Versterking positie rechter-commissaris in het strafproces

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Versterking positie rechter-commissaris in het strafproces"

Transcriptie

1 Versterking positie rechter-commissaris in het strafproces De rol van de rechter-commissaris in het vooronderzoek Leon Klewer ANR Universiteit van Tilburg Rechtsgeleerdheid Strafrecht 2013 Begeleider Mevr. mr. S.R.B. Walther Tweede lezer Mevr. mr. E.E. de Feijter

2

3 Versterking van de rechtspositie van de rechter-commissaris in strafzaken De rol van de rechter-commissaris in het vooronderzoek Breda mei 2013 Leon Klewer ANR Studentnummer: Universiteit van Tilburg Master Rechtsgeleerdheid - Accent Strafrecht Begeleider: Mevr. mr. S.R.B. Walther Tweede Lezer: Mevr. mr. E.E. de Feijter

4 Voorwoord Voor u ligt een scriptie gericht op de rol van de rechter-commissaris in het vooronderzoek van strafzaken. Het onderzoek dat heeft plaatsgevonden is gericht op de wijziging van wetgeving omtrent zijn positie in dit vooronderzoek. De aanleiding voor dit onderzoek was een krantenbericht over de mogelijke wijzigingen van bevoegdheden van de rechter-commissaris waarbij ik mezelf er tijdens het lezen op betrapte dat ik niet op de hoogte was van al zijn werkzaamheden. Uit nieuwsgierigheid ben ik meer informatie gaan zoeken omtrent zijn rol en bevoegdheden in het strafproces. Bij een wetswijziging vraag je je al snel af waarom? Wat is er mis met de huidige situatie? Naar aanleiding hiervan heb ik me in de bibliotheek van de universiteit gestort en de nodige literatuur en artikelen gevonden om mijn onderzoek te kunnen uitvoeren. Na het lezen van de nodige literatuur omtrent de totstandkoming van de bevoegdheden van de rechter-commissaris heb ik mezelf een hoofdvraag gesteld als leidraad voor mijn onderzoek. Hierbij wil ik van de gelegenheid gebruik maken de Universiteit van Tilburg bedanken voor het doceren van mijn studie rechtsgeleerdheid. Daarbij wil ik in het bijzonder mevrouw S.R.B. Walther enorm bedanken voor haar begeleiding gedurende mijn onderzoek. Leon Klewer

5 Afkortingen CDA Christen Democratisch Appél D66 Democraten 66 EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens GVO Gerechtelijk vooronderzoek GW Grondwet HR Hoge Raad OM Openbaar ministerie OvJ Officier van justitie PvdA Partij van de Arbeid R-C Rechter-commissaris SFO Strafrechtelijk Financieel Onderzoek VVD Volkspartij voor Vrijheid en Democratie WvSr Wetboek van Strafrecht WvSv Wetboek van Strafvordering

6 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding blz. 1. Hoofdstuk 2 De rechter-commissaris in het vooronderzoek blz Inleiding blz Wetboek van Strafvordering blz Totstandkoming Wetboek van Strafvordering blz Het Wetboek van Strafvordering vanaf 1926 blz De rechter-commissaris blz Het GVO blz GVO ter discussie blz Voorstanders afschaffing GVO blz De 21 e eeuw blz Conclusie blz. 15. Hoofdstuk 3 Onderzoeksproject Strafvordering 2001 blz Inleiding blz De tussenstand blz Onderzoeksproject Strafvordering 2001 blz Aanleiding onderzoek blz Deelrapport 5: De rechterlijke bemoeienis met het blz. 19. strafvorderlijk vooronderzoek De rechterlijke functies blz Het stelsel van toetsing van dwangmiddelen blz De rechter als onderzoeker blz Verhouding tot de zittingsrechter blz Verhouding R-C en OvJ blz Conclusie blz. 26. Hoofdstuk 4 Wet versterking positie rechter-commissaris blz Inleiding blz Algemeen kader herziening WvSv blz. 28.

7 4.2.1 Visie onderzoekers blz Reactie visie onderzoekers blz Debat inzake algemeen kader herziening WvSv blz Voortgang herziening WvSv blz Conclusie blz Wet versterking positie R-C blz Inhoudelijke wijzigingen blz Conclusie blz Slotbeschouwing blz. 48. Hoofdstuk 5 Conclusie blz. 49. Bronnenlijst blz. 53.

8 Hoofdstuk 1 Inleiding In 2001 is er een onderzoekstraject tot stand gekomen genaamd: Strafvordering Naar aanleiding van verschillende discussies, vloeide uit dit onderzoekstraject voort dat er behoefte was aan nieuwe en verbeterde grondslagen van het Wetboek van Strafvordering (hierna WvSv). Zo diende ook de positie van de rechter-commissaris (hierna R-C) opnieuw bekeken te worden. Zijn rol ging in de loop der jaren in redelijke mate afwijken van de bedoeling van de wetgever. Men wilde zijn positie in het vooronderzoek versterken. Zo lag ook het gerechtelijk vooronderzoek (hierna GVO) onder vuur. Er waren enkele voorstanders voor afschaffing van dit onderzoek. Door de Wet versterking positie rechter-commissaris is er een verschuiving in de positie van de R-C in het vooronderzoek gekomen. De naam zegt het al: versterking positie R-C. Wordt de positie van de R-C ook daadwerkelijk versterkt en zo ja, op welke manier gebeurt dit dan? Waarom wilde men zijn positie zo graag versterken en wat was er mis met zijn huidige positie? De hoofdvraag die in deze thesis behandeld wordt luidt dan ook als volgt. Versterkt de ingevoerde wetswijziging Wet versterking positie rechter-commissaris de rechtspositie van de rechter-commissaris in het vooronderzoek en wat voor effect heeft deze wetswijziging op zijn rechtspositie in het verdere verloop van het strafproces? Om te beginnen zal in hoofdstuk 2 kennis gemaakt worden met de R-C. De totstandkoming en de ontstaansgeschiedenis van het WvSv zal aan bod komen. Vervolgens wordt de ontwikkeling van de bevoegdheden van de R-C door de jaren heen uit de doeken gedaan. Ook zal het vooronderzoek en het GVO worden besproken en de discussie omtrent dit laatste. In hoofdstuk 3 komt het onderzoeksproject Strafvordering 2001 aan bod. Dit onderzoek is een belangrijk begin voor de vorming van opinies omtrent de veranderingen met betrekking tot de positie van de R-C in het vooronderzoek. De aanleiding van dit onderzoek zal uiteen worden gezet, gevolgd door een blik op het vijfde deelrapport, getiteld: De rechterlijke bemoeienis met het strafvorderlijk vooronderzoek, dat tot stand gekomen is door Mr. A. E. Harteveld & Mr.E.F. Stamhuis. De verhouding tussen de R-C en de Officier van Justitie (hierna OvJ), evenals de verhouding tussen de R-C en de zittingsrechter, hebben hierin een prominente rol. 1

9 In hoofdstuk 4 komt de Wet versterking positie rechter-commissaris aan bod. Ook hier komen de visie en de eventuele voorstellen van de onderzoekers van het project Strafvordering 2001 in beeld. Deze visie is van belang geweest voor het Algemeen kader herziening WvSv waardoor men in de Tweede Kamer is gaan discussiëren over de rechtspositie van de R-C. Er zal worden ingegaan op wat de minister van justitie van de visie en voorstellen van het onderzoeksproject vond en hoe er in de Kamer gedacht werd over bijvoorbeeld een mogelijke afschaffing van het GVO. Daarna komen de inhoudelijke wijzigingen aan bod. De belangrijkste wijzigingen uit het WvSv, aangaande de rechtspositie van de R-C in het vooronderzoek en het verdere verloop van het proces, worden belicht. Er zal per artikel een vergelijking worden gemaakt met de situatie vóór de wetswijziging ter verduidelijking. Aansluitend hierop wordt in hoofdstuk 5 een antwoord geformuleerd op de hoofdvraag. 2

