van de mate waarin de datasets die overeenstemmen met de in Annex I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen en dus aan de vereiste standaard voldoen. 23-Apr-12 11

13 Indicator jaar Totaal aantal datasets Aantal datasets conform INSPIRE dataspecificaties DSi DSi DSi De specifieke indicatoren DSi 2.1 t/m 2.3 kwantificeren per Annex het totale aantal datasets en het aantal datasets dat conform is met de INSPIRE-dataspecificaties. De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator Annex Totaal aantal datasets Aantal datasets conform INSPIRE dataspecificaties DSi2.1 I DSi2.2 II DSi2.3 III De dataspecificaties voor Annex I zijn in 2010 vastgesteld. Afhankelijk van de status (Bestaand, nieuw of uitgebreid geherstructureerd) dienen eind 2012 de nieuwe en uitgebreid geherstructureerde datasets van Annex I en II INSPIRE conform te zijn. (Bestaande datasets pas in 2017). De eerste organisaties zijn in 2011 al aan de slag gaan. De gezamenlijke provincies hebben hun datasets voor Annex I conform de specificaties en hiermee is het percentage gestegen ten opzichte van Toegankelijkheid van metadata via zoekdiensten Er is een algemene indicator (NSi1) ter kwantificering van de mate waarin via zoekdiensten gezocht kan worden naar datasets en spatial datadiensten die overeenstemmen met in Annex I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën op basis van de overeenkomstige metadata. Indicator jaar Totaal aantal datasets en netwerkdiensten Aantal datasets en netwerkdiensten toegankelijk door zoekdiensten obv metadata NSi NSi NSi In Nederland is het NGR de zoekdienst voor INSPIRE-gegevens. Het percentage aanwezige metadata voor alle datasets en spatial datadiensten via zoekdiensten is hetzelfde gebleven. Er zijn echter wel grote verschillen per Annex, zie hiervoor paragraaf en Apr-12 12

14 2.7.1 Toegankelijkheid van metadata van datasets via zoekdiensten De specifieke indicator NSi 1.1 is gebaseerd op de verhouding tussen het totale aantal datasets en het aantal datasets waarvan de metadata toegankelijk zijn via een zoekdienst. De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar Totaal aantal datasets Aantal datasets toegankelijk door zoekdiensten obv metadata NSi NSi NSi Het aantal datasets toegankelijk via een zoekdienst is gedaald. De daling wordt veroorzaakt door de clustering van een groot aantal datasets bij Annex I en II en de verhouding ten opzichte van de aantallen (110 datasets) bij Annex III waarbij nog niet alle datasets op basis van metadata toegankelijk zijn via het NGR Toegankelijkheid van metadata van spatial datadiensten via zoekdiensten De specifieke indicator NSi 1.2 is gebaseerd op de verhouding tussen het totaal aantal spatial datadiensten en het aantal spatial datadiensten waarvan de metadata toegankelijk zijn via een zoekdienst. De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar Totaal aantal datasets Aantal netwerkdiensten toegankelijk door zoekdiensten obv metadata NSi NSi NSi De toegankelijkheid van spatial datadiensten is sterk gestegen. In 2011 is bijna iedere spatial dataset van Annex I en II met metadata beschreven en vervolgens toegankelijk gemaakt via het NGR. 2.8 Toegankelijkheid van datasets via raadpleeg- en downloaddiensten Er is een algemene indicator (NSi2) ter kwantificering van de mate waarin de datasets die overeenstemmen met de in Annex I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, via raadpleeg- en downloaddiensten kunnen worden geraadpleegd en gedownload. Indicator jaar Totaal aantal datasets Aantal datasets zowel via raadpleeg- als downloaddienst te benaderen NSi NSi NSi Apr-12 13

