Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet"

Transcriptie

1 Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet MER Zuiderdiep deel C 2 Dienst Landelijk gebied augustus 2006 Definitief

2 Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet MER Zuiderdiep deel C 2 dossier : X registratienummer : OR-SE versie : 1 Dienst Landelijk gebied augustus 2006 Definitief DHV B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DHV B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van DHV B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.

3 INHOUD BLAD 1 INLEIDING 3 2 DE WET- EN REGELGEVING 4 3 BESCHERMDE SOORTEN EN HABITATS EN INSTANDHOUDINGSDOELEN 6 4 SAMENVATTING NATUUREFFECTEN UIT HET MER 7 5 GEVOLGEN VOOR BESCHERMDE GEBIEDEN Zuiderdieppolders & Habitatrichtlijn Scheelhoek/Zuiderdiep & Habitatrichtlijn Scheelhoek/Zuiderdiep & Vogelrichtlijn Scheelhoek & Staatsnatuurmonument Kiekgat & Habitatrichtlijn Mogelijke externe effecten van het project 14 6 TOETS AAN DE FLORA- EN FAUNAWET 16 7 ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR 18 8 KANSEN VOOR NIEUWE NATURA 2000 SOORTEN EN HABITATS Habitatrichtlijn Vogelrichtlijn 21 9 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN COLOFON 23 OR-SE

4 1 INLEIDING Op basis van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 dienen plannen of projecten in of nabij beschermde Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) te worden getoetst op hun effecten. Project Zuiderdiep moet als een zodanig plan of project worden opgevat. Omdat het projectdoel is (naast het verbeteren van de zoetwatervoorziening voor de landbouw) omvorming van het gebied tot een dynamisch intergetijdengebied mag worden verwacht dat het project uiteindelijk zal bijdragen aan de realisering van de (concept-) instandhoudingsdoelen die voor deze gebieden zijn geformuleerd. Maar het is ook denkbaar dat beoogde maatregelen ten koste gaan van nu aanwezig habitats en soorten. In deze notitie wordt aan beide invalshoeken (gevolgen voor bestaande habitats en soorten én kansen voor nieuwe) aandacht besteed. Voorts is het zo dat bij ingrepen getoetst moet worden in hoeverre deze ingrepen nadelige invloed hebben op de goede staat van instandhouding van soorten, beschermd via de Flora- en faunawet. Indien deze invloed niet kan worden uitgesloten dient voorafgaand aan de uitvoering een ontheffing ex art 75 Flora en Faunawet te worden aangevraagd. In deze notitie wordt verkend, in hoeverre nu al kan worden aangegeven dat straks een dergelijke ontheffing nodig is. Figuur 1: impressie Zuiderdieppolders (plangebied) na herinrichting. OR-SE

5 2 DE WET- EN REGELGEVING Natuurbeschermingswet Het gebied waar de projectdoelen worden gerealiseerd ligt in het Vogel- en Habitatrichtlijngebied Haringvliet. Het Kiekgat maakt nu deel uit van het Habitatrichtlijngebied Duinen van Goeree, maar zal te zijner tijd worden overgeheveld naar het gebied Haringvliet. De Plaat van Scheelhoek maakt bovendien deel uit van het Beschermd Natuurmonument Scheelhoek c.a. In de directe omgeving liggen bovendien de volgende beschermde gebieden: Duinen van Goeree (Habitatrichtlijn) en Kwade Hoek (Vogelrichtlijn) Voordelta (Vogel-en Habitatrichtlijn) Haringvliet, open water incl oeverlanden, buitendijkse terreinen en platen (Vogel- en Habitatrichtlijn) De kwalificerende soorten en habitats voor deze gebieden, de instandhoudingsdoelen voor deze soorten en habitats en de kernopgaven voor deze gebieden vormen het kader waaraan de gevolgen voor de natuur als gevolg van dit project worden getoetst. Voor deze gebieden wordt hierna verkend of de voorgenomen activiteit de instandhoudingsdoelen voor deze gebieden positief of negatief kan beïnvloeden. De basis voor deze verkenning is de beschrijving van de effecten in het MER. Ten aanzien van de negatieve effecten wordt verkend of er kans is op een significant effect. Indien dat zo is, wordt bekeken in hoeverre mitigerende maatregelen dit effect kunnen beperken of teniet doen. Ook wordt getoetst aan de betekenis en kenmerken van het Beschermd Natuurmonument Scheelhoek. Eerst wordt gekeken naar het gebied Haringvliet, omdat daar zich de voorgenomen activiteiten afspelen. Vervolgens worden de mogelijke externe effecten op de genoemde beschermde gebieden in de omgeving verkend. Ook daarbij wordt verkend of er kans is op een significant effect. Ten aanzien van de gevolgen van de activiteit voor het Haringvliet zal op de volgende manieren ingezoomd moeten worden op de deelgebieden binnen Haringvliet: Voor de Zuiderdieppolders: toets aan instandhoudingsdoelen Habitatrichtlijngebied Haringvliet Voor Scheelhoek: toets aan instandhoudingsdoelen Habitatrichtlijngebied Haringvliet, Vogelrichtlijngebied Haringvliet en kenmerken/ kwaliteiten Staatsnatuurmonument Scheelhoek Voor Kiekgat: toets aan instandhoudingsdoelen Habitatrichtlijngebied Duinen Goeree Flora- en faunawet Als eerste is nagegaan in hoeverre in het plangebied soorten voorkomen, die in het kader van deze wet zijn beschermd. Vervolgens is aan de hand van de effectbeschrijving in het MER nagegaan, in hoeverre er effecten zijn te verwachten op deze soorten. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de drie categorieën soorten zoals die in de AMvB bij de Flora- en Faunawet van februari 2005 zijn onderscheiden. Daarnaast is nog gekeken naar mogelijke kansen voor soorten waarvan het voorkomen nu niet bekend is maar waarvoor het plan geschikt leefgebied creëert. OR-SE

6 Figuur 2: Ligging van de Zuiderdieppolders (geelgroen) ten opzichte van de Scheelhoek (bruin) en het Haringvliet (lichtgroen). OR-SE

7 3 BESCHERMDE SOORTEN EN HABITATS EN INSTANDHOUDINGSDOELEN Dit hoofdstuk geeft per gebied een overzicht van kwalificerende soorten en habitats en de (concept-) instandhoudingsdoelen voor Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en kenmerken van het Beschermde Natuurmonument. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de kernopgaven per beschermd gebied. Gebieden: Haringvliet Voordelta Duinen van Goeree en Kwade Hoek In Bijlage 1 zijn voor het Vogel- en Habitatrichtlijngebied Haringvliet de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en habitats (zie ook edendocument_haringvliet.pdf), de voorkomende habitattype en soorten in Habitatrichtlijngebied Duinen van Goeree en de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermde Natuurmonument Scheelhoek weergegeven. Er zijn nog geen formele aanwijzingsbesluiten. In het gebiedendocument zijn de kernopgaven, natuurdoelen en doelsoorten voor het gebied vastgelegd waar de voorgenomen herinrichting van de Zuiderdieppolders invloed op kan hebben. De kernopgaven, natuurdoelen en doelsoorten vormen het toetsingskader. In Bijlage 2 is de begrenzing van deze gebieden weergegeven. Kernopgaven 1.06 Herstel estuarium: Herstel Haringvliet als estuaria 1130 met een natuurlijke verdeling zoet-zout, vooral voor trekvissen, zoals zeeprik, elft, fint en zalm, en mede voor brakke variant van ruigten en zomen (harig wilgenroosje) 6430_B en (brakke) schorren en zilte graslanden Leefgebied noordse woelmuis: Behoud van geïsoleerde eilanden als leefgebied voor noordse woelmuis (onbereikbaar voor concurrenten) Broedgelegenheid en foerageergebied: Behoud habitat broedvogels als grote en dwergstern, visdief, lepelaar, foerageergebied voor ganzen Vochtige graslanden: Herstel glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) 6510_B en blauwgraslanden OR-SE

8 4 SAMENVATTING NATUUREFFECTEN UIT HET MER Met de voorgenomen natuurontwikkeling ontstaat in het plangebied een aanzienlijk deel intergetijdenatuur, dit voldoet aan de doelstelling. Daarnaast ontstaat buiten het plangebied (in het projectgebied) ook een aanzienlijke hoeveelheid intergetijdengebied. Beide alternatieven krijgen een sterke ecologische gradiënt van slikken, schorren en gorzen binnen het plangebied, die dagelijks tot incidenteel overstromen. Deze varianten bieden niet alleen voor vogels maar ook voor zouttolerante vegetaties als de zeekraalassociatie en de gevarieerde gorzenvegetatie een gunstig habitat. ZS+ wordt met 155 ha nieuwe brakke tot zoute intergetijdenatuur en daarnaast ook intergetijdenatuur buiten het plangebied, zeer positief gewaardeerd. In het MMA ontstaat ongeveer evenveel nieuwe brakke tot zoute intergetijdenatuur in het plan- en in het projectgebied als in ZS+. Het belangrijkste verschil met ZS+ is de hoeveelheid ingelaten water, in het MMA wordt 50% meer Noordzeewater ingelaten dan ZS+. Als gevolg hiervan ondervinden de lager liggende terreindelen een hogere overstromingsfrequentie en daarmee samenhangend nemen de lager liggende milieutypen een groter oppervlak in, ten koste van de hoger liggende milieutypen. Bovendien levert de grotere hoeveelheid stromend water hogere waterstanden op bij vloed en lagere waterstanden bij eb dan in alternatief ZS+. Er is daarom meer fysieke ruimte voor de ontwikkeling van intergetijdengebied. Dit komt de kwaliteit van het te ontwikkelen systeem als geheel ten goede. Door de natuurontwikkeling wordt het broedgebied in Scheelhoek uitgebreid en ontstaan kansen voor vogels en dan met name steltlopers. Daarnaast is in de Zuiderdieppolders uitbreiding van leefgebied van de beschermde Noordse Woelmuis mogelijk, echter kan de Noordse Woelmuis in de variant toelaten getijdeninvloed in Scheelhoek juist weer meer concurrentie krijgen van soorten zoals Aardmuis en Veldmuis. Vanuit de Flora- en faunawet wordt verwacht dat negatieve effecten zich met name zullen voordoen op beschermde (vis)soorten die aan zoet water zijn gebonden. Voorts kunnen beschermde plantensoorten (Zomerklokje, Moeraswespenorchis en Rietorchis) en rietvogels op Scheelhoek verdwijnen wanneer gekozen wordt voor het toelaten van getijdeninvloed en het niet meer inlaten en vasthouden van zoetwater. Ondanks deze negatieve punten, scoren beide alternatieven positief omdat deze vele kansen bieden voor beschermde soorten. Beide alternatieven dragen positief bij aan het realiseren van de huidige (concept-) instandhoudingsdoelen voor het Habitatrichtlijngebied Haringvliet. De kernopgaven vanuit het aanwijzingsbesluit voor het gebied zullen met de voorgenomen ingrepen worden geëffectueerd. De kernopgaven zijn: herstel estuarium: herstel Haringvliet als estuarium 1130 met een natuurlijke verdeling zoet-zout, vooral voor trekvissen, zoals zeeprik, elft, fint en zalm, en mede voor de brakke variant van ruigten en zomen (harig wilgenroosje) 6430_B en (brakke) schorren en zilte graslanden (1330); leefgebied noordse woelmuis: behoud van geïsoleerde eilanden als leefgebied voor noordse woelmuis); broedgelegenheid en foerageergebied: behoud habitat broedvogels als grote stern en dwergstern, visdief, lepelaar, foerageergebied voor ganzen) OR-SE

9 Voor een groot aantal soorten en habitats, beschermd onder het regime van de Natuurbeschermingswet biedt het project kansen. De ontwikkeling van habitattype 1330 (Atlantische schorren), habitattype 6430 (Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones) en de ontwikkeling van nieuw leefgebied voor de Noordse Woelmuis. Daarbij biedt het MMA meer kansen voor steltlopers dan ZS+ omdat het meer slikken heeft ten koste van gorzen. Hoewel slikken, schorren en gorzen allen geschikt zijn voor vogels, bieden slikken de grootste bron van voedsel voor met name steltlopers. Beide alternatieven hebben een zeer positief effect op de beschermde gebieden maar indien wordt gekozen voor de waterbeheersvariant getijde in Scheelhoek wordt een positief effect verwacht. Dit omdat in deze variant een groot deel van de plaat verdroogt, wat een negatief effect kan hebben op habitat 6430 (atlantische schorren) en mogelijk ook op de populatie Noordse Woelmuis in de Scheelhoek. Er is voor de realisatie van het project geen passende beoordeling voor de Natuurbeschermingswet (Vogel- en Habitatrichtlijn) vereist. Geen van de instandhoudingdoelstellingen voor de Scheelhoek, het Kiekgat en de Zuiderdiepboezem worden namelijk negatief beïnvloed. Door de voorgenomen realisatie van de getijdennatuur is er bovendien sprake van uitbreiding van habitat waar vrijwel alle begrenzingssoorten van kunnen profiteren als leefgebied of als foerageergebied. Dit geldt evenzo voor de ecologische hoofdstructuur. De beheerbaarheid van het gebied is voor beide alternatieven goed te reguleren. Naar verwachting is het beheer in de nieuwe situatie zo veel mogelijk niets doen, omdat de hydrologische, morfologische en ecologische dynamiek het karakter van dit gebied moet gaan bepalen. Hierbij zijn op enkele plekken wel beheersmaatregelen nodig. Zo zal moeten worden aangekeken of er sprake is van aanslibbing of afslag. Waarschijnlijk wordt hierin niet ingegrepen, maar wellicht zijn maatregelen nodig. (baggeren watersysteem of juist oeverbescherming aanbrengen). Ook moeten de rietlanden van Scheelhoek onder controle blijven van beheer, en moeten waar nodig (technische) ingrepen worden gedaan. De delen van het gebied die niet overstromen zal meer beheer vergen. OR-SE