10 Hoofdstuk 2 De rechter-commissaris in het vooronderzoek 2.1 Inleiding Het WvSv is in 1926 ingevoerd. 1 Meerdere onderdelen van dit wetboek hebben in de loop der jaren een verandering ondergaan. Zo hebben er wijzigingen plaatsgevonden in de bevoegdheden van de R-C. De rol die de R-C tegenwoordig speelt in het vooronderzoek wijkt af van de historische bedoeling van de wetgever. In dit hoofdstuk zal uiteengezet worden welke relevante ontwikkelingen zich hebben voltrokken omtrent de positie van de R-C in het vooronderzoek. De vraag die in dit hoofdstuk wordt behandeld, is: Welke positie en bevoegdheden heeft de R-C in het vooronderzoek en hoe is deze positie in de loop der jaren tot stand gekomen? 2.2 Wetboek van Strafvordering Voor een heldere opbouw over de totstandkoming van de positie van de R-C dient er te worden gekeken naar het ontstaan van het wetboek waarin deze bevoegdheden en rechten zijn geregeld: het WvSv. De vorming van dit wetboek vond plaats rond Aangezien het vooronderzoek centraal staat zullen alleen de relevante wetswijzigingen omtrent dit onderzoek aan bod komen Totstandkoming Wetboek van Strafvordering In de tijd dat Napoleon aan de macht was in Frankrijk werden revolutionaire regelingen opgenomen in een wetboek, genaamd: Code d Instruction Criminelle. 2 Dit wetboek dateerde uit 1808 en trad in werking per 1 januari In dit wetboek speelde, met name bij het voorbereidend onderzoek, het inquisitoire procesmodel een grote rol. In die tijd was er sprake van juryrechtspraak en tijdens het onderzoek ter terechtzitting, hield de verdachte zijn verdedigingsrechten. 4 Nadat de pijnbank bij de Staatsregeling van 1798 werd afgeschaft, werd de Code d Instruction Criminelle in 1811 op last van Napoleon ook in Nederland ingevoerd. 5 Sindsdien is het strafprocesrecht in Nederland gevormd. De juryrechtspraak werd in Nederland in 1813 afgeschaft na de val van het Franse Rijk. 6 Men hield in Nederland de Code 1 Preambule Wetboek van Strafvordering, Wet van 15 januari 1921, Stb. 14, houdende vaststelling van een Wetboek van Strafvordering, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de wet van 30 september 2010, Stb A. Minkenhof s, Nederlandse Strafvordering, Deventer: Kluwer 2009, p.9. Hierna Minkenhof s Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p. 9. 3

11 d Instruction Criminelle in stand, totdat deze werd vervangen door het WvSv in Dit WvSv was grotendeels een vertaling van het Franse wetboek en betrof geen zelfstandige Nederlandse regelgeving. In dit wetboek kreeg het vooronderzoek een onderverdeling in voorlopige informatien (art 55 e.v. WvSv 1838) en de geregtelijke instructie (art 83 e.v. WvSv 1838). 8 De werkzaamheden tijdens deze eerstgenoemde waren o.l.v. de OvJ en strekten tot het verzamelen van aanwijzingen omtrent het strafbare feit en de vermoedelijke dader. 9 De hoofdregel luidde dat er in dit stadium tegen de verdachte in principe geen dwangmiddelen werden ingezet, omdat deze net als iedere andere burger behandeld diende te worden. 10 Toch had de OvJ enige dwangmiddelen tot zijn beschikking, zoals aanhouding op heterdaad. Vooruitlopend op de instructie was de R-C bevoegd om op requisitoir van de OvJ onderzoekshandelingen te verrichten, 11 zoals het horen van getuigen (artikel 55 e.v. WvSv 1838). 12 Voor het overige van dit gedeelte van het vooronderzoek was niet veel in de wet geregeld. Afhankelijk van de resultaten van de voorlopige informatien kon de OvJ een verzoek tot rechtsingang bij de rechtbank doen. 13 Bij honorering van dit verzoek 14 ving de geregtelijke instructie aan. Zodra de geregtelijke instructie aanving, gingen de verantwoordelijkheid van het onderzoek en de te nemen beslissingen over naar de rechtbank. 15 Dit gedeelte van het vooronderzoek was duidelijker in de wet opgenomen. De instructie was o.l.v. de R-C, die als gedelegeerde van de rechtbank optrad enkele onderzoeksbevoegdheden toegekend gekregen had. 16 In de instructie werd onderzoek gedaan naar de schuld van de persoon in kwestie en naar het strafbare feit ter zake waarvan rechtsingang was verleend. 17 De verdachte werd gezien als een object van onderzoek. Dit had een inquisitoir karakter. De rechter stelde zich actief op tijdens het onderzoek. Er konden dwangmiddelen tegen de verdachte worden ingezet waartegen de verdachte zich amper kon verdedigen. Na voltooiing van de instructie, besliste de rechtbank wat er verder met de zaak 7 Minkenhof s 2009, p Simmelink & Baaijens-van Geloven, Vervolging en rechtsbescherming, in: M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het vooronderzoek in strafzaken. Tweede interimrapport onderzoekstraject Strafvordering 2001, Deventer: Gouda Quint 2001, p Hierna Simmelink & Baaijens- van Geloven Simmelink & Baaijens- van Geloven 2001, p Simmelink & Baaijens- van Geloven 2001, p Simmelink & Baaijens- van Geloven 2001, p Simmelink & Baaijens- van Geloven 2001, p Simmelink & Baaijens- van Geloven 2001, p De rechtsingang kon bestaan uit een bevel tot dagvaarding in persoon, een bevel tot gevangenhouding of gevangenneming. 15 Simmelink & Baaijens- van Geloven 2001, p Simmelink & Baaijens- van Geloven 2001, p Simmelink & Baaijens- van Geloven 2001, p

12 diende te gebeuren. 18 Tussen 1861 en 1867 werd door het Parlement een nieuw wetboek aanhangig gemaakt, maar deze haalde het Staatsblad niet. 19 Toen de Franse Code Pénal die in Nederland sinds 1815 werd gehandhaafd, werd vervangen door een eigen Wetboek van Strafrecht, wilde men ook het WvSv moderniseren. 20 In 1886 werd er een aantal aanpassingen in het WvSv aangebracht, die door het nieuwe strafrecht noodzakelijk waren geworden. 21 In 1896 probeerde de minister van justitie enkele bezwaren tegemoet te komen door het wetboek te herzien. 22 In 1910 werd vervolgens een Staatscommissie benoemd om een nieuw WvSv te ontwerpen. 23 In de memorie van toelichting werd het strafproces aangeduid als gematigd accusatoir. De belangrijkste veranderingen betroffen het vooronderzoek dat voor de verdachte niet meer geheim zou zijn. De overheid kreeg een transformatie, inhoudende dat oude en nieuwe bevoegdheden zorgvuldiger werden omgrensd en afgebakend. Veel van deze gewaarborgde rechten werden gezien als vormvoorschriften. Ze werden opgevat als strikte regels die enkel de vorm vastlegden hoe bepaalde processen dienden te verlopen, maar die tevens het wezen ervan raakten. 24 Men wilde niet dat er misbruik werd gemaakt van het recht om van het onderzoek op de hoogte te zijn. Het onderzoek zou dan bijvoorbeeld kunnen worden tegengewerkt door het te vertragen, door sporen weg te maken, getuigen te beïnvloeden of deskundigenonderzoek te doorkruisen. 25 Hierdoor is er bij toekenning van iedere bevoegdheid aan de verdediging vermeld: tenzij het belang van het onderzoek het naar het oordeel van de R-C verbiedt, of een soortgelijke formule. 26 Hierin komt het gematigde accusatoire karakter van het strafprocesrecht tot uiting. Ten tijde van invoering van het WvSv in 1926 was de opsporing o.l.v. de OvJ tevens beperkt geregeld. 27 Wat betreft het vooronderzoek waren aan de OvJ en de opsporingsambtenaren maar enkele dwangmiddelen toegekend. 28 Dit vooronderzoek had een voorlopig karakter en diende voortgezet te worden in een GVO. 29 Het GVO dat vervolgens plaatsvond o.l.v. de R-C was uitgebreider geregeld in de wet. 30 Deze had 18 Art WvSv Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p