15 Een beperkt aantal datasets is zowel te raadplegen als te downloaden. Het aantal is gestegen in 2011 omdat o.a PDOK en provincies hun datasets ook als download dienst aanbieden Toegankelijkheid van datasets via raadpleegdiensten De specifieke indicator NSi 2.1 is gebaseerd op de verhouding tussen het totale aantal datasets en het aantal datasets dat toegankelijk is via een raadpleegdienst (WMS-service). De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar Totaal aantal datasets Aantal datasets met een raadpleegdienst (WMS) NSi2.1* NSi2.1* NSi2.1* De (technische) specificaties voor raadpleegdiensten zijn in 2011 vastgesteld en is hiermee wordt het verplicht om deze conform INSPIRE inclusief de kwaliteit- en beschikbaarheideisen aan te bieden. Het percentage toegankelijkheid is gedaald omdat in verhouding een groot aantal datasets minder aangeboden wordt. Voornamelijk de clustering van datasets bij TNO die ook in 2010 al beschikbaar waren via WMS heeft invloed op het percentage. Er is echter wel een stijging van de toegankelijkheid van datasets via raadpleegdiensten voor Annex I. * Deze indicator is niet meer opgenomen in het tabblad indicators van de nieuwste template versie 3.3. De indicator is wel aanwezig in het tabblad van de data-input waar alle datasets en indicatoren worden weergegeven. Omdat deze indicator ook in 2009 en 2010 is gerapporteerd zijn de gegevens ook dit jaar weer opgenomen Toegankelijkheid van datasets via downloaddiensten De indicator NSi 2.2 is gebaseerd op de verhouding tussen het totaal aantal datasets en het aantal datasets dat toegankelijk is via een downloaddienst. De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar Totaal aantal datasets Aantal datasets met een downloaddienst NSi NSi2.2* NSi2.2* Apr-12 14

16 De toegankelijkheid van datasets via downloaddiensten is gestegen. Dit komt door het beschikbaar stellen van een aantal downloaddiensten (WFS) via PDOK en gezamenlijke provincies. Deze waren in 2011 nog niet in het NGR terug te vinden. * Deze indicator is niet meer opgenomen in het tabblad indicators van de nieuwste template versie 3.3. De indicator is wel aanwezig in het tabblad van de data-input waar alle datasets en indicatoren worden weergegeven. Omdat deze indicator ook in 2009 en 2010 is gerapporteerd zijn de gegevens ook dit jaar weer opgenomen. 2.9 Gebruik van netwerkdiensten Een netwerkdienst is een spatial datadienst die voldoet aan de INSPIRE-richtlijnen. Een dienst wordt een netwerkdienst op het moment dat voldaan is aan de 'initial operating capability' (omschreven als volledige functionaliteit maar nog zonder garantie van de kwaliteit van dienst). Netwerkdiensten zijn volledig INSPIRE conform als ze ook aan de INSPIRE kwaliteitseisen voldoen. Alle zoek-, raadpleeg- of download-, transformatie- en oproepdiensten worden apart geteld. Het gaat om het aantal requests van de netwerkdiensten ongeacht of dit unieke gebruikers zijn. Deze komen terug in onderstaande paragrafen. Er is een algemene indicator (NSi3) ter kwantificering van het gebruik van alle netwerkdiensten. Deze indicator geeft het gemiddelde aantal keer weer dat een netwerkdienst is benaderd. Indicator jaar Totaal aantal netwerkdiensten Jaarlijks totaal aantal dienstverzoeken Aantal per dienst NSi NSi NSi In 2011 is het aantal verzoeken sterk gestegen doordat een groot aantal datasets ontsloten is via netwerkdiensten. Tijdens het verzamelen van de resultaten over 2011 blijkt dat niet iedere provider in staat is geweest om de aantallen te verzamelen. Ook zijn de aantallen in sommige gevallen over een paar maanden gerapporteerd omdat de netwerkdiensten pas later in het jaar beschikbaar waren Gebruik zoekdiensten De indicator NSi 3.1 is gebaseerd op het aantal zoekdiensten en het jaarlijkse aantal zoekopdrachten. Indicator jaar Aantal zoekdiensten Jaarlijks aantal zoekopdrachten Aantal per dienst 23-Apr-12 15

