Baggernota 2010 SCHEPPEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Baggernota 2010 SCHEPPEN"

Transcriptie

1 SCHEPPEN Archimedesweg 1 J. v. Veen postadres: postbus AD Leiden telefoon (071) Versie 0.3 / Oplage: 50 telefax (071) maart 2010

2 Hoogheemraadschap van Rijnland 2

3 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE Inleiding Aanleiding Wie moet wat doen Baggernota Doelstelling Reikwijdte Doelgroep Leeswijzer Het kader Waterbodembeheer Het wat, wanneer en hoe Externe kader Waterbodems als onderdeel van het watersysteem Waterbodems en hun bestemming Waterbodem en natuur Waterbodems en ruimtelijke ontwikkelingen Interne kader Ingreepmaat versus onderhoudsmaat Bodemgesteldheid Verdiepingsslag overige polderwateren Onderhoudsplicht Overname onderhoud primaire oppervlaktewateren Eenmalig op diepte brengen overige boezemoppervlaktewateren Overname onderhoud stedelijk water Pilot overige polderwateren landelijk gebied Pilotgebied Doel en opzet pilot Verontreinigde waterbodems Verontreinigde waterbodems versus kwaliteitsbaggeren Onderhoudsbaggeren in relatie tot sterk verontreinigde baggerspecie Afzet van baggerspecie Verspreiden op de kant Nuttig toepassen Binnen de regio van herkomst nuttig toepassen Binnen het beheergebied van Rijnland toepassen Realiseren (grootschalige) toepassingsmogelijkheden binnen het beheergebied Bestaande bestemmingsmogelijkheden binnen het beheergebied Aanbesteden Afvoeren naar een stortlocatie Innovatie Onderzoeksvoorstel Diepteschouw Disproportionele aanwas SBR (Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland) Werkprotocollen gedragscode Flora en Faunawet...33 UITVOERINGSDEEL Baggeropgave: kwantiteit en kwaliteit Kwantiteit Areaal aan oppervlaktewater...37 Hoogheemraadschap van Rijnland 3

4 4.2.1 Primaire oppervlaktewateren Overige oppervlaktewateren Baggerkwaliteit Kwaliteit baggerspecie Rijnlands beheergebied Financiën en personeel Algemeen Eenheidsprijzen Koppeling eenheidsprijzen aan baggeropgave Verloop van de baggervoorziening periode Nieuw beleid ten aanzien van de overige polderwateren Stand van zaken baggervoorziening 2010 en benodigde storting tot Totale baggerkosten en consequenties voor de tarieven Personeel Voortgang baggerprogramma Uitvoeringsprogramma Meerjarenprogramma boezemstelsel Onderhoudsprogramma polderstelsel Programma Bijlage 1. Begrippenlijst...49 Bijlage 2. Herkomst kentallen baggerhoeveelheden...50 Bijlage 3. Het Besluit bodemkwaliteit...51 Bijlage 4. Kaart baggerprogrammering Hoogheemraadschap van Rijnland 4

5 Hoogheemraadschap van Rijnland 5

6 Hoogheemraadschap van Rijnland 6

7 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer, inclusief de afvalwaterzuivering en de waterstaatkundige veiligheid in een gebied dat globaal is gelegen tussen Wassenaar, Gouda, Amsterdam en IJmuiden. Een gebied van bijna ha met 1,3 miljoen inwoners en ca. 40 gemeenten. In het beheersgebied ligt een fijnmazig stelsel aan oppervlaktewateren met een totale lengte van bijna km en waterstaatkundige objecten, zoals duikers, bruggen en sluizen. Deze wateren vervullen verschillende functies. De waterbodem is integraal onderdeel van dit systeem. Hoewel de waterbodem op zichzelf geen maatschappelijk belang vervult, kan zij wel een belemmering vormen voor de vervulling van die functies, omdat ze in de weg ligt of te verontreinigd is. Regelmatig baggeren is dan ook noodzakelijk voor het waarborgen van de aan de wateren toegekende algemene of specifieke gebruiksfuncties, zoals de aan- en afvoer van water of een vaarwegfunctie. Baggeren is daarnaast vaak, of mede, gewenst ter verbetering van het ecologisch functioneren van wateren. Dit kan zowel het gevolg zijn van het realiseren van een grotere waterdiepte of als gevolg van het verwijderen van in de waterbodem aanwezige verontreinigingen. 1.2 Wie moet wat doen In de Legger oppervlaktewateren zijn de aan deze wateren toegekende gebruiksfuncties vertaald naar minimale vereiste afmetingen. Deze minimaal vereiste afmetingen worden aangeduid met de term functioneel profiel. Baggerwerkzaamheden ten behoeve van het realiseren dan wel behouden van dit profiel worden aangeduid met de term onderhoudsbaggeren. Naast deze minimaal vereiste afmeting is in de Legger ook vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het op diepte houden van de oppervlaktewateren. In veel gevallen is Rijnland zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van het benodigde baggerwerk. In die watergangen waar deze onderhoudsverplichting bij derden is neergelegd is het de verantwoordelijkheid van het waterschap om er op toe te zien dat door de onderhoudsplichtigen aan deze verplichting wordt voldaan. Hoogheemraadschap van Rijnland 7

8 1.3 Baggernota De wijze waarop het watersysteem op afmetingen wordt gebracht en gehouden, zodat wordt voldaan aan de in de Legger vastgestelde afmetingen van het natprofiel wordt vastgelegd in een baggernota. De baggernota verwoordt al het beleid voor waterbodems in relatie tot onderhoudsbaggeren, waaronder de Rijnlandse baggerambitie inclusief programmering, het afzetbeleid, en geeft inzicht in de hiervoor benodigde financiering. De huidige baggernota dateert uit In 2005 is Rijnland gefuseerd met de waterschappen Groot Haarlemmermeer, De Oude Rijnstromen en Wilck & Wiericke tot het nieuwe hoogheemraadschap van Rijnland. Vanaf die datum is het nieuwe waterschap verantwoordelijk voor zowel de boezemwateren als voor de polderwateren. Vanwege de fusie was het noodzakelijk de leggers en de baggerprogramma s op elkaar af te stemmen, de legger oppervlaktewateren en de baggernota 2010 zijn hiervan het product. Om de gestelde doelstelling te realiseren is vanaf eind 2004, met als aftrap het grootschalige baggerwerk te Haarlem, gestart met de uitvoering van de boezemprogrammering. In de baggernota 2004, die enkel betrekking had op het boezemstelsel, is op basis van de destijds berekende baggerhoeveelheden en aannames aangaande de kwaliteit een baggerprogramma inclusief de benodigde financiering vastgesteld. Tot eind 2009 heeft dat geresulteerd in het gereed komen van ruim 25% van de opgave. Nog eens circa 50% van de opgave is hetzij nu in uitvoering dan wel aanbesteed of in voorbereiding. Ook in de primaire watergangen van het polderstelsel is na de fusie doorlopend gebaggerd. Dit conform de daartoe vanuit het verleden gehanteerde polderprogramma s. Geconcludeerd kan worden dat het baggerprogramma op stoom is, waarmee invulling wordt gegeven aan één van de primaire taken van het waterschap. In deze uitvoeringsperiode van ruim 5 jaar zijn diverse beleidsvragen gerezen die in de afgelopen periode zijn beantwoord. Ook is er in deze periode veel veranderd op het gebied van wet- en regelgeving in relatie tot waterbodems. De baggernota 2004 is dan ook aan een actualisatie toe. Met de baggernota 2010 wordt hieraan invulling gegeven. 1.4 Doelstelling In 2020 dient het watersysteem volgens het NBW op orde te zijn, dat wil zeggen dat het voldoet aan de Leggerafmetingen. Deze doelstelling is 1 op 1 overgenomen in het Waterbeheerplan 4 (WBP4). In het WBP4 staat het volgende vermeld: Een belangrijke opgave in de planperiode voor het WBP4 ( ) is het baggeren. De inzet is dat uiterlijk in 2020 alle wateren in het beheergebied de vereiste diepte hebben. Dit is enerzijds van belang om de wateraanvoer en de waterafvoer naar de gemalen veilig te stellen en anderzijds om een gezond en schoon watersysteem te krijgen en te behouden. Daartoe pakt Rijnland de grotere wateren aan, maar in overleg met de betreffende eigenaren komen ook de kleinere wateren aan de beurt. De kern van de zaak is dat alle wateren in het Rijnlandse beheergebied per 2020 de afmetingen hebben zoals deze in de Legger zijn vastgesteld Deze doelstelling is het uitgangspunt van de baggernota Reikwijdte Deze nota heeft betrekking op het buitengewoon onderhoud (onderhoudsbaggeren) van alle oppervlaktewateren gelegen in het beheergebied waarvoor op basis van de Legger oppervlaktewateren de onderhoudsplicht bij Rijnland berust. Hoogheemraadschap van Rijnland 8

9 Hoewel Rijnland niet onderhoudsplichtig is voor het buitengewoon onderhoud van overige polderwateren is zij wel verantwoordelijk voor de te realiseren verdiepingsslag in overige polderwateren. Deze verdiepingsslag is een gevolg van het opstellen van de Legger oppervlaktewateren. Primaire aanleiding om onderhoudsbaggerwerken te verrichten is wanneer de aanwezige waterbodem in het functionele profiel ligt en daarmee één of meerdere functies van het watersysteem belemmerd. Baggerwerkzaamheden die vanuit kwalitatieve overwegingen worden uitgevoerd vallen binnen het KRW-programma en de daarbinnen gehanteerde prioriteringssytematiek. Voor wat betreft het beleid met betrekking tot de uitvoering van deze werken en de wijze van financieren vallen deze werkzaamheden wel binnen de reikwijdte van deze nota. Tot slot geeft deze nota het beleidskader met betrekking tot onze beheertaak die we hebben voor alle overige watergangen in onderhoud bij derden (uitvoeren van de diepteschouw en het beheren en uitvoeren van de SBR-regeling) en onze nieuwe rol inzake de omgang met verontreinigde waterbodems. 1.6 Doelgroep De nota is in eerste instantie geschreven voor bestuurders ten behoeve van het besluitvormingsproces. Daarnaast is de nota ook bedoeld als leidraad voor projectleiders/vakspecialisten, gebiedsbeheerders, watersysteembeheerders, handhavers etc. 1.7 Leeswijzer De nota is opgebouwd uit twee onderdelen. Een beleidsmatig deel, waarin aandacht is voor het kader waarbinnen het baggerprogramma en de uitvoering daarvan dient plaats te vinden. En een uitvoeringsdeel, waarmee inzichtelijk wordt gemaakt welke inspanningen en de daarbij behorende financiële middelen noodzakelijk zijn om de doelstelling uit het WBP4 te realiseren. Hoogheemraadschap van Rijnland 9

10 2. Het kader 2.1 Waterbodembeheer Het beheer van de waterbodem wordt meer en meer als integraal onderdeel van het watersysteembeheer gezien. De beoordeling of ingrepen in de waterbodem noodzakelijk zijn, zullen dan ook steeds meer worden ingegeven vanuit de vraagstelling of de aanwezige stoffen in de waterbodem of de waterbodem zelf een knelpunt vormen voor de gebruiksfuncties en doelen van het watersysteem. In de Legger zijn deze gebruiksfuncties en doelen van het watersysteem vertaald naar minimale vereiste afmetingen. Deze minimaal vereiste afmetingen worden aangeduid met de term functioneel profiel. Het functionele profiel (zie figuur 2.1) is een combinatie van het hydraulisch noodzakelijke, het ecologisch functionele en vanuit de praktijk het technisch haalbare profiel. Grofweg zijn er twee sporen te onderscheiden die aanleiding zijn tot het uitvoeren van baggerwerkzaamheden. Dit betreft het onderhoudsspoor en het kwaliteitsspoor. Onderhoudsbaggeren: De term onderhoudsbaggeren betreft het realiseren van het gewenste functionele profiel. De aanleiding om over te gaan tot onderhoudsbaggeren is wanneer de aanwezige waterbodem in het functionele profiel ligt en daarmee één of meerdere functies van het watersysteem belemmert. Deze baggerwerkzaamheden hebben daarmee zowel positieve effecten op de waterkwantiteit als op de waterkwaliteit. Door het uitvoeren van baggeronderhoud wordt bijvoorbeeld wateroverlast voorkomen als gevolg van een slechte aan- en afvoer (NBW) maar kunnen ook, door het realiseren van een grotere waterdiepte positieve effecten bereikt worden met betrekking tot de waterkwaliteit (KRW). Daarnaast kan onderhoudsbaggeren leiden tot een extra kwaliteitsverbetering door het wegnemen van eventueel aanwezige verontreinigingen in de waterbodem. Het gehele onderhoudsbaggerprogramma tot 2020 is, vanuit de waterkwaliteitsoptiek dan ook aangemeld als één van de uit te voeren KRW-maatregelen. Figuur 2.1: schematische weergave functioneel profiel Kwaliteitsbaggeren Kwaliteitsoverwegingen kunnen ook de primaire aanleiding zijn om baggerwerkzaamheden uit te voeren. Het zogenaamde kwaliteitsbaggeren (baggeren om een waterkwaliteitsverbetering na te streven) en saneringsbaggeren (verwijderen van baggerspecie binnen de kaders van de Wet bodembescherming) zijn binnen het kader van de Waterwet geen afzonderlijke begrippen meer maar dienen beoordeeld te worden binnen één kader: het al dan niet belemmerend zijn voor het bereiken dan wel behouden van de gewenste functies en doelen van het watersysteem. Deze, vanuit kwaliteitsaspecten ingegeven baggerwerkzaamheden maken onderdeel uit van het KRW-programma en worden dan ook op basis van de daarvoor gestelde criteria geprioriteerd (bijvoorbeeld voorgenomen Hoogheemraadschap van Rijnland 10

11 baggerwerk in Natura 2000 gebied polder Stein e.o.). Met betrekking tot de financiering vormen deze werkzaamheden wel onderdeel van deze nota omdat alle baggerwerkzaamheden ongeacht de aanleiding dienen te worden gefinancierd uit de baggervoorziening. Ook de overige beleidsaspecten opgenomen in deze nota zijn kaderstellend voor wat betreft de uitvoering van deze kwaliteitsbaggerwerken. 2.2 Het wat, wanneer en hoe In grote delen van het watersysteem van Rijland is er sprake van een baggerachterstand. Een achterstand die zonder intensivering van de gemiddeld jaarlijks benodigde baggerinspanning alleen maar groter wordt als gevolg van natuurlijke aanwas van bagger. In WBP3 en nu ook 4 is 2020 als einddatum genoemd waarop het watersysteem op orde is. Dit houdt in dat voldaan wordt aan de in de Legger oppervlaktewateren gestelde afmetingen. Hiervoor dient de huidige onderhoudsachterstand weggewerkt te worden. Dit vereist zowel financieel als logistiek een grote inspanning. Het is ondoenlijk om alle oppervlaktewateren in één slag op de vereiste diepte te brengen. Het structureren van een dergelijke operatie vraagt dan ook om een baggerprogramma. Maatgevend bij het opstellen van een baggerprogramma is de tijdsduur (wanneer) waarin de benodigde werkzaamheden moet worden uitgevoerd. Deze tijdsduur is afhankelijk van het ambitieniveau dat Rijnland nastreeft. Enerzijds is het zaak om zo snel als mogelijk het watersysteem op orde te krijgen om mogelijke wateroverlast als gevolg van een slechte aan- en afvoer (NBW) te voorkomen en de positieve gevolgen voor waterkwaliteit (KRW) te kunnen realiseren. Anderzijds is het vanuit financieel oogpunt noodzakelijk het baggerprogramma over een langere termijn uit te smeren. Na een in de baggernota 2004 uitgevoerde analyse blijkt dat het jaar 2020 aan alle voorwaarden het beste voldoet. Zowel in het WBP3, WBP4 en de baggernota-2004 is het scenario dan ook als uitgangspunt van beleid vastgesteld. Dit uitgangspunt is ook voor de baggernota 2010 het kader. Conclusie: Het watersysteem dient in 2020 te voldoen aan de in de Legger oppervlaktewateren gestelde afmetingen. Naast het aspect tijd is het van belang om duidelijkheid te hebben over het de kaders die bepalend zijn voor het hoe baggerwerkzaamheden dienen te worden geprioriteerd en vervolgens in uitvoering dienen te worden genomen. Dit kader wordt deels opgelegd vanuit Europese, landelijke, provinciale en gemeentelijke regels (het externe kader), maar ook deels door waterschapseigen beleid (het interne kader). 2.3 Externe kader De wetgeving voor water en bodem is de afgelopen jaren sterk veranderd. Ook op de korte termijn zullen er nog wijzigingen plaatsvinden (Waterwet) die vragen om aanvullend beleid en de implementatie daarvan. Waterbodems inclusief het baggeren en bestemmen van baggerspecie hebben een volwaardige plaats gekregen in deze wet- en regelgeving. Het externe kader waarbinnen Rijnlands baggerinspanningen plaats moeten vinden zijn sterk samengevat binnen een viertal thema s: Waterbodems als onderdeel van het watersysteem Waterbodems en hun bestemming Waterbodems en natuur Waterbodems en ruimtelijke ontwikkelingen Waterbodems als onderdeel van het watersysteem Op Europees niveau is de KRW hier een belangrijk kader. Deze richtlijn heeft als hoofddoelstelling het bereiken van een goede chemische en ecologische waterkwaliteit in 2015, met een uitstelmogelijkheid van maximaal 12 jaar. De waterbodem maakt binnen de KRW integraal onderdeel Hoogheemraadschap van Rijnland 11

12 uit van het watersysteem. Naast de KRW-doelen die worden bereikt met het realiseren van het functionele profiel zoals vastgelegd in de Legger oppervlaktewateren (doelen ten aanzien van de minimale waterdiepte) worden op dit moment enkele aanvullende ingrepen in de waterbodem voorzien. De prioritering van deze werkzaamheden maakt geen onderdeel uit van deze nota (zie 2.1 onder kwaliteitsbaggeren). Op nationaal niveau zijn de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en het Nationaal Bestuursakkoord water van belang (NBW). De Wvo is in hoofdzaak gericht op het bestrijden van verontreinigingen in het oppervlaktewater maar ook ter bescherming van de waterbodem. Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) medio 2010 en de Waterwet december 2009 komt de Wvo te vervallen en wordt de bescherming van het oppervlaktewater geregeld binnen de Waterwet en de Wabo. Het NBW betreft een akkoord gesloten tussen het Rijk, IPO, VNW en de UvW. Het bevat afspraken om samen maatregelen te treffen ter bescherming van Nederland tegen wateroverlast en watertekort. Het NBW is daarmee ook met name gericht op de waterkwantiteitsproblematiek. Met het realiseren van het functionele profiel zoals vastgelegd in de Legger oppervlaktewateren wordt invulling gegeven aan het bereiken van NBW-doelen. De omgang met ernstig verontreinigde waterbodems is per 22 december 2009 vanuit de Wet bodembescherming overgeheveld naar de Waterwet. Naast een verandering in rollen, waterbeheerder is nu bevoegd gezag in plaats van de provincie, wordt nu ook de regulering van het beheer van de waterbodem een integraal onderdeel van het watersysteembeheer. De waterbodem is zodoende een onderdeel van het oppervlaktewaterlichaam. Dit heeft als gevolg dat handelingen in de waterbodem niet meer, zoals eerder gebeurde, op zichzelf worden beschouwd. In plaats daarvan worden handelingen of maatregelen gekoppeld aan de te behartigen of nog te behalen kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen in een gebied. De bescherming van de milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem staat bij ingrepen in de waterbodem niet langer centraal, maar is één van de vele doelstellingen geworden. Een verontreiniging wordt bijvoorbeeld niet meer beoordeeld en aangepakt via een gevalsdefinitie en een beoordeling van ernst en spoedeisendheid, maar in het bredere kader van het verbeteren van de gebiedskwaliteit (zie intermezzo voor meer achtergrondinformatie). Intermezzo: verontreinigde waterbodems Sinds de inwerkingtreding van de Waterwet is de systematiek uit de Wet bodembescherming (gebaseerd op milieuhygiënische beoordeling) niet meer van toepassing. De term saneren die in de Wbb een zeer specifieke betekenis heeft komt daarmee te vervallen. Dit houdt ook in dat de beoordeling van de ernst van verontreinigingen van de waterbodem, van de urgentie van het verwijderen ervan en van het verwijderen ervan zelf, waarbij de interventiewaarden een cruciale rol speelden op een andere wijze zal gaan plaatsvinden. Interventiewaarden voor de waterbodem blijven wel bestaan maar krijgen een andere betekenis: ze geven de grens van toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten op de waterbodem aan. Onder de Waterwet zal het onderzoek naar verontreinigingen van de waterbodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam zich richten op de mate waarin de verontreiniging een belemmering vormt voor het bereiken van de gewenste zgn. gebiedskwaliteit: een ingreep in de waterbodem door de beheerder is dus gericht op het zo veel mogelijk realiseren van de gewenste gebiedskwaliteit, en niet meer op het ongedaan maken van een verontreiniging. Om te beoordelen of de waterbodem een negatief effect heeft op het bereiken van de gewenste gebiedskwaliteit is er een toetsingskader opgesteld. Dit heeft betrekking op de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem, als onderdeel van de totale gebiedskwaliteit. Naast het toetsingskader komt er een denklijn waterbeheer voor gebiedskwaliteit (ook wel het afwegingskader genoemd), waarmee een ingreep in de waterbodem kan worden afgewogen tegen alternatieve ingrepen in het watersysteem. In deze denklijn krijgt de waterbodem een inhoudelijke plaats in de afwegingen van de waterbeheerder in gebiedsprocessen, waarbij de wateropgave centraal staat. Voor het bepalen van een type maatregel zal niet meer alleen naar end-of-pipe maatregelen gezocht worden maar ook naar maatregelen in het begin van de watersysteemketen. Zo kan het bijvoorbeeld mogelijk zijn dat het afkoppelen van verhard oppervlak als maatregel wordt voorgesteld in plaats van het baggeren van een watergang om kwaliteitsredenen. Maatregelen worden dus altijd gezien in relatie tot de Hoogheemraadschap van Rijnland 12

