Hoe hangen morele cognities samen met moreel gedrag en. morele emotie bij jeugdigen?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoe hangen morele cognities samen met moreel gedrag en. morele emotie bij jeugdigen?"

Transcriptie

1 Hoe hangen morele cognities samen met moreel gedrag en morele emotie bij jeugdigen? Masterscriptie Forensische Psychologie Departement Psychologie en Gezondheid Auteur: Cilia Bor ANR: Begeleider: dr. M. Cima Tweede beoordelaar: dr. J. Sijtsema Track: Forensische psychologie Datum:

2 Samenvatting In deze studie is onderzocht op welke manier morele cognitie, morele emotie en moreel gedrag samenhangen in een groep jeugddelinquenten en een groep niet-delinquente leeftijdsgenoten. Deze drie componenten van moraliteit werden aan de hand van zowel zelfrapportage als computertaken en observatiemetingen in kaart gebracht. Morele cognitie werd gemeten aan de hand van een voorgelegd moreel dilemma in de vorm van een computertaak. Als maat voor morele emotie werd in het huidige onderzoek gekeken naar empathie, waarbij een onderscheid werd gemaakt tussen affectieve en cognitieve empathie. De Basic Empathy Scale is gebuikt om deze te meten. Moreel gedrag werd gemeten door middel van informatie uit het dossier. Er werd duidelijk dat delinquente en niet-delinquente jongeren verschillen op alle drie de componenten van moraliteit met uitzondering van cognitieve empathie; delinquenten lieten een lager niveau van morele cognitie, minder affectieve empathie en meer immoreel gedrag zien. Daarnaast werd een significante samenhang gevonden tussen affectieve empathie en moreel gedrag. Specifieker gezegd, bleek affectieve empathie een significante voorspeller voor moreel gedrag te zijn. Er werd geen significante relatie gevonden tussen morele cognitie en moreel gedrag. De resultaten impliceren dat delinquente jongeren minder moraliteit bezitten dan nietdelinquente jongeren en verminderde empathie immoreel gedrag voorspelt.

3 Abstract This study examined in what ways moral cognitions, moral emotions and moral behavior relate to each other within a group of juvenile delinquents and a group of non-delinquent peers. These three components of morality will be measured by using both self-report as well as computer tasks and file records. Moral cognition was measured by a proposed moral dilemma via a computer task. Regarding moral emotion, the focus was on empathy, which was measured using the Basic Empathy Scale distinguishing between affective and cognitive empathy. Moral behavior was measured by scoring immoral behavior in the file records. Results show that delinquents were different on almost all of these three components as compared to nondelinquent youngsters. More specifically, delinquents showed a lower level of moral cognition, less empathy and more immoral behavior. Additionally, a significant relationship between affective empathy and moral behavior was found, in which affective empathy was a significant predictor of moral behavior. No significant relationship was found between moral cognition and moral behavior. These results implicate that delinquent juveniles have less morality than their non-delinquent peers and that impaired empathy predicts immoral behavior.

4 Inleiding Moraliteit is een belangrijk en omstreden begrip binnen de forensische gezondheidszorg. Met name psychopaten zouden geen geweten en hiermee geen moraliteit bezitten (Hare, 1993). Maar wat is moraliteit precies? Vooral in de afgelopen decennia is hier veel onderzoek naar gedaan. Het is belangrijk om uitgebreid onderzoek te verrichten, gezien het maladaptieve gedrag van psychopaten en het feit dat anderen hiervan vaak slachtoffers worden. Helaas bestaat er nog veel onduidelijkheid rond de relatie tussen de verschillende aspecten van moraliteit. Moraliteit wordt vaak opgedeeld in drie componenten, namelijk cognitie, emotie en gedrag. Cognitie speelt een grote rol in moraliteit via bijvoorbeeld moreel redeneren. De term morele cognitie wordt vaak gebruikt om oordelen over morele dilemma s te onderscheiden van oordelen over niet-morele dilemma s. Hierbij wordt de nadruk gelegd op moreel oordelen en redeneren in plaats van op normen, houdingen en strategieën voor beslissingen maken. Belangrijk hierbij is of iemand bepaald gedrag rechtvaardig vindt en de onderliggende opvattingen over gerechtigheid daarbij (Guerra, Nucci, & Huesmann, 1994). In dit onderzoek hebben we deze opvattingen proberen te achterhalen door gebruik te maken van de vier stadia die zijn ontwikkeld door Gibbs (Gibbs, Basinger, & Fuller, 1992), gebaseerd op de theorie van Kohlberg (Colby, Kohlberg, Gibbs, & Lieberman, 1983; Colby & Kohlberg, 1987; Kohlberg, 1984). Deze stadia zijn ingedeeld van oppervlakkig (stadium één) naar diepgaand (stadium vier). Stadia één en twee omvatten het onvolwassen niveau en worden gezien als concreet en oppervlakkig, waarbij moraliteit wordt verward met fysieke macht of pragmatische overeenkomsten. Stadia drie en vier omvatten het volwassen niveau, waarbij dieper wordt gegaan door inzicht in intrinsieke waarden, interpersoonlijke relaties of de maatschappij (Gibbs et al., 1992). Een voorbeeld van het begin van een moreel opvatting is: Het nakomen van

5 beloften of het spreken van de waarheid is belangrijk, want:. Voorbeelden van aanvullingen hierop zijn: Dan zal hij je in elkaar slaan. (stadium 1), Hij zou de volgende keer een belofte aan jou nakomen (stadium 2), Een vriendschap behoort oprecht te zijn. (stadium 3) of Beloften hebben intrinsieke waarde. (stadium 4). Christensen en Gomila (2012) hebben een review gedaan en geconcludeerd dat morele dilemma s een erg waardevol instrument zijn om morele cognitie vast te stellen. Daarom zal in dit onderzoek door middel van deze methode morele cognitie concreet worden gemaakt. Een andere component van moraliteit omvat emotie. Morele emotie wordt vaak samengevat in schuld, spijt, empathie en schaamte. In dit onderzoek wordt de nadruk gelegd op empathie. Een gebrekkig empathisch vermogen wordt namelijk ook gezien als één van de belangrijkste kenmerken van psychopathie (Jones, Happe, Gilbert, Burnett, & Viding, 2010). Feshbach (zoals geciteerd in Tangney, Stuewig, & Mashek, 2007) definieerde empathie als een gedeelde emotionele reactie tussen observator en de stimuluspersoon. Ze suggereert dat empathische responsiviteit drie intergerelateerde vaardigheden vereist: het cognitieve vermogen om het perspectief van een ander te zien, het cognitieve vermogen om een affectieve ervaring van een ander accuraat te herkennen en te discrimineren en het affectieve vermogen om zelf een verscheidenheid van emoties te kunnen ervaren (gezien empathie het delen van een ervaring van de ander omvat). In dit onderzoek wordt binnen empathie ook onderscheid gemaakt tussen cognitieve en affectieve empathie, waarbij cognitieve empathie het begrijpen van de emoties van een ander en affectieve empathie het ervaren van de emoties van een ander inhoudt (Jolliffe & Farrington, 2006a). Dit is een interessant onderscheid, omdat al vaker werd gepostuleerd dat psychopaten wel cognitieve empathie zouden bezitten, maar moeite zouden hebben met affectieve empathie. Zij weten het verschil tussen goed en kwaad, maar voelen hier niets bij