17 NSi NSi NSi Het NGR is de enige zoekdienst. In 2010 zijn de gegevens verzameld door middel van een schatting op basis van van unieke gebruikers uit Google analytics. Het NGR is echter meer dan een zoekdienst voor INSPIRE. Het is niet goed mogelijk om over 2011 de juiste cijfers te leveren omdat er over 2011 geen bruikbare Google analytics gegevens voorhanden waren. Een extrapolatie van de schatting van 2010 werd als te onnauwkeurig gezien omdat de verschillen in diensten op het NGR te groot zijn. Daarom is besloten om hiervoor geen aantallen te rapporteren Gebruik raadpleegdiensten De indicator NSi 3.2 is gebaseerd op het aantal raadpleegdiensten en het jaarlijkse aantal raadplegingen. Indicator jaar Aantal raadpleegdiensten Jaarlijks aantal raadplegingen Aantal per dienst NSi NSi NSi De technische specificaties over de raadpleegdiensten zijn in 2011 beschikbaar gekomen. Het aantal verzoeken is sterk toegenomen Downloaddiensten De indicator NSi 3.3 is gebaseerd op het aantal downloaddiensten en het jaarlijkse aantal downloads. Indicator jaar Aantal downloaddiensten Jaarlijks aantal downloads Aantal per dienst NSi NSi NSi De gezamenlijke provincies hebben een aantal datasets via 1 downloaddienst beschikbaar. Het aantal request is hiermee van 0 naar 3253 gestegen. PDOK heeft ook een downloadddienst Transformatiediensten Een verwerkingsdienst (transformatiedienst) zorgt ervoor dat een dataset wordt omgezet naar het INSPIRE dataset. Er worden 2 transformatiediensten onderscheiden: coördinaattransformatie- en schematransformatiedienst (ook wel schematranslatie genoemd). In 2011 is in overleg met de data providers besloten dat in Nederland geen centrale transformatiediensten gaat ontwikkelen. Transformatie zal lokaal door de dataprovider worden uitgevoerd. De indicator NSi 3.4 is gebaseerd op het aantal transformatiediensten en het jaarlijkse aantal transformaties. Indicator jaar Aantal transformatiediensten Jaarlijks aantal transformaties Aantal per dienst NSi NSi NSi Deze dienst is nog niet aanwezig Oproepdiensten Netwerkoproepdiensten zijn diensten die het mogelijk maken zowel de input als de output van gegevens omtrent diensten te definiëren, als ook een workflowketen die vele diensten combineert. 23-Apr-12 16

18 De indicator NSi 3.5 is gebaseerd op het aantal oproepdiensten en het jaarlijkse aantal verzoeken. Indicator jaar Aantal oproepdiensten Jaarlijks aantal verzoeken Aantal per dienst NSi NSi NSi Deze dienst is nog niet aanwezig Conformiteit netwerkdiensten De indicator NSi4 toetst het aantal netwerkdiensten die volledig conform de implementatieregels van INSPIRE zijn. De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage Indicator jaar aantal netwerkdiensten Aantal netwerkdiensten INSPIRE-conform Aantal per dienst NSi NSi NSi De stijging van het aantal netwerkdiensten en de verplichting in 2011 om de view diensten ook conform INSPIRE beschikbaar te stellen resulteren in een sterke toename van alle conforme netwerkdiensten Conformiteit netwerk zoekdiensten De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar Aantal netwerk zoekdiensten Aantal aantal network zoekdiensten INSPIRE-conform per dienst NSi NSi NSi Het NGR is de enige netwerk zoekdienst voor Nederland. 23-Apr-12 17

19 Conformiteit netwerk raadpleegdiensten De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar aantal netwerk raadpleegdiensten Aantal netwerk raadpleegdiensten INSPIREconform Aantal per dienst NSi NSi NSi Alle beschikbare netwerkraadpleegdiensten van Annex I en II zijn conform en hiermee is het percentage tot 100 toegenomen Conformiteit netwerk downloaddiensten De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar aantal netwerk downloaddiensten Aantal netwerk downloaddiensten INSPIREconform Aantal per dienst NSi NSi NSi De netwerkdownloaddienst van gezamenlijke provincies is conform en hiermee tot 100 toegenomen Conformiteit netwerk transformatiediensten De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar aantal netwerk transformatiediensten Aantal netwerk transformatiediensten INSPIREconform Aantal per dienst NSi NSi NSi Er zijn geen netwerktransformatiediensten aanwezig in Conformiteit netwerk oproepdiensten De indicator geeft de verhouding hiertussen weer in een percentage. Indicator jaar aantal netwerk oproepdiensten Aantal netwerk oproepdiensten INSPIRE-conform Aantal per dienst NSi NSi NSi Er zijn geen netwerkoproepdiensten aanwezig in Conclusie monitoring Dit document bevat de INSPIRE-monitoringsrapportage van Nederland over 2011 (januari t/m december 2011). Een aantal factoren hebben grote invloed hebben gehad op de resultaten over De belangrijkste factoren zijn: - Het aanleveren van geclusterde datasets en diensten door de Waterschappen en TNO 23-Apr-12 18

