Vaststelling bestemmingsplan Scheveningen-Badplaats, derde herziening.

Transcriptie

1 rv 313 Dienst Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling nr Den Haag, 4 oktober 1994 Aan de gemeenteraad Vaststelling bestemmingsplan Scheveningen-Badplaats, derde herziening. Inleiding Op 29 maart 1994 hebben wij u bij raadsmededeling 65 toegezonden het ontwerp van het bestemmingsplan Scheveningen-Badplaats, derde herziening. Het plangebied van deze herziening heeft betrekking op de gronden die globaal begrensd worden door de Rijksstrandpalenlijn, Scheveningseslag, 2e Messstraat, Circusstraat, Nieuwe Parklaan, Harstenhoekstraat, de grens van het Uitwerkingsplan NU II, Zwolsestraat en Zeekant. Het bestemmingsplan is een nadere uitwerking van het raadsvoorstel 'Afbouw Scheveningen-Bad (rv 127/1992). In mei 1992 heeft u ingestemd met dit voorstel. Op 13 januari 1994 (rv 8) heeft u voor het plangebied, in het kader van de 'Afbouw Scheveningen-Badplaats' een voorbereidingsbesluit genomen. Het plan bestaat uit kaarten S 9401, S 9501 en S 9500 en de voorschriften en gaat vergezeld van een toelichting en kaart S Ter besparing van de kosten is het plan, u bij bovenvermelde raadsmededeling reeds toegezonden, niet opnieuw bijgevoegd. Overleg en procedure Het voorontwerp-bestemmingsplan is op 24 september 1993 in het vooroverleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening gebracht en heeft in het kader van de Inspraakverordening van 29 oktober t/m 29 november 1993 ter inzage gelegen. Op 11 november 1993 is een inspraakavond gehouden. Het verslag van de inspraakavond is als bijlage van de toelichting opgenomen in het bestemmingsplan. De gevolgde inspraakprocedure voldoet aan de wettelijk vereisten en hetgeen is vastgelegd in de Aanpassing van de Inspraakverordening (rv 312 van 1987). In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening heeft de provinciale planologische commissie (PPC) op 26 januari 1994 het voorontwerp-bestemmingsplan voor dit gebied besproken. Bij brief van 18 februari 1994 heeft de secretaris namens de PPC ons hierover bericht. De brief is als bijlage in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen. Ter zake heeft de PPC het volgende opgemerkt. De commissie beveelt aan om in de toelichting op het plan aan een aantal aspecten meer aandacht te besteden, zoals de functie van het nieuwe plein, de wenselijkheid van de overkapping over de Gevers Deynootweg, onderbouwing parkeerbeleid, de relatie tussen de nieuw op te richten bebouwing en de bestaande bebouwing en in het plan enige toelichtende kaartjes op te nemen, ondermeer ten aanzien van voet- en fietsgangersroutes. Voorts verzoekt de commissie te refereren aan het besluit van Gedeputeerde Staten van januari 1977, waarbij gedeeltelijk goedkeuring is onthouden aan het bestemmingsplan Scheveningen-Badplaats. De bestemming 'Waterstaatsdoeleinden' dient aangepast te worden. Ook van de kant van de bewoners, ondernemers en andere belanghebbenden is gereageerd op het voorontwerp. Ondermeer is gevraagd om in de toelichting van het plan meer informatie te verschaffen over de voorgestane ontwikkelingen. Naar aanleiding van deze opmerkingen is voor de ter-inzage-legging de toelichting van het ontwerp-bestemmingsplan aangevuld, met name de hoofdstukken 3 en 4 en is de bestemming 'Waterstaats- raadsvoostellen

2 doeleinden' aangepast. Voor een verantwoording van het overige gevoerde overleg en de gevolgde inspraakprocedure verwijzen wij u naar hoofdstuk 9 'Gevoerd overleg en inspraak' van de toelichting op het ontwerp-plan. Met de inspraakresultaten en de resultaten van het vooroverleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening, heeft de Commissie voor Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing in haar vergadering van 6 april 1994 het ontwerp-bestemmingsplan behandeld. De commissie heeft ingestemd met het ter-inzage-leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 6 mei tot en met 2 juni 1994 voor een ieder ter inzage gelegen in het Gemeentelijk Informatiecentrum aan de Dagelijkse Groenmarkt en in het Stadsdeelkantoor Scheveningen. Er is omtrent het ontwerp-plan een 12-tal zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen liggen voor u in de leeskamer ter inzage. Gelet op de Wet op de ruimtelijke ordening moeten reclamanten in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijzen mondeling aan uw raad toe te lichten. In uw vergadering van 9 februari 1987 (rv 62) hebt u besloten deze bevoegdheid in handen te stellen van de raadscommissie. Op.. september 1994 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Hierbij bieden wij u het ontwerp ter vaststelling aan. Voor de voorgestelde aanpassingen ten opzichte van het ontwerp verwijzen wij u naar het hoofdstuk 'Staat van wijzigingen' in dit voorstel; tevens zijn ter verduidelijking de wijzigingen van de plankaart op een kaartfragment aangegeven. Ingekomen zienswijzen Alvorens in te gaan op de zienswijzen willen wij het volgende opmerken. Uit de diverse zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan blijkt de voortdurende grote zorg van de verschillende organisaties en belanghebbenden in het gebied voor het aspect van verkeer en vervoer. Ook de gemeente is van mening dat met het vraagstuk van de mobiliteit met de uiterste zorg omgegaan moet worden. Met het in aanbouw nemen van het bioscoopcomplex en de nieuwbouw voor het casino is weer een stap gezet in de afronding van de vernieuwing van de badplaats. Een deel van de tijdelijke parkeerterreinen is in verband met de nieuwbouw opgeheven. Uiteindelijk zal er voor de bezoekers van de badplaats een gelimiteerd aanbod van bezoekersparkeerplaatsen in de badplaats beschikbaar zijn. Tegelijkertijd worden maatregelen genomen om de omringende woonwijken voor zover dat nodig en wenselijk is te beschermen tegen overlast van het parkeren. Tegen het licht van de economische doelstelling van de badplaats is het van het grootste belang dat de vervoersmogelijkheden van en naar de badplaats optimaal worden benut, met name de rol welke het openbaar vervoer hierbij kan spelen. Op 20 april jongstleden is in de Commissie voor het Verkeer en Vervoer, Binnenstad en Monumenten in een notitie verslag gedaan van de stand van zaken rond de reeds genomen maatregelen en het pakket van maatregelen op het terrein van het verkeer en vervoer voor 1994 om de bereikbaarheid van de badplaats verder te verbeteren. Ook de opzet om te komen tot een mobiliteitsplan voor Scheveningen voor de jaren '95 en verder is aan de orde gesteld. Inmiddels is het onderzoek naar de effectiviteit van de genomen maatregelen in volle gang. In overleg met het bedrijfsleven en andere belanghebbenden wordt gezocht naar maatregelen die een gunstige invloed hebben op de wijze van vervoer, de leefbaarheid van de badplaats en de woonomgeving en die een positieve bijdrage leveren aan de economische doelstelling. Deze maatregelen zullen, zoals aangekondigd in de commissie voor VBM, worden gebundeld in het 'Mobiliteitsplan Scheveningen-Bad'. Tevens is een bureau aangezocht welke vanuit hun specifieke kennis en ervaring op het gebied van toerisme en verkeer en vervoer, ondermeer ondersteuning zal verlenen en adviseren in de selectie van de maatregelen, de implementatie ervan en communicatie richting doelgroepen. De planning is erop gericht het mobiliteitsplan aan het eind van dit jaar af te ronden zodat bestuurlijke behandeling in het eerste kwartaal van het volgend jaar plaats zal kunnen vinden. Eén van de andere onderwerpen die door verschillende belanghebbenden naar voren is gebracht, is de mogelijke hotelontwikkeling op de Pier. In het al eerder gememoreerde raadsvoorstel 'Afbouw Scheveningen-Bad' (rv 127, 1992) is gesteld dat de Pier naast het Kurhaus het beeldbepalende element van Scheveningen vormt. Herontwikkeling en opwaardering van de Pier is 2 raadsvoorstellen 1994