13 meer onderzoeksbevoegdheden en dwangmiddelen tot zijn beschikking. De OvJ beschikt slechts bij hoge uitzondering over meer ingrijpende bevoegdheden en dwangmiddelen. 2.3 Het Wetboek van Strafvordering vanaf 1926 In 1926 werd het WvSv, zoals we dat nu kennen, ingevoerd. Het strafproces werd als efficiënt en deugdelijk ervaren. 31 De efficiëntie kwam met name door een ingreep van de Hoge Raad. Hij nam het standpunt in dat niet eenieder die tijdens een vooronderzoek was gehoord als getuige verplicht was om op het onderzoek ter terechtzitting een verklaring af te leggen. 32 Er werden enkele rechten van de verdachte gewijzigd die mede van invloed waren op de functie van de R-C en zijn verhouding tot de OvJ. Onderscheidend van de opsporing waarbij de verdachte voorwerp van onderzoek was, ontstond een stelsel van rechtsbescherming voor de verdachte in de fase van de vervolging. Om te beginnen werden er sedert 1926 enkele vormen van rechterlijke bemoeienis met het vooronderzoek in de wet opgenomen. Opvallend genoeg golden deze tot vervolging van de verdachte terwijl er geen processuele rechten aan deze laatste werden toegekend. 33 Voorbeelden zijn gevallen waarin de R-C een machtiging verleende voor inbreuk op fundamentele rechten van verdachten. Denk aan machtigingen tot het leggen van conservatoir beslag (art. 103 WvSv), opname van vertrouwelijke informatie (art. 126l WvSv) en onderzoek aan telecommunicatie (art 126m en 126 t WvSv). Zo ook waren er de activiteiten van de R-C in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek (art. 126 en 126b WvSv), dat jaren later tot stand kwam. 34 Er was hier wel degelijk sprake van inmenging van de R-C, maar de verdediging werd niet als volwaardige procespartij erkend. 35 Jaren later, in 1971, nam de rechtsbeschermende betekenis van het GVO af als gevolg van inkapseling van onder andere de telefoontap 36 in dit deel van het vooronderzoek. 37 Het geheime karakter van dit onderzoeksmiddel was in strijd met het kenmerkende openbare karakter van het GVO. 38 Mede in het licht van deze tegenstrijdigheid ontstond de zogenaamde parallelle opsporing. Het opsporingsonderzoek en het GVO liepen dan gelijktijdig naast elkaar door. 39 De R-C was verantwoordelijk voor het onderzoek waarop het GVO betrekking had en de OvJ voor het overige ter zake van dat feit en de eventuele overige feiten 31 Minkenhof s 2009, p Minkenhof s 2009, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Wet van 7 april 1971, Stb Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p

14 uitgevoerde opsporingshandelingen. 40 Opvallend genoeg werd in deze tijd in een klein percentage van het aantal strafzaken een GVO ingesteld. 41 De waarborgen die gepaard gingen met dit GVO kwamen maar in een klein aantal zaken tot uiting. 42 In het merendeel van de strafzaken werd voor opheldering van het strafbare feit volstaan met een opsporingsonderzoek. 43 Dit werd versterkt door dwangmiddelen waarvan de toepassing oorspronkelijk was voorbehouden aan de R-C in het verband van het GVO. 44 Het GVO komt later uitgebreider aan bod. Op het gebied van delicten waarbij de veroordeelde een zogenoemd een bij misdrijf verkregen voordeel zichzelf had eigen gemaakt, kwam er een ontwikkeling omtrent het vooronderzoek in de vorm van een nieuw Strafrechtelijk financieel onderzoek (hierna SFO). 45 Dit onderzoek werd door de OvJ uitgevoerd maar deze diende hiervoor een machtiging te hebben van de R-C. De begrenzing van de opsporingsbevoegdheden van de overheid werden meer en meer verduidelijkt en vastgelegd in regelgeving, zoals in de Algemene wet op het binnentreden. 46 Bij de parlementaire enquête Opsporingsmethoden 47 werden opsporingsbevoegdheden voor de overheid geschapen en herzien. 48 Denk hierbij aan infiltratie, het toestaan van DNA-onderzoek 49, verbeterde regelingen omtrent maatregelen die in het belang van het onderzoek konden worden genomen tegen de verdachte 50 en verruiming van de mogelijkheid van het vorderen van gegevens. 51 Men vroeg zich na al deze veranderingen af of het niet verstandig was om een geheel nieuw WvSv te ontwerpen. Er werden meerdere voorstellen gedaan, maar dit leidde slechts tot wijzigingsvoorstellen op bepaalde onderdelen Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Simmelink & Baaijens van geloven 2001, p Vgl. de zelfstandige regeling van de inbeslagneming- en huiszoekingsbevoegdheden bij de wet van 27 mei 1999, Stb. 1999, 243; ook het DNA-onderzoek zal voor een belangrijk deel uit het gerechtelijk vooronderzoek worden gelicht, zie Kamerstukken II, Wet van 10 december 1992, Stb. 1993, Wet van 22 juni 1994, Stb Inzake opsporing, Kamerstukken II, , nr.0/ Wet van 27 mei 1999, Stb Wet van 8 november 1993, Stb Wet van 1 november 2001, Stb Wetten van 8 maart 2004, Stb. 209, en 16 juli 2005, Stb Minkenhof s 2009, p

15 2.4 De rechter-commissaris Terugkomend op de positie van de R-C, kan worden gesteld dat in het WvSv van 1926 het GVO het nieuwe kader werd waarin deze zijn taken kon uitoefenen. 53 De naam zegt het al; een R-C is een rechter en deze maakt deel uit van de rechtbank. De politie en het OM hebben de taak om de feiten vast te stellen en de rechter dient enkel rechtsbeslissingen te nemen. 54 Voorafgaand aan de totstandkoming van het WvSv van vond een discussie plaats tussen verschillende schrijvers over de wenselijke taakverdeling tussen politie, OM, R-C en de rechter in vergelijking met het Duitse, Engelse en Franse stelsel, aldus t Hart. 55 Het uitgangspunt was dat de R-C als rechter zich bezig zou houden met de fase voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting, namelijk het GVO Het GVO De overheid kan bepaalde dwangmiddelen inzetten tijdens het vooronderzoek. Deze inzet dient getoetst te worden op rechtmatigheid door een rechter. Een verdachte heeft immers recht op een eerlijk proces, conform art. 6 EVRM. Het is daarnaast niet efficiënt om een rechter steeds te informeren over de stand van zaken omdat dit onder andere vertraging kan opleveren. Daarom is ervoor gekozen om het gerechtelijk onderzoek tot stand te laten komen onder leiding van een rechter. 57 De hoofdreden om de R-C te belasten met de leiding van het GVO is dat voor de verdachte een waarborg gezien mag worden in de onpartijdigheid en objectiviteit van het proces, wat twijfelachtig kan zijn, indien het OM de leiding over het GVO zou hebben. 58 De scheiding der machten wordt hiermee doorbroken aangezien feitenvaststelling immers behoort tot een van de taken van het OM. 59 De wetgever was van mening dat, indien de OvJ de leiding zou nemen over het vooronderzoek, dit ten nadele zou komen voor de verdachte en de procesgang. 60 De R-C werd objectiever geacht dan de OvJ die onderdeel was van het OM. De R-C was onafhankelijk, in tegenstelling tot de OvJ. De R-C kreeg twee functies in het vooronderzoek: een onderzoeksfunctie en een toetsingsfunctie. 61 Zijn onderzoeksfunctie hield in dat hij, in het kader van het opsporingsonderzoek, de zaak 53 A.E. Harteveld, De rechter-commissaris in strafzaken: enkele oriënterende beschouwingen, Arnhem: Gouda Quint 1990, p. 26. Hierna Harteveld, A.C. t Hart, De positie van de rechter-commissaris in strafzaken tussen rechtspraak en beleid, in: A.C. Geurts (red.), Strafrecht in balans, Arnhem: Gouda Quint BV 1983, p. 82. Hierna t Hart t Hart 1983, p t Hart 1983, p Harteveld, 1990, p t Hart, 1983, p t Hart, 1983, p t Hart, 1983, p Harteveld 1990, p