13 kwaliteit van het overige deel van het watersysteem zoals de kwaliteit van het oppervlaktewater. Hiermee hebben de waterschappen zelf een stuk beleidsvrijheid gekregen om gebiedsspecifiek beleid voor de waterbodem op te stellen. Voor de planperiode blijven de Provincies bevoegd gezag voor die waterbodems die al ernstig en spoedeisend zijn beschikt, totdat de sanering daarvan is voltooid. De overdracht van de provinciale taken met betrekking tot het waterbodembeheer wordt in deze periode (streven is in 2010) overgedragen aan de waterschappen. Voor onderhoudsbaggerwerkzaamheden die door of in opdracht van de waterbeheerder worden uitgevoerd en uit het daarvoor benodigde waterbodemonderzoek is gebleken dat het handelt om een waterbodem waarbij de Interventiewaarden worden overschreden behoeft met de inwerkingtreding van de waterwet geen ontheffing op een saneringsplan dan wel een feitelijke sanering te worden uitgevoerd. De beoogde onderhoudswerkzaamheden kunnen gecontinueerd worden mits er een werkplan wordt ingediend waarin wordt aangegeven op welke wijze wordt voorkomen dat gedurende de uitvoering van de baggerwerkzaamheden verspreiding van verontreinigingen optreden. Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften koppelen aan het ingediende werkplan. Op provinciaal niveau zijn de Provinciale Waterplannen van belang. Beide Provincies hebben in hun PWP opgenomen dat het streefbeeld is om in 2040 geen achterstalling onderhoud voor het baggeren te hebben en dat waar nodig verontreinigde waterbodems zijn verwijderd en op de juiste diepte om te voldoen aan de eisen vanuit de KRW. Met betrekking tot het baggeren van de provinciale vaarwegen is de Provincie Zuid-Holland gestart met de voorbereidende werkzaamheden om diverse vaarwegtrajecten op de gewenste diepte te brengen. Dit gebeurt in een actieve samenwerking met Rijnland. Binnen de provincie Noord-Holland is in het beheergebied van Rijnland als provinciale vaarweg alleen de Ringvaart van belang. Momenteel wordt in samenwerking met Rijnland het baggeren van de Ringvaart voorbereid. Beide trajecten zullen in 2010 resulteren in een tweetal samenwerkingsovereenkomsten, respectievelijk met Noord-Holland en Zuid-Holland waarin concrete uitvoeringsafspraken met betrekking tot het baggeren van diverse provinciale vaarwegen worden vastgesteld. Gemeenten hebben veelal hun eigen uitvoeringsprogramma s, die al dan niet in samenwerking met Rijnland zijn opgesteld dan wel afgestemd. Dit kan door middel van een gemeentelijk baggerplan of vormt onderdeel van een stedelijk waterplan of watergebiedsplan. Het baggeren heeft bij diverse gemeenten in de afgelopen jaren een belangrijke impuls gekregen. Deels door de daarvoor beschikbaar gestelde landelijk subsidies (Subbied) maar ook door de door Rijnland gestarte overnametrajecten stedelijk water Waterbodems en hun bestemming In Europa wordt gewerkt aan de kaderrichtlijn Bodem. Deze richtlijn zal naar verwachting ook voorwaarden stellen aan de bestemmingsmogelijkheden van baggerspecie. Of deze voorwaarden een inperking zullen gaan betekenen van de huidige voorwaarden zoals neergelegd in de nationale regelgeving (het Besluit Bodemkwaliteit) is nu nog onvoldoende duidelijk. Op landelijk niveau zijn de Wet milieubeheer en wederom de Wet bodembescherming van belang. Vanuit deze wetten zijn diverse besluiten en regelingen van kracht die de toepassing en/of bestemming van baggerspecie te regelen. De belangrijkste is het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Het Bbk regelt zowel de verspreiding als de toepassing van baggerspecie op het land en in oppervlaktewater. Het Bbk heeft belangrijke consequenties voor de tot op heden alom bekende klasse-indeling van baggerspecie. Deze is met de inwerkingtreding van het Bbk komen te vervallen. Hiervoor in de plaats is een geheel nieuwe systematiek van kwaliteitsklassen gekomen. Deze systematiek kenmerkt zich door onderscheid te maken tussen verspreiden en toepassen van baggerspecie (het wat) en tussen landbodem en de waterbodem (het waar). Iedere vorm van bestemmen (verspreiden dan wel toepassen) en iedere bestemmingsplek (droog dan wel nat) kent binnen het besluit haar eigen normstelling. Voor een Hoogheemraadschap van Rijnland 13

14 nadere beschrijving van het Besluit bodemkwaliteit wordt verwezen naar bijlage 3 behorende bij deze nota. Verwerking van baggerspecie tot nuttige producten is lange tijd een speerpunt geweest in landelijk beleid. Dit beleidsdoel is echter bij het vaststellen van het kabinetsstandpunt waterbodems (2005) verlaten vanwege de nauwelijks rendabele praktijkresultaten. Geconcludeerd is dat de inzet meer gericht moet zijn op de voortgang van het baggeren om de doelen voor het watersysteem te bereiken. Dit zal voornamelijk gerealiseerd moeten worden door het goedkoper maken van het baggeren (deregulering en meer regionale, kosteneffectieve bestemmingen). De beide Provincies stimuleren het hergebruik van de vrijkomende baggerspecie bij voorkeur in de eigen regio. De Provincie Zuid-Holland heeft de belangrijkste beleidsaspecten verwoord in de notitie Evaluatie Baggerbeleid Zuid-Holland (2001). Een nadere praktische uitwerking hiervan is uiteengezet in de Nota Uitwerking Baggerbeleid III (NUB III). Met de provincie Noord-Holland en andere regionale waterbeheerders is een regionaal bestuursakkoord gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het zoeken naar regionale bestemmingen voor herbruikbare baggerspecie. Gemeenten zijn conform het Bbk het bevoegd gezag voor de verspreiding of toepassing van baggerspecie op de landbodem. Het nieuwe besluit bodemkwaliteit geeft de gemeente de mogelijkheid om af te wijken van het in het Bbk neergelegde generieke beleidskader en gebiedsspecifiek beleid te ontwikkelen. Dit ontwikkelen van gebiedsspecifiek beleid is enkel mogelijk voor het toepassen van baggerspecie op de landbodem. Voor het verspreiden van baggerspecie op de landbodem is het niet mogelijk om gebiedsspecifiek beleid te maken De waterschappen zijn veelal het bevoegd gezag voor de verspreiding of toepassing van baggerspecie in het watersysteem. Ook de waterschappen hebben de mogelijkheid om binnen het gebiedsspecifieke spoor beleid te maken die hetzij een hoger beschermingsniveau nastreeft dan neergelegd in het generieke kader hetzij meer ruimte tot toepassen biedt. Op Europees niveau is de Kaderrichtlijn afvalstoffen van toepassing. Baggerspecie is afval vanaf het moment dat het verwijderd wordt uit een watergang tot het moment dat het nuttig wordt toegepast. In het besluit bodemkwaliteit worden alle toepassingen beschreven. Als voor de toepassing van de baggerspecie niet wordt voldaan aan één van de in het besluit genoemde toepassing met de daarbij gestelde randvoorwaarden aan de kwaliteit van de baggerspecie is er sprake van storten of verwerken met als doel het nuttig toepasbaar maken van baggerspecie door middel van een verwerkingsstap (rijpen, drogen, zandscheiden etc.) en moet er voldaan worden aan de afvalstoffenwetgeving. Deze maakt op nationaal niveau onderdeel uit van de Wm. Aan de afvalstoffenwetgeving is een landelijk meldsysteem gekoppeld, waarmee het registreren en melden van alle afvalstromen vereist is (Besluit melden bedrijfsafvalstoffen) Waterbodem en natuur Bescherming van natuur en natuurgebieden is geregeld binnen de trits: Natura 2000 (europees), Natuurbeschermingswet (nationaal) en de nationaal ecologische hoofdstructuur (voornamelijk uitgewerkt op provinciaal niveau). Indien baggerwerkzaamheden nodig zijn in gebieden met een vanuit natuurwaarden gezien belangrijke status moet met extra zorg gehandeld worden en gelden mogelijk aanvullende eisen op bijvoorbeeld het gebied van het bestemmen van de vrijkomende baggerspecie. Een wet waar het waterschap ongeacht de status van het gebied mee te maken krijgt met betrekking tot het baggeren is de Flora- en Faunawet (Ffw). Deze wet ziet toe op de duurzame instandhouding van planten en diersoorten in Nederland. De wet kent een aantal verbodsbepalingen, maar ook voorwaarden waaronder bepaalde handelingen mogen plaatsvinden. De voorwaarden zijn stringenter naarmate de activiteiten ingrijpender zijn en de soorten meer bedreigd worden in hun voortbestaan. Bepaalde activiteiten zijn vrijgesteld mits gewerkt wordt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Voor de waterschappen is deze gedragscode op 10 juli 2006 goedgekeurd. Hoogheemraadschap van Rijnland 14

15 Recentelijk is door de rechtbank in Arnhem uitgesproken dat het ministerie van LNV geen goedkeuring had mogen verlenen aan de gedragscode. Dit vanwege strijdigheid met Europese regelgeving. Naar aanleiding hiervan heeft de Unie van Waterschappen de Raad van State gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Door de UvW was verzocht om deze voorziening, zodat de werking van de uitspraak van de rechtbank Arnhem uitgesteld kon worden tot een uitspraak in hoger beroep. De Raad van State heeft nu bepaald dat de gedragscode wordt aangemerkt als ware hij goedgekeurd. Dit betekent dat in ieder geval tot een uitspraak in het hoger beroep gewerkt kan worden met de gedragscode. Het is nog niet bekend wanneer het hoger beroep wordt behandeld Waterbodems en ruimtelijke ontwikkelingen De belangrijkste wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening is de Wet op de ruimtelijk ordening. Op beleidsmatig niveau is er de Nota Ruimte, waarin de visie van de landelijke overheid is verwoord op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen. Op Provinciaal niveau wordt de ruimtelijke ordening in streekplannen verwoord en op gemeentelijk niveau zijn er de bestemmingsplannen. De beleidsontwikkeling op het gebied van de ruimtelijke ordening is decentralisatie waar mogelijk. Het bestemmingsplan krijgt hierin een belangrijke rol. Voor de uitvoering van baggerwerkzaamheden spelen de ruimtelijke ontwikkelingen op 2 aspecten een rol. Ten eerste moet er voor de realisatie van depots (weilanddepots, doorgangsdepots) veelal vrijstelling van het bestemmingsplan worden aangevraagd. Ten tweede in relatie met het Bbk. Daarin wordt de gemeente meer ruimte geboden om gebiedsspecifiek maatwerk te leveren. Een gemeente heeft daarmee de mogelijkheid om de ruimte dusdanig in te delen dat er meer mogelijkheden ontstaan voor hergebruik van grond en baggerstromen. Een en ander zal een nauwer afstemming vragen tussen de gemeenten en het waterschap. Inbedding hiervan vindt plaats in het traject overname stedelijk water of in het leveren van een actieve bijdrage bij de door gemeenten of milieudiensten op te stellen bodembeheernota s. Hoogheemraadschap van Rijnland 15

16 3. Interne kader Waterschapseigen beleid met betrekking tot de waterbodem kan onderscheiden worden in beleid met consequenties voor de benodigde baggerinspanning. Bijvoorbeeld beleid met als gevolg meer door Rijnland te onderhouden oppervlaktewateren, zoals het beleid inzake de overname van het beheer en onderhoud van stedelijk water en het beleid met betrekking tot het voor de 1 e keer op diepte brengen van de overige boezemwateren. Maar waterschapseigen beleid kan ook kaderstellend zijn voor de wijze waarop baggerwerken uitgevoerd dienen te worden, zoals het afzetbeleid en omgang met verontreinigde waterbodems. Op de volgende onderwerpen heeft Rijnland aanvullend/eigen beleid geformuleerd dan wel wordt aanvullen/eigen beleid voorgelegd ter besluitvorming: Ingreepmaat versus onderhoudsmaat Bodemgesteldheid Verdiepingsslag overige polderwateren Onderhoudsplicht Overname onderhoud primaire oppervlaktewateren 1 e keer op diepte brengen overige boezemwateren Overname onderhoud stedelijk water Pilot overige polderwateren Verontreinigde waterbodems Kwaliteitsbaggeren Onderhoudsbaggeren Afzet van baggerspecie Diepteschouw Disproportionele aanwas SBR Gedragscode Flora en Faunawet 3.1 Ingreepmaat versus onderhoudsmaat De in de legger weergegeven waterdiepte is een zogenaamde ingreepmaat. Deze maat geeft de minimaal vereiste waterdiepte aan. Indien de baggerlaag op de ingreepmaat komt, moet er ingegrepen (gebaggerd) worden. In de praktijk zal dus gebaggerd worden tot onder de ingreepmaat, om te voorkomen dat de minimale diepte wordt overschreden. De diepte tot waar gebaggerd moet worden, de zogenaamde onderhoudsmaat, wordt bepaald door bedrijfseconomische redenen en de snelheid waarmee een watergang verondiept. Als basisuitgangspunt wordt voor primaire oppervlaktewateren een onderhoudsmaat van 20 cm onder de ingreepmaat gehanteerd. Voor de overige oppervlaktewateren wordt in het geval van het voor de 1 e keer op diepte brengen door Rijnland een onderhoudsmaat van 10 cm gehanteerd. leggerprofiel ingreepmaat onderhoudsmaat Hoogheemraadschap van Rijnland 16

17 In de situatie wanneer er bij het waterbodemonderzoek ten behoeve van de uitvoering van onderhoudsbaggerwerkzaamheden een verontreinigde waterbodem wordt aangetroffen (= overschrijding van de interventiewaarde) wordt het onderhoudsprofiel gelijk gesteld aan de gehele sliblaag Bodemgesteldheid De in de Legger weergegeven afmetingen zijn theoretische afmetingen. Op basis van de bodemgesteldheid en/of stabiliteit van naast het oppervlaktewater gelegen waterkeringen kan het zo zijn dat het weergegeven leggerprofiel in de praktijk niet of alleen tegen zeer hoge kosten gerealiseerd kan worden. Met deze situaties wordt als volgt omgegaan: Primaire-oppervlaktewateren: Is het oppervlaktewater lokaal te smal om gegeven het vereiste talud de vereiste waterdiepte te realiseren dan mag het talud worden aangepast, maar niet steiler dan 1:2. Mocht er boven de ingreepmaat harde bodem zitten, dan dient deze verwijderd te worden bij voorkeur tot de onderhoudsmaat. Hierbij is het wel van belang de stabiliteit van het oppervlaktewater en eventuele kades in acht te nemen. Ingeval van twijfel dient door Rijnland beoordeeld te worden welke maatregelen er moeten worden getroffen. Eén van de maatregelen kan zijn dat wordt afgeweken van de vereiste leggerdiepte. Overige-oppervlaktewateren: Is het oppervlaktewater lokaal te smal om gegeven het vereiste talud de vereiste waterdiepte te realiseren dan mag het talud worden aangepast, maar niet steiler dan 1:2. Indien de beoogde diepte niet gerealiseerd kan worden, wordt uitgegaan van de praktische haalbare diepte bij een talud van 1:2. Als in het te baggeren profiel harde bodem aanwezig is, dan wordt de harde bodem niet verwijderd. Deze maatregel kan er dus toe leiden dat afgeweken wordt van de vereiste leggerdiepte. 3.2 Verdiepingsslag overige polderwateren Bij het bepalen van de leggerafmetingen moet naast de eisen t.a.v. de waterkwantiteit ook rekening gehouden worden met de (ecologische)waterkwaliteitseisen. Bij het bepalen van de leggerafmetingen van de overige boezemoppervlaktewateren was in de legger 2004 al rekening gehouden met de (ecologische)waterkwaliteitseisen. De leggerafmetingen van de polderoppervlaktewateren waren echter alleen nog maar gebaseerd op de waterkwantiteit (aan- en afvoer). Om ook de polderwateren aan de (ecologische)waterkwaliteitseisen te kunnen laten voldoen was aanpassing van de leggerprofielen noodzakelijk. In de praktijk betekent dit dat met name de overige polderwateren, waar de grondslag dit toelaat, moeten worden verdiept. Deze zogenaamde verdiepingslag komt volgens de Keur voor rekening van Rijnland. Als de verdiepingsslag is uitgevoerd komt de volledige verantwoordelijk voor het onderhoud weer bij de aangeland (landelijk gebied) of kadastrale eigenaar (stedelijk gebied) te liggen. Uitzondering hierop vormen die overige polderwateren die in de tussenliggende periode in het kader overname onderhoud stedelijk water door Rijnland in onderhoud zijn overgenomen. Het is, gezien de enorme lengte aan oppervlaktewateren en de verscheidenheid/onvolledigheid aan gegevens van de voormalige waterschappen ondoenlijk om per oppervlaktewater te bepalen hoeveel dieper een oppervlaktewater in de nieuwe legger t.o.v. de oude legger wordt aangelegd. Over het algemeen geldt dat als gevolg van de verdiepingsslag de overige polderwateren ca. 30% dieper moeten worden gemaakt. Hoogheemraadschap van Rijnland 17

18 3.3 Onderhoudsplicht In de Legger oppervlaktewateren is het volgende bepaald met betrekking tot het uitvoeren van het buitengewoon onderhoud (= onderhoudsbaggeren): Het onderhoud van de primaire wateren berust volgens het Reglement bij het hoogheemraadschap. De Verenigde Vergadering heeft de taak de onderhoudsplicht van de overige oppervlaktewateren, welke voornamelijk een lokaal belang hebben, toe te wijzen aan derden. De onderhoudsplicht van de overige wateren is door de VV toebedeeld hetzij aan de kadastrale eigenaren, hetzij aan de aangelanden Overname onderhoud primaire oppervlaktewateren De onderhoudsplicht van alle primaire oppervlaktewateren moet dus bij Rijnland berusten. Een aantal primaire oppervlaktewateren is op het moment van het vaststellen van de Legger oppervlaktewateren in 2009 nog bij derden in onderhoud. Dit onderhoud moet van de betreffende personen of instanties worden overgenomen. In het kader van voorgaande leggerwijzigingen (1989 en 2004) lopen nog een aantal overname trajecten. Ook als gevolg van het vaststellen van de nieuwe legger zal een aantal overname trajecten moeten worden opgestart. Enerzijds omdat de status van een aantal oppervlaktewateren gezien het waterhuishoudkundige belang zal wijzigen van overig naar primair. En anderzijds omdat er ook nog een aantal trajecten gestart moeten worden met als resultaat de overname van de onderhoudsplicht van primaire oppervlaktewateren van het polderstelsel. Bij de overname van de onderhoudsplicht van de primaire oppervlaktewateren wordt de volgende procedure gevolgd. Deze procedure is in overeenstemming met de procedure die in het kader van de voorgaande leggerwijziging werd gehanteerd: Primaire oppervlaktewateren in onderhoud bij particulieren worden zonder verrekening van kosten door Rijnland in onderhoud overgenomen. Primaire oppervlaktewateren in onderhoud bij overheden moeten door de betreffende overheden schoon worden opgeleverd. Primaire oppervlaktewateren in onderhoud van (spoor)wegbeheerders worden pas van betreffende beheerders overgenomen nadat met de beheerders goede afspraken (maatwerk) zijn gemaakt over uitvoering en wijze van onderhoud. Indien een primair oppervlaktewater de functie overig krijgt en Rijnland op basis van de voorgaande legger onderhoudsplichtig was, dan zal met de nieuwe onderhoudsplichtige (kadastrale eigenaar of aangeland) worden overlegd op welke wijze de onderhoudsplicht zal worden overgedragen. Het betreffende water zal door Rijnland schoon (geen bagger in functionele profiel, geen achterstallig onderhoud) worden opgeleverd. De baggerverplichting die de overheden dienen te volbrengen betreft het op leggerafmeting brengen zoals aangegeven was in de Leggers van de voormalige waterschappen. In de situatie dat de in de Legger van 2009 een grotere waterdiepte is vereist ten opzichte van de voorgaande Leggers dient Rijnland de kosten voor deze verdieping voor haar rekening te nemen. Als uitgangspunt voor het onderscheid tussen overheden en particulieren wordt de notitie definitie overheid & particulier volgens Rijnland uit 2007 gehanteerd Eenmalig op diepte brengen overige boezemoppervlaktewateren Op grond van keurartikel 29, lid 5 (oude keur) en artikel 31 (Keur 2006) is Rijnland verantwoordelijk voor het voor de eerste keer op diepte brengen van de overige oppervlaktewateren in de boezem. In de notitie Onderhoudsplicht, mei 2000 is keurartikel 29,lid 5 nader uitgewerkt, waarbij het de eerste keer op diepte brengen van toepassing is verklaard op overige oppervlaktewateren in de boezem waarvan Hoogheemraadschap van Rijnland 18

19 de onderhoudsplicht bij particulieren berust. Betreffende bepalingen zijn overgenomen en vastgelegd in de legger oppervlaktewateren. Met ingang van 2004 is Rijnland gestart met het baggeren van betreffende oppervlaktewateren. Nadat Rijnland het betreffende oppervlaktewater op diepte heeft gebracht of indien uit metingen is gebleken dat het betreffende oppervlaktewater reeds op diepte is vervalt de onderhoudsplicht weer aan de kadastrale eigenaar. Uitzondering hierop vormen die oppervlaktewateren die in de tussenliggende periode in het kader overname onderhoud stedelijk water door Rijnland in onderhoud zijn overgenomen (zie 3.3.3) of een primaire status hebben gekregen. De programmering van deze werkzaamheden in de overige boezemwateren wordt door Rijnland bepaald. Particulieren al dan niet in samenwerking met gemeenten kunnen, naast de mogelijkheden die de SBR biedt geen aanspraak maken op een bijdrage in de kosten wanneer zij vooruitlopend op Rijnlands programmering baggerwerkzaamheden verrichten in overige boezemwateren. Het voor de 1 e keer op diepte brengen van de overige boezemwateren wordt conform het lopende baggerprogramma gecontinueerd Overname onderhoud stedelijk water Rijnland heeft de intentie het onderhoud van alle overige stedelijke wateren over te nemen van de betreffende gemeenten en derden, veelal particulieren. In het besluit overname onderhoud stedelijk water, genomen in 2006, is verwoord dat Rijnland alle oppervlaktewateren in het stedelijk gebied, die onderdeel zijn van het waterhuishoudkundige stelsel onder de volgende voorwaarden in onderhoud over wil nemen van de huidige onderhoudsplichtigen: de nu nog onderhoudsplichtige overheden in stedelijk gebied moeten voor overname aan hun onderhoudsverplichting hebben voldaan (o.a. zorg dragen voor het op Leggerafmeting hebben van de over te nemen watergangen); voor particulieren onderhoudsplichtigen geldt dat de betreffende overige watergangen (polder en boezem) zonder nadere voorwaarden worden overgenomen en onderhouden; na overname de betreffende overheden voor 50% in de onderhoudskosten (inclusief het bestemmen van de baggerspecie) zullen blijven bijdragen voor die wateren waarvoor zij onderhoudsplichtig dan wel ontvangstplichtig waren. Rijnland staat in deze situatie voor wat betreft de kosten aan de lat voor het baggeren van de wateren in onderhoud bij particulieren en voor de kosten gemoeid met de gewenste overdiepte en verdieping voor wateren in onderhoud bij overheden. Overheden behoeven immers de watergang alleen op de vereiste Leggerdiepte te brengen. Een praktische opzet voor het kunnen realiseren van de beoogde 50/50 kostenverdeling, waarbij gewerkt kan worden met gesloten beurzen is de opzet waarbij Rijnland geheel verantwoordelijk wordt voor de uitvoering (en de daarmee samenhangende kosten) en de betreffende gemeente zorg draagt voor het bestemmen van de herbruikbare baggerspecie (en de daarmee samenhangende kosten). Het overnametraject is gestart. Inmiddels heeft Rijnland met de gemeente Haarlem en Alphen a/d Rijn overeenkomsten gesloten, hierbij is ook van particulieren het onderhoud van het water overgenomen. In verband met de beschikbare capaciteit lopen er op dit moment geen overnametrajecten. In 2011 zal een heroverweging plaatsvinden of en wanneer het overname onderhoud stedelijk water verder wordt voortgezet voor de overige gemeenten. Afwijkend van het vigerende beleid is reeds in 2006 met de gemeente Haarlemmermeer een overeenkomst gesloten over primair en overig water. Met de gemeente Zoetermeer is in 1982/1997 een overeenkomst gesloten over de overname van het onderhoud van primair water. In het verleden zijn in diverse gemeentes overige watergangen in onderhoudsplicht overgenomen, deze hebben inmiddels in de Legger de status van primaire watergang gekregen. Hoogheemraadschap van Rijnland 19