6 (Cima, Tonnaer, & Hauser, 2010; Jones et al., 2010). Moreel gedrag kan op twee manieren worden bekeken. Het kan gezien worden als een direct resultaat van gedragstendensen en de interactie tussen deze tendensen of als interacties die gemedieerd worden door cognitieve processen als morele overtuigingen en moreel redeneren (Blasi, 1980). In deze studie zal worden onderzocht of er ondersteuning kan worden gevonden voor deze tweede assumptie. Blasi (1980) ziet moreel gedrag als complex, ingesloten in verschillende gevoelens, vragen, twijfels, oordelen en beslissingen. Maar welk gedrag nu precies moreel is, is niet gemakkelijk te definiëren. Het is moeilijk een criterium te geven voor welk gedrag (moreel gezien) goed of fout is. Bijna elk gedrag kan moreel relevant zijn, afhankelijk van hoe het gedrag wordt gezien door de uitvoerder. De meest gebruikte oplossing voor dit probleem is gebruik maken van de publieke morele mening. De meeste mensen in alle culturen zien vooral helpen, delen, bedriegen en het weerstaan van verleiding als (im)moreel gedrag (Blasi, 1980). In deze studie wordt moreel gedrag gemeten in een populatie van jeugddelinquenten in een justitiële jeugdinrichting in Nederland aan de hand van gegevens over hun handelingen in het verleden. Nu is de vraag op welke manier de componenten morele cognitie, morele emotie en moreel gedrag samenhangen. Eerdere onderzoeken hebben al geprobeerd hierin meer duidelijkheid te bieden. Uit het onderzoek van Glenn, Raine, Schug, Young, en Hauser, (2009) kan worden geconcludeerd dat emotionele processen een cruciale rol spelen in het motiveren van moreel gedrag door middel van moreel redeneren. Hier werd bijvoorbeeld duidelijk dat hersengebieden, gerelateerd aan emotie, actief werden bij het beoordelen van morele dilemma s. Ook Kohlberg (1984) en Gibbs (2003) concludeerden dat moreel redeneren samenging met morele emoties, terwijl Eisenberg (2000) emotie meer zag als een brug tussen cognitie en gedrag.

7 Daarnaast concludeerde Eisenberg (2000) ook dat emoties beïnvloeden hoe iemand evalueert en dus (morele) cognities ook direct beïnvloeden. Zelfs niet-morele emoties, zoals blijheid, verdriet en boosheid zouden gecorreleerd zijn met en voorspellend zijn voor moreel gedrag, evenals een vermindering van de morele emotie schuld, externaliserend gedrag zou kunnen voorspellen (Eisenberg, 2000). Verschillende onderzoeken ondersteunen dus de aanname dat morele cognitie en morele emotie gerelateerd zijn, maar een eventueel mediërend effect van morele emotie op het effect van morele cognitie op moreel gedrag is weinig tot niet onderzocht. Daarnaast is naar de relatie tussen morele cognitie en moreel gedrag een aantal onderzoeken gedaan, maar zoals Guerra et al. (1994) al aankaartten, hebben eerdere formuleringen van theorieën over stadia enkel vage hypothesen opgeleverd. Zo zijn er een aantal onderzoeken die alleen een zwakke, vaak indirecte relatie hebben gevonden tussen moreel relevante cognities en antisociaal (immoreel) gedrag (Barriga, Morrison, Liau, & Gibbs, 2001; Hawley & Geldhof, 2012; Malti, Gasser, & Gutzwiller-Helfenfinger, 2010; van der Velden, Brugman, Boom, & Koops, 2010), terwijl Blasi (1980) concludeert dat morele redenering en moreel gedrag gerelateerd zouden moeten zijn. Hiernaast heeft Gini (2006) onderzoek gedaan naar morele ontkoppeling ( moral disengagement ) bij agressieve kinderen, waarin werd gevonden dat deze populatie geneigd is morele ontkoppeling toe te passen en hiermee morele cognitie en gedrag te scheiden. Toch wordt erop gewezen dat meer onderzoek nodig is naar empathie en morele cognitie binnen deze populatie. In deze studie zal daarom worden geprobeerd het beeld van de relatie tussen morele cognities, morele emoties en moreel gedrag te verhelderen. Dit zal worden gedaan aan de hand van een indeling in morele stadia en een scoring op morele gedragingen en morele emotionaliteit (empathie). Op deze manier wordt geprobeerd meer inzicht te krijgen in het verklaren van

8 (im)moreel gedrag en hiermee samenhangende factoren als cognitie en emotie. Er is in dit onderzoek voor gekozen om dit bij jeugddelinquenten te onderzoeken, omdat bekend is dat zij zich in lagere morele stadia bevinden dan niet-delinquente leeftijdsgenoten (Stams et al., 2006). Ook is uit onderzoek duidelijk geworden dat bij jongeren een sterkere relatie zou bestaan tussen empathie en offending (Jolliffe & Farrington, 2004). Hierbij aansluitend laten van Vugt et al., (2011) een relatie zien tussen een lager moreel stadium en recidive, waarbij morele cognitie en morele emotie invloedrijke factoren zijn. Het is om die reden belangrijk om meer inzicht te krijgen in waar morele beslissingen van (jeugd)delinquenten door gemotiveerd worden om deze te kunnen beïnvloeden en misschien zelfs te voorkomen. Op basis van de besproken onderzoeken naar de verschillende aspecten van moraliteit kunnen verschillende onderzoeksvragen worden opgesteld. Is er sprake van minder moraliteit bij delinquente jongeren in vergelijking met niet-delinquente jongeren op de drie verschillende componenten? Is er sprake van samenhang tussen de drie componenten van moraliteit? Welke componenten van moraliteit voorspellen moreel gedrag? Op basis van de besproken onderzoeken worden in dit onderzoek de hypothesen gesteld dat delinquente jongeren lager scoren op alle componenten van moraliteit dan niet-delinquente jongeren (Stams et al., 2006), dat morele emotie (empathie) en morele cognitie positief samen zullen hangen (Gibbs, 2003; Glenn et al., 2009; Kohlberg, 1984), dat hoe hoger de score op de morele stadia is, hoe minder immoreel gedrag zal plaatsvinden (Blasi, 1980; Malti et al., 2010) en hoe minder morele emotie, hoe meer immoreel gedrag (Eisenberg, 2000). Daarnaast wordt verwacht dat morele emotie en cognitie beiden voorspellend zullen zijn voor moreel gedrag (Blasi, 1980; Malti et al., 2010; Eisenberg, 2000). Naast deze algemene onderzoeksvragen wordt in deze studie ook onderzocht of een

9 onderscheid tussen affectieve en cognitieve empathie relevant is. Hierbij wordt verwacht dat affectieve empathie lager zal zijn bij delinquenten dan cognitieve empathie en in verhouding tot niet-delinquenten (Jones et al., 2010) en affectieve empathie meer samen zal hangen met morele cognitie en moreel gedrag dan cognitieve empathie.

10 Methode Participanten De steekproef (n=124) bestond uit 40 jeugddelinquenten die geïnstitutionaliseerd zijn in de justitiële jeugdinrichting Het Keerpunt in Cadier en Keer in Nederland en 84 gezonde deelnemers in de controlegroep. Deze laatste groep bestond uit 53 jongens en 31 meisjes. De 40 jeugddelinquenten waren allemaal jongens. De deelnemers in de controlegroep kwamen van verschillende middelbare scholen van VMBO-niveau in Limburg. De leeftijd van de jongens die in Het Keerpunt zitten, was gemiddeld met een standaarddeviatie van De leeftijd van de controlegroep was gemiddeld met een standaarddeviatie van Dit was een significant verschil: t(65) = 5.50; p=0.00. Samengenomen varieerden de leeftijd binnen de groepen tussen vijftien en achttien jaar oud met een gemiddelde van en een standaarddeviatie van Ook het geslachtsverschil was significant: t(122) = 4.80; p=0.00. Om deze reden is in alle analyses gecontroleerd voor deze twee factoren. Jongeren met een IQ van lager dan 80, een psychotische stoornis of huidig alcohol- of drugsmisbruik zijn uitgesloten van dit onderzoek. Procedure en materialen De delinquente jongens werden gevraagd mee te doen aan dit onderzoek door de onderzoeker. Na het invullen van de informed consent konden de experimenten beginnen. Hierin werd anonimiteit vastgelegd en een toestemming gegeven voor het gebruiken van de gegevens van de jongeren. Alle deelnemers hebben deze ingevuld. De jongeren in de controlegroep werden gevraagd om te participeren in het onderzoek tijdens een les op school. Wanneer een jongere jonger was dan zestien is toestemming gevraagd van de ouders. Het