3 dan ook van groot belang voor de badplaats. Met het oog hierop zijn zowel technische als financiële studies verricht naar de mogelijkheden van een herontwikkeling en opwaardering van de Pier. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de overname van de Pier door Van der Valk. Een eerste aanzet tot opwaardering is reeds uitgevoerd; de fundering van de Pier is vernieuwd, het restaurant is verbouwd en de plannen voor een wandelpassage op de Pier zijn in een ver gevorderd stadium. Het sluitstuk van de herontwikkeling zou volgens de plannen van Van der Valk worden gevormd door een hoteltoren op de Pier. In de bovengenoemde vergadering van de commissie ROSV van 6 april jl. is de mogelijkheid van een hoteltoren reeds aan de orde geweest. Daarbij is gesteld dat de haalbaarheid van het bouwen van een hoteltoren nader moest worden onderzocht en wel op de volgende aspecten: economische haalbaarheid, logistiek en ruimtelijke inpasbaarheid. Ten aanzien van het economische aspect kan worden geconstateerd dat weliswaar de gemiddelde hotelbezetting (rond de 40%) laag is te noemen, doch dat het V.d.Valk-initiatief betrekking heeft op het middensegment dat totnogtoe ondervertegenwoordigd is in de badplaats. Bovendien is de verwachting dat evenals elders de klantenbinding van het concern zodanig is dat een goede bezetting gegarandeerd is met bovendien veel nieuw bezoek van elders. Vanuit economisch oogpunt bezien kan een hotel een bijdrage leveren aan de versterking van de toeristisch recreatieve structuur van Scheveningen. Wat betreft de logistieke kant zijn er in principe oplossingen voorhanden: bezoekersparkeren in de Zwolsestraatgarage, zonodig een shuttle-verbinding vandaar naar de ingang van de Pier en vervoer met elektrische bagage- en invaliden-wagentjes op de Pier. Bevoorrading zoals gebruikelijk tot 11 uur 's ochtends met vrachtwagens over de boulevard tot de ingang en vandaar per elektrisch vervoer verder. Dit zal echter nog dienen te worden uitgewerkt, voordat een eindoordeel kan worden gegeven. De ruimtelijke inpasbaarheid blijkt zonder concreet bouwplan bijzonder moeilijk te beoordelen te zijn. De totnogtoe verrichte studie kan hieromtrent geen uitsluitsel bieden terwijl ook de mogelijke situering van de toren opnieuw ter discussie staat. Hierdoor zijn twijfels blijven bestaan omtrent de uiteindelijke haalbaarheid van het plan. Om die reden en gelet op de nader te onderzoeken aspecten stellen wij voor de eerder in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid vooralsnog te schrappen. Wij zijn van mening dat het thans aan initiatiefnemer is het plan zodanig verder uit te werken dat een goede beoordeling wel mogelijk is alsmede duidelijkheid over de meest gewenste situering kan worden geboden. Wij achten hiervoor de beginselbouwplanprocedure de meest gewenste vorm. Bij de beoordeling van een plan zal met name gelet dienen te worden op goede verhoudingen tussen de massa van het hotel en de overige delen van de Pier, alsmede van het geheel ten opzichte van de bebouwing op het vasteland. Goed overleg met de direct belanghebbende omwonenden is randvoorwaarde voor het gehele verdere proces. Toelichting en kaart van het bestemmingsplan zijn hierop aangepast. Aanpassing van de kaart behelst ondermeer dat uitsluitend de drie oorspronkelijke Piereilanden zijn bestemd. Het 4e eiland wordt gedoogd tot een beslissing over het hotelplan is genomen. Onder de betreffende raadsadressen gaan wij op een en ander nog in. De volgende personen/instanties hebben een zienswijze ingediend: Ra- REO- Naam en adres nummer nummer /3727 De heer B. Vermeulen, p.a. Big Bell B.V., Strandweg 41, JL Den Haag, namens Ondernemers Boulevard /4366 De heer mr. H.A. Zanoli, Jan van Nassaustraat 50, 2596 BV Den Haag, namens Oliemaatschappij Scheveningen /4734 De heer H.G. Akkermans, namens Nationale Nederlanden, Regio West raadsvoostellen

4 Postbus , 2500 BE Den Haag /4735 De heer mr. E.J.W.F. Deen van Advocatenkantoor Deen, Postbus , 2509 AH Den Haag, namens de heer F. Molier van V.O.F. Molier /4736 De heer A. ten Veen van Stibbe Simont Monahan Duhot, Postbus , 1070 AP Amsterdam, namens BV Circustheater Scheveningen Vastgoed Beheer B.V /4743 De heer L. Spaans, p.a. Noordwijkstraat 58, 2586 VJ, Scheveningen, namens Samenwerkende Bewonersorganisaties rond het Gevers Deynootplein /4745 Mevrouw mr. D.A. Cleton van Kernkamp Advocaten, Postbus , 3001 KH Rotterdam, namens: - Bewonersvereniging Noordelijk Scheveningen; - de heer A. Visser, Zwolsestraat 157 A; - mevrouw G. van Straalen, Harstenhoekstraat /4529 Mevrouw ir. M.A. Zuurbier, namens ENFB, Afdeling Den Haag, Postbus , 2502 AP Den Haag -- 94/4386 De heer M.W. van der Breggen, namens Van der Valk Nederland BV, Postbus 2 140, 2400 CC Alphen aan den Rijn -- 94/4403 De heer J. Bakker, namens De Vereniging van Eigenaren Oranjeflats Zeekant Scheveningen, Zeekant 92G, 2586 JB Den Haag -- 94/4403 De heer M.H. van Dorp, namens De Vereniging van Eigenaren Oranjeflats 96 t/m 99, Zeekant 98H, 2586 JE Den Haag -- 94/4403 De heer van Liempt, namens De Vereniging van Eigenaren Zeekant 100 t/m 102 L, Zeekant 102C, 2586 JH Den Haag -- 94/4403 Mevrouw J.V.S.H. Mulder-de Jong, namens Bewonersberaad Renbaankwartier, 2e Messstraat 116, 2586 XG Den Haag -- 94/4403 De heer F. van Haren, namens De Vereniging van Eigenaren Princelandt, Rederserf 270, 2586 KJ Den Haag -- 94/4403 De heer G.M. van der Weerd, namens Inspraaakgroep Seinpostduin, Pellenaerstraat 5, 2586 EK Den Haag -- 94/4403 De heer ir. J.G. Blitz, Zeekant 96E, 2586 JD, Den Haag -- 94/4403 De heer W.P.M. Govers, Zeekant 101H, 2586 JG Den Haag -- 94/4485 De heer drs. J. van de Weg, namens Stichting Promotie Den Haag Gevers Deynootweg 1 134, 2586 BX Den Haag -- 94/4650 De heer J. van den Broek, namens Beheerskantoor Scheveningen B.V., Gevers Deynootweg 970, 2586 BW Den Haag 4 raadsvoorstellen 1994

5 Ontvankelijkheid van de zienswijzen Het ontwerp-plan heeft van 6 mei tot en met 2 juni 1994 voor een ieder ter inzage gelegen. De termijn voor het indienen van zienswijzen eindigde derhalve op 2 juni De zienswijzen zijn tijdig ingekomen en voldoen derhalve aan de wettelijke vereisten. Wij stellen u voor de zienswijzen ontvankelijk te verklaren. Behandeling van de zienswijzen Ra 219: de heer B. Vermeulen, namens 6 ondernemers aan de Boulevard Bezwaar wordt gemaakt tegen het verkleinen van de aan de Boulevard tegen de Palace Promenade gelegen terrassen, zoals door Nationale Nederlanden in het kader van het vooroverleg voorgesteld. Een verkleining zou voor de ondernemers een aanzienlijke omzetvermindering betekenen. Ten aanzien van deze zienswijze merken wij het volgende op. De terrassen op de Boulevard hebben wij nogmaals bezien. Het uitgangspunt daarbij is de inpassing van de terrassen in de plannen voor de herinrichting van de Boulevard en voorts het zoveel mogelijk handhaven van de bestaande terrassen overeenkomstig de afgegeven vergunningen. Mogelijke uitbreidingen zijn bezien in samenhang met de herinrichtingsplannen. Op grond hiervan stellen wij een aantal kleine wijzigingen en correcties voor. Op een aantal punten is de toegestane omvang van de terrassen in overeenstemming gebracht met de bestaande situatie, op een aantal andere punten is een uitbreiding van de terrassen mogelijk gemaakt. De door reclamant bedoelde terrassen ter hoogte van de Palace Promenade kunnen goed worden ingepast in het nieuwe ontwerp voor de Boulevard. Deze terrassen verstoren geen circulatiestromen. De door reclamant bedoelde terrassen zijn derhalve niet verkleind. Daar het bezwaar van reclamanten zich met name richt op de visie van Nationale Nederlanden en niet tegen het ontwerp-plan achten wij deze zienswijze ongegrond. Ra 240: de heer mr. H.A. Zanoli, namens Oliemaatschappij Scheveningen. Bezwaar wordt gemaakt tegen het wegbestemmen van het benzineverkooppunt aan de Zwolsestraat. Dit is in strijd met de reeds bij de vaststelling in 1975 van het bestemmingsplan Scheveningen-Badplaats aan de Oliemaatschappij Scheveningen gedane toezegging, dat bij de uitwerking van het plan zal worden bezien of dit verkooppunt voor handhaving, verplaatsing danwel voor opheffing in aanmerking komt, waarbij met de belangen van reclamant rekening zal worden gehouden. Verzocht wordt alsnog aan deze toezegging te voldoen. Ten aanzien van deze zienswijze merken wij het volgende op. Op basis van de eind jaren '80 verrichte studies voor de locatie aan de Gevers Deynootweg heeft uw raad in 1992 (rv 127) als uitgangspunt vastgesteld een plein met rondom met name woonbebouwing. Het benzineverkooppunt past zowel ruimtelijk als functioneel niet binnen dit uitgangspunt. Vanuit milieu-hygiënisch oogpunt is het niet wenselijk een benzineverkooppunt in de directe nabijheid van woningen te situeren. Daarnaast ligt het benzineverkooppunt in een looproute van en naar de kust toe. Ook in 1975 was al rekening gehouden dat bij een nadere stedebouwkundige invulling van de locatie het benzineverkooppunt zal moeten worden opgeheven. Wij hebben er voldoende vertrouwen in dat reclamant door de verhuurder, in casu Nationale Nederlanden, conform de wettelijke regelingen zal worden schadeloos gesteld. Door de verhuurder is de huur van het benzinever- raadsvoostellen

6 kooppunt reeds opgezegd. Gelet op het bovenstaande achten wij deze zienswijze ongegrond. Ra 249: H.G. Akkermans, namens Nationale Nederlanden, Regio West. Gevraagd wordt, zoals ook in het kader van het voorontwerp, 50 kort parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid van de Palace Promenade in het bestemmingsplan op te nemen en het parkeren in de daltijden klantvriendelijker te maken door aanpassing van de tarieven van oktober tot en met maart en van maandag tot en met vrijdag. Op de plankaart is de grens ten aanzien van 'alleen recreatie-inrichting cat. 1 toegestaan' bij Strandweg nr 31 en 33 niet duidelijk. Verzocht wordt detailhandel en aanverwante dienstverlening in het Kurhaus niet te beperken. Ten aanzien van de terrassen op de Boulevard wordt gevraagd tenminste de diepte vanuit de gevel aan te geven. Voor de terrassen voor de Palace Promenade dient een omvang van 10 m overdekt en 4.50 m open op te worden genomen, rekening houdend met de afgegeven vergunningen. De grens van de terrassen van Strandweg 59 en 61 ligt niet in het verlengde van de scheidingswand. Dit geldt ook voor nummer 41 voor de zuidelijke grens. Het terras bij Strandweg 79 staat niet op de kaart; dit moet zijn een onoverdekt eilandenterras. Verzocht wordt voor de terrassen voor het Kurhaus een omvang van 10 m overdekt en 2.50 m open op te nemen, in overeenstemming met de enige jaren geleden gemaakte afspraak met de gemeente. Als laatste heeft men bezwaar tegen de overgangsbepalingen, die legalisering mogelijk maakt; het benzinepompstation en de kiosken langs de Gevers Deynootweg kunnen hierdoor blijven. Ten aanzien van deze zienswijze merken wij het volgende op. De wens tot uitbreiding van het aantal kortparkeerplaatsen rond de Palacepromenade met 50 plaatsen is in het overleg met belanghebbenden in het kader van de herinrichting van de openbare ruimte aan de landzijde van Scheveningen-Bad door meerdere partijen aan de orde gesteld. Conform het eerste schetsontwerp in de notitie: 'Haags Balkon aan Zee, deel C: Schetsontwerp landzijde, november 1993 (besproken in de commissie ROSV van 1 december 1993)' wordt ernaar gestreefd om bij de herinrichting van het gebied rond de kop van de Zwolsestraat de mogelijkheden voor het kortparkeren en het laden en lossen uit te breiden. Het precieze aantal kan uiteraard pas na de definitieve uitwerking van de plannen worden vastgesteld. De in de zienswijze genoemde punten met betrekking tot parkeertarieven en de werkingsduur van het betaald parkeren worden op zich niet in het bestemmingsplan geregeld. Niettemin kunnen wij hierover het volgende opmerken. Over de aanpassing van tarieven en de werkingsduur van het betaald parkeren in de badplaats heeft recentelijk overleg plaats gevonden met een aantal vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in de badplaats, de Stichting Promotie Den Haag en de gemeente. Naar aanleiding van dit overleg is besloten om de tijden waarop betaald moet worden met ingang van 1 augustus 1994 te wijzigen en te beperken van (voorheen 9.00 uur) 's ochtends tot uur 's avonds (voorheen uur). Tegelijkertijd is de toegestane parkeerduur bij de parkeerplaatsen ter hoogte van de Palacepromenade beperkt tot maximaal 1 uur, waardoor de mogelijkheden voor kortparkeren zijn verruimd; per brief van 8 juli 1994 is de commissie Verkeer, Binnenstad en Monumenten hiervan op de hoogte gesteld. Op de hoogte en differentiatie van de parkeertarieven zal in het mobiliteitsplan dat thans voor de badplaats wordt ontwikkeld, nader worden ingegaan. Voor de boulevard is een aparte kaart met een schaal van 1:1000 bijgevoegd. Deze kaart vormt een onderdeel van de plankaart. De genoemde grens tussen Strandweg 31 en 33 is hierop duidelijk aangegeven, alsmede de toegestane omvang van de terrassen. Evenals in het ontwerp plan is het terras behorend bij Strandweg 79 niet opgenomen. Het terras Strandweg 79 zal voorlopig worden gedoogd. Op termijn zal deze locatie tussen Palace Promenade en Pier 6 raadsvoorstellen 1994