10 5 GEVOLGEN VOOR BESCHERMDE GEBIEDEN 5.1 Zuiderdieppolders & Habitatrichtlijn De nog formeel vast te stellen begrenzing van Natura-2000 gebied Haringvliet omvat ook de Zuiderdieppolders. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kwalificerende habitats/ soorten en te verwachten positieve of negatieve effect van de voorgenomen activiteit op deze habitats/ soorten in de Zuiderdieppolders. Kwalificerend habitat/soort Mogelijk positief effect Mogelijk negatief effect H6430: Voedselrijke Kansen voor ontwikkeling van dit Geen, komt nu niet in zoomvormende ruigten van het habitat met ongeveer 193 ha in Zuiderdieppolders voor laagland, en van de montane en milieutype niet overstroomd alpiene zones Zeeprik Geen positief effect Geen, komt nu niet in Zuiderdieppolders voor Elft Geen positief effect Geen, komt nu niet in Zuiderdieppolders voor Fint Geen positief effect Geen, komt nu niet in Zuiderdieppolders voor Zalm Geen positief effect Geen, komt nu niet in Zuiderdieppolders voor Bittervoorn Geen positief effect Geen, komt nu niet in Zuiderdieppolders voor Rivierdonderpad Geen positief effect Geen, komt nu niet in Zuiderdieppolders voor Noordse Woelmuis Uitbreiding geschikt leefgebied voor deze soort met ongeveer 193 há/ Geen, komt nu niet in Zuiderdieppolders voor Uit de tabel blijkt dat er in Zuiderdieppolders geen negatieve effecten zullen optreden op de kwalificerende habitats/ soorten van Habitatrichtlijngebied Haringvliet als gevolg van de voorgenomen activiteit. Wel zorgt de activiteit voor een positief effect op habitattype 6430 en op de Noordse woelmuis. Dit positieve effect draagt bij aan de (concept-)instandhoudingsdoelen voor habitattype 6430 en Noordse Woelmuis (resp. Behoud oppervlakte en kwaliteit en Behoud verspreiding en behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatiegrootte ). Ook wordt met de nieuwe inrichting van de Zuiderdieppolders bijgedragen aan realisering van de kernopgaven Herstel estuarium en Leefgebied Noordse Woelmuis, die voor het Habitatrichtlijngebied Haringvliet als geheel zijn geformuleerd. 5.2 Scheelhoek/Zuiderdiep & Habitatrichtlijn Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kwalificerende habitats/ soorten en te verwachten positieve of negatieve effect van de voorgenomen activiteit op deze habitats/ soorten in de Scheelhoek, inclusief het Zuiderdiep. OR-SE

11 Kwalificerend habitat/soort Mogelijk positief effect Mogelijk negatief effect H6430: Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones Zeeprik Elft Fint Zalm Mogelijk positief effect in variant inlaat zoutwater ; in dat geval kan oppervlakte brakke ruigte (subtype B binnen dit habitattype) zich uitbreiding ten koste van begroeiingen met riet; positief effect over kleinere oppervlakte alleen direct langs kreken mogelijk in variant toelaten getijde Geen positief effect; Zuiderdiep biedt niet geschikt milieutype voor deze trekvis Geen positief effect; Zuiderdiep biedt niet geschikt milieutype voor deze trekvis Geen positief effect; Zuiderdiep biedt niet geschikt milieutype voor deze trekvis Geen positief effect; Zuiderdiep biedt niet geschikt milieutype voor deze trekvis Mogelijk negatief effect in variant toelaten getijden,vanwege verdroging van relatief grote oppervlakte rietruigte Geen negatief effect, komt nu niet in Scheelhoek/Zuiderdiep voor Geen negatief effect, komt nu niet in Scheelhoek/Zuiderdiep voor Geen negatief effect, komt nu niet in Scheelhoek/Zuiderdiep voor Geen negatief effect, komt nu niet in Scheelhoek/Zuiderdiep voor Bittervoorn Geen positief effect Geen negatief effect, onwaarschijnlijk dat soort nu in Scheelhoek/Zuiderdiep voorkomt (zie Visstandbeheerplan Zuiderdiep, 1999) Rivierdonderpad Geen positief effect Geen negatief effect, niet bekend van Scheelhoek/Zuiderdiep Noordse Woelmuis Geen positief effect Mogelijk negatief effect in variant inlaat getijden vanwege droger worden leefgebied, zie toelichting Mogelijk negatieve effecten zijn niet uit te sluiten op habitattype 6430 en op Noordse Woelmuis, in geval gekozen zou worden voor de variant toelaten getijden. Voor wat betreft de mogelijke negatieve gevolgen op habitattype 6430 is de onderliggende aanname, dat de rietbegroeiingen met Heemst (die bijna de helft van de oppervlakte van Scheelhoek innemen) tot dit habitattype gerekend moeten worden. De mogelijk negatieve gevolgen op Noordse Woelmuis zijn met name het gevolg van verdroging, die in de variant toelaten getijden over grote delen van de Scheelhoek zal optreden. Door het toelaten van getijden in de kreken wordt er geen water in het groeiseizoen meer vastgehouden. Het is echter denkbaar, dat door mitigerende maatregelen (namelijk kunstmatig instandhouden hoog waterpeil in de niet door getijden beïnvloede delen van Scheelhoek) de geschiktheid van Scheelhoek als leefgebied voor Noordse Woelmuis en voor het Habitattype 6430 grotendeels in stand kan blijven. Indien voor deze variant gekozen wordt zal aan de hand van de uitwerking van deze maatregel bezien moeten worden in hoeverre het resterende effect als significant dient te worden aangemerkt. OR-SE

12 5.3 Scheelhoek/Zuiderdiep & Vogelrichtlijn Het Vogelrichtlijngebied Haringvliet omvat binnen het projectgebied Scheelhoek en het Zuiderdiep. Onderstaande tabel geeft een overzicht van mogelijke positieve en negatieve effecten van de activiteit op soorten broedvogels in Scheelhoek/Zuiderdiep waarvoor het Haringvliet als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Kwalificerende broedvogelsoort Mogelijk positief effect Mogelijk negatief effect Aalscholver Geen positief effect Geen negatief effect Bruine Kiekendief Geen positief effect Geen negatief effect; verwacht wordt dat ondanks verdroging van relatief grote oppervlakte rietruigte in variant toelaten getijden de geschiktheid van het broedgebied in deze variant niet zal afnemen, omdat de oppervlakte ruigte belangrijker is voor deze soort dan de oppervlakte vochtig gebied Kluut Strandplevier Zwartkopmeeuw Visdief Dwergstern Blauwborst Uitbreiding geschikt broedgebied als gevolg van getijdeninvloed in Zuiderdiep Uitbreiding geschikt broedgebied als gevolg van getijdeninvloed in Zuiderdiep Uitbreiding geschikt broedgebied als gevolg van getijdeninvloed in Zuiderdiep Uitbreiding geschikt broedgebied als gevolg van getijdeninvloed in Zuiderdiep Uitbreiding geschikt broedgebied als gevolg van getijdeninvloed in Zuiderdiep Mogelijk een positief effect als gevolg van verruiging Geen negatief effect Geen negatief effect Geen negatief effect Geen negatief effect Geen negatief effect Geen negatief effect; verwacht wordt dat ondanks verdroging van relatief grote oppervlakte rietruigte in variant toelaten getijden de geschiktheid van het broedgebied in deze variant niet zal afnemen (zie bij Bruine Kiekendief voor argumentatie) Rietzanger Geen positief effect Geen negatief effect; verwacht wordt dat ondanks verdroging van relatief grote oppervlakte rietruigte in variant toelaten getijden de geschiktheid van het broedgebied in deze variant niet zal afnemen (zie bij Bruine Kiekendief voor argumentatie) OR-SE

13 Uit de tabel blijkt, dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten op broedvogelsoorten die van belang zijn voor het Vogelrichtlijngebied Haringvliet. Voor verschillende soorten zorgt de uitbreiding van getijdengebied met droogvallende slikken voor een groter geschikt broedgebied. De uitbreiding van potentieel geschikt broedgebied voor de Strandplevier draagt bij aan het instandhoudingsdoel herstel omvang en kwaliteit leefgebied voor herstel populatie van ca 20 paren ten behoeve van sleutelpopulatie Deltagebied van tenminste 350 paren. Voor de overige broedvogels is het instandhoudingsdoel gericht op behoud omvang en kwaliteit leefgebied. Voor Kluut, Zwartkopmeeuw, Visdief en Dwergstern wordt positief aan dit doel bijgedragen. Voor de overige soorten wordt het instandhoudingsdoel positief noch negatief beïnvloed. Voor wat betreft de niet-broedende vogelsoorten, waarvoor het Haringvliet als Vogelrichtlijngebied is aangewezen kan in algemene zin worden geconstateerd dat de basisvoorwaarden die voor deze vogels van belang zijn (rustig open water, aanwezigheid van voldoende geschikte voedselbronnen, rustig ruigebied) in Scheelhoek niet als gevolg van de voorgenomen activiteit negatief worden beïnvloed. Omdat langs het Zuiderdiep als gevolg van de getijdeninvloed uitbreiding van de oppervlakte slik optreedt, is er sprake van positieve invloed op de instandhoudingsdoelen voor pleisterende voedselzoekende steltlopers (voor deze soorten geldt behoud omvang en kwlaitiet leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio ), die langs het Zuiderdiep meer geschikt geschikt voedselgebied zullen vinden. 5.4 Scheelhoek & Staatsnatuurmonument Het aanwijzingsbesluit voor Staatsnatuurmonument Scheelhoek is genomen op 22 september 1980 door de toenmalige Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. In dit aanwijzingsbesluit zijn de volgende aspecten benoemd die tezamen de natuurwetenschappelijke betekenis van Scheelhoek bepalen: 1. De rietgorzen en ondiepten zijn voor een groot aantal vogelsoorten van belang als foerageeren rustgebied, terwijl ze voor Wilde Eenden en Wintertalingen als ruigebied en voor ganzen als slaapgebied van betekenis zijn; 2. De rietgorzen en ondiepten van Scheelhoek zijn van belang als broedgebied voor een aantal soorten riet- en moerasvogels, zoals Bruine Kiekendief, Grauwe Gans, Waterral, Baardmannetje en Snor; 3. De Scheelhoek maakt deel uit van een groter gebied dat van internationale betekenis is, gezien de hoge aantallen pleisterende watervogels; 4. Ondanks de opgetreden wijzigingen zoals afsluiting van het Haringvliet komen er nog steeds een aantal aan brakke omstandigheden gebonden plantensoorten voor; 5. De oeversloten langs het Haringvliet en het Zuiderdiep zijn van groot belang als pleisterplaats voor watervogels; 6. Er foerageren, vooral langs het Zuiderdiep duizenden Brandganzen, Smienten en honderden Wintertalingen, Wilde Eenden, Pijlstaarten, Kleine Zwanen, Grauwe Ganzen en Bergeenden. Alle hier genoemde overwinterende en pleisterende vogelsoorten zijn ook in de Vogelrichtlijn genoemd. Zoals al bij Vogelrichtlijn aangegeven zullen de omstandigheden lansg het Zuiderdiep voor pleisterende vogelsoorten verbeteren. Ten opzichte van de kwalificerende soorten en habitats in de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn met de aanwijzing als Staatsnatuurmonument aanvullend beschermd de broedvogels Grauwe Gans, Waterral, Baardmannetje en Snor. Deze broedvogels prefereren vochtig moeras als broedbiotoop. In de variant toelaten getijden zal een groot deel van de Scheelhoek droger worden. De geschiktheid als broedbiotoop neemt als gevolg hiervan af. Het is echter denkbaar, dat door mitigerende maatregelen (namelijk OR-SE

14 kunstmatig instandhouden hoog waterpeil in de niet door getijden beïnvloede delen van Scheelhoek) de geschiktheid van Scheelhoek als broedbiotoop voor deze soorten grotendeels in stand kan blijven. Indien voor deze variant gekozen wordt zal aan de hand van de uitwerking van deze maatregel bezien moeten worden in hoeverre het resterende effect als significante dient te worden aangemerkt. 5.5 Kiekgat & Habitatrichtlijn Kiekgat maakt deel uit van het Habitatrichtlijngebied Duinen van Goeree. Onderstaande tabel geeft een overzicht van mogelijke positieve en negatieve effecten van de activiteit op soorten broedvogels waarvoor het Kiekgat als Habitatrichtlijngebied is aangewezen. Overigens zal Kiekgat en de aangrenzende gronden langs het Zuiderdiep ten westen van Stellendam in de toekomst worden overgeheveld naar Natura gebied Haringvliet. Hieronder is uitgegaan van de huidige situatie (Kiekgat onderdeel Duinen Goeree) en de daaraan gekoppelde instandhoudingsdoelen. Kwalificerend habitat/soort Mogelijk positief effect Mogelijk negatief effect 1310 Eénjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia ssp. En andere zoutminnende soorten 1320 Schorren met Slijkgrasvegetatie Kansen voor ontwikkeling in hoge deel van milieutype slik (ca 4 ha in ZS+, ca 6 ha in MMA) Kansen voor ontwikkeling in hoge deel van milieutype Slik (ca 4 ha in ZS+, ca 6 ha in MMA) 1330 Atlantische schorren Kansen voor ontwikkeling in milieutype schor en lagere delen Gors (ca 7,5 ha in ZS+, ca 5 ha in MMA) 2110 Embryonale wandelende duinen 2120 Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria ( witte duinen ) 2130 Vastgelegde duinen met kruidvegetatie ( grijze duinen 2160 Duinen met Hippophae rhamnoides Geen positief effect, Kiekgat biedt niet geschikt milieutype voor dit habitat Geen positief effect, Kiekgat biedt niet geschikt milieutype voor dit habitat Geen positief effect, Kiekgat biedt niet geschikt milieutype voor dit habitat Geen positief effect, Kiekgat biedt niet geschikt milieutype voor dit habitat 2190 Vochtige duinvalleien Geen positief effect, Kiekgat biedt niet geschikt milieutype voor dit habitat 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones Nauwe korfslak Kansen voor ontwikkeling van dit habitat in milieutype niet overstroomd op niet beboste delen met enkele ha s Geen negatief effect, komt nu niet voor in Kiekgat Geen negatief effect, komt nu niet voor in Kiekgat Geen negatief effect, komt nu niet voor in Kiekgat Geen negatief effect, komt nu niet voor in Kiekgat Geen negatief effect, komt nu niet voor in Kiekgat Geen negatief effect, komt nu niet voor in Kiekgat Geen negatief effect, komt nu niet voor in Kiekgat Geen negatief effect, komt nu niet voor in Kiekgat Geen negatief effect, komt nu niet voor in Kiekgat Geen positief effect, Kiekgat biedt Geen negatief effect, komt nu OR-SE

15 Noordse Woelmuis niet geschikt milieutype voor deze soort Naar verwachting betere kwaliteit leefgebied voor Noordese Woelmuis; door getijdenwerking krijgt groot deel van het gebied (ca 15 ha) een vochtiger karakter niet voor in Kiekgat Geen negatief effect; kwaliteit leefgebied blijft tenminste hetzelfde Uit de tabel blijkt, dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op de kwalificerende soorten en habitats van het Habitatrichtlijngebied Duinen van Goeree als gevolg van het nieuwe getijdenregime in Kiekgat. Daarentegen ontstaan er wel kansen voor ontwikkeling van habitattypen waarvoor Duinen van Goeree is aangewezen. Het gaat om de habitattypen van slikken en schorren en om het habitattype voedselrijke ruigtes. Ook voor de Noordse Woelmuis biedt de nieuwe situatie in Kiekgat kansen. Het toekomstige getijdenregime in Kiekgat zal door de ontwikkeling van nieuwe habitats in positieve zin bijdragen aan de instandhoudingsdoelen voor slikken en schorren ( behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit ). Ook aan de instandhoudingsdoelen voor Noordse Woelmuis ( Behoud verspreiding en behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatiegrootte ) wordt in positieve bijgedragen door de vernatting van het gebied. 5.6 Mogelijke externe effecten van het project In de directe omgeving liggen bovendien de volgende beschermde gebieden: Duinen van Goeree (Habitatrichtlijn) en Kwade Hoek (Vogelrichtlijn) Voordelta (Vogel- en Habitatrichtlijn) Het open water van het Haringvliet (Vogel- en Habitatrichtlijn) Deze paragraaf verkent in hoeverre de gevolgen van het project zich kunnen uitstrekken tot buiten het gebied waar de ingrepen plaatsvinden, namelijk daar waar de bovengenoemde Natura 2000-gebieden liggen. Uit MER deel A komt naar voren dat zich in beginsel de volgende (beperkt) negatieve effecten kunnen voordoen in vergelijking met de referentiesituatie: Verandering in omvang brakke kwel in landbouwgebied Verandering in landschappelijke structuur Gevolgen voor gebouwen en infrastructuur Geluidhinder voor omwonenden Stofhinder voor omwonenden Van deze mogelijke effecten kan geluidhinder een verstorend effect hebben op de natuurwaarde van beschermde gebieden. De overige genoemde effecten hebben geen uitstralend effect in de boven genoemde beschermde gebieden en zullen geen gevolgen hebben voor de habitattypen en soorten waarvoor deze gebieden beschermd worden. Geluidhinder wordt verwacht tijdens de uitvoering als gevolg van met name de ontgraving van grond en het grondtransport naar de plaatsen waar de grond wordt hergebruikt (in zuiden van Zuiderdieppolders). Ontgraving vindt plaats in het noordelijk deel van de Zuiderdieppolders en bij de ontgraving van het Zoetwaterkanaal. De ontgraving van het Zoetwaterkanaal vindt op zodanig grote afstand van de aangegeven beschermde gebieden plaats, dat effect kan worden uitgesloten. De ontgraving in de Zuiderdieppolders gebeurt in Habitatrichtlijngebied Haringvliet. van de ontgraving is evenwel het creëren van gunstige milieucondities voor toekomstige habitats. In het gebied zijn nu geen OR-SE