11 onderzoek bestond uit een combinatie van vragenlijsten en een computertaak. Er waren twee vragenlijsten die psychopathische trekken en moreel gedrag maten. In de computertaak werden morele dilemma s beoordeeld. De vragenlijsten en de computertaak waren in een bepaalde volgorde opgesteld om volgorde effecten te voorkomen. De jongeren hadden een uur om alle experimenten te voltooien. Na het verzamelen van de data zijn alle jongeren bedankt voor hun deelname en werd anonimiteit van hun data en informatie nogmaals benadrukt. De deelnemers is verteld dat zij mochten stoppen tijdens hun deelname op elk moment zonder dat dit gevolgen zou hebben. Gedrag Hiervoor is allereerst een vragenlijst gebruikt, die begon met vragen die biografische informatie verzamelden, zoals geboortedatum, nationaliteit en nationaliteit van de ouders. Hierna werd de deelnemers gevraagd of zij ooit in aanraking waren gekomen met politie, of ze ooit een misdaad hadden gepleegd, of ze ooit in detentie waren, of ze ooit gespijbeld hadden, of ze fysieke of verbale agressie tegen anderen gebruikten, of ze drugs of alcohol gebruiken en of ze ooit een voertuig onder invloed hadden bestuurd. Op al deze variabelen werd een één gescoord als de jongere het gedrag ooit had vertoond of een nul wanneer dit niet het geval was. Deze scores werden opgeteld. Binnen de delinquentengroep is deze vragenlijst gescoord aan de hand van hun criminele dossier. Emotie Om morele emotie te meten is in dit onderzoek de BES (Basic Empathy Scale) gebruikt. Dit is een vragenlijst die uit twintig vragen bestaat en twee verschillende componenten van empathie meet: cognitieve en affectieve empathie. In deze lijst werd gevraagd antwoord te geven

12 op vragen over hoe jij bent op een 5-punt Likertschaal ( helemaal mee oneens, beetje oneens, niet eens, niet oneens, beetje eens of helemaal mee eens ). Voorbeeld van een vraag die cognitieve empathie meet: Ik begrijp dat mijn vrienden blij zijn als ze iets goed hebben gedaan.. Voorbeeld van een vraag die affectieve empathie meet: Nadat ik bij een vriend ben geweest die ergens verdrietig over is, voel ik me meestal ook verdrietig.. De betrouwbaarheid van de BES totaal was alpha = 50.87, voor de affectieve schaal was deze alpha = en voor de cognitieve schaal was dit alpha = (Jollife & Farrington, 2006b). In het huidige onderzoek was de cronbach s alpha goed voor affectieve empathie (α =.80) en voor cognitieve empathie was de alpha adequaat (α =.69). Cognitie Het onderzoek omvatte één computertaak. In deze taak werden morele dilemma s gebruikt voor het meten van morele cognitie. De deelnemer moest hierbij tien korte video s bekijken, waarin een moreel dilemma werd voorgelegd. De thema s van de video s waren stelen, vriendschap, eerlijkheid, respect, drugs, ouders, depressie en geheimen. Voorbeeld: Jerry is verhuisd naar een nieuwe school en voelt zich eenzaam. Jeroen vraagt hem om mee te komen voetballen en ze worden goede vrienden. De voetbalcoach vraagt of Jerry in het eerste wil komen spelen, omdat hij zo goed speelt en Jerry doet dit. Nu moet hij 3x in de week trainen en heeft minder tijd om dingen met Jeroen te doen. Dan vraagt Jeroen of Jerry op zijn verjaardag wil komen en Jerry zegt na de training meteen te komen. Dan besluit het team om na de training uit te gaan met elkaar.. Hierna wordt de deelnemer gevraagd wat de hoofdpersoon, in dit geval Jerry, zou moeten zeggen of doen. Ook werd hen nog een aantal open vragen gesteld over de video s, zoals Zou de hoofdpersoon zijn mond moeten houden? En waarom?. Algemene uitspraken werden getest door vragen als Is het goed om te stelen? en Hoe belangrijk is het in

13 het algemeen om de waarheid te vertellen?. De video s maken deel uit van een valide en op bewijs gebaseerde interventie die Aggression Replacement Therapy wordt genoemd (Glick & Goldstein, 1987). Een uitgeschreven versie hiervan is te vinden in de bijlage. De scoring van de morele dilemma s is gebaseerd het al eerder genoemde scoringssysteem (SRM-SF) van Gibbs. Er werd dus een cijfer variërend van één tot vier gegeven aan elk kwalitatief antwoord op de hiervoor beschreven vragen. Analyse Allereerst werd met behulp van SPSS 18 een gemiddelde score berekend van de gescoorde items door de verschillende beoordelaars voor de variabele morele cognitie. Doordat de twee beoordelaars onafhankelijk van elkaar hebben gescoord, kon de interbeoordelaarscoëfficiënt worden berekend. Omdat er sprake was van significante samenhang hierbij kon verder worden gerekend met de gemiddelde scores van de beoordelaars. Om te onderzoeken of er verschillen zijn tussen delinquenten en niet-delinquente deelnemers met betrekking tot morele cognitie en moreel gedrag zijn One Way ANOVA s uitgevoerd, waarbij is gecontroleerd voor geslacht en leeftijd. Voor morele emotie is hierbij ook onderscheid gemaakt tussen de cognitieve en de affectieve component en is er een MANCOVA uitgevoerd. Om te onderzoeken of er samenhang bestaat tussen de variabelen ( morele cognitie, morele emotie en moreel gedrag ) bij de (delinquente) jongeren is er een Pearson Correlatieanalyse uitgevoerd. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen de cognitieve en de affectieve component van morele emotie. Om vast te kunnen stellen welke variabelen (cognitie en/of emotie) een voorspeller is

14 voor moreel gedrag werd een lineaire regressie analyse uitgevoerd met moreel gedrag als afhankelijke variabele en morele cognitie en morele emotie als predictoren.

15 Resultaten Allereerst is er een homogeniteits-analyse uitgevoerd om te bepalen of alle scores normaal verdeeld zijn. Skewness en Kurtosis scores lagen alle tussen de +1 en -1. Er was geen sprake van outliers (Balanda & MacGillivray, 1988; Brown, 2010; Nelson, 1984). Vanwege een significant verschil in geslacht en leeftijd zijn er One Way ANOVA s uitgevoerd, waarbij gecontroleerd werd voor deze twee variabelen om te onderzoeken of er verschillen zijn tussen delinquente (N=40) en niet-delinquente (N=84) deelnemers met betrekking tot de drie variabelen; morele cognitie, morele emotie (empathie) en moreel gedrag. Met betrekking tot morele cognitie werd allereerst de interbeoordelaars-coëfficiënt berekend. Morele cognitie werd door drie onafhankelijke beoordelaars gescoord, waarbij één beoordelaar alle 124 deelnemers had gescoord en de overige twee beoordelaars ieder 62 deelnemers scoorden. De interbeoordelaars-coëfficiënt werd berekend aan de hand van de Kappa Coëfficiënt. De Kappa tussen beoordelaar één en twee behaalde.92; p <.001 en tussen beoordelaar één en drie was wat lager.67, p <.001. Vervolgens werden de scores van de beoordelaars bij elkaar opgeteld en gedeeld door twee om zodoende de morele ontwikkelingsscore te krijgen waarmee in de huidige studie gerekend is als maat voor morele cognitie. Uit de resultaten van een One Way ANOVA, waarbij morele cognitie de afhankelijke variabele was en groep de onafhankelijke variabele, bleek dat de delinquentengroep significant lager scoorden dan de niet-delinquentengroep: F(1,120) = 15.89; p=0.00. Hierbij is gecontroleerd voor effecten van geslacht en leeftijd, maar deze waren beide niet significant: F(1,120) = 3.13; p=0.08, F(1,120) = 3.61; p=0.06. Om te onderzoeken of er significante verschillen zijn tussen de groepen met betrekking tot morele emoties is er een MANCOVA uitgevoerd met groep als onafhankelijke variabele en de subschalen van de BES (namelijk affectieve en cognitieve empathie) als