16 grondig diende te onderzoeken en klaar diende te maken voor de zitting. 62 Bij de toetsingsfunctie diende hij te onderzoeken of de overheid haar dwangmiddelen op een juiste manier had toegepast en de rechten van de verdachte werden gewaarborgd. 63 De wetgever wilde in het licht van de eerder genoemde geregtelijke instructie de lijn doortrekken en bleef achter het GVO staan omdat dit als praktisch en efficiënt werd ervaren en wilde tevens de rechtspositie van de verdachte verbeteren. De R-C kreeg nieuwe dwangmiddelen toegekend. In 1958 kwam er een regeling betreffende verbeurdverklaring en inbeslagneming 64 die enkel kon worden toegepast in het GVO. Deze werd later, in 1993, afgeschaft bij invoering van het SFO. 65 In 1993 werd vervolgens de Wet Computercriminaliteit geïntroduceerd en de R-C kreeg de bevoegdheid computergegevens te vorderen in een GVO 66, evenals de bevoegdheid tot het instellen van een DNA-onderzoek. 67 Hier werd een onderscheid gemaakt tussen het tijdstip dat er een verdachte bekend was of niet. Totdat de verdachte bekend was, was de OvJ bevoegd een deskundige te benoemen om DNA-profielen te onderzoeken. Was de verdachte bekend, dan nam de R-C deze bevoegdheid over en diende een GVO tot stand te komen. Het EVRM was een belangrijke steunpilaar. Met name voor de rol van de R-C en tegelijkertijd voor de verdachte, was er naar aanleiding van een uitspraak van het EHRM 68 een regeling 69 omtrent bedreigende getuigen ingevoerd. De R-C heeft zo de bevoegdheid om in bepaalde zaken de identiteit van een getuige niet bekend te maken. Ook volgens Harteveld & Stamhuis bleek dat indertijd het GVO in de praktijk een kleine rol speelde in het gehele strafproces. 70 De R-C werd in de meeste gevallen enkel ingezet voor het verlenen of verkrijgen van een machtiging en om een klein deel van het gehele onderzoek tot zijn rekening te nemen, voordat het onderzoek ter terechtzitting aanving. 71 Het overige onderzoek liep meestal door onder leiding van de OvJ. 72 Deze kon gebruik maken van parallelle opsporing. De OvJ had immers geen goedkeuring of machtiging van de R-C nodig om dit opsporingsonderzoek tot stand te laten komen. Het politieapparaat ontwikkelde zich sterk en boekte veel technische vooruitgangen. Haar deskundigheid werd steeds meer verbeterd waardoor men zelfstandig 62 Harteveld 1990, p Harteveld 1990, p Wet van 22 mei 1958, Stb Wet van 10 december 1992, Stb. 1993, Wet van 23 december 1992, Stb. 1993, Wet van 8 november 1993, Stb EVRM 20 november 1989, NJ 1990, Wet van 11 november 1993, Stb A.E. Harteveld & E.F. Stamhuis, De rechterlijke bemoeienis met het strafvorderlijk vooronderzoek, in: M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het vooronderzoek in strafzaken. Tweede interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Gouda Quint 2001, p Hierna Harteveld & Stamhuis Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p

17 zaken kon afhandelen, mede door de auditu-verklaringen die er ook voor hebben gezorgd dat de rol van de R-C minder aanwezig werd GVO ter discussie Aansluitend hierop kwam er een verandering op gang in de positie van de R-C binnen het GVO. Er ontstonden discussies aan het eind van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig. De vraag was of het GVO in het strafproces niet overbodig was geworden. De minister van justitie schreef een brief aan de Tweede Kamer waarin hij de mogelijke veranderingen omtrent het GVO aankaartte en de verhouding tussen het OM en de R-C benoemde. 74 In 1988 installeerde de minister een commissie, genaamd Commissie Herijking WvSv (ook wel de commissie Moons genoemd, omdat deze o.l.v. was van de voormalige president van de Hoge Raad, Ch. M.J.A. Moons) die een rapport over deze discussie moest gaan schrijven. 75 Volgens Doelder was een gemiddeld GVO niet meer dan een miniinstructie. 76 De verdachte kon de R-C deze mini-instructie laten uitvoeren. Denk aan het horen van anonieme getuigen. Hiertegenover stond dat de R-C deze eenvoudig kon weigeren. Doelder was van mening dat het GVO inhoudelijk inhield dat met name door bijvoorbeeld tijdsdruk, verdachten sec werden gehoord en dat getuigen werden gehoord die ook al door de politie waren gehoord. 77 Meer was het volgens hem niet. Corstens gaf aan dat de wetgever het GVO had gehandhaafd vanwege de traditie en omdat in dit onderzoek voor den verdachte een waarborg gezien mag worden voor grootere onpartijdigheid en objectiviteit dan bij het OM verwacht mag worden. 78 Dit waren de twee hoofdredenen, zo bleek uit de memorie van toelichting. 79 De taak van het OM en politie is om de samenleving te beschermen; dit impliceert niet dat ze hierbij de belangen van de verdachte over het hoofd dienen te zien. Het OM en de politie worden gezien als de natuurlijke tegenstanders van de verdachte. 80 De rechter wordt er pas bij betrokken, indien het OM de zaak aanhangig maakt. De verdachte op zijn beurt zal de onafhankelijke en onpartijdige rechter immers objectiever vinden dan het 73 HR 20 december 1926, NJ H. de Doelder, Het gerechtelijk vooronderzoek herrijkt, in: C.J.C.F. Fijnaut & E. Kolthoff (red.), Afschaffing of herziening van het gerechtelijk vooronderzoek?, Arnhem: Gouda Quint BV 1991, p. 10. Hierna de Doelder H. de Doelder 1991, p H. de Doelder 1991, p H. de Doelder 1991, p G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, 6 e druk, Deventer: Kluwer 2008, p 313. Hierna Corstens MvT, p. 18. Dit waren de twee hoofdargumenten. 80 Corstens 2008, p

18 OM en politie. 81 Ook voor de samenleving was het van belang dat dit objectief bleef plaatsvinden en de samenleving had er geen baat bij indien een onschuldige werd veroordeeld. 82 Gezien de memorie van toelichting van het WvSv, diende er in zowat iedere zaak een GVO plaats te vinden. De discussie die naast de eventuele overbodigheid van het GVO voerde, was of een rechter aan dit onderzoek te pas moest komen. De minister van justitie was echter bang dat bij afschaffing de staat krachtiger zou worden tegenover de rechtspositie van de verdachte. 83 De instructie zou eenzijdiger worden indien deze voorfase in handen zou komen van het OM. 84 Groeperingen die voor afschaffing van het onderzoek waren, vonden dat men een rechter niet moest opzadelen met het verzamelen van bewijsmateriaal. De rechter was immers geen onderdeel van politie en OM en kon niet ter verantwoording worden geroepen. Vóór afschaffing van het GVO waren onder meer Machielse 85, Von Meyenfeldt 86 en Groenhuijsen Voorstanders afschaffing GVO Machielse had twijfels bij het argument van de minister dat de manier waarop het GVO thans was ingericht inderdaad de vlotheid en efficiëntie bevorderde. 88 Indien er sprake is van voorlopige hechtenis, geldt immers dat eenieder die van zijn vrijheid wordt beroofd, het recht heeft op toegang tot een rechter, zo stelt art. 5 lid 3 en 4 van het Verdrag van Rome. Een rechterlijke toetsing der vrijheidsbeneming wordt voorgeschreven door art. 15 Grondwet, voor zover die vrijheidsbeneming al dan niet plaatsvindt op rechterlijk bevel. Deze voorwaarde van rechterlijke toetsing is geregeld in het WvSv onder art. 63 gezien het bevel tot bewaring. Echter, dit bevel tot bewaring is niet afhankelijk van het instellen van een GVO. 89 Voorlopige hechtenis kan immers worden toegepast zonder dat er een GVO heeft plaatsgevonden. Het kan zelfs zo zijn dat een verdachte in de ene zaak in bewaring is gesteld en dat er in een andere zaak een GVO tegen hem loopt. 90 Daartegenover kan een verdachte 81 Corstens 2008, p Corstens 2008, p Corstens 2008, p Corstens 2008, p A.J.M. Machielse, Een requiem voor het gerechtelijk vooronderzoek, Arnhem: Gouda Quint BV 1989, p. 13. Hierna Machielse C. von Meyenfeldt, Het gerechtelijk vooronderzoek, NJB 1988, p Hierna Von Meyenfeldt M.S. Groenhuijsen, De herziening van het GVO als onderdeel van de taakverdeling tussen politie, justitie en het rechter-commissariaat, in: C.J.C.F. Fijnaut & E. Kolthoff (red.), Afschaffing of herziening van het gerechtelijk vooronderzoek?, Arnhem: Gouda Quint BV 1991, p. 28. Hierna Groenhuijsen Machielse 1989, p Machielse 1989, p De R-C kan ambtshalve een GVO instellen in een zaak waarin voorlopige hechtenis is bevolen. Zie art. 184 lid 2 WvSv. 11