16 beschermde habitats of soorten aanwezig die nadeel kunnen ondervinden van de ontgraving, zodat de ontgraving zelf geen significante effecten zal hebben. De ontgraving in het noordelijk deel van de Zuiderdieppolders zou wel mogelijk een effect kunnen hebben in het aangrenzende Haringvliet zelf. Volgens fact sheet 10.1 : Woon- en leefmilieu: geluid- en stofhinder van het MER zorgen af- en aanrijdende vrachtwagens voor een geluidbelasting van ca. 45 db(a) op een afstand van 50 m van de weg. Dit is als een verhoging ten opzichte van het achtergrondniveau te kenschetsen. In het slechtst denkbare geval kan ontgraving van de meest noordelijke rand van de Zuiderdieppolders leiden tot enige verhoging van het geluidsniveau in het Zuiderdiep. Het geluidsniveau zal in de buitendijkse gronden ten noorden van de Zuiderdiep en in het Haringvliet zelf niet worden verhoogd; de afstand tot de plaats waar de werkzaamheden plaatsvinden is daartoe te groot; namelijk meter, aanzienlijk meer dan de 50 meter waarover het geluidsniveau wordt verhoogd. Een tijdelijke verhoging van het geluidsniveau in het Zuiderdiep kan in principe een verstorend effect hebben op de (vogel)soorten die voedsel zoeken of anderszins in het Zuiderdiep verblijven. Kanttekening hierbij is dat deze soorten in het algemeen gevoeliger reageren op menselijke aanwezigheid dan op verhoging van het geluidsniveau. De kade aan de noordzijde van het Zuiderdiep draagt ertoe bij dat de werkzaamheden in de Zuiderdieppolders grotendeels uit het zicht plaatsvinden, gezien vanuit het Haringvliet. De kans dat een tijdelijk verstorende effect als significant voor het Natura 2000-gebied Haringvliet moet worden bestempeld wordt op dit moment buitengewoon klein geacht. In welke mate de tijdelijke verstoring concreet van invloed zal zijn op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen en die bovendien gebruik maken van het Zuiderdiep hangt sterk af van de wijze waarop de uitvoering gestalte krijgt. Aanbevolen wordt daarom dit mogelijk verstorende effect nader te verkennen voorafgaand aan de uitvoeringsfase, teneinde op grond van concrete informatie de zekerheid te verkrijgen dat zich geen significante effecten zullen voordoen. Op de Natura 2000-gebieden Voordelta en Duinen van Goeree/Kwade Hoek worden met zekerheid geen externe effecten verwacht als gevolg van dit project. Noch tijdens de uitvoering, noch in de eindsituatie worden veranderingen verwacht die afbreuk doen aan de kwalificerende habitats en soorten van deze gebieden. Effecten op broedende overwinterende vogelsoorten. Voor niet broedende overwinterende vogelsoorten die voor hun voedsel afhankelijk zijn van landbouwgrond (met name ganzen en eenden zoals Smient), moet geconstateerd worden dat met de herinrichting van de Zuiderdieppolders ruim 400 ha akkerland met een hoge biomassaproductie verdwijnt. Dit zou mogelijk gevolgen kunnen hebben voor overwinterende ganzen, waarvoor het Natura 2000-gebied Haringvliet mede is aangewezen. Overwinterende soorten die voor hun voedsel voornamelijk van grasland afhankelijk zijn zullen sowieso niet worden beïnvloed door de omvorming van de Zuiderdieppolders. Hooguit kunnen zij op het nieuwe intergetijdengebied een beperkt extra areaal voedselgebied vinden (de hooggelegen delen van de Zuiderdieppolders zullen naar verwachting een ruigte-karakter krijgen en zijn daarmee niet aantrekkelijk voor ganzen). Overwinterende soorten, waarvoor het Haringvliet is aangewezen, die vooral zijn aangewezen op voedsel in akkerbouwpercelen zullen als gevolg van de omvorming wel hun heil elders moeten zoeken. De regio (de bestaande buitendijkse terreinen en de binnendijkse akkers en graslanden) biedt voldoende uitwijkmogelijkheden voor voedselzoekende ganzen en eenden. Er zal dus ondanks de herinrichting van de Zuiderdieppolders voldoende voedsel voor deze overwinterende soorten in de regio beschikbaar blijven. Effecten van dit type op Natura 2000-gebied Haringvliet zullen zich dan ook niet voordoen. OR-SE

17 6 TOETS AAN DE FLORA- EN FAUNAWET Getoetst moet worden in hoeverre de voorgenomen activiteiten nadelige invloed hebben op de goede staat van instandhouding van soorten, beschermd via de Flora- en faunawet. Indien deze invloed niet kan worden uitgesloten dient voorafgaand aan de uitvoering een ontheffing ex art 75 Flora en Faunawet te worden aangevraagd. Hieronder wordt verkend, in hoeverre nu al kan worden aangegeven dat straks een dergelijke ontheffing nodig is. Dit gebeurt door te kijken welke beschermde soorten in het gebied voorkomen en in hoeverre op deze soorten positieve of negatieve effecten verwacht kunnen worden. Relevante Flora- en faunawetsoorten uit tabel 1, 2 en 3: Tabel 1: soorten met mogelijke (positieve of negatieve) effecten: Grote Kaardebol (komt nu in Scheelhoek voor, op hooggelegen droge standplaatsen zoals dijken): geen positief of negatief effect verwacht Aardmuis en Veldmuis: kunnen met name in Kiekgat als gevolg van vernatting van het leefgebied achteruit gaan ten gunste van Noordse Woelmuis; in Scheelhoek kunnen deze soorten mogelijk meer geschikt leefgebied vinden in de variant toelaten getijdeninvloed (omdat grote delen van het rietland dan verdrogen) Gezien de huidige kennis van voorkomende soorten is voor overige soorten uit tabel 1 geen positief of negatief effect te verwachten. Tabel 2: soorten met mogelijke (positieve of negatieve) effecten: Bermpje (vermoedelijk negatief effect ivm wegvallen zoet water) Rivierdonderpad (idem) Kleine modderkruiper (idem, effect kan zich ook voordoen in Polder Zuiderdiep, omdat huidige sloten in deze polder potentieel geschikt habitat vormen voor deze soort; bij uitwerking plan gericht op deze soort inventariseren) Beschermde planten:, voorkomen nu: o Zomerklokje o Moeraswespenorchis o Rietorchis Voor deze soorten, die in Scheelhoek voorkomen, geldt dat in ze variant toelaten getijdeninvloed (met als gevolg verzilting en verdroging) waarschijnlijk verdwijnen, omdat over grote delen van Scheelhoek zoete milieutypen met hoog grondwater plaats maken voor drogere en ziltere milieutypen. Indien echter ervoor gekozen wordt om in delen van Scheelhoek toch een hoger zoetwaterpeil te handhaven kan het effect op deze soorten beperkt blijven. In variant inlaat zoutwater is de mate van verdwijnen afhankelijk van de locatie van voorkomen van de soorten; nabij kreken zullen als gevolg van verzilting verdwijnen. Dit verder uit te werken indien voor deze variant wordt gekozen. In variant inlaat zoetwater blijven deze soorten in stand. Afgaande op de huidige kennis van voorkomende soorten in het gebied is voor overige soorten uit tabel 2 geen positief of negatief effect te verwachten. Voor wat betreft de gevolgen voor beschermde vogelsoorten wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van deze notitie. Strijdigheid met de Flora- en Faunawet door vernietiging of verstoring van broedende vogels kan vermeden worden door de werkzaamheden waar nodig buiten het broedseizoen uit te voeren. OR-SE

18 Indien gekozen zou worden voor de variant toelaten getijdeninvloed zal een aantal voor dat milieu kenmerkende broedvogels (bijvoorbeeld Waterral, Baardmannetje, Snor) broedgebied verliezen. Mitigerende maatregelen kunnen dat verlies beperken. Tabel 3: soorten met mogelijke (positieve of negatieve) effecten: Bittervoorn: soort komt nu niet voor (zie Visstandbeheerplan), maar minder perspectief voor deze soort verwacht als gevolg van zout worden van Zuiderdiep Grote Modderkruiper: voorkomen nu niet bekend, maar minder perspectief voor deze soort verwacht als gevolg van zout worden van Zuiderdiep; huidige sloten in Zuiderdieppolders vormen in principe geschikt habitat Noordse Woelmuis: variant toelaten getijdeninvloed zal de soort in Scheelhoek meer concurrentie kunnen krijgen van soorten zoals Aardmuis en Veldmuis. Daar staat tegenover dat in Zuiderdieppolders een areaal van 190 ha potentieel geschikt leefgebied voor Noordse Woelmuis ontstaat. Dit nieuwe leefgebied kan zo een belangrijke schakel gaan vormen tussen populaties in Kiekgat/Scheelhoek en oostelijker bij Beninger/ Korendijkse Slikken. Voor Kiekgat wordt verwacht dat de populatie tenminste gelijk blijft en mogelijk zal verbeteren. Afgaande op de huidige kennis van voorkomende soorten in het gebied is voor overige soorten uit tabel 3 geen positief of negatief effect te verwachten. Samengevat kan een ontheffingsaanvraag aan de orde zijn voor beschermde vissoorten van zoet water, zoals Grote en Kleine Modderkruiper. Indien gekozen zou worden voor het toelaten van getijdeninvloed in Scheelhoek en het achterwege laten van waterinlaat in het groeiseizoen, moet rekening gehouden met het indienen van een ontheffingsaanvraag voor een aantal aan nat, zoet milieu gebonden beschermde plantensoorten en voor broedvogels van grote rietarealen. Aan de hand van een meer gedetailleerde inrichtingsschets, waarvan mitigerende maatregelen onderdeel kunnen uitmaken zal dan bezien moeten worden in hoeverre een ontheffingsaanvraag nodig is. OR-SE

19 7 ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR Het rijksbeleid voor natuur en landschap is onder meer vastgelegd in de Nota Mensen voor Natuur, Natuur voor Mensen (2000). Beoogd wordt waardevolle gebieden en planten- en diersoorten te behouden en te ontwikkelen en aantasting tegen te gaan. Uitgangspunt in dit beleid is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze bestaat uit een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden, verbonden door ecologische verbindingszones (EVZ). De begrenzing van de EHS is een provinciale taak. Aantasting van de EHS is uitsluitend mogelijk in geval van zwaarwegend maatschappelijk belang. Bij aantasting van de EHS is het compensatiebeginsel van toepassing. Dit betekent dat het verlies aan natuurwaarden, landschapswaarden en recreatieve waarden elders moeten worden gecompenseerd, zodat per saldo geen kwaliteitsverlies optreedt. Het beoordelingskader is gebaseerd op het voorzorgsprincipe: nee, tenzij. Het Haringvliet, het Zuiderdiep, t Kiekgat en de Plaat van Scheelhoek, het duingebied van Goeree en de Voordelta zijn aangewezen als EHS-gebied. Voor de EHS geldt dat er geen sprake is van aantasting van de kwaliteit en kwantiteit van het aangewezen areaal. De voorgenomen herinrichting zal een positieve bijdrage leveren aan de robuustheid en diversiteit van de EHS van het Zeeuwse- en Zuidhollandse Deltagebied. Er is ook geen sprake van compensatieplicht. OR-SE

20 8 KANSEN VOOR NIEUWE NATURA 2000 SOORTEN EN HABITATS 8.1 Habitatrichtlijn Het gebied Zuiderdiep is onderdeel van het Habitatrichtlijngebied Haringvliet. Op grond van bovenstaande beschrijving van het natuursysteem in de toekomstige situatie wordt hieronder een inschatting gegeven van de kansen, die de nieuwe inrichting biedt voor de ontwikkeling van habitattypen zoals die zijn beschreven in Annex I van de Habitatrichtlijn. Ook wordt aangegeven, in hoeverre het toekomstige natuursysteem geschikt leefgebied kan bieden voor de beschermde soorten van Annex II van de richtlijn. Dit is gebeurd door de beschrijving van de natuur per milieutypen te koppelen aan de lijst van in Nederland voorkomende habitattypen en soorten. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de potentieel mogelijk habitattypen in het gebied. habitattype Voorkomend in Zuiderdiep-gebied/ instandhoudingsdoel 1130 (estuarium) Komt niet voor; Instandhoudingsdoel is herstel 1140 (bij laagwater droogvallende slikwadden en zandplaten) 1310 (eenjarige pioniervegetaties van zand- en slikgebieden) 1330 (Atlantische schorren) 3270 (rivieren met slikoevers) 6430 (voedselrijke zoomvormende ruigten) H91E0 (bossen op alluviale grond) Komt niet voor, geen instandhoudingsdoel Komt niet voor, geen instandhoudingsdoel Komt niet voor, instandhoudingsdoel is herstel Komt niet voor; Instandhoudingsdoel is uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit Komt nu voor (Scheelhoek, Kiekgat). Instandhoudingsdoel is behoud Komen nu voor (Kiekgat), instandhoudingsdoel is uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit Kansen in toekomstige situatie Geen: inrichting Zuiderdiep heeft geen estuarien karakter Kansen liggen in lage deel van milieutype slik (aanname 50% oppervlak) Kansen liggen in hoge deel van milieutype slik (aanname 50% oppervlak) Kansen liggen in milieutype Schor en Gors, indien verzilting doorzet Geen: Zuiderdiep heeft geen rivierkarakter Kansen liggen in milieutype Niet overstroomd In principe kansen aanwezig in milieutype Niet overstroomd; vanwege wens openheid worden deze niet in dit gebied benut Indicatie potentiële oppervlakte voor habitat n.v.t. 50 ha (ZS+) 65 ha (MMA) 50 ha (ZS+) 65 ha (MMA) Conservatieve aanname: alleen oppervlakte Schor: 35 ha (ZS+) 31 ha (MMA) N.v.t. Uitbreiding met ongeveer 193 ha in Zuiderdieppolders (ZS+ en MMA) N.v.t. OR-SE

21 Op grond van de voorgestelde inrichting biedt de toekomstige situatie in Zuiderdiep kansen voor de ontwikkeling van de volgende habitattypen: 1140 (bij laagwater droogvallende slikwadden en zandplaten) 1310 (eenjarige pioniervegetaties van zand- en slikgebieden) 1330 (Atlantische schorren) 6430 (voedselrijke zoomvormende ruigten) De onderstaande tabel geeft een overzicht van mogelijke kansen voor Habitatrichtlijnsoorten. soort Voorkomend in Zuiderdiepgebied/ instandhoudingsdoel Diverse trekvissen (bijvoorbeeld Zeeprik, Elft, Fint, Zalm) Komt niet voor, instandhoudingsdoel is behoud omvang en kwaliteit leefgebied Bittervoorn Niet bekend; instandhoudingsdoel is behoud omvang en kwaliteit leefgebied Rivierdonderpad Niet bekend; instandhoudingsdoel is behoud omvang en kwaliteit leefgebied Noordse woelmuis Komt voor; instandhoudingsdoel is behoud verspreiding en behoud omvang en kwaliteit leefgebied Kansen in toekomstige situatie Trekvissen, paait in midden- en bovenlopen, niet in milieutypen in het Zuiderdiep; geen kansen Minder kansen door verzouting van het Zuiderdiep Minder kansen door verzouting van het Zuiderdiep Kansen liggen in milieutype Gors en Niet overstroomd Indicatie potentiële oppervlakte voor leefgebied n.v.t. n.v.t. n.v.t. Uitbreiding met ongeveer 190 ha in Zuiderdieppolders voor ZS+ en voor MMA Kansen voor versterking van het leefgebied van beschermde Habitatrichtlijnsoorten liggen er vooral voor de Noordse Woelmuis in het milieutype Niet overstroomd, wanneer deze zich tot natte (riet)ruigte ontwikkelen. De oppervlakte potentieel geschikt nieuw leefgebied bedraagt ongeveer 190 ha in alternatief ZS+ en in het MMA. In oppervlakte uitgedrukt biedt het MMA wat meer kansen voor de ontwikkeling van beschermde habitats en soorten dan alternatief ZS+. Dit vanwege de grotere oppervlakten potentieel geschikt milieutype voor de habitats 1140 en Geredeneerd vanuit de instandhoudingsdoelen van het Habitatrichtlijn dragen de volgende ontwikkelingen bij aan het realiseren van de huidige (concept-)instandhoudingsdoelen voor het Habitatrichtlijngebied Haringvliet:. De ontwikkeling van habitattype 1330 de ontwikkeling van habitattype 6430 de ontwikkeling van nieuw leefgebied voor de Noordse Woelmuis OR-SE

22 8.2 Vogelrichtlijn Het gebied Zuiderdiep is onderdeel van het Vogelrichtlijngebied Haringvliet. Op grond van bovenstaande beschrijving van het natuursysteem in de toekomstige situatie wordt hieronder een inschatting gegeven van de kansen, die de nieuwe inrichting biedt voor de ontwikkeling van het leefgebied van vogelsoorten waarvoor het Haringvliet is aangewezen. De milieutypen slik, schor en gors bieden kansen voor aan deze milieutypen gebonden broedvogels. Daartoe behoren soorten zoals Bontbekplevier, Strandplevier en Kluut. Voor de strandplevier is een herstelopgave voor het Haringvliet geformuleerd, voor de beide andere soorten een behoudsopgave. Daarnaast kunnen in deze milieutypen Dwergstern en Visdief tot broeden komen. Voor deze soorten is een behoudsopgave voor het Haringvliet geformuleerd. Tenslotte kunnen natte ruigtes in het milieutype niet overstroomd broedgelegenheid bieden voor Blauwborst en Rietzanger. Ook voor deze soorten is een behoudsopgave voor het Haringvliet geformuleerd. Daarnaast is het Haringvliet aangewezen voor een groot aantal niet-broedvogels als rust- en/of voedselgebied. In de toekomstige situatie in het Zuiderdiep worden er met name nieuwe kansen geboden voor soorten die voor hun voedsel afhankelijk zijn van slikken en gorzen zoals steltlopers. Immers van dit milieutype vindt uitbreiding van het areaal plaats. OR-SE

23 9 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Conclusies Voor een groot aantal soorten en habitats, beschermd onder het regime van de Natuurbeschermingswet biedt het project meer kansen. De belangrijkste kansen zijn: De oppervlakte habitats van het intergetijdenmilieu worden fors uitgebreid in Zuiderdieppolders en Kiekgat; Verschillende vogelsoorten waarvoor de Natura-2000 gebieden zijn aangewezen zijn vinden in de nieuw ontwikkelde habitats geschikt broedbiotoop. Het gaat om soorten zoals Kluut, Strandplevier, Visdief en Dwergstern. Voor Dwergstern kan aldus een bijdrage worden geleverd aan het instandhoudingsdoel herstel populatie. De uitbreiding van het areaal slikken en schorren zorgt voor meer voedsel voor veel soorten steltlopers. In de Zuiderdieppolders kan zich een omvangrijke nieuwe populatie Noordse Woelmuis ontwikkelen die een belangrijke versterking vormt voor het netwerk van bestaande populaties in het Deltagebied Gezien vanuit de Natuurbeschermingswet kunnen zich mogelijk negatieve effecten voordoen wanneer gekozen zou worden voor de variant toelaten getijden in Scheelhoek. In dat geval vindt namelijk verdroging plaats van een groot deel van de huidige plaat. Dit kan negatieve effecten geven op het habitat 6430 (atlantische ruigten) en mogelijk ook op de populatie Noordse Woelmuis in Scheelhoek. Vanuit het perspectief van de aanwijzing als Staatsnatuurmonument van Scheelhoek kan deze variant leiden tot minder perspectief voor broedvogels die aan grote arealen rietmoeras zijn gebonden. Mitigerende maatregelen kunnen dit effect beperken. Gezien vanuit de Flora- en faunawet wordt verwacht dat zich vooral effecten zullen voordoen op beschermde (vis)soorten zoals Grote en Kleine Modderkruiper die aan zoet water zijn gebonden. Voorts kunnen beschermde plantensoorten en rietvogels op Scheelhoek verdwijnen wanneer gekozen wordt voor het toelaten van getijdeninvloed en het niet meer inlaten en vasthouden van zoetwater. Aanbevelingen Bij keuze voor getijdenvariant voor Scheelhoek mitigerende maatregel nader uitwerken en aan de hand daarvan bezien in hoeverre zich significante effecten kunnen voordoen op Noordse Woelmuis; Verstorende invloed op Natura 2000-gebied Haringvliet als gevolg van tijdelijk effect van de uitvoering te zijner tijd nader verkennen en vaststellen in hoeverre significante effecten kunnen worden uitgesloten; Indien bij bovenstaande punten significante effecten niet kunnen worden uitgesloten zal daarvoor een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet aangevraagd moeten worden; Bij uitwerking van het plan is het nodig een gerichte inventarisatie uit te voeren naar het voorkomen van beschermde soorten in de Flora- en Faunawet en op basis daarvan zonodig ontheffingen aan te vragen. Met name is aandacht nodig voor beschermde vissoorten van het zoete water, omdat zoet water-habitat als gevolg van dit project in omvang afneemt. Indien ervoor gekozen wordt om in Scheelhoek getijdeninvloed toe te laten zal ook nader onderzoek gedaan moeten worden naar de perspectieven voor beschermde soorten, die gebonden zijn aan zoete tot zwak brakke rietmoerassen. OR-SE

24 10 COLOFON Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet OR-SE Opdrachtgever : Dienst Landelijk gebied Project : Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet Dossier : X Omvang rapport : 23 pagina's Auteur : Jan Bakker Bijdrage : Ellen van Norren Projectleider : Marinette Mul Projectmanager : Aldert van der Kooij Datum : 1 augustus 2006 Naam/Paraaf : OR-SE

25 Ruimte en Mobiliteit Laan 1914 nr EX Amersfoort Postbus BC Amersfoort T (033) F (033) E info@dhv.nl

26 BIJLAGE 1 Instandhoudingsdoelstellingen per beschermd gebied 1. Vogel- en Habitatrichtlijngebied Haringvliet Kwalificerende Habitattypen H1330 Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae) Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit schorren en zilte graslanden, buitendijks (subtype A). Het habitattype schorren en zilte graslanden, buitendijks (subtype A) komt hier in beperkt oppervlakte voor in laagtes tussen brakke zilverschoongraslanden. Kwaliteitsverbetering en mogelijk zelfs uitbreiding van de oppervlakte is mogelijk als de Haringvlietsluizen gedeeltelijk geopend. Zie concept Natura 2000 doelendocument hoofddocument 6.2. worden H2130 H3270 *Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie ( grijze duinen ) Behoud oppervlakte en kwaliteit habitattype grijze duinen, kalkarm (subtype B). Het habitattype grijze duinen, kalkarm (subtype B) komt hier op kalkarm substraat voor in de noordwesthoek van het gebied; er zijn weinig kansen voor verbetering van de (matige) kwaliteit; Rivieren met slikoevers met vegetaties behorend tot het Chenopodion rubri p.p. en Bidention p.p. Uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit. Het habitattype komt hier onder meer voor in de vorm van de associatie van blauwe waterereprijs en waterpeper (Polygono-Veronicetum anagallidis-aquaticae). Na de afsluiting van het Haringvliet is de oppervlakte sterk afgenomen. Het habitattype, dat landelijk in een gunstige staat van instandhouding verkeert, zal ongetwijfeld profiteren als een deel van de vroegere getijdenwerking in ere wordt hersteld. H6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones Behoud oppervlakte en kwaliteit van ruigten en zomen, harig wilgenroosje (subtype B). Het Natura 2000 gebied vormt het belangrijkste gebied voor de brakke variant met Heemst binnen subtype B van het habitattype. Dit is een variant die landelijk in een matig ongunstige staat van instandhouding verkeert. H91E0 *Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit van vochtige alluviale bossen, zachthoutooibossen (subtype A), en essen-iepenbossen (subtype B). Het habitattype komt momenteel over geringe oppervlakte voor, maar kan verder ontwikkeld worden op onder andere Tiengemeten. Het subtype verkeert alleen in het zoetwatergetijdengebied in een gunstige staat van instandhouding, zodat de landelijke opgave juist hier voor een belangrijk deel gerealiseerd kan worden. Op iets hogere delen kan ook het subtype B (Iepen-Essenbos) in het gebied ontwikkeld worden. Kwalificerende Habitatsoorten H1095 Zeeprik Behoud omvang en kwaliteit leefgebied en verbetering verbinding met belangrijke leefgebieden buiten het Natura 2000 gebied voor uitbreiding populatie. Doortrekgebied van groot belang voor de Rijn- en de Maaspopulaties. De gewenste verbinding heeft betrekking op het Natura 2000 gebied Voordelta. H1099 Rivierprik Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. Doortrekgebied van groot belang voor de Rijn- en de Maaspopulaties. De populatie zal duurzamer worden door verbetering van de verbinding met het Natura 2000 gebied Voordelta. Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

27 H1102 H1103 H1106 H1134 H1163 H1340 Elft Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied en verbetering verbinding met belangrijke leefgebieden buiten het Natura 2000-gebied voor uitbreiding populatie. Opgroeigebied van groot (potentieel) belang. Vroeger bovenstrooms (buiten Nederland) paaipopulaties in Rijn, Maas, Schelde en Eems, maar in deze rivieren vrijwel uitgestorven. De gewenste verbinding heeft betrekking op het Natura 2000 gebied Voordelta. Fint Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied en verbetering verbinding met belangrijke leefgebieden buiten het Natura 2000-gebied voor uitbreiding populatie. Doortrekgebied van groot belang en opgroeigebied van groot belang. Het gaat waarschijnlijk vooral om finten van de voormalige grootste paaipopulatie. Die lag in het zoetwatergetijdengebied, waaronder de Biesbosch. De gewenste verbinding heeft betrekking op het Natura 2000 gebied Voordelta. Zalm Behoud kwaliteit leefgebied binnen het gehele Natura 2000-gebied en verbinding met belangrijke leefgebieden buiten het Natura 2000 gebied voor uitbreiding populatie. Doortrekgebied van groot belang. Betreft vooral de Rijnpopulatie, die zich begint te herstellen. De gewenste verbinding heeft betrekking op het Natura 2000-gebied Voordelta. Bittervoorn Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie, maar op termijn is een achteruitgang van populatie en leefgebied acceptabel als dit ten gunste gaat van meer bedreigde habitattypen en soorten, zoals trekvissen. Het Haringvliet ligt niet binnen een van de kerngebieden voor de soort in Nederland; het is de vraag in hoeverre de soort zich weet te handhaven bij het herstellen van het estuariene karakter van het gebied; Rivierdonderpad Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. De rivierdonderpad verkeert momenteel in een gunstige staat van instandhouding in de grote rivieren. Achteruitgang van de populatie en het leefgebied in het Haringvliet kan veroorzaakt worden door het gedeeltelijk openen van de Haringvlietsluizen (de belangrijkste opgave in het gebied) of door verwijdering van harde oeververdedigingen. *Noordse woelmuis Behoud verspreiding en behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatiegrootte. Het betreft hier een grote populatie, die een belangrijke rol in het gehele Deltagebied vervult. Het Haringvliet is mede van belang door de isolatie van populaties op de eilanden, zoals Tiengemeten. Kwalificerende Vogelrichtlijnsoorten Broedvogels A391 Aalscholver Geen instandhoudingsdoel. Er bevindt zich slechts een kleine kolonie aalscholvers op de Ventjagersplaten ( paren). A081 Bruine kiekendief Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud sleutelpopulatie van ten minste 20 paren. Bruine kiekendief is van oudsher een vrij zeldzame broedvogel. Vanaf de 70-er jaren een sterke toename tot circa 30 paren begin 90-er jaren. Daarna stabiel op een iets lager niveau ( paren). A132 Kluut Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud sleutelpopulatie van ten minste Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

28 A137 A138 A176 A193 A195 A paren. Alle zeearmen in de Delta zijn van groot belang als broedgebied voor de Kluut. Qua belang neemt het Haringvliet een middenpositie in. Belangrijke deelgebieden zijn de Scheelhoek en de Slijkplaten (nieuw opgespoten eilandjes ten behoeve van natuurontwikkeling) en de Ventjagersplaten. Mede door de natuurontwikkeling is de populatie duidelijk toegenomen ( gemiddeld 176 paren, gemiddeld 404 paren). Bontbekplevier Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie van ten minste 5 paren ten behoeve van sleutelpopulatie van het noordelijk Deltagebied. In de periode werden jaarlijks 4-9 paren bontbekplevieren vastgesteld. Strandplevier Herstel omvang en kwaliteit leefgebied voor herstel populatie van circa 20 paren ten behoeve van sleutelpopulatie Deltagebied van ten minste 350 paren. De strandplevier is van oudsher broedvogel in 10-tallen paren met als belangrijkste broedplaats de Scheelhoek en het Quackgors bij Hellevoetsluit. Door de Deltawerken ontstonden tijdelijke broedplaatsen door het opspuiten van zand bij de Hellegatsdam en het droogvallen van de Ventjagersplaat. Opspuiten van zand ten behoeve van natuurontwikkeling bij de Scheelhoek en de Slijkplaat leidde weer tot een snelle toename van het aantal broedparen (in paren). Vegetatiesuccessie en begrazing leiden tot snelle afname. Zwartkopmeeuw Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie als bijdrage aan sleutelpopulatie Deltagebied van ten minste 400 paren. Het eerste zekere broedgeval van de zwartkopmeeuw werd vastgesteld op de Scheelhoek in Pas in de 80-er jaren werd het een regelmatige broedvogel in snel toenemende aantallen met een (voorlopig?) maximum in 2001 met 389 paren. Belangrijkste broedplaats zijn de natuurontwikkelingseilandjes langs de Scheelhoek. Visdief Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud sleutelpopulatie van tenminste paren. Net als elders in Nederland viel de populatie van de visdief halverwege de 19e eeuw sterk terug. Belangrijkste broedplaats was de Scheelhoek met maximaal paren in Begin 60-er jaren waren ze vrijwel verdwenen als broedvogel. Momenteel broeden weer ruim paren; maximaal werden paren geteld in Belangrijkste deelgebieden zijn opgespoten eilandjes langs de Scheelhoek en op de Slijkplaat. Dwergstern Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud sleutelpopulatie van ten minste 100 paren. De populatieontwikkeling van de dwergstern is identiek aan die van de visdief. Halverwege de 19e eeuw was sprake van een sterke achteruitgang. Belangrijkste broedplaats was de Scheelhoek met maximaal 200 paren in de Begin 60-er jaren waren ze vrijwel verdwenen als broedvogel. Momenteel broeden weer circa 100 paren; maximaal werden 141 paren geteld in Belangrijkste deelgebieden zijn de t.b.v. natuurontwikkeling opgespoten eilandjes langs de Scheelhoek, op de Slijkplaat en bij de Ventjagersplaten. Blauwborst Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud sleutelpopulatie van ten minste 250 paren. Van oorsprong was de blauwborst vermoedelijk slechts een onregelmatige broedvogel langs het Haringvliet (o.a. Scheelhoek 50-er jaren). Pas in de 80-er jaren vond op uitgebreide schaal kolonisatie plaats van nieuw ontstane rietruigtes op drooggevallen platen en verruigde gorzen. Begin 90-er jaren werden bij niet geheel volledige tellingen maximaal tegen de 300 paren geteld. Voor de periode wordt het aantal paren op gemiddeld 260 geschat. Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

29 A295 Rietzanger Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud sleutelpopulatie van ten minste 200 paren. Van oorsprong was de rietzanger een schaarse broedvogel langs het Haringvliet. Pas in de 80-er jaren vond kolonisatie plaats van nieuw ontstane rietruigtes op drooggevallen platen en verruigde gorzen. Begin 90-er jaren werden bij niet geheel volledige tellingen maximaal tegen de 200 paren geteld. Voor de periode wordt het aantal paren op gemiddeld 200 geschat. Niet-broedvogels A005 Fuut Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 4000 vogels (maandgemiddelde). Enige afname als gevolg terugkeer van de zoet-zout gradiënt of als gevolg van natuurlijke successie binnen het visbestand is aanvaardbaar. Aantallen futen niet van nationale of internationale betekenis. Sinds de jaren tachtig toegenomen, maar recent enigszins fluctuerend. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijk matige staat van instandhouding heeft vooral betrekking op de situatie in het IJsselmeergebied. A017 A026 A034 A037 A041 Aalscholver Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 1500 vogels (maandgemiddelde). Aantallen aalscholvers niet van nationale of internationale betekenis. In de jaren zeventig was het Haringvliet een belangrijk foerageergebied, maar terwijl de landelijke populatie groeide namen de aantallen in hier af, met name sinds het midden van de jaren negentig. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Kleine zilverreiger Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 100 vogels (maandgemiddelde). Aantallen kleine zilverreigers niet van nationale of internationale betekenis. De soort is in de jaren negentig verschenen. Nog onvoldoende gegevens voor trendberekening. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Lepelaar Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 350 vogels (maandgemiddelde). Aantallen lepelaars van internationale en grote nationale betekenis. Vanaf eind jaren tachtig sterk toegenomen. Tegenwoordig het belangrijkste gebied na de Waddenzee, met gemiddeld ongeveer 20% van de Nederlandse vogels. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Kleine zwaan Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 25 vogels (maandgemiddelde). Aantallen kleine zwanen niet van nationale of internationale betekenis. In de jaren tachtig toegenomen maar recent weer afgenomen, verloop beantwoordt ongeveer aan het Nederlandse beeld. De landelijk matige staat van instandhouding is gebaseerd op een afname die waarschijnlijk vooral wordt veroorzaakt door processen in de broedgebieden, daarom geen herstelopgave. Kolgans Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 1000 vogels (maandgemiddelde). Aantallen kolganzen niet van nationale of internationale betekenis. Toegenomen volgens het landelijke beeld, maar met relatief grote fluctuaties in relatie tot beperkte aantallen. Om te foerageren minder afhankelijk van de grasgorzen (Beninger en Korendijkse Slikken) dan de Brandgans, die ook als rustgebied gebruikt worden als in Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

30 het najaar wordt gefoerageerd op binnendijkse akkers (oogstresten).handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. A043 A045 A048 A050 A051 A052 A053 Grauwe gans Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste vogels (maandgemiddelde). Aantallen grauwe ganzen van nationale en internationale betekenis. Om te foerageren minder afhankelijk van de grasgorzen (Beninger en Korendijkse Slikken) dan de Brandgans, die ook als rustgebied gebruikt worden als in het najaar wordt gefoerageerd op binnendijkse akkers (oogstresten). Sterk toegenomen na 1990, enigszins vertraagd ten opzichte van de landelijke trend. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Brandgans Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste vogels (maandgemiddelde). Aantallen brandganzen van nationale en internationale betekenis. Belangrijkste wetland na de Waddenzee, met gemiddeld ongeveer 10% van de Nederlandse vogels. Vooral op grasgorzen als de Beninger- en Korendijkse Slikken. Toegenomen volgens het landelijke populatieverloop. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Bergeend Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 8000 vogels (maandgemiddelde). Aantallen bergeenden niet van nationale of internationale betekenis. Sinds begin jaren negentig toegenomen. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Smient Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste vogels (maandgemiddelde). Aantallen smienten van internationale betekenis. Vooral op grasgorzen als de Beningeren Korendijkse Slikken, en overdag ook pleisterend in de Scheelhoek, van waaruit s nachts gefoerageerd wordt in de Grevelingen (Slikken van Flakkee). Doorgaande toename tot eind jaren negentig, daarna enige terugval. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Krakeend Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 2000 vogels (maandgemiddelde). Aantallen krakeenden van nationale en internationale betekenis. Samen met de Biesbosch het belangrijkste gebied in Nederland, met gemiddeld bijna 10% van de Nederlandse vogels. Verspreid over het gebied, o.a. foeragerend op draadalgen die op verdedigingswerken en strekdammen groeien. Toegenomen volgens de landelijke populatietrend. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Wintertaling Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 5500 vogels (maandgemiddelde). Aantallen wintertalingen van nationale betekenis. Grootste deel jaren tachtig en negentig min of meer stabiel, recent enige toename. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want er is geen landelijke herstelopgave. Wilde eend Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste vogels (maandgemiddelde). Aantallen wilde eenden niet van nationale of internationale betekenis. Desondanks belangrijkste wetland na de Westerschelde en Saeftinghe. Hoogste aantallen in de wintermaanden. Min of meer stabiel, net als de landelijke populatie. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

31 A054 A056 A061 A062 A094 A103 A125 A132 Pijlstaart Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 2000 vogels (maandgemiddelde). Aantallen pijlstaarten niet van nationale of internationale betekenis. Aantallen enigszins fluctuerend, geen duidelijke trend. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want er is geen landelijke herstelopgave. Slobeend Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 1250 vogels (maandgemiddelde). Aantallen slobeenden niet van nationale of internationale betekenis. Verhoogde aantallen rond 1990, afgezien daarvan stabiel. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Kuifeend Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan behoud populatie regio Deltagebied van ten minste 8000 vogels (maandgemiddelde). Enige afname als gevolg terugkeer van de zoet-zout gradiënt of als gevolg van natuurlijke successie binnen het visbestand is aanvaardbaar. Aantallen kuifeenden van nationale betekenis. Toegenomen tot begin jaren negentig, daarna enigszins fluctuerend. De landelijke staat van instandhouding is matig ongunstig op grond van verwachtte afname als gevolg van herstel van zout-zoet overgangen en eventueel oligotrofiëring. De landelijke drempelwaarde is hierop afgestemd zodat een herstelopgave niet noodzakelijk is. Topper Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied van ten minste 500 vogels (maandgemiddelde). Aantallen toppers niet van nationale of internationale betekenis. Weliswaar belangrijkste gebied na IJsselmeer en Waddenzee, maar daaraan veruit ondergeschikt. Aantallen fluctueren maar recent gemiddeld hoger dan in de periode Handhaving van de huidige situatie is voldoende, omdat de landelijk ongunstige staat van instandhouding betrekking heeft op de zoute wateren. Visarend Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied. Aantallen visarenden niet van nationale of internationale betekenis. Aantalsverloop met optimum rond 1995, daarna weer afgenomen. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Slechtvalk Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied van ten minste 20 vogels (maandgemiddelde). Aantallen slechtvalken van nationale betekenis. Vijfde wetland in Nederland. Aantallen sinds begin jaren tachtig sterk toegenomen. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Meerkoet Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied van ten minste vogels (maandgemiddelde). Enige afname als gevolg terugkeer van de zoet-zout gradiënt of als gevolg van natuurlijke successie binnen het visbestand is aanvaardbaar. Aantallen meerkoeten niet van nationale of internationale betekenis. Aantalsverloop met grootschalige fluctuaties, optima rond 1980 en begin jaren negentig. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want er is geen landelijke herstelopgave. Kluut Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied van ten minste 2500 vogels (maandgemiddelde). Aantallen kluten niet van nationale of internationale betekenis. Aantallen enigszins Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

32 fluctuerend, geen duidelijke trend. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want er is geen landelijke herstelopgave. A140 A142 A156 A160 A177 Goudplevier Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied van ten minste 5000 vogels (maandgemiddelde). Aantallen goudplevieren niet van nationale of internationale betekenis. Maakt vooral gebruik van de grasgorzen, hoogste aantallen tijdens de (najaars)trek. Aantallen sterk fluctuerend, geen duidelijke trend. Handhaving van de huidige situatie is voldoende omdat de landelijk ongunstige staat van instandhouding vooral betrekking heeft op gebieden buiten het Natura2000 netwerk. Kievit Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied van ten minste 4000 vogels (maandgemiddelde). Aantallen kieviten niet van nationale of internationale betekenis. Desondanks belangrijkste wetland in Nederland. Maakt vooral gebruik van de grasgorzen, verspreid over het winterhalfjaar. Aantallen in de jaren tachtig toegenomen, daarna fluctuerend. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want er is geen landelijke herstelopgave. Grutto Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied van ten minste 400 vogels (maandgemiddelde). Aantallen grutto s van nationale betekenis. Belangrijkste wetland na Waddenzee en Uiterwaarden IJssel. Aantallen toegenomen, vooral in de jaren tachtig, maar met grote fluctuaties. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijk ongunstige staat van instandhouding heeft vooral betrekking op gebieden buiten het Natura2000 netwerk en condities in de broedgebieden. Wulp Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied van ten minste vogels (maandgemiddelde). Aantallen wulpen niet van nationale of internationale betekenis. Aantalsverloop met optimum rond 1985, recent gemiddeld lagere aantallen. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. Dwergmeeuw Behoud omvang en kwaliteit leefgebied als bijdrage aan herstel populatie regio Deltagebied. Aantallen dwergmeeuwen niet van nationale of internationale betekenis. Aantalsverloop met enkele uitschieters, geen duidelijke trend. Landelijk matig ongunstige staat van instandhouding heeft vooral betrekking op de situatie in het IJsselmeergebied, dus handhaving van de huidige situatie is hier voldoende. Aanvullende doelen Broedvogels A156 Grutto Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud huidige sleutelpopulatie van ten minste 270 paren. Recente tellingen wijzen op een populatie van circa 270 paren. Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

33 2. Habitatrichtlijngebied Duinen van Goeree Voorkomende Habitattypen (bron: Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie ('grijze duinen') (prioritaire soort) Dit prioritaire habitattype betreft alle duingraslanden met een min of meer gesloten gras-, mos- of korstmosmat langs de Atlantische, Baltische en Noordzeekust in Europa. Dit zijn de zogenaamde grijze duinen, die meer landinwaarts liggen dan de met Helm (Ammophila arenaria) begroeide witte duinen (habitattype 2120). Het habitattype 2130 omvat diverse soorten duingrasland van de verbonden Polygalo- Koelerion, Tortulo-Koelerion, Plantagini-Festucion, Corynephorion canescentis en Nardo-Galion saxatilis. Van deze zijn enkele gemeenschappen van bijzondere betekenis, omdat ze vrijwel beperkt zijn tot Nederland en een groot aantal zeldzame soorten bevatten. Dit geldt in het bijzonder voor de duinpaardebloemgraslanden, voor gemeenschappen van het zogenaamde zeedorpenlandschap en voor gemeenschappen van de kalkarme vroongronden. Het zeedorpenlandschap wordt gekenmerkt door kleinschalige menselijke invloeden, zoals betreding en beweiding, en in het verleden ook het boeten en drogen van netten, het bleken van linnengoed en het verbouwen van aardappelen. Deze vormen van landgebruik leiden tot plaatselijke verstuiving en een lichte mate van voedselverrijking, waardoor op korte afstand sprake is van een sterke afwisseling in standplaatsen. Opvallende soorten in dit landschapstype zijn Kegelsilene (Silene conica), Nachtsilene (Silene nutans), Oorsilene (Silene otites), Duinaveruit (Artemisia campestris subsp. maritima), Ruw gierstgras (Milium vernale), Hondskruid (Anacamptis pyramidalis) en Blauwe bremraap (Orobanche purpurea). De duinpaardebloemgraslanden zijn misschien wel het meest kenmerkend voor de grijze duinen. Ze zijn eveneens gebonden aan kalkhoudende standplaatsen. De graslanden worden in stand gehouden door lichte overstuiving en begrazing door konijnen, plaatselijk ook door beweiding met runderen of paarden. Bijzondere soorten zijn, naast een aantal specifieke paardebloemen, onder meer Zandviooltje (Viola rupestris) en Kruisbladgentiaan (Gentiana cruciata). In duingebieden met een stabiele konijnenstand weten de duinpaardebloemgraslanden doorgaans goed stand te houden, maar op plaatsen waar de konijnenstand is ingestort, dreigen deze graslanden te worden overwoekerd door robuuste grassen als Duinriet (Calamagrostis epigejos) of door Kruipwilg (Salix repens). De vroongronden worden aangetroffen op plekken in de oude (ontkalkte) duinen die van oudsher worden beweid; het zijn zogenaamde meentgronden. Op plaatsen waar de vroongronden hun oorspronkelijke, licht golvende reliëf hebben behouden (dus niet geëgaliseerd zijn), zijn de aanwezige graslanden het fraaist ontwikkeld met bedreigde soorten als Herfstschroeforchis (Spiranthes spiralis) en Veldgentiaan (Gentianella campestris). In ons land is het habitattype Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie ( grijze duinen ) aanwezig in alle kustduinen, van Schiermonnikoog tot aan het Zwin. Op veel plaatsen is het habitattype in zijn voorkomen bedreigd doordat de vegetatie geleidelijk vergrast of dichtgroeit met struweel, dit als gevolg van luchtverontreiniging, het wegvallen van dynamiek en een sterke afname van de konijnenstand. Het zeedorpenlandschap is het best ontwikkeld in de kalkrijke Hollandse duinen nabij oude vissersdorpen als Scheveningen, Katwijk, Noordwijk, Wijk aan Zee en Egmond. De duinpaardebloemgraslanden komen het meest voor in de kalkrijke duinen ten zuiden van Bergen. De vroongronden zijn grotendeels beperkt tot Goeree en Schouwen Eénjarige pioniersvegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia ssp. en andere zoutminnende soorten [1310] Habitattype 1310 omvat pionierbegroeiingen van periodiek door zout water geïnundeerde slikken en zandvlakten aan de kust. Binnenlandse zoutvegetatie komt in ons land slechts op kleine schaal voor in gebieden die vroeger onder invloed van de zee stonden. Het habitattype betreft enerzijds Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

34 pioniergemeenschappen met Zeekraal (Salicornia) op hooggelegen slikken en lage schorren en kwelders en anderzijds pioniergemeenschappen in de overgangszone tussen kwelders en duinen, en wel op plaatsen die nog net door de hoogste waterstanden bereikt worden. De Zeekraal-begroeiingen behoren tot het verbond Thero-Salicornion. Naast Langarige zeekraal (Salicornia procumbens) en Kortarige zeekraal (Salicornia europaea) is Schorrenkruid (Suaeda maritima) met hoge presentie en vaak ook hoge bedekking aanwezig. Het tweede type begroeiing behoort tot het verbond Saginion maritimae en herbergt soorten als Zeevetmuur (Sagina maritima), Hertshoornweegbree (Plantago coronopus), Deens lepelblad (Cochlearia danica) en Dunstaart (Parapholis strigosa) Schorren met sljkgrasvegetatie (Spartinion maritimae) [1320] Dit habitattype omvat pionierbegroeiingen van periodiek met zout water overspoelde slikken waarin Slijkgrassen (Spartina) domineren. Slijkgrasgemeenschappen (verbond Spartinion maritimae) komen meestal voor in open, polvormige structuren, maar kunnen ook aaneengesloten vlakten vormen. Net als in enkele andere West-Europese landen is in Nederland de kenmerkende, inheemse soort Klein slijkgras (Spartina maritima) vrijwel verdwenen. De soort kwam vroeger voor in het estuariene gebied maar is daar na de uitvoering van de Deltawerken spontaan verdwenen dan wel verdrongen door Engels slijkgras (Spartina townsendii). Deze laatste is ontstaan uit een kruising van Klein zeegras met de exoot Spartina alterniflora uit Noord-Amerika. Engels slijkgras is in de jaren 1930 op veel plaatsen in Europa aangeplant om erosie van slikplaten te voorkomen. De soort heeft zich vervolgens enorm uitgebreid ten koste van andere zoutplanten, waaronder Klein slijkgras, wat haar de bijnaam slikpest opleverde. Als gevolg van deze verdringing van de oorspronkelijke soort komt het habitattype alleen nog voor in sterk gedegradeerde vorm (dus met Engels slijkgras in plaats van Klein slijkgras). Het type wordt in ons land aangetroffen op slibrijke platen in de kustzone van de Waddenzee en (vooral) het Deltagebied Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae) [1330] Het habitattype Atlantische schorren (of kwelders, zoals ze in het noorden van ons land worden genoemd) omvat in eerste instantie buitendijkse graslanden die met regelmaat door zeewater overspoeld worden. Het type wordt daarnaast ook binnendijks aangetroffen, op plaatsen die onder invloed staan of gestaan hebben van zout water. Natuurlijke schorren vertonen een fraai patroon van steeds fijner vertakkende kreken en prielen, die worden geflankeerd door hoge oeverwallen met daarachter lager gelegen kommen. De orde Glauco-Puccinellietalia maritimae waartoe deze zilte graslanden gerekend worden, is onderverdeeld in drie verbonden: het Puccinellion maritimae, dat op de lage delen van het schor voorkomt en dus het vaakst en langdurigst door zeewater wordt overstroomd, het Armerion maritimae van de hogere schordelen (minder vaak en korter ondergedompeld) en het Puccinellio-Spergularion salinae, dat wordt aangetroffen op strandvlakten en op delen van schorren die tijdelijk hoge zoutconcentraties bevatten, bijvoorbeeld als gevolg van bodemverdichting door betreding. De eerste twee verbonden komen gezoneerd voor, het derde vaak in mozaïek met de beide andere. Een van de opvallendste verschijningen in dit habitattype is Lamsoor (Limonium vulgare), een plantensoort die in de nazomer zandige delen van het schor geheel paars kan kleuren. Andere kenmerkende soorten zijn Gewoon kweldergras (Puccinellia maritima), Zulte (Aster tripolium), Gewone zoutmelde (Atriplex portulacoides), Zeealsem (Seriphidium maritimum) en Strandkweek (Elytrigia atherica). De schorren vormen een belangrijk broed- en rustgebied voor veel vogelsoorten (met name steltlopers, meeuwen en sterns) en een belangrijk voedselgebied voor diverse ganzen- en eendensoorten. Ook is er een aantal insectensoorten dat gespecialiseerd is op planten uit deze zoute gebieden, waaronder de endemische ondersoort Schorviltbij (Epeolus tarsalis subsp. rozenburgensis) die alleen bekend is uit het Zeeuwse Deltagebied. De schorren in Noordwest-Europa worden op veel plaatsen al eeuwenlang gebruikt als weidegebied voor vee. Beweiding heeft een grote invloed op de samenstelling van de vegetatie. Het leidt tot de ontwikkeling van een gesloten mat van grassen, waarin soorten als Gewoon kweldergras, Rood zwenkgras (Festuca Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

35 rubra) en Fioringras (Agrostis stolonifera) domineren. De lage, beweide grasmat vermindert tevens de opslibbing van het schor, doordat er minder zand en klei achterblijft in de begroeiing. Hierdoor zijn de oeverwallen en kommen vaak minder goed ontwikkeld dan op een onbeweid schor. Onbeweide schorren zijn in Noordwest-Europa relatief zeldzaam, maar op de Nederlandse Waddeneilanden zijn enkele fraaie voorbeelden aanwezig, zoals op de Boschplaat van Terschelling en op de Oosterkwelder van Schiermonnikoog. Overigens vindt op de meeste van deze onbeweide schorren wel degelijk enige vorm van begrazing plaats, namelijk door ganzen en hazen (hazen ontbreken op de kwelder van de Rottumerplaat) Embryonale wandelende duinen [2110] Dit habitattype omvat duintjes met Biestarwegras (Elytrigia juncea subsp. boreoatlantica), die doorgaans in mozaïek voorkomen met onbegroeide embryonale duintjes, vloedmerkvegetatie en strand. Het type wordt aangetroffen op aangroeiende kusten, waar deze begroeiing het eerste stadium in de duinvorming vertegenwoordigt. Dergelijke embryonale duinen komen voor op hoge delen van het strand, doorgaans aan de voet van Helmduinen (type 2120), waar ze door verdere opstuiving in kunnen overgaan. Sterke windwerking kan er voor zorgen dat de duintjes slechts een kort leven beschoren is; eventueel kunnen dan op andere plekken in het gebied nieuwe embryonale duinen gevormd worden. Naast Biestarwegras zijn slechts weinig soorten aangepast aan de dynamische omstandigheden. Zeepostelein (Honckenya peploides), Zeemelkdistel (Sonchus arvensis var. maritimus) en Zandhaver (Leymus arenarius) zijn het meest opvallend. Kenmerkende soorten van het vloedmerk zijn onder meer Zeeraket (Cakile maritima), Stekend loogkruid (Salsola kali subsp. kali), Spiesmelde (Atriplex prostrata) en minder algemeen Gelobde melde (Atriplex laciniata), Kustmelde (Atriplex glabriuscula) en Gele hoornpapaver (Glaucium flavum) Wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria ('witte duinen') [2120] Duinen met Helm (Ammophila arenaria) die de buitenste duinengordel van de kust (de zeereep) vormen, zijn een zelfstandig habitattype. Waar deze helmduinen vrij kunnen stuiven en de kust niet is vastgelegd, treffen we de mooiste voorbeelden aan. Natuurlijke helmduinen zijn in ons land echter betrekkelijk zeldzaam. Op veel plaatsen langs de kust is de buitenste duinenrij ten behoeve van de kustverdediging kunstmatig vastgelegd door het plaatsen van takken- en rietschermen en het aanplanten van Helm en Noordse helm (x Calammophila baltica); de laatste staat bij helmplanters bekend als breedblad. Deze gefixeerde helmduinen, waar verstuiving wordt tegengegaan, worden niet als een vorm van het habitattype beschouwd. De Helmduinen worden plantensociologisch gerekend tot het verbond Ammophilion arenariae. Naast Helm en Noordse helm zijn Zandhaver (Leymus arenarius) en Zeemelkdistel (Sonchus arvensis var. maritimus) de meest opvallende soorten. Minder algemeen zijn Blauwe zeedistel (Eryngium maritimum), Zeewinde (Calystegia soldanella) en Zeewolfsmelk (Euphorbia paralias). De Helmduinen bieden ook een geschikt milieu aan diverse exclusieve paddestoelen, waaronder de Zeeduinchampion (Agaricus devoniensis), het Zandtulpje (Peziza ammophila) en de opmerkelijke Duin-stinkzwam (Phallus hadriani) Duinen met Hippophae rhamnoides [2160] Habitattype 2160 betreft duinstruwelen met dominantie van Duindoorn (Hippophae rhamnoides). Wanneer deze struwelen goed ontwikkeld zijn, komen diverse andere struiken voor, zoals Wilde liguster (Ligustrum vulgare), Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), Gewone vlier (Sambucus nigra), Zuurbes (Berberis vulgaris), Kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), Wegedoorn (Rhamnus cathartica), Egelantier (Rosa rubiginosa) en Hondsroos (Rosa canina), in combinatie met algemene duinplanten. In optimale vorm omvat het type enkele zeldzame rozen, waaronder Rosa sherardii en Rosa elliptica. Deze duinstruwelen worden gerekend tot het verbond Berberidion vulgaris. Het type wordt zowel in duinvalleien als in droge duinen aangetroffen. Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

36 Het habitattype komt in ons land in de gehele duinstreek voor, maar is het soortenrijkst in het kalkrijke duindistrict, ten zuiden van Bergen; hier worden de begroeiingen ook hoger en bezitten ze een meer gevarieerde structuur. Vooral Meijendel, Voorne, Goeree en Schouwen genieten bekendheid vanwege hun fraaie duinstruwelen. In het kalkarme duindistrict komt het type nog het best ontwikkeld voor in de relatief kalkrijke delen, zoals in het zuidelijk duingebied van Texel Vochtige duinvalleien [2190] Vochtige duinvalleien worden gevormd op plaatsen waar jonge duinruggen een strandvlakte afsluiten (primaire duinvalleien) of waar uitstuiving van oudere duinen tot op het grondwater plaatsvindt (secundaire duinvalleien). Duinvalleien bevatten in ons land diverse bijzondere plantengemeenschappen, afhankelijk van het ontwikkelingsstadium, de kalkrijkdom van het substraat, het beheer en de hydrologische omstandigheden. Het hier bedoelde habitattype omvat een aantal jonge stadia, die tot zes verschillende plantensociologische verbonden worden gerekend. Latere successiestadia in duinvalleien (heide, struwelen en bossen) behoren tot andere habitattypen (resp 2140, 2170, 2180). Hele jonge, nog zilte begroeiingen in primaire valleien maken deel uit van het habitattype 1330 (Atlantische schorren). In voedselarme, heldere duinplassen, drinkpoelen of drinkwaterkanalen komen kranswiergemeenschappen voor van het verbond Charion fragilis. Het betreft soortenarme pionierbegroeiingen van hard, zoet tot zwak brak water, waarin Breekbaar kransblad (Chara globularis), Stekelharig kransblad (Chara major) of Ruw kransblad (Chara aspera) domineren. Op Texel, bij Egmond en op Voorne wordt dit vegetatietype ook in bomtrechters aangetroffen. In kalkrijke duinvalleien met wisselende grondwaterstanden komen vegetatietypen voor van de verbonden Hydrocotylo-Baldellion, Potamion graminei en Nanocyperion flavescentis. De pionierbegroeiingen van het laatste verbond worden gekenmerkt door allerlei kleine eenjarigen, waaronder Dwergvlas (Radiola linoides), Draadgentiaan (Cicendia filiformis) en Dwergbloem (Anagallis minima). Het Potamion graminei herbergt planten als Ongelijkbladig fonteinkruid (Potamogeton gramineus) en Stijve moerasweegbree (Echinodorus ranunculoides). Het Hydrocotylo-Baldellion is in de duinen vooral vertegenwoordigd door het Samolo-Littorelletum. Kenmerkend is de combinatie van Waterpunge (Samolus valerandi), Stijve moerasweegbree en Oeverkruid (Littorella uniflora). In jonge, kalkrijke, vochtige duinvalleien worden soortenrijke begroeiingen van het Caricion davallianae aangetroffen, die in het natuurbeheer zeer hoog worden gewaardeerd. In deze vegetatie groeit de Annex II-soort Groenknolorchis (Liparis loeselii). Verder zijn onder meer Knopbies (Schoenus nigricans), Parnassia (Parnassia palustris), Grote muggeorchis (Gymnadenia conopsea), Honingorchis (Herminium monorchis), Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata), Moeraswespeorchis (Epipactis palustris), Duinrus (Juncus alpinoarticulatus subsp. atricapillus), Armbloemige waterbies (Eleocharis quinqueflora) en diverse zeldzame blad- en levermossen aanwezig. Door te maaien kan deze vegetatie langer in stand worden gehouden. Bij verzuring (o.a. door langdurige waterstagnatie) ontstaan in vochtige duinvalleien begroeiingen van het Caricion nigrae, met als kenmerkende soorten onder meer Zwarte zegge (Carex nigra) en Drienervige zegge (Carex trinervis). De laatste soort heeft het zwaartepunt van haar verspreidingsareaal in het Nederlandse duingebied. In de vastelandsduinen van Zuid- en Noord-Holland hebben de duinvalleibegroeiingen sterk geleden door wateronttrekking ten behoeve van drinkwaterwinning. Het best ontwikkeld komt dit habitattype daarom voor op de Waddeneilanden en op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. De fraaiste voorbeelden van het Caricion davallianae worden momenteel gevonden in de Kroon s Polders op Vlieland (o.a. met Grote muggeorchis), op Schiermonnikoog (o.a. met Honingorchis en Stippelzegge, Carex punctata), op de Noordvaarder van Terschelling, op Texel en in Voornes Duin Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones [6430] Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

37 Habitattype 6430 omvat natte, productieve strooiselruigten op voedselrijke standplaatsen van de verbonden Filipendulion en Epilobion hirsuti. Het eerste verbond komt voor in het rivierengebied en in beekdalen, het meest op zand en leem. Het vormt hier lintvormige oeverbegroeiingen maar kan ook vlakvormig optreden, in verlaten vochtige graslanden. Het tweede verbond wordt voornamelijk aangetroffen op veen en klei, het meest in de laagveengebieden en in het zoetwatergetijdengebied. Soortenarme ruigten met uitsluitend triviale soorten vallen buiten de definitie van het habitattype. Binnen het Filipendulion zijn het de gemeenschappen met Lange ereprijs (Veronica longifolia) of Moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris) die aandacht vragen. Lange ereprijs komt vooral voor langs de Overijsselse Vecht, de Dinkel en de Dommel. Moeraswolfsmelk wordt het meest aangetroffen in de laagveengebieden van Noordwest-Overijssel en plaatselijk langs de grote rivieren. De belangrijkste ruigten van het Epilobion zijn die met Heemst (Althaea officinalis) of Rivierkruiskruid (Senecio fluviatilis). De hier bedoelde Heemst-begroeiingen (de subassociatie althaeetosum van het Soncho-Epilobietum) worden aangetroffen in de Noord-Hollandse brakwatervenen en plaatselijk langs de voormalige Zuiderzeekust, in Zuidwest-Friesland en in het Deltagebied. Naast Heemst is Echt lepelblad (Cochlearia officinalis subsp. officinalis) een opmerkelijke soort. De begroeiingen met Rivierkruiskruid (Valeriano-Senecionetum fluviatilis) komen vooral voor bij de mondingen van de grote rivieren, onder meer langs de Oude Maas, de Gelderse IJssel en in de Biesbosch. Voorkomende Habitatsoorten (bron: Noordse Woelmuis (prioritaire soort) De Noordse woelmuis is in ons land een echte moerasbewoner en leeft hier in rietlanden, in oeverlanden van meren, langs beken en rivieren, en in drassige, extensief gebruikte hooi- en weilanden. Ze mijdt door struiken en bomen gedomineerde begroeiingen. In principe zou op veel plaatsen aan deze biotoopeisen voldaan kunnen worden, maar de soort staat toch sterk onder druk. De meest waarschijnlijke oorzaak hiervan is dat zij gevoelig is voor concurrentie met andere Microtus-soorten. Waar het areaal overlapt met dat van de Veldmuis, wordt de Noordse woelmuis niet in de graslanden aangetroffen; waar de Aardmuis voorkomt, verdringt deze de Noordse woelmuis uit de relatief drogere ruigten en de wat hoger gelegen rietlanden. De Noordse woelmuis lijkt zich dan alleen te kunnen handhaven op plaatsen met hoge waterstanden in de winter, op plaatsen die onder invloed staan van getijdenwerking en op plaatsen met een maairegime waarbij overjarig riet blijft staan. Ook weet ze vooralsnog goed te overleven in een aantal geïsoleerd e gebieden, zoals de eilanden Texel en Tiengemeten, waar geen concurrenten voorkomen. Door hun snelle voortplanting kunnen leefgebieden snel overbevolkt raken; een aantal dieren is dan genoodzaakt te gaan zwerven, waarbij grote afstanden overbrugd worden, ook over water; er zijn zwemafstanden bekend van meer dan een kilometer. Nauwe korfslak De Nauwe korfslak wordt aangetroffen op vochtige plaatsen, in de overgang van matige droog naar nat milieu, in uiteenlopend terrein. In Noord- en West-Europa komt zij vooral voor in het kustgebied, waar ze een voorkeur aan de dag legt voor kalkrijke duinvalleien. Daarbuiten is het slakje onder meer aan te treffen aan de oevers van meren en vennen. De Nauwe korfslak houdt zich vooral op in het strooisel onder de begroeiing en wordt weinig op planten gevonden; hierin verschilt de soort van de Zeggekorfslak (Vertigo moulinsiana), die vooral hoger in de begroeiing wordt aangetroffen. De Nauwe korfslak voedt zich met afstervend en afgestorven plantaardig en dierlijk materiaal. Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

38 3. Staatsnatuurmonument Scheelhoek De natuurwetenschappelijke betekenis van staatsnatuurmonument Scheelhoek, volgens het Aanwijzingsbesluit: Jaarlijks pleisteren en overwinteren in het gebied van het Haringvliet en het Hollands Diep vele duizenden Brandganzen, Grauwe ganzen en Kolganzen, honderden Rietganzen, duizenden eenden, waaronder Wilde eenden, Wintertalingen, Smienten en Pijlstaarten en duizenden steltlopers, waaronder Scholeksters, Wulpen, Kieviten en Goudplevieren. De rietgorzen en ondiepten zijn voor een groot aantal vogelsoorten van belang als foerageer- en rustgebied en voor ganzen als slaapgebied. De rietgorzen zijn met name van belang als broedgebied voor een aantal soorten riet- en moerasvogels, zoals Bruine kiekendief, Roerdomp, Waterral, Baardmannetje, Snor en Grote Karekiet. Het deltagebied, en daarmee ook het Haringvliet en Hollandsch Diep, is als pleisterplaats voor watervogels van internationale betekenis en komt als zodanig voor op de zogenaamde MAR-list in categorie A (hoogste categorie) onder nummer 3. Het gebied van Haringvliet en het Hollandsch Diep, waarvan de Scheelhoek c.a. deel uitmaakt, is bovendien van grote internationale betekenis doordat een aantal vogelsoorten hier in zo groten getale voorkomt, dat aan hoge internationale waarderingsnormen wordt voldaan en deze normen in sommige gevallen zelfs verscheidene malen worden overtroffen. De afsluiting van de Haringvliet heeft ingrijpende gevolgen gehad voor het milieu van de buitendijkse terreinen. Ondanks de opgetreden wijzigingen is evenwel nog steeds een aantal aan brakke omstandigheden gebonden platensoorten aanwezig. Ten slotte kan erop gewezen worden, dat de door de afsluiting veroorzaakte wijzigingen van het milieu van bijzondere betekenis is voor het ecologische onderzoek. De Scheelhoek c.a. is vooral van betekenis als broedgebied voor een aantal soorten riet- en moerasvogels zoals Bruine kiekendief, Grauwe gans, Waterral, Baardmees en Snor. De oeversloten langs het Haringvliet en Zuiderdiep zijn van gfrrot belang als pleisterplaats voor watervogels. Er foerageren, vooral langs het Zuiderdiep, duizenden Brandganzen, Smienten en honderden Wintertalingen, Wilde eenden, Pijlstaarten, Kleine zwanen, Grauwe ganzen en Bergeenden. Het dijklichaam is buiten de aanwijzing gehouden. Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 1 OR-SE

39 BIJLAGE 2 Kaarten Vogel- en Habitatrichtlijngebied Figuur 3: Begrenzing Vogelrichtlijngebied Haringvliet, het plangebied staat aangegeven met een kader Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 2 OR-SE

40 Figuur 4: Begrenzing habitatrichtlijngebied Haringvliet, het plangebied staat aangegeven met een kader Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 2 OR-SE

41 Figuur 5: Begrenzing Vogelrichtlijngebied Duinen van Goeree, het plangebied staat met een kader aangegeven Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 2 OR-SE

42 Figuur 6: Begrenzing Staatsnatuurmonument Scheelhoek Dienst Landelijk gebied/natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet bijlage 2 OR-SE

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3004002 + NL4000056 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten BIJLAGE 5 Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten Hollands Diep Habitattypen SVI Landelijk Opp.vl. Kwal. H6430B Ruigten en zomen (harig - = = wilgenroosje)

Nadere informatie

10 Wettelijke toetsingskaders natuur

10 Wettelijke toetsingskaders natuur MER Windpark Bouwdokken 133 10 Wettelijke toetsingskaders natuur 10.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de effecten op de natuur, zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk, getoetst aan het beleid en

Nadere informatie

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden Bijlage C. Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura 2000- gebieden Waddenzee Habitat H1110A H1140A Permanent overstroomde zandbanken (getijdengebied) Slik- en zandplaten, (getijdengebied) Behoud oppervlakte

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 101 Duinen Goeree & Kwade Hoek

Natura 2000 gebied 101 Duinen Goeree & Kwade Hoek Natura 2000 gebied 101 Duinen Goeree & Kwade Hoek (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL9801079 + NL2000006 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003054 + NL9802058

Nadere informatie

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 In en in de ruimere omgeving van het plangebied zijn verschillende Natura 2000-gebieden gelegen. Binnen het plangebied zijn geen ontwikkelingen voorzien in de Natura

Nadere informatie

Voortoets Spuimonding West

Voortoets Spuimonding West Voortoets Spuimonding West Toetsing van de voorgenomen inrichtingsplannen langs het Haringvliet aan de Natuurbeschermingswet Definitief Deltanatuur Projectsecretariaat Postbus 800 3000 AV ROTTERDAM Grontmij

Nadere informatie

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1 Natura 2000 Binnen het plangebied en in de omgeving daarvan zijn verschillende Natura 2000-gebieden gelegen (zowel in Nederland als in Vlaanderen). Op grond van

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie: Gemeente: Oppervlakte:

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland

Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland Natura 2000 gebied 5 Duinen Ameland (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003057 + NL9802001 Beschermd natuurmonument: - Beheerder:

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003056 + NL9802031 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

Natura 2000 gebied 36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht Natura 2000 gebied 36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Rivierengebied Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL1000005 + NL9902003 Beschermd

Nadere informatie

Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht. Opdrachtgever:

Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht. Opdrachtgever: Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht Opdrachtgever: Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht 5 juni 2015 Auteurs: Drs. Ing. Jeroen Dooper Steven Velthuijsen Msc. Bosch & Van Rijn Prins Bernhardlaan

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS

Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS Betreft Risico inventarisatie ecologie voor percelen Brabantse Wal 1 Inleiding De Buisleidingenstraat N.V. onderzoekt op

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 111 Hollands Diep

Natura 2000 gebied 111 Hollands Diep Natura 2000 gebied 111 Hollands Diep (Zie leeswijzer) Kenschets 111_gebiedendocument_Hollands Diep_november 2006 Natura 2000 Landschap: Rivierengebied Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code:

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00490424 ODH-2017-00073147 2 8 JULI 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Koppel kuifeenden. Kuifeenden 42 Ecologie en natuurfuncties Het IJsselmeergebied is een uniek natuurgebied van (inter-)nationale betekenis. Het is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, zoet laaglandmeer met een relatief

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL9803077 + NL2002017 Beschermd natuurmonument: - Beheerder:

Nadere informatie

PASSENDE BEOORDELING OP HOOFDLIJNEN PLANMER WINDENERGIE GOEREE-OVERFLAKKEE. Provincie Zuid-Holland. Eindconcept. 7013039 1 november 2013

PASSENDE BEOORDELING OP HOOFDLIJNEN PLANMER WINDENERGIE GOEREE-OVERFLAKKEE. Provincie Zuid-Holland. Eindconcept. 7013039 1 november 2013 7013039 1 november 2013 PASSENDE BEOORDELING OP HOOFDLIJNEN PLANMER WINDENERGIE GOEREE-OVERFLAKKEE Provincie Zuid-Holland Eindconcept Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

BUITENGEBIED ZUIDOOST SPIJKENISSE - VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET

BUITENGEBIED ZUIDOOST SPIJKENISSE - VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET BUITENGEBIED ZUIDOOST SPIJKENISSE - VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET Inleiding De gemeente Spijkenisse werkt aan de ontwikkeling van een recreatief- en natuurgebied ten zuidoosten van de stad. Deze Groenzone

Nadere informatie

Durgerdam voortgang ontwerp

Durgerdam voortgang ontwerp Methode & resultaten Sectie Naam STBI STBU HT EA-10B Kinselmeer EA-11 Polder IJdoorn EA-12 Durgerdam EA-13 Durgerdam-West Sectie 10B: Kinselmeer Sectie 11:Polder IJdoorn Variant: Dijk buitenom (Dijk maximaal

Nadere informatie

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe De Staatssecretaris van Economische Zaken Gelet op artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van

Nadere informatie

Natura 2000 gebied Markiezaat

Natura 2000 gebied Markiezaat Natura 2000 gebied 127 - Markiezaat (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Noordzee, Waddenzee en Delta Status: Vogelrichtlijn Site code: NL3009015 Beschermd natuurmonument: Markiezaatsmeer

Nadere informatie

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT DUINEN GOEREE & KWADE HOEK

ONTWERPBESLUIT DUINEN GOEREE & KWADE HOEK ONTWERPBESLUIT DUINEN GOEREE & KWADE HOEK Gelet op artikel 3, eerste lid en artikel 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 7 Noordzeekustzone

Natura 2000 gebied 7 Noordzeekustzone Natura 2000 gebied 7 Noordzeekustzone (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Noordzee, Waddenzee en Delta Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003062 + NL9802001 Beschermd

Nadere informatie

Natura 2000 gebied Grevelingen

Natura 2000 gebied Grevelingen Natura 2000 gebied 115 - Grevelingen CONCEPT GEBIEDENDOCUMENT Kenschets 115_gebiedendocument_Grevelingen_november 2007 Natura 2000 Landschap: Noordzee, Waddenzee en Delta Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top, De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus 8029 6710 AA Ede Geldermalsen, 28 oktober 2015 betreft: project: referentie: behandeld door: bijlage(n): Toetsing herinrichting aan NNN en Natura-2000

Nadere informatie

Notitie. 1 Aanleiding

Notitie. 1 Aanleiding Aan Bart van Eck Onderwerp Advies over natuurwetgeving bij de inrichtingsplannen voor de waterberging de Ronde Hoep 1 Aanleiding De polder de Ronde Hoep is aangewezen voor calamiteitenberging in de deelstroomgebiedsvisie

Nadere informatie

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland Bijlage 3. Ecologie B3.1. Beleidskader Aanleiding en doel De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van 31 woningen op een deels braakliggende kavel en delen van zeer diepe achtertuinen (zie ook paragraaf

Nadere informatie

MER Bedrijventerrein Moerdijkse Hoek

MER Bedrijventerrein Moerdijkse Hoek Provincie Noord Brabant MER Bedrijventerrein Moerdijkse Hoek Bijlagenrapport F: Habitattoets, Soortenbeschermingstoets en Provinciale gebieden toets December 2005 Versie 11 Provincie Noord Brabant MER

Nadere informatie

Toetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS

Toetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS projectnr. 249939 rev. 00 13 augustus 2012 auteur ir. M. Korthorst Opdrachtgever Blauwhoed Eurowoningen B.V. Piet Heinkade 201 1019 HC Amsterdam datum vrijgave beschrijving revisie 0.0 goedkeuring Vrijgave

Nadere informatie

Nieuwe bedrijfslocaties

Nieuwe bedrijfslocaties E c o l o g i s c h e i n v e n t a r i s a t i e Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Midwolda-Nieuwlandseweg Arts/Rulo te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Tevens is gekeken

Nadere informatie

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Regionale Zaken DRZO/2008-101 De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Gelet op artikel 3, eerste lid en artikel 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese

Nadere informatie

Natura 2000 gebied Biesbosch

Natura 2000 gebied Biesbosch Natura 2000 gebied 112 - Biesbosch CONCEPT GEBIEDENDOCUMENT Kenschets 112_gebiedendocument_Biesbosch_november 2007 Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie:

Nadere informatie

Onderzoek flora en fauna

Onderzoek flora en fauna Onderzoek flora en fauna 1. Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden

Nadere informatie

Memo. Figuur 1 Ligging Planlocatie (rode ster) (Bron: Google Maps)

Memo. Figuur 1 Ligging Planlocatie (rode ster) (Bron: Google Maps) Memo nummer 1 datum 10 februari 2014 aan Ron Vleugels Gemeente Maastricht van Luc Koks Antea Group Ton Steegh kopie project Sporthal Geusselt-stadion projectnummer 265234 betreft Toetsing natuurwetgeving

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2010-005930- gemeente Harderwijk Activiteit : Uitbreiding

Nadere informatie

natuurpunt WAL Wase Linkerscheldeoever Schor Ouden Doel

natuurpunt WAL Wase Linkerscheldeoever Schor Ouden Doel natuurpunt WAL Wase Linkerscheldeoever Schor Ouden Doel Het Schor Ouden Doel Het Schor Ouden Doel is een natuurgebied op de linkerscheldeoever tegen de scheldedijk. Aan de grens met Nederland sluit het

Nadere informatie

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Erratum Bijlage 9 Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Onderstaande tekst vervangt bijlage 9 bij het

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

Natura 2000 gebied Voordelta

Natura 2000 gebied Voordelta Natura 2000 gebied 113 - Voordelta (Zie leeswijzer) Kenschets 113_gebiedendocument_Voordelta_november 2006 2 Natura 2000 Landschap: Noordzee, Waddenzee en Delta Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn

Nadere informatie

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland T.a.v. Natura 2000 o.v.v. Krammer-Volkerak Postbus DE Zwolle. Middelburg, 17 oktober 2017

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland T.a.v. Natura 2000 o.v.v. Krammer-Volkerak Postbus DE Zwolle. Middelburg, 17 oktober 2017 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland T.a.v. Natura 2000 o.v.v. Krammer-Volkerak Postbus 40225 8004 DE Zwolle Middelburg, 17 oktober 2017 Onderwerp: Zienswijze ontwerp-aanwijzingsbesluit Krammer-Volkerak

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 85 Zwanenwater & Pettemerduinen

Natura 2000 gebied 85 Zwanenwater & Pettemerduinen Natura 2000 gebied 85 Zwanenwater & Pettemerduinen (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3000016 + NL9910002 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Hoogvenen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL9801007 + NL9801007 Beschermd natuurmonument: -

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT HARINGVLIET

ONTWERPBESLUIT HARINGVLIET ONTWERPBESLUIT HARINGVLIET Gelet op artikel 3, eerste lid en artikel 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke

Nadere informatie

Bijlage bij besluit DRZO/ Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Kribverlaging Waal Traject Km INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN

Bijlage bij besluit DRZO/ Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Kribverlaging Waal Traject Km INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN Bijlage bij besluit DRZO/2010-3270 Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Kribverlaging Waal Traject Km 902-905 INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN De aanvraag De aanvraag betreft de realisatie van het project Kribverlaging

Nadere informatie

Trekvissen in Natura2000 gebieden. Vissennetwerk 11 maart 2010 Martin Kroes

Trekvissen in Natura2000 gebieden. Vissennetwerk 11 maart 2010 Martin Kroes Trekvissen in Natura2000 gebieden Vissennetwerk 11 maart 2010 Martin Kroes martin.kroes@tauw.nl Inhoud Achtergrond Natura2000 Bijlage IV HR Relatie met Flora- en Faunawet Bijlage V HR Relatie met Visserijwet

Nadere informatie

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen

Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 gebieden zonder vogeldoelen Bijlage 9 - Toetsing typische soorten in Natura 2000 en zonder vogeldoelen Er zijn acht Natura 2000 en waarvoor geen vogeldoelen zijn geformuleerd, maar die wel binnen één van de helikopterlaagvliegen

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070)21 899 02 E vergunningen@odh.nl I www.odh.nl Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00510824 ODH-2018-00030475 "2

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 24 juni 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2016-001656 - gemeente Lingewaard Activiteit : Festival

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda Natuurtoets Permanente openstelling A12 Woerden Gouda 1. Wet- en regelgeving Flora- en faunawet (Ffw) De Ffw is gericht op de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied.

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer 1 Programma Welkom door Douwe Hollenga, voorzitter van de stuurgroep - Wat is Natura 2000 - Waar staan we: wat is geweest en wat komt Toelichting

Nadere informatie

Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwige- en Prosperpolder: nota impact stikstofdepositie werkverkeer op Natura gebieden

Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwige- en Prosperpolder: nota impact stikstofdepositie werkverkeer op Natura gebieden Ontwikkeling van een intergetijdengebied in Hedwige- en Prosperpolder: nota impact stikstofdepositie werkverkeer op Natura 2000- gebieden Opdrachthouders Voorstudies uitgevoerd in het kader van : INTERREG

Nadere informatie

Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie op natuur Provincie Utrecht

Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie op natuur Provincie Utrecht Bijlage: Toevoeging aan bijlage planmer Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 op natuur Provincie Utrecht Inleiding In september 2012 is door ecologisch advies- en projectbureau het

Nadere informatie

Quickscan ecologie Schakelstation Groeneweg Gorssel

Quickscan ecologie Schakelstation Groeneweg Gorssel Quickscan ecologie Schakelstation Groeneweg Gorssel 18 augustus 2015 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan ecologie Schakelstation Groeneweg Gorssel Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M.

Nadere informatie

Programma publieke avond 26 januari 2012

Programma publieke avond 26 januari 2012 Informatie avond Beheerplan Natura2000 Ameland 26 januari 2012 1.Piet op t Hof 2.Sies Krap DLG Natura 2000 26 januari 2012 Programma publieke avond 26 januari 2012 1. Opening,Piet Dijkstra (DLG) 2. Presentatie

Nadere informatie

Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...

Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied Directoraat-generaal Agro en Directie en Biodiversiteit Behandeld door Datum 29 september 2017 Bijlage nummer 1 Horend bij kenmerk

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998; vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer'

Inhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998; vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer' Inhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998; vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer' Verzetslaan 30 7411 HX DEVENTER Postbus 554 7400 AN DEVENTER T 070 888 31 60 F 070 888 31 70 Bijlage nummer 1 Horend

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 4 Duinen Terschelling

Natura 2000 gebied 4 Duinen Terschelling Natura 2000 gebied 4 Duinen Terschelling 004_gebiedendocument_Duinen Terschelling_maart 2007.doc (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 6 Duinen Schiermonnikoog

Natura 2000 gebied 6 Duinen Schiermonnikoog Natura 2000 gebied 6 Duinen Schiermonnikoog (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003058 + NL9802001 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 18 maart 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-012117 - gemeente Ermelo Activiteit : verbreden van het

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en Moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003056 + NL9802031 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 88 Kennemerland-Zuid

Natura 2000 gebied 88 Kennemerland-Zuid Natura 2000 gebied 88 Kennemerland-Zuid (Zie leeswijzer) Kenschets 088_gebiedendocument_Kennemerland-Zuid_november 2006 Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn Site code: NL1000012 Beschermd

Nadere informatie

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos 183 Natuurdoelen SBZ-V IJzervallei Infomoment Blankaartwaterlopen 19 juni 2017 Europees beschermde

Nadere informatie

Inhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998 vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer' Besluit Uiterwaardvergraving Deventer

Inhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998 vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer' Besluit Uiterwaardvergraving Deventer Inhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998 vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer' Verzetslaan 30 7411 HX DEVENTER Postbus 554 7400 AN DEVENTER T 070 888 31 60 F 070 888 31 70 Bijlage nummer 1 Horend bij

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen

Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen Natura 2000 gebied 116 Kop van Schouwen (Zie leeswijzer) Kenschets 116_gebiedendocument_Kop van Schouwen_november 2006 Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn Site code: NL1000017 Beschermd

Nadere informatie

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Voordelta De Staatssecretaris van Economische Zaken Gelet op de artikelen 10a en 15 van de Natuurbeschermingswet 1998; BESLUIT: Artikel 1 Het besluit van 19 februari

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 NATUUR EN MILIEU LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE De haven van Rotterdam is de grootste haven van Europa. Steeds meer spullen die je in de winkel koopt, komen per schip in Rotterdam

Nadere informatie

A&W-notitie 1660tal/ms

A&W-notitie 1660tal/ms 2 A&W-notitie 1660tal/ms 2 A&W-notitie 1660tal/ms 3 4 A&W-notitie 1660tal/ms 4 A&W-notitie 1660tal/ms 5 6 A&W-notitie 1660tal/ms 6 A&W-notitie 1660tal/ms 7 8 A&W-notitie 1660tal/ms 8 A&W-notitie 1660tal/ms

Nadere informatie

Beheerverslag Spuimonding West. Beheerperiode 1 mei december Versie 2 December 2015 Beheerteam Haringvliet Krammer Volkerak

Beheerverslag Spuimonding West. Beheerperiode 1 mei december Versie 2 December 2015 Beheerteam Haringvliet Krammer Volkerak Beheerverslag Spuimonding West Beheerperiode 1 mei 2014 31 december 2015 Versie 2 December 2015 Beheerteam Haringvliet Krammer Volkerak Inleiding Natuurmonumenten voert vanaf 1 mei 2014 het tijdelijk beheer

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 87 Noordhollands Duinreservaat

Natura 2000 gebied 87 Noordhollands Duinreservaat Natura 2000 gebied 87 Noordhollands Duinreservaat (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Duinen Status: Habitatrichtlijn Site code: NL9801080 Beschermd natuurmonument: Duinen bij Bergen BN Beheerder:

Nadere informatie

Soortenonderzoek Julianahof Zeist

Soortenonderzoek Julianahof Zeist Soortenonderzoek Julianahof Zeist 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Soortenonderzoek Julianahof Zeist Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 21 sept 2013 ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Zaaknummer Ons Kenmerk Datum Beschikking 00490425 ODH-2017-00081885 2 8 AUG. 2017 omgevingsdienst Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38 25 februari 2009 Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied De Minister van Landbouw, Natuur

Nadere informatie

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de minister van Infrastructuur en Milieu;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de minister van Infrastructuur en Milieu; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 27719 1 juni 2016 Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 19 mei 2016 met kenmerk 16068366, tot beperking

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 2 juni 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-014947 - gemeente Arnhem Activiteit : Herinrichting recreatieterrein

Nadere informatie

Natura essentietabellen Leeswijzer

Natura essentietabellen Leeswijzer Natura 2000- essentietabellen Leeswijzer Ministerie van LNV, juni 2009 Inleiding In diverse Natura 2000-documenten staat informatie over Natura 2000-doelen die sturend is voor het opstellen van beheerplannen.

Nadere informatie

: Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Natura-2000 gebied IJsselmeer

: Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Natura-2000 gebied IJsselmeer Staatsbosbeheer Naritaweg 221 1043 CB AMSTERDAM Leeuwarden, 11 juni 2008 Verzonden, Ons kenmerk : 00771280 Afdeling : Landelijk Gebied Beleid Behandeld door : Arjan de Haan / (058) 292 50 77 of arjan.dehaan@fryslan.nl

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur P::Inin:::a 1 \/::IIn., Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Retouradres pia Postadres: Postbus 10004330 ZW Middelburg Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Directie

Nadere informatie

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis 1 QUICK SCAN FLORA EN FAUNA Heilleweg 21 te Sluis Opdrachtgever: A.C. Dingemans Heilleweg 21 4524 KL Sluis Opgesteld door: ZLTO Advies Cereshof 4 4463 XH

Nadere informatie

omgevingsdienst HAAGLANDEN

omgevingsdienst HAAGLANDEN Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl I www.odh.nl Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00514637 ODH-2018-00050993 -

Nadere informatie

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch

Nadere informatie

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven 15 november 2012 ZOON ECOLOGIE Colofon Titel Opdrachtgever Uitvoerder Auteur Datum Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven m RO Zoon Ecologie C.P.M. Zoon ZOON ECOLOGIE

Nadere informatie

Projectnummer: :0.4

Projectnummer: :0.4 Infrastructuur Water Milieu Gebouwen MEMO NEDERLAND BV Utopialaan 40-48 Postbus 1018 5200 BA 's-hertogenbosch Tel 073 6809 211 Fax 073 6144 606 www.arcadis.nl Onderwerp: Voortoets Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

Natuurtoets 't Zand Toetsing aan de wet- en regelgeving voor natuur Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 17 november , revisie --

Natuurtoets 't Zand Toetsing aan de wet- en regelgeving voor natuur Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 17 november , revisie -- Natuurtoets 't Zand Toetsing aan de wet- en regelgeving voor natuur Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 17 november 2009 Inhoudsopgave 1 1.1 Inleiding... 4 Aanleiding en doel... 4 1.2 Leeswijzer...

Nadere informatie

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 254564 13 november 2014 254564 Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk 1 Aanleiding en doel De ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor

Nadere informatie

Bij de brief van 10 januari 2006 hebben wij de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Bij de brief van 10 januari 2006 hebben wij de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. Comité Visserijdagen T.a.v.: dhr. P. Kwast Postbus 132 8860 AC HARLINGEN Leeuwarden, 14 april 2006 Verzonden, Ons kenmerk : 637552 Afdeling : Landelijk Gebied Telefoon : 058-2925042 / G. van der Burg Uw

Nadere informatie

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Art. 14. Art. 15. Art. 16. N. 2000 2153 [C 2000/35885] 17 JULI 2000. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin

Nadere informatie

Aanvullende notitie. Toetsing ecologische hoofdstructuur gasthuisweg 1, Herwijnen

Aanvullende notitie. Toetsing ecologische hoofdstructuur gasthuisweg 1, Herwijnen Aanvullende notitie Toetsing ecologische hoofdstructuur gasthuisweg 1, Herwijnen Opdrachtgever: M. van Baalen Uitgevoerd door: Elsken Ecologie Edam, 04-03-2015 Colofon Tekst en fotografie: Ing. D. van

Nadere informatie

Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63

Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Quick scan ecologie Watergang, Kanaaldijk 63 Auteur P.J.H. van der Linden Opdrachtgever Projectnummer Ingen Buro Vijn 10.109 januari 2011 foto omslag het huidige

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 25 maart 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-017295 - gemeente Arnhem Activiteit : Aanpassingen

Nadere informatie

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis

Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis Quick scan ecologie Paviljoen Het Strandhuis Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden Gemeente Beverwijk 09.112 december 2009

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 1 juni 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 - gemeente Rijnwaarden Activiteit : Natuurontwikkeling

Nadere informatie