16 afhankelijke variabelen. Hierbij was sprake van een significant effect van geslacht en leeftijd voor affectieve empathie: F(1,120) = 11.89; p=0.01, F(1,120) = 4.43; p=0.04. Voor cognitieve empathie was er alleen een significant effect van geslacht: F(1,120) = 4.89; p=0.03. Alleen het effect van groep op affectieve empathie was significant: F(1,120) = 8.93; p=0.01. Wanneer meisjes werden uitgesloten om geslachtseffecten te voorkomen, was het verschil tussen de groepen nog steeds significant: F(1.90) = 7.95; p=0.01. Hiernaast is door middel van een Paired Samples T-test onderzocht of de groepen onderscheid maken tussen de affectieve en cognitieve empathie. Hieruit werd duidelijk dat dit voor de niet-delinquentengroep wel het geval was: t(83) = 9.94; p=0.00. Bij hen was er sprake van een hogere score op affectieve empathie. De delinquentengroep maakte geen onderscheid: t(39) = 1.31; p=0.20. Een overzicht van de drie componenten van moraliteit is te zien in tabel 1. Om te onderzoeken hoe de groepen verschillen met betrekking tot moreel ongepast gedrag is er een One Way ANCOVA uitgevoerd. Deze effecten waren beide significant: F(1,120) = 6.05; p=0.02, F(1,120) = 4.62; p=0.03. Na uitsluiting van meisjes om geslachtseffecten te vermijden, was het effect van groep nog steeds significant: F(1,90) = 53.57; p=0.00. Een Independent Samples T-test stelde dan ook vast dat er sprake is van een verschil tussen jongens en meisjes op moreel ongepast gedrag: t(122) = 5.05; p=0.00. Wanneer een correlatieanalyse werd uitgevoerd, werd duidelijk dat leeftijd en immoreel gedrag gecorreleerd zijn in de nietdelinquentengroep: r=.25; p=0.02. In de delinquentengroep was dit niet het geval: r=.04; p=0.79. Vervolgens is er door middel van correlatieanalyses (Pearson) onderzocht of er samenhang bestaat tussen de drie variabelen. Hierbij is er enkel een significante relatie gevonden tussen affectieve empathie en immoreel gedrag. De samenhang tussen morele cognitie en affectieve empathie liet een borderline-effect zien. Deze resultaten zijn samen met de overige

17 correlatiecoëfficiënten te vinden in tabel 2. Nadat duidelijk werd dat er sprake was van significante samenhang tussen affectieve emotie en gedrag is er een regressie-analyse uitgevoerd voor deze variabelen. Hierbij werden drie stappen uitgevoerd, waarbij de effecten van geslacht en leeftijd in de eerste stap werden geïncludeerd, morele cognitie en affectieve en cognitieve empathie werden in de tweede stap toegevoegd en in de derde stap werden interactie-effecten van affectieve en cognitieve empathie met groep toegevoegd. Alle drie de modellen waren significant: F(2,123) = 27.05; p=0.00, F(6,123) = 22.08; p=0.00, F(8,123) = 19,61; p=0.00. Moreel gedrag was hierbij de afhankelijke variabele. De resultaten van deze regressieanalyse zijn te vinden in tabel 3. Om het significante interactie-effect van groep*affectieve empathie helder weer te geven is een grafiek gemaakt die hieronder te zien is (Grafiek 1). Hierbij is affectieve empathie opgedeeld op grond van de mediaan score in de delinquentengroep, in een groep met lage scores ( 1 ) en een groep met hoge scores ( 2 ). Moreel ongepast gedrag was hierbij de afhankelijke variabele.

18 Tabel 1. Een overzicht van de gemiddelden, standaarddeviaties, deelnemersaantallen en significatieniveaus voor delinquente en niet-delinquente jongeren op de drie variabelen (N = 124). Variabelen Delinquent Nietdelinquent M SD M SD P Morele cognitie Morele emotie Affectief Cognitief Immoreel gedrag Tabel 2. Een overzicht van de correlatiecoëfficiënten van de drie variabelen (N = 124). Correlaties Cognitie Emotie: Emotie: Gedrag (r) Affectief Cognitief Morele Cognitie Morele Emotie Affectief 0.17^ Cognitief Immoreel Gedrag ** Note: ^= p =.07; * = p <.05; ** = p <.01

19 Tabel 3. Een resultatentabel uit SPSS betreffende de regressie analyse met moreel ongepast gedrag als afhankelijke variabele. Model B SE Beta t Sig. 1 (Constant) Man=1 Vrouw= Leeftijd (Constant) Man=1 Vrouw= Leeftijd Morele Cognitie Affectieve Empathie Cognitieve Empathie Groep (Constant) Man=1 Vrouw= Leeftijd Morele Cognitie Affectieve Empathie Cognitieve Empathie Groep Interactie groep*affectief Interactie groep*cognitief

20 Grafiek 1. Een grafiek met het interactie-effect groep*affectieve empathie met immoreel gedrag als afhankelijke variabele (N = 124). 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Delinquenten Gezonde controlen Hoog Affectief empathie Laag Affectief empathie

21 Discussie In deze studie is onderzoek gedaan naar drie verschillende componenten van moraliteit: cognitie, emotie (empathie) en gedrag. Dit is gedaan bij twee groepen, namelijk jeugddelinquenten en jeugdige niet-delinquenten door middel van afname van een computertaak waarbij de jongeren hun mening moesten geven over morele dilemma s, afname van de BES om affectieve en cognitieve empathie te meten en scoring van immoreel gedrag uit dossiers. Na een vergelijking van de delinquente met de niet-delinquente groep op morele cognitie, empathie en immoreel gedrag werd duidelijk dat er significante verschillen waren op alle drie de componenten met uitzondering van cognitieve empathie: delinquente jongeren lieten een lager niveau van morele cognitie zien, minder empathie en meer immoreel gedrag. Daarnaast is er samenhang gevonden tussen affectieve empathie en moreel gedrag en blijkt affectieve empathie moreel gedrag te voorspellen. Ook is er een interactie-effect gevonden voor affectieve empathie*groep wanneer moreel gedrag de afhankelijke variabele was. Er is geen samenhang gevonden tussen morele cognitie en moreel gedrag. De resultaten met betrekking tot morele cognities, zijn in overeenstemming met eerdere onderzoeken, zoals de meta-analyse van Stams (2006), waarin werd geconcludeerd dat jeugddelinquenten in een lager moreel stadium zitten dan hun niet-delinquente leeftijdsgenoten. Tevens werd in een onderzoek dat veel gelijkenis toont met deze studie gevonden dat een delinquente groep jongeren significant lager scoorden op morele cognitie en moreel redeneren dan de niet-delinquente groep, maar er werd geen verschil tussen de groepen gevonden op empathie (Lee & Prentice, 1988). Dit is in tegenstelling tot het huidige onderzoek, waarin wel verschillen in empathie werd gevonden tussen de delinquenten en niet-delinquente controle groep. Een mogelijke verklaring voor deze verschillende resultaten zou kunnen liggen in het feit