19 niet ambtshalve in het belang van het onderzoek door een rechterlijke ambtenaar in bewaring worden genomen, aldus Machielse. 91 Daarnaast kon er op grond van het eerder genoemde art. 125g WvSv door de R-C een machtiging worden verleend om telefoongesprekken af te luisteren, indien er een GVO liep. Dit was bedoeld als rechtswaarborg zodat er een rechterlijke toetsing kon plaatsvinden. 92 Machielse vond echter dat het de effectiviteit schaadde indien een verdachte, vanwege het openlijke karakter van een GVO, er lucht van kreeg dat er een GVO tegen hem liep, waardoor de verdachte zich de mogelijkheid van een telefoontap zou kunnen realiseren. 93 De toepassing van een telefoontap zou volgens hem ook buiten een GVO mogelijk moeten zijn. 94 Zo kon er onder bepaalde omstandigheden ook worden overgegaan tot een huiszoeking door de OvJ indien deze, in afwachting van het optreden van de R-C, daarna een GVO vorderde conform art. 97 lid 1 WvSv. De rol die de R- C gedurende het GVO had, werd hier tijdelijk overgenomen door de OvJ. Deze bevoegdheid van de OvJ verviel indien het GVO aanving of werd afgewezen door de R-C. Art. 97 lid 2 WvSv schetste zelfs de situatie dat de HulpOvJ deze taak op zich mocht nemen, indien het optreden van de OvJ niet afgewacht kon worden. Dit zou problemen geven in de praktijk. Ook dit vond Machielse in strijd met de efficiëntie van het GVO. 95 Tot slot gaf Machielse zijn visie omtrent parallelle opsporing. De vraag die bij hem rees, was of en in hoeverre OM en politie nog zelfstandig een opsporingsonderzoek mochten verrichten tijdens het GVO. 96 Machielse vermoedde dat door het instellen van een GVO het opsporingsonderzoek in het algemeen een accusatoir karakter zou krijgen, aangezien de verdachte als rechtssubject bij het GVO werd betrokken en verdedigingsrechten kreeg. 97 In een dergelijke procespositie zou er niet snel een parallel opsporingsonderzoek in dezelfde zaak worden ingesteld. 98 Ingaande op het argument betreffende de objectiviteit en partijdigheid van de R-C, snijdt dit volgens Machielse ook geen hout. De R-C wordt op grond van art. 268 WvSv niet voor niets gediskwalificeerd als zittingsrechter. 99 Von Meyenfeldt was zelf als R-C van mening dat het GVO afgeschaft diende te worden, omdat dit berustte op een misconceptie. 100 In zijn opinie 91 Machielse 1989, p Machielse 1989, p Machielse 1989, p Machielse 1989, p Machielse 1989, p HR 2 juni 1987, NJ 1988, Machielse 1989, p Machielse 1989, p Machielse 1989, p Von Meyenfeldt 1988, p

20 deed de R-C het werk dat anderen al hadden gedaan. 101 Er was in zijn ogen sprake van dubbelwerk, wat het hele strafproces niet versnelt. Von Meyenfeldt was van mening dat het huidige GVO ten koste zou gaan van het onmiddellijkheidsbeginsel op de terechtzitting 102 en het zou het openbaarheidsgehalte niet ten goede komen. 103 Von Meyenfeldt gaf aan: Een rechter-commissaris is geen super speurneus, maar veeleer van opsporingstechnisch oogpunt een dilettant. Een GVO is ook nooit echt nodig, we zijn er allemaal aan gewend geraakt. Afschaffing van het GVO schept bovendien duidelijkheid in de rol van de OvJ en de R-C. 104 Groenhuijsen heeft daaraan tot slot, als voorstander van afschaffing van het GVO, toegevoegd dat wanneer het GVO zou worden afgeschaft, de rol van de R-C immers allerminst uitgespeeld is. 105 Hij zou dan volgens hem een toetsende en controlerende functie krijgen. 106 Groenhuijsen was van mening dat het rechterlijke gezag van de R-C alleen maar meer tot z n recht zou komen in de situatie waarin hij permanent toezicht zou houden op de belangrijke facta en gesta van de officier, zonder zelf het onderzoek uit te voeren. 107 Het ontging Groenhuijsen waarom de R-C als zelfstandig onderzoeker niet gemakkelijk weg te denken viel. 108 Daarnaast viel hem 109 op dat een belangrijk onderdeel van het voorbereidend onderzoek in de toekomst waarschijnlijk buiten het GVO zou vallen. 110 In het wetsontwerp inzake de zogenoemde voordeelsontneming was een SFO opgenomen. De politie heeft hierbij veel toegekende bevoegdheden met een toetsende rol voor de R-C. 111 Ook hieruit bleek voor Groenhuijsen dat de R-C zich als zelfstandig onderzoeker van de feiten heel goed laat wegdenken. 112 De Commissie Moons was voorstander van een onpartijdig en objectief onderzoek in een vroeg stadium van het strafproces en wilde dit vooronderzoek handhaven. 113 Deze wilde de opzet van het GVO ongewijzigd laten, de sluitingsprocedure van het GVO vereenvoudigen en ten slotte de regeling omtrent het parallelle onderzoek verbeteren. 114 Ook deze was van mening dat, indien dit vooronderzoek in handen van de OvJ zou komen, dit de 101 Von Meyenfeldt 1988, p Von Meyenfeldt 1988, p Von Meyenfeldt 1988, p Von Meyenfeldt 1988, p Groenhuijsen, 1991, p Groenhuijsen, 1991, p Groenhuijsen, 1991, p Groenhuijsen, 1991, p Groenhuijsen, 1991, p Zie wetsontwerp (Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en andere vermogenssancties), ingediend op 5 april Groenhuijsen, 1991, p Groenhuijsen 1991, p Corstens 2008, p Groenhuijsen 1991, p

21 eerder genoemde onpartijdigheid ten opzichte van de verdachte ten nadele zou komen. De rechter zou mogelijk op de zitting meer onderzoek moeten doen, indien dit GVO zou wegvallen. De wetgever heeft dit gehandhaafd en besloten het voorstel van de Commissie Moons 115 over te nemen om de verdachte het recht te bieden de R-C te verzoeken onderzoek te verrichten De 21 e eeuw In 2000 trad de Wet herziening GVO in werking. 117 Enkele wijzigingen in het WvSv betroffen de doorzoeking en inbeslagname. Enkele bevoegdheden van de R-C werden overgeheveld aan de OvJ. De opsporingsambtenaar kreeg meer bevoegdheden, bijvoorbeeld bij betreding van plaatsen ter inbeslagname. Er moest dan sprake zijn van aanhouding op heterdaad of een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis was toegestaan. Ook kreeg deze de bevoegdheid uitlevering van voorwerpen ter inbeslagname te bevelen, de doorzoeking te gelasten van plaatsen ter aanhouding waarvoor een machtiging van de OvJ was vereist en deze kreeg de bevoegdheid vervoersmiddelen te doorzoeken. De R-C kon buiten het GVO om een verdachte immers nog steeds in bewaring stellen. 118 Daarnaast had deze de bevoegdheid een woning te doorzoeken, wat verschilt van het simpelweg betreden van een woning. Sluiting van het GVO werd voor de R-C vereenvoudigd. 119 De OvJ mocht vervolgens deskundigen benoemen, wat los stond van het GVO. De wetgever 120 had de verplichting voor de OvJ om bij een dringende noodzakelijke hantering van bevoegdheden, bij doorzoeking van een huis, om achteraf een GVO te vorderen, afgeschaft. 121 Dit werd vervangen door een voorafgaande mondelinge of telefonische machtiging van de R-C. Tevens kreeg de OvJ de bevoegdheid om andere plaatsen dan woningen te betreden met de handen op de rug. Indien de OvJ een onderzoek wilde uitvoeren naast het GVO, diende deze de R-C hierover te informeren. Tevens kwam de wettelijke introductie van de mini-instructie. De verdachte kon de R-C, binnen wiens rechtsgebied de handeling was verricht, verzoeken dienaangaande enig onderzoek in te stellen. Door de Wet herziening GVO bleef het GVO gehandhaafd, maar de verplichting tot inschakeling van de R-C werd echter teruggebracht. 122 Opnieuw werd het GVO ter discussie gesteld omtrent het onderzoeksproject Strafvordering 2001 waarin er 115 Commissie Moons I, p en Nadat minister van justitie Hirsch Ballin het voorstel had afgewezen, zie kamerstukken II , nr. 3. p. 6-9, heeft minister Sorgdrager het overgenomen kamerstukken II , nr Wet van 1 februari 2000, Stb. 1999, Corstens 2008, p Wet van 1 februari 2000, Stb. 1999, Kamerstukken II , 23251, nr. 3 p Corstens 2008, p Corstens 2008, p

22 wederom een voorstel werd gedaan om dit onderzoek af te schaffen maar waarin de rechter nog wel een rol in het vooronderzoek zou spelen. 123 Vervolgens werden er in 2005 twee wijzigingen doorgevoerd betreffende de bevoegdheden van de R-C. Om te beginnen kwam er een wet, inhoudende wijzigingen van het WvSv 124, die het zelfs mogelijk maakte voor de R-C om buiten het GVO voorwerpen in beslag te nemen en een bevel te geven tot uitlevering van voorwerpen. Ook kreeg de R-C het recht om bepaalde plaatsen te doorzoeken en tot slot de bevoegdheid tot het geven van een bevel tot vastlegging, toegang verlening en overdracht van gegevens uit te kunnen voeren in het kader van efficiëntie van het vooronderzoek. 125 Daarnaast ontstond er een wijziging in de regeling omtrent de voorlopige hechtenis waarin art. 180 WvSv werd getransformeerd zodat onnodige vertraging van het strafproces nu door de R-C diende worden tegengegaan in plaats van door de rechtbank. 126 Door de wijziging van het artikel zou volgens de minister het evenwicht en de rechtsbescherming verbeterd worden in het vooronderzoek. Het GVO bleef gehandhaafd. 127 Daarnaast kon de R-C ook een rol spelen in het vooronderzoek via een machtiging Conclusie De R-C heeft sinds de totstandkoming van het WvSv in de loop der jaren enkele bevoegdheidswijzigingen meegemaakt. Terugkomend op de ontwikkelingen uit 1838, valt op dat het vooronderzoek en de wijze van regulering vandaag de dag nog goed zijn terug te zien in de systematiek van het WvSv. De rol van de R-C in het vooronderzoek staat op gespannen voet met de bevoegdheden van de OvJ en dit leidt in de praktijk soms tot verwarring. Er hebben enkele discussies plaatsgevonden omtrent de doelmatigheid en efficiëntie van het GVO. Zo is er een commissie ingesteld die hier onderzoek naar heeft gedaan en zijn er de nodige voorstanders geweest voor afschaffing van dit GVO. Daarnaast is er de nodige aandacht geweest voor de rechtspositie van de verdachte, die naarmate de verdenking sterker werd, meer verdedigingsrechten tot zijn beschikking kreeg. Met name is er gediscussieerd over de vraag of de objectiviteit en onpartijdigheid voor de verdachte omtrent zijn rechtspositie voldoende zijn gewaarborgd. 123 Harteveld & Stamhuis 2001, p Wet van 10 november 2004, Stb. 2004, Corstens 2008, p Wet van 10 november 2004, Stb. 2004, Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p

23 Hoofdstuk 3 Onderzoeksproject Strafvordering Inleiding Nu de ontwikkeling omtrent de positie van de R-C in het vooronderzoek uiteen is gezet, wordt er in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de vraag waarom men zo graag een wetswijziging wilde. Wat was of waren de redenen om de huidige stand van zaken te willen wijzigingen? Voorbereidend op hoofdstuk 4 waarin de wetswijziging centraal staat, wordt er in dit hoofdstuk uit de doeken gedaan waarover er onenigheid bestond, wie er aangewezen was of waren hier onderzoek naar te doen en wat het uiteindelijk resultaat van dat onderzoek was. Alvorens wordt de balans opgemaakt. 3.2 De tussenstand De ontwikkelingen in het vooronderzoek zijn in hoofdstuk 2 tot en met de meest recente wetswijzigingen van 2005 uiteengezet. Het GVO bleef in stand waarmee de sluiting ervan werd vergemakkelijkt voor de R-C. 129 Naast dit onderzoek kon de R-C zich ook bemoeien met het vooronderzoek via de machtigingsprocedure. 130 Opmerkelijk is dat bij toepassing van de mini-instructie de R-C buiten het GVO om wordt ingeschakeld en er geen machtigingsprocedure tot stand komt. 131 Daarnaast is gebleken dat de R-C niet meer belast is met het panklaar brengen van de zaak voor de zitting, indien hij als rechter bij het vooronderzoek betrokken wordt. 132 Gezien het feit dat in strafzaken het GVO een kleine rol speelt tegenover de wettelijke bevoegdheden van de OvJ, blijkt dat het oorspronkelijke wettelijke stelsel veranderd is. 133 Het doel van het GVO is dat de OvJ voldoende materiaal tot zich krijgt om een verantwoorde vervolgingsbeslissing te kunnen nemen voor zover dat materiaal niet tijdens de (parallelle) opsporing is verkregen. 134 Er kan verwarring en onduidelijkheid ontstaan, indien de R-C gebruik wil maken van een van de bijzondere opsporingsbevoegdheden om de feiten, waarop het GVO betrekking heeft, verder uit te zoeken. 135 De strategie kan in een langlopend onderzoek in de weg worden gezeten, dat op 129 Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 6, p. 22 (nota naar aanleiding van het Verslag Toezeggingen aan getuigen in strafzaken). 135 In de parlementaire gedachtewisseling heeft de minister gesteld, dat de R-C de nieuwe bevoegdheden ook kon gebruiken via art. 177 WvSv; Kamerstukken II 1997/98, , nr. 7, p

24 veel meer feiten en personen is gericht dan enkel het GVO. 136 In het vooronderzoek behoudt de R-C immers zijn twee functies, namelijk de onderzoeksfunctie en de toetsingsfunctie, al is het accent door de wetgever op het opsporingsonderzoek gelegd dat o.l.v. de OvJ is. 137 De R- C heeft met zijn onderzoeksfunctie meer de rol van een onafhankelijke onderzoeker op die onderdelen waarbij een rechter dient te worden betrokken. 138 Dit komt doordat dwangmiddelen die worden toegepast van dien aard zijn dat een onafhankelijke toetsing op inbreuk van grondrechten vereist is; denk aan doorzoeking van bepaalde plaatsen. 139 Daarnaast kan het zijn dat de opsporingsmethoden zodanige gevolgen hebben voor de uitoefening van de verdedigingsrechten bij de feitelijke behandeling van de zitting, dat omkleding met bijzondere procedurele waarborgen nodig is, aldus Harteveld & Stamhuis. 140 Een mogelijk voorbeeld van deze waarborgen is de onafhankelijkheid en afstandelijkheid van de uitvoerende autoriteit. 141 Denk aan het horen van bijzondere getuigen. Tot slot biedt de rechter de mogelijkheid dat er ook ontlastende informatie kan worden verzameld en vastgelegd, die bewaard dient te worden tot het eindonderzoek, wat ook tot voortijdige beëindiging van het onderzoek of de vervolging kan leiden. 142 Hierbij kan worden gedacht aan de mini-instructie. 3.3 Onderzoeksproject Strafvordering 2001 Zoals aangegeven in het voorgaande hoofdstuk waren er in de jaren negentig discussies over de hervorming van het WvSv. Men wilde het hercodificeren. In 1994 was er een vergadering van de Nederlandse Juristen Vereniging waarbij een aantal personen van mening was dat het wetboek fundamenteel diende te worden herzien. 143 In 1997 hebben de vakgroepen strafrecht van de Katholieke Universiteit Brabant en van de Rijksuniversiteit Groningen een onderzoeksproject tot stand laten komen wat de naam Strafvordering 2001 kreeg. 144 vraag die in het onderzoek centraal stond bestond uit drie delen: Hoe zou een WvSv eruit zien dat beantwoordt aan hedendaagse inzichten en behoeften, 136 Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Harteveld & Stamhuis 2001, p Eerste vraagpunt naar aanleiding van de preadviezen van J. Remmelink, G. Knigge, Th.A. de Roos en W.Sorgdrager, Herbezinning op (de grondslagen van) het Wetboek van Strafvordering, Hand. NJV 1994-I, Zwolle Om precies te zijn was een zo krappe meerderheid vóór algehele herziening dat het vraagpunt door de voorzitter als onbeslist werd aangemerkt. 144 M.S Groenhuijsen, Het onderzoeksproject Strafvordering 2001 : enkele inleidende opmerkingen. Delikt en Delinkwent 2000, 30(3),p Hierna Groenhuijsen De