7 terrasvrij worden gemaakt. Op deze locatie kruisen vele bezoekersstromen. Een terras op dit knooppunt van de Boulevard levert een onnodige aantasting van de ruimte en de zichtlijnen op. Volgens de bestemmingregeling in artikel 9 zijn in het Kurhaus een hotel, recreatie-inrichtingen en detailhandel en aanverwante dienstverlening toegestaan. Dit laatste is gelimiteerd overeenkomstig het huidige aantal m² detailhandel en aanverwante dienstverlening. De overige functies zijn niet beperkt. De mogelijkheden voor recreatie-inrichtingen zijn hier ruim geformuleerd, zowel inrichtingen uit categorie 1 en als uit 2 zijn toegestaan. Wij zijn van mening dat binnen deze mogelijkheden de leeg komende ruimte in het Kurhaus moet kunnen worden opgevuld. Een beperkte uitbreiding van de zelfstandige detailhandelsfunctie achten wij slechts op beperkte schaal wenselijk, gelet op de mogelijkheden van detailhandel en aanverwante dienstverlening in de directe nabijheid, zoals in de Palace Promenade en in de bestaande en nieuw te bouwen gebouwen aan de Gevers Deynootweg. Wij stellen dan ook voor het aantal m ² voor de zelfstandige detailhandelsfunctie uit te breiden met 300 m ². Ook een eventuele detailhandel en aanverwante dienstverlening behorend bij danwel onderdeel uitmakend van een andere toegestane functie achten wij wenselijk. Wij stellen voor dit naast de gelimiteerde zelfstandige detailhandel en aanverwante dienstverlening voor het Kurhaus mogelijk te maken. Zoals gesteld onder ra 219 is de omvang van de terrassen in het kader van de herinrichtingsplannen nader bezien. De nu voorgestelde omvang van de terrassen bedraagt voor de terrassen voor de Palace Promenade 12 m overdekt en 4 nietoverdekt en voor het Kurhaus 9 m overdekt en 4 m niet-overdekt. Dit betekent een uitbreiding van ca. 2 meter. In dit voorstel zijn de grenzen van de terrassen behorende bij Strandweg 41, 59 en 61 conform de opmerking van reclamant aangepast. Ten aanzien van de overgangsbepalingen merken wij op dat alleen wat rechtens is gebouwd danwel in gebruik is genomen onder het overgangsrecht valt. Op grond van vaste jurisprudentie dienen deze bepalingen in een bestemmingsplan te worden opgenomen. Dit laat onverlet dat de nieuwe bestemming gerealiseerd kan worden. De kiosken en het benzinepompstation zullen dan verwijderd moeten worden, in dit geval middels opzegging van de huur door de verhuurder. Gelet op het bovenstaande achten wij de delen van de zienswijze betreffende de op de kaart aangeduide grenzen ten aanzien van Strandweg 31, 32, 41, 59 en 61 en de uitbreiding voor het Kurhaus van het aantal m ² voor de zelfstandige detailhandelsfunctie met 300 m ² en de uitbreiding van detailhandel en aanverwante dienstverlening voorzover dit behoort bij danwel onderdeel uitmaakt van een andere toegestane functie gegrond en het overige van deze zienswijze ongegrond. Ra 250: mr. E.J.W.F. Deen van Advocatenkantoor Deen, namens V.O.F. Molier. Verzocht wordt het op de kaart aangegeven terras bij Strandweg 115 conform de huidige situatie aan te geven. Handhaving van de huidige situatie is voor het bedrijf van levensbelang. Ten aanzien van deze zienswijze merken wij het volgende op. Wij stellen voor het terras bij Strandweg 115 conform de huidige situatie op de plankaart aan te geven. Dit terras past binnen de herinrichtingsplannen. Deze zienswijze achten wij gegrond. Ra 251: A. ten Veen van Stibbe Simont Monahan Duhot, namens B.V. Circustheater Scheveningen Vastgoed Beheer B.V. Gesteld wordt dat het bestemmingsplan in strijd is met (de geest van) de overeenkomst uit 1991, die het Circustheater is aangegaan met de gemeente. Hierin is opgenomen dat het aantal parkeerplaatsen in de nabijheid van het Circustheater gehandhaafd zal worden. raadsvoostellen