22 dat er andere meetinstrumenten gebruikt zijn om verschillen in empathie vast te stellen (Lee & Prentice, 1988). De bevindingen van de huidige studie met betrekking tot empathie, zijn wel in overeenstemming met meer recent onderzoek, waarin een correlatie werd aangetoond tussen empathie en een delinquente groep overtreders (Jolliffe & Farrington, 2006a). Aanvullend zijn er studies die hebben aangetoond dat delinquente jongeren lager scoren op affectieve empathie dan een controlegroep (Kaplan & Arbuthnot, 1985). De huidige studie toonde aan dat bij het onderscheid maken tussen affectieve en cognitieve empathie, enkel bij affectieve empathie een significant verschil werd gevonden tussen delinquente en niet-delinquente jongeren. Dit verschil is in overeenstemming met verschillende onderzoeken. In de studie van Jones et al. (2010) werd al duidelijk dat jongeren met psychopathisch neigingen minder affectieve empathie vertonen. Ook in het onderzoek van Cima, Tonnaer, en Hauser (2010) wordt verschil gezien tussen het begrijpen en het voelen van andermans leed en geconcludeerd dat psychopaten meer cognitieve dan affectieve empathie bezitten. Hoewel Kohlberg (1984) en Gibbs (2003) een relatie vonden tussen morele redenering en morele emotie werd in het huidige onderzoek geen relatie gevonden tussen morele cognitie en empathie, wat wel in overeenstemming is met het onderzoek van Lee en Prentice (1988). Wellicht is dit te verklaren door een scheiding tussen affectieve en cognitieve aspecten in psychopaten, zoals beschreven in het onderzoek van Cima et al. (2010). Over deze relatie bestaat dus nog onduidelijkheid. Kaplan et al. (1985) benadrukt dan ook dat er meer onderzoek nodig is naar relatie tussen affectieve empathie en cognitie. In het huidige onderzoek bleek empathie met name van belang in de samenhang met gedrag. Er is namelijk negatieve samenhang tussen affectieve empathie en moreel gedrag gevonden. Dit is in overeenstemming met de opgestelde hypothese en sluit aan bij voorgaande onderzoeken. Zo hebben Jolliffe en Farrington (2004) een meta-analyse gedaan naar het verband tussen empathie en overtreden

23 ( offending ) en zij concludeerden ook in eerste instantie dat er een negatieve relatie tussen de variabelen zou zijn. Echter werd deze kleiner na controle voor intelligentie en na controle voor socio-economische status was deze correlatie in zijn geheel verdwenen. Desalniettemin hebben verschillende onderzoeken toch een relatie gevonden tussen empathie en immoreel gedrag. Jolliffe en Farington hebben een paar jaar na de besproken studie zelf ook nog een onderzoek gedaan naar empathie met de BES en wel een significant resultaat gevonden (Jolliffe & Farrington, 2006a). Zij vonden dat adolescenten die op een gewelddadige manier iemand pesten minder empathie hebben dan niet-pesters. Ook Tangney et al. (2007) vond hierbij aansluitend dat empathische gevoelens agressie en schadelijk gedrag kunnen inhiberen en Miller en Eisenberg (1988) concludeerden dat empathische reacties negatief gecorreleerd waren met agressie en antisociaal en externaliserend gedrag. Er lijkt dus toch een relatie te bestaan tussen (affectieve) empathie en moreel gedrag, maar er is meer onderzoek nodig naar de invloed van intelligentie en socio-economische status om de relatie tussen empathie en moreel gedrag te verhelderen. Na het vinden van de significante relatie tussen affectieve empathie en moreel gedrag was het een logische stap om een regressieanalyse uit te voeren. Hieruit werd duidelijk dat enkel affectieve empathie moreel gedrag significant verklaard. De hypothese hierover wordt bevestigd en dit sluit aan bij voorgaande onderzoeken. Zo heeft Eisenberg (2000) bijvoorbeeld benoemd dat zowel niet-morele als morele emoties voorspellend kunnen zijn voor moreel en externaliserend gedrag. Ook Miller en Eisenberg (1988) concludeerden voorzichtig dat empathische responsiviteit agressief gedrag kan inhiberen. In de uitgevoerde regressieanalyse is ook een interactie-effect gevonden van affectieve empathie en groep op moreel gedrag. Dit betekent dat affectieve empathie moreel gedrag voorspelt, vooral als je in de niet-delinquente groep zit en hoog scoort op affectieve empathie

24 vertoon je minder immoreel gedrag. Een dergelijk interactie-effect is nog niet eerder besproken in voorgaande literatuur, maar sluit wel aan bij de onderzoeken die een relatie vonden tussen affectieve empathie en moreel gedrag (Eisenberg, 2000; Miller & Eisenberg, 1988; Glenn et al., 2009). Wat in tegenstelling tot alle voorgaande onderzoeken is, is dat in het huidig onderzoek bij het interactie-effect is gevonden dat wanneer je in de delinquentengroep zit en je scoort hoog op affectieve empathie, dit juist meer immoreel gedrag voorspelt. Eventueel zou dit te verklaren kunnen zijn door het feit dat de verschillen tussen hoge en lage scores op affectieve empathie kleiner waren in de delinquentengroep dan in de niet-delinquentengroep, in combinatie met hoge mate van immoreel gedrag, waardoor bij hen het effect van empathie op gedrag wellicht minder was. Een voorspellend effect van morele cognitie op gedrag werd in tegenstelling tot voorgaande literatuur niet gevonden (Blasi, 1980; Malti et al., 2010). Het blijft dan ook lastig te zeggen hoe de relaties tussen morele emoties, cognities en moreel gedrag in elkaar zitten. Het is makkelijker te onderzoeken hoe men hypothetisch gezien zou reageren in op een moreel dilemma dan te weten te komen hoe iemand zich zal gedragen als hij in het echte leven tegen zo n dilemma aanloopt. Wellicht zou voor het meten van morele cognitie of gedrag een dilemma in een real life situatie een helderder beeld werpen op de relatie tussen verschillende componenten van moraliteit. Het zou dan een limitatie kunnen zijn dat het gemeten gedrag in de dossiers in het verleden ligt en niet in een real life situatie werd gemeten. Voor toekomstig onderzoek zou het dan ook een meerwaarde kunnen hebben dergelijke morele dilemma s in een Vitual Reality omgeving te onderzoeken, zodat gekeken kan worden hoe gedrag wordt beïnvloedt door cognities en emoties. Malti en Latzko (2010) benoemen dan ook dat kinderen in het echte leven een grote diversiteit aan emoties aan zichzelf toeschrijven als delinquent, maar

25 dat deze emoties en oordelen verschillend zijn van die worden uitgelokt door een hypothetisch misdrijf. Een andere moeilijkheid van het determineren van de relatie tussen morele cognities, gemeten aan de hand van stadia en dilemma s, en moreel gedrag is de onafhankelijkheid van de morele stadia van moreel redeneren en het gedrag wat hieruit voort zou vloeien. Twee verschillende individuen kunnen hetzelfde gedrag uitvoeren, gemotiveerd door verschillende morele cognities. Zo kan hetzelfde gedrag ook op verschillende manieren gerechtvaardigd worden (Blasi, 1980). Een andere implicatie in dit onderzoek is het gebruik van zelfrapportage bij de BES, wat gevoelig is voor sociaal wenselijke antwoorden en geassocieerd wordt met inhibitie (Hawley & Geldhof, 2012). Ook bij het vragen naar immoreel gedrag bij de nietdelinquente jongeren is niet zeker in hoeverre zij deze vragen naar waarheid hebben beantwoord. Daarnaast is generalisatie beperkt, doordat de groepen behoorlijk homogeen zijn: jongeren van vijftien tot achttien jaar, uit Limburg, met VMBO-niveau. Hoewel we nu weer een stap dichterbij het begrijpen van de delinquent zijn, blijft het nodig om op zoek te blijven gaan naar accuratere manieren om morele cognities en gedrag te kunnen onderzoeken. Zoals Warren (1971) benadrukte heeft het differentiëren van delinquenten en hun karakteristieken extreme relevantie, niet alleen om hun etiologie te begrijpen, maar ook voor klinische doeleinden van verschillende behandelprogramma s voor verschillende subtypes van delinquenten.