20 - De verplichting om viewdiensten conform de richtlijnen aan te bieden is mede van invloed geweest op het rapporteren van gegevens over de netwerkdiensten. - Het percentage metadata conform INSPIRE voor diensten is sterk toegenomen vanwege het feit, dat in mei 2011 de raadpleegdiensten voor Annex I en II gerealiseerd zijn. Het komend jaar is de verwachting dat het percentage maar zal toenemen alsook de downloaddiensten geïmplementeerd moeten zijn. De clustering van een groot aantal datasets biedt een overzichtelijker en realistisch beeld van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de datasets(series) via de gerapporteerde servicepunten. Ook voldoen Annex I en II aan de verplichtingen om datasets via viewdiensten beschikbaar te stellen volgens de kwaliteitseisen van INSPIRE. Een gebruiker van deze diensten kan daardoor vertrouwen op kwalitatieve en betrouwbare afname van deze diensten. Annex III is in deze rapportage bevroren. In 2012 wordt begonnen met de aanmerking en in 2013 zal over 2012 gerapporteerd kunnen worden. Dit is dan gelijk een gecombineerde kwalitatieve en kwantitatieve rapportage. Lang niet alle dataproviders konden gegevens leveren over het gebruik van hun netwerkdiensten. Dit omdat hiervoor geen voorzieningen waren getroffen. Aanbevolen wordt om in 2012 extra aandacht te besteden aan het realiseren van de benodigde voorzieningen. In de afgelopen twee jaar zijn diverse deadlines verstreken: Metadata (2010), Viewdiensten en Discovery diensten (2011). In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat Nederland voor bijna 100 voldoet. Uitzondering hierop zijn NGR (voor discovery diensten) en de netwerkdiensten van luchtvaart gegevens. 23-Apr-12 19

21 Bijlagen Bijlage A Overzicht Indicatoren (INSPIRE-format) Resultaat Apr-12 20

22 Resultaat Apr-12 21

23 Resultaat Apr-12 22

24 Bijlage B Brondocumentatie Brondocumentatie 2011 Rapportage monitoring INSPIRE 2010 MR_indicators_Template-v 3.3.xls Guidelines Monitoring Template v.3.pdf INSPIRE_MR_Guidelines_Reporting_ _v 5.0.pdf Brondocumentatie 2010 Rapportage lidstaat Nederland 2009 Guidelines Monitoring Template v.3.pdf INSPIRE_MR_Guidelines_Reporting_ _v 5.0.pdf Guidelines _compiling_monitoring _Template.pdf MR_indicators_Template-v 3.1.xls Brondocumentatie 2009 Beschikking van de commissie van 5 juni 2009 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft toezicht en verslaglegging. Monitoring and Reporting Drafting Team Monitoring Indicators Guidelines v Monitoring and Reporting Drafting Team Monitoring Indicators Justification Document v Monitoring and Reporting Drafting Team Monitoring Indicators Implementing rule Template MR_indicators_template v-3.1 Template for the INSPIRE country report.xls Monitoring Rapportage NL Annex I v 0.4.xls Rapport Nederlandse INSPIRE-data -dataspecs v Lidstaat rapportage: Nederland, 2009 Geo-Informatie als verbindende grondstof, 21 december 2009, Ministerie van VROM Gideon, Visie en implementatiestrategie , Ministerie van VROM 23-Apr-12 23