25 stelselmatig is in die zin dat het een coherente ordening geeft van het strafprocesrecht en tenslotte aansluit bij en voldoende ruimte biedt voor de ontwikkeling van een Europese rechtspraktijk? 145 Omdat het ministerie van Justitie in 1998 in belangrijke mate dit project meefinancierde kon met de start van het project worden begonnen. 146 Het project duurde vier jaar en betrof diverse onderwerpen. 147 Het eerste jaar werden de algemene uitgangspunten en de toepassing daarvan op de regeling van het onderzoek ter terechtzitting behandeld. In het tweede jaar stond het vooronderzoek centraal, inclusief de internationale dimensies die daaraan in toenemende mate zijn verbonden. Het derde jaar was toegespitst op rechtsmiddelen en dwangmiddelen. Het laatste jaar stond in het kader van bijzondere procedures als de voordeelsontneming alsmede afwijkende strafvorderlijke regelingen in bijzondere wetten. 148 De insteek was dat ieder onderzoeksjaar werd afgesloten met een congres waarin de bereikte resultaten uit de doeken werden gedaan voor het forum van vakgenoten. 149 De resultaten van het onderzoek zijn in 4 boeken verschenen, namelijk: Het onderzoek ter terechtzitting 1999, Het vooronderzoek in strafzaken 2001, Dwangmiddelen en rechtsmiddelen 2002 en Afronding en verantwoording Er waren verscheidene redenen voor herziening van het WvSv en voor dit onderzoek Aanleiding onderzoek Om te beginnen kwam de vraag aan de orde hoe ver de overheid mocht gaan wat betreft inbreuk op grondrechten van burgers in deze voorbereidende fase van het strafproces en op welke wijze de grenzen dienden te worden afgebakend en vastgelegd. 150 De systematische grondslag van het voorbereidend onderzoek in strafzaken stond ter discussie, met name omtrent de verhouding tussen de daarin geregelde opsporingsbevoegdheden enerzijds en de in bijzondere wetten voorkomende controlebevoegdheden anderzijds. 151 Er ontstonden vraagtekens omtrent de institutionele verhoudingen tussen de betrokken autoriteiten die sinds invoering van het wetboek drastisch waren veranderd. 152 Hierbij kan worden gedacht aan het politieapparaat dat sterk was geprofessionaliseerd, opsporingsambtenaren die 145 Groenhuisen 2000, p Groenhuisen 2000, p Groenhuisen 2000, p Groenhuisen 2000, p Groenhuisen 2000, p M.S Groenhuijsen, Het vooronderzoek in strafzaken. Algemeen deel, in: M.S. Groenhuijsen & G. Knigge (red.), Het vooronderzoek in strafzaken. Tweede interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Gouda Quint 2001, p. 3. Hierna Groenhuijsen Groenhuijsen 2001, p Groenhuijsen 2001, p

De rechter-commissaris in het strafrechtelijk vooronderzoek

De rechter-commissaris in het strafrechtelijk vooronderzoek De rechter-commissaris in het strafrechtelijk vooronderzoek Versterking van de positie van de rechter-commissaris in het strafrechtelijk vooronderzoek Naam: Margery Hulshof ANR: 702777 Masterthesis Rechtsgeleerdheid,

Nadere informatie

WORDT DE RECHTER- COMMISSARIS STERKER?

WORDT DE RECHTER- COMMISSARIS STERKER? WORDT DE RECHTER- COMMISSARIS STERKER? Open Universiteit Nederland Afstudeerscriptie Nederlands Recht Valentina Tsjebanova INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 3 1.1 PROBLEEMSTELLING EN OPZET...3 1.2 AFBAKENING...5

Nadere informatie

crisis in de verzorgingsstaat , 294 economische crisis 82-85

crisis in de verzorgingsstaat , 294 economische crisis 82-85 Trefwoordenregister A Accusatoir versus inquisitoir 71-76, 137, 149-153 Afgeschermde getuige 524-527 Afluisteren van telefoongesprekken 233-235, 235-236, 336-342, 366, 380-381, 383, 387-388, 415, 432-433

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding

Samenvatting. Inleiding Samenvatting Inleiding Bij de invoering van de Wet herziening GVO is door de Minister de toezegging aan de Tweede Kamer gedaan deze wet in twee fasen te laten evalueren. De eerste evaluatie dateert van

Nadere informatie

Preadvies. van de. Adviescommissie Strafrecht. inzake

Preadvies. van de. Adviescommissie Strafrecht. inzake Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht inzake het conceptwetsvoorstel wijziging van het wetboek van strafvordering ter versterking van de positie van de rechter-commissaris (Wet versterking positie

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Wet versterking positie rechter-commissaris

Wet versterking positie rechter-commissaris Wet versterking positie rechter-commissaris Afstudeerscriptie A.R. van Breugel Studentnr.: 0162434 Juli 2011 0 Inhoudsopgave INLEIDING... 1 DE POSITIE VAN DE RECHTER-COMMISSARIS... 1 PROBLEEMSTELLING...

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

Aanvulling discussienota VPS-wetgevingsprogramma onderdeel RC en Raadkamer

Aanvulling discussienota VPS-wetgevingsprogramma onderdeel RC en Raadkamer Aanvulling discussienota VPS-wetgevingsprogramma onderdeel RC en Raadkamer In 2012 is het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS) van start gegaan. Onderdeel daarvan is de modernisering

Nadere informatie

Raison d'être. Een onderzoek naar de rol van de rechter-commissaris in ons strafproces

Raison d'être. Een onderzoek naar de rol van de rechter-commissaris in ons strafproces Raison d'être Een onderzoek naar de rol van de rechter-commissaris in ons strafproces Een wetenschappelijke proeve op het gebied van de Rechtsgeleerdheid PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,

Nadere informatie

Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering

Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering Tien minuten voor een inhoudelijk verhaal over de voorgenomen modernisering strafvordering is niet veel, maar in een tijd waarin commentaren op beleid en

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

opleiding BOA Wetgeving adhv eindtermen

opleiding BOA Wetgeving adhv eindtermen In de eindtermen (juni 2005) voor de opleiding BOA wordt verwezen naar een aantal artikelen van wetten. Deze wetten zijn: de Algemene wet op het Binnentreden (Awob) Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J.

Hoofdstukken strafprocesrecht. mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Hoofdstukken strafprocesrecht mr. LE.M. Hendriks mr. J.H. Klifman prof. mr. G.P.M.F. Mols prof.mr. Th.A. de Roos mr. J. Woretshofer Samsom H.D. Tjeenk Willink Alphen aan den Rijn 1992 Inhoud Voorwoord

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het onderzoek

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 298 26 983 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten omtrent de toepassing van maatregelen in het belang van het

Nadere informatie

WKPV I Lesboek 2018/2019

WKPV I Lesboek 2018/2019 WKPV I Lesboek 2018/2019 Inhoud Wettelijke Kaders Publieke Veiligheid I Lesboek Inhoud Geschreven door: Dirk van den Heuvel 3 Colofon Copyright Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 551 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende

Nadere informatie

Het Nederlandse strafprocesrecht. Prof. mr. G.J.M. Corstens hoogleraar in het straf- en strafprocesrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen

Het Nederlandse strafprocesrecht. Prof. mr. G.J.M. Corstens hoogleraar in het straf- en strafprocesrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen Het Nederlandse strafprocesrecht Prof. mr. G.J.M. Corstens hoogleraar in het straf- en strafprocesrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen Gouda Quint bv (S. Gouda Quint-D. Brouwer en Zoon) Arnhem

Nadere informatie

No.W /I 's-gravenhage, 26 mei 2005

No.W /I 's-gravenhage, 26 mei 2005 No.W03.05.0077/I 's-gravenhage, 26 mei 2005 Bij Kabinetsmissive van 16 maart 2005, no.05.000958, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 33 Wet van 22 januari 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige

Nadere informatie

Internationale bewijsgaring in strafzaken

Internationale bewijsgaring in strafzaken Internationale bewijsgaring in strafzaken Nederland, Engeland & Wales S.K. de Groot Gouda Quint Deventer 2000 Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Lijst van afkortingen V VII XI Hoofdstuk 1: Inleiding

Nadere informatie

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING Gelezen het namens [klager] ingediend verzoekschrift, welke ertoe strekt dat het Hof

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

De buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten door het openbaar ministerie

De buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten door het openbaar ministerie De buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten door het openbaar ministerie G.J.M. van den Biggelaar Gouda Quint bv (S. Gouda Quint - D. Brouwer en Zoon) Arnhem 994 Inhoudsopgave Lijst van gebruikte

Nadere informatie

Tilburg University. Dwangmiddelen en rechtsmiddelen. Groenhuijsen, Marc; Knigge, G. Publication date: Link to publication

Tilburg University. Dwangmiddelen en rechtsmiddelen. Groenhuijsen, Marc; Knigge, G. Publication date: Link to publication Tilburg University Dwangmiddelen en rechtsmiddelen. Groenhuijsen, Marc; Knigge, G. Publication date: 2002 Link to publication Citation for published version (APA): Groenhuijsen, M. S., & Knigge, G. (Eds.)