26 Literatuurlijst Balanda, K.P., & MacGillivray, H.L. (1988). Kurtosis: A Critical Review. American Statistic,,42, Barriga, A. Q., Morrison, E. M., Liau, A. K., & Gibbs, J. C. (2001). Moral cognition: Explaining the gender difference in antisocial behavior. Merrill Palmer Quarterly, 47, Blasi, A. (1980). Bridging moral cognition and action: A critical review of the literature. Psychological bulletin, 88, 1. Brown, S. (2010). Measures of Shape: Skewness and Kurtosis. Oak Road Systems: Dryden, New York. Christensen, J., F. & Gomila, A. (2012). Moral dilemmas in cognitive neuroscience of moral decision-making: A principled review. Neuroscience and biobehavioral reviews, 36, Cima, M., Tonnaer, F., & Hauser, M. D. (2010). Psychopaths know right from wrong but don t care. Social Cognitive and Affective Neuroscience, 5(1), Colby, A. & Kohlberg, L. (1987). The measurement of moral judgement: Theoretical foundations and research validation (Vol. 1). Cambridge, England: Cambridge University Press. Colby, A., Kohlberg, L., Gibbs, J. C. & Lieberman, M. (1983). A longitudinal study of moral judgement. Monographs of the society for reseach in child development, 48(200), 1-2. Eisenberg, N. (2000). Emotion, regulation, and moral development. Annual reviews psychologie, 51,

27 Gibbs, J. C. (2003). Moral development and reality: Beyond the theories of Kohlberg and Hoffman. Sage. Gibbs, J. C., Basinger, K. S., & Fuller, D. (1992). Moral maturity: Measuring the development of sociomoral reflection. Hillsdale, NJ: Erlbaum Gini, G. (2006). Social cognition and moral cognition in bullying: What's wrong? Aggressive Behavior, 32(6), Glenn, A. L., Raine, A., Schug, R. A., Young, L., & Hauser, M. (2009). Increased DLPFC activity during moral decision-making in psychopathy.molecular Psychiatry, 14(10), Glick, B., & Goldstein, A. P. (1987). Aggression replacement training. Journal of Counseling & Development, 65(7), Guerra, N. G., Nucci, L., & Huesmann, L. R. (1994). Moral cognition and childhood aggression. In L. R. Huesmann (Ed.), Aggressive behavior: Current perspectives (pp ). New York: Plenum. Hare, R., D. (1993). Without conscience. New York: The Guilford press. Hawley, P., H. & Geldhof, G., J. (2012). Preschoolers social dominance, moral cognition and moral behavior: An evolutionary perspective. Journal of experimental child psychology, 112, Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2006). Development and validation of the Basic Empathy Scale. Journal of adolescence, 29(4),

28 Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2006). Examining the relationship between low empathy and bullying. Aggressive Behavior, 32(6), Jones, A. P., Happé, F. G., Gilbert, F., Burnett, S., & Viding, E. (2010). Feeling, caring, knowing: different types of empathy deficit in boys with psychopathic tendencies and autism spectrum disorder. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 51(11), Kaplan, P. J., & Arbuthnot, J. (1985). Affective empathy and cognitive role-taking in delinquent and nondelinquent youth. Adolescence. Kohlberg, L. (1984). The psychology of moral development: Essays on moral development (Vol. 2). San Francisco: Harper & Row. Lee, M., & Prentice, N. M. (1988). Interrelations of empathy, cognition, and moral reasoning with dimensions of juvenile delinquency. Journal of abnormal child psychology, 16(2), Malti, T., & Latzko, B. (2010). Children's moral emotions and moral cognition: Towards an integrative perspective. New Directions for Child and Adolescent Development, 2010(129), Malti, T., Gasser, L., & Gutzwiller-Helfenfinger, E. (2010). Children s interpretive understanding, moral judgments, and emotion attributions: Relations to social behaviour. British Journal of Developmental Psychology, 28, Miller, P. A., & Eisenberg, N. (1988). The relation of empathy to aggressive and externalizing/antisocial behavior. Psychological bulletin, 103(3), 324. Nelson, L.S. (1984). Technical Aids. Journal of Quality Technlogy, 16,

29 Stams, G. J., Brugman, D., Deković, M., van Rosmalen, L., van der Laan, P., & Gibbs, J. C. (2006). The moral judgment of juvenile delinquents: A meta-analysis. Journal of abnormal child psychology, 34(5), Tangney, J. P., Stuewig, J., & Mashek, D. J. (2007). Moral emotions and moral behavior. Annual review of psychology, 58, 345. van der Velden, F., Brugman, D., Boom, J., & Koops, W. (2010). Moral cognitive processes explaining antisocial behavior in young adolescents. International Journal of Behavioral Development, 34, Van Vugt, E., Gibbs, J., Stams, G. J., Bijleveld, C., Hendriks, J., & van der Laan, P. (2011). Moral Development and Recidivism A Meta-Analysis.International journal of offender therapy and comparative criminology, 55(8), Warren, M. Q. (1971). Classification of offenders as an aid to efficient management and effective treatment. J. Crim. L. Criminology & Police Sci., 62, 239.

30 Bijlage Jim: Jim is jarig en krijgt van zijn vriend Dries een mp3-speler die hij graag wilde. De dag erna op school ziet Jim zijn andere vriend Mark. Mark is kwaad, want zijn nieuwe mp3-speler is gestolen. Jim vraagt Dries hoe hij aan de mp3-speler kwam en deze zegt dat die hem gisteren heeft gestolen. (omschrijving lijkt erg op de mp3 van zijn vriend). Wat zou Jim moeten doen? Jerry: Jerry is verhuisd naar een nieuwe school en voelt zich eenzaam. Jeroen vraagt hem om mee te komen voetballen en ze worden goede vrienden. De voetbalcoach vraagt of Jerry in het eerste wil komen spelen, omdat hij zo goed is en Jerry doet dit. Nu moet hij 3x in de week trainen en heeft minder tijd om dingen met Jeroen te doen. Dan vraagt Jeroen of Jerry op zijn verjaardag wil komen en Jerry zegt na de training meteen te komen. Dan besluit het team om na de training uit te gaan met elkaar. Wat zou Jerry moeten doen? Mark: Mark heeft sinds 2 maanden verkering met Maria. In het begin was het leuk, maar nu wordt het saai en wil Mark ook met andere meisjes uitgaan. Mark ziet dat Maria naar hem toe komt.. Wat zou Mark moeten zeggen of doen? Murat: Murats halfbroer Henk neemt Murat in vertrouwen en zegt dat hij is gaan dealen in harddrugs. Henk vraagt Murat het niemand te vertellen en zegt het geld te geven aan zijn moeder die in de bijstand zit. Murat zegt dat Henk er toch mee moet stoppen, omdat de drugs verslavend en schadelijk voor de gezondheid zijn. Ze kunnen zelfs dodelijk zijn. Wat zou Murat moeten zeggen of doen? Koen: Meteen als Koen aankomt in de jeugdgevangenis probeert hij te ontsnappen, dus krijgt hij een streng regime. Het duurt heel lang voor de medewerkers hem weer vertrouwen en hij denkt dat het stom is om weer te ontsnappen. Hij vertelt dit tegen Lucas en Lucas zegt vannacht een vluchtpoging te gaan wagen. Hij wil een bewaker neerslaan en zijn sleutels afpakken. Koen probeert het uit Lucas hoofd te praten, maar deze wil niet luisteren. Wat zou Koen moeten zeggen of doen? Sam: Sam is met zijn vriend John naar de sportschoenenwinkel. John pikt een paar schoenen en geeft Sam een seintje. Sam wordt tegengehouden bij het uitlopen van de winkel, waarbij de manager tegen de bewaking zegt dat Sam een van de jongens is die schoenen stal en de bewaking vraagt Sam zijn tas te openen. Daar wordt niets in gevonden. De manager wil dat Sam vertelt hoe zijn vriend heet en waar hij woont. Wat zou Sam moeten zeggen of doen?