20 3.4 Pilot overige polderwateren landelijk gebied Op basis van vigerend beleid zoals het voor de 1 e keer op diepte brengen overige boezemwateren en overname onderhoud stedelijk water wordt het merendeel van de overige oppervlaktewateren door en op kosten van Rijnland op diepte gebracht. De enige categorie oppervlaktewateren die nog niet binnen een baggerprogramma van Rijnland vallen en daardoor buiten de boot dreigen te vallen zijn de overige polder oppervlaktewateren gelegen in landelijk gebied. In principe zijn hier de aangelanden verantwoordelijk voor het baggeren, maar ook Rijnland heeft in betreffende oppervlaktewateren in het kader van de door te voeren verdiepingsslag een baggerverantwoordelijkheid (geraamd wordt dat dit circa 30% van de totale hoeveelheid te verwijderen baggerspecie bedraagt). Om ook de overige oppervlaktewateren in landelijk gebied voor 2020 op diepte te kunnen krijgen is het noodzakelijk dat de baggerproblematiek in dit gebied adequaat en efficiënt wordt aangepakt. Om dit te realiseren zal Rijnland een sterke regisserende rol moeten gaan spelen. Op 5 november 2008 is aan de VV voorgesteld dat Rijnland ook eenmalig de overige polderwateren in landelijk gebied zou moeten gaan baggeren. Dit voorstel is ingetrokken en vooralsnog is besloten, met name om uitvoeringstechnische redenen, om eerst een pilot uit te voeren zodat zowel de financiële, uitvoeringstechnische en juridische consequenties van een dergelijke beleidslijn beter kunnen worden afgebakend. Uitgangspunt bij de pilot is dat naast de kosten gemoeid met de verdiepingsslag Rijnland een actieve rol in het proces neemt en op zal treden als projecttrekker. Motivering voor deze werkwijze is als volgt: Stimuleringsregeling: In het WBP3 is reeds onderkend dat onderhoudsbaggeren in de overige oppervlaktewateren een probleem is. In het WBP3 stond dan ook aangekondigd dat er een stimuleringsregeling voor deze oppervlaktewateren zou worden uitgewerkt. Door Rijnland de regie te laten voeren over het baggeren van betreffende oppervlaktewateren is geen aparte stimuleringsregeling meer nodig. Rechtsongelijkheid: Een groot deel van de overige oppervlaktewateren wordt al door Rijnland eenmalig op diepte gebracht. Door ook een actieve rol te nemen is het op diepte brengen van de overige polder oppervlaktewateren in landelijk gebied van toepassing ontstaat meer gelijkheid en eenduidigheid Pilotgebied Voor het uitvoeren van deze pilot is polder Vierambacht gekozen. Met het op diepte brengen van de overige watergangen in deze polder wordt, naast de naar aanleiding van het watergebiedsplan Vierambacht uit te voeren maatregelen o.a. aan de primaire watergangen en de beoogde baggerwerkzaamheden in deze polder binnen het projectgebied van baggercluster 3 (Midden- Rijnland), een complete set aan maatregelen doorgevoerd ter verbetering van het watersysteem. Daarnaast is de omvang en diversiteit van de overige watergangen in deze polder dusdanig zodat de pilotresultaten met enige betrouwbaarheid geëxtrapoleerd kunnen worden naar een gebiedsdekkend beeld Doel en opzet pilot Het doel van de pilot is tweeledig. Ten eerste moet de pilot voldoende informatie opleveren om de financiële, uitvoeringstechnische (toe te passen baggertechnieken) en ook juridische consequenties van het nog nader te bepalen beleid met betrekking tot het baggeren van de overige polderwateren gelegen in landelijk gebied beter te kunnen onderbouwen. Ten tweede zal de pilot antwoord moeten geven op de vraag wat een efficiënte en effectieve werkwijze is voor het op diepte brengen van alle overige polderwateren. Verschillende uitvoeringsmodellen zijn mogelijk: Hoogheemraadschap van Rijnland 20

21 Rijnland voert zowel de regie en treedt tevens op als opdrachtgever. Er vindt achteraf een verrekening met de onderhoudsplichtigen plaats voor het achterstallige deel van het onderhoud. Rijnland zal de benodigde vooronderzoeken uitvoeren inclusief het in kaart brengen van de bestemmingsmogelijkheden maar de aangelanden voeren zelf in eigen beheer de feitelijke baggerwerkzaamheden uit (met eigen materieel dan wel door opdracht te verlenen aan een loonwerker/aannemer) en Rijnland betaald hiervoor een bedrag per m 3 of per strekkende meter watergang, gelijk aan de kosten gemoeid met de verdiepingsslag. Of een combinatie van bovenstaande mogelijkheden Duidelijk is dat de formele onderhoudsplichtigen uit het pilotgebied hierin een belangrijke rol hebben. Een actieve benadering van deze belanghebbenden is dan ook een uitgangspunt voor deze pilot. De pilotresultaten zullen antwoord moet geven op de vraag welke kosten en capaciteit Rijnland zal moeten dragen bij de verschillende uitvoeringsvarianten indien deze geëxtrapoleerd worden naar het gehele beheergebied. Maar ook of de mogelijke voor en nadelen van de toe te passen baggertechnieken (baggerpomp, kraan, snijkopzuiger) maken onderdeel uit van de pilot. Tevens zal daarbij de wijze waarop de naleving van de voorwaarden uit de Flora- en Faunawet geborgd wordt onderdeel uit maken van deze uitvoeringsvarianten. Voor wat betreft de pilot zal Rijnland naast de kosten gemoeid met de verdiepingsslag de volledige kosten van de benodigde voorbereidende onderzoeken voor haar rekening nemen. Daarnaast zal in het geval er sprake is van de aanwezigheid van niet verspreidbare baggerspecie Rijnlands subsidieverordening baggerkosten Rijnland (SBR) worden aangewend ten behoeve van de onderhoudsplichtigen. De afweging of de fysieke uitvoering onder regie van Rijnland zal plaatsvinden of dat het werk deels of geheel door de belanghebbenden zelf zal worden uitgevoerd (zie uitvoeringsvarianten) zal onderdeel uitmaken van de pilot. Hierover zal met name gesproken moeten worden met de betrokken worden onderhoudsplichtigen. Voorwaarde hierbij is wel dat de aangelanden bereidt zijn de baggerspecie binnen de kaders van het Besluit bodemkwaliteit op hun percelen ontvangen. In december 2008 is door VV als uitgangspunt vastgesteld dat Rijnland alle baggerkosten, dus ook baggerkosten die normaal voor de onderhoudsplichtigen zouden zijn, door Rijnland zouden worden gedragen. Om zowel praktisch en financiële en mogelijk ook juridische redenen, is het wenselijk dit uitgangspunt in de pilot op een andere manier in te vullen. Voorgesteld wordt om in de pilot alleen als facilitator op te treden en ons alleen voor die kosten garant te stellen die Rijnland in het kader van de verdiepingsslag moet dragen. Dit betekent een wijziging van het in de vorige bestuursperiode voorgenomen beleid voor wat betreft de wijze van financiering van de voorgestelde pilot. Uitvoering, inclusief voorbereiding van de pilot is voorzien in de periode De voorbereidende werkzaamheden zullen het uitvoeren van de benodigde onderzoeken (o.a. het waterbodemonderzoek), het in beeld brengen van de afzetmogelijkheden en het actief benaderen van aangelanden betreffen. De hiervoor benodigde middelen worden geraamd op ,. Gedurende de looptijd van de pilot en het daarop volgend vaststellen van het beleidskader met betrekking tot het baggeren van de overige watergangen in landelijk gebied kunnen particulieren al dan niet in samenwerking met gemeenten, naast de mogelijkheden die de SBR biedt in principe geen aanspraak maken op een bijdrage in de kosten wanneer zij vooruitlopend op Rijnlands beleid onderhoudsbaggerwerkzaamheden verrichten in overige polderwateren. Ook is het vooruitlopend op het vast te stellen beleid niet wenselijk om de diepteschouw voor deze watergangen (met uitzondering van incidenten) in te voeren. Voorstel: voorgesteld wordt om in te stemmen met het uitvoeren van de pilot volgens bovenstaande uitgangspunten en als pilotgebied polder Vierambacht te benoemen. Daarnaast wordt voorgesteld om hiervoor een voorbereidingskrediet van incl. BTW beschikbaar te stellen. Hoogheemraadschap van Rijnland 21

22 3.5 Verontreinigde waterbodems De alom bekende term saneren van waterbodems wat in de Wet bodembescherming een zeer specifieke betekenis heeft is per 22 december 2009 komen te vervallen. Dit houdt ook in dat de beoordeling van de ernst van verontreinigingen van de waterbodem, van de urgentie van het verwijderen ervan en van het verwijderen ervan zelf, waarbij de interventiewaarden een cruciale rol speelden op een andere wijze zal gaan plaatsvinden. Interventiewaarden voor de waterbodem bestaan nog steeds maar hebben een geheel andere betekenis gekregen. Voorheen werden ze gehanteerd als signaalwaarden, waarbij een overschrijding van de interventiewaarde beschouwd werd als een ernstige verontreiniging. Nu geven ze de grens van toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten op de waterbodem aan. Binnen het nieuwe kader zal onderzoek naar verontreinigingen van de waterbodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam zich vooral richten op de mate waarin de verontreiniging een belemmering vormt voor het bereiken van de gewenste zgn. gebiedskwaliteit. Een mogelijke ingreep in de waterbodem door de beheerder is dus gericht op het zo veel mogelijk realiseren van de gewenste gebiedskwaliteit, en niet meer op het ongedaan maken van de verontreiniging. Daarnaast zullen dit geen gevalstudies meer betreffen op basis van aangetroffen verontreinigingen maar zal de toetsing of in een gebied voldaan wordt aan de gewenste gebruiksfuncties plaats vinden in een gebiedsproces, zoals de waterbeheerplannen van een waterschap. Eventueel benodigde maatregelen zullen onderdeel uit gaan moeten maken van het waterbeheerplan Verontreinigde waterbodems versus kwaliteitsbaggeren Bij het voorbereiden en opstellen van dergelijke plannen dienen (met betrekking tot de waterbodem) de volgende stappen te worden doorlopen: 1. Beschrijf de gewenste gebiedskwaliteit. 2. Bepaal of er locaties zijn waar de gewenste gebiedskwaliteit niet wordt behaald. 3. Speelt de waterbodem daarin een significante rol (dit kan met behulp van het toetsingskader worden bepaald). 4. Is een maatregel in de waterbodem een geschikte maatregel om het probleem aan te pakken, of zijn er betere maatregelen voorhanden (die bijvoorbeeld (kosten)effectiever zijn)? Om te beoordelen of de waterbodem een negatief effect heeft op het bereiken van de gewenste gebiedskwaliteit is er door Rijkswaterstaat een toetsingskader ontwikkeld. Dit heeft betrekking op de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem, als onderdeel van de totale gebiedskwaliteit. Naast het toetsingskader komt is een denklijn waterbeheer voor gebiedskwaliteit (ook wel het afwegingskader genoemd) voorzien, waarmee een ingreep in de waterbodem kan worden afgewogen tegen alternatieve ingrepen in het watersysteem. In deze denklijn krijgt de waterbodem een inhoudelijke plaats in de afwegingen van de waterbeheerder in gebiedsprocessen, waarbij de wateropgave centraal staat. Voor het bepalen van een type maatregel zal niet meer alleen naar end-ofpipe maatregelen gezocht worden maar ook naar maatregelen in het begin van de watersysteemketen. Zo kan het bijvoorbeeld mogelijk zijn dat het afkoppelen van verhard oppervlak als maatregel wordt voorgesteld in plaats van het baggeren van een watergang om kwaliteitsredenen. Maatregelen worden dus altijd gezien in relatie tot de kwaliteit van het overige deel van het watersysteem zoals de kwaliteit van het oppervlaktewater. Hiermee hebben de waterschappen zelf een stuk beleidsvrijheid gekregen om gebiedsspecifiek beleid voor de waterbodem op te stellen. Of en op welke wijze Rijnland deze instrumenten gaat inzetten is belegd voor het jaar Daarbij zal ook worden gekeken naar de huidige werkwijze met betrekking tot verontreinigde waterbodems bij onderhoudswerkzaamheden. De algemene verwachting is dat het resultaat hiervan niet zal leiden tot grootschalig benodigde baggerwerkzaamheden bovenop de in deze nota genoemde baggerinspanningen en de vanuit KRW-oogpunt reeds benoemde kwaliteitsbaggerwerkzaamheden. Hoogheemraadschap van Rijnland 22

23 3.5.2 Onderhoudsbaggeren in relatie tot sterk verontreinigde baggerspecie Bij het voorbereiden van een onderhoudsbaggerwerk kan uit het waterbodemonderzoek blijken dat er sprake is van een sterk verontreinigde waterbodem. Onder sterk verontreinigd wordt verstaan wanneer er sprake is van een of meerdere overschrijdingen van de interventiewaarde voor waterbodems. Met de inwerkingtreding van de waterwet hoeft in deze gevallen geen ontheffing op een saneringsplan te worden aangevraagd dan wel een feitelijke sanering te worden uitgevoerd. De beoogde onderhoudswerkzaamheden kunnen gecontinueerd worden mits er bij de waterbeheerder een werkplan wordt ingediend. Hierin dient te worden aangegeven op welke wijze wordt voorkomen dat gedurende de uitvoering van de baggerwerkzaamheden verspreiding van verontreinigingen optreden. De waterbeheerder kan indien gewenst maatwerkvoorschriften koppelen aan het ingediende werkplan. Totdat het beleidskader met betrekking tot verontreinigde waterbodems is vastgesteld wordt voorgesteld om de volgende werkwijze te hanteren: Bij baggerwerken die worden uitgevoerd door Rijnland wordt gestreefd naar het verwijderen van de totale sliblaag indien de baggerspeciekwaliteit 1 of meerdere parameters de interventiewaarden voor waterbodems overschrijdt. Dus ook de sliblaag gelegen onder het te realiseren onderhoudsprofiel, indien sterk verontreinigd. Indien er goede argumenten zijn om niet in één baggerslag de gehele verontreinigde laag te verwijderen dan dient de betreffende locatie na uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden opgenomen te worden in de lijst met potentiële verontreinigde locaties. Zodra de uitwerking van de Waterwet bekend is zal moeten worden bezien of bovenstaande lijn te handhaven is. Voorlopig ziet het ernaar uit dat dit het geval is. In de huidige praktijk zien we dat de hoeveelheden aanvullend te verwijderen baggerspecie gelegen buiten het onderhoudsprofiel zeer gering zijn (< 1%). Bij de raming van de baggerkosten is rekening gehouden met deze kosten. Voorstel: voorgesteld wordt om bij een overschrijding van de interventiewaarden er naar te streven om de volledige sliblaag te verwijderen. Na vaststelling van het Rijnlandse beleid met betrekking tot de omgang met verontreinigde waterbodems zal beoordeeld worden of deze werkwijze aanpassing behoeft. 3.6 Afzet van baggerspecie Het bestemmen van de bij baggerwerkzaamheden vrijkomende baggerspecie is één van de complexere onderdelen van een baggerproject. Daarbij zijn met het bestemmen een substantieel deel van de totale kosten van baggerproject gemoeid. De mogelijke bestemmingen van baggerspecie worden in hoofdzaak bepaald door wet- en regelgeving en aanvullende beleidsuitgangspunten. Het wettelijk kader is bepalend voor wat de mogelijkheden zijn voor het bestemmen. Die mogelijkheden zijn op hun beurt weer afhankelijk van de kwaliteit van de te verwijderen baggerspecie. Ook worden vanuit aanbestedingswetgeving regels gesteld hoe de markt benaderd dient te worden. Beleidsuitgangspunten vanuit het Rijk zijn neergelegd in het Kabinetsstandpunt Waterbodems en zijn vooral gericht op het zoeken naar en realiseren van meer regionale, kosteneffectieve bestemmingen. Dit is vooral ingegeven vanuit de gedachte dat hoe lager de kosten hoe meer baggerwerk er verricht kan worden. Ook de Provincies Zuid- en Noord-Holland stimuleren het hergebruik van vrijkomende baggerspecie bij voorkeur in de eigen regio. Rijnland volgt het landelijke en provinciale beleid en streeft ernaar om zoveel als mogelijk de vrijkomende baggerspecie regionaal te bestemmen. Met het begrip regionaal wordt bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de locatie van herkomst bedoeld maar minimaal binnen de gebiedsgrenzen van het beheergebied. Met het begrip bestemmen wordt verspreiden dan wel een vorm van toepassen bedoeld Hoogheemraadschap van Rijnland 23

24 waardoor de baggerspecie nuttig wordt aangewend (nuttig toepassen) al dan niet na een bewerkingsstap (ontwateren, zandscheiding, rijpen). Het storten van baggerspecie in speciaal daartoe ingerichte depots (bijvoorbeeld de Slufter op de Maasvlakte, binnen ons beheergebied bevinden zich geen stortlocaties) is geen vorm van nuttige toepassing, maar betreft eindverwerking. Storten van baggerspecie wordt door het Rijk, maar ook door Rijnland, gezien als een laatste optie voor het bestemmen van de baggerspecie. Deze afvoerwijze wordt alleen overwogen in de situatie waarbij hergebruik om kwalitatieve redenen niet mogelijk is (de baggerspecie is te sterk verontreinigd) dan wel indien op basis van een kostenafweging blijkt dat voor die betreffende partij storten de meest gewenste vorm van afvoer is. Rijnland streeft immers ook naar de laagst mogelijke kosten bij de uitvoering van de baggerwerkzaamheden. In de Wm-vergunning van stortplaatsen zijn veelal stringente acceptatievoorwaarden opgenomen. Met andere woorden is het niet toegestaan om baggerspecie die goed en relatief eenvoudig nuttig kan worden toegepast daar te accepteren. Intermezzo: Onderscheid storten en nuttig toepassen Zowel in de Europese als nationale afvalstoffenregelgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen het storten van baggerspecie en het nuttig toepassen van baggerspecie. Op het storten van niet herbruikbare, veelal ernstig verontreinigde baggerspecie in baggerspeciedepots zoals de Slufter op de Maasvlakte is de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) van toepassing met het bijbehorende vergunningentraject en uitgebreide voorschriften omtrent onder andere isolerende maatregelen en monitoring van bijvoorbeeld uitloging naar het grondwater. Op grond van het Bbk kan herbruikbare grond en baggerspecie nuttig worden toegepast, bijvoorbeeld voor de herinrichting van diepe plassen. Het toepassingsbereik van het Bbk is daarbij uitdrukkelijk beperkt tot grond en baggerspecie die licht verontreinigd is en voldoet aan alle normen om voor hergebruik in aanmerking te komen. Ernstig verontreinigde grond en baggerspecie komen niet in aanmerking voor rechtstreekse nuttige toepassing op grond van het Bbk. Voor dergelijk materiaal dient de vergunningprocedure op grond van de Wet milieubeheer en Wvo te worden doorlopen. Voorkeursvolgorde Op basis van het bovenstaande uitgangspunten geldt voor het bestemmen van baggerspecie vrijkomend bij Rijnlands baggerwerken de volgende voorkeursvolgorde: 1. Verspreiden op de kant 2. Nuttig toepassen (al dan niet na een bewerking): a) Binnen de regio van herkomst b) Binnen beheergebied Rijnland c) Elders 3. Afvoeren naar een stortlocatie Hierbij wordt expliciet opgemerkt dat dit een voorkeursvolgorde betreft. In veel gevallen is het ook zo dat verspreiden en hergebruik zo dicht mogelijk bij de plaats van herkomst de goedkoopste vormen van bestemmen zijn en dat naarmate de transportafstanden toenemen de kosten ook toenemen. Ondanks dat zal binnen ieder baggerproject een afzetstrategie dienen te worden bepaald om een goede afweging te kunnen maken tussen het streven naar regionaal hergebruik in samenhang met het streven naar de laagst mogelijke uitvoeringskosten. Op projectniveau kan het om verscheidene redenen zo zijn dat een nuttige toepassing binnen het beheergebied qua kosten goedkoper is dan regionaal bestemmen of dat regionaal bestemmen goedkoper is dan verspreiden. Dit speelt bijvoorbeeld op het moment dat binnen het beheergebied van Rijnland er de mogelijkheid is om baggerspecie toe te passen bij de herinrichting van diepe putten. Deze herinrichtingen, ingegeven vanuit de eisen van de KRW zullen grote hoeveelheden materiaal vragen. Naar verwachting zal het in sommige situaties kosteneffectiever zijn om de baggerspecie niet in de regio van herkomst toe te passen maar toe te passen in een diepe put. Op het moment dat dergelijke situaties actueel zijn ligt het voor de hand om geen onderscheid te maken tussen 2a en 2b en zal het kostenaspect bepalend zijn voor de wijze van bestemmen. Hoogheemraadschap van Rijnland 24

25 Hierbij wordt wel opgemerkt dat hergebruik en binnen het beheergebied leidend zijn bij het op projectniveau zoeken naar bestemmingsmogelijkheden. Naast het kostenaspect (dichtbij is in de meeste gevallen goedkoper dan ver weg) zullen legio van deze hergebruiksbestemmingen inrichtingswerkzaamheden betreffen die uitgevoerd worden ten behoeve van het waterbeheer (bijvoorbeeld ophogen van laaggelegen percelen, herinrichting van diepe putten, realiseren van natuurvriendelijke oevers en toepassen bij kadeverbeteringswerkzaamheden). Al deze werkzaamheden hebben een grondvraag die met baggerspecie (deels) kan worden ingevuld Verspreiden op de kant In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer er zoveel als mogelijk van de baggerspecie op de kant wordt verspreid de totale baggerkosten relatief laag zullen zijn. Voor het verspreiden van baggerspecie op de kant staat het instrument van de ontvangstplicht tot onze beschikking. Het besluit bodemkwaliteit is daarnaast kaderstellend voor wat betreft de kwaliteit van de baggerspecie die op de kant mag worden verspreid. Ontvangstplicht Artikel 5.23 van de Waterwet bepaalt dat rechthebbenden ten aanzien van gronden gelegen aan of in een oppervlaktewaterlichaam, waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van een beheerder, zijn gehouden op die gronden specie en maaisel te ontvangen, die tot regulier onderhoud van dat oppervlaktelichaam worden verwijderd. Deze plicht tot het ontvangen van verspreidbare baggerspecie geldt ongeacht de eventueel aanwezige fysieke belemmeringen. Enkel baggerspecie waarvan de kwaliteit aan bepaalde eisen voldoet mag onder deze ontvangstplicht worden verspreid. Baggerspecie met een dusdanige kwaliteit dat verspreiden niet mag zal op kosten van de onderhoudsplichtigen moeten worden afgevoerd naar een hergebruiksbestemming of stortlocatie. Deze wettelijke ontvangstplicht geeft echter geen oplossing voor een eenduidige en praktische aanpak gedurende de uitvoering van baggerwerken. In de praktijk blijkt door toegenomen verstedelijking, intensivering van landgebruik maar ook de afgenomen acceptatie van deze plicht in veel situaties het verspreiden van bagger onmogelijk dan wel een tijdrovende en daarmee een kostbare zaak. Eenduidige kaders met betrekking tot het waar wel en waar niet verspreiden van bagger op de kant en onder welke voorwaarden zijn dan ook nodig. Om hier invulling aan te geven is in maart 2008 besloten om, aan de hand van een aantal richtlijnen, op praktische wijze invulling te geven aan de manier waarop de ontvangstplicht wordt geëffectueerd. Deze richtlijnen zijn: Ontvangstplicht wordt niet geëffectueerd voor particulieren in stedelijk gebied en ook niet in het gedeelte van het landelijk gebied wat qua landgebruik overeenkomt met stedelijk gebied. Ontvangstplicht in landelijk gebied wordt alleen geëffectueerd daar waar fysiek de mogelijkheid toe is. Daar waar de ontvangstplicht wordt geëffectueerd wordt aan particulieren een vergoeding uitgekeerd. De ontvangstplicht voor overheden wordt blijvend geëffectueerd (verspreiden dan wel gemeentelijk depot dan wel afvoeren op kosten van de betreffende overheid). Met het uitkeren van een ontvangstvergoeding wil Rijnland stimuleren dat ontvangstplichtigen particulieren op vrijwillige basis meewerken aan het afsluiten van een overeenkomst waarin de voorwaarden waaronder de baggerspecie wordt verspreid zijn vastgelegd. De hoogte van de ontvangstvergoeding is gebaseerd op mogelijke gewas en perceelschade als gevolg van het ontvangen van baggerspecie. Bij het vaststellen van deze richtlijnen is ook afgesproken de werkwijze met betrekking tot het effectueren van de ontvangstplicht en het uitkeren van een ontvangstvergoeding nader uit te werken in een beleidsregel. Het vaststellen van de richtlijnen vooruitlopend op het op het op te stellen integrale beleid was noodzakelijk om de projectvoorbereidingen van baggercluster 1 (Zuidwest Rijnland) niet te frustreren. Hoogheemraadschap van Rijnland 25