Nadere informatie

De Wet versterking positie rechter-commissaris

De Wet versterking positie rechter-commissaris 764 Ars Aequi oktober 2012 wetgeving Wetgeving De Wet versterking positie rechter-commissaris Mr. P.A.M. Verrest* 1 Inleiding Op 1 december 2011 is het wetsvoorstel versterking positie rechter-commissaris

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 487 Wet van 26 september 1996 tot wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting

Nadere informatie

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport. Rapport 2 h2>klacht Beoordeling Conclusie Onderzoek Bevindingen Klacht Verzoeker klaagt erover dat de politie Amsterdam-Amstelland op 20 maart 2007 ter aanhouding van een huisgenoot rond middernacht, zonder

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam Datum: 30 december 2013 Rapportnummer: 2013/213 2 Feiten Verzoeker is

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen. Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding

Nadere informatie

Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,

Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok, Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Onderwerp Advies conceptwetsvoorstellen Vaststellingswet Boek 1 en 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 871 Wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855,

Nadere informatie

Kwalificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68%

Kwalificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% walificatiedossier: BOA OV Module 5 Samenwerking en assistentieverlening Toetsvorm: 20 Gesloten vragen Toetsduur: 45 minuten Cesuur: 68% Onderwerp Begrip/Artikel Toetsterm I. Het functioneren binnen en

Nadere informatie

College van Procureurs-Generaal

College van Procureurs-Generaal Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31 De rol van de rechter bij de waarheidsvinding in de correctionele procedure. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar Belgisch, Frans en Nederlands recht. Daniel DE WOLF WAV TO KNOWLfDGE \UGrfV r die keure

Nadere informatie

De Nederlandse Strafvordering

De Nederlandse Strafvordering De Nederlandse Strafvordering MrA. Minkenhof Zesde druk, herzien door Prof. mrj.m. Reijntjes met medewerking van mrm.p. Bart en mrja. W. Lensing Gouda Quint bv (S. Gouda Quint - D. Brouwer en Zoon) Arnhem

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 276 Wijziging van de Mededingingswet en van enige andere wetten in verband met de implementatie van EG-verordening 1/2003 Nr. 1 KONINKLIJKE

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 3 juni 2013 doorkiesnummer 06-18609322 e-mail uw kenmerk 377747 Voorlichting@rechtspraak.nl Advies Wetsvoorstel

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie = POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 2 Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 370 Besluit van 13 september 2000 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 072 Wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

RECHTSPR\AK. De minister van Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 GH Den Haag. Geachte heer Opstelten,

RECHTSPR\AK. De minister van Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 GH Den Haag. Geachte heer Opstelten, )SF ERE 1(1 EiRI&L\N1 RECHTSPR\AK De minister van Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum 8 oktober 2010 Kenmerk 837.2693/JT Uw kenmerk 563168211016 Onderwerp Conceptwetsvoorstel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 605 Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

Strafzaken. Vooronderzaek. I ri/ het. RuG. OE_ Y3t 3. onderzneksproject. gg.435-0l. M. S. Gwen/it/Um/ en G. Knigge (red.) tweed() interimrappprt I t_

Strafzaken. Vooronderzaek. I ri/ het. RuG. OE_ Y3t 3. onderzneksproject. gg.435-0l. M. S. Gwen/it/Um/ en G. Knigge (red.) tweed() interimrappprt I t_ PEḵ- - TEC het Vooronderzaek in Strafzaken M. S. Gwen/it/Um/ en G. Knigge (red.) onderzneksproject Strafv era!! tweed() interimrappprt I t_ GELIEVE DIT EXEMPLAAR NIET MEENEMEN DIT RAPPORT IS EIGENDOM VAN

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 500 Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM 18

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 489 Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 140 Besluit van 24 februari 1998, houdende vaststelling van de Instructie voor het militair gezag (Instructie voor het militair gezag) Wij Beatrix,

Nadere informatie

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 30 september 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0407 (COD) 13538/14 DROIPEN 112 COPEN 230 CODEC 1868 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité van permanente

Nadere informatie

No.W /II 's-gravenhage, 28 november 2014

No.W /II 's-gravenhage, 28 november 2014 ... No.W03.14.0345/II 's-gravenhage, 28 november 2014 Bij Kabinetsmissive van 26 september 2014, no.2014001817, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 620 Besluit van 10 december 2001, houdende bepalingen inzake het afleggen van de eed of belofte door en de vergoeding van buitengriffiers en

Nadere informatie

Rapport. Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015

Rapport. Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015 Rapport Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Openbaar Ministerie ter aanhouding van haar zoon op 24 september 2003 toestemming heeft gegeven voor de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Wetenschappelijk Bureau Openbaar Ministerie

Wetenschappelijk Bureau Openbaar Ministerie 4.j1penbaar;Ministerie Wetenschappelijk Bureau Openbaar Ministerie Postbus 20305 2500 EH Den Haag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directeur Constitutionele Zaken en Wetgeving ML.

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni 2014. Rapportnummer: 2014/044

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni 2014. Rapportnummer: 2014/044 Rapport Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni 2014 Rapportnummer: 2014/044 2 Klacht Meneer Jansen1 klaagt erover dat de hoofdofficier van justitie onvoldoende

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

VOORSTEL VAN WET. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. 32 194 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17 Inhoudsopgave Voorwoord / 5 Lijst van gebruikte afkortingen / 13 Deel I Het materiële strafrecht 1. Inleiding / 17 2. Straffen / 19 2.1 Hoofdstraffen ex artikel 9 Sr / 19 2.2 Bijkomende straffen / 20 3.

Nadere informatie

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b Verruiming fouilleerbevoegdheden, versie 6 april 2011 internetconsultatie: de relevante bepalingen van de huidige Gemeentewet en Wet wapens en munitie en van de toekomstige Politiewet 201x, met daarin

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 475 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, de Wet internationale misdrijven, de Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven

Nadere informatie

Toetsmatrijs BOA Basisbekwaamheid rechtskennis 1 januari 2017

Toetsmatrijs BOA Basisbekwaamheid rechtskennis 1 januari 2017 walificatiedossier: BOA Basisbekwaamheid Rechtskennis Geldig vanaf 1 januari 2017 Toetsvorm: Toetsduur: Cesuur: 50 Gesloten vragen 90 minuten 55% met correctie voor de gokkans Onderwerp Begrip/Artikel

Nadere informatie

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379) 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. WET van 11 december 1980, houdende uitvoering van het op 18 maart 1970 te 's- Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken WIJ

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover

Nadere informatie

TOEZICHT OPSPORING. Jan Willem van Veenendaal MEC.

TOEZICHT OPSPORING. Jan Willem van Veenendaal MEC. TOEZICHT EN/OF OPSPORING Jan Willem van Veenendaal MEC. Rechtshandhavingsystemen Onderwerpen: Iets over Bestuursrechtelijke bevoegdheden De sfeerovergang Iets over Strafrechtelijke bevoegdheden Toezicht

Nadere informatie

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 28 maart 2014 Uw kenmerk 476490 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 30 Wet van 31 januari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de eginselenwet verpleging ter beschikking

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer. 3.8 Meningen van bevraagden ten aanzien van de verstekregeling 3.8.1 Verruiming mogelijkheden verdachte? Uit de verkregen reacties wordt duidelijk dat er uiteenlopende antwoorden zijn gegeven op de vraag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 012 Wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing

Nadere informatie

DE GRONDWET - ARTIKEL HANDHAVING BESTAANDE REGELGEVING

DE GRONDWET - ARTIKEL HANDHAVING BESTAANDE REGELGEVING DE GRONDWET - ARTIKEL 140 - HANDHAVING BESTAANDE REGELGEVING Bestaande wetten en andere regelingen en besluiten die in strijd zijn met een verandering in de Grondwet, blijven gehandhaafd, totdat daarvoor

Nadere informatie

Aanhouding en inverzekeringstelling

Aanhouding en inverzekeringstelling Aanhouding en inverzekeringstelling 1 U bent aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Wat zijn uw rechten? U wordt verdacht van een strafbaar feit. De Rechercheur Opsporing van de Inspectie SZW

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 743 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 475 Wet van 17 november 2016, houdende implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende

Nadere informatie

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 17 november 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0409 (COD) 15490/14 NOTA van: aan: het voorzitterschap Raad DROIPEN 129 COPEN 278 CODEC 2241 Nr. Comdoc.:

Nadere informatie

De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag. voorlichting@rechtspraak.nl

De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag. voorlichting@rechtspraak.nl De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag Directie Strategie en Ontwikkeling bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag datum 13 november 2012 doorkiesnummer

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 477 Wet van 2 december 2015, houdende bepalingen verband houdende met de instelling van de rechtsopvolgers van in Nederland gevestigde internationale

Nadere informatie