31 Reggie: Reggie zit met zijn moeder aan tafel en moeder klaagt dat vader weer laat thuis is. Reggie zag zijn vaders auto bij de kroeg staan toen hij naar huis reed. Moeder en vader hebben vaak ruzie over dat vader naar het cafe gaat voor het eten en vader had belooft dit nooit meer te doen. Moeder vraagt Reggie of ze vader zou moeten vertrouwen en of Reggie denkt dat vader weer in het cafe zit. Wat zou Reggie moeten zeggen of doen? Erik: Erik loopt met zijn vriend Martijn over straat en zien een scooter staan waar de sleutels nog in zitten. Martijn zegt: laten we een ritje maken! Wat zou Erik moeten zeggen of doen? Stefan: Stefan en Gijs zijn kamergenoten in een jeugdinstelling en zijn goede vrienden. Gijs vertrouwt hem toe dat hij de laatste tijd depressief is en scheermesjes heeft verzameld en Stefan weet waar ze liggen. De leiding maakt zich zorgen over Gijs en is erachter gekomen dat hij scheermesjes heeft verstopt. De leiding vraagt Stefan waar de mesjes zijn. Wat zou Stefan moeten zeggen of doen? Aziz: Aziz is op school een proefwerk aan het maken en de docent zeg even de klas uit te gaan en ervan uit te gaan dat er niet wordt gespiekt. Ed vraagt aan Aziz of die zijn antwoorden even wil laten zien. Wat zou Aziz moeten zeggen of doen? Sarah: Sarah werkt achter de kassa in een buurtwinkel. Het is niet druk. Haar schoolvriend Orlando en zegt maar 2 euro te hebben en vraagt of ze de sigaretten en biertjes niet wil scannen. je baas merkt het ook niet. Orlando heeft Sarah wel een geholpen, maar ze wil ook het vertrouwen van de baas niet beschamen. Wat zou Sarah moeten zeggen of doen? Mo(hammed): Abdullah is een jongen die respect vraagt en als de leraar vraagt of hij zijn huiswerk heeft gemaakt, geeft hij een grote mond terug. De leraar stuurt hem uit de klas en dreigt hem van school te sturen. Abdullah zegt tegen Mohammed: ik haal een pistool en schiet hem overhoop! Mo probeert het Ab uit zijn hoofd te praten, maar Ab wil niet luisteren. Wat zou Mo moeten zeggen of doen/ Dunya: Dunya en Cyntia zijn klasgenoten van de kappersopleiding. Ze zijn goede vriendinnen en Cyntia heeft Dunya toevertrouwd dat ze behoorlijk depressief is de laatste tijd en dat ze pillen spaart om een einde aan haar leven te kunnen maken. De mentor maakt zich zorgen over Cyntia en is erachter gekomen dat Cyntia pillen spaart. De mentor vraagt Dunya waar Cyntia haar pillen bewaart. Wat zou Dunya moeten zeggen of doen?

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Morele emoties en morele cognitie als mogelijke voorspellers. voor de morele ontwikkeling van jongeren

Morele emoties en morele cognitie als mogelijke voorspellers. voor de morele ontwikkeling van jongeren Morele emoties en morele cognitie als mogelijke voorspellers voor de morele ontwikkeling van jongeren Dymphy Dekkers dr. M.J. Cima Bachelorthesis Klinische Gezondheidspsychologie Departement Ontwikkelingspsychologie,

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

Morele ontwikkeling en Delinquentie Eveline van Vugt Forensische Orthopedagogiek Universiteit van Amsterdam

Morele ontwikkeling en Delinquentie Eveline van Vugt Forensische Orthopedagogiek Universiteit van Amsterdam Morele ontwikkeling en Delinquentie Eveline van Vugt Forensische Orthopedagogiek Universiteit van Amsterdam Wie ben ik? Orthopedagoog & Criminoloog Praktijk: Gezinsbegeleiding Sinds 2007 verbonden aan

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Het effect van koelbloedigheid op morele emoties en gedrag. Bachelorthesis Forensische Psychologie

Het effect van koelbloedigheid op morele emoties en gedrag. Bachelorthesis Forensische Psychologie Het effect van koelbloedigheid op morele emoties en gedrag Bachelorthesis Forensische Psychologie Departement Psychologie en Gezondheid Forensische Psychologie Universiteit van Tilburg Auteur: Guusje Selen

Nadere informatie

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Een vergelijking van een depressieve en een niet-depressieve groep met Experience-Sampling-Method

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Citation for published version (APA): van Vugt, E. S. (2011). Moral development and juvenile sex offending. Oisterwijk: Boxpress.

Citation for published version (APA): van Vugt, E. S. (2011). Moral development and juvenile sex offending. Oisterwijk: Boxpress. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Moral development and juvenile sex offending van Vugt, E.S. Link to publication Citation for published version (APA): van Vugt, E. S. (2011). Moral development and

Nadere informatie

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD 1 Opvoedstijl en Externaliserend Probleemgedrag en de Mediërende Rol van het Zelfbeeld bij Dak- en Thuisloze Jongeren in Utrecht Parenting Style and Externalizing Problem Behaviour and the Mediational

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Leeftijd en geslacht als mogelijke voorspellers voor de morele ontwikkeling van jeugdigen. Yvet van Oers ANR: 655140. Naam begeleider: M.J.

Leeftijd en geslacht als mogelijke voorspellers voor de morele ontwikkeling van jeugdigen. Yvet van Oers ANR: 655140. Naam begeleider: M.J. Running head: EFFECT VAN LEEFTIJD EN GESLACHT OP MORELE ONTWIKKELING Leeftijd en geslacht als mogelijke voorspellers voor de morele ontwikkeling van jeugdigen Yvet van Oers ANR: 655140 Naam begeleider:

Nadere informatie

Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders?

Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders? Pesten in het Buitengewoon Secundair Onderwijs: Wie Zijn de verdedigers? Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders? Remy Gregoor Eerste begeleider: Tweede begeleider: mw. dr. Nicole

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

EMOTIEREGULATIE & AUTISME SPECTRUM STOORNISSEN

EMOTIEREGULATIE & AUTISME SPECTRUM STOORNISSEN EMOTIEREGULATIE & AUTISME SPECTRUM STOORNISSEN W E T E N S C H A P P E L I J K O N D E R Z O E K B I J H O O G F U N C T I O N E R E N D E K I N D E R E N E N J O N G E R E N Janneke de Ruiter, MSc FOCUS

Nadere informatie

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. 0 Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie. Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit

Nadere informatie

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 (SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 Psychologische Inflexibiliteit bij Kinderen: Invloed op de Relatie tussen en de Samenhang met Gepest worden en (Sociale) Angst Psychological

Nadere informatie

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners van Somatische en Psychogeriatrische Afdelingen Validation of the Depression List (DL) and the Geriatric

Nadere informatie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Hedendaagse opvattingen over emoties. Emotie en gewetensvorming in de behandeling. Welke emoties? Emotie en moraliteit. Welke emoties?