26 De nadere uitwerking heeft vanwege onduidelijkheden in bestaande en nieuwe wetgeving vertraging opgelopen. Het gevolg hiervan was een dreigende scheefgroei zodra er binnen het baggercluster een vergoeding uitgekeerd gaat worden voor de ontvangst van baggerspecie en hier bij de overige werken nog geen sprake van is. De Waterwet biedt de mogelijkheid om te blijven vergoeden op basis van de richtlijnen zoals vastgesteld in Daarom is in november 2009 door D&H besloten om de richtlijn van 2008 van toepassing te verklaren op alle baggerprojecten die uitgevoerd worden in opdracht van Rijnland waarbij een koppeling is gemaakt met de looptijd van het baggerprogramma (tot 2020). De nut voor het opstellen van een beleidsregel is hiermee komen te vervallen Nuttig toepassen Onder een nuttige toepassing wordt verstaan: een toepassing, waaronder ook verspreiden van baggerspecie met als voornaamste resultaat dat de toepassing van de baggerspecie een nuttig doel dient. Welke handelingen onder de reikwijdte van een nuttige toepassing vallen is bepaald in het Besluit bodemkwaliteit. Ook indien de baggerspecie voorafgaand aan de daadwerkelijke toepassing een behandeling ondergaat (o.a. ontwateren, rijpen, scheiden) wordt, indien de uiteindelijke bestemming voldoet aan de definitie van toepassen, deze vorm van bestemmen gezien als een nuttige toepassing Binnen de regio van herkomst nuttig toepassen Het is in veel gevallen niet mogelijk (geen geschikte ruimte) of reëel (onevenredige hoeveelheden) om de baggerspecie op de kant te zetten, hoewel de kwaliteit verspreiden wel toestaat. In dit geval wordt er onderzocht of er in de nabijheid van de te baggeren watergangen bestemmingsmogelijkheden zijn te realiseren. Het inrichten van een lokaal ontwateringsdepot (bijvoorbeeld een weilanddepot of een doorgangsdepot) waarin de baggerspecie wordt ontwaterd alvorens deze ter plaatse kan worden toegepast als ophoogmateriaal of als kan worden gebruikt als aanvulgrond bij bijvoorbeeld kadeverbeteringswerken zijn goede oplossingen. Goed zowel in de zin van het nastreven van hergebruik als in de zin van kosteneffectief. De realisatie van dergelijke depots is met de inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit procedureeel sterk vereenvoudigd (in veel gevallen is er geen Wm-vergunning meer nodig). Hierdoor kunnen dit type depots relatief snel in exploitatie worden genomen. Uiteraard gelden hiervoor nog wel de regels vanuit het betreffende bestemmingsplan en de Flora- en Faunawet. Ook voor baggerspecie die op basis van kwaliteit niet verspreidbaar is kunnen op regionaal niveau nuttige toepassingen worden gerealiseerd. Ophogen van industrieterreinen, toepassing bij de aanleg van een natuurvriendelijke oever of gebruiken in aan te leggen geluidswallen zijn mogelijke vormen van nuttige toepassing in de regio Binnen het beheergebied van Rijnland toepassen Indien regionaal geen geschikte bestemmingsmogelijkheden gevonden dan wel gerealiseerd kunnen worden bestaan de volgende mogelijkheden om invulling te geven aan het beleidsuitgangspunt om hergebruik binnen het beheergebied na te streven: het wederom zelf realiseren van bestemmingsmogelijkheden maar dan op een groter schaalniveau namelijk niet regionaal maar binnen het beheergebied het rechtstreeks ter verwerking aanbieden aan een bestaande verwerkings- hergebruikslocatie voor baggerspecie aanbesteden waarbij gunning plaats vindt op basis van een EMVI Realiseren (grootschalige) toepassingsmogelijkheden binnen het beheergebied Naast de onder genoemde bestemmingsmogelijkheden maar dan binnen het gehele beheergebied is er ook de mogelijkheid om baggerspecie toe te passen in diepe watersystemen (diepe putten). Het realiseren van met vegetatie begroeide oppervlakten in en langs diepe plassen, door de Hoogheemraadschap van Rijnland 26

27 aanleg van onder meer natuurvriendelijke oevers en nieuw aan te leggen ondiepe oevertaluds, is één van de voorgenomen maatregelen in kader van de Europese Kaderrichtlijn Water. Het Diepe puttenbeleid van Rijnland geeft het streefbeeld aan voor het aanleggen van flauwe oevertaluds in diepe plassen. Daarnaast is o.a. opgenomen dat baggerverwerking in een diepe put in combinatie met herinrichting een goede optie is. Naast de benodigde studies die door Rijnland momenteel worden uitgevoerd met betrekking tot de mogelijkheden van het herinrichten van een aantal putten (Zegerplas, Zoetermeerse plas, Vlietlanden en de Braasemmermeer) is de herinrichting van de zuidelijke plas van de Vlietlanden (Meeslouwerplas) in opdracht van de Provincie Zuid-Holland op dit moment het meest actueel en vergevorderd. Intermezzo: herinrichting diepe putten en het Besluit bodemkwaliteit Voor een aantal diepe plassen in Nederland maar ook in het beheergebied van Rijnland zijn plannen om deze opnieuw in te richten om zo de natuurwaarde of recreatieve waarde van de plas en de omgeving te verbeteren. Door de vaak steile oevers van de plassen flauwer en ondieper te maken wordt een geleidelijke overgang gecreëerd naar de diepere delen waardoor de diversiteit en beleving van flora en fauna in de plas kan toenemen. Voor het herinrichten van plassen is veel grond en baggerspecie nodig. Bij het onderhoud van het watersysteem en bij gebiedsinrichtingsprojecten komt veel grond en baggerspecie beschikbaar. Het Besluit bodemkwaliteit dat in 2008 in werking is getreden biedt de mogelijkheid om de gewenste ontwikkeling van deze plassen op efficiënte wijze met baggerspecie en grond uit te voeren. Hiermee worden dus twee knelpunten in Nederland opgelost: voor de herinrichting van plassen hoeven geen primaire grondstoffen gebruikt te worden en goed herbruikbare grond en baggerspecie krijgt een nuttige bestemming. In het verleden heeft baggerspecie een negatief imago gekregen. Door de bewustwording van verontreinigingen in grond en baggerspecie in de jaren 80 en toenemende verstedelijking kon baggerspecie veelal niet meer verwerkt worden op de oevers en werden voor het verwerken of storten ervan strenge regels opgesteld. Nu er in de afgelopen jaren veel waterbodems gesaneerd zijn en de verontreiniging door puntbronnen (lozingen) grotendeels is gestopt, is de nu vrijkomende baggerspecie veelal binnen de vastgestelde milieuhygiënische randvoorwaarden goed herbruikbaar. Door verdergaande verstedelijking ontbreekt het aan voldoende ruimte op de oevers van de watergangen om de vrijgekomen baggerspecie te verwerken, zoals dit in het verleden gebruikelijk was. De combinatie met de realisatie van (nieuwe) natuur en herinrichting van plassen kan grote voordelen bieden. Met deze gedachte is het Besluit bodemkwaliteit (voortaan Bbk) opgesteld en begin 2008 ingevoerd. Het Bbk beoogt een bewuster en duurzaam gebruik van de bodem te bevorderen. Het stimuleert -daar waar mogelijk en binnen strikt milieuhygiënische randvoorwaarden- het hergebruik van bouwstoffen, grond en baggerspecie in plaats van het gebruik van primaire bouw- en grondstoffen. De milieuhygiënische randvoorwaarden zijn bepaald door naar de risico s voor de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater te kijken. Uitgangspunt is dat toepassingen op grond van het Bbk niet mogen leiden tot onaanvaardbare milieuhygiënischerisico s en dat het, in het geval van herinrichting van diepe plassen, moet gaan om een nuttige en functionele toepassing van grond en baggerspecie. Het Bbk geeft meer ruimte en verantwoordelijkheid aan het bevoegd gezag om eigen bodembeleid te voeren door het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid. Begin 2009 heeft een aantal initiatieven tot herinrichting van plassen geleid tot onrust en vragen bij bewoners en decentrale overheden. Naar aanleiding hiervan is een commissie (de Commissie Verheijen) ingesteld met als taak om zoveel mogelijk overeenstemming te bereiken over de wetenschappelijke onderbouwing van het beleid voor het herinrichten van diepe plassen. De Commissie Verheijen heeft geadviseerd om voor specifieke situaties het Bbk aan te vullen en het proces rondom het herinrichten van diepe putten te verduidelijken. Dit is uitgewerkt in een handreiking voor het herinrichten van diepe putten. Deze handreiking geeft antwoord op de vraag: Hoe gaan we in Nederland zorgvuldig om met grond en baggerspecie bij het herinrichten van plassen? En is gericht op het toepassen van grond en baggerspecie in plassen op basis van het Besluit bodemkwaliteit. De handreiking wordt verankerd door een ministeriële circulaire die in 2010 zal verschijnen. De handreiking dient als leidraad voor het zorgvuldig doorlopen van het proces voor het herinrichten van een diepe plas en kan vanuit die invalshoek door alle betrokkenen worden gebruikt. Het proces is op hoofdlijnen weergegeven en waar mogelijk zijn generiek toepasbare regels opgenomen. Hoogheemraadschap van Rijnland 27

28 Bestaande bestemmingsmogelijkheden binnen het beheergebied Het 1 op 1 aanbieden van baggerspecie bij bestaande verwerkingslocaties is veelal vanuit de aanbestedingsregels niet toegestaan. Slechts bij kleine partijen is rechtstreeks aanbieden geoorloofd omdat in die situatie onder de aanbestedingsgrens gebleven wordt. Uitzondering hierop is de verwerkingslocatie MeerGrond. Rechtstreeks aanbieden van partijen, klein of groot is hier wel mogelijk omdat Rijnland mede-eigenaar-exploitant is van deze verwerkingslocatie en de werking van het bedrijf als zodanig is aanbesteed. Daarbij is er de mogelijkheid per jaar m 3 baggerspecie te leveren aan MeerGrond, bij voorkeur de partijen die niet zonder bewerking direct toepasbaar zijn. Naast deze mogelijkheid dient bij baggerprojecten altijd een analyse te worden verricht naar de te verwachten kosten per hergebruikslocatie (bestaand of eventueel zelf te realiseren) gelegen in het beheergebied alvorens een bestemming wordt uitgewerkt en aan de aannemer wordt opgedragen Aanbesteden De situatie kan zich voordoen dat er bij de projectvoorbereiding geen geschikte bestaande dan wel binnen het project realiseerbare toepassingsmogelijkheid wordt gevonden binnen het eigen beheergebied of waarbij het de voorkeur heeft de markt zijn gang te laten gaan ook voor het aanbieden van de afzet. Dan geldt evenzeer onze voorkeursvolgorde van hergebruik boven storten en hergebruik binnen ons beheergebied boven hergebruik buiten ons gebied. De voorkeursvolgorde is ingebed in de gunningscriteria. De huidige werkwijze bij een dergelijke aanbesteding is dat er gegund wordt op basis van de economisch meest voordelige aanbieding (EMVI). De volgende twee aspecten / criteria worden meegenomen en vormen de basis voor de beoordeling van de inschrijving: - Kosten (te behalen punten 80) - Afstand tot plaats van verwerking en locatie eindbestemming (te behalen punten 20) Om aan dit tweede aspect invulling te geven kunnen punten worden verkregen als de eindbestemming van het gebaggerde materiaal binnen het beheersgebied van Rijnland ligt. Met eindbestemming wordt bedoeld de locatie waar het materiaal wordt toegepast, eventueel na be- of verwerking. De extra punten kunnen uitsluitend worden verkregen als de eindbestemming binnen het beheersgebied van Rijnland ligt, of als de erkende verwerker verklaart dat de eindbestemming van het bewerkte materiaal binnen het beheersgebied zal liggen. Als de eindbestemming binnen het beheersgebied ligt kunnen de volgende punten worden verkregen: Verwerking buiten het beheersgebied betekent maximaal 10 punten, alleen bij verwerking (indien nodig) en bestemming binnen het beheersgebied kan maximaal 20 punten worden verkregen. De bij inschrijving aangemelde locatie van verwerking is bindend. De afstand wordt in directe afstand vanaf centrum werk bepaald, ten opzichte van een theoretische afstand van 40 km tot grens beheergebied Afvoeren naar een stortlocatie Er is geen eenduidige kwaliteitsgrens te trekken voor baggerspecie die als niet herbruikbaar is te bestempelen. Anders geformuleerd: baggerspecie is eigenlijk ongeacht de kwaliteit altijd herbruikbaar. De vraag die beantwoord moet worden is tegen welke kosten accepteren we hergebruik boven storten en is er een verwerker operationeel die die betreffende kwaliteit kan bewerken tot een nuttig toepasbaar product. Wel is vanuit de landelijke wet- en regelgeving in de acceptatievoorwaarden van stortplaatsen opgenomen dat het niet is toegestaan schone tot licht verontreinigde baggerspecie te accepteren. Binnen ons beheergebied is er momenteel 1 hergebruikslocatie die ook bepaalde partijen baggerspecie met een kwaliteit van boven de interventiewaarde kan verwerken tot een herbruikbaar product, te weten Meergrond. Voor deze specifieke gevallen wordt opgemerkt dat 10% meerkosten (transport en bestemmen) acceptabel worden geacht mits daardoor hergebruik wordt gerealiseerd ten opzichte van het alternatief storten buiten het beheergebied. Hoogheemraadschap van Rijnland 28

29 De ontwikkeling van de afgelopen jaren is overigens dat steeds minder baggerspecie wordt aangetroffen met een kwaliteit boven de interventiewaarde. Deels is dit te verklaren door een steeds beter wordende kwaliteit van de waterbodem maar ook door het tussentijds verhogen van enkele van deze waarden. Voor baggerspecie die wel gestort mag worden maar niet dusdanig verontreinigd is dat interventiewaarden worden overschreden, geldt dat er meerdere hergebruikslocaties zijn in ons gebied die deze partijen mogen accepteren. Hiervoor geldt weer hetzelfde uitgangspunt zoals geschetst onder Intermezzo: casus baggerproject en wijze van bestemmen vrijkomende baggerspecie Uitgangssituatie Als project is een gebied gedefinieerd waarbinnen zowel primaire watergangen van het boezemstelsel als het polderstelsel gebaggerd worden. De wateren zijn in landelijk en stedelijk gebied gelegen en de projectomvang is circa m 3 waarvan 60% op basis van kwaliteit verspreidbaar is. Voor de niet verspreidbare baggerspecie geldt dat het overgrote deel potentieel herbruikbaar is binnen een nuttige toepassing. En dat 5% niet rechtstreeks nuttig toepasbaar is, omdat hierbij sprake is van een overschrijding van interventiewaarden voor waterbodems. Verspreidbare specie Volgens de beslisboom waarin de voorkeursvolgorde is opgenomen voor de bestemming van baggerspecie wordt allereerst beoordeeld of er ook daadwerkelijk voldoende geschikte ruimte is om de verspreidbare baggerspecie op de aangrenzende percelen te verspreiden. In stedelijk gebied is dit vaak niet mogelijk in tegenstelling tot in het landelijke gebied. Uiteindelijk wordt 50% van de verspreidbare bagger onder het uitkeren van een ontvangstvergoeding in het geval van particulieren ontvangstplichtigen op de kant gezet. Voor de overige 50% wordt gezocht naar regionale alternatieven zoals weilanddepots, veelal met als einddoel het ophogen van laaggelegen landbouwpercelen. Verspreidbare baggerspecie vanuit het stedelijk gebied kan ontwaterd worden in zogenaamde doorgangsdepots. Na ontwatering kan de baggerspecie toegepast worden in diverse toepassingen. Bijvoorbeeld bij de ophoging van bouwterreinen. Indien deze zoektocht niet leidt tot voldoende of geschikte locaties dan wel bestemmingen wordt beoordeeld of deze resterende hoeveelheid elders in ons beheergebied een bestemming kan vinden. Potentieel herbruikbare baggerspecie Ook voor deze stroom geldt dat in eerste instantie binnen het projectgebied gekeken wordt of er al dan niet na ontwatering een nuttige bestemming voor dit materiaal gerealiseerd kan worden. Weilanddepots zijn in dit geval niet aan de orde en dit materiaal na ontwatering gebruiken voor het ophogen van landbouwpercelen is veelal gezien de kwaliteit niet mogelijk. Toepassingsmogelijkheden zijn er bijvoorbeeld mogelijk wel in grootschalige toepassingen zoals de aanleg van geluidswallen, bij de aanleg van industrieterreinen en bij de herinrichting van diepe putten. Bij dergelijke toepassingen, indien reeds beschikbaar dan wel binnen het project realiseerbaar, is er snel sprake van hergebruik binnen het beheergebied in plaats van binnen de regio. Afvoer onderdeel van bestek In het geval er (voor een deel van de baggerspecie) geen geschikte bestaande dan wel binnen het project realiseerbare toepassingsmogelijkheid wordt gevonden binnen het eigen beheergebied of waarbij het de voorkeur heeft de markt zijn gang te laten gaan ook voor het aanbieden van de afzet geldt evenzeer de voorkeursvolgorde. Deze voorkeursvolgorde is ingebed in de gunningscriteria. Marktpartijen kunnen door in te schrijven met een hergebruiksoplossing binnen het gebied extra punten verdienen. Hierdoor is het mogelijk dat de goedkoopste inschrijver het werk niet gegund krijgt. De ervaringen die tot op heden met dergelijke bestekken zijn opgedaan laten zien dat of nog steeds de inschrijver met de laagste prijs het werk gegund krijgt en dat daarbij sprake is van hergebruik binnen de regio of dat tegen geringe meerkosten (<10%) een regionale bestemming wordt verkregen tegen het alternatief afvoeren naar buiten het beheergebied Innovatie Ook op het gebied van innovaties staat Rijnland niet stil. Vanuit rijkswege is al geconcludeerd dat het stimuleren van geavanceerde verwerkingstechnieken niet tot het beoogde resultaat hebben geleid en dat de innovaties vooral gezocht moeten worden in de eenvoudige bestemmingen waarbij bagger rechtstreeks als bodem of bouwstof kan worden toegepast. Ons primaire belang daarbij is dat de afzet Hoogheemraadschap van Rijnland 29

30 van baggerspecie op een goedkope en verantwoorde wijze plaatsvindt. Op dit moment wordt de innovatie gezocht in de wijze van contractvorming. Voor baggercluster Midden-Rijnland wordt een voor Rijnland nieuwe contractvorm toegepast in de vorm van Design & Construct. Dit houdt in dat de overgang van opdrachtgever naar opdrachtnemer in een eerder stadium zal plaatsvinden. De opdrachtnemer zal het ontwerp uitwerken. De ontwerpvrijheden van de opdrachtnemer worden niet gezocht in het ontwerpen van optimale profielen, hiervoor zullen de Leggerafmetingen worden aangehouden. De ontwerpvrijheden worden voornamelijk gezocht in het bestemmen van de vrijkomende baggerspecie. Bij deze vorm van aanbesteden wil Rijnland optimaal gebruik maken van de kennis en kunde van marktpartijen om efficiënte en effectieve oplossingen voor het bestemmen van bagger te realiseren. Hoe meer randvoorwaarden er meegegeven worden hoe minder vrijheden er bestaan voor partijen om invulling te geven aan het vinden en realiseren van oplossingen. Het afzetbeleid van Rijnland is één van de kaders waarbinnen partijen moeten opereren maar moet niet te beperkend zijn als het gaat om het uit de markt krijgen van de beoogde oplossingen. Uitgangspunt in de aanbestedingsprocedure is dan ook dat aan Rijnlands beleidsdoelstelling wordt voldaan en er voldoende ruimte is voor marktpartijen om met creatieve oplossingen te komen. De wijze waarop Rijnland zich beweegt binnen onderzoeksprojecten van derden waarin gezocht wordt naar innovatieve bestemmingsmogelijkheden voor baggerspecie is als volgt: waar mogelijk participeren we in projecten die pragmatisch van aard zijn en naar verwachting qua uitvoeringskosten vergelijkbaar zullen zijn met de huidige bestemmingsmogelijkheden. Dat dergelijke bestemmingen hergebruikbestemmingen moeten zijn en dat er de mogelijkheid moet zijn dit in ons eigen beheergebied te kunnen realiseren is hierbij een voorwaarde Onderzoeksvoorstel Op projectniveau wordt de afgelopen jaren invulling gegeven aan bovenstaande voorkeursvolgorde. Afhankelijk van de omvang, ligging, baggerspeciekwaliteit en tijdsdruk van een baggerproject wordt een vertaling van beleid naar uitvoering gemaakt. Dit kan betekenen dat er op projectniveau wordt gekozen om de baggerwerkzaamheden inclusief de afzet van de baggerspecie aan te besteden, waarbij de aannemer feitelijk verantwoordelijk wordt (binnen de voorwaarden van het wettelijke kader en de voorwaarden die wij aanvullend meegeven in het bestek) voor het bestemmen van de baggerspecie. Ook kan de keuze worden gemaakt om de afzet van de baggerspecie volledig zelf te regelen en de aannemer voor te schrijven waar hij de baggerspecie moet laten. Binnen deze twee uitersten zijn diverse uitvoeringsvarianten te onderscheiden. Ook de markt heeft zich de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Deels door het toegenomen baggertempo op landelijke schaal waardoor er meer bestemmingslocaties zijn gerealiseerd en nog steeds worden gerealiseerd waar baggerspecie nuttig kan worden toegepast. Deels ook door het nieuwe wettelijke kader (Besluit bodemkwaliteit) wat meer ruimte heeft gecreëerd voor het regionaal en/of grootschalig toepassen van baggerspecie. Het toepassen van baggerspecie bij de herinrichting van voormalige zandwinputten is daarvan een concreet voorbeeld. Ook binnen het beheergebied van Rijnland wordt door marktpartijen gewerkt aan het beschikbaar krijgen van dergelijke grootschalige bestemmingsmogelijkheden waar baggerspecie rechtstreeks kan worden toegepast (Meeslouwerplas en Munnickenpolder). Gezien de recente en nog te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot het bestemmen van baggerspecie wordt voorgesteld wordt om de voorkeursvolgorde te handhaven en om in de jaren een evaluatie uit te voeren van het door Rijnland gehanteerde afzetbeleid in samenhang met de kosten en de wijze van uitwerking van dit beleid op projectniveau. Afhankelijk van de onderzoeksresultaten in combinatie met de te verwachten ontwikkelingen in de markt kan besloten worden het vigerende afzetbeleid te actualiseren. Hoogheemraadschap van Rijnland 30

