Hoofdstuk 4 Onderzoeksdesign

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoofdstuk 4 Onderzoeksdesign"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 4 Onderzoeksdesign 4.1 Inleiding Alvorens de gedetailleerde opzet van het onderzoek te beschrijven, is een plaatsbepaling van het onderhavige onderzoek in het Nederlandse wetenschappelijke veld geboden. Het maakt onderdeel uit van een onderzoekstraject dat in 1980 is aangevangen vanuit de vakgroep orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen onder de noemer ReactiePatronenOnderzoek (RPO). Het RPO wilde een antwoord geven op de vraag naar een standaardbeeld in de patronen waarmee jongeren qua houding op sociale limieten reageren. Onder sociale limieten worden daarbij verstaan: De regels, wetten, normen, waarden of verwachtingen die impliciet of expliciet bestaan in de omgeving waarin de jongere leeft en die zijn gedrag reguleren en/of inperken (Rink, Vos, Van Lokven en Slagveer, 1989, p.14). Doorgaans levert een confrontatie met sociale limieten geen problemen op, maar het kan voorkomen dat de houding zó uit balans is geraakt, dat behandeling in de ambulante of residentiële zorg moet plaatsvinden (Rink, 1996, voorwoord). Een standaardbeeld helpt bij die zorg om zo onwillekeurig, adequaat en consistent mogelijk op de houding en het gedrag van de jongeren te reageren. De algemene doelen van het RPO werden daarom het samenstellen van een standaardbeeld van de houding van (..) jeugdigen ten opzichte van sociale grenzen (limieten) en het ontwikkelen van een instrument om afwijkingen van dit standaardbeeld te kunnen vaststellen (Rink, 1996, p.4). Samenvattend wordt in het RPO dus gezocht naar wetenschappelijke informatie over de houding van jongeren ten opzichte van sociale limieten, teneinde de diagnostiek en behandeling van jongeren met gedragsproblemen meer objectief te kunnen onderbouwen 36 (Dijns, 2003; naar Schuurs, 1997). Het RPO kent verschillende onderzoeksfasen. In de eerste onderzoeksfase werd het groepsgerichte StandaardReactieInstrument (SRI) ontwikkeld. Hiermee werd een standaardbeeld geschetst van de houding ten opzichte van sociale limieten van groepen jongeren, door hen te vragen naar mogelijke reacties, hun eigen reactie en hun motivatie voor deze reactie in fictieve situaties waarin een sociale limiet verborgen zit (Rink & Ott, 1999). Dit standaardbeeld, ontleend aan jongeren zonder geregistreerd contact met justitie, kon vervolgens gebruikt worden om afwijkingen in houding in kaart te brengen. De SRI zou ook ter preventie van een afwijkende houding of afwijkend gedrag gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld op scholen (Rink, 1996). Handicap van de SRI was het feit dat het alleen geschikt was voor groepen jongeren en niet voor de diagnostiek van individuen. In de volgende fase van het RPO werd daarom, met als basis de SRI, de Attitudeschaal Sociale Limieten (ASL) ontwikkeld, waarmee bij individuele jongeren de houding (attitude) ten opzichte van sociale limieten gemeten kon worden. In 1996 werd gestart met een pilotstudy. Er werden meer sociale limieten toegevoegd, afkomstig uit de Bijbel, Koran, geschriften uit het Boeddhisme en verdragen inzake mensen- en kindrechten. Daarnaast werd het aantal items uitgebreid (Boersma, Lutje Spelberg, Rink & Vos, 1999). Er werd een betrouwbaarheidsonderzoek uitgevoerd, de ASL werd gestandaardiseerd en uiteindelijk uitgegeven (Rink, Boersma, Lutje Spelberg & Vos, 2000). De Commissie TestAangelegenheden Nederland (COTAN; Evers, Van Vliet-Mulder & Groot, 2000) beoordeelde vervolgens het instrument op onder andere de testconstructie, betrouwbaarheid en validiteit. Op alle psychometrische eigenschappen, behalve de validiteit, werd de ASL als voldoende beoordeeld. Onderzoek naar begrips- en criterium-validiteit volgden hierop (Boersma, 2004a, 2007). De begripsvaliditeit van de ASL lijkt derhalve voldoende hoog, zo 36 Voor meer literatuur over het RPO, zie onder andere Rink & Ott, 1997; Ott & Rink, 1999; Rink, 1999; Rink, Ott, Schlee & Wittrock, 2000; Ott & Rink, 2002; Rink, Strijker, Lutje Spelberg & Boersma, 2003; Rink, Potoçárová, Potoçár & Strijker, 2004; Oudhof & Rink,

2 constateert zij (2007, p. 125) naar aanleiding van longitudinaal onderzoek met de ASL. Uit dit onderzoek bleek de predictieve validiteit (de criteriumvaliditeit) van de ASL zich allen te beperken tot zelfgerapporteerd delictgedrag. De ASL kon delictgedrag dat gerapporteerd wordt in strafbladen niet goed voorspellen (idem, p. 124). De SRI en ASL zijn overigens zo opgezet, dat zij voor meer culturen te gebruiken zijn dan alleen de Nederlandse. Beiden zijn inmiddels dan ook meerdere malen gebruikt als instrument om een standaardbeeld van de houding ten opzichte van sociale limieten van jongeren te bepalen. Op deze wijze zijn al veel landen betrokken bij het RPO. Op dit moment zijn dat België, Canada, Duitsland, Estland, Mexico, Nederland, Nieuw Zeeland, de Salomonseilanden en Slowakije. De gestelde doelen van het RPO zijn met de eerste twee fases behaald. Er is een instrument ontwikkeld om de houding te meten en individugerichte standaardbeelden konden bepaald worden. Met behulp van die standaardbeelden kunnen afwijkende attitudes vastgesteld worden. De derde onderzoeksfase vond haar startpunt naar aanleiding van de vraag wat te doen met deze afwijkende attitudes. Aangenomen werd dat zowel interne factoren, zoals de kennis en algemene neiging van jongeren (i.e. de attitude), als omgevingsfactoren het gedrag van een jongere beïnvloeden (Rink, Vos, Van Lokven & Slagveer, 1989). Opvoeders (ouders, leerkrachten en groepsleiders) kunnen met hun opvoedingsactiviteiten, -stijlen en - doelen zo n omgevingsfactor vormen. Logische volgende stap in het RPO was te onderzoeken hoe deze opvoeding eruit ziet en of een bepaalde wijze van opvoeden samenhangt met een bepaalde attitude, en zo ja, hoe dan. Om vervolgens te zoeken naar een wijze van opvoeden (thuis, op school, in residentiële instellingen) die significant verband houdt met een aangepaste attitude. Op grond hiervan zouden dan counsellings-, trainings- en behandelprogramma s ingericht kunnen worden (Knot-Dickscheit, Rink & Strijker, 2000). In dit kader is een instrument ontwikkeld dat de opvoeding in kaart kan brengen. De Vragenlijst Opvoedingstaken Voor Ouders (VOVO; Rink & Knot-Dickscheit, 2002a), met als Engelstalige variant de Questionnaire rearing Tasks for Parents (QTP), meet aan de hand van tien opvoedingstaken de opvoeding thuis. Voor leraren is de Vragenlijst Opvoedingstaken voor Leraren ontwikkeld (VOVL; Rink & Knot-Dickscheit, 2002b; Bakker, 2002; Tolner, 2001). De VOVO is nog niet beoordeeld door de COTAN, omdat deze zich nog in de experimentele fase bevindt. Onderzoek naar onder andere de betrouwbaarheid en validiteit dient nog plaats te vinden. Met de ASL en de VOVO kan nu naar verbanden worden gezocht tussen opvoedingswijze en attitude ten opzichte van sociale limieten. Dit gebeurt ook in dit proefschrift, waarmee het onderhavige onderzoek zijn plaats vindt in de derde onderzoeksfase van het RPO. 4.2 Instrumenten Voor lange tijd is zelfrapportage gewantrouwd in de sociale wetenschappen. Wanneer een respondent zichzelf moet beoordelen, zou hij of zij niet voldoende objectief zijn. Inmiddels zijn de meningen hierover genuanceerd. Als de antwoorden niet psychologisch geïnterpreteerd worden, maar gebruikt worden om een systematiek of een relatie met criteria te ontdekken, op grond van empirische onderzoeksresultaten, leidt dit tot meer valide conclusies. Als blijkt, dat er een bepaald patroon bestaat in de instemmingen en ontkenningen op de vragen, dan moet een bepaalde gemeenschappelijke instelling of attitude verantwoordelijk zijn voor dit patroon. Hiervan uitgaande kan men verdere analyses baseren op de wijze van antwoorden in plaats van op de inhoud van de antwoorden (Drenth & Sijtsma, 1990, p. 47). Direct van de respondent verkregen informatie kan dan goed gebruikt worden om bijvoorbeeld diens gedrag te beschrijven. 54