Hedendaagse opvattingen over emoties. Emotie en gewetensvorming in de behandeling. Welke emoties? Emotie en moraliteit. Welke emoties? Emotie en gewetensvorming in de behandeling Hedy Stegge Vrije Universiteit Amsterdam PI Research Duivendrecht Hedendaagse opvattingen over s Functioneel (belangenbehartigers) Persoonlijk welbevinden Kwaliteit

Nadere informatie

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Met opmaak: Links: 3 cm, Rechts: 2 cm, Boven: 3 cm, Onder: 3 cm, Breedte: 21 cm, Hoogte: 29,7 cm Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Stigmatisation of Persons

Nadere informatie

Morele Ontwikkeling (moreel redeneren en morele emotie) in relatie met Delinquent en Prosociaal Gedrag bij lichte jeugddelinquente jongeren

Morele Ontwikkeling (moreel redeneren en morele emotie) in relatie met Delinquent en Prosociaal Gedrag bij lichte jeugddelinquente jongeren Morele Ontwikkeling (moreel redeneren en morele emotie) in relatie met Delinquent en Prosociaal Gedrag bij lichte jeugddelinquente jongeren Master scriptie Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige

Nadere informatie

N ederlandse samenvatting

N ederlandse samenvatting N ederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Alle kinderen doen wel eens dingen die niet mogen of waarmee ze anderen benadelen. Maar, sommige kinderen doen dat vaker dan andere. Het is bekend dat

Nadere informatie

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM

7-10-2013. Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM 7--3 Sociaal-emotioneel functioneren van kinderen met een auditieve/ communicatieve beperking Emotieherkenning bij kinderen en kinderen met Rosanne van der Zee Meinou de Vries Lizet Ketelaar Rosanne van

Nadere informatie

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN Het Effect van Online Cognitieve Gedragstherapie op Seksuele Disfuncties bij Vrouwen The Effectiveness of Internet-based Cognitive-Behavioural

Nadere informatie

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Influence of Mindfulness Training on Parental Stress, Emotional Self-Efficacy

Nadere informatie

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en Identificatie met de Organisatie op Status en Zelfwaardering. The Civil Servant

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Emotioneel Eten: de Rol van Persoonlijkheid The Relationship between Daily Stress and Emotional Eating: the Role of Personality Arlette Nierich Open Universiteit

Nadere informatie

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1 Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Problematiek: De Mediërende Invloed van de Ouder-Therapeut Alliantie

Nadere informatie

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:

Nadere informatie

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Mensen die als afwijkend worden gezien zijn vaak het slachtoffer van vooroordelen, sociale uitsluiting, en discriminatie.

Nadere informatie

Summary 124

Summary 124 Summary Summary 124 Summary Summary Corporate social responsibility and current legislation encourage the employment of people with disabilities in inclusive organizations. However, people with disabilities

Nadere informatie

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit Dutch summary De financiële en maatschappelijke kosten van jeugdcriminaliteit zijn

Nadere informatie

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 Dankbaarheid in Relatie tot Intrinsieke Levensdoelen: Het mediërende Effect van Psychologische Basisbehoeften Karin Nijssen Open Universiteit

Nadere informatie

Psychopathie bij jeugddelinquenten: Het verband met morele cognities en morele emoties

Psychopathie bij jeugddelinquenten: Het verband met morele cognities en morele emoties Psychopathie bij jeugddelinquenten: Het verband met morele cognities en morele emoties Masterthesis Forensische Psychologie Naam: Babette Josee BSc ANR: 749900 Universiteit van Tilburg Faculteit der Sociale

Nadere informatie

Adherence aan HWO en meer bewegen

Adherence aan HWO en meer bewegen Adherence aan HWO en meer bewegen Een experimenteel onderzoek naar de effecten van het motivationele stadium van patiënten en de adherence aan huiswerkoefeningen (HWO) bij fysiotherapie en het meer bewegen.

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit. Running head: Desistance van Criminaliteit. 1 De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van Criminaliteit. The Influence of Personal Goals and Financial Prospects

Nadere informatie

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participatie in vrijetijdsactiviteiten van kinderen en adolescenten met een lichamelijke beperking

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

PSYCHOPATHIE EN EMOTIEVERWERKING PSYCHOPATHY AND EMOTIONAL PROCESSING

PSYCHOPATHIE EN EMOTIEVERWERKING PSYCHOPATHY AND EMOTIONAL PROCESSING PSYCHOPATHIE EN EMOTIEVERWERKING PSYCHOPATHY AND EMOTIONAL PROCESSING M.E.Slaats-Gels 836470258 Dr. M. J. Cima-Knijff Eerste scriptiebegeleider Prof. Dr. L. Lechner Tweede scriptiebegeleider Open Universiteit

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

Samenhang tussen psychopathie en het gebruik van cognitieve. distorsies bij adolescenten

Samenhang tussen psychopathie en het gebruik van cognitieve. distorsies bij adolescenten Samenhang tussen psychopathie en het gebruik van cognitieve distorsies bij adolescenten Bachelorthesis Forensische Psychologie Departement Psychologie en Gezondheid Forensische Psychologie - Universiteit

Nadere informatie

Running Head EXECUTIEVE FUNCTIES EN EXTERNALISEREND GEDRAG BIJ ADOLESCENTEN

Running Head EXECUTIEVE FUNCTIES EN EXTERNALISEREND GEDRAG BIJ ADOLESCENTEN 1 Zelf Gerapporteerde Alledaagse Executieve Functies en Externaliserende Gedragsproblemen bij Adolescenten in en buiten de Jeugdhulpverlening Self-reported Everyday Executive Functioning and Externalising

Nadere informatie

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving Relationships between Attachment and Well-being among the Elderly: The mediational Roles of Mindfulness

Nadere informatie

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en Bevlogenheid Emotional Labor, the Dutch Questionnaire on Emotional Labor and Engagement C.J. Heijkamp mei 2008 1 ste begeleider: dhr. dr.

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? Is er een samenhang tussen seksuele attituden en gedragsintenties voor veilig seksueel Is there a correlation between sexual attitudes and the intention to engage in sexually safe behaviour? Does gender

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Relatie tussen Attitude, Sociale Invloed en Self-efficacy en Intentie tot Contact tussen Ouders en Leerkrachten bij Signalen van Pesten

Nadere informatie

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender, Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive 1 Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender Effect on the Relationship between Personality Traits and Sex Drive

Nadere informatie

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing Quality of Life and Depressive Symptoms of People with Multiple Sclerosis:

Nadere informatie

De samenhang tussen morele ontwikkeling en psychopathie bij delinquente volwassenen.

De samenhang tussen morele ontwikkeling en psychopathie bij delinquente volwassenen. De samenhang tussen morele ontwikkeling en psychopathie bij delinquente volwassenen. N.A. Onnink ANR: 999883 Eerste beoordelaar: mevr. Dr. M.J. Cima Tweede beoordelaar: mevr. L.J.M. Cornet, PhD Student

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems. Spelgroepbehandeling voor kinderen met internaliserende problemen De Effectiviteit van een Psychodynamische Spelgroepbehandeling bij Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic

Nadere informatie

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. The influence of resilience on the relationship between pain and psychological symptoms

Nadere informatie

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking Kenmerken van ADHD en de Theory of Mind 1 De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking The Influence of Characteristics of ADHD on Theory

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het modererend effect van coping Cyberbullying: the implications

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Mentaal Weerbaar Blauw

Mentaal Weerbaar Blauw Mentaal Weerbaar Blauw de invloed van stereotypen over etnische minderheden cynisme en negatieve emoties op de mentale weerbaarheid van politieagenten begeleiders: dr. Anita Eerland & dr. Arjan Bos dr.

Nadere informatie

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen Running head: INVLOED VAN DAGELIJKSE STRESS OP BURN-OUT KLACHTEN De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale Veerkracht en Demografische Variabelen The Influence of

Nadere informatie

Hoe hangen de morele cognities samen met het concept empathie in een gevangenen populatie?

Hoe hangen de morele cognities samen met het concept empathie in een gevangenen populatie? Hoe hangen de morele cognities samen met het concept empathie in een gevangenen populatie? Masterthesis Psychologie en Geestelijke Gezondheid Track: forensische psychologie Studiejaar 2013-2014 Naam: Denice

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1 Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out The effect of Goal-striving Reasons and Personality on facets of Burn-out

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Differences between Immigrant and Native Young Student Mothers

Nadere informatie

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden van Sporten en de Invloed van Egodepletie, Gewoonte en Geslacht The Role of Selfregulation, Motivation and Self-efficacy

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose

De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose The Relationship between Adaptive and Cognitive Functioning

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie