PRAKTIJKRICHTLIJN STRUCTUURVISIES PRSV2006

Transcriptie

1 3 PRAKTIJKRICHTLIJN STRUCTUURVISIES PRSV2006 Voor gemeentelijke structuurvisies, structuurschetsen, structuurplannen en vergelijkbare planvormen. JUNI 2006 OPDRACHTNEMER: RUDOLF JEKEL, SONSBEEK ADVISEURS BV ARNHEM

2

3 INHOUDSOPGAVE blz. 1. Inleiding 1.1. Aanleiding Opdracht Beknopte samenvatting van dit rapport Afstemming met andere projecten Aansluiten bij bestaande normen en standaarden Leeswijzer 4 2. Structuurvisies Algemeen Structuurvisies en Wet op de Ruimtelijke Ordening Aard en inhoud van structuurvisies Uitwisseling / digitale representatie Uitgangspunt uit te wisselen gegevens Intergemeentelijke structuurvisies Regionale structuurvisies Overige ruimtelijke beleidsnota's Tekst als ingang voor beleid 7 3. De praktijkrichtlijn en IMRO Algemeen De objectbenadering van een structuurvisie De objecten nader beschreven Het basisprincipe Beschrijving praktijkrichtlijn structuurvisies Algemeen Klasse Structuurvisiegebied Klasse Gemeentelijkgebied Klasse Gemeentelijkverbinding Klasse Gemeentelijkcomplex De metagegevens en het geleideformulier Algemeen Metadata Geleideformulier Bestandsnaamconventies Literatuur 31 Bijlagen 33 A. De object-tabellen samengevat 35 B. Relevante tabellen IMRO C. Voorlopig domein beleidsdoel 49 D. UML-schema metadata uit IMRO E. UML-schema ruimtelijk plan uit IMRO F. UML-schema structuurvisie uit IMRO

4 2

5 1. INLEIDING 1.1. Aanleiding. In 2003 is de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2003) verschenen. Inmiddels bestaat daarvan, op basis van IMRO2006, een update: de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2006 (PRBP2006). Ook zijn in de tussentijd praktijkrichtlijnen opgesteld voor nationale plannen en voor provinciale plannen: respectievelijk de PRNP2006 en de PRPP2006. Daarmee is het mogelijk nagenoeg het volledige scala aan wettelijke plannen van IMRO-codes te voorzien en op die wijze digitaal uit te wisselen. Het structuurplan, respectievelijk de veelal vaker opgestelde structuurvisie, ontbreekt nog. De voorliggende Praktijkrichtlijn Structuurvisies (PRSV- 2006) is de ontbrekende schakel die het palet volledig maakt Opdracht. De opdracht voor deze Praktijkrichtlijn Structuurvisies is door het Ministerie van VROM gegeven aan Sonsbeek Adviseurs BV te Arnhem, die eerder betrokken is geweest bij de opstelling van een voorafgaand onderzoeksrapport en bij de Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen. De voorliggende PRSV2006 is geschreven door Rudolf Jekel. Het rapport is in nauwe samenwerking met Ravi totstandgekomen Beknopte samenvatting van dit rapport. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die een structuurvisie representeren) beschrijft om conform IMRO2006 structuurvisies uit te wisselen. Als uitgangspunt voor deze praktijkrichtlijn worden alle gegevens beschouwd die op de plankaart en in de tekst als beleidsmatig belangrijk voorkomen. Op basis van deze praktijkrichtlijn kan te allen tijde vanuit de gegevensset de inhoud van de oorspronkelijke structuurvisie worden gereconstrueerd. Daarmee wordt in feite de volledige digitale representatie van een structuurvisie vastgelegd. Alle momenteel voorkomende typen structuurvisies en daarmee vergelijkbare beleidsrapporten kunnen worden uitgewisseld Afstemming met andere projecten. Er is een zo nauwkeurig mogelijke aansluiting gezocht bij de praktijkrichtlijnen voor provinciale en Rijksplannen, aangezien de typering van de betrokken plansoorten grote, zo niet volledige, overeenkomsten kent. Structuurvisies kenmerken zich immers ook door een beschrijving en verbeelding van hetgeen voor een komende tijdsperiode ruimtelijk beleidsmatig gewenst is in de vorm van tekst en een of meer kaarten. Dit plantype lijkt op voorhand op streekplannen en PKB's, die bestaan uit beleidsmatige tekst en kaarten met veelal globale aanduidingen. Dit in tegenstelling tot bestemmingsplannen, waar naast een toelichting ook sprake is van voorschriften en kaarten met een dwingend karakter Aansluiten bij bestaande normen en standaarden. Er is aangesloten bij bestaande normen en standaarden. Om een goede communicatie binnen de ruimtelijke ordening, maar ook met andere beleidsvelden mogelijk te maken, is uitgegaan van het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO). De aanvullingen die dit heeft opgeleverd op IMRO2003 zijn inmiddels verwerkt in IMRO2006. De voorliggende versie praktijkrichtlijn is op IMRO2006 gebaseerd. IMRO2006 is de actuele standaard voor de beschrijving en codering van uit te wisselen gegevens op het terrein van de ruimtelijke ordening. Deze classificatie van objecten is gebaseerd op het Basismodel Geo-Informatie (NEN 3610, 2005), welke een geactualiseerde versie is van het voormalige Terreinmodel Vastgoed (NEN 3610: 1995). 3

6 Het Basismodel Geo-Informatie geeft termen, definities en algemene regels voor de classificatie en de codering van de aan het aardoppervlak gerelateerde ruimtelijke objecten. IMRO2006 gebruikt hieruit de geo-objectklasse PlanologischGebied en een groot deel van de attributen uit NEN 3610 om alle objecten die in ruimtelijke plannen voorkomen te coderen. De feitelijke uitwisseling geschiedt door gebruik te maken van GML. Hiermee wordt de vorige uitwisselstandaard, NEN 1878, verlaten. De internationale standaard GML biedt de mogelijkheid om inhoudelijke en ook modelinformatie vast te leggen en uit te wisselen. Hierdoor komen extra mogelijkheden voor controle van uitgewisselde bestanden beschikbaar Leeswijzer. De voorliggende praktijkrichtlijn gaat in hoofdstuk 2 in op aard en karakter van structuurvisies. Hoofdstuk 3 beschrijft de wijze waarop structuurvisies modelmatig worden bezien. Hoofdstuk 4 geeft de feitelijke praktijkrichtlijn weer en beschrijft alle objecten en de bijbehorende attributen. Hoofdstuk 5 beschrijft de metadata en het geleideformulier. Tenslotte geeft hoofdstuk 6 een literatuuropgave. Daarnaast zijn een aantal bijlagen toegevoegd, die praktische zaken bevatten, zoals een samenvatting van de tabellen uit deze praktijkrichtlijn en een overzicht van de van toepassing zijnde domeintabellen uit IMRO

7 2. STRUCTUURVISIES 2.1 Algemeen In een PKB, streekplan, structuurplan, structuurvisie, structuurschets of een vergelijkbare planvorm worden beleidsdoelstellingen op het gebied van de ruimtelijke ordening van Rijk, provincie en gemeente aangegeven. Er lijkt een grote overeenkomst te bestaan tussen bijvoorbeeld provinciale ruimtelijke plannen zoals het streekplan en gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurplan, structuurschets en structuurvisie. Aard, karakter en bedoeling van deze plannen zijn feitelijk gelijk. Het verschil zit in de instantie die verantwoordelijkheid draagt voor de beleidsdoelstellingen op het gebied van de ruimtelijke ordening, die vastgelegd worden in het plan. In de nieuwe wet zal dat in principe niet anders zijn dan in de bestaande wet. In deze praktijkrichtlijn wordt verder uitsluitend het begrip structuurvisie gebruikt voor zowel gemeentelijk structuurplannen, structuurschetsen en structuurvisies, als daarmee vergelijkbare planvormen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aard van structuurvisies en de relatie met het huidig en toekomstig wettelijk kader. 2.2 Structuurvisies en Wet op de Ruimtelijke Ordening. De huidige Wet op de Ruimtelijke Ordening kent in artikel 7 de mogelijkheid om een structuurplan, al dan niet tezamen met aangrenzende gemeenten op te stellen. Artikel 11 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening geeft de vereisten aan. In de praktijk worden echter steeds meer structuurvisies, structuurschetsen en naar aard daarmee vergelijkbare beleidsplannen opgesteld. Deze missen dan, al dan niet bewust, het wettelijk kader van een structuurplan. De nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening, waarvan momenteel wordt voorzien dat deze in 2007 rechtskracht zal krijgen, kent uitsluitend het begrip / plantype structuurvisie. Structuurvisies kunnen dan zowel op gemeentelijk, provinciaal als Rijksniveau worden opgesteld. Daarmee vervalt het huidige onderscheid in de begrippen PKB's, streekplannen en structuurplannen. Een nieuw Besluit Ruimtelijke Ordening zal de nadere vereisten aangeven. 2.3 Aard en inhoud van structuurvisies. In de huidige vorm bestaat een structuurvisie uit een boekwerk met een of meer kaarten. Het beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening is geformuleerd in tekst en schema's/afbeeldingen en het beleid wordt al dan niet met gebieden of anderszins op (een) kaart(en) weergegeven. In veel gevallen is het gebied waarop het beleid betrekking heeft niet in een scherp afgebakende vorm weer te geven. Door het vaak globale karakter van de beleidsdoelstelling of de schaal van de analoge kaart waarop de doelstelling gepresenteerd worden, is het soms ook niet goed mogelijk om alle kaartgerelateerde beleidsdoelstellingen in beeld te brengen. Structuurvisies kennen vooral een ontwikkelingsgericht karakter, dit in tegenstelling tot bestemmingsplannen, die dat juist vaak niet hebben. Ook leggen bestemmingsplannen zaken juridisch in voorschriften vast, terwijl structuurvisies dat niet doen. Dat brengt met zich mee dat ook de digitale representatie van structuurvisies een ander karakter dan de representatie van bestemmingsplannen zal hebben. De kaart en de daarop aangegeven getekende elementen vormen de geografische verbeelding van het beleid. Deze verbeelding komt tot stand door toepassing van een groot aantal tekentechnische middelen. Deze middelen worden ingezet om bijvoorbeeld over elkaar gelegen gebieden te onderscheiden, accenten te plaatsen of vaagheden vorm te geven. Onderstaande opsomming geeft een aantal van de mogelijke verbeeldingsmiddelen die zowel voor analoog als voor digitaal vervaardigde kaarten worden gebruikt: 5

8 de toegepaste ondergrond, gedetailleerd of sterk geabstraheerd, het gekozen middel om een zone of gebied aan te geven met of zonder een contour, een gebied ingekleurd of gerasterd, een gebied aangegeven door middel van een figuur op de kaart, een gebied aangegeven met behulp van gekleurde balken, onderscheid in lijndiktes, onderscheid in lijntypes, elementen die een extra accent krijgen door bijvoorbeeld een gekozen kleur, lijndikte of lettergrootte, verlopend kleurgebruik, onderscheid in lettertypes en lettergroottes, opnemen van foto's in het kaartbeeld, visualisaties in 3D. Deze middelen, tezamen met de gekozen combinaties daarvan, leiden tot een bewust aangebrachte gevoelswaarde, die mede de aard van het beleid moet overbrengen. Deze middelen laten zich onvoldoende vertalen in uitsluitend geometrische vlakken, lijnen of punten. Daarom is aan de visuele presentatie van het beleid een eigen waarde toe te kennen. Voorgesteld wordt dan ook om naast de digitale representatie ook het werkelijke kaartbeeld (als plaatje) mee uit te wisselen en onderdeel te laten zijn van de dataset van de structuurvisie. 2.4 Uitwisseling / digitale representatie. Met het IMRO wordt de inhoud (representatie van de werkelijkheid) uitgewisseld; het gaat niet om de uiteindelijke vormgeving op papier of beeldscherm (presentatie). Met andere woorden, bij de uitwisseling van ruimtelijke plannen wordt de vormgeving van de kaart (kleuren, lettertypen e.d.) niet meegezonden. De ontvanger van het bestand bouwt zelf vanuit dit bestand de door hem gewenste kaart op. In een GIS omgeving zijn deze gegevens, die als object in de vorm van punten, lijnen en vlakken met attributen worden aangeleverd, interactief te benaderen. Deze kaart kan en zal dus meestal een andere presentatie zijn van dezelfde gegevens. In bijvoorbeeld een bestemmingsplan is de (digitale) bestemmingsplankaart bedoeld om exacte informatie over te dragen. In voorschriften en regelen is vastgelegd wat er binnen een nauwkeurig begrensd gebied mag en wat er niet mag. Het te beschouwen gebied is daarbij exact aangegeven op een kaart met bestemmingen en aanduidingen, die een relatie hebben met de voorschriften en regelen. Daarbij is de wijze van presenteren van de kaart erop gericht om deze informatie op een zo duidelijk mogelijke en juridisch juiste wijze over te dragen. Indien het bestemmingsplan in een GIS omgeving gebracht is en het raadplegen van het plan vanachter het beeldscherm plaatsvindt, ontstaan nieuwe mogelijkheden om de informatie over het bestemmingsplan te benaderen en bijvoorbeeld te gebruiken voor monitoring van ruimtelijk beleid. Voor een structuurvisie zal het principe niet anders zijn. Het feit dat het evenwel niet gaat om juridisch vastgelegde informatie, maar meer op een tekst- en beeldgerichte overdracht van beleid brengt met zich mee dat er verschillen kunnen zijn in de wijze waarop de objecten en attributen, ook in hun onderlinge samenhang moeten worden gezien Uitgangspunt uit te wisselen gegevens. Als uitgangspunt voor deze praktijkrichtlijn moeten voor de uitwisseling van structuurvisies alle gegevens worden beschouwd die op de plankaart en in de tekst voorkomen en beleidsmatig van belang zijn. Daarbij zal een interpretatie moeten worden gemaakt van die gegevens die beleidsmatig relevant zijn. Er moet derhalve nagedacht worden over de beste wijze waarop het betreffende, specifieke plan moet worden gecodeerd om de juiste en volledige beleidsingangen te verkrijgen. 6

9 Op basis van deze praktijkrichtlijn kan dan vervolgens te allen tijde de beleidsmatig relevante inhoud van het oorspronkelijke (wettelijk vastgestelde) plan worden gereconstrueerd op ieder systeem Intergemeentelijke structuurvisies. Intergemeentelijke structuurvisies laten zich op gelijke wijze coderen als gemeentelijke structuurvisies. Inhoudelijk is er geen verschil. Aanbevolen wordt om het plangebied per gemeente als apart bestand te beschouwen, aangezien de planstatus per gemeentelijk deel van het plangebied verschillende zal zijn door de andere tijdstippen van vaststelling en de zelfstandigheid waarmee een gemeente haar beleid kan wijzigen of intrekken. Er is immers per plan maar één plangebied en er kan ook maar één planstatuscode per plangebied als attribuut gebruikt worden. Voor het coderen heeft dit tot gevolg dat grensoverschrijdende objecten per gemeente gesplitst moeten worden Regionale structuurvisies. Inhoudelijk zijn ook regionale structuurvisies (i.c. regionale structuurplannen overeenkomstig de Wet op de Ruimtelijke Ordening) gelijkwaardig aan gemeentelijke structuurvisies en laten zich op gelijke wijze coderen. Wel anders ligt het voor de status. Immers een zelfstandig overheidslichaam legt en stelt de inhoud vast. In dit geval is daarom de grens van het plangebied bepalend voor het plan als geheel, ongeacht de relatie met de gemeentegrenzen. Het plan wordt dan ook beschouwd als en opgenomen in één bestand Overige ruimtelijke beleidsnota's. Zoals eerder in dit hoofdstuk is gesteld, is in structuurvisies veelal een deel van het beleid uitsluitend in de tekst opgenomen. Ook kan het voorkomen dat een structuurvisie louter uit tekst bestaat. Nu hier voorgesteld wordt om alle relevante beleid uit structuurvisies via de (geografische) kaartingang te kunnen benaderen, is de weg gebaand om ook andere ruimtelijke beleidsnota's dan structuurvisie op dezelfde wijze te coderen en digitaal beschikbaar te krijgen Tekst als ingang voor beleid. De voorliggende praktijkrichtlijn gaat uit van de kaart, de geografie, als ingang om het beleid te coderen / te raadplegen. Het is evenzo gewenst dat vanuit de (beleids)tekst een relatie met (gedeelten van) de kaart(en) kan worden gelegd. Uit ander onderzoek zullen de technische mogelijkheden en de wijze van bepalen en coderen van teksten (tekstobjecten) moeten blijken. XML is daarvoor wellicht een geschikt voertuig. Een en ander zou naadloos moeten aansluiten op de mogelijkheden die de voorliggende praktijkrichtlijn biedt. 7

10 8

11 3. DE PRAKTIJKRICHTLIJN EN IMRO Algemeen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop in IMRO2006 modelmatig de objecten en attributen van een structuurvisie zijn opgenomen De objectbenadering van een structuurvisie. Een structuurvisie bestaat volgens IMRO2006 uit vier objecten: het object structuurvisiegebied voor het plangebied en de objecten (Gemeentelijk)gebied, (Gemeentelijk)verbinding en (Gemeentelijk)complex voor de samenstellende beleidsgegevens. IMRO2006 noemt deze objecten Klassen. In onderstaande figuur is deze hoofdindeling weergegeven. gemeentelijkverbinding gemeentelijkgebied structuurvisiegebied gemeentelijkcomplex Elk object kent eigenschappen die als attribuut daaraan worden toegekend. In IMRO 2006 wordt in een zogenoemd UML-schema weergegeven hoe de objecten (klassen) samenhangen en welke attributen mogelijk zijn. Dit UML-schema is opgenomen in de bijlage bij dit rapport. Daarnaar, en naar het rapport IMRO2006, wordt verwezen voor diepgaandere informatie. Hier wordt volstaan met een algemeen beeld van het model voor een goed begrip bij het coderen. In de volgende paragraaf wordt het principe verder uitgewerkt De objecten nader beschreven. IMRO is een object georiënteerd model. Dat wil zeggen dat alle informatie behorend bij een object gemodelleerd is rond dat object. Het object vormt de eenheid van informatie. Voor ruimtelijke plannen betekent dit dat beleidsinformatie wordt gemodelleerd met behulp van gedefinieerde ruimtelijke objecten. Deze objecten representeren de ruimtelijke eenheden waar de beleidsinformatie betrekking op heeft. De objecten geven toegang tot alle beleidsinformatie die specifiek voor dat object van belang is. Een structuurvisie kent een plangebied. Het plangebied wordt zo gecodeerd dat het gebied waarop het plan betrekking heeft uitgewisseld kan worden. Aan het plangebied worden tevens de generieke beleidsuitspraken gekoppeld welke betrekking hebben op het hele plangebied; dit is in principe de complete plantekst. Ter onderscheiding van het plangebied van een structuurvisie met andere plangebieden van andere plannen is de Klasse (het object) Structuurvisiegebied gecreëerd. De specifieke beleidsuitspraken hebben betrekking op ruimtelijke eenheden binnen het plangebied. Deze ruimtelijke eenheden vormen de objecten (Klassen) gebied, verbinding of complex. Deze objecten gebied, verbinding en complex worden voorzien van attributen die de bijbehorende inhoud van de structuurvisie en/of de onderlinge relaties representeren. Aan deze 9

12 objecten worden onder andere verwijzingen toegekend naar de specifieke beleidsuitspraken (teksten) in de structuurvisie. Aan de naam van deze objecten is het voorvoegsel "gemeentelijk" toegevoegd. Met het verderop weergegeven figuur wordt beknopt de kern van deze benadering uitgelegd. Hieronder worden de objecten (klassen) beknopt gedefinieerd. Structuurvisiegebied Het object Structuurvisiegebied betreft het gehele plangebied en is als volgt gedefinieerd: "het gebied waar de structuurvisie betrekking op heeft". Gemeentelijkgebied De meeste beleidsuitspraken in structuurvisies hebben betrekking op gebieden. Deze gebieden worden in het model aangeduid met de Klasse Gemeentelijkgebied. De definitie van het object Gemeentelijkgebied is: "een samenhangend gebied binnen één structuurvisiegebied, waarop één of meerdere gemeentelijk beleidsuitspraken betrekking hebben". Voorbeelden zijn op de kaart aangegeven toekomstige woongebieden, ecologische verbindingszones of een globale locatie voor een windmolenpark. Gemeentelijkverbinding Verbindingen leggen een relatie tussen gebieden. Verbindingen worden in het model met de Klasse Gemeentelijkverbinding aangeduid. De definitie van het object Gemeentelijkverbinding is: "een verbinding legt een relatie tussen gebieden binnen één structuurvisiegebied, die aangeeft dat tussen deze gebieden verkeer van personen, organismen, goederen en/of informatie mogelijk is en waarop één of meerdere beleidsuitspraken betrekking hebben". Een voorbeeld hiervan is de voorgenomen aanleg van een vervoersverbinding zonder dat het tracé daarvan bekend is. Wanneer het tracé wel bekend is, is sprake van een object Gemeentelijkgebied. Gemeentelijkcomplex In structuurvisies worden beleidsuitspraken gedaan die betrekking hebben op een samenstelling van gebieden en/of verbindingen met een functionele relatie. Naast de algemene beleidsuitspraken voor het geheel, worden afzonderlijke en meer specifieke beleidsuitspraken gedaan voor de samenstellende gebieden en/of verbindingen. Deze samengestelde objecten worden complexen genoemd. Complexen behoren tot de klasse Gemeentelijkcomplex. De definitie van het object Gemeentelijkcomplex is: "een samenstelling van de objecten gemeentelijkgebied en/of gemeentelijkverbinding binnen één structuurvisiegebied, waarop één of meerdere beleidsuitspraken betrekking hebben en waarbij op het niveau van de samenstellende delen (gebieden, verbindingen en/of andere complexen) verschillende specifieke beleidsuitspraken gedaan moeten worden". Overigens kan een complex zelf ook onderdeel zijn van een ander complex. Een complex is dus een samengesteld object, maar kan ook een samenstellend object zijn. Als voorbeeld kan dienen dat in ruimtelijke plannen beleidsuitspraken worden gedaan die betrekking hebben op een samenstelling van gebieden en/of verbindingen met een functionele relatie. Voorbeelden hiervan zijn "stedelijke netwerken" en "ecologische hoofdstructuur". Voor de samenstellende gebieden en/of verbindingen worden afzonderlijke beleidsuitspraken gedaan zoals bijvoorbeeld voor de "bundelingsgebieden" en "regionale parken" die deel uitmaken van de "stedelijke netwerken". categorie van gebieden en verbindingen Over gebieden en verbindingen kan ook beleid geformuleerd worden door deze gebieden of verbindingen als categorie te beschouwen. Indien dat het geval is er geen beleid over de individuele gebieden of verbindingen, maar alleen over de gezamenlijkheid daarvan. Ook deze vorm van beleid kan met attributen worden aangegeven. 10

13 Het onderstaande figuur (uit de Praktijkrichtlijn Nationale Plannen) geeft de samenhang tussen gebied, verbinding en complex weer. a. (Categorie van) gebied(en) b. (Categorie van) verbinding(en) Gebied Categorie van gebieden beleid Verbinding beleid Categorie van verbindingen beleid beleid Gebieden Verbindingen c. Complex van gebieden d. Complex van verbindingen Complex Beleid Complex Beleid Gebieden Verbindingen beleid a beleid b beleid d beleid c beleid e beleid f e. Complex van gebieden en verbindingen f. Complex met complex Complex Beleid Complex Beleid Gebieden en verbindingen Beleid Complex beleid a beleid b Verbinding beleid e beleid d beleid c beleid f Gebied verborgen objecten Hierboven is ingegaan op alle op kaarten zichtbare planobjecten die verwijzen naar in de tekst beschreven beleid. Daarnaast is sprake van beleid dat alleen in de tekst voorkomt en niet op de kaart. Dit uitsluitend in de tekst voorkomende beleid zal wel vanuit de raadpleegbare kaart, respectievelijk uit de data, benaderbaar moeten zijn. Het is daarom gewenst dit beleid via op te nemen "verborgen kaartobjecten" als getekend maar niet zichtbaar object in de kaart op te nemen en te coderen. 11

14 3.4. Het basisprincipe Het stelsel van objecten en attributen laat zich in principe kenschetsen als losse objecten die binnen een plangebied een geometrische positie kennen. De posities zijn onafhankelijk van elkaar en kunnen ook overlappen. De meeste zullen zichtbaar zijn op het analoog bedachte kaartbeeld, maar enkelen of velen kunnen ook als "verborgen" aanwezig zijn. Onderstaande figuur laat het principe zien. Gemeentelijkverbinding Gemeentelijkgebied Gemeentelijkgebied (verborgen) Gemeentelijkgebied 12

15 4. BESCHRIJVING PRAKTIJKRICHTLIJN STRUCTUURVISIES 4.1. Algemeen. De structuurvisie kent vier Klassen: Structuurvisiegebied, Gemeentelijkgebied, Gemeentelijkverbinding en Gemeentelijkcomplex, voor respectievelijk het plangebied en de planobjecten gebied, verbinding en complex. Een klasse, te beschouwen als een object, kent attributen die de eigenschappen van dat object geven. In dit hoofdstuk worden de klassen (objecten) met bijbehorende attributen beschreven Klasse Structuurvisiegebied. Het object (klasse) Structuurvisiegebied is het object dat het gebied, of de gebieden, binnen de plangrenzen op de plankaart representeert. Aan dit object worden de algemene eigenschappen van het plangebied als attribuut gekoppeld. In de onderstaande tabel worden de attributen benoemd, de waarden aangegeven die deze attributen moeten bevatten en wordt aangegeven of het gebruik van het attribuut verplicht is en of het attribuut meerdere malen mag worden gebruikt. Ook wordt aangegeven of attributen gekoppeld worden, dat wil zeggen altijd in samenhang moeten worden gebruikt. Na de tabel wordt per attribuut een nadere toelichting gegeven. KLASSE STRUCTUURVISIEGEBIED attribuut waarde * ** opmerking identificatie (idn) eigen idn plangebied x x max. 32 tekens: "NL.IMRO.", gevolgd door 8 voor CBSnummer gemeente, 15 voor plannummer en 1 voor "-" typeplan structuurvisie x x vaste waarde volgens domein RuimtelijkPlan naam naam van het plan x x volgens de titel gemeentecode CBS-nummer gemeente x x woonplaatsnaam naam van de plaats indien gewenst locatienaam naam van de locatie indien gewenst provinciecode CBS-nummer provincie x x planstatus statusnaam x x vaste waarde volgens domein Planstatus datum datum van planstatus x x in de vorm: jjjj-mm-dd verwijzingnaartekst link x naar het (de) volledige document(en), format conform bestandsnaamconventies: beleidsdocument en bijlagen ontwerper naam inbrenger gegevens x x afdelingsnaam, naam adviesbureau verwijzingnorm IMRO2006 x x verwijzing naar de gebruikte versie van het IMRO 13

16 verwijzingnorm PRSV2006 x x verwijzing naar de gebruikte versie van de praktijkrichtlijn * x = verplicht gekoppelde attributen ** x = ten hoogste één keer identificatie (verplicht) Elk plan(gebied) behoeft een eigen identificatie. Deze identificatie maakt het mogelijk dat op landelijk niveau een uniek onderscheid aanwezig is. Voor de invulling hiervan wordt eerst vermeld: "NL.IMRO.", vervolgens wordt het CBS-nummer van de gemeente opgenomen en aansluitend een uniek plannummer, door de gemeente te bepalen. De identificatiecode van het object Structuurvisiegebied heeft daardoor de volgende opbouw: NL.IMRO.,CBS-nummer van de gemeente (4 cijfers), facultatief aangevuld met het CBS-nummer voor buurt en wijk of anders aangevuld met 4 nullen; totaal derhalve altijd 8 posities lang. Het daarop volgende plannummer heeft een maximale lengte van 15 posities en mag ook bestaan uit letters. Het laatste teken is altijd een koppelstreepje, ascii 45 (-). De totale lengte bedraagt dan maximaal 32 tekens. De identificatie wordt daardoor: NL.IMRO.xxxxxxxxyyy.- (bijvoorbeeld: NL.IMRO B-). Voor het geval het plangebied bestaat uit meerdere ruimtelijk gescheiden gebieden kent het totaal van die gebieden één idn. De geometrie van het object structuurvisiegebied is hierbij een multipolygoon. typeplan (verplicht) Voor het attribuut typeplan wordt het domein RuimtelijkPlan gebruikt. Voor de waarde zijn er twee mogelijkheden waaruit er één moet worden gekozen: structuurplan of structuurschets/- visie. naam (verplicht) In het waardeveld van het attribuut naam dient de naam van de structuurvisie te worden opgenomen zoals deze volgens de aanhaaltitel in het plan wordt genoemd. gemeentecode (verplicht) Teneinde kenbaar te maken van welke gemeente de structuurvisie is, wordt hier het CBSnummer van die gemeente opgenomen. woonplaatsnaam (indien gewenst) Het kan gewenst zijn om de plaats waarbinnen de structuurvisie zich bevindt kenbaar te maken. De naam van die plaats kan bij dit attribuut worden ingevuld. locatienaam (indien gewenst) Het kan gewenst zijn om de naam van de locatie waarbinnen de structuurvisie zich bevindt kenbaar te maken. De naam van die locatie kan bij dit attribuut worden ingevuld. provinciecode (verplicht) Teneinde kenbaar te maken binnen welke provincie de structuurvisie is gelegen, wordt hier het CBS-nummer van die provincie opgenomen. planstatus (verplicht) datum (gekoppeld aan planstatus) (verplicht) Het domein Planstatus geeft de toegestane waarden voor het attribuut planstatus waaruit er één moet worden gekozen. Het attribuut datum geeft de mogelijkheid om de proceduredatum van het plan op te nemen. Deze is noodzakelijk om de gegevensset te kunnen plaatsen naar tijd en belang. De in het waardeveld op te nemen datum dient overeenkomstig het binnen het IMRO afgesproken datumformaat te worden genoteerd: jjjj-mm-dd. 14

17 verwijzingnaartekst (verplicht) Dit attribuut is exclusief bedoeld om (hyper)links te kunnen opnemen. Hier dient een (hyper)- link naar de complete plantekst met bijlagen te worden opgenomen. Het format dient overeenkomstig de afspraak over de bestandsnaamconventies voor het bestandstype "beleidsdocument" en "bijlagen" te zijn (zie hoofdstuk geleideformulier). ontwerper (indien gewenst) Voor de verzender en ontvanger van de gegevensset kan het belangrijk zijn dat kenbaar is wie de gegevens heeft ingebracht. Dit attribuut maakt dit mogelijk. In het waardeveld wordt de naam van de afdeling, adviesbureau, of dergelijke opgenomen. verwijzingnorm (verplicht) Teneinde de zekerheid te hebben welke technische status de data hebben, is het noodzakelijk dat wordt aangegeven dat de gegevensset voldoet aan het IMRO en de betreffende praktijkrichtlijn en de versie daarvan wordt aangegeven. Hiervoor dient dit attribuut twee keer te worden opgenomen met de verwijzing naar de betreffende versies in het waardeveld (nu IMRO en PRSV2006) Klasse Gemeentelijkgebied. De definitie van het planobject gebied, dat de presentatie kan hebben van een vlak, lijn of punt, is: "Een gebied binnen één structuurvisiegebied, waarop één of meerdere beleidsuitspraken betrekking hebben". Voorbeelden zijn op de kaart aangegeven toekomstige woongebieden, ecologische verbindingszones, een globale locatie voor een windmolenpark, etc. In de onderstaande tabel worden de attributen benoemd, waarbij per attribuut wordt aangegeven welke waarde gewenst is, welke dit moet zijn, of het gebruik van het attribuut verplicht is, of het attribuut meerdere keren mag voorkomen en hoe de waarde, al dan niet automatisch, wordt ingevoerd. Ook wordt aangegeven of attributen gekoppeld worden, dat wil zeggen altijd in samenhang moeten worden gebruikt. Na de tabel wordt per attribuut een nadere toelichting gegeven. KLASSE GEMEENTELIJKGEBIED attribuut waarde * ** opmerking identificatie (idn) eigen idn object x x automatisch te genereren door applicatie, max. 32 alfanumerieke tekens plangebied idn structuurvisiegebied x x automatisch uitlezen door applicatie categoriegebieden idn van een categorie idn zelf bepalen (groep) van gebieden relatieplanobject idn andere object verwijzing naar gerelateerd complex idn object gemeentelijkcomplex object verwijzing naar object gemeentelijkcomplex waar het object toebehoort typeplanobject gemeentelijkgebied x x vaste waarde volgens domein RuimtelijkPlanObject naam naam planobject x x volgens renvooi of tekst 15

18 verwijzingnaartekst link x format conform bestandsnaamconventies: beleidstekst verwijzingnaarkaart link x format conform bestandsnaamconventies: plotfile naamvankaart naam van de kaart volgens het plan verwijzingnaarexternplan naam van het externe het externe plan waarnaar plan verwezen wordt woonplaatsnaam naam van de plaats indien gewenst locatienaam naam van de locatie indien gewenst bestemmingsfunctie functieniveau functienaam x volgens domein Functie hoofdfunctie of ondergeschikte functie x x volgens domein FunctieNiveau: kiezen per bestemmingsfunctie beleidsdoel omschrijving beleidsdoel x volgens voorlopig domein Beleidsdoel, vrij aan te vullen: kiezen per bestemmingsfunctie hardheidbegrenzing geometrischenauwkeurigheid gebruikteondergrond exact of indicatief tolerantie in meters bestandsnaam van de ondergrond * x = verplicht gekoppelde attributen ** x = ten hoogste één keer x x kiezen vaste waarde volgens domein HardheidBegrenzing x x alleen indien hardheidbegrenzing exact format conform bestandsnaamconventies: ondergrond identificatie (verplicht) Elk object Gemeentelijkgebied krijgt een eigen identificatie. Deze identificatie bestaat uit een uniek volgnummer per object, per plan (bestand). De lengte van de identificatie is maximaal 32 alfanumerieke tekens. Het is gewenst dat deze attribuutwaarde door de applicatie automatisch wordt gegenereerd. plangebied (verplicht) Voor elk object is een verwijzing noodzakelijk naar het object Structuurvisiegebied waar dit object deel van uitmaakt. Dit attribuut verwijst daartoe naar het attribuut identificatie van het bijbehorende object Structuurvisiegebied. Dit zal automatisch binnen de applicatie gestalte moeten krijgen. categoriegebieden (indien gewenst) Indien een gebied onderdeel is van een categorie van gebieden dan wordt met dit attribuut de (zelf te bepalen) identificatiecode van de categorie van gebieden bij het object opgenomen. relatieplanobject (indien gewenst) Dit attribuut verwijst naar een object waarmee het onderhavige object een relatie heeft. Hier is geen sprake van een complex. Voor de waarde moet het idn van het betreffende object waarmee het object Gemeentelijkgebied een relatie heeft worden ingevuld. Dit kan zowel een object van de klasse Gemeentelijkgebied, Gemeentelijkverbinding als Gemeentelijkcomplex zijn. 16

19 complex (indien gewenst) Met dit attribuut kan worden vastgelegd tot welk complex het object behoort. Voor de waarde moet het idn van het betreffende object Gemeentelijkcomplex worden ingevuld. typeplanobject (verplicht) Het attribuut typeplanobject maakt het via het bijbehorende domein RuimtelijkPlanobject mogelijk aan te geven welk object het betreft. Hier wordt de vaste waarde gemeentelijkgebied ingevuld. naam (verplicht) Aan het attribuut naam wordt als waarde de naam van het object, zoals deze in het renvooi en/of in het artikel dat er naar verwijst is opgenomen, meegegeven. Niet altijd, zoals bij een alleen in de tekst voorkomend object, zal dit het geval zijn. In dat geval zal een zinvolle onderscheidende naam moeten worden ingevuld, zodat de gebruiker hierop kan classificeren of een renvooi kan opbouwen. Met dit attribuut krijgen dus ook verborgen objecten, die alleen beleidstekst kennen, maar wel gericht zijn op een geografisch gebied, betekenis. verwijzingnaartekst (verplicht) Voor de hyperlink wordt het attribuut verwijzingnaartekst verplicht gesteld. Voor de waarde van het attribuut verwijzingnaartekst geldt dat geen elementen van een directorystructuur / pad mogen worden opgenomen. Wel kan een nadere precisering naar de plaats binnen een document worden opgenomen. Het attribuut mag meerdere keren worden opgenomen. Het format dient overeenkomstig de afspraak over de bestandsnaamconventies voor het bestandstype "beleidstekst" te zijn (zie hoofdstuk geleideformulier). verwijzingnaarkaart (verplicht) Dit attribuut is bedoeld om (hyper)links naar de bijbehorende plankaart te kunnen opnemen. Daarmee is zeker gesteld dat de door de maker van de kaart bedoelde verbeelding (presentatie), naast alle inhoudelijke gegevens, ook bij de gebruiker bekend is. Het format dient overeenkomstig de afspraak over de bestandsnaamconventies voor het bestandstype "plotfile" te zijn (zie hoofdstuk geleideformulier). Ook bij een verborgen object moet een verwijzing naar een kaart worden opgenomen. naamvankaart (indien gewenst) Om kaarten te kunnen reproduceren is een verwijzing van het object naar de kaart noodzakelijk. In het waardeveld bij dit attribuut wordt een nummer of naam van de betreffende kaart opgenomen. Dit is met name van belang wanneer er meerdere kaarten zijn, waarbij het object op een of meer kaarten kan voorkomen. verwijzingnaarexternplan (indien gewenst) Dit attribuut verwijst naar een ander plan / nota waarin het beleid waarnaar het object verwijst is uitgewerkt / opgenomen. In het waardeveld staat in dat geval de naam van dat plan / die nota. woonplaatsnaam (indien gewenst) Het kan gewenst zijn om de plaats waarbinnen het object zich bevindt kenbaar te maken. De naam van die plaats kan bij dit attribuut worden ingevuld. locatienaam (indien gewenst) Het kan gewenst zijn om de naam van de locatie waarbinnen het object zich bevindt kenbaar te maken. De naam van die locatie kan bij dit attribuut worden ingevuld. 17

20 bestemmingsfunctie (verplicht) functieniveau (gekoppeld aan bestemmingsfunctie) (verplicht) beleidsdoel (gekoppeld aan bestemmingsfunctie) (verplicht) Met het attribuut bestemmingsfunctie kunnen één of meer functies van het object worden toegekend. Hiervoor dient te worden gekozen uit het domein Functie. Het domein Functie kent een limitatieve opsomming waaruit een keuze moet worden gemaakt. In alle gevallen wordt tevens het attribuut functieniveau toegevoegd, waarbij het bijbehorende domein de keuze geeft tussen hoofdfunctie of ondergeschikte functie. Er dient tenminste één bestemmingsfunctie te worden ingevuld. Bij meerdere gelijkwaardige functies dienen meerdere attributen opgenomen te worden en bij ongelijkwaardige functies in ieder geval de hoofdfunctie(s). Met het attribuut beleidsdoel kan het doel of kunnen de doelen (bijvoorbeeld ontwikkelen, behouden, beperken e.d.), die het beleid met de betreffende functie voor ogen heeft, worden opgenomen. In het geval van meerdere doelen per functie (bijvoorbeeld ontwikkelen en behouden) moet dit attribuut meerdere keren worden opgenomen. De omschrijving van het doel wordt in het waardeveld opgenomen. Wanneer een periode van toepassing geresulteerd heeft in een stabiele lijst van beleidsdoeleinden wordt overwogen deze lijst van domeinwaarden in het IMRO vast te leggen. hardheidbegrenzing (verplicht) geometrischenauwkeurigheid (gekoppeld aan hardheidbegrenzing) (verplicht) Met het attribuut hardheidbegrenzing kan de nauwkeurigheid van de begrenzing van een object worden aangegeven. Indien gekozen wordt voor de attribuutwaarde exact, dient de geometrische nauwkeurigheid in meters te worden aangegeven met behulp van het attribuut geometrischenauwkeurigheid. Bij de attribuutwaarde indicatief mag geen tolerantie bij het attribuut geometrischenauwkeurigheid worden opgenomen. gebruikteondergrond (indien gewenst) Om te kunnen bepalen op welke ondergrond het object is gemaakt, wordt bij dit attribuut de bestandsnaam van de betreffende ondergrond opgenomen. Het format dient overeenkomstig de afspraak over de bestandsnaamconventies voor het bestandstype "ondergrond" te zijn (zie hoofdstuk geleideformulier) Klasse Gemeentelijkverbinding. De definitie van het planobject verbinding is: "Een verbinding legt een relatie tussen gebieden, binnen één structuurvisiegebied, die aangeeft dat tussen deze gebieden verkeer van personen, organismen, goederen en/of informatie mogelijk is. Op een verbinding hebben één of meerdere beleidsuitspraken betrekking". Een voorbeeld hiervan is de voorgenomen aanleg van een vervoersverbinding zonder dat het tracé daarvan bekend is. Wanneer het tracé wel bekend is, is sprake van een object Gemeentelijkgebied. In de volgende tabel worden de attributen benoemd, waarbij per attribuut wordt aangegeven welke waarde gewenst is, welke dit moet zijn, of het gebruik van het attribuut verplicht is, of het attribuut meerdere keren mag voorkomen en hoe de waarde, al dan niet automatisch, wordt ingevoerd. Ook wordt aangegeven of attributen gekoppeld worden, dat wil zeggen altijd in samenhang moeten worden gebruikt. Na de tabel wordt per attribuut een nadere toelichting gegeven. 18

21 KLASSE GEMEENTELIJKVERBINDING attribuut waarde * ** opmerking identificatie (idn) eigen idn object x x automatisch te genereren door applicatie, max. 32 alfanumerieke tekens plangebied idn structuurvisiegebied x x automatisch uitlezen door applicatie categorieverbindingen idn van een categorie idn zelf bepalen (groep) van verbindingen relatieplanobject idn andere object verwijzing naar gerelateerd complex idn object gemeentelijkcomplex object verwijzing naar object gemeentelijkcomplex waar het object toebehoort typeplanobject gemeentelijkverbinding x x vaste waarde volgens domein RuimtelijkPlanObject naam naam planobject x x volgens renvooi of tekst verwijzingnaartekst link x format conform bestandsnaamconventies: beleidstekst verwijzingnaarkaart link x format conform bestandsnaamconventies: plotfile naamvankaart naam van de kaart volgens het plan verwijzingnaarexternplan naam van het externe het externe plan waarnaar plan verwezen wordt woonplaatsnaam naam van de plaats indien gewenst locatienaam naam van de locatie indien gewenst bestemmingsfunctie functieniveau functienaam x volgens domein Functie hoofdfunctie of ondergeschikte functie x x volgens domein FunctieNiveau: kiezen per bestemmingsfunctie beleidsdoel omschrijving beleidsdoel x volgens voorlopig domein Beleidsdoel, vrij aan te vullen: kiezen per bestemmingsfunctie hardheidbegrenzing geometrischenauwkeurigheid gebruikteondergrond exact of indicatief tolerantie in meters bestandsnaam van de ondergrond * x = verplicht gekoppelde attributen ** x = ten hoogste één keer x x kiezen vaste waarde volgens domein HardheidBegrenzing x x alleen indien hardheidbegrenzing exact format conform bestandsnaamconventies: ondergrond identificatie (verplicht) Elk object Gemeentelijkverbinding krijgt een eigen identificatie. Deze identificatie bestaat uit een uniek volgnummer per object, per plan (bestand). De lengte van de identificatie is maxi- 19

22 maal 32 alfanumerieke tekens. Het is gewenst dat deze attribuutwaarde door de applicatie automatisch wordt gegenereerd. plangebied (verplicht) Voor elk object is een verwijzing noodzakelijk naar het object Structuurvisiegebied waar dit object deel van uitmaakt. Dit attribuut verwijst daartoe naar het attribuut identificatie van het bijbehorende object Structuurvisiegebied. Dit zal automatisch binnen de applicatie gestalte moeten krijgen. categorieverbindingen (indien gewenst) Indien een gebied onderdeel is van een categorie van gebieden dan wordt met dit attribuut de (zelf te bepalen) identificatiecode van de categorie van verbindingen bij het object opgenomen. relatieplanobject (indien gewenst) Dit attribuut verwijst naar een object waarmee het onderhavige object een relatie heeft. Hier is geen sprake van een complex. Voor de waarde moet het idn van het betreffende object waarmee het object Gemeentelijkverbinding een relatie heeft worden ingevuld. Dit kan zowel een object van de klasse Gemeentelijkgebied, Gemeentelijkverbinding als Gemeentelijkcomplex zijn. complex (indien gewenst) Met dit attribuut kan worden vastgelegd tot welk complex het object behoort. Voor de waarde moet het idn van het betreffende object Gemeentelijkcomplex worden ingevuld. typeplanobject (verplicht) Het attribuut typeplanobject maakt het via het bijbehorende domein RuimtelijkPlanobject mogelijk aan te geven welk object het betreft. Hier wordt de vaste waarde gemeentelijkverbinding ingevuld. naam (verplicht) Aan het attribuut naam wordt als waarde de naam van het object, zoals deze in het renvooi en/of in het artikel dat er naar verwijst is opgenomen, meegegeven. Niet altijd, zoals bij een alleen in de tekst voorkomend object, zal dit het geval zijn. In dat geval zal een zinvolle onderscheidende naam moeten worden ingevuld, zodat de gebruiker hierop kan classificeren of een renvooi kan opbouwen. Met dit attribuut krijgen dus ook verborgen objecten, die alleen beleidstekst kennen, maar wel gericht zijn op een geografisch gebied, betekenis. verwijzingnaartekst (verplicht) Voor de hyperlink wordt het attribuut verwijzingnaartekst verplicht gesteld. Voor de waarde van het attribuut verwijzingnaartekst geldt dat geen elementen van een directorystructuur / pad mogen worden opgenomen. Wel kan een nadere precisering naar de plaats binnen een document worden opgenomen. Het attribuut mag meerdere keren worden opgenomen. Het format dient overeenkomstig de afspraak over de bestandsnaamconventies voor het bestandstype "beleidstekst" te zijn (zie hoofdstuk geleideformulier). verwijzingnaarkaart (verplicht) Dit attribuut is bedoeld om (hyper)links naar de bijbehorende plankaart te kunnen opnemen. Daarmee is zeker gesteld dat de door de maker van de kaart bedoelde verbeelding (presentatie), naast alle inhoudelijke gegevens, ook bij de gebruiker bekend is. Het format dient overeenkomstig de afspraak over de bestandsnaamconventies voor het bestandstype "plotfile" te zijn (zie hoofdstuk geleideformulier). Ook bij een verborgen object moet een verwijzing naar een kaart worden opgenomen. 20

23 naamvankaart (indien gewenst) Om kaarten te kunnen reproduceren is een verwijzing van het object naar de kaart noodzakelijk. In het waardeveld bij dit attribuut wordt een nummer of naam van de betreffende kaart opgenomen. Dit is met name van belang wanneer er meerdere kaarten zijn, waarbij het object op een of meer kaarten kan voorkomen. verwijzingnaarexternplan (indien gewenst) Dit attribuut verwijst naar een ander plan / nota waarin het beleid waarnaar het object verwijst is uitgewerkt / opgenomen. In het waardeveld staat in dat geval de naam van dat plan / die nota. woonplaatsnaam (indien gewenst) Het kan gewenst zijn om de plaats waarbinnen het object zich bevindt, kenbaar te maken. De naam van die plaats kan bij dit attribuut worden ingevuld. locatienaam (indien gewenst) Het kan gewenst zijn om de naam van de locatie waarbinnen het object zich bevindt, kenbaar te maken. De naam van die locatie kan bij dit attribuut worden ingevuld. bestemmingsfunctie (verplicht) functieniveau (gekoppeld aan bestemmingsfunctie) (verplicht) beleidsdoel (gekoppeld aan bestemmingsfunctie) (verplicht) Met het attribuut bestemmingsfunctie kunnen één of meer functies van het object worden toegekend. Hiervoor dient te worden gekozen uit het domein Functie. Het domein Functie kent een limitatieve opsomming waaruit een keuze moet worden gemaakt. In alle gevallen wordt tevens het attribuut functieniveau toegevoegd, waarbij het bijbehorende domein de keuze geeft tussen hoofdfunctie of ondergeschikte functie. Er dient tenminste één bestemmingsfunctie te worden ingevuld. Bij meerdere gelijkwaardige functies dienen meerdere attributen opgenomen te worden en bij ongelijkwaardige functies in ieder geval de hoofdfunctie(s). Met het attribuut beleidsdoel kan het doel of kunnen de doelen (bijvoorbeeld ontwikkelen, behouden, beperken e.d.), die het beleid met de betreffende functie voor ogen heeft, worden opgenomen. In het geval van meerdere doelen per functie (bijvoorbeeld ontwikkelen en behouden) moet dit attribuut meerdere keren worden opgenomen. De omschrijving van het doel wordt in het waardeveld opgenomen. Wanneer een periode van toepassing geresulteerd heeft in een stabiele lijst van beleidsdoeleinden wordt overwogen deze lijst van domeinwaarden in het IMRO vast te leggen. hardheidbegrenzing (verplicht) geometrischenauwkeurigheid (gekoppeld aan hardheidbegrenzing) (verplicht) Met het attribuut hardheidbegrenzing kan de nauwkeurigheid van de begrenzing van een object worden aangegeven. Indien gekozen wordt voor de attribuutwaarde exact, dient de geometrische nauwkeurigheid in meters te worden aangegeven met behulp van het attribuut geometrischenauwkeurigheid. Bij de attribuutwaarde indicatief mag geen tolerantie bij het attribuut geometrischenauwkeurigheid worden opgenomen. gebruikteondergrond (indien gewenst) Om te kunnen bepalen op welke ondergrond het object is gemaakt, wordt bij dit attribuut de bestandsnaam van de betreffende ondergrond opgenomen. Het format dient overeenkomstig de afspraak over de bestandsnaamconventies voor het bestandstype "ondergrond" te zijn (zie hoofdstuk geleideformulier). 21

24 4.5. Klasse Gemeentelijkcomplex. De definitie van het planobject complex is: "Een samenstelling van de objecten gemeentelijkgebied en/of gemeentelijkverbinding binnen één structuurvisiegebied, waarop één of meerdere beleidsuitspraken betrekking hebben en waarbij op het niveau van de samenstellende delen (gebieden, verbindingen en/of andere complexen) verschillende specifieke beleidsuitspraken gedaan moeten worden". Als voorbeeld kan dienen dat in ruimtelijke plannen beleidsuitspraken worden gedaan die betrekking hebben op een samenstelling van gebieden en/of verbindingen met een functionele relatie. Voorbeelden hiervan zijn "stedelijke netwerken" en "ecologische hoofdstructuur". Voor de samenstellende gebieden en/of verbindingen worden afzonderlijke beleidsuitspraken gedaan zoals bijvoorbeeld voor de "bundelingsgebieden" en "regionale parken" die deel uitmaken van de "stedelijke netwerken". Het object Gemeentelijkcomplex kent geen eigen geometrie, maar bestaat uit twee of meer objecten Gemeentelijkgebied en/of Gemeentelijkverbinding en/of een ander object Gemeentelijkcomplex waaruit het is samengesteld. Het object Gemeentelijkcomplex verwijst met het attribuut planobject naar de samenstellende delen (objecten). Daarnaast kent elk van de samenstellende objecten een aparte attribuut complex dat verwijst naar het object Gemeentelijkcomplex waar het samenstellende object bij behoort. In de onderstaande tabel worden de attributen benoemd, waarbij per attribuut wordt aangegeven welke waarde gewenst is, welke dit moet zijn, of het gebruik van het attribuut verplicht is, of het attribuut meerdere keren mag voorkomen en hoe de waarde, al dan niet automatisch, wordt ingevoerd. Ook wordt aangegeven of attributen gekoppeld worden, dat wil zeggen altijd in samenhang moeten worden gebruikt. Na de tabel wordt per attribuut een nadere toelichting gegeven. KLASSE GEMEENTELIJKCOMPLEX attribuut waarde * ** opmerking identificatie (idn) eigen idn object x x automatisch te genereren door applicatie, max. 32 alfanumerieke tekens plangebied idn structuurvisiegebied x x automatisch uitlezen door applicatie relatieplanobject idn andere object verwijzing naar gerelateerd object complex idn andere object gemeentelijkcomplex verwijzing naar ander object gemeentelijkcomplex waar het object toebehoort planobject idn samenstellende objecten x verwijzing naar de objecten waaruit het object bestaat typeplanobject gemeentelijkcomplex x x vaste waarde volgens domein RuimtelijkPlanObject naam naam planobject x x volgens renvooi of tekst verwijzingnaartekst link x format conform bestandsnaamconventies: beleidstekst verwijzingnaarkaart link x format conform bestandsnaamconventies: plotfile naamvankaart naam van de kaart volgens het plan 22