3 Hoewel zij op indirecte wijze wordt verkregen, is informatie over een respondent afkomstig van personen in de directe omgeving van de respondent ook waardevol. Waar een respondent in zekere mate subjectief is over zichzelf, wordt nu een meer objectieve versie gegeven. Door bijvoorbeeld het gedrag van een respondent zo op meerdere wijzen vast te leggen, wordt zo goed mogelijk een beeld verkregen van de waarheid omtrent dit gedrag. Om deze reden wordt in dit onderzoek gebruikt gemaakt van meerdere informatiebronnen. Allereerst zijn dit jongeren, namelijk leerlingen op school en pupillen van Den Engh, en hun ouders. Daarnaast worden de mentoren van de leerlingen benaderd. Ook wordt het Ministerie van Justitie bij het onderzoek betrokken door gebruik te maken van recidivegegevens van de jongeren. De gebruikte instrumenten kunnen steeds worden gelieerd aan één van de vier opvoedingsfactoren van Rink (2004; 1995) die tezamen een opvoedingssysteem vormen. Op deze manier is iedere factor ofwel variabele vertegenwoordigd en wordt het hele opvoedingssysteem in kaart gebracht. De opvoedingsvariabelen werden in al weergegeven, maar volledigheidshalve hier herhaald: - K-factor: het functioneren van een kind of jeugdige als opvoedeling. Deze factor heeft invloed op het opvoeden door middel van de persoonlijke kenmerken van het kind en de wijze waarop hij of zij reageert op de opvoeding. - O-factor: het functioneren van een volwassene als opvoeder. De invloed op opvoeden komt bij de O-factor naar voren door middel van de persoonlijke kenmerken van de volwassene en de wijze waarop hij of zij opvoedt. - St-factor: de kwaliteit van de inrichting en de realisering van situatietypes, een regelmatig terug- kerende gebeurtenis in de dagelijkse opvoeding die herkend wordt vanwege de constante identiteit van zijn inrichting (Rink, 2004, p.16). Situatietypes, zoals het opstaan en ontbijten, vormen tezamen het opvoedingsprogramma, waarmee hun invloed op opvoeden duidelijk wordt. - Sc-factor: de kwaliteit van de sociale context, de sociale en materiële omstandigheden waarin opgevoed wordt. Hierbij valt te denken aan de huisvesting en het sociale netwerk Jongeren Alle instrumenten die aan de jongeren zijn voorgelegd, betreffen zelfrapportage. Zij zijn zelf onderwerp van onderzoek en geven daar zelf informatie over. De volgende vier instrumenten zijn gebruikt: a. Attitudeschaal Sociale Limieten, ofwel ASL; b. Youth SelfReport, ofwel YSR; c. Vragenlijst internationaal onderzoek Selfreport Delictgedrag, ofwel SD; d. CompetentieBelevingsSchaal voor Adolescenten, ofwel CBSA. Ad a. ASL (Attitudeschaal Sociale Limieten) Met de binnen het ReactiePatronenOnderzoek ontwikkelde ASL (Rink, Boersma, Lutje Spelberg & Vos, 2000) wordt de attitude van jongeren tussen 12 en 21 jaar gemeten en gezocht naar een patroon in de attitudinale reacties. De ASL richt zich dus op de K-factor, op kenmerken van de opvoedeling. Het patroon wordt verkregen door de reacties en motivaties voor deze reacties op situaties waarin een sociale limiet verwerkt zit, te meten. Deze sociale limieten zijn zowel op basis van de Nederlandse samenleving als die daarbuiten opgesteld, als ook aan de hand van diverse religies. Hierdoor hebben zij een brede geldigheid, een internationale toepasbaarheid (Boersma, 2004a). Het betreft de volgende sociale limieten: - Er mag tegen personen geen fysiek geweld gebruikt worden; - Niet-fysiek geweld tegen personen moet worden vermeden; - Er mag geen geweld tegen objecten worden gebruikt; - Er mag geen financieel of vermogensdelict plaatsvinden; - Er mag geen fraude met documenten worden gepleegd; 55

4 - Afspraken en overeenkomsten dienen te worden nagekomen en er mogen geen overtredingen worden begaan; - Er dient te worden gezorgd voor milieu en natuurbehoud; - Aan mensen die in acute nood verkeren dient bijstand te worden verleend; - Omgangsvormen moeten worden gevolgd. Bij iedere geschetste situatie waarin een van genoemde sociale limieten verwerkt is, wordt de jongere steeds gevraagd hoe men zou kunnen reageren (vraag 1), hoe hij of zij zelf zou reageren (vraag 2) en waarom dan (vraag 3). De gegeven antwoorden worden vervolgens gecodeerd met een codeboek volgens de volgende onderverdeling (Rink et al., 2000): - Gekende reacties (hoe men kan reageren), met als mogelijke reactietypes: A. Aanpassen aan de sociale limiet; B. Overtreden van de sociale limiet; C. Door middel van overleg (tweerichtingsverkeer) proberen de sociale limiet te veranderen of eigen wensen binnen de situatie te realiseren, of door middel van overleg proberen anderen over te halen een sociale limiet niet te overtreden [i.e. onderhandelen]; D. Verlaten van de omgeving of zich onttrekken aan de situatie. - Gewilde reactie (hoe de jongere zelf zou reageren), met bovengenoemde mogelijke reactietypes. - Motivaties (waarom de jongere op bepaalde wijze reageert), met als mogelijke motivatietypes: a. motivaties met een laag abstractiegehalte, dat wil zeggen motivaties dichtbij de persoon zelf, gericht op eigen belang (ik-gericht) of op de hier-en-nu-situatie (dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in algemeen geldende regels zoals afspraken en vaste uitdrukkingen); b. motivaties met een hoog abstractiegehalte, dat wil zeggen motivaties verder weg van de persoon, gericht op het belang van anderen (negatief dan wel positief) en motivaties gericht op de toekomst (gevolgen, consequenties op langere termijn). De ASL kan gebruikt worden ter evaluatie van effecten van een behandeling, zoals in dit proefschrift, en ook als voorspeller van problematiek. Zoals al in 4.1 opgemerkt is, werd de ASL in 2000 door de COTAN op alle punten, behalve de validiteit, voldoende bevonden. Uit longitudinaal onderzoek dat hierop volgde, bleek de begripsvaliditeit voldoende hoog te zijn. De criteriumvaliditeit is alleen voldoende bij zelfgerapporteerd delictgedrag (Boersma, 2007). Om een gemeten attitude te kunnen evalueren of om er problematiek mee te kunnen voorspellen, worden de betreffende scores vergeleken met scores van een ijkingsgroep. Alle scores worden daartoe gestandaardiseerd volgens de Wechsler-meetschaal (dwz. normaal verdeeld, gemiddelde van 10, standaarddeviatie van 3) (Lutje Spelberg, 2001). De scores van de ijkingsgroep vormen een Nederlands standaardbeeld van de attitude van jongeren. Omdat de attitude van de jongens uit deze groep significant bleek te verschillen van die van de meisjes, is voor beide seksen apart een standaardbeeld opgemaakt (zie tabel 4.1; naar Lutje Spelberg, 2001). 56

5 Tabel 4.1 Standaardscores van de ijkingsgroep met de ASL ASL-schalen Jongens (n=529) Meisjes (n=566) Totaal (n=1095) M (sd) M (sd) M (sd) Gekende reacties Aanpassen (A) 9,5 (3,0) 10,7 (2,7) 10,1 (2,9) Overtreden (B) 9,8 (2,9) 10,2 (2,6) 10,0 (2,8) Onderhandelen (C) 9,0 (3,2) 10,6 (2,7) 9,8 (3,0) Terugtrekken (D) 9,5 (3,0) 10,3 (2,8) 9,9 (2,9) Totaal 9,3 (3,0) 10,7 (2,9) 10,0 (3,0) Gewilde reacties Aanpassen (A) 9,2 (2,9) 10,6 (2,7) 9,9 (2,9) Overtreden (B) 11,0 (3,1) 9,5 (2,7) 10,2 (3,0) Onderhandelen (C) 8,5 (4,1) 10,2 (3,5) 9,4 (3,9) Terugtrekken (D) 9,9 (3,3) 9,9 (2,9) 9,9 (2,9) Motivaties Ik en hier-en-nu (a) 9,4 (2,8) 10,9 (2,7) 10,1 (2,9) Ander en toekomst (b) 9,6 (3,1) 10,1 (2,7) 9,9 (2,9) Totaal 9,0 (2,7) 10,8 (2,9) 9,9 (2,9) Anders weergegeven: Tabel 4.2 Nederlands standaardbeeld in sequentie 37 ASL-schalen Jongens Meisjes Totaal n= 529 n=566 n=1097 Gekende reacties B > D > A > C A > C > D > B A > B > D > C Gewilde reacties B > D > A > C A > C > D > B B > D > A > C Motivaties b > a a > b a > b Overigens zijn deze standaardbeelden bepaald door groepsgewijze afname van de ASL. De auteurs raden dan ook aan de ASL in groepsgewijze setting af te nemen. Mocht het noodzakelijk zijn een individuele afname te doen, dan moeten de uitkomsten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het beste is om in deze gevallen de ASL als voortgangsmeting of evaluatietest te gebruiken (Rink et al., 2000, p. 36). Ad b. YSR (Youth SelfReport) De door Achenbach (1991a) gemaakte gedragsvragenlijst YSR biedt de mogelijkheid om een competentie- en een probleemprofiel van een jongere tussen 12 en 18 jaar te verkrijgen, waarmee zijn of haar gedrag en eventuele gedragsproblematiek in kaart kan worden gebracht. De YSR richt zich dus, net als de ASL, op de K-factor. Het competentieprofiel beslaat open en multiplechoicevragen over activiteiten en sociale contacten van de betreffende jongere. Uiteindelijk wordt met behulp van drie schalen de competentie van de jongere weergegeven, waaronder een Totale competentiescore. Het probleemprofiel beslaat alleen multiplechoicevragen. Het betreft beschrijvingen van gedragingen waarbij de jongere aangeeft in hoeverre die op hem of haar van toepassing zijn. Binnen de categorieën Internaliserend gedrag, Externaliserend gedrag en een restcategorie worden vervolgens verschillende zogenaamde syndroomschalen berekend (zie tabel 4.2), evenals een Totale probleemscore. De syndroomschalen sluiten overigens goed aan bij het classificatiesysteem van de DSM-IV. De COTAN beoordeelde de YSR en gaf op alle kwaliteitseisen de score goed of voldoende (Evers, Van Vliet-Mulder & Groot, 2000). De uiteindelijke (T-)scores worden berekend in een computerprogramma, overigens nog wel op basis van Amerikaanse normen, omdat er nog geen Nederlandse normen voorhanden 37 In tegenstelling tot de ASL-sequenties in de tabellen 3.4 en 3.5 in 3.4.2, waarbij ruwe scores worden gebruikt om die te kunnen vergelijken met andere onderzoeken, wordt nu de sequentie van de standaardscores weergegeven. 57