8 In ieder geval zal de gemeente ervoor zorg dragen dat het Circustheater niet voor eigen rekening parkeercapaciteit behoeft te creëren. Door de verlaging van het aantal parkeerplaatsen met 350 plaatsen, het verwijderen van openbare parkeerplaatsen, het invoeren van belanghebbenden parkeren en het treffen van anti-parkeermaatregelen handelt de gemeente in strijd met de overeenkomst. Gewezen wordt op de bezettingsgraad van 100% en het feit dat 80% van de bezoekers per auto komt; dit komt overeen met een parkeerbehoefte van 500 á 600 parkeerplaatsen. Bij uitvoering van het bestemmingsplan ziet het Circustheater zich genoodzaakt voor eigen rekening parkeerfaciliteit te creëren. Door het versterken van publiektrekkende functies en het reduceren van parkeerplaatsen wordt gevreesd voor aantasting van de publiektrekkende functie van Scheveningen en het theater in het bijzonder. Reeds nu wordt men geconfronteerd met een tekort aan parkeerplaatsen. Het plan is strijdig met de door de raad geformuleerde randvoorwaarde: beperking van de mobiliteit zonder aantasting van de belevingswereld van Scheveningen-badplaats. De uitbreiding van de Nieuwe Parklaangarage met 250 plaatsen is te weinig gezien de toename van de publiektrekkende functies. Verzocht wordt het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat versterking van publiektrekkende functie van de badplaats gepaard gaat met een toename van openbare parkeerplaatsen. Reclamant verzoekt een verkeerskundig onderzoek door een derde te laten verrichten alvorens de raad het plan vaststelt. Eventuele schade zal op de gemeente verhaald worden. Ten aanzien van deze zienswijze merken wij het volgende op. Zoals wij reeds in het kader van het vooroverleg (p.67 van de toelichting) hebben opgemerkt is in de genoemde overeenkomst bepaald dat de gemeente er zorg voor draagt dat de op het moment van aangaan van de overeenkomst bestaande parkeercapaciteit gehandhaafd blijft. Uitdrukkelijk is bepaald dat onder de parkeercapaciteit verstaan wordt de in de nabijheid van het theater gelegen parkeergarages. Deze garages blijven bestaan; de Nieuw Parklaangarage zal zelfs worden uitgebreid. Er is naar onze mening dan ook geen sprake van strijdigheid met de overeenkomst. Ten aanzien van de parkeer-aspecten verwijzen naar de hoofdstukken 4.7 en 9 van de toelichting van het bestemmingsplan (p en 51-56) en naar onze opmerking voorafgaande aan de behandeling van de zienswijzen. Gelet op het bovenstaande achten wij deze zienswijze ongegrond. Ra 253: L. Spaans, namens Samenwerkende Bewonersorganisaties rond het Gevers Deynootplein. Reclamanten stellen dat de respons van de gemeente op hun reactie bedroevend is. Een cijfermatige onderbouwing van de bezwaren is gegeven in de nota 'Bruisend ten onder', de reactie die in het kader van het vooroverleg is opgesteld; deze is in hoofdstuk 9 van de toelichting van het bestemmingsplan samengevat. Omdat op niet alle bezwaren is ingegaan, verwijzen reclamanten naar deze nota. In deze nota is door reclamanten - verkort weergegeven- het volgende gesteld: Het bestemmingsplan is van bovenaf opgelegd. Het plangebied is te beperkt gezien de samenhang met de omliggende wijken. Er is geen consistent beleid voor de badplaats. Er is onvoldoende aandacht besteed aan de relatie ruimtelijke ordening - milieu. Er is geen serieus overleg geweest met de bewoners. De pieken worden in de voorgestane '4 seizoenen badplaats' niet afgevlakt. Er is geen behoefte aan (te) dure woningen. De cijfers van de gemeente omtrent de te verwachte bezoekers aantallen, de beschikbare parkeerplaatsen en de benodigde parkeerplaatsen ontbreken danwel zijn niet juist. 8 raadsvoorstellen 1994

9 Er geldt een mer-plicht voor de bouw van het casino, de bioscoop en het circustheater. Het bestemmingsplan voldoet niet aan de door de raad geformuleerde uitgangspunten omtrent de inpasbaarheid van de nieuwe functies. Daarnaast wordt in de zienswijze gevraagd of de raad meent dat het bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke eisen als er minimaal 80 overlastdagen zullen optreden. De grafiek op p.36 is afgeleid van een grafiek uit 1989 en gebaseerd op cijfers en aannames uit De aannames zijn niet bekend gemaakt, terwijl de berekeningen van reclamanten als onjuist van de hand worden gewezen. De exactheid van de norm van 80-overlast dagen is discutabel; het kunnen ook 100 overlastdagen zijn. Voorts wordt gevraagd hoe de overlast norm van 80 dagen zich verhoudt met het provinciaal- en rijksmilieubeleid. Gaat deze norm ook voor de rest van Den Haag gelden? Grote ondernemers en projectontwikkelaars zijn vrijgesteld van een parkeereis, bewoners echter moeten betalen. Ondanks de plicht uit de Wet Milieubeheer weigert de gemeente de verkeersaantrekkende werking van de activiteiten te bepalen. Volgens de PPC moet een mobiliteitsplan aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen; hieraan wordt niet voldaan. Volgens het Ministerie VROM en de Inspecteur Milieuhygiëne is een milieueffectrapportage verplicht; ook hieraan is niet voldaan. Ten aanzien van deze zienswijze merken wij het volgende op. Mede naar aanleiding van de reactie van reclamanten in het kader van het vooroverleg is in de toelichting van het bestemmingsplan het voorgestane beleid nader toegelicht en uitgebreid met cijfermatige gegevens. Meerdere malen is dit ook in het reguliere overleg met de bewonersorganisaties besproken. In hoofdstuk 9 van de toelichting (p en 61-63) is uitgebreid ingegaan op de bezwaren van reclamanten, zoals verwoord in 'Bruisend ten onder'. Dat de respons van gemeentewege mager zou zijn onderschrijven wij niet. Onder verwijzing naar de toelichting op het plan, willen wij omtrent een aantal punten nog het volgende toevoegen. Het beleid zoals dat in het bestemmingsplan is verwoord heeft een relatie met de omliggende wijken. Hieraan, met name het verkeers- en parkeerbeleid, is in de toelichting ruime aandacht gegeven. De planologische regelingen van de omliggende wijken behoeven echter geen wijziging in tegenstelling tot de regeling voor het plangebied. De woningen die binnen het plangebied gebouwd zullen worden, vallen in een gewilde prijsklasse. Onze verwachting is dat de afzetbaarheid dan ook goed is. Wat betreft het afvlakken van de pieken merken wij op dat de doelstelling van 'een 4-seizoenen badplaats' is om de dalen in de bezoekersaantallen op te vullen en daarmee het draagvlak van de badplaats de vergroten. De pieken treden nu met name overdag op. De toevoeging van de voorzieningen zijn met name gericht op de avonduren. De pieken zullen hierdoor niet worden afgevlakt, maar ook niet versterkt. Naar aanleiding van de reactie van reclamant in het kader van het vooroverleg zijn in hoofdstuk 4.4 (Recreatieve Voorzieningen, p.25-28) van de toelichting voor nieuwe en bestaande recreatieve voorzieningen op basis van berekeningen danwel op grond van bestaande gegevens aantallen genoemd omtrent de te verwachte bezoekers per jaar. Deze verschillen van de door reclamanten genoemde bezoekersaantallen. Dit heeft zijn invloed op de berekeningen omtrent de benodigde aantallen parkeerplaatsen. Andere factoren voor deze berekeningen zijn de auto-modalsplit (het aantal bezoekers dat per auto komt), het percentage bezoekers dat tegelijkertijd aanwezig is en het aantal inzittenden per auto. Reclamanten gaan ook ten aanzien van deze factoren uit van andere cijfers dan wij hebben gegeven in met name hoofdstuk 9 van de toelichting. Tevens gaan reclamanten uit van bijna 1000 beschikbare parkeerplaatsen minder dan gerealiseerd zullen worden. De aannames in onze berekeningen zijn opgenomen in bijlage 11 van de 'Nota Verkeer en Vervoer in Scheveningen-Bad'. Deze nota is een bijlage van het raadsbesluit 127 van 21 mei Bij de beantwoording van de reactie op het ontwerp-bestemmingsplan is reeds hiernaar verwezen. Wij zijn daarbij in detail ingegaan op de verschillen tussen een aantal aannames/cijfers raadsvoostellen

10 in de berekeningen in de nota 'Bruisend ten onder' en de cijfers zoals deze door de gemeente zijn gehanteerd. De grondslagen van de berekeningen mogen dan ook als bekend verondersteld worden. Er is zeker geen sprake van het achterhouden of 'niet bekend maken' van gegevens. Overigens zijn de achtergronden van de berekeningswijze ook toegelicht in het zogenaamde bewonersplatform, het regulier overleg met de bewonersorganisaties. Wat betreft het voldoen aan de wettelijke eisen in verband met de 80 overlastdagen merken wij op dat hieromtrent geen wettelijke eisen bestaan. De aanvaardbaarheid van de overlastdagen moet beoordeeld worden in het kader van de bijzondere omstandigheden van de badplaats en de verschillende belangen. Zoals ook in het bestemmingsplan gesteld zal ermee rekening gehouden moeten worden dat een aantal dagen per jaar de vraag naar parkeerruimte in de badplaats groter zal zijn dan het aanbod. Dit beleid is in het verleden ook door de raad uitgesproken en aanvaard. Wel is daar de uitdrukkelijke conditie aan verbonden dat tegelijkertijd de omringende woonomgeving zoveel mogelijk van parkeeroverlast wordt gevrijwaard. Met het instrument van belanghebbendenparkeren zijn wij van mening dat op een afdoende wijze deze problematiek bestreden kan worden. Ervaringen in de badplaats zelf en elders geven dit aan. In een groot deel van Scheveningen-Bad is deze regeling reeds van kracht. Meest recent is de invoering ervan in het Belgisch Park. Met vertegenwoordigers uit het Renbaankwartier wordt overlegd om ook in deze wijk een dergelijke regeling, mogelijk voor de start van zomerseizoen 1995, in te voeren. Het rijksmilieubeleid zoals verwoord in rijksnota's is niet zondermeer van toepassing op gemeentelijke plannen, tenzij dit rijksbeleid is uitgewerkt in wetgeving. Eventuele afkeuring van het gemeentelijk beleid door provincie of rijk kan in de bestemmingsplanprocedure aan de orde komen. Gelet op het positieve advies van de Provinciale Planologische Commissie is dit niet te verwachten. Deze commissie heeft anders dan reclamant stelt geen mobiliteitsplan verplicht gesteld. De milieuvergunningverlening op grond van de Wet Milieubeheer valt buiten het kader van het bestemmingsplan. De verkeersaantrekkende werking van de voorgestane ontwikkelingen heeft wel ruime aandacht gekregen in het bestemmingsplan. Het herziene Besluit Milieueffectrapportage, dat per 1 september in werking is getreden, bepaalt dat alvorens in een ruimtelijk plan de aanleg van een recreatieve of toeristische voorziening mogelijk wordt gemaakt er een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Daarbij gaat het ondermeer om een voorziening die per jaar bezoekers of meer zal aantrekken. Gelet op het doel van een milieueffectrapportage en de toelichting van het genoemde besluit zijn wij van mening dat de bioscoop niet onder de mer-plicht valt. Bovendien is het niet zo dat de bezoekers van de bioscoop ook "nieuwe" bezoekers van de badplaats zullen zijn; een deel van het bezoekersaantal van de bioscoop bestaat uit bezoekers die ook nu al de badplaats bezoeken. Overigens is de bouwvergunning voor de bioscoop reeds afgegeven. Het Ministerie VROM heeft telefonisch meegedeeld dat zij ervan uitgaan dat op basis van het herziene Besluit een mer-plicht geldt voor de bioscoop. De provincie, de Provinciale Planologische Commissie en, anders dan reclamant stelt, de Inspecteur Milieuhygiëne delen echter onze mening. Gelet op het bovenstaande achten wij deze zienswijze ongegrond. Ra 256: mr. D.A. Cleton van Kernkamp Advocaten, namens: Bewonersvereniging Noordelijk Scheveningen, A. Visser, G. van Straalen. Bezwaar wordt gemaakt tegen de wijze van bestemmen. De concrete invulling van de globale bestemmingen ontbreekt; deze wordt op bouwplanniveau gegeven. Een volledige afweging binnen het bestemmingsplan ontbreekt. De motivering voor het afwijken van het bestemmingsplan uit 1975 wordt niet gegeven. Door bebouwing van een toren van ca. 75 m ontstaat niet de beoogde symetrie aan weerszijden van de Kurhausweg. Het gebied wordt overvol gebouwd; de keuzes lijken willekeurig en in strijd met de behoefte van het gebied. Ten aanzien van het parkeren overtuigen de cijfermatige gegevens van de gemeente reclamanten niet. Het niet aanleggen van voldoende parkeerplaatsen leidt tot 10 raadsvoorstellen 1994

11 overlast voor de bewoners, zwerfverkeer en parkeren op onjuiste plaatsen. Oplossingen zouden zijn het creëren van voldoende plaatsen of het terugdringen van verkeersaantrekkende functies danwel het tegenhouden van niet bestemmingsverkeer buiten het gebied. Ten aanzien van het verkeer en parkeren wordt aangesloten bij de reactie in 'Bruisend ten onder'. Onduidelijkheid bestaat ten aanzien van Randstad Rail. Deze is in het bestemmingsplan niet opgenomen, maar wel is naar de mening van reclamanten volgens de toelichting de keuze voor het tracé en vormgeving vastgelegd op een bepaald traject met een berekende maat. Er is geen reden aangegeven voor het verplaatsen van stedelijke attracties van de binnenstad naar Scheveningen. Het gebied wordt belast door de hoge bebouwing en de beoogde functies. Op grond van de Wet en Besluit Ruimtelijke Ordening dienen de haalbaarheid en de effecten van de bestemmingen te worden onderzocht. Het bestemmingsplan voldoet hier niet aan. De maximale hoogte van 25 m voor de bebouwing op de hoek Utrechtsestraat/ Harstenhoekstraat dient verlaagd te worden; geen rekening is gehouden met de effecten van bezonning, wind en uitzicht voor de aangrenzende bebouwing. De bestemming Gemengde Doeleinden VII (ten behoeve van het plan Dam) houdt geen rekening met de aspecten van de veiligheid; er is geen wind- en bezonningsonderzoek. Door de globaliteit is geen invloed mogelijk op de effecten van de verschillende toegestane functies. De bestemming voldoet niet aan de eis van rechtszekerheid. Ook tegen de bestemming ten behoeve van het Casino en de Megabioscoop hebben reclamanten bezwaren, zowel in verband met de omvang van de gebouwen en de effecten daarvan als de functie. Ook is hier onvoldoende onderzoek gedaan, met name naar de parkeeroverlast. Het effect van een hotel op de pier is naar de mening van reclamanten aanzienlijk; een hoog gebouw op de pier disharmonieert met de bebouwde en onbebouwde omgeving. Voorts bestaat er geen oplossing voor de verkeersstromen. In plaats van een globale bestemming, zou hier een nader uit te werken bestemming moeten worden opgenomen en bij voorkeur buiten het bestemmingsplan te worden gelaten. Zolang de haalbaarheid niet bekend is kan dit volgens de Wet en Besluit Ruimtelijke Ordening niet worden opgenomen. Voorts wordt verzocht de locatie waar een clubhuis voor jongeren aan de Haarlemsestraat is gevestigd niet de bestemming Woondoeleinden I te geven en het clubhuis te handhaven. De loopbrug Gevers Deynootweg blijft onduidelijk; een windhinderonderzoek ontbreekt. De voetgangers bewegingen binnen het gehele plangebied zijn niet duidelijk. Reclamanten zijn wat betreft het geluid van mening dat uit moet worden gegaan van de voorkeursgrenswaarde; deze problematiek kan niet worden opgelost door gebruik te maken van de ontheffingsmogelijkheid. Het is niet duidelijk of de daadwerkelijke geluidsbelasting binnen de grenzen zal blijven. Een deel van de geluidsberekeningen ontbreekt en niet duidelijk is welke gegevens zijn gebruikt bij de berekeningen. Reclamanten nemen aan dat overschrijding van 70 Db(A) plaats vindt. Ook zal de benzeenbelasting niet onder de maximale waarde blijven. Verzocht wordt het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. Ten aanzien van deze zienswijze merken wij het volgende op. Het bestemmingsplan kan gekarakteriseerd worden als een globaal plan. Dit betekent niet dat er geen keuzes zijn gemaakt. Deze wijze van bestemmen komt naar onze mening overeen met het karakter van de badplaats, waar een veelheid van functies voorkomt. Echter niet op alle locaties zijn dezelfde functies of in eenzelfde omvang toegestaan. Binnen de bestemmingen is bepaald waar het wenselijk is de omvang van een functie te beperken. Dit is gedaan middels een aanduiding op de kaart danwel middels een maximum aantal m ² in de voorschriften. Zo is binnen raadsvoostellen

12 het woongebied alleen een van de woonfunctie afwijkend gebruik toegestaan als dat op de kaart staat aangegeven. De motivering van het al of niet beperken van de functies is in de toelichting gegeven. Wat betreft de afwijkingen met het bestemmingsplan uit 1975 merken wij op dat het plan uit 1975 ondermeer kantoorbebouwing binnen de badplaats mogelijk maakte. In de toelichting is aangegeven dat het beleid omtrent kantoorlocaties is gewijzigd en dat kantoorbebouwing nu alleen op beperkte schaal binnen de badplaats mogelijk is. De uitgangspunten van het plan uit 1975 en deze herziening zijn voor het overige wat betreft de mogelijke functies grotendeels gelijk. Ruimtelijk gezien is alleen de hogere bebouwing op de hoek Gevers Deynootweg een wijziging ten opzichte van het plan uit Ter weerszijden van het Kurhaus wordt het zogenaamde dal-profiel nagestreefd. Dit houdt in dat het Kurhaus door de situering van het laagste punt van de skyline extra nadruk krijgt. Deze skyline hoeft niet symmetrisch te zijn. De toren van het plan Dam wijkt af van een symmetrische opzet, deze toren krijgt een extra accent, omdat de toren in de as van zowel de Zwolsestraat als de Gevers Deynootweg is gesitueerd. Afgezien van het feit dat niet het gehele nu nog grotendeels braakliggende terrein aan de Gevers Deynootweg bebouwd zal worden, zal van het nieuw te creëren plein een ruimtelijke werking uitgaan. Het predikaat overvol is hier niet op zijn plaats. overigens voorziet de voorgenomen woonbebouwing zeker in een behoefte voor de badplaats. Onder verwijzing naar het gestelde omtrent het verkeer en het parkeren in de toelichting (p en 51-56) en onder ra. 253 en naar onze opmerking voorafgaande aan de behandeling van de zienswijzen, willen wij hier nog het volgende opmerken. De flankerende maatregelen in het kader van het parkeerbeleid zijn er met name opgericht om de overlast tengevolge van zwerf/zoekverkeer in de woonwijken tegen te gaan. Tal van maatregelen zijn reeds genomen. Zo geldt bijvoorbeeld reeds geruime tijd een belanghebbendenparkeerregeling in het noordelijk deel van Scheveningen waarbij parkeerplaatsen exclusief voor bewoners zijn gereserveerd. Met de verhoogde parkeercontrole wordt ook het onjuist en illegaal parkeren tegengegaan. In drukke situaties wanneer de vraag naar parkeerruimte van bezoekers aan de badplaats groter is dan het aanbod wordt door ons niet de uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen in de badplaats als oplossing gezien maar wordt een sterkere nadruk gelegd op de rol van het vervoer per tram en bus. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de parkeerruimte buiten de badplaats zoals bij het Centraal Station via de formule van de strandexpres. Randstad Rail is vanwege nog een groot aantal te maken keuzes, niet opgenomen in het plan. Tot één van de mogelijkheden, waaruit gekozen moet worden, behoort het bouwen van een ondergrondse openbaar vervoerhalte ter hoogte van de Kurhausweg/Badhuisweg. Dit is binnen de huidige opzet van het bestemmingsplan mogelijk. Vanwege mogelijke onduidelijkheid zal de toelichting hierop uitgebreid worden. In de toelichting van het plan (o.a. p.15/16 en 25-28) is ingegaan op de effecten van de voorgestane functies. Overigens gaat het hierbij niet om verplaatsing van attracties van de binnenstad naar de badplaats. De bebouwing aan de Utrechtsestraat zal geen windhinder veroorzaken; wel zal het uitzicht voor enige woningen worden beperkt en zal de bezonning verminderen. Deze situatie is echter voor stedelijke gebied niet uitzonderlijk. Overigens is hier een kleine correctie ten aanzien van de bestemmingsgrens en het bebouwingsvlak noodzakelijk. Wat betreft de haalbaarheid van de beoogde bebouwing merken wij op dat ten aanzien van de hoge bebouwing op de hoek Gevers Deynootweg/Zwolsestraat onderzoek is gedaan naar de bezonnings- en windhindereffecten. Het Bouwbesluit bevat geen normen omtrent bezonning, wel bestaan er richtlijnen, waarbij uitgegaan wordt van tenminste 1 uur zon per dag gedurende de periode van 22 november tot 21 januari en tenminste 2 uren per dag bezonning van 19 februari tot 21 oktober. Uit het onderzoek blijkt dat het bouwplan een beperkte invloed (afname) heeft op de bezonning op de gevels van de omliggende bebouwing. Er zal echter ruim blijven worden voldaan aan de genoemde richtlijnen. Ook voor de windhinder bestaan er geen normen. Het onderzoek heeft uitgewezen dat op de meeste plaatsen de windhinder door de nieuwe bebouwing zal afnemen. De meest onveilige situaties zullen daardoor veiliger worden. Gemiddeld neemt de windhinder af. Bij 12 raadsvoorstellen 1994

13 het windhinderonderzoek is rekening gehouden met de loopbrug tussen de op te richten gebouwen. Deze loopbrug is nodig omdat in het plan-dam de bergingen gesitueerd zijn in de laag boven de winkels; voor de koppeling tussen de woningen in de toren en deze bergingenlaag is een voetgangersbrug opgenomen. In het bestemmingsplan wordt op een globale wijze rekening gehouden met het aspect van de sociale veiligheid. Op bouwplanniveau dient dit nader uitgewerkt te worden. Binnen de bestemming Gemengde Doeleinden VII zijn verschillende functies mogelijk, de hoofdfunctie is wonen. De recreatie-inrichtingen (cat 1) en detailhandel en aanverwante dienstverlening zijn aan een maximum gebonden overeenkomend met de oppervlakte van de begane grondlaag. Ook de omvang van de kantoren zijn beperkt. Om later een eventuele omzetting van woning naar hotel/vakantie-appartementen, waarnaar binnen de badplaats behoefte bestaat, niet onmogelijk te maken is die laatst genoemde functie ook opgenomen. Omdat wonen de hoofdfunctie moet blijven stellen wij voor de omvang van hotel/vakantie-appartementen te beperken tot 25% van de totale bouwvolume. De rechtszekerheid is naar onze mening niet in het geding. De bebouwing ten behoeve van het nieuwe casino is zodanig gesitueerd dat geen kwetsbare functie zal worden gehinderd. De attractiewaarde van de Pier zal aan de hedendaagse wensen worden aangepast. Dit houdt ondermeer in een opwaardering van de horecavoorzieningen, een overdekt voetgangersdek en een verbeterde aansluiting op de boulevard. Zoals voor de behandeling van de zienswijzen aangegeven stellen wij voor de wijzigingsbevoegdheid voor een hoteltoren vooralsnog te schrappen en een beoordeling uit te stellen totdat een bouwplan gereed is en meer duidelijkheid bestaat omtrent een aantal zaken. Binnen de bestemming Woondoeleinden I is anders dan reclamanten menen een clubhuis mogelijk. De voetgangersroutes binnen het plangebied zullen zich niet veel wijzigen. Wel is de route via de Zwolsestraat door de realisatie van de parkeergarage Parking Scheveningen Strand belangrijker geworden. In het kader van de herinrichting van de openbare ruimte, aansluitend op de realisering van de nieuwbouw aan de kop van de Zwolsestraat zal aan de inrichting en verloop van deze route nadrukkelijk aandacht gegeven worden. De voetgangersroutes staan aangegeven op kaart 8 in de toelichting. Wat betreft het geluid merken wij het volgende op. Conform de Wet geluidhinder en de uitvoeringsbesluiten zijn de huidige geluidsbelasting, gebaseerd op de huidige situatie en verkeersintensiteit, en de geluidsbelasting voor de toekomstige situatie (voor het jaar 2003), rekening houdend met de voorgestelde ontwikkelingen, berekend. Hierbij is een onderscheid gemaakt in de geluidsbelasting voor de nachtperiode en de dagperiode. Omdat geluidsbelasting 's nachts als hinderlijker wordt ervaren dan overdags, dient volgens de wettelijke regelingen bij de geluidsbelasting voor de nachtperiode 10 db(a) te worden opgeteld. Vervolgens is dan de periode met de hoogste geluidsbelasting maatgevend ten aanzien van de wettelijke normering. In dit geval is de nachtperiode maatgevend, zoals ook vermeld in het tervisie gelegde geluidrapport. In het rapport is een overzicht gegeven van de verkeersintensiteit op de van belang zijnde wegen gedurende de nachtperiode. Het geluidrapport is toegezonden aan de Inspecteur van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het Milieu; deze had geen opmerkingen. Op grond van de wet is alleen voor de lokaties waar nieuwe woningen mogelijk zijn danwel waar sprake is van een reconstructie van een weg een akoestisch onderzoek verricht. De wet kent een zogenaamde voorkeursgrenswaarde van 50(+5) db(a). Aan deze waarde wordt echter alleen in zeer rustige woonwijken voldaan; de Wet geluidhinder maakt dan ook een ontheffing mogelijk van deze waarden tot in casu maximaal 65(+5) db(a). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de toekomstige geluidwaarden de maximale grens van 70 db(a) niet zal overschrijden; ontheffing is derhalve mogelijk. Ten aanzien van de benzeenbelasting merken wij op dat tot 1995 een waarde geldt van 15 µg/m³. raadsvoostellen

14 Na 2000 geldt een verscherpte waarde van 10 µg/m ³ ; hierbij wordt er vanuit gegaan dat de verbrandingstechnieken zullen zijn verbeterd. Er bestaan nu echter nog geen berekeningsmethoden gebaseerd op die verbeterde technieken, zodat bij de berekeningen voor 2003 is uitgegaan van de nog niet verbeterde verbrandingstechnieken. Volgens de wettelijke regeling mag er dan ook vanuit gegaan worden dat als nu voldaan wordt aan de norm voor 1993, dit ook het geval zal zijn na Gelet op het bovenstaande achten wij deze zienswijze voor wat betreft het opnemen van een beperking van de omvang van hotel/vakantie-appartementen binnen de bestemming Gemengde Doeleinden VII en het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid voor een hoteltoren op de Pier gegrond, voor het overige ongegrond. Ra 257: mevrouw ir. M.A. Zuurbier, namens ENFB In het plan is niet aangegeven waar fietsenstallingen worden uitgebreid. Wel is één van de uitgangspunten te voorzien in voldoende stallingsgelegenheden. Verzocht wordt de huidige en benodigde capaciteit uit te werken. In de voorschriften komt het begrip fietsenstalling niet voor. Bovendien is geen overleg gevoerd met Biesieklette. Verzocht wordt in art 18 fietsenstallingen aan de doeleinden toe te voegen. Ten aanzien van deze zienswijze merken wij het volgende op. Onlangs is in verband met de start van de nieuwbouw van het Casino de fietsenstalling naast het politiebureau aan de Kurhausweg vervallen en verplaatst naar het terrein tegenover de Palace Promenade. De fietsenstalling zal op deze locatie ook in het uiteindelijk ontwerp voor het nieuwe plein, na realisering van het woningbouwplan met winkels, worden opgenomen en gerealiseerd. Hierover is overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de stichting Biesieklette. Daarbij is afgesproken dat deze stalling zo'n 200 fietsen zou moeten kunnen herbergen. De locatie is aangeduid op de kaart 7, opgenomen in de toelichting op het bestemmingsplan in hoofdstuk Het begrip fietsenstalling is naar onze mening een voldoende bekend begrip en behoeft niet omschreven te worden. Een fietsenstalling is voorzover het een bouwwerk, geen gebouw zijnde betreft, een in de bestemmingen Hoofdverkeersweg, Straat, Verblijfsstraat en Verblijfsgebied passend bouwwerk en kan dan worden aangemerkt als straatmeubilair. Een gebouw bij een fietsenstalling ten behoeve van de beheerder van de stalling is echter alleen mogelijk binnen de bestemming Verblijfsgebied (art 18). De toelichting zal op dit punt verduidelijkt worden. Wij stellen voor de beperking in artikel 18 tot 2 fietsenstallingen te schrappen en geen aantal verder te noemen. Gelet op het bovenstaande achten wij deze zienswijze voorzover betrekking hebbend op het schrappen van de beperking van het aantal toegestane fietsenstallingen gegrond en voor het overige ongegrond. 94/ 4386: de heer M.W. van der Breggen, namens Van der Valk Nederland BV De plangrens aan de noordkant van het eiland waarop een restaurant is gevestigd dient te worden aangepast in verband met de bereikbaarheid van de hoteltoren-eiland. Conform de afspraak in een overleg van 4 februari ziet men graag de plaats van het nieuwe eiland naast het zogenaamde stalen eiland op de plankaart vastgelegd. Ook de kaarten in de toelichting moeten hierop aangepast worden. Het op blz. 27 en 66 e.v. van de toelichting genoemde onderzoek naar de ruimtelijke inpasbaarheid heeft reeds plaats gevonden, het is dan niet juist te spreken van een 'mogelijke hotelontwikkeling' en een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Het hotel dient als basis voor de herontwikkeling van 14 raadsvoorstellen 1994