31 Voorstel: voorgesteld wordt om het vigerende afzetbeleid te continueren met daaraan gekoppeld het uitvoeren, in de periode , van een evaluatie waarbij het door Rijnland gehanteerde afzetbeleid in samenhang met de kosten en de wijze van uitwerking van dit beleid wordt beoordeeld. 3.7 Diepteschouw De diepteschouw betreft een veelal gebiedsgewijze periodieke controle van de overige watergangen. Hierbij wordt gecontroleerd of de watergangen aan de in de Legger beschreven maatvoering voldoen. Het waterschap kan door middel van bestuursrechtelijke dwangmiddelen afdwingen dat de aangelanden/kadastrale eigenaren aan hun verplichtingen voldoen. Gezien de eerder geschetste uitgangspunten in relatie tot de wijze waarop de onderhoudsplicht voor overige watergangen wordt ingericht is het opnemen in een schouwprogrammering relevant voor de volgende oppervlaktewateren: Wateren waarover een structurele diepteschouw geldt De diepteschouw kan worden uitgevoerd voor die wateren die al door Rijnland voor de eerste keer op diepte zijn gebracht (of waarvan bepaald is dat ze al op diepte zijn op enig moment gedurende de looptijd van het baggerprogramma) en waarvan Rijnland niet het onderhoud overneemt, te weten: Overige watergangen (boezem) gelegen in landelijk gebied die door Rijnland op diepte zijn gebracht Overige watergangen (boezem en polder) gelegen in landelijk gebied, die bemeten zijn door Rijnland en nu al op diepte zijn Overige watergangen (boezem) in stedelijk gebied die door Rijnland op diepte zijn gebracht dan wel op diepte zijn en waarmee met de betreffende gemeente nog geen overeenkomst tot overname is gesloten en dit naar verwachting ook niet op korte termijn zal gebeuren. Overige watergangen (boezem) gelegen in stedelijk gebied die volledig in onderhoud zijn bij overheden en waarvoor geldt dat met de betreffende gemeenten nog geen overeenkomst tot overname is gesloten en dit naar verwachting ook niet op korte termijn zal gebeuren. Overige watergangen (boezem) gelegen in landelijk gebied die volledig in onderhoud zijn bij overheden. Middels een diepteschouw zal periodiek moeten worden gecontroleerd of aan de leggerafmetingen wordt voldaan. Deze diepteschouw zal vanaf 2010 moeten worden opgestart omdat volgens de vigerende baggerprogrammering al diverse overige watergangen op diepte zijn gebracht dan wel op diepte zijn gebleken tijdens het uitgevoerde veldwerk. Wateren waarvoor vooralsnog geen structurele maar een incidentele diepteschouw geldt Voor de watergangen die Rijnland op (korte) termijn over wenst te nemen dan wel nog door Rijnland eenmalig worden gebaggerd wordt op basis van incidenten geschouwd. Hieronder wordt verstaan, het optreden bij waterhuishoudkundige knelpunten in de aan- en afvoer of bij acute waterkwaliteitsproblemen als gevolg van een te geringe waterdiepte. Dit betreft de volgende watergangen: Primaire oppervlaktewateren (polder en boezem) nu nog in onderhoud bij overheden Overige oppervlaktewateren (polder en boezem) gelegen in stedelijk gebied in onderhoud bij particulieren Overige oppervlaktewateren (boezem) gelegen in landelijk gebied in onderhoud bij particulieren Overige oppervlaktewateren (polder) gelegen in landelijk gebied en in onderhoud bij particulieren. Voor deze laatste categorie geldt dat de resultaten van de pilot baggeren overige polderwateren landelijk gebied in belangrijke mate bepalend zullen zijn of en op welke wijze het instrument van de Hoogheemraadschap van Rijnland 31

32 diepteschouw zal worden ingezet om zorg te dragen dat alle resterende overige polderwateren binnen de doelstelling vanuit het WBP 4 op de gewenste diepte zijn. Jaarlijks wordt volgens een zogenaamde risicoanalyse en prioritering bepaald welke onderwerpen onderdeel uit gaan maken van het handhavingsprogramma voor het daarop volgende jaar. De diepteschouw zal onder de noemer schouw per 2010 onderdeel uit gaan maken van deze werkwijze. Voor het jaar 2010 is het voorbereiden en uitvoeren van een pilot diepteschouw opgenomen. De resultaten van deze pilot worden gebruikt in een plan van aanpak diepteschouw voor de komende jaren. Voorstel: voorgesteld wordt de diepteschouw per 2010 in te bedden in de bestaande risicoanalyse en prioriteringssystematiek en te starten met de uitvoering in 2010 van een pilot diepteschouw. 3.8 Disproportionele aanwas In ons beheergebied kunnen onderhoudsplichtigen geconfronteerd worden met een disproportionele baggeraanwas. Onder disproportionele aanwas wordt verstaan de aangroei van baggerspecie die voor een deel niet toe te schrijven is aan de voor die specifieke (delen van een) watergang te verwachten baggeraanwas. Voorwaarde hierbij is wel dat de extra aanwas niet het gevolg van het handelen van de onderhoudsplichtige is. Met andere woorden een deel van de aanwas komt aanwijsbaar van elders uit het watersysteem, veelal als gevolg van golf dan wel stroombewegingen waarna bezinking optreedt in de luwe gebieden of doodlopende gebieden. Bekende voorbeelden hiervan zijn de kopsloten te Aalsmeer waar een versnelde aanwas waarneembaar is in de kopeinden en delen van de Voorwetering te Nieuwkoop. Voorkomende gevallen worden door Rijnland per geval beoordeeld. Indien sprake is van disproportionele aanwas zal Rijnland zorg dragen dat de kosten gemoeid met het verwijderen van het disproportionele deel van de aanwas niet door de betreffende onderhoudsplichtigen behoeven te worden gedragen. Voorstel: voorgesteld wordt om, wanneer er op basis van een beoordeling door Rijnland is vastgesteld dat er sprake is van disproportionele baggeraanwas, zorg te dragen dat de kostten gemoeid met het verwijderen van het disproportionele deel van de aanwas niet door de betreffende onderhoudsplichtigen behoeven te worden gedragen. 3.9 SBR (Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland) Ten opzichte van het verwijderen van relatief schone bagger brengt het verwijderen van vervuilde bagger vaak extra kosten met zich mee. Deze bagger mag immers niet op de kant worden verspreid en dient te worden afgevoerd naar een hergebruikslocatie dan wel te worden gestort. Deze extra kosten zijn voor burgers, gemeenten en andere instanties vaak een drempel om vervuilde bagger te verwijderen. Om deze drempel te verlagen is in 1999 de SBR in het leven geroepen. Van de oude regeling is slechts in beperkte mate gebruik gemaakt. Om onderhoudsplichtigen verdergaand te stimuleren om baggerwerkzaamheden waar sprake is van vervuilde (=niet verspreidbare) bagger in uitvoering te nemen is de regeling in 2007 geactualiseerd. De regeling staat nu open voor particulieren en gemeenten die onderhoudsbaggerwerkzaamheden (laten) uitvoeren in overige watergangen. Bij het vaststellen van de geactualiseerde SBR in 2007 is eveneens bepaald dat deze na een jaar diende te worden geëvalueerd om na te gaan of bijstelling (op onderdelen) nodig is met als achterliggend doel het gebruik van de regeling verdergaand te stimuleren. Deze evaluatie is in 2009 uitgevoerd en heeft Hoogheemraadschap van Rijnland 32

33 geleid tot een actualisatie van de subsidieregeling. De geactualiseerde subsidieregeling zal in 2010 door D&H vrij gegeven worden voor inspraak en na het doorlopen van de inspraakprocedure ter vaststelling aan de VV worden voorgelegd. De volgende punten hebben geleid tot aanpassingen in de regeling: Hoe om te gaan met aanvragers waarvoor geldt dat zij mogelijk zelf verantwoordelijk zijn voor de opgetreden verontreiniging. De SBR uit 2007 sluit het verkrijgen van subsidies in dergelijke situaties niet uit. Aanpassing: In het geval van een zorgplichtgeval (ernstige verontreiniging ontstaan na 1 januari 1987 waarvan de veroorzaker bekend is) kan geen gebruik worden gemaakt van de SBR. Grote aanvragen zouden het jaarlijks beschikbare budget volledig kunnen souperen. Hierdoor zijn er onvoldoende middelen voor de aanvragen van andere partijen. Aanpassing: Geen, want er is feitelijk nog geen sprake van uitputting geweest. De verordening gaat nog uit van de oude klasse-indeling (klasse 0-4). Sinds de volledige inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit in juni 2008 is er sprake van een nieuwe indeling die bepalend is voor de beantwoording van de vraag of baggerspecie verspreidbaar is of niet verspreidbaar. Aanpassing: de SBR is geactualiseerd op dit punt en is conform de huidige wettelijke indeling voor het wel of niet mogen verspreiden van baggerspecie op aangrenzende percelen. Uitgangspunt is gebleven dat alleen niet verspreidbare baggerspecie in aanmerking komt voor subsidie. Meerkosten komen in aanmerking voor subsidie. Deze meerkosten zijn echter niet begrensd. Ondanks de wens voor een toegankelijke regeling zet dit niet aan tot kostenefficiënt werken. Aanpassing: om zorg te dragen dat gesubsidieerde werken voor marktconforme prijzen worden uitgevoerd is ervoor gekozen om de aanvrager een percentage van de meerkosten (transport en bestemmen) uit te keren. In de programmabegroting is het subsidieplafond voor 2010 bepaald op ,- In 2010 zal een geactualiseerde versie van de SBR van kracht worden na het doorlopen van de daarvoor benodigde procedure Werkprotocollen gedragscode Flora en Faunawet De Flora- en Faunawet ziet toe op de duurzame instandhouding van planten en diersoorten in Nederland. De wet kent een aantal verbodsbepalingen, maar ook voorwaarden waaronder bepaalde handelingen mogen plaatsvinden. Bepaalde activiteiten zijn vrijgesteld mits gewerkt wordt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Voor de waterschappen is deze gedragscode op 10 juli 2006 goedgekeurd. Rijnland heeft zich door het collegebesluit van 7 november 2006 verbonden om de gedragscode na te leven. Baggeren heeft op de langere termijn een positief effect op de waterkwaliteit en ecologie van een watersysteem. De fysisch-chemische waterkwaliteit (zuurstofhuishouding en nutriëntenhuishouding) verbetert en veel planten- en diersoorten doen het beter in een watergang waarin geen of slechts een dunne baggerlaag aanwezig is. Tijdens en direct na het baggerwerk treden echter negatieve effecten op voor flora en fauna. Met het verwijderen van bagger uit de watergang worden planten en dieren uit de watergang geschept of gezogen waardoor er kans op beschadiging en sterfte is. Ook kan baggeren tot een plaatselijke verhoging leiden van het gehalte aan zwevend stof in de waterkolom. Bij afbraak hiervan wordt veel zuurstof verbruikt waardoor macrofauna en vissen kunnen sterven. Na het baggeren is het ecosysteem in de watergang sterk verstoord en heeft één tot enkele jaren nodig om zich weer te herstellen. Het op diepte houden van watergangen is dus van groot belang voor de waterkwaliteit en het ecosysteem, maar het baggeren zelf leidt tot een tijdelijke verstoring van de aquatische levensgemeenschap. Bij voorkeur is de baggerfrequentie dan ook laag (maximaal eens per 3 à 4 jaar), zodat de levensgemeenschap in de sloot de tijd krijgt om te herstellen van de ingreep. Hoogheemraadschap van Rijnland 33

34 Baggeren wordt veelal uitgevoerd om de watergang aan de maatvoering te laten voldoen die is vastgelegd in de Legger. Watergangen worden daardoor in een terugkerende cyclus gebaggerd. Afhankelijk van het watertype is de duur van deze cyclus korter of langer. Baggerwerk valt daarmee onder bestendig beheer en onderhoud. Ook achterstallig baggerwerk waarbij een grotere hoeveelheid bagger wordt verwijderd, maar het breedteprofiel gehandhaafd blijft, wordt door Rijnland beschouwd als bestendig beheer en onderhoud. Beschermde soorten bevinden zich vooral in de waterkolom, de oevers en in de bovenste laag van de bagger. Het wegbaggeren van de bovenste laag heeft het meeste effect op de soorten in de watergang. De directe, korte termijn effecten van achterstallig baggerwerk op de beschermde soorten zijn naar verwachting gelijk aan de effecten van regulier baggerwerk. Hoe er bij het uitvoeren van baggerwerkzaamheden dient te worden gewerkt zodat de invulling wordt gegeven aan de Flora- en Faunawet en de daaraan gekoppelde gedragscode is nader uitgewerkt in de door Rijnland opgestelde rapportage Flora- en Faunawet, werkprotocollen voor de afdeling bouwzaken. Momenteel wordt gewerkt aan de implementatie van deze werkprotocollen. Voorstel: voorgesteld wordt om het uitgangspunt te hanteren dat alle baggerwerkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in de gedragscode opgenomen voorwaarden en de daaruit gedestilleerde werkprotocollen. Het aanvragen van een ontheffing wordt alleen ingezet wanneer niet voldaan kan worden aan de voorwaarden zoals opgenomen in de gedragscode en de daaruit afgeleide werkprotocollen. Hoogheemraadschap van Rijnland 34

35 UITVOERINGSDEEL Hoogheemraadschap van Rijnland 35

36 Hoogheemraadschap van Rijnland 36

37 4. Baggeropgave: kwantiteit en kwaliteit Om de oorspronkelijk gestelde doelstelling vanuit het WBP3 en nu ook WBP4 te realiseren is vanaf eind 2004, met als aftrap het grootschalige baggerwerk te Haarlem, gestart met de uitvoering van de boezemprogrammering. In de baggernota 2004 is op basis van de destijds berekende baggerhoeveelheden en aannames aangaande de kwaliteit een programma inclusief de benodigde financiering vastgesteld. Tot medio 2009 heeft dat voor wat betreft de opgave in de boezem geresulteerd in het gereed komen van circa 25% procent van de opgave. Nog eens 45% van deze opgave is hetzij aanbesteed, hetzij in voorbereiding. Ook in de primaire watergangen van het polderstelsel is na de fusie doorlopend gebaggerd. Dit conform de daartoe vanuit het verleden gehanteerde polderprogramma s. De huidige doelstelling daarbij is om jaarlijks circa 100 km aan primair polderwater te peilen en indien verondiept in het daarop volgende jaar te baggeren. Daarnaast wordt binnen de regionale clusters gemiddeld 50 km aan primair polderwater per jaar gebaggerd. Waar mogelijk en/of wenselijk worden werkzaamheden (polderprogramma versus boezemprogramma) gecombineerd uitgevoerd. 4.1 Kwantiteit 4.2 Areaal aan oppervlaktewater Voor het verkrijgen van een goed beeld met betrekking tot Rijnlands baggeropgave is in onderstaande tabel de totale lengte aan oppervlaktewater per te onderscheiden categorie weergegeven. Tabel 4.1: overzicht oppervlaktewateren in Rijnland Boezem Polder Primaire oppervlaktewateren: stedelijk gebied 187 km 460 km Primaire oppervlaktewateren: landelijk gebied 437 km 1073 km Overige oppervlaktewateren: Stedelijk gebied 340 km 2470 km Overige oppervlaktewateren: Landelijk gebied 795 km 5760 km TOTAAL 1760 km 9765 km Naast het overgrote deel van de primaire oppervlaktewateren waarvoor Rijnland onderhoudsplichtig is voor het baggeronderhoud is een substantieel deel van de benodigde baggerinspanning in de overige oppervlaktewateren ook toe te rekenen aan het waterschap. Dit betreft: 1. Het 1e keer op diepte brengen van de overige boezemwateren in onderhoud bij particulieren. 2. De gewenste onderhoudsdiepte (circa 20 cm) bij het baggeren van de nog van overheden over te nemen overige watergangen in stedelijk gebied (boezem en polder) 3. Verdiepen overige polderwateren als gevolg van Legger 2009 (landelijk en stedelijk) 4. Overname onderhoud stedelijk water (aanwezige achterstanden overige polderwateren in onderhoud bij particulieren) Voor alle nog te verrichten onderhoudsbaggerwerkzaamheden zijn hetzij op basis van kwantiteitsmetingen, hetzij op basis van aannames met betrekking tot de slibdikte inclusief aanwas de te baggeren hoeveelheden berekend. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen boezem en polder, primaire en overige watergangen en landelijk en stedelijk water. Deze drie categorieën zijn gekozen omdat binnen iedere categorie duidelijke verschillen waarneembaar zijn voor wat betreft de jaarlijks gemiddelde aanwas, de baggerkwaliteit en de baggerkosten Primaire oppervlaktewateren De grootste opgave bevindt zich in de primaire oppervlaktewateren. Omdat de onderhoudsplicht voor het baggeronderhoud van deze primaire oppervlaktewateren bijna volledig bij het waterschap rust, ligt in deze wateren het merendeel van Rijnlands baggeropgave. Van de totale berekende opgave van 8,4 Hoogheemraadschap van Rijnland 37

38 miljoen m 3 valt circa 1 miljoen m 3 onder de opgave van andere overheden (hoofdzakelijk Provincie als vaarwegbeheerder en gemeenten). Tabel 4.2: berekende totale baggeropgave primaire oppervlaktewateren Type water Stedelijk/land elijk Boezem 1 (miljoen m 3 ) Polder 2 (miljoen m 3 ) Primair Stedelijk Landelijk Totalen : De baggeropgave in de boezem is bepaald aan de hand van de resultaten van het meetprogramma minus de tot en met 2009 gebaggerde hoeveelheden en inclusief de geraamde aanwas over de periode (± 1 miljoen m 3 ). 2: De baggeropgave in de polder is bepaald aan de hand van gemiddelde aanwascijfers per jaar en te baggeren oppervlakten en met als uitgangspunt dat er gemiddeld 10 cm dieper gebaggerd moet worden als gevolg van de legger Overige oppervlaktewateren Ook in de overige oppervlaktewateren ligt voor Rijnland een aanzienlijke opgave. De in onderstaande tabel opgenomen berekende hoeveelheden zijn voor een deel als gevolg van bestaand beleid toe te wijzen aan Rijnland (1 e keer op diepte overige boezemwateren, verdiepingsslag overige polderwateren en overname achterstallig onderhoud particulieren bij overname stedelijk water). Van de totale berekende opgave van 7,4 miljoen m 3 valt circa 3,0 miljoen m 3 onder de opgave van Rijnland. Tabel 4.3 berekende totale baggeropgave overige oppervlaktewateren Type water Stedelijk/ landelijk Boezem (miljoen m 3 ) Polder (miljoen m 3 ) Overig Stedelijk 0,4 2,2 Landelijk 0,8 4,0 Totalen 1,2 6,2 Intermezzo: baggeraanwas Als gevolg van aanwas van slib door het afsterven van waterplanten, bladval, afspoeling van verharde oppervlakten, afkalving van oevers, inlaat te Gouda, etc, treedt in waterlopen voortdurend verondieping op. Om in de toekomst, na het verwijderen van de baggerachterstand, de wateren op een evenwichtige manier te kunnen onderhouden, is het noodzakelijk in het totale beheersgebied periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) een hoeveelheid baggerspecie te verwijderen, die gelijk is aan de aanwas. Deze baggerhoeveelheid vormt het reguliere baggeronderhoud. Hoeveel de baggeraanwas exact bedraagt is niet bekend. Deze cijfers komen pas beschikbaar als over een aantal jaren (een deel) van het meetprogramma wordt herhaald om zo de baggeraanwas te kunnen monitoren. Om toch een indicatie te kunnen krijgen van de baggeraanwas is een slibbalans van de boezemwateren opgesteld. Uit deze balans blijkt dat de jaarlijkse aanwas gemiddeld 0,50 cm bedraagt. Dit cijfer is exclusief aanwas als gevolg van bladinval, oppersing van de bodem en natuurlijke groei/sterfte van algen, omdat van deze posten geen gegevens bekend zijn. Rekening houdend met deze onbekende posten en op basis van globale metingen en ervaring wordt aangenomen dat de jaarlijkse baggeraanwas voor de verschillende type wateren als volgt is verdeeld. type wateren Stedelijk/landelijk baggeraanwas per jaar Primaire boezemwateren Stedelijk 0,8 cm per jaar Primaire boezemwateren Landelijk 0,8 cm per jaar Primaire polderwateren Stedelijk 2,0 cm per jaar Primaire polderwateren Landelijk 1.5 cm per jaar Overige wateren Stedelijk 2,25 cm per jaar Overige wateren Landelijk 1.5 cm per jaar Hoogheemraadschap van Rijnland 38

39 4.3 Baggerkwaliteit De kwaliteit van de baggerspecie is voor een groot deel bepalend voor de bestemmingsmogelijkheden. De bestemmingsmogelijkheden zijn op hun beurt weer voor een omvangrijk deel bepalend voor de kosten gemoeid met het uitvoeren van baggerwerkzaamheden. Een zo nauwkeurig als mogelijke benadering van de kwaliteit is dan ook van groot belang om realistische kostenraming op te kunnen stellen Kwaliteit baggerspecie Rijnlands beheergebied De kwaliteit van de baggerspecie die vrijkomt bij onderhoudswerkzaamheden is divers. Er zijn verschillen waarneembaar in de kwaliteit van de bagger vanuit landelijk gebied ten opzichte van de kwaliteit vanuit stedelijk gebied. Maar er zijn ook verschillen waarneembaar tussen primaire watergangen en overige watergangen en tussen boezem en polder. De exacte kwaliteit van de te verwijderen baggerlaag wordt in de beginfase van een uitvoeringsproject bepaald. Kwaliteitsgegevens kennen slechts een beperkte houdbaarheid, daarom is het vanuit kostenoogpunt niet wenselijk om van het gehele gebied de kwaliteit in beeld te brengen en te houden. Echter op basis van de beschikbare kwaliteitsgegevens van de afgelopen jaren en de in 2004 uitgevoerde inventaristie naar de waterbodemkwaliteit in Rijnlands beheergebied is het mogelijk om een gebiedsdekkend kwaliteitsbeeld te genereren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee kwaliteitsklassen: verspreidbaar en niet verspreidbaar. Een verdergaande verfijning van de verspreidbare baggerspecie in verspreiden op de kant dan wel afvoeren naar een hergebruikslocatie en van de niet verspreidbare baggerspecie in herbruikbaar en niet herbruikbaar is meegenomen bij het genereren van de eenheidsprijzen. Tabel 4.4: baggerkwaliteit onderhoudspecie beheergebied Rijnland Type water Primair/overig Stedelijk/landelijk % kwaliteit verspreidbaar % kwaliteit niet verspreidbaar Boezem Primair Stedelijk 60% 40% Landelijk 70% 30% Polder Primair Stedelijk 70% 30% Landelijk 90% 10% Boezem Overig Stedelijk 60% 40% Landelijk 85% 15% Polder Overig Stedelijk 80% 20% Landelijk 90% 10% Hoogheemraadschap van Rijnland 39

40 5. Financiën en personeel 5.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt inzage gegeven in de benodigde financiële middelen om het gedefinieerde doel te weten Het watersysteem dient in 2020 te voldoen aan de in de Legger oppervlaktewateren gestelde afmetingen, te kunnen bereiken. Door de in hoofdstuk 4 gepresenteerde berekening aangaande baggerhoeveelheden en de daaraan gekoppelde baggerkwaliteit te koppelen aan eenheidsprijzen per m 3 wordt voor de periode een kostenraming afgegeven en kan de benodigde jaarlijkse storting in de baggervoorziening worden berekend. Baggerwerkzaamheden worden gefinancierd uit de Voorziening baggerwerken Rijnland. De reden hiervoor is dat de kosten meer gelijkmatig over de jaren verdeeld kunnen worden en ongewenste tariefschommelingen als gevolg van de uitvoering van baggerwerken worden vermeden. 5.2 Eenheidsprijzen Om inzicht te kunnen geven in de verwachte baggerkosten tot 2020 en om de benodigde jaarlijkse storting in de voorziening te kunnen bepalen is gerekend met zogenaamde eenheidsprijzen per m 3 te verwijderen baggerspecie. Benadrukt wordt dat deze kentallen slechts als rekengrootheid gehanteerd moeten worden en niet mogen worden opgevat als te verwachten projectkosten. Pas gedurende de voorbereidingsfase van de afzonderlijke baggerprojecten zal een nauwkeuriger inzicht in de kosten gegeven kunnen worden. Factoren zoals de omvang van een baggerproject, de baggerkwaliteit, de mogelijke bestemming, de locatiespecifieke omstandigheden zoals bereikbaarheid van de te baggeren watergangen etc. spelen daarbij een belangrijke rol. Bij het genereren van deze eenheidsprijzen is rekening gehouden met ervaringscijfers uit de projecten die conform de baggernota 2004 al in uitvoering zijn genomen en de ervaringscijfers afkomstig uit de reguliere onderhoudswerkzaamheden in het polderstelsel. Evenals bij de weergave van de baggerkwaliteit is bij het genereren van de eenheidsprijzen onderscheid gemaakt in type watergang (boezem/polder en primair/overig), ligging van de watergang (stedelijk/landelijk) en de baggerkwaliteit (verspreidbaar/niet verspreidbaar). In onderstaande tabel staan deze eenheidsprijzen vermeld. Dit betreft de kosten voor het baggeren, transporteren en bestemmen inclusief de kosten gemoeid met voorbereiding, advies en toezicht (VAT). Tabel 5.1: Eenheidsprijzen baggerkosten in /m 3 incl. BTW. Type water Primair/overig Stedelijk/landelijk Verspreidbaar ( /m 3 ) Niet verspreidbaar ( /m 3 ) Boezem Primair Stedelijk Landelijk Polder Primair Stedelijk 22,5 50 Landelijk Boezem Overig Stedelijk Landelijk Polder Overig Stedelijk Landelijk 8 20 In de weergegeven eenheidsprijzen is rekening gehouden met: Het uitkeren van een ontvangstvergoeding met als aanname dat verspreiden met ontvangstvergoeding gemiddeld 2 per m 3 gaat kosten (dit geldt enkel voor de m 3 die Hoogheemraadschap van Rijnland 40

41 daadwerkelijk verspreid gaan worden in landelijk gebied en waarvoor de ontvangstvergoeding op van toepassing is). Verwijderen van extra m 3 gelegen onder het onderhoudsprofiel vanwege overschrijding van de interventiewaarde. Het effectueren van de ontvangstplicht voor overheden (veelal in de vorm van het ter beschikking stellen van een depot dan wel daadwerkelijk verspreiden). 5.3 Koppeling eenheidsprijzen aan baggeropgave Een raming van de totale baggerkosten wordt verkregen door de eenheidsprijzen te koppelen aan de baggeropgave en de baggerkwaliteit zoals weergegeven in hoofdstuk 4. Tabel 5.1: raming totale baggerkosten uitvoeringsperiode Type water Primair/overig Totale kosten Kosten Kosten derden Rijnland Boezem Primair Boezem Overig Polder Primair Polder Overig Totaal Naast de hierboven geraamde onderhoudsbaggerkosten wordt er jaarlijks gedurende de looptijd van het programma maximaal 0,5 miljoen aan de voorziening onttrokken ten behoeven van uitkeringen aan derden in het kader van de Subsidieverordening baggerkosten Rijnland. Ook worden de baggerwerkzaamheden die binnen het KRW-programma worden uitgevoerd gefinancierd vanuit de voorziening baggerwerken. Hiervoor staat op dit moment een uitgave geraamd van 4 miljoen. De totale geraamde door Rijnland te dragen baggerkosten in de periode bedragen daarmee 256 mln. Uitgangspunten bij de verdeling van de baggerkosten. 5% van de primaire polderwateren is nu nog in onderhoud bij overheden. Het is de verantwoordelijkheid van de betreffende overheid om de kosten gemoeid met het verwijderen van het achterstallige onderhoud te dragen. 30% van de onderhoudsplicht van de overige watergangen in stedelijk gebied valt op dit moment nog toe aan overheden en 10% van de onderhoudsplicht van de overige watergangen in landelijk gebied valt op dit moment nog toe aan overheden. Nu aanwezige achterstanden en optredende aanwas komen voor rekening van die overheden Naast de benodigde verdiepingsslag in de overige polderwateren in onderhoud bij particulieren gelegen in het stedelijk gebied wordt ook het achterstallig onderhoud door Rijnland gedragen. Dit onder de voorwaarde dat de het onderhoud van het stedelijk water van de betreffende gemeente wordt overgenomen en dat de gemeente voor circa 50% in de onderhoudskosten zal blijven bijdragen. Circa 0,8 miljoen m 3 uit de primaire boezemwateren zal worden bekostigd door overheden (Provincies vanuit hun rol als vaarwegbeheerder of overheden die onderhoudsplichtig zijn voor de nog over te nemen primaire watergangen). 5.4 Verloop van de baggervoorziening periode Met het vaststellen van de baggernota in 2004 is, om uitvoering te kunnen geven aan de doelstelling om in 2020 op orde te zijn, besloten om vanaf 2004 de jaarlijkse storting te verhogen van 4,5 Hoogheemraadschap van Rijnland 41

42 miljoen per jaar naar een niveau van bijna 19 miljoen in Deze storting zou vervolgens tot en met 2020 gecontinueerd worden. Tabel 5.2:benodigde jaarlijkse stortingen in mln. volgens baggernota 2004 Jaar Baggernota , De opbouw van de voorziening was van oorsprong enkel bedoeld om de baggeropgave in het boezemstelsel te kunnen volbrengen. In de afgelopen jaren zijn naast de baggerwerkzaamheden in de boezem ook de baggerwerken in de polder uit deze voorziening gefinancierd en zijn de SBR-gelden uit de voorziening geput zonder dat dit tot een verhoging van de jaarlijkse stortingen heeft geleid. Daarbij is de storting in 2009 niet opgelopen tot de in 2004 geraamde 19 miljoen maar tot 17 miljoen. Dit laatste als gevolg van gunstige aanbestedingsresultaten, meevallende baggerkwaliteit en gedurende de looptijd van het programma nog toegekende rijkssubsidies. Deze financiële situatie en een actieve samenwerking met gemeenten en provincies heeft geleid tot het naar voren te halen van een aantal baggerwerken in de programmering. Dit is in overeenstemming met het door de VV in 2004 genomen besluit om het baggerprogramma te versnellen indien de jaarlijks beschikbare middelen nog niet zijn uitgeput Nieuw beleid ten aanzien van de overige polderwateren In tabel 5.3 zijn de totale verwachte kosten gepresenteerd om de overige polderwatergangen op diepte te brengen. Tabel 5.3: kosten verwijderen achterstallig onderhoud en verdiepingsslag overige polderwateren Type water Achterstallig onderhoud Verdiepingsslag Andere overheid Particulier Rijnland Totaal Overige polderwater stedelijk gebied 25 miljoen miljoen Overig 2 miljoen miljoen polderwater landelijk gebied Totaal 27 miljoen 30 miljoen 41 miljoen 98 miljoen Voor de overige polderwateren geldt ten aanzien van de benodigde verdieping ten gevolge van het vaststellen van de Legger eind 2009, dat de kosten die daarmee gemoeid zijn door Rijnland dienen te worden gedragen (± 41 miljoen). Ook is met het vaststellen van het beleid ten aanzien van de overname van het onderhoud van stedelijk water bepaald dat Rijnland het achterstallige onderhoud in watergangen die in onderhoud zijn bij particulieren gelijk aan de situatie bij de overige boezemwateren zal bekostigen. Voorwaarde hierbij is wel dat een overnametraject is gestart en de betreffende gemeente blijvend voor circa 50% zal bijdragen in de totale onderhoudskosten Deze kosten voor achterstallig onderhoud worden geraamd op 11 miljoen. De totale door Rijnland te financieren kosten van 52 mln. zijn aanvullend op de kosten gepresenteerd in de baggernota Bij het opstellen van de Legger zijn deze reeds in beeld gebracht en eind 2008 is door het toenmalige bestuur besloten om jaarlijks 2 miljoen extra in de voorziening te storten. Dit om de benodigde middelen voor de verdiepingslag in de overige polderwateren gelegen Hoogheemraadschap van Rijnland 42

43 in het landelijk gebied beschikbaar te hebben. Deze aanvullende storting wordt geëffectueerd vanaf 2012 na afronding van de pilot overige polderwatergangen. Hiermee is voor 16 miljoen invulling gegeven aan de benodigde middelen. De overige 36 miljoen kan gefinancierd worden uit de bestaande voorziening. 5.5 Stand van zaken baggervoorziening 2010 en benodigde storting tot 2020 In 2009 bedroeg de storting in de baggervoorziening 17 miljoen. En de stand van de voorziening bedroeg per 1 januari 2010 ± 47 miljoen. Het naar voren halen van een aantal baggerwerkzaamheden zoals geschetst in 5.4 heeft een piek in de uitgaven tot gevolg in de jaren Om deze piek op te kunnen vangen is een aanvullende storting van 3,6 miljoen in de periode 2010 tot en met 2013 nodig. Ook om de genoemde baggerwerkzaamheden die vanuit kwaliteitsoverwegingen worden uitgevoerd (KRW) uit te kunnen voeren dient in de periode miljoen aan de voorziening te worden toegevoegd. Dit samen met de aanvullende storting benodigd voor de verdiepingsslag overige polderwateren in landelijk gebied (vanaf miljoen per jaar tot 2020) geeft het volgende beeld voor wat betreft de totale jaarlijks benodigde storting in de baggervoorziening tot storting baggervoorziening miljoen opvang piek onderhoudsbaggerwerk verdiepingsslag overige polderwateren KRW-baggerwerken jaar onderhoudsbaggerwerk boezem en polder Met het vaststellen van de programmabegroting 2010 in december 2009 is ingestemd met een storting voor 2010 van 18,15 miljoen. Ook in het Meerjarenperspectief is reeds uiteengezet dat er de komende jaren fors geïnvesteerd dient te worden in het baggerprogramma. Dit programma ligt dermate op stoom dat destijds al is voorgesteld de jaarlijkse storting gedurende de planperiode van het MJP geleidelijk te verhogen met ruim 3 miljoen. Uit de ten behoeve van de programmabegroting 2010 opgestelde actualisatie van het MJP is berekend dat een geleidelijke verhoging naar een niveau van 21,5 miljoen in 2013 nodig is. Hierna kan de storting weer dalen naar een niveau van 19 miljoen per jaar. Overigens wordt ieder jaar bij het opstellen van de begroting de hoogte van de stortingen voor de komende jaren opnieuw bekeken en definitief vastgesteld voor het komende jaar op basis van investeringsprognoses. Hoogheemraadschap van Rijnland 43

44 Voorstel: voorgesteld wordt om in te stemmen met de volgende jaarlijkse stortingen in de baggervoorziening: Jaar Storting in mln./jaar 19,5 20,5 21, Totale baggerkosten en consequenties voor de tarieven Om de met het baggeren gemoeide bedragen wat meer tastbaar te maken zijn hieronder de gevolgen voor de belastingtarieven weergegeven bij een jaarlijkse storting van 18 mln. zoals in de begroting 2010 is opgenomen. Ingezetenomslag Omslag gebouwd Omslag ongebouwd natuur Omslag ongebouwd overig 19,07 per woonruimte 0,11 per waarde-eenheid 0,89 per hectare 17,91 per hectare Dit betekent dat voor een meerpersoonshuishouden (een van de praktijksituaties uit de begroting) de bijdrage aan de baggerkosten voor ,60 is. 5.7 Personeel Vanuit diverse afdelingen en teams zijn medewerkers betrokken bij het in uitvoering brengen van de geprogrammeerde baggerwerken (programmering, onderzoek, projectvoorbereiding, uitvoering, monitoring, vergunningverlening en handhaving). Voor het in deze nota weergegeven programma is de gemiddelde benodigde aantal fte s op jaarbasis in onderstaande tabel weergegeven. Afdeling Team Aantal FTE s Beleid A&O 0.5 Monitoring 1 P&P Projecten 2 Bouwzaken CT1 4 CT2 5 Handhaving 0.5 P&V 0.5 Advies 0.2 De werkzaamheden die het laboratorium uitvoert maken onderdeel uit van de projectkosten en zijn daarom niet in het overzicht van benodigde fte s opgenomen. Bij deze raming is nog geen rekening gehouden met de benodigde inzet om de overige polderwateren in landelijk gebied op orde te krijgen. Na afronding van de pilot en het nog op te stellen beleid kan hier invulling aan worden gegeven. 5.8 Voortgang baggerprogramma Jaarlijks wordt de commissie Voldoende Water geïnformeerd over de actuele stand van zaken met betrekking tot het baggerprogramma. In deze evaluatie worden de verrichte baggerinspanningen, de daarmee gemoeide kosten in verhouding tot de geraamde kosten, de invulling van het afzetbeleid en de Hoogheemraadschap van Rijnland 44

45 inspanningen op projectniveau met betrekking tot het bereiken van de hoofddoelstelling, in 2020 op orde hebben van het watersysteem, beschreven. Hoogheemraadschap van Rijnland 45

46 6. Uitvoeringsprogramma Met het vaststellen van Rijnlands baggernota van de boezemwateren in 2004 is besloten om in 2020 het gehele boezemstelsel op de gewenste diepte te brengen en aaneensluitend een onderhoudsprogrammering in te voeren om het systeem op orde te houden. Conform de in de baggernota opgenomen criteria zijn binnen de planperiode diverse baggerprojecten benoemd en geprogrammeerd. De uitvoering van de werkzaamheden is eind 2004 gestart. Het programma loopt nu ruim 5 jaar en is op stoom te noemen. Ook in de primaire watergangen van het polderstelsel is in deze periode doorlopend gebaggerd, waarbij aansluiting is gezocht bij de oorspronkelijke programmering van de voormalig inliggende waterschappen. Om aan de doelstelling te voldoen zijn nog tien uitvoeringsjaren beschikbaar. Op welke wijze in deze 10 jaar de werkzaamheden worden geprogrammeerd is in onderstaande paragraven uiteen gezet. 6.1 Meerjarenprogramma boezemstelsel In de boezem is de bestaande programmering tot stand gekomen op basis van de volgende criteria: Mate en daarmee de ernst van verondieping van de watergang (de primaire watergangen zijn hierbij maatgevend); Planning afstemmen op gebruikmaken subsidiemogelijkheden (SUBBIED); Planning afstemmen op reeds geplande infrastructurele werken (uitbreiding boezemgemaal Katwijk) Samenloop met planning baggerwerken andere partijen zoals gemeenten (overname stedelijk water), provincies (baggerprogramma Noord-Holland) of rijk; Indeling in praktische deelgebieden (logische indeling in organisatorische/technische/beheerstechnische eenheden) Dit heeft tot op heden geresulteerd in: Het gereed hebben dan wel nog in uitvoering/in voorbereiding hebben van een 5-tal baggerwerken in stedelijk gebied waarvoor subsidiegelden in het kader van de toenmalig subbied-regeling voor zijn toegekend. Te weten: Haarlem, Gouda, Katwijks kanaal, Leiden en Leiderdorp. Tot het in uitvoering dan wel in voorbereiding hebben van een 6-tal regionale clusters. Waarbij op basis van het definiëren van praktische deelgebieden en deze vervolgens te prioriteren aan de hand van de mate van de verondieping van de primaire watergangen de eerste 4 regionale clusters zijn benoemd te weten: Zuid-west Rijnland, Bollenstreek Zuid, Midden Rijnland en Bollenstreek Noord. De twee andere in voorbereiding zijnde regionale clusters zijn tot stand gekomen als gevolg van de samenloop met de planning van baggerwerkzaamheden van zowel de Provincie Noord-Holland als Zuid-Holland, te weten, Ringvaart Haarlemmermeer en Gouwe-Aarkanaal-Oude Rijn. Tot het in voorbereiding hebben van het baggeren van de wateraanvoerende kanalen naar het Katwijks gemaal (Oegstgeesterkanaal, Oude Rijn, Korte Vlietkanaal en deel Rijn-Schiekanaal) en het in uitvoering hebben van baggerwerkzaamheden in de Zilk als onderdeel van het project peilvakken de Zilk. Tot het gereed zijn dan wel in uitvoering/in voorbereiding hebben van een aantal baggerwerkzaamheden in samenwerking met gemeenten te weten, baggeren Veen- en Zijlwatering, grondwateroverlast Wassenaar, kopsloten Aalsmeer, baggeren Bloemendaal, baggeren 2 e fase Haarlem. Met het gereed komen van bovenstaande opsomming aan baggerwerken zal ruim 70% van de opgave in de boezem gerealiseerd zijn. De resterende 30% dient nog onderverdeeld te worden in een aantal regionale clusters en nog te baggeren stedelijk water i.h.k.v. overname stedelijk water. De afbakening Hoogheemraadschap van Rijnland 46

47 van het eerstvolgende op te starten cluster waarvoor de voorbereidingen eind 2010 zullen starten heeft reeds plaatsgevonden. Dit betreft het cluster Nieuwkoop en omgeving. Voor de overige clusters dan wel baggerwerkzaamheden in stedelijk gebied zal voor de planning tevens naar mogelijke aansluitingen gezocht worden bij een samenloop met de uitvoering van watergebiedsplannen en gemeentelijke waterplannen en uiteraard bij de planning voor de overname van het onderhoud van het stedelijk water. 6.2 Onderhoudsprogramma polderstelsel Voor het benodigde baggerwerk in de primaire watergangen van het polderstelsel zijn op dit moment twee duidelijke cycli te onderscheiden. Te weten het bestaande onderhoudsprogramma voor de Haarlemmermeerpolder inclusief de polders gelegen in de gemeente Aalsmeer en de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. En het onderhoudsprogramma voor de primaire polderwateren gelegen in het zuidelijke deel van het beheergebeid (voormalig Wilck en Wiericke gebied). Op basis van beide programma s wordt jaarlijks een uitvoeringsprogramma samengesteld voor uitvoering in het daarop gelegen jaar. Dit uitvoeringsprogramma wordt aangevuld met vanuit de watersysteembeheerders aangegeven trajecten alwaar baggeronderhoud noodzakelijk wordt geacht. De primaire polderwatergangen in het voormalig Oude Rijnstromen gebied worden, indien deze niet in de afgelopen 5 jaar zijn gebaggerd, meegenomen in de nu in uitvoering dan wel in voorbereiding zijnde regionale clusters. Afhankelijk van de onderzoeksresultaten gedurende de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van een cluster worden ze of niet gebaggerd (zijn op de goede diepte), gebaggerd binnen het cluster of indien nodig onderdeel van de polderprogrammering. De voorbereidingstijd van een regionaal cluster is gezien de omvang van een dergelijk project relatief lang. Hierdoor kan er voor gekozen worden om bepaalde baggerwerkzaamheden onderdeel uit te laten maken van de polderprogrammering zodat de baggerwerkzaamheden eerder worden uitgevoerd. De uitvoeringsprogramma s 2009 en 2010 zijn op kaart weergegeven in bijlage 4. In juli 2010 zal het uitvoeringsprogramma voor 2011 gereed zijn. Afhankelijk van de resultaten van de pilot baggeren overige polderwatergangen zal de programmering van de benodigde werkzaamheden in de overige polderwatergangen gelegen in landelijk gebied ingebed worden in de bestaande polderprogrammering. Voorstel: voorgesteld wordt om voor de prioritering van de benodigde baggerwerkzaamheden in de boezem en de polders gelden de volgende uitgangspunten te hanteren: - Bestaande poldercycli worden zoveel als mogelijk gecontinueerd. - Voor de nog uit te voeren werkzaamheden in de boezem geldt dat deze worden ingedeeld in praktische deelgebieden, waarbij de mate van verondieping in de primaire watergangen in hoofdzaak bepalend is voor de uitvoeringsvolgorde. - Waar mogelijk worden werkzaamheden in polder en boezem gecombineerd binnen 1 project. Daarnaast wordt de planning indien mogelijk afgestemd op: - geplande infrastructurele werken (uitbreiding boezemgemaal Katwijk). - samenloop met planning baggerwerken andere partijen zoals gemeenten en provincies (gemeentelijke of provinciale baggerplannen) - samenloop met uitvoering watergebiedsplannen, gemeentelijke waterplannen etc. Hoogheemraadschap van Rijnland 47

48 6.3 Programma Alle in uitvoering, dan wel in voorbereiding zijnde baggerwerkzaamheden voor de periode zijn op kaart weergegeven in bijlage 4. De te verwijderen baggerhoeveelheid uit deze op kaart weergeven projecten bedraagt circa 4 miljoen m 3. Gemiddeld op jaarbasis is dit een hoeveelheid van bijna m 3 bagger. In de voorliggende periode zijn vele watergangen, zowel in de boezem als in de polder al gebaggerd. Hiermee is ruim 25% van de opgave in het boezemstelsel volbracht. Voor wat betreft de laatste fase van de planperiode, zullen de nog resterende te baggeren boezemwateren, de reguliere onderhoudswerkzaamheden in het polderstelsel en de opgave in de overige watergangen gelegen in stedelijk en in landelijk gebied volgens de genoemde uitgangspunten worden geprioriteerd en in uitvoering worden genomen. Hoogheemraadschap van Rijnland 48

49 Bijlage 1. Begrippenlijst Legger: Openbaar register van de beheerder, waarin onderhoudsplicht en de gewenste of vereiste (onderhouds)toestand van wateren, waterkeringen en andere waterhuishoudkundige werken en voorzieningen staan aangegeven, alsmede de keurbegrenzingen. Ingreepmaat: De minimaal vereiste waterdiepte. In de praktijk zal gebaggerd worden tot onder de ingreepmaat om te voorkomen dat de minimale diepte (spoedig weer) wordt overschreden. Onderhoudsmaat: De maximale waterdiepte tot waar gebaggerd mag worden. Oppervlaktewater: Onder oppervlaktewateren worden alle wateren begrepen die in principezichtbaar al dan niet overdekt op het aardoppervlak aanwezig zijn. Watergang, kanaal, meer, sloot al dan niet droogstaande greppel die in open verbinding met andere oppervlaktewateren staat en/of onderdeel van het watersysteem uitmaakt. Overige-oppervlaktewateren: Oppervlaktewateren met een voornamelijk lokale transportfunctie en/of welke een zekere drooglegging (ontwatering) dienen te geven. Primaire-oppervlaktewateren: Oppervlaktewateren met een belangrijke functie (een regionaal belang) in de wateraan- en afvoer en/of waterberging en/of voor de instandhouding van de waterkering. Onderhoudsplicht: De aansprakelijkheid voor onderhoud van bij het waterschap in beheer zijnde objecten, zoals in de legger of in voorschriften bij ontheffingen is aangegeven. Onderhoudsplichtigen: Natuurlijke personen of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van waterkeringen, wateren, oevers, werken of bergingsvoorzieningen voor water of regenwater Ontvangstplicht: Op percelen gelegen aan wateren, waarvan het onderhoud geschiedt door of onder toezicht van het hoogheemraadschap moeten de specie en het maaisel worden ontvangen die tot behoorlijk onderhoud ten behoeve van de aan- en/of afvoer van water uit die wateren wordt verwijderd. Overheden: de definitie van overheden zoals die gehanteerd wordt door Rijnland is vastgelegd in de notitie definitie overheid & particulier Stedelijk gebied: Als uitgangspunt voor de afbakening voor het stedelijk gebied worden de CBS bebouwingscontouren gebruikt. Deze bebouwingscontour zijn om waterstaatkundige redenen op details aangepast. Landelijk gebied: alle gebieden niet zijnde stedelijk gebied Hoogheemraadschap van Rijnland 49

50 Bijlage 2. Herkomst kentallen baggerhoeveelheden Het boezemprogramma: Voor de boezemwateren is, op basis van het meetprogramma uitgevoerd in waarin voor de primaire watergangen en een beperkt deel van de overige watergangen kwantiteitsmetingen zijn verricht, er de beschikking over een raming van de hoeveelheden en is er enig inzicht in de mate van verondieping op watergangniveau. Het polderprogramma: Voor de primaire oppervlaktewateren van het polderstelsel zijn kentallen beschikbaar voor onderhoudshoeveelheden op basis van gemiddelde aanwascijfers en is tevens rekening gehouden met de werkwijze die de nieuwe legger oplegt mbt de ingreepmaat versus onderhoudsmaat. Verdiepen overige polderwateren: Voor alle overige watergangen van het polderstelsel is de aanname dat op basis van de nieuwe Legger 30% verdieping zal moeten plaatsvinden. Immers ten behoeve van de algemene waterkwaliteit wordt er in de overige oppervlaktewateren naar gestreefd om een minimale waterdiepte van 0,50 meter te realiseren. Deze verdiepingsslag is voor kosten van Rijnland. Overname stedelijk water: Uitgangspunt bij de reeds gesloten en nog te sluiten overnameovereenkomsten is dat Rijnland de onderhoudsplicht van particulieren zonder nadere voorwaarden overneemt. Bij het uitvoeren van baggerwerkzaamheden zijn dan de kosten voor het baggeren van de overige boezemwateren (onderdeel van het boezemprogramma, inclusief onderhoudsdiepte) en de overige polderwateren (achterstanden en verdiepen) voor het waterschap. Aan de hand van bekende oppervlaktes en aannames met betrekking tot de verdeling van de onderhoudsplicht tussen overheden en particulieren en aannames met betrekking tot de aanwezige slibdiktes zijn de te baggeren hoeveelheden berekend. Hoogheemraadschap van Rijnland 50

51 Bijlage 3. Het Besluit bodemkwaliteit Het Besluit bodemkwaliteit- voorheen het Bouwstoffenbesluit - bevat regels voor het toepassen van steenachtige bouwstoffen (zoals stortsteen, beton of bakstenen) en grond en baggerspecie op of in de bodem en in het oppervlaktewater. Het aanleggen van een dam of een beschoeiing met steenachtige bouwstoffen, maar ook het dempen van een sloot met grond of bagger is dus aan voorwaarden gebonden. Het Besluit bodemkwaliteit biedt het beleidskader voor het toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem en in het oppervlaktewater. Het is relevant voor zowel lokale overheden en handhavers als voor toepassers van grond en baggerspecie, zoals terreinbeheerders, aannemers en grondbanken. Wat is er op hoofdlijnen veranderd? Decentralisatie van verantwoordelijkheden Alle lokale (water)bodembeheerders zijn voortaan verantwoordelijk voor de bodem- en waterkwaliteit van zijn beheergebied. Zij kunnen ervoor kiezen om zelf normen vast te stellen die optimaal aansluiten bij de functies, kwaliteit en ontwikkelingen van een gebied. Hiermee is invulling gegeven aan de wens om meer lokaal maatwerk mogelijk te maken. Transparante normen op basis van de risicobenadering De nieuwe normstellig is gebaseerd op een risicobenadering. Dit betekent dat voor situaties met een gering risico weinig regels en soepele normen gelden, terwijl in situaties met meer risico s strengere normen en meer regels gelden. Dit legt een directe relatie tussen het gebruik (de functie) en de kwaliteit van de bodem. Uitgangspunt is dat de bodem geschikt moet blijven voor de functie die erop wordt uitgeoefend. Het Besluit geeft hiervoor generieke normen. Het lokale bevoegd kan zelf andere normen vaststellen, mits deze worden onderbouwd en via een uitgebreide voorbereidingsprocedure worden vastgesteld. De lokale normen staan dus open voor bezwaar en beroep. Nieuwe toetsingskaders De nieuwe normstelling is doorvertaald naar nieuwe toetsingskaders. Bij de algemene toetsingskaders (toepassing van grond en baggerspecie op of in de landbodem en in oppervlaktewater en verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater) kunnen lokale (water)bodembeheerders kiezen tussen gebiedsspecifiek en generiek beleid. KWALIBO: Kwaliteitsborging in het (water)bodembeheer Certificering en erkenning Om de kwaliteit van de uitvoering in het (water)bodembeheer te verbeteren stelt het Besluit eisen aan de kwaliteit van uitvoering van diverse werkzaamheden. Dit houdt in dat voor bepaalde werkzaamheden een certificaat en een erkenning verplicht is voor degene die de werkzaamheden uitvoert. Bijvoorbeeld voor het uitvoeren van veldwerk, monsternames en analyses door aannemers, en laboratoria en bedrijven die grond en baggerspecie reinigen of verwerken. GROND EN BAGGERSPECIE Welke eisen stelt het Besluit aan het toepassen van grond en baggerspecie? Het besluit stelt de volgende eisen aan het toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem of in oppervlaktewater: Grond en baggerspecie mogen alleen functioneel en of nuttig worden toegepast. Bijvoorbeeld verondieping, demping of versmalling van een watergang, aanleggen van kades en oever. Bij twijfel op sprake is van een functionele of nuttige toepassing kunt u contact opnemen met het waterschap. Hoogheemraadschap van Rijnland 51

52 De kwaliteit van de toe te passen grond en baggerspecie moet voldoen aan de normen van het Besluit bodemkwaliteit. Voor verschillende toepassingsvormen zijn normentabellen opgenomen in de regeling behorende bij het Besluit. In de meeste gevallen moet u 5 werkdagen voorafgaand aan het toepassen de toepassing melden via het Meldpunt bodemkwaliteit. Toepassingsmogelijkheden volgens het Besluit bodemkwaliteit Landbodem Het generieke kader kent voor toepassingen op de landbodem een klassenindeling die gekoppeld is aan het gebruik van de bodem. Het Besluit bodemkwaliteit maakt onderscheid tussen twee klassen: wonen en industrie. Deze klassen worden gebruikt om de kwaliteit van de ontvangende bodem of van een partij toe te passen grond of baggerspecie aan te duiden (kwaliteitsklasse). Ook worden deze klassen gebruikt om de functie aan te duiden van een locatie waar grond of baggerspecie wordt toegepast (functieklasse). Het generieke kader kent een dubbele toetsing: aan de functieklasse en aan de kwaliteitsklasse. In het gebiedsspecifieke kader is de klassenindeling meestal niet van toepassing. In het gebiedsspecifieke kader wordt getoetst op de afzonderlijke stoffen, of geldt de generieke klassenindeling, met uitzondering van bepaalde stoffen. De functie van de bodem is veelal verwerkt in het toetsingskader. De gemeente legt het toetsingskader vast in een bodembeheerplan. Het is de taak van de gemeente om een gebied in functieklassen in te delen. De gemeente legt de functies van een gebied vast op een functie(klassen)kaart. De indeling in kwaliteitsklassen is de taak van de toepasser. In veel gevallen zal de gemeente echter ook beschikken over een indeling in kwaliteitsklassen. De regels voor de indeling in kwaliteitsklassen zijn te lezen in de Handreiking Besluit bodemkwaliteit. Waterbodem Voor toepassing op de waterbodem (inclusief onder andere uiterwaarden en stranden) geldt alleen een indeling in kwaliteitsklassen. Er worden dus geen verschillende functies onderscheiden. Voor toepassing op de waterbodem is er onderscheid tussen de klassen A en B. De grens tussen klasse A en B wordt gevormd door de Maximale Waarden die in het generieke kader gelden voor het verspreiden van baggerspecie in zoet oppervlaktewater. In onderstaande figuur 1 vindt u een schematische weergave van de nieuwe klassenindeling en normen voor toepassingen in oppervlaktewater. Grond of baggerspecie die voldoet aan de Achtergrondwaarden, mag altijd worden toegepast. Grond of baggerspecie die het Saneringscriterium overschrijdt, mag nooit worden toegepast. Hoogheemraadschap van Rijnland 52

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems De Waterwet en waterbodems De Waterwet en waterbodems Waterbodembeheer Waterbodembeheer onderdeel onderdeel watersysteembeheer watersysteembeheer Een nieuwe, integrale Een nieuwe, integrale Waterwet Waterwet

Nadere informatie

BELEIDSNOTA BUITENGEWOON ONDERHOUD WATEREN

BELEIDSNOTA BUITENGEWOON ONDERHOUD WATEREN BELEIDSNOTA BUITENGEWOON ONDERHOUD WATEREN januari 2015 INHOUD 1 INLEIDING 3 2 WETTELIJK KADER 4 2.1 Landelijk 4 2.2 Provinciaal 6 2.3 Delfland 6 3 DOELEN EN UITGANGSPUNTEN 8 3.1 Doelen van buitengewoon

Nadere informatie

Resultaat inventarisatie en plan van aanpak wegwerken achterstanden baggeren.

Resultaat inventarisatie en plan van aanpak wegwerken achterstanden baggeren. Bijlage II Resultaat inventarisatie en plan van aanpak wegwerken achterstanden baggeren. Lemstervaart, gemeente Lemsterland Datum: xxxxxxx pagina 1 1. INLEIDING 1.1 Doel Dit document heeft tot doel de

Nadere informatie

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland Inleiding Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft op 19 februari 2015 een waterbodemkwaliteitskaart (WBKK) vastgesteld. De WBKK van Delfland is een belangrijk

Nadere informatie

M E M O. Reg.nr.: Aan: Commissie BOD, 12 september Cc: Stand van zaken vaarweg- en nautisch beheer. Datum: 21 augustus 2012

M E M O. Reg.nr.: Aan: Commissie BOD, 12 september Cc: Stand van zaken vaarweg- en nautisch beheer. Datum: 21 augustus 2012 Reg.nr.: 12.41175 Aan: Commissie BOD, 12 september 2012 Van: D&H Cc: Onderwerp: Stand van zaken vaarweg- en nautisch beheer Datum: 21 augustus 2012 Inleiding Hierbij wordt u nader geïnformeerd over de

Nadere informatie

WATERVERGUNNING D /

WATERVERGUNNING D / WATERVERGUNNING 1 Inleiding Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: Delfland) hebben op 12 juli 2016 een aanvraag voor een watervergunning ontvangen van gemeente Rotterdam.

Nadere informatie

Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag

Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag Opsteller: E. Jansens Molenaar Status: Definitief Projectfase: Projectnummer: Besteksfase 701897 Datum: 29 augustus 2016 Datum: 29 augustus

Nadere informatie

Beleidsregel 2. Beschermingszone

Beleidsregel 2. Beschermingszone Beleidsregel 2 1 Inleiding Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer in het gebied tussen Wassenaar, Gouda, Amsterdam en IJmuiden. Via vergunningverlening en handhaving stelt Rijnland eisen aan

Nadere informatie

Waterbodems in de Waterwet

Waterbodems in de Waterwet Waterbodems in de Waterwet Baggernet Eefje Bruinsma (RWS Corporate Dienst) De Waterwet Integratie van de volgende sectorale wetten: Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) Wet verontreiniging zeewater

Nadere informatie

De waterbodems in de Waterwet

De waterbodems in de Waterwet De waterbodems in de Waterwet Platform Toezicht Bodembeheer Ede, 13 oktober 2009 Peter de Putter Sterk Consulting, projectleider Invoering Waterwet i.o.v. V&W/DGW Inhoud presentatie 1. Ontwikkelingen en

Nadere informatie

ONTWERP-RAADSVOORSTEL VAN BenW AAN DE RAAD VOOR 28mei

ONTWERP-RAADSVOORSTEL VAN BenW AAN DE RAAD VOOR 28mei ONTWERP-RAADSVOORSTEL VAN BenW AAN DE RAAD VOOR 28mei 1 OPSTELLER VOORSTEL: M. Gorter AFDELING: Openbare Werken PORTEFEUILLEHOUDER: R.J. Boersma. Agendapunt: No. /'05 Dokkum, 15 april 2009 ONDERWERP: Overdracht

Nadere informatie

Op 6 november 2017 heb ik een aanvraag op grond van Rijnlands Keur ontvangen.

Op 6 november 2017 heb ik een aanvraag op grond van Rijnlands Keur ontvangen. uw kenmerk: uw brief van: 6 november 2017 ons kenmerk: bijlagen: inlichtingen: 17.119700 V65755 7 (6 tekeningen/ grondslag en procedure) A.C. den Heijer doorkiesnummer: 071-3063461 onderwerp: Besluit met

Nadere informatie

Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud

Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud Veelgestelde vragen schouw buitengewoon onderhoud Wat is buitengewoon onderhoud? Het buitengewoon onderhoud omvat het op de juiste afmetingen (breedte, diepte en helling van taluds) houden van een watergang.

Nadere informatie

Bijlage III. Schouwbeleid deel 2. Doorkijk naar de praktijk. September 2008. concept 20 dec. 1

Bijlage III. Schouwbeleid deel 2. Doorkijk naar de praktijk. September 2008. concept 20 dec. 1 Bijlage III Schouwbeleid deel 2 Doorkijk naar de praktijk September 2008 concept 20 dec. 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoe schoon is schoon genoeg? 4 o Inhoud van de schouw 4 o Legger 4 Waar beoordelen we

Nadere informatie

ALGEMENE REGELS WATERKWANTITEIT KEUR WATERSCHAP HUNZE EN AA S 2014 Onderdeel 1 STEIGER pagina 1 van 5

ALGEMENE REGELS WATERKWANTITEIT KEUR WATERSCHAP HUNZE EN AA S 2014 Onderdeel 1 STEIGER pagina 1 van 5 Onderdeel 1 STEIGER pagina 1 van 5 Artikel 1 Begripsbepalingen a. Steiger: constructie, die over een oppervlaktewaterlichaam is geplaatst en is verankerd in het achterliggende perceel. b. Natuurvriendelijke

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan

Watervergunning. Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan Watervergunning Voor het leggen van een coaxkabel middels een boogzinker onder een primaire watergang op de locatie Voordorpsedijk 35 in Groenekan Datum 4 juli 2017 Zaaknummer 13832 Poldermolen 2 Postbus

Nadere informatie

VOORSTEL AB AGENDAPUNT :

VOORSTEL AB AGENDAPUNT : VOORSTEL AB AGENDAPUNT : CATEGORIE : A-STUK (Afdoeningsstuk) PORTEFEUILLEHOUDER : H.J. Pereboom AB 0 VERGADERING D.D. : 31 januari 2012 0 NUMMER : WS/ZOM/GVe/6946 OPSTELLER : ing. G. Verstoep, 0522-278621

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht. Datum 16 juni 2017.

Watervergunning. Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht. Datum 16 juni 2017. Watervergunning Voor het uitbreiden van een steiger op de locatie Frederik Hendrikstraat 106 in Utrecht Datum 16 juni 2017 Zaaknummer 13429 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten T (030) 634 57 00 post@hdsr.nl

Nadere informatie

: Projectplan Waterwet Realiseren open water verbinding vijver Coehoornsingel in Zutphen met de Berkel

: Projectplan Waterwet Realiseren open water verbinding vijver Coehoornsingel in Zutphen met de Berkel Onderwerp Status : Projectplan Waterwet Realiseren open water verbinding vijver Coehoornsingel in Zutphen met de Berkel : Besluit Datum vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden : 21 november

Nadere informatie

NOTA VAN BEVINDINGEN BAGGERBELEID RIJNLAND INHOUDSOPGAVE AANLEIDING EN OPZET ONDERZOEK

NOTA VAN BEVINDINGEN BAGGERBELEID RIJNLAND INHOUDSOPGAVE AANLEIDING EN OPZET ONDERZOEK NOTA VAN BEVINDINGEN BAGGERBELEID RIJNLAND INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 AANLEIDING EN OPZET ONDERZOEK HOOFDSTUK 2. VISIE RIJNLAND OP ONDERHOUD WATEREN 2.1 Historie onderhoud wateren 2.2 Europese en Nederlandse

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het verwijderen van een brug en het aanleggen van een dam met duiker op de locatie bij Gruttostraat 1 in Benschop

Watervergunning. Voor het verwijderen van een brug en het aanleggen van een dam met duiker op de locatie bij Gruttostraat 1 in Benschop Watervergunning Voor het verwijderen van een brug en het aanleggen van een dam met duiker op de locatie bij Gruttostraat 1 in Benschop Datum 14 juli 2017 Zaaknummer 13919 Poldermolen 2 Postbus 550 3990

Nadere informatie

WATERVERGUNNING D /

WATERVERGUNNING D / WATERVERGUNNING 1 Inleiding Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: Delfland) hebben op 24 juni 2016 een aanvraag voor een watervergunning ontvangen van Stichting ALS

Nadere informatie

Legger Wateren. tekstuele deel

Legger Wateren. tekstuele deel Legger Wateren tekstuele deel januari 2015 Inhoud Bepalingen Legger Wateren 5 1. Algemene bepalingen 5 Artikel 1. Begripsomschrijvingen 5 2. Onderhoudsplichtigen 6 Artikel 2.1. Onderhoudsplichtigen van

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 27 september Zaaknummer 16570

Watervergunning. Datum 27 september Zaaknummer 16570 Watervergunning Voor het dempen, graven en verbreden van (een) watergang(en) en het aanleggen van plasbermen op de locatie bij Heeswijk 120 in Montfoort Datum 27 september 2017 Zaaknummer 16570 Poldermolen

Nadere informatie

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE Aanleiding Bij de tot standkoming van de eerste stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nadere informatie

Mededeling voortgang baggerwerkzaamheden.

Mededeling voortgang baggerwerkzaamheden. Mededeling voortgang baggerwerkzaamheden. In november 2006 heeft de Verenigde Vergadering het baggerbeleidsplan Baggeren met beleid vastgesteld. Hierin staat dat jaarlijks circa 150.000 m 3 baggerspecie

Nadere informatie

Projectplan Gemaal Foppenpolder Zuid in de gemeente Maassluis

Projectplan Gemaal Foppenpolder Zuid in de gemeente Maassluis Projectplan Gemaal Foppenpolder Zuid in de gemeente Maassluis Opsteller: N. Verhoof-Schuil Status: Definitief Projectfase: Projectnummer: Voorontwerpfase 701700 Datum: 17-01-2013 Kopie: Archief Opdrachtgever

Nadere informatie

Waterbodems in de Waterwet

Waterbodems in de Waterwet Waterbodems in de Waterwet Uitvoering baggerwerkzaamheden onder de Waterwet Martijn van der Veen, Waterdienst Fasen in het waterbeheer waarbij waterbodem een rol speelt Historische verontreinigingen (ontstaan

Nadere informatie

1 Inleiding. 2 Beschikking. Gemeente Montfoort t.a.v. de heer J. Dronkert Postbus ZG MONTFOORT. Geachte heer Dronkert,

1 Inleiding. 2 Beschikking. Gemeente Montfoort t.a.v. de heer J. Dronkert Postbus ZG MONTFOORT. Geachte heer Dronkert, Dienst Water en Milieu Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Gemeente Montfoort t.a.v. de heer J. Dronkert Postbus 41 3417 ZG MONTFOORT Tel. 030-2589111 Fax 030-2583140 http://www.provincie-utrecht.nl

Nadere informatie

WATERVERGUNNING D /

WATERVERGUNNING D / WATERVERGUNNING 1 Inleiding Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: Delfland) hebben op 18 mei 2017 een aanvraag voor een watervergunning ontvangen van Centaur Projecten

Nadere informatie

Projectnummer 111769 Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

Projectnummer 111769 Bedrijventerrein Smilde aspect Water Memo Ter attentie van Gemeente Midden-Drenthe Datum 4 december 2012 Opgesteld door Maarten van Vierssen Projectnummer 111769 Onderwerp Bedrijventerrein Smilde aspect Water" In deze memo zijn de watertoetsen

Nadere informatie

WATERVERGUNNING D /

WATERVERGUNNING D / WATERVERGUNNING 1 Inleiding Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: Delfland) hebben op 8 december 2017 een aanvraag voor een watervergunning ontvangen van Van Omme &

Nadere informatie

WATERVERGUNNING D /

WATERVERGUNNING D / WATERVERGUNNING 1 Inleiding Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: Delfland) hebben op 30 september 2016 een aanvraag voor een watervergunning ontvangen van Bode Project-

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 13 juli Zaaknummer 13497

Watervergunning. Datum 13 juli Zaaknummer 13497 Watervergunning Voor het graven en dempen van watergangen en het aanleggen en verwijderen van dammen met duiker op de locatie Laag Nieuwkoop 30 in Kockengen Datum 13 juli 2017 Zaaknummer 13497 Poldermolen

Nadere informatie

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009. Memo Ter attentie van Project management Den Dekker B.V. Datum 03 januari 2013 Distributie Projectnummer 111850-01 Onderwerp Parkeerterrein Jumbo Heythuysen Geachte heer Bosman, 1 WATERBELEID Het streven

Nadere informatie

Baggerbeleid AGV. rapport rekenkamercommissie AGV. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. AB-versie

Baggerbeleid AGV. rapport rekenkamercommissie AGV. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. AB-versie Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Baggerbeleid AGV rapport rekenkamercommissie AGV AB-versie Korte Ouderkerkerdijk 7 Amsterdam Postbus 94370 1090 GJ Amsterdam T 0900 93 94 (lokaal tarief) F 020 608

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het leggen van een laagspanningskabel bij de Soestdijkseweg Zuid en De Holle Bilt in De Bilt. Datum 19 juni 2017

Watervergunning. Voor het leggen van een laagspanningskabel bij de Soestdijkseweg Zuid en De Holle Bilt in De Bilt. Datum 19 juni 2017 Watervergunning Voor het leggen van een laagspanningskabel bij de Soestdijkseweg Zuid en De Holle Bilt in De Bilt Datum 19 juni 2017 Zaaknummer 13121 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten T (030) 634

Nadere informatie

Beheerplan onderhoudsbaggeren Team onderhoud watergangen en waterkeringen

Beheerplan onderhoudsbaggeren Team onderhoud watergangen en waterkeringen 25 januari 2012 Beheerplan onderhoudsbaggeren Team onderhoud watergangen en waterkeringen Inhoudsopgave 0 Inleiding 3 1 Positionering beheerplan onderhoudsbaggeren 3 2 Kaders 3 3 Missie en visie baggeren

Nadere informatie

Het vervangen van een hoofdwaterleiding ø 160 mm HDPE SDR 11 in de kernen beschermingszone van de regionale waterkering.

Het vervangen van een hoofdwaterleiding ø 160 mm HDPE SDR 11 in de kernen beschermingszone van de regionale waterkering. uw kenmerk: ASTPR17127 Oasen N.V. t.a.v. de heer A. Schouten uw brief van: 1 november 2017 Postbus 122 ons kenmerk: 17.107434 V65723 2800 AC GOUDA bijlagen: inlichtingen: R. Loomans doorkiesnummer: +31713063413

Nadere informatie

Projectplan Verplaatsen stuw Arendsduinbrug (Waalblok)

Projectplan Verplaatsen stuw Arendsduinbrug (Waalblok) Projectplan Verplaatsen stuw Arendsduinbrug (Waalblok) Opsteller: P. Verhulst Status: Definitief Projectfase: Projectnummer: DO NVT Datum: 27 04-2011 Kopie: Archief Opdrachtgever Teamleider Projectleider

Nadere informatie

Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer. 29 januari 2002 Nr , RMA Nummer 3/2002

Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer. 29 januari 2002 Nr , RMA Nummer 3/2002 Commissie Milieu, Verkeer en Vervoer 29 januari 2002 Nr. 2002-00786, RMA Nummer 3/2002 Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen tot instemming met de Bodemvisie en het MeerjarenProgramma

Nadere informatie

Dit is genomen ten behoeve van Stedin netbeheer B.V. een en ander het hoogte van de Giekwerf te Zoetermeer.

Dit is genomen ten behoeve van Stedin netbeheer B.V. een en ander het hoogte van de Giekwerf te Zoetermeer. uw kenmerk: uw brief van: ons kenmerk: bijlagen: V65804 Stedin Netbeheer B.V. Susanne van Dien Energieweg 20 2627 AZ DELFT inlichtingen: F.W.S de Wilde doorkiesnummer: +31713063254 onderwerp: Maatwerkbesluit

Nadere informatie

PROJECT TIJDELIJKE OPSLAG OUD ALBLAS TOEPASSEN BAGGERSPECIE

PROJECT TIJDELIJKE OPSLAG OUD ALBLAS TOEPASSEN BAGGERSPECIE PROJECT TIJDELIJKE OPSLAG OUD ALBLAS TOEPASSEN BAGGERSPECIE 09 december 2015 Rapport Titel : Project Tijdelijke opslag Oud Alblas Datum : 09 december 2015 Projectnummer : ENT2015.021 Kenmerk rapportage

Nadere informatie

E u r o p e e s w a t e r b e l e i d N a t i o n a a l W a t e r b e l e i d

E u r o p e e s w a t e r b e l e i d N a t i o n a a l W a t e r b e l e i d B i j l a g e 1 : Beleidskader water Europees waterbeleid Kaderrichtlijn Water (KRW) De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater.

Nadere informatie

Beleidsregel Toelichting Bestaand of nieuw beleid

Beleidsregel Toelichting Bestaand of nieuw beleid Beleidsregel Toelichting Bestaand of nieuw beleid Beleidslijn 1: Met baggeren willen wij bereiken dat integrale of omgevingsgerichte functies worden vervuld. Hierbij dient het watersysteem te voldoen aan

Nadere informatie

Diepte-/profielschouw Kromme Rijngebied 2014

Diepte-/profielschouw Kromme Rijngebied 2014 Diepte-/profielschouw Kromme Rijngebied 2014 1 Diepte-/profielschouw, wat en waarom? EEN SLOOT MOET EEN SLOOT BLIJVEN. Het is om meerdere redenen belangrijk dat de diepte en breedte van een sloot door

Nadere informatie

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Ruimtelijke Onderbouwing Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging Gemeente Tynaarlo September 2012 NL.IMRO.1730.ABYdermade3depunt-0301 Inhoudsopgave 2.1 Beschrijving van het projectgebied,

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 29 augustus Zaaknummer 11584

Watervergunning. Datum 29 augustus Zaaknummer 11584 Watervergunning Voor het hebben van een tijdelijke gedeeltelijke verondieping in een tertiair oppervlaktewaterlichaam (=natuursloot) op de locatie achter Meije 89 te Bodegraven Datum 29 augustus 2017 Zaaknummer

Nadere informatie

Watervergunning Z43841/O82403

Watervergunning Z43841/O82403 Watervergunning Z43841/O82403 Aanvraag Het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel heeft op 24 februari 2017 een aanvraag ontvangen van Ruimte voor Ruimte CV, Magistratenlaan 138, 5223MB te 's-hertogenbosch.

Nadere informatie

Het middels een persing leggen en hebben van een mantelbuis Ø 40 mm HDPE 100 SDR 11 voor glasvezel in de beschermingszone van de waterkering.

Het middels een persing leggen en hebben van een mantelbuis Ø 40 mm HDPE 100 SDR 11 voor glasvezel in de beschermingszone van de waterkering. uw kenmerk: Ziggo - Rec. 710007531 Ziggo B.V. t.a.v. de heer C. Sorries uw brief van: 26 september 2018 Essebaan 71 ons kenmerk: 18.136224 V67221 2908 LJ CAPELLE AAN DEN IJSSEL bijlagen: 3 inlichtingen:

Nadere informatie

WATERVERGUNNING Datum Zaaknummer

WATERVERGUNNING Datum Zaaknummer WATERVERGUNNING Voor het aanleggen van een tijdelijke dam met duikers op de locatie Landschapsbaan in Vleuten Datum 13 oktober 2017 Zaaknummer 18014 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 BESLUIT...3 HOOFDSTUK 2 VOORSCHRIFTEN...4

Nadere informatie

Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen

Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen B i j l a g e 2 : G e l d e n d w a t e r b e l e i d Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen Inhoudsopgave Vigerend beleid voor ruimtelijke onderbouwingen 1 Inhoudsopgave 1 1 Europees Waterbeleid

Nadere informatie

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet Datum: 10 februari 2016 Kenmerk: 201600150 Onderwerp: ontwerp-projectplan voor de realisatie van maatregelen ten behoeve van het nieuwe peilgebied Nieuw-Lekkerland

Nadere informatie

Dit maatwerkbesluit is genomen ten behoeve van Liander Infra N.V. voor de werkzaamheden ter hoogte van Rijndijk 29 in Hazerswoude-Rijndijk.

Dit maatwerkbesluit is genomen ten behoeve van Liander Infra N.V. voor de werkzaamheden ter hoogte van Rijndijk 29 in Hazerswoude-Rijndijk. uw kenmerk: 193116 John Schilder wow 642021 Liander Infra N.V. t.a.v. de heer J. Schilder uw brief van: 27 september 2018 Postbus 50 ons kenmerk: 18.152565 V67222 6920 AB DUIVEN bijlagen: 3 inlichtingen:

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 17 oktober Zaaknummer 16866

Watervergunning. Datum 17 oktober Zaaknummer 16866 Watervergunning Voor het slopen van een woning en het afdekken van de fundering met grond bij een waterkering op de locatie bij Provincialeweg Oost 29 in Haastrecht Datum 17 oktober 2017 Zaaknummer 16866

Nadere informatie

Toelichting op de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009

Toelichting op de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009 Toelichting op de Keur waterschap Regge en Dinkel 2009 Algemeen Wetgeving en beleid De Keur is gebaseerd op de Waterschapswet, de Waterwet, het Waterbesluit, het Waterbeheerplan en de Provinciale Waterverordening.

Nadere informatie

Memo. Meppel/Zwolle. Datum: 25 september 2015 Bestemd voor: MT Gerard Verstoep Onderwerp: Vergoeding verwerking maaisel en bagger

Memo. Meppel/Zwolle. Datum: 25 september 2015 Bestemd voor: MT Gerard Verstoep Onderwerp: Vergoeding verwerking maaisel en bagger Memo Meppel/Zwolle Datum: 25 september 2015 Bestemd voor: MT Van: Gerard Verstoep Onderwerp: Vergoeding verwerking maaisel en bagger Aanleiding In het kader van de Harmonisatie beleid Beheer en Onderhoud

Nadere informatie

WATERVERGUNNING D /

WATERVERGUNNING D / WATERVERGUNNING 1 Inleiding Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: Delfland) hebben op 12 mei 2017 een aanvraag voor een watervergunning ontvangen van de gemeente Pijnacker-Nootdorp

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 27 juli Zaaknummer 14885

Watervergunning. Datum 27 juli Zaaknummer 14885 Watervergunning Voor het graven van een watergang ter compensatie van het versneld afvoeren en lozen van hemelwater vanaf nieuw verhard oppervlak op de locatie Van Musschenbroekbaan 13 in Nieuwegein Datum

Nadere informatie

WATERVERGUNNING. Voor het (ver)planten en verwijderen van bomen langs watergangen aan de Amerongerwetering in Wijk bij Duurstede

WATERVERGUNNING. Voor het (ver)planten en verwijderen van bomen langs watergangen aan de Amerongerwetering in Wijk bij Duurstede WATERVERGUNNING Voor het (ver)planten en verwijderen van bomen langs watergangen aan de Amerongerwetering in Wijk bij Duurstede Datum 28 november 2017 Zaaknummer 19098 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 BESLUIT...3

Nadere informatie

WATERVERGUNNING D /

WATERVERGUNNING D / WATERVERGUNNING 1 Inleiding Dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Delfland (hierna: Delfland) hebben op 8 september 2016 een aanvraag voor een watervergunning ontvangen van AAB BM Nederland

Nadere informatie

Nota inspraak en overleg Bestemmingsplan Schansen e.o.

Nota inspraak en overleg Bestemmingsplan Schansen e.o. Nota inspraak en overleg Bestemmingsplan Schansen e.o. Gemeente Leiderdorp Datum: 05 maart 2010 Projectnummer: 80277 ID: NL.IMRO.0547.BPschansen-ON01 INHOUD 1 Inleiding 3 2 Inspraakreacties 4 3 Overleg

Nadere informatie

De vergunninghouder. Watervergunning. voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Datum 25 juli 2018

De vergunninghouder. Watervergunning. voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Datum 25 juli 2018 De vergunninghouder Datum 25 juli 2018 Kenmerk DMS2018-0030860 Zaaknummer WN2018-004141 Watervergunning voor het plaatsen van een aanlegsteiger met meerpalen nabij Dijksgracht 23 in Amsterdam. Uw kenmerk/projectcode:

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 18 september 2018, met het besluitnummer ;

PROVINCIAAL BLAD. Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 18 september 2018, met het besluitnummer ; PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van de provincie Zuid-Holland Nr. 9581 20 december 2018 Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 17 oktober 2018 met nummer 7123 en van Provinciale Staten

Nadere informatie

Dit is genomen ten behoeve van OASEN N.V., een en ander ter hoogte van de Herenstraat 67 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem.

Dit is genomen ten behoeve van OASEN N.V., een en ander ter hoogte van de Herenstraat 67 te Rijnsaterwoude, gemeente Kaag en Braassem. uw kenmerk: uw brief van: 2 november 2016 ons kenmerk: bijlagen: 1 inlichtingen: 16.111305 V64202 Team Vergunningverlening en Handhaving doorkiesnummer: 071-3063494 Oasen nv Nieuwe Gouwe O.Z. 3 2801 SB

Nadere informatie

1 e programmarapportage 2015 Uitvoeringsprogramma Baggeren. 1 januari tot en met 31 maart N. Annink, S. Langerijs, P Groen, J. Klaver 15.

1 e programmarapportage 2015 Uitvoeringsprogramma Baggeren. 1 januari tot en met 31 maart N. Annink, S. Langerijs, P Groen, J. Klaver 15. 1 e programmarapportage 2015 1 januari tot en met 31 maart 2015 Auteurs N. Annink, S. Langerijs, P Groen, J. Klaver Registratienummer 15.16986 Datum 17 april 2015 Versie 0.2 Status Definitief Afdeling

Nadere informatie

WATERVERGUNNING. Datum 3 november Zaaknummer 19142

WATERVERGUNNING. Datum 3 november Zaaknummer 19142 WATERVERGUNNING Voor het vervangen van een verkeersregelinstallatiekast (VRI kast) bij een watergang en een waterkering op de locatie Boerendijk ter hoogte van de brug in de Chrysantstraat in Woerden Datum

Nadere informatie

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f 26 juni 2013 1 1 Projectbeschrijving 1.1 Wat wordt aangelegd of gewijzigd? Zowel binnen als buiten het natuurgebied Empese

Nadere informatie

WATERVERGUNNING. Datum 18 juli Zaaknummer 29007

WATERVERGUNNING. Datum 18 juli Zaaknummer 29007 WATERVERGUNNING Voor het tijdelijk dempen van een vijver en het lozen van hemelwater uit de vijver op oppervlaktewater op de locatie Croeselaan 18 in Utrecht Datum 18 juli 2018 Zaaknummer 29007 INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Legger-oppervlaktewateren 1 e partiële leggerherziening, Uitgangspuntennota

Legger-oppervlaktewateren 1 e partiële leggerherziening, Uitgangspuntennota Legger-oppervlaktewateren 1 e partiële leggerherziening, 2011 Uitgangspuntennota versie 2.0 Corsa-nummer 11.61489 Archimedesweg 1 postadres: postbus 156 2300 AD Leiden telefoon (071) 3 063 063 telefax

Nadere informatie

Integraal Waterplan Haarlem. Erhard Föllmi afd. OGV/SZ 17 sept. 2014

Integraal Waterplan Haarlem. Erhard Föllmi afd. OGV/SZ 17 sept. 2014 Integraal Waterplan Haarlem Erhard Föllmi afd. OGV/SZ 17 sept. 2014 Inhoud presentatie 1. Enkele begrippen 2. Waterplan Haarlem Aanleiding en doel Gerealiseerde maatregelen Actualisatie Geplande maatregelen

Nadere informatie

Gemeente ř Bergen op Zoom

Gemeente ř Bergen op Zoom Gemeente ř Bergen op Zoom Voorlegger Onderwerp Nummer voorstel Datum voorstel Portefeuillehouder(s) Contactpersoon Afdeling Contactpersoon Email Contactpersoon Telefoon Programmanummeren -naam : Nota Bodembeheer

Nadere informatie

Bijlage VI. Handreiking uitwerking kostenveroorzakingsbeginsel ex Nationaal Bestuursakkoord water

Bijlage VI. Handreiking uitwerking kostenveroorzakingsbeginsel ex Nationaal Bestuursakkoord water Bijlage VI Handreiking uitwerking kostenveroorzakingsbeginsel ex Nationaal Bestuursakkoord water 1 Inleiding In het Nationaal Bestuursakkoord Water (medio 2003) zijn de volgende afspraken overeengekomen

Nadere informatie

Ontwerp-Projectplan Waterwet Herprofileren Rijnwijckse Wetering

Ontwerp-Projectplan Waterwet Herprofileren Rijnwijckse Wetering Documentnummer: DM 1489616 Ontwerp-Projectplan Waterwet Herprofileren Rijnwijckse Wetering Leeswijzer Dit ontwerp-projectplan bestaat uit vier delen. In deel I wordt beschreven wat het waterschap gaat

Nadere informatie

Archimedesweg 1 CORSA nummer: postadres: versie: 3.6

Archimedesweg 1 CORSA nummer: postadres: versie: 3.6 BAGGERNOTA 2019 zorgen voor een goed onderhouden watersysteem door te leren uit het verleden en te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen, zelf actief te baggeren, andere onderhoudsplichtigen te stimuleren

Nadere informatie

Watervergunning. Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met vier elektrisch aangedreven boten. Datum 16 januari 2018

Watervergunning. Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met vier elektrisch aangedreven boten. Datum 16 januari 2018 Watervergunning Voor het gemotoriseerd varen op de benedenloop van de Kromme Rijn met vier elektrisch aangedreven boten Datum 16 januari 2018 Zaaknummer 21634 Poldermolen 2 Postbus 550 3990 GJ Houten T

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. : Krediet baggerwerken. Toelichting

RAADSVOORSTEL. : Krediet baggerwerken. Toelichting RAADSVOORSTEL Onderwerp : Krediet baggerwerken Toelichting De Subbiedregeling is in het leven geroepen om het verrichten van baggerwerk in het stedelijk gebied te stimuleren. In veel Nederlandse gemeenten

Nadere informatie

Overeenkomst overdracht stedelijk water van de gemeente Lingewaal aan Waterschap Rivierenland

Overeenkomst overdracht stedelijk water van de gemeente Lingewaal aan Waterschap Rivierenland Overeenkomst overdracht stedelijk water van de gemeente Lingewaal aan Waterschap Rivierenland De ondergetekenden: Gemeente Lingewaal gevestigd te Asperen, op grond van artikel 171 eerste lid van de Gemeentewet

Nadere informatie

WATERVERGUNNING (RAAM)

WATERVERGUNNING (RAAM) WATERVERGUNNING (RAAM) Voor het aanleggen van glasvezel bij watergangen op de locatie nabij Burgemeester Middelweerdbaan 1 in De Meern Datum 30 augustus 2018 Zaaknummer 31735 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1

Nadere informatie

ALGEMENE VERGADERING. Relevante kaders - Waterwet - Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland (VFL) Lelystad, 21 maart 2013

ALGEMENE VERGADERING. Relevante kaders - Waterwet - Verordening voor de Fysieke Leefomgeving Flevoland (VFL) Lelystad, 21 maart 2013 VERGADERDATUM 23 april 2013 SSO SECTOR/AFDELING STUKDATUM NAAM STELLER 3 april 2013 R.J.E. Peeters ALGEMENE VERGADERING AGENDAPUNT 12 Voorstel Kennisnemen van het projectplan voor Waterbeheerplan 3 waarin

Nadere informatie

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009;

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009; Voordracht aan Provinciale Staten van Gedeputeerde Staten provincie H o L L A N D ZUID Vergadering December 2009 Nummer 6130 onderwerp Zesde tranche Provinciale milieuverordening Zuid-Holland (PMV) 1 Besluit

Nadere informatie

Waterwet en het baggerproces. Fred de Haan (Waternet)

Waterwet en het baggerproces. Fred de Haan (Waternet) Waterwet en het baggerproces Fred de Haan (Waternet) Inhoud Wie is Waternet Watersysteembenadering Bevoegd gezag Legger Beoordeling van een ingreep Procedures Financiering Praktijkvoorbeelden Conclusies

Nadere informatie

Baggeren Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder

Baggeren Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder Baggeren Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder Toelichting op: het project de samenwerkingen Joris van Liebergen, 20 november 2012, Baggernetdag Ontstaan Ringvaart Haarlemmermeer (1845) 17. Vanuit welk

Nadere informatie

Watervergunning. Datum 15 mei Zaaknummer 11154

Watervergunning. Datum 15 mei Zaaknummer 11154 Watervergunning Voor het aanpassen van de waterhuishouding t.b.v. de uitbreiding van de carpoolvoorziening op de locatie Streektransferium Linielanding te Nieuwegein Datum 15 mei 2017 Zaaknummer 11154

Nadere informatie

Bijlage 2 bij agendapunt beheer en onderhoud stedelijk water Algemeen bestuursvergadering Waterschap Drents Overijsselse Delta d.d.

Bijlage 2 bij agendapunt beheer en onderhoud stedelijk water Algemeen bestuursvergadering Waterschap Drents Overijsselse Delta d.d. Bijlage 2 bij agendapunt beheer en onderhoud stedelijk water Algemeen bestuursvergadering Waterschap Drents Overijsselse Delta d.d. 18 december 2018 Bijlage 2 Beleid (overdracht) beheer en onderhoud stedelijk

Nadere informatie

: Projectplan Waterwet Herinrichten Schipbeek; traject Kloosterstuw N348 (Deventerweg) te Deventer

: Projectplan Waterwet Herinrichten Schipbeek; traject Kloosterstuw N348 (Deventerweg) te Deventer Onderwerp Status : Projectplan Waterwet Herinrichten Schipbeek; traject Kloosterstuw N348 (Deventerweg) te Deventer : Definitief besluit Datum vastgesteld door het college van Dijkgraaf en Heemraden :

Nadere informatie

'^b. 'lim'-ll-lli'ii'll-d'-ll. Gemeente Almere Wr'oiochap Zuk''

'^b. 'lim'-ll-lli'ii'll-d'-ll. Gemeente Almere Wr'oiochap Zuk'' Stadsbeheer H.J. de Weerd Telefoon (036) 036 527 7903 Fax (036) 036 5277205 hjweerd@almere.nl 'lim'-ll-lli'ii'll-d'-ll Waterschap Zuiderzeeland College van Dijkgraaf & Heemraden t.a.v. Lindelaan 20 8200

Nadere informatie

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja 28-11-2012. Opdrachtgever: Jan van der Laan

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja 28-11-2012. Opdrachtgever: Jan van der Laan Onderwerp: Bijdrage aan hotspot sanering Eemskanaal Nummer: Bestuursstukken\1227 Agendapunt: 6 DB: Ja 12-11-2012 Workflow Opsteller: Niels Erenstein, 0598-693619 Veiligheid en Voldoende Water BPP: Nee

Nadere informatie

ontwerp-projectplan Waterwet Renovatie en vispassage stuw Schenkel Lopik

ontwerp-projectplan Waterwet Renovatie en vispassage stuw Schenkel Lopik ontwerp-projectplan Waterwet Renovatie en vispassage stuw Schenkel Lopik Voornemen Het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is voornemens, gelet op artikel

Nadere informatie

Definities. Samensteller(s): Riza. Document: Definities TJS.doc. Datum: 9 maart Versie: 2.0 Definitief

Definities. Samensteller(s): Riza. Document: Definities TJS.doc. Datum: 9 maart Versie: 2.0 Definitief Programmering en Monitoring TienJarenScenario s Samensteller(s): Riza Document:.doc Datum: 9 maart 2006 Versie: 2.0 f s TienJarenScenario 9 maart 2006 2 van 7 INHOUD 1 Inleiding... 3 1.1 De website www.baggereninnederland.nl...

Nadere informatie

Aan de slag met uw watergang Dit moet u weten over onderhoud aan watergangen

Aan de slag met uw watergang Dit moet u weten over onderhoud aan watergangen Aan de slag met uw watergang Dit moet u weten over onderhoud aan watergangen 13.0634 brochure WT.indd 1 Onderhoud is belangrijk Watergangen zorgen voor aanvoer, afvoer en berging van water. Goed onderhoud

Nadere informatie

Projectplan Aanleg stuwen skivijver te Naaldwijk, Gemeente Westland

Projectplan Aanleg stuwen skivijver te Naaldwijk, Gemeente Westland Projectplan Aanleg stuwen skivijver te Naaldwijk, Gemeente Westland Opsteller: E. Jansens Molenaar Status: Definitief (versie 2) Projectfase: Projectnummer: Schetsontwerp 702048 Datum: 24 juli 2018 Datum:

Nadere informatie

Omgevingsdienst West-Hoüand Ingekomen. l jlo\q L QO^\^ Zaaknr:

Omgevingsdienst West-Hoüand Ingekomen. l jlo\q L QO^\^ Zaaknr: » Ta uw Omgevingsdienst West-Hoüand Ingekomen 2 7 SEP, 2012! Tauw bv Rhijnspoor 209 Postbus 6 Kenmerk: a OHOa^^ Zaaknr: l jlo\q L QO^\^ I j 2900 AA Capelle aan den IJssel T+31 10 28 86 10 0 F+31 10 28

Nadere informatie

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015 Bestuursrapportage 204 Vechtstromen Versie 24 november 205 Deze rapportage bevat een overzicht op hoofdlijnen van de voortgang van de uitvoering van het waterbeleid en dient als basis voor jaarlijks bestuurlijk

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456 0000

Nadere informatie

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe PROJECTPLAN WATERWET (definitief besluit) Projectnummer Onderwerp CP2119 projectplan voor Molenbeek Nunspeet Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe besluit het projectplan

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke onderbouwing Ruimtelijke onderbouwing De Kouwe Noord 3, Geffen Gemeente Oss Raadhuislaan 2 5341 GM Oss T: 14 0412 F: 0412 642605 www.oss.nl RUIMTELIJKE ONDERBOUWING De Kouwe Noord 3 te Geffen Februari maart 2016 1

Nadere informatie

Projectplan Verbeteren waterkwaliteit Thurledevijver gemeente Rotterdam

Projectplan Verbeteren waterkwaliteit Thurledevijver gemeente Rotterdam Projectplan Verbeteren waterkwaliteit Thurledevijver gemeente Rotterdam Opsteller: Nienke Schuil Status: definitief Projectfase: Projectnummer: Bestekfase 701832 Datum: 02/10/2015 Kopie: Archief Opdrachtgever

Nadere informatie

Projectplan duiker Noordlandseweg Polder Nieuwland en Noordland

Projectplan duiker Noordlandseweg Polder Nieuwland en Noordland Projectplan duiker Noordlandseweg Polder Nieuwland en Noordland Opsteller: Rienke Dekker Status: Definitief Projectfase: Projectnummer: Definitief ontwerp 701581 Datum: 25 april 2012 Kopie: Archief Opdrachtgever

Nadere informatie