6 zijn in dergelijke programma s. Door de T-scores te vergelijken met normscores, kan per schaal bepaald worden of de jongere normaal of disfunctioneert. Voor elke schaal zijn grenzen voor dit normale en kritieke gebied berekend, welke op het 95 e en het 98 e percentiel liggen. Dit houdt in dat 95%, respectievelijk 98% van de normgroep een score had, die lager was (bij het competentieprofiel hoger) dan de score van de betreffende persoon. De score valt dan respectievelijk in het grensgebied of het klinische gebied. In tabel 4.3 worden de schalen met de intervallen van de bijbehorende T-scores weergegeven (naar Verhulst, Van der Ende & Koot, 1997, p. 34, 36, 55 en 58). In dit onderzoek wordt overigens gebruik gemaakt van de voorlaatste versie van de YSR. Zoals gezegd worden de data van Boersma ook meegenomen in onderhavig onderzoek en ten tijde van de start van haar onderzoek was er nog geen nieuwere versie van de YSR beschikbaar. Om de scores goed te kunnen vergelijken is daarom besloten dezelfde, inmiddels voorlaatste versie te gebruiken. Tabel 4.3 Schalen en normscores van de YSR YSR-schalen normaal grens- klinisch gebied gebied gebied Competentieprofiel Totale Competentiescore 40<T<100 37<T<40 T<37 Activiteiten 33<T<55 30<T<33 T<30 Sociaal 33<T<55 30<T<33 T<30 Probleemprofiel Totale Probleemscore T<60 60<T<63 63<T<100 Internaliseren Totaal Internaliseren T<60 60<T<63 63<T<100 Teruggetrokken gedrag T<67 67<T<70 70<T<100 Lichamelijke klachten T<67 67<T<70 70<T<100 Angstig/depressief T<67 67<T<70 70<T<100 Externaliseren Totaal Externaliseren T<60 60<T<63 63<T<100 Delinquent gedrag T<67 67<T<70 70<T<100 Agressief gedrag T<67 67<T<70 70<T<100 Overig Sociale problemen T<67 67<T<70 70<T<100 Denkproblemen T<67 67<T<70 70<T<100 Aandachtsproblemen T<67 67<T<70 70<T<100 Zelfdestructie/identiteitsproblemen 1 T<67 67<T<70 70<T<100 1 deze schaal wordt alleen berekend voor jongens Ad c. SD (Selfreport Delictgedrag) Ook de vragenlijst SD richt zich op de K-factor, op de jongere. Met behulp van de SD kan het delictgedrag van de betreffende jongere in kaart worden gebracht (Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum (WODC), 1991). In een uitgebreid interview kan de jongere zelf aangeven of hij of zij strafbare feiten heeft gepleegd. Hierbij kunnen dus ook de feiten boven tafel komen die (nog) niet bekend zijn bij Justitie. Gevraagd wordt naar 21 feiten in de categorieën probleemgedrag, vandalisme, vermogensdelicten, agressief gedrag en alcohol- en drugsgebruik. Is een bepaald feit gepleegd, dan worden nadere details gevraagd, zoals waar, met wie en wat de consequenties waren. Deze vragenlijst vergt veel tijd om af te nemen, zowel van de interviewer als van de jongere. Voor de grote groep leerlingen bleek het niet haalbaar om de SD als interview af te nemen. Daarom werd hen, in navolging van Boersma (2004b), een schriftelijke verkorte versie voorgelegd. In de genoemde categorieën wordt alleen gevraagd of de betreffende strafbare feiten gepleegd zijn en de nadere details worden weggelaten. Bovendien vulden de leerlingen de lijst zelf in, in plaats van de interviewer. Deze versie van de SD wordt hier de SSD genoemd, de Schriftelijke Selfreport Delictgedrag. 58

7 De SD en SSD zijn niet door de COTAN beoordeeld. Wel geven Blom, Van der Laan, en Huijbregts (2005) aan dat bij de constructie van de vragenlijst geprobeerd is over- en onderrapportage van delicten te reduceren. Problemen rond validiteit en betrouwbaarheid kunnen zich namelijk hierom concentreren, aldus de auteurs (idem, p. 15). Ad d. CBSA (CompetentieBelevingsSchaal voor Adolescenten) De CBSA (Treffers, Goedhart, Veerman, Van den Bergh, Ackaert & De Rijcke, 2002) is afgeleid van de Self Perception Profile for Adolescents van Harter (SPPA; 1986) en berust op hetzelfde motivatiemodel als de CBSK (CompetentieBelevingsSchaal voor Kinderen; Veerman, Straathof, Treffers, Van den Bergh & Ten Brink, 1997). Zij meet de zelfwaardering van jongeren voor hun competenties op terreinen als schoolvaardigheden en hechte vriendschappen (het zelfbeeld), als ook het gevoel van eigenwaarde (het zelfvertrouwen). De behoefte om effectief om te gaan met zijn of haar omgeving, de zogenaamde beheersingsmotivatie, is sterk afhankelijk van deze affectieve reacties op het eigen kunnen (Treffers, Goedhart, Veerman, Van den Bergh, Ackaert & De Rijcke, 2002). De CBSA richt zich dus op kenmerken van de jongeren, op de K-factor. De CBSA omvat 7 subschalen, welke ieder met 5 items bevraagd worden. De schalen zijn Schoolvaardigheden, Sociale Acceptatie, Sportieve Vaardigheden, Fysieke Verschijning, Gedragshouding, Hechte Vriendschap en Gevoel van Eigenwaarde. Ieder item is zo opgezet dat zo min mogelijk sociaal wenselijke antwoorden gegeven worden en er zo veel mogelijk externe in plaats van interne vergelijkingen worden gemaakt. De jongere wordt namelijk gevraagd om zich te vergelijken met anderen en aan te geven bij welke groep hij of zij zichzelf het beste vindt passen: Sommigen doen/zijn/voelen zich X of Anderen doen/zijn/voelen zich niet-x. De suggestie wordt gewekt dat de helft van de jongeren bij de ene, de helft bij de andere groep hoort. Beiden zijn dan even sociaal wenselijk, aldus de auteurs. De COTAN heeft de CBSA niet beoordeeld. Wel hebben de auteurs zelf metingen verricht betreffende de richtlijnen omtrent van interne consistentie, test-hertest-betrouwbaarheid en begripsvaliditeit. Zo is, behalve op de schaal Schoolvaardigheden, de interne consistentie acceptabel tot goed voor de Nederlandse normgroep. De test-hertest-betrouwbaarheid en stabiliteit bleek hoog, waarmee aangetoond wordt dat de CBSA relatief stabiele eigenschappen meet (idem, p.31). Tot slot wordt de begripsvaliditeit voldoende ondersteund, zoals bleek uit gevonden significante Pearson-correlaties met andere instrumenten. Wat betreft de normering bleken Nederlandse en Vlaamse jongeren significant te verschillen in hun scores, zodat voor beide groepen aparte normen zijn opgesteld. Daarnaast werd op sommige schalen een significant onderscheid gevonden in scores tussen jongens en meisjes en/of tussen VMBO en MBO enerzijds en HAVO en VWO anderzijds. Ook in die gevallen werden aparte normen berekend. De ruwe scores, in een range van lage tot hoge competentiebeleving, worden op grond van deze normen omgezet in rangpercentielscores. Een percentielscore van bijvoorbeeld 75 geeft dan aan, dat 75% van de betreffende Nederlandse normgroep een score heeft die lager is dan deze persoon op de betreffende subschaal heeft. Als richtlijn voor normatieve interpretatie (in termen van afwijkend en niet-afwijkend van de norm) worden percentielscores van lager dan 15 als afwijkend geïnterpreteerd. De competentiebeleving is dan lager dan gemiddeld. Een percentielscore van 85 en daarboven geeft een hoger dan gemiddeld zelfbeeld aan (idem, p.51) Ouders 59

8 De ouders zijn in dit onderzoek deels zelf onderwerp van onderzoek, bijvoorbeeld wat betreft hun opvoeding. Daarnaast zijn zij informant over het gedrag van de jongeren. De volgende instrumenten worden door alle ouders afzonderlijk ingevuld: a. Vragenlijst Opvoedingstaken Voor Ouders, ofwel VOVO; b. Child Behavior CheckList, ofwel CBCL; c. Waardenlijst, ofwel WL; d. GezinsKlimaatSchaal-II, ofwel GKS-II. Ad a. VOVO (Vragenlijst Opvoedingstaken Voor Ouders) Zoals in 4.1 vermeld is, is binnen het RPO de VOVO (Rink & Knot-Dickscheit, 2002a) ontwikkeld als instrument om de opvoeding in kaart te brengen. Ouders geven aan hoe vaak zij bepaalde opvoedingsactiviteiten uitgevoerd hebben, welke tezamen tien opvoedingstaken vormen. Deze activiteiten geven verschillende situatietypes weer (bv. het kind op tijd naar bed sturen), terwijl de opvoedingstaken de wijze van opvoeden van de ouders duidelijk maken. Zodoende richt de VOVO zich zowel op de O- als de St-factor. Tolner (2001) beschreef de theorie die aan de VOVO ten grondslag ligt, namelijk het 4- variabelenmodel en de opvoedingstaken van Rink (2004), de opvoedingsdimensies en - stijlen van Maccoby en Martin (1983) en de opvoedingstaken van Bakker (2001) (zie ook 3.2.1). Combinatie van deze theorieën leidde tot de volgende tien opvoedingstaken die met de VOVO in kaart gebracht worden: - WC: de opvoeder dient een wederzijdse communicatie aan te gaan en te onderhouden met het kind; - LGG: de opvoeder dient te zorgen voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van een kind; - RS: de opvoeder dient een kind regelmaat te bieden door middel van een gestructureerde dagindeling, die bij de leeftijd van het kind past; - MM: de opvoeder dient het kind voldoende materiële middelen te leveren, die bij de leeftijd van het kind passen; - WL: de opvoeder dient het kind een goede woonsituatie en leefomgeving te bieden; - RC: de opvoeder dient te zorgen dat de onderlinge relaties en de communicatie in het ge zin van een kind de ontwikkeling van dat kind ten goede komen; - SN: de opvoeder dient een kind een goed sociaal netwerk te bieden: - AK: de opvoeder dient de ontwikkeling van een kind te stimuleren door de persoon van dat kind te accepteren; - VG: de opvoeder dient de ontwikkeling van een kind te stimuleren door aan dat kind ver wachtingen en grenzen te stellen; - C: de opvoeder dient de ontwikkeling van een kind te stimuleren door controle uit te oefe nen op het doen en laten van een kind. De VOVO bestaat uit 2 delen. In het eerste deel worden enkele biografische gegevens gevraagd, het tweede deel beslaat de opvoedingsactiviteiten. De ouders geven per activiteit aan of deze niet, weinig, gemiddeld, veel en zeer veel uitgevoerd werd. De VOVO-versie die in dit onderzoek gebruikt wordt, is een aangepaste versie. In een eerder onderzoek (Dijns, 2003) bleek dat deze in ontwikkeling zijnde opvoedingsvragenlijst in bepaalde opzichten moeilijk in te vullen was. De items werden niet altijd begrepen en de ouders hadden problemen met het feit dat sommige antwoorden multi-interpretabel waren (Dijns, 2004, p. 14). In overleg met de auteurs is de VOVO daarom aangepast. In een eerste wijzigingsronde werd gekeken of de items (de activiteiten) naar leeftijdscategorie verdeeld konden worden. Collega-orthopedagogen werd gevraagd de items te plaatsen in de categorieën 0-4, 4-12 en/of jaar (in navolging van Bakker (2001)). De activiteiten bleken allemaal voor 4 jaar en ouder geschikt. In een volgende ronde werd de vraagstelling onder handen genomen. De vraag In hoeverre heeft u deze activiteit uitgevoerd tijdens de opvoeding van uw kind? werd vervangen door de 60

9 vraag Hoe vaak heeft u deze activiteit vanaf diens 4 e jaar tijdens de opvoeding van uw kind uitgevoerd? en een intensiteitsvraag werd toegevoegd. Ouders en collega-orthopedagogen vulden een versie in en gaven vervolgens hun opmerkingen. De intensiteitsvraag bleek niet helder genoeg, evenals de formulering van een aantal items. In de derde wijzigingsronde werden voorstellen voor herformulering en samenvoeging van items (omdat zij precies hetzelfde vroegen, doch anders geformuleerd) voorgelegd aan enkele deskundigen. In samenspraak met hen werd de uiteindelijke formulering bepaald. Daarnaast werd de vraagstelling definitief Hoe vaak heeft u deze activiteit het afgelopen jaar tijdens de opvoeding van uw kind uitgevoerd?. Verondersteld wordt dat deze periode het meest actueel is en alle activiteiten zou kunnen omvatten (niet alle activiteiten vinden dagelijks plaats). Daarnaast werd aangenomen dat de frequentie van bepaalde activiteiten afhankelijk van de leeftijd van het kind is en dat deze afhankelijkheid ingeperkt kan worden door een kortere periode te nemen waarover de vragen gesteld worden (Dijns, 2004, p. 23). De antwoordmogelijkheden zijn tot slot geformuleerd in een vierpuntsschaal (niet, af en toe, regelmatig, vaak), omdat dan het voor de hand liggende en vaak gekozen middelste antwoord niet bestaat (idem, p. 23). Discussie ontstond nog wel over invoeging van de antwoordcategorie niet van toepassing. Sommige activiteiten kunnen namelijk niet van toepassing zijn. Maar dan worden zij logischerwijs niet uitgevoerd, zodat de categorie niet aangekruist kan worden. In de aangepaste versie zijn de oorspronkelijke 134 opvoedingsactiviteiten samengevoegd tot 99 items. Aan de onderverdeling in opvoedingstaken is niets gewijzigd. In bijlage I worden de items weergegeven. De COTAN heeft de oorspronkelijke VOVO-versie (2002a) nog niet beoordeeld, aangezien deze nog in ontwikkeling is. Ook de aangepaste versie (2003) is niet beoordeeld, omdat dit slechts een experiment is. Maar om de aangepaste versie te kunnen gebruiken in onderhavig onderzoek moest toch op zijn minst de interne consistentie voldoende zijn. De interne consistentie geeft namelijk aan of de test betrouwbaar is, of zij in individuele gevallen, bij groepen of bij onderzoek betrouwbare resultaten geeft. De coëfficiënt λ 2 is een goede schatter voor de interne consistentie. De COTAN geeft richtlijnen voor de normen waaraan betrouwbaarheidscoëfficiënten moeten voldoen voor een test om betrouwbaar te zijn. Voor testgebruik voor researchdoeleinden geldt dat de test voldoende betrouwbaar is als λ 2 0,60 en dat de betrouwbaarheid goed is bij λ 2 0,70 (Evers, van Vliet-Mulder & Groot, 2000) (idem, p. 23). Van beide versies van de VOVO is de interne consistentie berekend om te zien of de aanpassingen zo niet een verbetering, dan toch wel een evenaring zijn van de oorspronkelijk versie. Hiervoor zijn resultaten met de oorspronkelijke versie gebruikt uit onderzoek van Dijns (2003) en resultaten van een eerste meting met de aangepaste versie uit onderhavig onderzoek. Uit tabel 4.4 blijkt dat voor vaders de betrouwbaarheid van de aangepaste versie ongeveer gelijk is aan die van de oorspronkelijke versie, voor de moeders geldt dit helaas niet. Wel is λ 2 op nagenoeg alle taken in de oorspronkelijke én aangepaste versie voldoende of goed. Het wordt daarom verantwoord geacht de aangepaste versie in onderhavig onderzoek te gebruiken om de opvoeding in kaart te brengen. Tabel 4.4 Interne consistentie λ 2 bij de oorspronkelijke en de aangepaste VOVO-versie Opvoedingstaken VOVO-versie n vaders 1 moeders 2 61

10 Wederzijdse communicatie oorspronkelijk 11 0,82 0,81 bewerkt 8 0,71 0,65 Lichamelijke en geestelijke gezondheid oorspronkelijk 19 0,89 0,89 bewerkt 16 0,90 0,82 Regelmaat en structuur oorspronkelijk 8 0,76 0,78 bewerkt 8 0,82 0,62 Materiële middelen oorspronkelijk 8 0,73 0,81 bewerkt 6 0,79 0,61 Woonsituatie en leefomgeving oorspronkelijk 6 0,68 0,62 bewerkt 6 0,71 0,58 Relaties en communicatie oorspronkelijk 10 0,85 0,81 bewerkt 7 0,81 0,68 Sociaal netwerk oorspronkelijk 14 0,85 0,85 bewerkt 11 0,84 0,79 Acceptatie kind oorspronkelijk 19 0,88 0,89 bewerkt 12 0,85 0,78 Verwachtingen en grenzen oorspronkelijk 28 0,94 0,95 bewerkt 27 0,95 0,91 Controle oorspronkelijk 11 0,81 0,80 bewerkt 11 0,84 0,74 Geheel (tussen opvoedingstaken) oorspronkelijk 10 0,94 0,95 bewerkt 10 0,97 0, vaders bij oorspronkelijke en 127 vaders bij bewerkte versie moeders bij oorspronkelijke en 162 moeders bij bewerkte versie n = aantal items per taak (bij Geheel n = aantal taken) vet = voldoende interne consistentie vet en onderstreept = goede interne consistentie Een andere manier om te laten zien dat de VOVO in essentie inhoudelijk niet gewijzigd is, is het volgende. Potočárová heeft met een onderdeel van haar Questionnaire Values of Parents (QVP; Potočárová, 1997) veel significante samenhangen gevonden met de Engelstalige VOVO, de QTP (Potočárová, 2004). Als met de aangepaste VOVO-versie ook dergelijke samenhangen gevonden worden, kan dat gezien worden als een aanwijzing dat zij inhoudelijk niet veranderd is. Na de eerste meting met de aangepaste VOVO in onderhavig onderzoek is de correlatie berekend tussen de VOVO en de WL (zie Ad c. hieronder). In bijlage II staan zowel de correlaties gevonden door Potočárová (tabel II.1), als die gevonden in onderhavig onderzoek (tabel II.2). Vrijwel alle significante verbanden die Potočárová vond, werden bevestigd. Een opvallende uitzondering vormt de opvoedingstaak Materiële Middelen, waar Potočárová méér correlaties vond. Mogelijk is de aanpassing wat betreft deze taak niet optimaal geweest. Daarnaast zijn in onderhavig onderzoek met de waarden Gezonde levensomstandigheden en Gezin veel significante correlaties gevonden, die Potočárová niet vond in haar onderzoek. Overigens dient opgemerkt te worden dat de sterkte van de correlatie bepaald wordt door diens waarde volgens de volgende regel: bij r<0,3 is de samenhang zwak, bij 0,3<r<0,5 is deze gemiddeld sterk, pas bij r 0,5 is de samenhang sterk. Zoals te zien is in beide tabellen, zijn alle gevonden significante correlaties slechts zwak tot gemiddeld. De vele overeenkomstige correlaties wijzen er echter wel op dat de aangepaste VOVO-versie inhoudelijk weinig veranderd is. Ad b. CBCL (Child Behavior CheckList) In de YSR geven jongeren hun eigen inschatting van hun competenties en probleemgedrag. Met de CBCL geeft Achenbach (1991b) ouders ook de mogelijkheid hun zegje te doen over het gedrag van hun kinderen. Op indirecte wijze wordt hier dus inzicht verkregen in kenmerken van jongeren, waarmee ook de CBCL zich op de K-factor richt. Het competentie- en probleemprofiel uit de CBCL zijn inhoudelijk vrijwel gelijk aan die van de YSR, alleen de schaal Zelfdestructie/identiteitsproblemen is komen te vervallen. Ook de 62

11 vraagvorm is hetzelfde, alleen wordt, zoals reeds is aangegeven, nu gevraagd in hoeverre de ouders denken dat de gedragingen van toepassing zijn op de jongere. Net als de YSR wordt de CBCL door de COTAN als voldoende tot goed beoordeeld op alle kwaliteitseisen (Evers, Van Vliet-Mulder & Groot, 2000). De T-scores van de CBCL kunnen eveneens worden vergeleken met Nederlandse normscores. De kritieke grenzen van het normale, grens- en klinische gebied zijn gelijk aan die van de YSR (zie tabel 4.2) (Verhulst, Van der Ende & Koot, 1996). Ad c. WL (Waardenlijst) De Waardenlijst is een onderdeel van de Slowaakse Questionnaire Values of Parents (QVP; Potoçárová, 2003). De QVP inventariseert de mening van ouders over waarden in het algemeen en waarden die in het gezin aanwezig zijn. Deze laatste waarden zijn vertaald naar het Nederlands en vormen hier de Waardenlijst. In is beschreven dat waarden inhoud en richting geven aan de opvoeding en zo dus iets over de opvoeding vertellen. De Waardenlijst heeft daarmee betrekking op de O-factor. In haar promotieonderzoek (1997) heeft Potočárová de QVP (CSI in het Slowaaks) ontwikkeld. Zij heeft waardentheorieën en instrumenten over waarden uit filosofische, psychologische en pedagogische hoek bestudeerd en hier pedagogische, op het gezin thuis gerichte waarden uit gedestilleerd. Na een pilotonderzoek en diverse aanpassingen is uit deze studie de QVP voortgekomen. Het betreft de waarden Gezondheid/het leven, Gezonde levensomstandigheden, Financiële omstandigheden, Werk/beroep/carrière, Onderwijs, Het gezin, Sociale relaties, Liefde in het algemeen, Geloofsovertuiging, Vrijheid/gelijkheid, Rechtvaardigheid en Geluk. In de vragenlijst wordt per waarde gevraagd in welke mate zij deze belangrijk vinden in het huidige leven ( niet, een beetje, gewoon of heel belangrijk ). De COTAN beoordeelt alleen in Nederland verkrijgbare, voor Nederlandstaligen geconstrueerde en psychometrisch onderzochte instrumenten (COTAN, 2006). Om deze reden is geen COTAN-beoordeling van de WL voorhanden. Ad d. GKS-II (GezinsKlimaatSchaal) De GKS-II (Jansma & Coole, 1996) is gebaseerd op de Family Environment Scale (FES; Moos & Moos, 1986) en inventariseert hoe gezinsleden hun gezinsklimaat beleven. Zo wordt een beschrijving van de directe leefomgeving van jongeren en ouders verkregen, waarmee de Sc-factor belicht wordt. Hoofddomeinen onder de items zijn de kwaliteit van interpersoonlijke relaties, persoonlijke groei en de mate van structurering en openstaan voor veranderen. Dit leidt tot de schalen Cohesie (de betrokkenheid op elkaar), Expressiviteit (de mogelijkheid hiertoe), Conflict (boosheid en agressie uiten), Organisatie (de regels, taken en plichten), Controle (ten opzichte van elkaar), Normen (de mening hierover) en Sociale Oriëntatie (de betrokkenheid op de sociale omgeving). Uit deze schalen kunnen vervolgens indices voor de gezinsrelaties en gezinsstructuur gedestilleerd worden. De Gezinsrelatieindex beslaat de interpersoonlijke relaties in het gezin, de Gezinsstructuurindex geeft aan in welke mate het gezin openstaat voor veranderingen en structurering. Naar oordeel van de COTAN scoort de GKS-II voldoende tot goed op alle beoordelingspunten (Evers, Van Vliet-Mulder & Groot, 2000). De standaardscores op de GKS-II geven de mate weer waarin het betreffende aspect van het gezinsklimaat aanwezig is in het gezin. Zij kunnen worden vergeleken met die van de normgroep, welke een gemiddelde van 50 en een standaarddeviatie van 10 hebben. Voor de 63

12 schalen geldt dat een score boven de 50 gunstig is. Alleen voor de schaal Conflict geldt dit juist voor een score lager dan 50. Een afwijking van 10 punten of meer wordt opvallend genoemd. Afwijkende scores kunnen een aanwijzing zijn voor probleemgebieden in het gezin: Jansma en Coole (1996) vonden dat gezinnen met problemen opvallend lager scoorden op onder andere de schalen Cohesie, Organisatie en Expressiviteit en hoger op de schaal Conflict. Overigens kan deze vragenlijst ook bij de jongeren in het gezin afgenomen worden. Omdat hen echter al vier vragenlijsten wordt voorgelegd voor dit onderzoek (zie 4,4), is ervoor gekozen om de GKS-II alleen bij de ouders af te nemen Mentoren De mentoren dienen als informant over het gedrag van jongeren in de klas. Zij vulden de volgende vragenlijst in: Vraag aan de mentoren, ofwel VM (naar Latchford, Ott & Rink, 1998). VM, Vraag aan de mentoren Waar de ouders thuis het gedrag van hun kind kunnen observeren, kunnen docenten dat op school. Omdat het te ver voert alle docenten van de leerlingen te benaderen, is volstaan met de mentoren van de leerlingen. Zij maken de leerlingen zowel in reguliere lessituaties mee, als in persoonlijkere contacten en kunnen daardoor waarschijnlijk beter dan andere docenten het gedrag van de leerlingen inschatten. Uit het Discipline and Reaction Instrument for Teachers (DRI; Latchford, Ott & Rink, 1998) is hiertoe die vraag gebruikt die betrekking heeft op ernstige ordeverstoring in de klas. Er wordt namelijk van uitgegaan dat elke leerling wel eens de orde in de klas verstoort, zodat dit niet meteen als probleemgedrag behoeft te worden gezien. Wanneer dit echter in frequente en (daarmee) ernstige mate voorkomt, kan het een aanwijzing zijn voor gedragsproblematiek bij de jongere. De VM richt zich dus op kenmerken van de jongere, de K-factor. Per leerling wordt steeds gevraagd of hij of zij vaak de orde in de klas verstoort Justitie Zoals al eerder vermeld is, wordt ook het Ministerie van Justitie bij het onderzoek betrokken. De strafbladen met recidive-informatie geven op een indirecte, maar eenduidige en geregistreerde wijze inzicht in het delictgedrag van de jongeren. Het betreft dan echter wel alleen dát delictgedrag dat bij Justitie bekend is. Ook deze informatiebron richt zich op de K-factor. Doreleijers (1995) stelt dat politieregistraties afhankelijk zijn van aangifte en opsporing en dat zogenaamde selfreport afhankelijk is van de eerlijkheid van de jongere. Daarom is besloten zowel de recidivegegevens van Justitie te gebruiken, als die van de jongere zelf (zie (S)SD). Enerzijds kunnen zij elkaar bevestigen, anderzijds vullen zij elkaar aan Tot slot Het moge duidelijk zijn dat de ASL, YSR, (S)SD en CBSA en de VOVO, WL en GKS-II zelfrapportage-instrumenten zijn. Daarnaast werden aan het begin van deze paragraaf de vier factoren genoemd die tezamen een opvoedingssysteem creëren, de K, O, St en Sc. Uit de beschrijving van de instrumenten blijkt: - dat de ASL, YSR, (S)SD, CBSA, CBCL, VM en recidive-informatie van Justitie de K-factor vertegenwoordigen; - dat de VOVO en WL zich uitspreken over de O-factor; - dat de St-factor voor het onderzoeksveld het gezin thuis ook in de VOVO vertegenwoordigd is; voor het onderzoeksveld Den Engh komen de situatietypes naar voren in de beschrijving van het opvoedingsprogramma van Den Engh (zie 3.3.1); 64

13 - dat de GKS-II de directe leefomgeving van de gezinnen thuis verduidelijkt en daarmee de Sc-factor betreft; de context van Den Engh als JJI en als instelling die consequent gericht is op sociogroepsvorming ( het zogenaamde socioklimaat) werden al in 2.2 en beschreven; Zo komen alle factoren aan bod en worden alle aspecten van het opvoedingssysteem betrokken bij het onderhavige onderzoek. 4.3 Steekproeven In 1.1 is uitgelegd dat het onderhavige onderzoek is verdeeld in drie onderzoeksdelen: - Deel A betreft de opvoeding op Den Engh, de attitude en gedrag van haar pupillen, en veranderingen daarin; - Deel B betreft de opvoeding thuis, de attitude en gedrag van de jongeren aldaar, en veranderingen daarin; - Deel C vergelijkt veranderingen gevonden bij deel A met de veranderingen gevonden bij deel B. Voor deel A is uit de populatie op Den Engh (zie 2.1) een steekproef getrokken. Van augustus 2003 tot en met september 2007 zijn pupillen uit de groepen Utrecht en Sirocco van het Veelplegerstraject bij het onderzoek betrokken. Pupillen uit de andere trajecten (SGS- Opleidingen, SGS-Maritiem en groepen Amsterdam en Overstag uit het Veelplegerstraject) behoorden in deze periode tot september 2005, respectievelijk april 2006 tot de steekproeven van Boersma (voornamelijk 2003; 2004b; 2005; 2007). Data van deze pupillen worden eveneens meegenomen in deel A, maar zijn dus indirect verkregen. Naast deze pupillen zelf zijn ook zo veel mogelijk hun (pleeg-, stief-)ouders betrokken bij het onderzoek, voor zover zij contact hadden met de pupil. In tabel 4.5 worden de aantallen pupillen en ouders in steekproef A weergegeven dat minstens één meting heeft deelgenomen aan het onderzoek van Boersma of Dijns. Tabel 4.5 Aantal geteste pupillen en ouders in steekproef A Steekproef A Pupillen SGS- SGS- Veelplegers Veelplegers Veelplegers Totaal opleidingen Maritiem Totaal Dijns Boersma Totaal PIJ OTS Voogdij Totaal Vaders Moeders Voor deel B is een steekproef getrokken uit de populatie van Nederlandse middelbare scholieren en hun ouders. Aangezien het onderzoek oorspronkelijk vanuit Groningen (Rijksuniversiteit Groningen) en Bedum (Stichting JSL) werd uitgevoerd, is naar middelbare scholen gezocht in die omgeving en wel in gemakkelijk bereikbare plaatsen. Gestreefd werd naar minimaal 100 leerlingen per regulier middelbaar schoolniveau, te weten VMBO, HAVO en VWO. Na meerdere scholen en scholengemeenschappen benaderd te hebben, bleek de VMBO-afdeling van een scholengemeenschap in Drachten mee te willen werken aan het onderzoek. Daarbij zijn een HAVO- en VWO-afdeling gezocht, welke in Assen op Christelijke Scholengemeenschap Vincent van Gogh gevonden werden. Alle eersteklassers die in september 2003 gestart zijn, zijn betrokken bij het onderzoek. Daarnaast zijn hun ouders benaderd, evenals hun jaarlijkse mentoren. Als ouder wordt overigens aangemerkt, in navolging van Drost (2000, p ), hij of zij die zich minstens een jaar met de opvoeding van de jongere bezig hield op moment van meten. Ook eventuele stiefouders vallen hier dus onder. In tabel 4.6 worden enkele kenmerken van deze leerlingen en ouders uit de steekproef voor deel B weergegeven. 65

14 Tabel 4.6 Aantal geteste leerlingen en ouders in steekproef B Steekproef B Totaal VMBO HAVO VWO Totaal Jongens Meisjes Totaal Vaders Moeders Voor onderzoeksdeel C zijn die pupillen en leerlingen opgenomen in de steekproef, bij wie het mogelijk was verandering in attitude en gedrag te meten. Voor de pupillen betekent dit dat zij minimaal één jaar opvoeding op Den Engh moeten hebben ervaren en minimaal 2 meetmomenten hebben gekend (zie verder 4.4). Voor de leerlingen betekent dit ook dat zij (minimaal) 2 meetmomenten moeten hebben gehad (zie verder 4.4). In 3.5 is al uitgelegd dat van de jongeren (pupillen én leerlingen) alleen de jongens worden meegenomen in steekproef C. De maximale 38 aantallen pupillen en leerlingen van steekproef C worden vermeld in tabel 4.7. Tabel 4.7 Aantal geteste jongeren in steekproef C Steekproef C steekproef A steekproef B Totaal Totaal Totaal PIJ 37 - OTS Testopzet Steekproef A De pupillen wordt de ASL voorgelegd, te beginnen op de dag dat zij opgenomen worden op Den Engh (eerste meting). Omdat de jongens verspreid over de startdag van de betreffende groep, en soms zelfs op een latere dag, binnenkomen, worden zij individueel getest. Zij hebben dan behalve enkele groepsleiders en de verpleegkundige nog niemand gezien of gesproken; Den Engh is nog helemaal nieuw voor hen. Bij de trajecten SGS-Opleidingen, SGS- Maritiem en de groepen Amsterdam en Overstag uit het Veelplegerstraject (verder steekproef Boersma ) wordt de afname uitgevoerd door orthopedagogen van Den Engh. Pupillen uit de groepen Utrecht en Sirocco uit het Veelplegerstraject (verder steekproef Dijns ) worden getest door de onderzoeker zelf. Vervolgens worden de pupillen getest in de week voordat zij uitstromen van Den Engh, op voorwaarde dat zij een groot deel van het hele opvoedingsprogramma hebben gevolgd (tweede meting). Voor de veelplegers uit de steekproef Dijns betekent dit dat zij minstens een jaar op Den Engh hebben gezeten. Zoals in is aangegeven, zijn in het Veelplegerstraject na een jaar de basisopvoeding en het opleidingsgedeelte doorlopen en vindt aansluitend de toepassing van hetgeen geleerd is plaats in de individualiseringsfase. Het eigenlijke opvoedingsgedeelte is zodoende na een jaar afgerond. Voor de steekproef Boersma geldt dat de pupil regulier uitstroomt of vlak daarvoor, wil hij meegenomen worden in het onderzoek. De tweede meting vindt bij beide steekproeven zo veel mogelijk groepsgewijs plaats en wordt indien mogelijk door de onderzoekers en anders door orthopedagogen van Den Engh afgenomen. De vragenlijsten die ingevuld worden zijn de ASL en de YSR. Zij die de eerste twee metingen hebben gehad, worden daarna voor de derde maal getest, één jaar na uitstroom uit Den Engh (derde meting). Indien mogelijk gebeurt dit ook nog een vierde keer, twee jaar na uitstroom (vierde meting). Bij deze twee metingen wordt naast de ASL en YSR nu ook de SD afgenomen. Tijdens het verblijf op Den Engh hebben de pupillen weinig kans om delicten te plegen en is afname van de SD overbodig. Ook hier wordt gepro- 38 Per instrument verschilt het aantal jongeren dat meegenomen kan worden in de berekeningen. 66

15 beerd zoveel mogelijk groepsgewijs en door de onderzoekers zelf te testen. Verderop in tabel 4.8 worden de metingen schematisch weergegeven. De ouders van de pupillen, die mee willen werken, wordt de CBCL voorgelegd, zowel in de steekproef Boersma als in de steekproef Dijns en door de onderzoekers zelf (tweede meting). Bij de steekproef Boersma gebeurt dit ongeveer 3 maanden na uitstroom van de pupil. Dit heeft als reden dat de ouders kort na het verblijf van hun zoon op Den Engh even niets met Den Engh-gerelateerd onderzoek te maken willen hebben en zich dan ook moeilijk nog een beeld van het gedrag van hun zoon kunnen vormen, zo kort na maanden van huis te zijn geweest (Boersma, 2003, p ). Bij de steekproef Dijns is deze meting vanaf 3 maanden na uitstroom, met een uitloop tot 2 jaar. Dit is omdat het inwinnen van alle data veel tijd en personele inzet heeft gekost. Organisatorisch is het handiger gebleken om de ouders allemaal te testen in een periode van een half jaar. In beide steekproeven worden in eerste instantie de biologische ouders benaderd. Blijkt de pupil in het jaar voorafgaand aan het verblijf op Den Engh veelal bij pleeg- of stiefouders thuis te zijn geweest, dan worden ook zij benaderd en getest. In de steekproef Dijns worden de ouders ook ongeveer 3 maanden na instroom van hun zoon op Den Engh getest met de VOVO, CBCL, WL en GKS-II (eerste meting). De pupillen zijn dan enigszins gesetteld en de ouders zijn aan Den Engh gewend. In navolging van Boersma (2003) wordt verwacht dat zij op zo n moment meer open staan voor deelname aan een onderzoek over een justitiële jeugdinrichting, waar zij en hun zoon niet direct profijt van hebben (zie ook hierboven). Steekproef B De leerlingen kennen vier meetmomenten, steeds met een interval van één schooljaar. Vanaf het eerste tot en met het vierde schooljaar worden de leerlingen zo veel mogelijk groepsgewijs (dwz. klassikaal) de ASL, YSR, SSD en CBSA voorgelegd. Dit gebeurt enkele maanden na start van het nieuwe schooljaar, om zo de leerlingen de mogelijkheid te geven weer in het schoolritme te komen, alvorens hen met niet-schoolse zaken bezig te houden. Er is voor de eerste vier schooljaren gekozen, omdat zo op alle schoolniveaus de leerlingen op school en dus groepsgewijs getest kunnen worden. Het VMBO kent immers maar vier schooljaren. De ouders van de leerlingen die mee willen werken, vullen in het eerste en in het vierde schooljaar de VOVO, CBCL, WL en GKS-II in. Zo wordt, binnen dezelfde periode als de leerlingen gemeten worden, de constantheid van de opvoeding en het gedrag van de jongeren zoals de ouders dat ervaren, gemeten. Alleen de ouders van de leerlingen, die alle metingen hebben gehad, worden een tweede keer gemeten. In tabel 4.8 wordt een en ander nogmaals schematisch weergegeven met betrekking tot de dataverzameling van Dijns: 67

University of Groningen. Opvoeding, houding en gedrag Dijns, Daniëlla Ludovica Adriana Maria

University of Groningen. Opvoeding, houding en gedrag Dijns, Daniëlla Ludovica Adriana Maria University of Groningen Opvoeding, houding en gedrag Dijns, Daniëlla Ludovica Adriana Maria IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from

Nadere informatie

Hoofdstuk 4 Instrumenten en dataverzameling

Hoofdstuk 4 Instrumenten en dataverzameling 33 Hoofdstuk 4 Instrumenten en dataverzameling 4.1 Inleiding Zoals beschreven in hoofdstuk 2, is tot nu toe een aantal groepen jongeren onderzocht in het Reactiepatronen Onderzoek. Dit waren groepen jongeren

Nadere informatie

Hoofdstuk 5 Opvoeding, houding en gedrag: resultaten

Hoofdstuk 5 Opvoeding, houding en gedrag: resultaten Hoofdstuk 5 Opvoeding, houding en gedrag: resultaten 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven voor de drie onderzoeksdelen A (op Den Engh heropgevoede pupillen en hun ouders), B

Nadere informatie

University of Groningen. Opvoeding, houding en gedrag Dijns, Daniëlla Ludovica Adriana Maria

University of Groningen. Opvoeding, houding en gedrag Dijns, Daniëlla Ludovica Adriana Maria University of Groningen Opvoeding, houding en gedrag Dijns, Daniëlla Ludovica Adriana Maria IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from

Nadere informatie

Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen

Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Mooren, Francisca Catharina Theodora van der IMPORTANT NOTE:

Nadere informatie

University of Groningen. Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van

University of Groningen. Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van University of Groningen Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check

Nadere informatie

Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK)

Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK) Instrument Competentiebelevingsschaal voor Kinderen (CBSK) De CBSK geeft een indruk van de wijze waarop een kind zichzelf ervaart en hoe hij/zij zijn eigen vaardigheden en/of adequaatheid op een aantal

Nadere informatie

Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen

Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Mooren, Francisca Catharina Theodora van der IMPORTANT NOTE:

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Leerkrachtversie Informant: Jan Jansen Leerkracht INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst

Nadere informatie

Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen

Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Mooren, Francisca Catharina Theodora van der IMPORTANT NOTE:

Nadere informatie

University of Groningen

University of Groningen University of Groningen Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Mooren, Francisca Catharina Theodora

Nadere informatie

COMPETENTIEBELEVINGSPROFIEL VROEG - ADOLESCENTEN PERSOONLIJKE RAPPORTAGE VAN

COMPETENTIEBELEVINGSPROFIEL VROEG - ADOLESCENTEN PERSOONLIJKE RAPPORTAGE VAN COMPETENTIEBELEVINGSPROFIEL VROEG - ADOLESCENTEN PERSOONLIJKE RAPPORTAGE VAN Naam Z Gegevens deelnemer Algemeen Naam Naam Z Leeftijd 14 Geslacht Normgroep Sociale wenselijkeheid man jongens 12 t/m 15 jaar

Nadere informatie

Impulsklasonderzoek. Koen de Jonge Lectoraat Passend Onderwijs Hogeschool Leiden 06-25016157

Impulsklasonderzoek. Koen de Jonge Lectoraat Passend Onderwijs Hogeschool Leiden 06-25016157 Impulsklasonderzoek Koen de Jonge Lectoraat Passend Onderwijs Hogeschool Leiden 06-25016157 jonge.de.k@hsleiden.nl Inhoud 1. Aanleiding 2. Onderzoeksvragen 3. Methode 4. Resultaten 5. Conclusie 6. Discussie

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek

Samenvatting. Achtergrond van het onderzoek. Doel en vraagstelling van het onderzoek Samenvatting Achtergrond van het onderzoek Tot op heden zijn er in Nederland geen cijfers beschikbaar over de omvang van kindermishandeling. Deze cijfers zijn hard nodig; kennis over de aard en omvang

Nadere informatie

BEPERKING ONDERWIJSPARTICIPATIE

BEPERKING ONDERWIJSPARTICIPATIE BEPERKING ONDERWIJSPARTICIPATIE GOOD PRACTICES De onderbouwing van de beperking van de onderwijsparticipatie blijkt uit het VO Aanmeldformulier Amsterdam 2009-2010, niet ouder dan een half jaar, plus diagnostische

Nadere informatie

University of Groningen. Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van

University of Groningen. Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van University of Groningen Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma

Nadere informatie

Eindrapportage Project preventie schooluitval leerlingen bij SWV Gorinchem & SWV-ND. Folkert van Oorschot, Bsc

Eindrapportage Project preventie schooluitval leerlingen bij SWV Gorinchem & SWV-ND. Folkert van Oorschot, Bsc Eindrapportage Project preventie schooluitval leerlingen bij SWV Gorinchem & SWV-ND Folkert van Oorschot, Bsc Datum: 5 September 2018 Introductie Binnen het onderwijs zijn er leerlingen met uiteenlopende

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

University of Groningen. Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van

University of Groningen. Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van University of Groningen Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

JGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015

JGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015 JGZrichtlijn Autismespectrumstoornissen Bijlage Kenmerken van ASS specifieke instrumenten CBCL Gedrags Vragenlijst voor Kinderen / Child Behavior Checklist. Nieuwste versie 2003 De CBCL biedt geen diagnose,

Nadere informatie

6 Onderzoek naar Probleemgedrag, Competentie en Opvoedingsbelasting bij kinderen en jongeren met oculaire slechtziendheid

6 Onderzoek naar Probleemgedrag, Competentie en Opvoedingsbelasting bij kinderen en jongeren met oculaire slechtziendheid 67 6 Onderzoek naar Probleemgedrag, Competentie en Opvoedingsbelasting bij kinderen en jongeren met oculaire slechtziendheid b 1 p 2 D s a 1 a 2 p 1 b 2 p 3 b 3 a 3 Meting vier 68 69 6 Onderzoek naar Probleemgedrag,

Nadere informatie

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Dutch summary De financiële en maatschappelijke kosten van jeugdcriminaliteit zijn

Nadere informatie

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen

Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen Het gebruik van tabak, alcohol, cannabis en drugs bij jongens met en zonder PIJmaatregel Samenvatting Annelies Kepper Violaine Veen Karin Monshouwer

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Samenvatting Resultaten PMA leerlingcoaching SWV VO Gorinchem & SWV-ND. Folkert van Oorschot, Bsc

Samenvatting Resultaten PMA leerlingcoaching SWV VO Gorinchem & SWV-ND. Folkert van Oorschot, Bsc Samenvatting Resultaten PMA leerlingcoaching SWV VO Gorinchem & SWV-ND Folkert van Oorschot, Bsc Datum: 5 september 2018 Introductie Binnen het onderwijs zijn er leerlingen met uiteenlopende problemen

Nadere informatie

Hoofdstuk 6 Conclusies, discussie en aanbevelingen

Hoofdstuk 6 Conclusies, discussie en aanbevelingen Hoofdstuk 6 Conclusies, discussie en aanbevelingen 6.1 Inleiding De interpretatie van de resultaten, zoals die zijn weergegeven in het voorgaande hoofdstuk, vindt plaats in 6.2. Hiermee wordt een antwoord

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

University of Groningen

University of Groningen University of Groningen Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Mooren, Francisca Catharina Theodora

Nadere informatie

6 Psychische problemen

6 Psychische problemen psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een

Nadere informatie

Inhoud VOORWOORD 11 INLEIDING 13 DEEL 1 HANDLEIDING 15 1 OPBOUW HANDLEIDING 17

Inhoud VOORWOORD 11 INLEIDING 13 DEEL 1 HANDLEIDING 15 1 OPBOUW HANDLEIDING 17 5 Inhoud VOORWOORD 11 INLEIDING 13 DEEL 1 HANDLEIDING 15 1 OPBOUW HANDLEIDING 17 2 MEETPRETENTIE 18 2.1 Herkomst opvoedingsinzet 18 2.2 Herkomst opvoedingsbeleving 20 2.3 Herkomst attributies van opvoedingsmoeilijkheden

Nadere informatie

Eerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent

Eerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent Checklist Contactgegevens Onderstaand vult u de contactgegevens in van de eerste én tweede contactpersoon voor wanneer er vragen zijn over het instrument(en), de aangeleverde documentatie of anderszins.

Nadere informatie

Achtergronden bij het instrument

Achtergronden bij het instrument Achtergronden bij het instrument P E O P L E I M P R O V E P E R F O R M A N C E Computerweg 1, 3542 DP Utrecht Postbus 1087, 3600 BB Maarssen tel. 0346-55 90 10 fax 0346-55 90 15 www.picompany.nl servicedesk@picompany.nl

Nadere informatie

Grensverleggend Huyghen, Anne

Grensverleggend Huyghen, Anne Grensverleggend Huyghen, Anne IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Otto Peterszoon ID Datum Leerkrachtversie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Otto Peterszoon ID Datum Leerkrachtversie DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 256-4 Datum 07.10.2014 Leerkrachtversie Informant: Neeltje Smit Leerkracht DESSA Interpretatie 3 / 20 INTERPRETATIE De DESSA biedt informatie

Nadere informatie

NIO & 10 jaar aanvullend intelligentieonderzoek. Dr. H. van Dijk

NIO & 10 jaar aanvullend intelligentieonderzoek. Dr. H. van Dijk NIO & 10 jaar aanvullend intelligentieonderzoek Dr. H. van Dijk Voorwoord Het verschijnen van de gehernormeerde NIO in 2018 is een goede gelegenheid om aanvullend onderzoek over de NIO dat in de laatste

Nadere informatie

LEVENSLOOPMONITOR PROTOCOL

LEVENSLOOPMONITOR PROTOCOL LEVENSLOOPMONITOR PROTOCOL Het KAIRO project is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van ESF-Equal. Inhoud 1. Inleiding 2. Procesbewaking 3. Stappenplan 4. Overzicht gegevensverzameling 5. Onderzoeksinstrumenten

Nadere informatie

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein Cultuursurvey Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT Maaike Ketelaars Ton Klein Inhoudsopgave 1 Inleiding... 5 2 Eerste voorstel voor de aanpassing van de vragenlijst... 7 2.1 Oorspronkelijke

Nadere informatie

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK)

Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) Instrument Vragenlijst voor Inventarisatie van Sociaal gedrag van Kinderen (VISK) De VISK is ontwikkeld om sociaal probleemgedrag van kinderen met (mildere) varianten van pervasieve ontwikkelingsstoornissen

Nadere informatie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum Ouderversie DESSA Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties HTS Report ID 5107-7085 Datum 10.11.2017 Ouderversie Informant: Mevrouw Bakker Ouder INLEIDING DESSA 2/23 Inleiding De DESSA is een vragenlijst waarmee

Nadere informatie

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

met een breakdown. Hierbij is het onderzoek specifiek gericht op langdurige pleegzorgplaatsingen van adolescente pleegkinderen. Naast de continuïteit

met een breakdown. Hierbij is het onderzoek specifiek gericht op langdurige pleegzorgplaatsingen van adolescente pleegkinderen. Naast de continuïteit Het doel van een pleegzorgplaatsing is doorgaans gericht op het zo snel mogelijk herstellen van de oorspronkelijke opvoedingssituatie of het op korte termijn verkrijgen van duidelijkheid omtrent de haalbaarheid

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk BEGRIP VAN BEWIJS Herman Schalk Vragenlijst Toelichting bij de vragenlijst p. 3 Vragen bij de elementen van begrip van bewijs p. 4 vrije Universiteit amsterdam

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

DGT voor adolescenten

DGT voor adolescenten DGT voor adolescenten VGCT 2012 Met dank aan Nicole Muller Rosanne de Bruin Agaath Koudstaal Nicole Muller Kennismaking VGCT 2012 ESSPD 2012 In press; november 2012 VGCT 2012 Aangepast aan de ontwikkelingstaken

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Factsheet Pilotstudie Tools4School April 2014

Factsheet Pilotstudie Tools4School April 2014 Factsheet Pilotstudie Tools4School April 214 Tools4School is een gedragsinterventie voor jongeren die vanwege hun gedrag dreigen uit te vallen in het VO en VSO 1. De interventie is gebaseerd op de effectieve

Nadere informatie

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de Samenvatting Dit onderzoek richt zich op het verband tussen de aanwezigheid van risico- en protectieve factoren en de latere ontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. De volgende

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting SAMENVATTING PSYCHOMETRISCHE EIGENSCHAPPEN VAN ADL- EN WERK- GERELATEERDE MEETINSTRUMENTEN VOOR HET METEN VAN BEPERKINGEN BIJ PATIËNTEN MET CHRONISCHE LAGE RUGPIJN. Chronische lage rugpijn

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek!" ##

Centraal Bureau voor de Statistiek! ## Centraal Bureau voor de Statistiek!" ## Projectnummer: BPA-nummer: Datum: 1 maart 2013 1. Doorontwikkeling van Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) naar Veiligheidsmonitor (VM) 1.1 Inleiding Gedurende de

Nadere informatie

Observatielijst peuters. Analyse doelen Jonge kind

Observatielijst peuters. Analyse doelen Jonge kind Observatielijst peuters Analyse doelen Jonge kind Mei 2016 Verantwoording 2016 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Mits de bron wordt vermeld, is het toegestaan zonder voorafgaande

Nadere informatie

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen Taalstoornissen Primair: specifieke taalontwikkelingsstoornissen (SLI) Secondair: niet-specifiek

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting 6 Dit proefschrift gaat over de ontwikkeling van een instrument om sociale competentie van basisschoolleerlingen te meten. Het doel van die meting is om aanknopingspunten te bieden voor het bevorderen

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Nederlandstalige NonSpeech test (NNST) 4 november 2011 Review: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen Samenvatting 217 218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongens en 14.8% van de meisjes overgewicht,

Nadere informatie

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. De Klepel. Review 1: E. Oosterlinck, N. Ramakers Review 2: M. Jungen Invoer: E.

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. De Klepel. Review 1: E. Oosterlinck, N. Ramakers Review 2: M. Jungen Invoer: E. Uitgebreide toelichting van het meetinstrument De Klepel 0 september 2011 Review 1: E. Oosterlinck, N. Ramakers Review 2: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking

Nadere informatie

Fysieke Vaardigheid Toets DJI

Fysieke Vaardigheid Toets DJI Fysieke Vaardigheid Toets DJI Naar normering van toetstijden dr. R.H. Bakker dr. G.J. Dijkstra TGO, februari 2013 TGO Fysieke Vaardigheid Toets DJI: naar normering van toetstijden 1 TGO Fysieke Vaardigheid

Nadere informatie

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is:

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: LPRS SR NL Pagina1 LPFS SR NL Naam/ID: Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: niet waar Een beetje waar Vaak waar 1 Ik kan

Nadere informatie

Jaar 3: Deelrapportage 4. Werkbevlogenheid docenten Montaigne Lyceum, mei 2010

Jaar 3: Deelrapportage 4. Werkbevlogenheid docenten Montaigne Lyceum, mei 2010 Programmalijn: Expeditie Durven, Delen, Doen: Onderwijs is populair, personeel is trots Jaar 3: Deelrapportage 4 Onderwijsontwikkeling Montaigne Lyceum Werkbevlogenheid docenten Montaigne Lyceum, mei 2010

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam PT Positiviteitstest HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage PT Inleiding 2 / 8 INLEIDING De Positiviteitstest is een vragenlijst die op basis van zelfrapportage in kaart brengt in hoeverre

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0 2011 Praktikon BV Nijmegen: Harm Damen 1. Wat is de EMPO? De EMPO 2.0 is een lijst voor zelfevaluatie om de empowerment bij ouders (EMPO Ouders 2.0) en jongeren

Nadere informatie

samenvatting Opzet van het onderzoek

samenvatting Opzet van het onderzoek 167 Angst en depressie komen vaak voor bij kinderen. Angst en depressie beïnvloeden niet alleen het huidige welbevinden van kinderen, maar kunnen ook een negatieve invloed hebben op hun verdere leven.

Nadere informatie

Kwaliteit begrotingsprogramma's Gemeente Dordrecht Bijlage 1

Kwaliteit begrotingsprogramma's Gemeente Dordrecht Bijlage 1 Kwaliteit begrotingsprogramma's Gemeente Dordrecht Bijlage 1 Beoordelingskader, ofwel hoe wij gekeken en geoordeeld hebben Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 2 Uitgangspunten 2 3 Beoordelingscriteria 3 4 Hoe

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Citeren als: Louwe, Jos.(2016). BERICHTEN: Agressie tegen leraren. Op: PlatformPraktijkontwikkeling.nl. WOSO: Utrecht

Citeren als: Louwe, Jos.(2016). BERICHTEN: Agressie tegen leraren. Op: PlatformPraktijkontwikkeling.nl. WOSO: Utrecht BERICHTEN: Citeren als: Louwe, Jos.(). BERICHTEN:. Op:. WOSO: Utrecht De rubriek BERICHTEN bevat samenvattingen van wetenschappelijk onderzoek, beleidsontwikkelingen, beschrijvingen van nieuwe materialen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

TERUGBLIK CENTRAAL EXAMEN NASK 1 VMBO EERSTE TIJDVAK 2013

TERUGBLIK CENTRAAL EXAMEN NASK 1 VMBO EERSTE TIJDVAK 2013 TERUGBLIK CENTRAAL EXAMEN NASK 1 VMBO EERSTE TIJDVAK 2013 Inleiding Quickscan Via WOLF (Windows Optisch Leesbaar Formulier) geven examinatoren per vraag de scores van hun kandidaten voor het centraal examen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Samenvatting. Inleiding, doel en onderzoeksvragen

Samenvatting. Inleiding, doel en onderzoeksvragen Samenvatting Inleiding, doel en onderzoeksvragen Binnen het Nederlandse rechtssysteem kan een drugsverslaafde, die zich in het strafrechtelijk systeem bevindt, in de richting van verslavingszorg worden

Nadere informatie

University of Groningen

University of Groningen University of Groningen Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen Mooren, Francisca Catharina Theodora

Nadere informatie

University of Groningen. Grensverleggend Huyghen, Anne

University of Groningen. Grensverleggend Huyghen, Anne University of Groningen Huyghen, Anne IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

samenvatting 127 Samenvatting

samenvatting 127 Samenvatting 127 Samenvatting 128 129 De ziekte van Bechterew, in het Latijn: Spondylitis Ankylopoëtica (SA), is een chronische, inflammatoire reumatische aandoening die zich vooral manifesteert in de onderrug en wervelkolom.

Nadere informatie

Tijdschrift voor Didactiek der B-wetenschappen 7 (1989) nr.1 79

Tijdschrift voor Didactiek der B-wetenschappen 7 (1989) nr.1 79 Tijdschrift voor Didactiek der B-wetenschappen 7 (1989) nr.1 79 Boekbespreking Techniek in het natuurkunde-onderwijs M.J. de Vries, Uitg.: Technische Universiteit Eindhoven, 1988 Dissertatie, 278 p. De

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Talent Scanner. Voorlopig onderzoek naar de Sfeer van invloed vragenlijst

Talent Scanner. Voorlopig onderzoek naar de Sfeer van invloed vragenlijst Talent Scanner Voorlopig onderzoek naar de Sfeer van invloed vragenlijst 1. Voorlopig onderzoek naar de Sfeer van invloed vragenlijst 1.1. Respondenten De deelnemers aan het voorlopige onderzoek naar de

Nadere informatie

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld. 155 Sport- en spelactiviteiten bevorderen over het algemeen de gezondheid. Deze fysieke activiteiten kunnen echter ook leiden tot blessures. Het proefschrift beschrijft de ontwikkeling en evaluatie van

Nadere informatie

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2016-2017 Samenvatting van de monitor 2016-2017 en de volgmodules najaar 2017 Sectorraad Praktijkonderwijs december 2017 Versie definitief 1 Vooraf In de periode 1 september

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20683 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Griffith-Lendering, Merel Frederique Heleen Title: Cannabis use, cognitive functioning

Nadere informatie

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE 2016-2017 De beïnvloeding van tijdoriëntatie, timemanagement en

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie