De marke Holthuizen en Eppenzolder/Stepelo

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De marke Holthuizen en Eppenzolder/Stepelo"

Transcriptie

1 De marke Holthuizen en Eppenzolder/Stepelo Deze marke is ontstaan uit twee afzonderlijke marken: Holthuizen en Eppenzolder, en mogelijk zelfs uit drie aparte buurschappen: Holthuizen, Eppenzolder en Stepelo, maar dit laatste is niet te bewijzen. In het Schattingsregister van Twente anno 1475 werden Holthuizen en Eppenzolder afzonderlijk vermeld onder de namen 'Buerschap to Holthuzen' en 'Burschap Eppenzolde'. Onder de laatste werden ook de Stepeler erven vermeld. Als bijlagen bij een proces, dat in 1641 gevoerd werd tussen de boeren van Stepelo ter ene zijde en de boeren van Holthuizen en Eppenzolder met het markebestuur ter andere zijde over ongeoorloofd turf steken, zijn twee copieën bewaard van notulen der vergaderingen der marke Holthuizen d.d. 25 juli 1614 en 19 september 1620, waaruit duidelijk blijkt, dat er toen twee markebesturen waren, één voor Holthuizen en een tweede voor Eppenzolder/Stepelo. Dit was ook op 18 augustus 1640 nog het geval. In de gerichtsprotocollen van 1656 is er echter sprake van één markerichter voor de gecombineerde marke Holthuizen en Eppenzolder/Stepelo. Sindsdien werden de van oorsprong afzonderlijke marken als één beschouwd. Uit de Holthuizer notulen van 1614 en 1620 blijkt echter, dat reeds toen zaken van Eppenzolder, Stepelo en Holthuizen behandeld werden, waaruit men mag concluderen, dat er al omstreeks 1600 een zekere samenwerking tussen beide markedelen was, wat tussen 1640 en 1656 resulteerde tot een volledige fusie. De markeboeken zijn verloren gegaan. Behalve de hierboven genoemde notities uit 1614 en 1620 zijn in het archief van de N.H. Gemeente Haaksbergen copieën en losse stukken aanwezig, die de periode van 1708 tot 1861 omvatten. De vergaderingen van 1614 en 1620 werden gehouden ten huize van Werner Manten (De Ruisschen-borg), maar de andere vergaderingen hadden voor zover bekend steeds plaats op de Hof te Vaarwerk, thans meest Vark genoemd. Aan deze boerderij was het erfmarkerichterschap verbonden d.w.z. dat de eigenaar van het erve markeof holtrichter was. In 1614 was er twist tussen de boeren van Holthuizen, Eppenzolder en Stepelo en de boeren van Beckum over de markegrens. Er werden nieuwe markepalen opgericht ter vervanging van verdwenen palen: 'achter des Grieven landt bij zall. Adolff van Twickeloes marckslagh' (Grevenpaal) 'an die Noortbrugge op den Hoick nae Stepell, aen Asbroick (Asbroeker paal) 'op den Brandenplaesz twisschen Enxzinck ende den Altenae Busch (Heddepaal) 'an Dyrckingh haer' (Derkinkpaal) en 'achter Schoitkaete bij het Beckumer veen' (Grondhuttepaal). De meiers van Altena en Asbroek te Beckum mochten turf blijven steken in het Stepeler veen. Ribben zou van zijn bonenkamp richting Vaarwerks maat zo ver plaggen mogen maaien', als hij met een baarkamer tussen de benen kon werpen'. Lambert ten Kattendam werd als gezworene opgevolgd door Albert ten Polle. Zijn medege-zorene bleef Gerdt ten Rahe. Zij moesten 'die marke als behoirt wachten en wahren bey den eidt soe hen van die heeren Holtrichter is afgenommen worden'. Op de holtink van 1620 werd bepaald, dat een vol erf 15 voer turf, een half

2 erf 10 voer en een kate 4 voer turf mocht steken. De erfgenamen van de richter van Steinfurt, Gerhardt Koene, vroegen betaling van een schuld van ruim 113 daalder 'verdiend loon' in het proces tussen de dorpers van Haaksbergen en de buurschappen Holt-huizen en Eppenzolder. De schuld was al 46 jaar oud en werd verworpen. De boeren van Eppenzolder vroegen Gerrit Rundeel te bewijzen, dat hij eigenaar was van de Rekers markslag. Met een attestatie van de richter van Goor bewees Rundeel, dat hij de markslag met kotterstede en uitdrift al 100 jaar bezat. Markegrond werd gekocht door Henrick Hassinck, Johan Wissinck, Hans ter Homolle en Herman van Coeverden, de eigenaar van het Brinkhuis. Henrick Mychorius en Fenne ten Rahe, eigenaren van het erve Bennink, werden er van beschuldigd twee bomen gehouwen te hebben op het Lohe bij Bennink 'seinde markengrund'. Zij kregen drie maand tijd om te bewijzen, dat de bomen hun eigendom waren geweest, zoals ze beweerden. Albert ten Polle werd ontslagen als gezworene. Herbenoemd werden voor Holthuizen Gerdt ten Rahe, Henrick ten Korte en Jacob ten Eisen. Tot gezworenen van Eppenzolder werden benoemd Herman Lefferinck, Johan Wissingh en Reint Ottinck. Op de markevergadering van 18 september 1708 werd gesproken over al dan niet geoorloofd aangegraven gronden o.a. een 'visscherij' van Claas Ronneboom. Op de vergadering van 21 juli 1727 werden weer gezworenen aangesteld, die overtredingen van de markewet moesten melden. Voor Stepelo werden benoemd Reint Ottink en Henrick Enssink, voor Eppenzolder Gerrit Leefferink en Evert Lansink en voor Holthuizen Derk ten Cattendam en Henrick Raeman. In het Koldeveld mochten plaggen alleen maar vanaf St. Jan (24 juni) gemaaid worden. Schapen mochten niet op markegronden weiden. Bij de holtink van 15 augustus 1730 werd in verband met nieuw aangegraven gronden gewezen op een niet bewaard gebleven resolutie Hof te Vaarwerk van het jaar Vaak werd er niet vergaderd, de volgende holtink was op 2 juli Tot boerrichter werd Hermannus Leferink aangesteld. Een zesde deel van alle boetes, die hij zou opleggen wegens ongeoorloofd

3 plaggen maaien, vee weiden, grond aangraven etc. zou voor hem zijn. Ook de gezworenen zouden een zesde gedeelte van de boetes krijgen. 'Dese Boerrigter en Gesworens' schreef men 'worden ernstig gerecommandeert 't Markenbeste te behertigen, 't geene sij alle bij handtastinge aan den Markenrigter hebben belooft'. Volgende markevergaderingen werden gehouden op 24 juni en 21 oktober 1749, 8 juli 1751 en 10 september Op deze laatste holtink werd vastgesteld, dat er een batig saldo van ƒ 898,50 in kas was. Dit bedrag werd verdeeld onder de eigenaren van 36% waartallen. Veertien waartallen waren in handen van 'goedsheren' of eigenaren van verpachte boerderijen. Zij mochten ƒ 401,80 verdelen. Eigen-geërfden of bezitters van eigen boerderijen hadden 22y2 waartallen. Zij mochten het restant samen delen. Op de vergadering van 17 mei 1770 werd een resolutie van Ridderschap en Steden besproken, waarbij de markebesturen werd opgedragen de beken en waterleidingen te onderhouden. Besloten werd volgende waterlopen te ruimen en te schouwen: Een tochtsloot beginnende bij het land van Kerkemeijer door de erven Vaarwerk, Bartelink en Kattendam (De Oude Beek), Een afwatering komende uit het Vark door Wolferink en het Elzen naar het Gorkinkveld, Nieuw aangegraven gronden waren het voornaamste agendapunt op de vergaderingen van 30 mei 1788, 6 juli 1790 en 12 juni Op laatste datum werd een verschil van mening met de marke Boekelo besproken over de juiste grens in de buurt van de erven De Bult en Binnenveld. Uit beide marken werd een commissie gevormd, die op 27 juni 's morgens om 9 uur bij elkaar kwam op de Bult. Daarna werd op 27 augustus 1792 op het Binnenveld de scheiding met Boekelo vastgelegd: 'Van de hoek van de zuidzijde van het huis van de Boswever of Nijhuis bij de Brinkhuisstege naar de hoek van den gaarden van den Kleinen Bult, vandaar naar de hoek van de Meije-rinkbraak naar Haaksbergen aan of voorbij Hanninksland, en dan over den kruisweg op de peppel bij het Vaanholt, op welke voorzegde drie plaatsen op beider marken kosten stenen palen zullen geplaatst worden'. De paal bij Vaanholt is de markepaal, die bij de aanleg van het kerkhof te St. Isidorushoeve in stukken geslagen is, zoals onder het hoofdstuk 'Marke Boekelo' vermeld. Aardig is de notitie op de vergadering van 20 september 1793: 'De Scherenslijper, uitheems zijnde, moet zijn hutte afbreken en vertrekken'. Weinig belangwekkend waren de holtinks van 14 oktober 1793, 15 augustus 1794 en 2 oktober De volgende was pas 18 jaar later - de Franse tijd was toen voorbij en wel op 27 juni Niet meer gekoppeld aan het erve Vaarwerk was op 10 september 1815 het markerichterambt verkocht aan de Haaksbergse burgemeesterszoon Christiaan Waanders. Het aantal waren werd vastgesteld op 37 ½. Ondanks groot verzet van een gedeelte van de gewaarden werd besloten, dat voortaan 50 schapen per waartal op de markegrond gehouden mochten worden, iets wat voordien, voor zover bekend, steeds verboden was. Naar aanleiding van de holtink van 16 februari 1819 werd op 19 oktober een commissie benoemd om de markeverdeling voor te bereiden, bestaande uit volgende personen: C. Waanders, J.H. Jordaan, G. Teutelink, J. Aalderink,

4 A. Bargerink, A. Wissink, J. ter Hofstede en G.J. te Lintelo. Bovendien werd een deskundige benoemd om de gronden op te meten. Volgens de wet kon de verdeling plaats vinden naar de 'verponding' of grondbelasting of op basis van de grootte van de gecultiveerde private landerijen. Besloten werd de tweede methode te gebruiken. In de eerste plaats zou het Koldeveld verdeeld worden, daarna het Stepeler Veld en tenslotte de rest. Te zijner tijd zou het plan ter inzage liggen bij de landmeter ten huize van de weduwe van Jan Hendrik Wissink in Eppenzolder. Daarmee was de markeverdeling echter nog lang niet gerealiseerd. Op de vergaderingen van 2 mei 1821, 23 april 1833 en 27 juni 1835 leest men er niets over, maar op 9 december 1837 werd er vergaderd over de vraag of de verdeling moest doorgaan. Het gouvernement van Overijssel eiste, dat er een commissie benoemd werd, maar men kon als men niet wilde delen 'een gemotiveerde memorie' inzenden. De markevergadering besloot echter opnieuw om tot verdeling over te gaan en weer werd een commissie benoemd bestaande uit de markerichter H.J. Franssen als voorzitter en G. Teutelink, A.J. Ottink, G. ten Vregeler, B. ter Braak en J. Temmink als leden. Binnen drie maand zou men advies uitbrengen. Maar weer werd de kwestie op de lange baan geschoven. Op de vergaderingen van 9 juli 1841, 18 maart en 22 juli 1842 en 5 augustus 1843 sprak men hoofdzakelijk over schapen weiden op markegrond, dat opnieuw verboden werd. Uit de notulen van de vergadering van 9 augustus 1843, vier dagen na de vorige, blijkt, dat de gouverneur weer op spoed had aangedrongen. Eindelijk kon op de holtink van 22 november 1845 meegedeeld worden, dat het verdelingsplan gereed was. Heidegrond van de tweede klasse zou gewaardeerd worden op ƒ 6, per hectare. ledere volgewaarde zou vooraf 4 hectare van deze grond krijgen tegen betaling van f 24,. Bij Koninklijk Besluit van 13 oktober 1846 werd het plan goedgekeurd. Op 30 november 1846 werd toen tot verdeling overgegaan. In 1846 werd besloten verschillende bruggetjes te vernieuwen: Bruggen 'wijd l el (meter)' bij het land van J.H. Bouwmeester op Wissink, bij het land van B.J. Smit en bij de Leferinkshuizen, een brug van 5 palm (0,5 meter) in de Hibbensteeg, een van 6 palm bij het huis van J.H. Lansink en een duiker of spikke van 7 palm in de Bartelinksteeg. Markevergaderingen werden nog gehouden op 13 februari en 15 maart Op 8 juni 1861 werden nog 7 percelen heidegrond verkocht. Markerichter was toen nog de schoolmeester van Boekelo, Hermannus Johannes Franssen. Daarna had deze functie geen reden van bestaan meer. Daarom kreeg hij volgens besluit van de laatste markevergadering f 300, wegens de afstand van zijn ambt en het daardoor verminderen van zijn inkomsten. Zoals hierboven reeds vermeld was het markerichterschap het privilege van de eigenaar van de Hof te Vaarwerk. Hoewel de aantekeningen van de markevergaderingen pas vanaf 1614 bewaard zijn, althans gedeeltelijk, is het uit notities in het leenregister van Borculo toch mogelijk enkele vroegere markerichters van Holthuizen te vermelden. In 1460 beleende Borculo Herman van Marhulzen met de Hof te Vaarwerk en in 1476 diens zoon Frederik. Het is waarschijnlijk, dat zij markerichters van Holthuizen geweest zijn. In 1614 was de burgemeester van Deventer Bernhard van Weseke markerichter van Holthuizen en de rentmeester van Twente Johan de Baeke tot Roetgerinck namens de provincie markerichter van

5 Eppenzolder. In 1620 was de laatste nog holtrichter van Eppenzolder, maar Jonker Johan van Hel was markerichter van Holthuizen. In 1640 was Jan van Boekholt substistuut-holtrichter van Holthuizen namens de kinderen van wijlen Dr. Peter de Lespiere. Johan van Hemert was toen holtrichter van Eppenzolder. Op 10 januari 1648 werd in de Haaksbergse gerichtsprotocollen Johan Bargerink alias Johan te Lintelo als markerichter van Holthuizen genoemd en op 19 november 1655 Peter ten Rae, die met Fenne getrouwd was, vermoedelijk een zuster van Johan te Lintelo. Beiden werden 'holtrichter pro parte' genoemd. Zij waren samen eigenaar van het halve Vaarwerk en daardoor ieder 'voor een gedeelte' markerichter. Johan te Lintelo's weduwe en kinderen onder wie Lambert, die zijn vader als markerichter opgevolgd was en Peter ten Rae verkochten op 6 maart 1665 de halve Hof te Vaarwerk aan Bernard de Lespiere, burgemeester van Deventer, eigenaar van de andere helft en kleinzoon van bovengenoemde Bernhard van Weseke. Deze werd toen alleen markerichter. Het markeboek vermeldde in 1708 zijn zoon Dr. Hugo de Lespiere als holtrichter. Deze overleed op l juni 1722 en werd opgevolgd door zijn zwager Gerhard Nijland of Nilant. Na diens overlijden in 1747 werden zijn erfgenamen Dr. Derk Dumbar en Gerhard Antonius Mennink holtrichter. Zij traden van 1748 tot 1751 samen of afzonderlijk op. In 1753 werd Vaarwerk door de pachter van het erve aangekocht. Deze was klaarblijkelijk te 'gewoon' om als markerichter te fungeren. Men vond toen een modus door twee stukken grond met het erfmarkerichterschap te verkopen aan de Haaksbergse ingezetenen Derk te Lintelo Hermanszoon en Willem Hendrik Scholten. De eerste trad als markerichter op in 1760, de tweede in 1770, 1780 en Derk te Lintelo overleed in 1777 en liet het markerichterschap na aan zijn oomzegster Hermina Scholten, zuster van Willem Hendrik en echtgenote van Herman Rattink. Procureur Willem Hendrik Scholten overleed op 30 maart 1789 en liet zijn bezittingen na aan zijn zuster Gesina Scholten. Namens de zusters Hermina en Gesina Scholten was procureur Herman Rattink van 1790 tot 1798 holtrichter. Op 10 september 1815 verkocht de erfgenaam Jan Willem Hendrik Scholten het markerichterambt voor ƒ 200,- aan de Haaksbergse burgemeesterszoon en secretaris Christiaan Waanders. Van hem kocht Her-mannus Johannes Fransen, schoolmeester van Boekelo, het ambt op 13 mei Hij moest er toen ƒ 92, voor betalen. Volgens de verpondingsregisters van 1602 waren er in het Holthuizer gedeelte van de marke 8 volgewaarde erven, 3 driekwart gewaarde en 8 halfgewaarde, die samen 122 mud of 48,8 hectare bouwland en 7 voer of 2,8 hectare hooiland hadden. Per waartal betekende dit ca, 3,4 hectare bouw- en ca. 0,2 hectare hooiland; vergeleken met de andere Haaksbergse marken veel bouwland maar weinig hooiland. Acht katersteden hadden samen 8 mud bouwland, dus gemiddeld l mud of 0,4 hectare. In het Eppenzolder gedeelte werden helemaal geen volgewaarde erven vermeld. Dit was een poging om minder belasting te moeten betalen. 16 halfgewaarden hadden samen 113,75 mud of 45,5 hectare bouwland en 37 voer of 14,8 hectare hooiland, per waartal dus ca. 5,7 hectare bouw- en 1,85 hectare hooiland. Omdat echter verschillende halfgewaarden in feite volgewaard waren, mag men deze cijfers niet vergelijken met die van de andere Haaksbergse marken. Acht katersteden in Eppenzolder hadden samen 9% mud of 3,8 hectare bouwland, gemiddeld dus 0,48 hectare. Het totaal aantal waren van Holthuizen en Eppenzolder was in 1602 volgens

6 bovenstaande opstelling 22 1/2. In Holthuizen waren echter tengevolge van de verwoesting in de 80-jarige oorlog drie gewaarde erven nog niet weer in bedrijf en in Eppenzolder twee, zodat men mede door de foute opgaven van Eppenzolder geen conclusie over het totaal aantal waren kan trekken. In 1760 werd in het markeboek genoteerd, dat er 361/, waartallen waren. Men had echter vergeten het waartal van het erve Holthuizen waarschijnlijk ontleende de marke aan dit erve zijn naam erbij te tellen. In feite waren er dus 37 1/2 waartallen, welk aantal sindsdien diverse keren genoemd en ook bij de markeverdeling gehanteerd werd. Verschillende waartallen waren toen zo versnipperd, dat de verdeling plaats vond onder 77 gewaarden. Bovendien deelden nog 24 ongewaarden mee. In 1602 werden in Holthuizen volgende katersteden opgegeven: dat Eisen, Kupers, Hensken Toer Achter, Vort Jans, Pipers, de Hurne en Ulenhol. In Eppenzolder waren dat Varenholt en Klein Hobbenschot, die beide nog 'woest' lagen en verder Kekers, Egbert Derckink, Tonnis Ensinck, Rundells, Dries Ensinck, Hohenlandt, Steenbrack en Goerkants. Sommige hebben in latere jaren waarrechten verkregen, andere zijn verdwenen, terwijl men niet meer weet, waar [ze gelegen hebben. Van ingezetenen van Eppenzolder vindt men in de gerichtsprotocol van 1632 en 1633 volgende huismerken: Herman Leeferinck Johan Leeferinck Roleff ten Schootkotte Johan Marsinck Karst Enxinck Johan Eysinck Hendrick Wissinck Garrit Rundeel

7 De gewaarde erven van Holthuizen Deze boerderij, waarop de markerichterambt rustte, was oorspronkelijk bezit van de Heren van Ahaus. Van hen vererfde hij op Solms/ Ottenstein. In 1418 droeg Hendrik van Solms en Ottenstein 238 lenen over aan Otto van Bronckhorst, heer van Borculo. Sindsdien was Vaarwerk leenroerig aan Borculo, zoals in 1665 vermeld werd. In 1475 werd 'Varwerck' als een gewaard erve aangeslagen. In 1602 werd geen waartal vermeld. De boerderij had toen 8y2 mud bouwland. Verschillende leeneigenaren van de Hof te Vaarwerk werden in het vorige hoofdstuk reeds vermeld. In 1753 kocht de toenmalige pachter Jan Varkman zijn erve. Zijn afstammeling Willem te Vaarwerk verkocht het Vark in 1826 aan de Alsteedse landbouwer Rutger Tenhagen, maar bleef er als pachter wonen. Rutger Tenhagen overleed in 1827 waarop zijn weduwe hertrouwde met Peter Veldhuis, die in 1841/1842 op de markevergaderingen verscheen als bezitter van het volle waarrecht van Vaarwerk. De boerderij werd kort daarna - vóór 1846 gekocht door de Haaksbergse dominee Wouterus van der Ham, die de boerderij verkocht aan de N.H. Diaconie van Haaksbergen, die tot voor kort nog eigenaar was. Nazaten Te Vaarwerk hebben de boerderij tot voor enkele jaren bewoond.

8 Wolferink WOLFERINK (2) In 1475 werd de katerstede Wulfferding vermeld. In 1602 had de boerderij een half waarrecht en 6 mud bouwland. Eigenaar was het Stift Metelen, wat wijst op hoge ouderdom van het erve. Later had het Stift een vol waarrecht in de marke Holthuizen. Na 1795 in de tijd van vrijheid, gelijkheid en broederschap verloor Metelen het eigendomsrecht en werd de bewoner Roelof Wolferink als eigenaar beschouwd. In 1816 was de van het Wolferink afkomstige Alsteedse mulder Jannes Wolferink eigenaar van de boerderij, die in 1830 bewoond werd door de kinderen van Jacob te Lintelo: Hendrik, Johan-na en Aleida. In 1850 was Jannes Wolferink nog eigenaar en Hendrik te Lintelo bewoner. Thans is de familie Ten Vregeler eigenaar en bewoner. VOLMERINK, thans Volmerink (3), Dekker (4) en Grote en Kleine Gieberije (5) De familie Van Hürstell had in 1485 tienden uit Volmerink, die in 1558 door richter Jan Nijekercke verworven werden. In 1602 was er sprake van een halfgewaard erve Volmerink, dat 5 mud bouwland had. De boerderij was toen eigendom van Claes Volmerink. Zoon Gaaken kocht in 1628 de erfporties van zijn zusters. Het erve werd toen vrij allodiaal genoemd. Volmerink was in 1830 nog eigendom van Volmerinks. Bewoonster was toen Hendrika Volmerink, weduwe van Gerardus Veldhuis. Daarna werd de boerderij gekocht door Antoon Temminkhof, die in 1846 daardoor een kwart waarrecht in de marke had. In 1850 was de zoon van Gerardus Veldhuis, Johannes geheten,bewoner. Zijn dochter Johanna trouwde in 1875 met Gerrit Jan te Lintelo. Hun afstammelingen waren er tot voor kort eigenaren en bewoners. In 1703 verkocht de weduwe van Barthold Volmerink een gedeelte van Volmerink, Klein Volmerink genaamd, aan Hendrik Gijbers uit Rekken. Naar hem heette dit deel sindsdien Gieberije. In 1741 stonden er twee 'getimmerten' op Klein Volmerink: de Grote en Kleine Gieberije. Het eerste erve werd in 1761 door Derk Gijbers verkocht aan Willem ter Bekke, die de boerderij op zijn beurt in 1797 verkocht

9 aan zijn oomzegster Jenneke Bloemena. Deze trouwde met Jan Willem Hesselink, die in 1816 een half waarrecht vertegenwoordigde. In 1830 was Antoni Olthof eigenaar en bewoner en in 1850 diens weduwe. De Kleine Gieberije werd in 1830 bewoond door Bartus Franken en in 1850 door Arnoldus Wielens. Eigenaar was toen Johannes ten Vregelaar. Een afsplitsing van Volmerink is ook Dekker, dat zijn naam waarschijnlijk ontleende aan een bewoner, die dakdekker was. Dekker was in 1788 eigendom van Jan Volmerink. In 1830 werd de boerderij bewoond door de uit Delden afkomstige Johannes Volker en in 1850 door Hermanus Schurink. Eigenaar was toen Jan Harm Siehoff uit Wennewick onder Vreden. SPEELMAN, thans Hibben (6) Spelemanninc was in 1188 een leengoed van Hendrik van Dalen en Diepenheim. In 1475 werd het vermeld als Spelemering. Reeds in 1316 had de bisschop van Utrecht tienden uit het erve, waarmee in 1382 Gerrit Keijge beleend was. In 1602 werd de boerderij al Hibben genoemd. Hij had toen driekwart waarrecht en 4 mud bouwland. Vermoedelijk door koop of vererving werd in deze jaren de familie Van Keppel tot Odinck, bewoner van huize Oeding bij Winterswijk op Duits gebied, eigenaar van Hibben. Erfgenamen Van Keppel verkochten het erve in 1716 aan de pachter Jan Hibben. Zijn opvolgers kwamen in financiële moeilijkheden, waardoor de boerderij in 1782 openbaar verkocht moest worden. Kopers waren drie broers Wolferink: Hermannus, Gerhardus en Johannes, welke laatste twee na elkaar resp. tot 1802 en 1817 pastoor van Enschede waren. In 1830 en 1850 was Jannes Wolferink, mulder van de Haarmühle bij Alstatte eigenaar. Bewoond werd de boerderij toen door de weduwe Gerrit Bloemen-Kelder. BARTELINK OF BARTELER (7) Het Schattingsregister van 1475 vermeldt de katerstede Bertholding, maar in de Verpondingsregisters van 1600 en 1602 ontbreekt het erve. Omstreeks 1650 was de boerderij bezit van twee eigenaren: Gerrit ten Bus en Johannes Michgorius. Sinds 1692, toen de erfgenamen Ten Bus hun deel verkochten aan de familie Michgorius, was deze familie eigenaar van het gehele driekwart gewaarde erve. Dit was ook in 1790 nog het geval, maar vóór 1816 was Jannes Volmerink door koop eigenaar geworden. Hij was dit nog in Bewoners van het erf waren in 1830 Hermanus Bartelink en in 1850 Jan Hendrik Bartelink. In het begin van de 20e eeuw werd de boerderij afgebroken en de ondergrond bij buurerven gevoegd. Volkomen foutief wordt thans Klein Kattendam (zie hierna) Bartelink genoend. KATTENDAM, later Klein Kattendam nu Bartelink (8) en Groot Katendam (9) Mogelijk is Kattendam een middeleeuwse aangraving of afsplitsing van het Langelose erve Damme, dat aan de overzijde van de Oude Beek lag. Het was toen een Kate ten Damme, welke naam verbasterd werd tot Kattendam. In 1475 werd Cattendam een gewaard kate genoemd, maar in 1602 was het een volgewaard erve met 8 mud bouw-

10 land en iy2 voer hooiland. Omstreeks 1500 was Jan van Mar-hulzen eigenaar en in 1629 Hendrik Graes toe Loeborch. In 1682 was er sprake van 'beide Kattendams', toen waren er dus twee erven. In 1737 verkocht Johan Anton van Graes toe Loeborch Groot Kattendam aan de meier Derk ten Kattendam en Klein Kattendam aan de pachter Jan te Lintelo, die met Swenne ten Kattendam gehuwd was. Beide boerderijen hadden in 1760 een half waarrecht in de marke. Groot Kattendam was in 1830 en 1850 eigendom van de erfgenamen van Jannes Kattendam, bewoner was Jan Hendrik Ros, die met de weduwe van Jannes Kattendam getrouwd was. De boerderij is thans verdwenen. Klein Kattendam, dat nu Bartelink genoemd wordt, werd in 1830 bewoond door de weduwe Johanna Ellenbroek-Kuipers en in 1850 door Jan Ellenbroek. Eigenaar was de advocaat J.H. Zegers te Lage. ROUHOF, nu drie erven: Schreurs of Pruusse (10), Schoenmaker (11) en Woeste Rouhof, In den Es of Gretenboer (12) Reeds voor 1316 had de bisschop van Utrecht tienden uit Rouhof, waarmee in latere jaren familieleden Van Marhulzen beleend werden. Het Schattingsregister van 1475 vermeldt het erve als 'Ruwehoff'. De oudst bekende bewoner is Henrick ten Ruwenhave, die in 1492 drie mud winterrogge uit zijn erve aan Johan Barmentloe verkocht. In 1602 was Rouhof halfgewaard en bezat 3y2 mud bouwland. In 1647 werd het erve door de bouwman Gerdt Rouhof verkocht aan een zoon van Havink in Brammelerbroek: Gerdt Havink. Deze kwam zo erg in de schulden, dat zijn broer Jan op Havink de boerderij vijfjaar later overnam voor 3900 gulden op voorwaarde, dat zijn broer voortaan 'vrij zou zijn en niet langer gemolesteerd'. In 1688 verkochten de erfgenamen Havink het Rouhof in gedeelten. Eigenaar van het eigenlijke Rouhof werd de snijder of schreur Jan Bruens. Deze verkocht in 1702 de boerderij, die naar hem Schreurs genoemd werd, aan de familie Lamberts te Deventer. In 1779 kon de meier Jan Rouhof, nazaat van Gerdt Havink, de boerderij van de familie Lamberts kopen, maar reeds een jaar later verkocht zijn zoon Hendrikus het erve aan Hendrik Kuiper te Goor. Deze verkocht Rouhof in 1794 aan Hendrikus Assink, bewoner van het nabij gelegen erve Kampboer. Toen deze in 1814 overleed, werd de boerderij geërfd door zijn zuster Elisa-beth, die met Christiaan Holters op Kampboer getrouwd was. In 1830 was hun zoon Herman Holters eigenaar en Johannes Keisers pachter van Rouhof. In 1850 was de uit Ottenstein afkomstige Jan Derk Snel eigenaar en bewoner. Naar diens Duitse afkomst wordt de boerderij thans Pruusse genoemd. Schoenmaker werd bij bovenvermelde verkoop in 1688 van Rouhof afgesplitst. Koper was de van Assinkbos afkomstige schoenmaker Hendrik Assink. Zijn beroep werd de naam van de afsplitsing. Zijn nazaat Hendrik Assink nam in 1764 een hypotheek op van de diaconie te Haaksbergen, die later eigenaar werd van het halfgewaarde Schoenmaker en dat ook nu nog is. In 1791 werd het erve bewoond door Jannes Wolferink, die met Hendrik Assinks dochter Harmina getrouwd was. Hun dochter trouwde met Gerrit Kerkhof en deze waren in 1830 bewoners. In 1835 huwde Gerrits dochter Hermina met de uit Alstatte afkomstige Jan Rutger Wielens. Hun afstammelingen wonen er thans nog.

11 Woeste Rouhof is een vroege afsplitsing van Rouhof. In 1655 betaalde de meier pacht aan Catharina van Bronckhorst geboren Hetter-scheij. Hendrik van Bronckhorst verkocht de boerderij in 1658 aan Gerdt Elckinck. Deze verpachtte de boerderij aan Werner Rouhof, voordien landbouwer op 'De Weuste' (zie hierna onder Teutelink). Daardoor werd de naam van deze afsplitsing Woeste Rouhof. Omstreeks 1700 was Jan in den Esch eigenaar en deze verkocht het erve in 1737 aan Gerrit Komman alias In den Esch. Zijn nazaat Hendrik Komman verkocht de boerderij in 1806 aan zijn nicht Hermina Komman, die in 1788 met de uit Neede afkomstige Jannes Bouwman alias Gretenboer gehuwd was. Naar hem heet Woeste Rouhof nu Greten-boer. Zoon Antoni Bouwman was in 1830 en 1850 eigenaar en bewoner van het halfgewaarde erve. Daarna werd de familie Eijsink te Haaksbergen eigenaar, die het bezit enkele jaren geleden verkocht aan de bewoner, de familie Ten Vregelaar. POLLE, nu Polman (13) Polle was een domeingoed van de Heren van Ahaus. Samen met de Blankenborg werd Polle in 1449 verkocht aan het bisdom Utrecht. In 1528 werd de boerderij eigendom van Karel V, Heer van Overijssel. Na de afzwering van zijn zoon Philips II als landsheer werden de Staten van Overijssel eigenaar. In 1475 werd Polle niet vermeld. In 1602 had de boerderij 8 mud bouwland. De meier van het provinciale erve betaalde in 1712 f 55,- pacht, een uitgang van f 37,50 aan de kerk van Haaksbergen en een uitgang van 4 3/4 schepel rogge aan de erfgenamen Muntz. In 1829 was Gerhardus ten Vregelaar pachter en deze kocht toen boerderij met een geheel waartal van de provincie. Sindsdien is de boerderij door Ten Vregelaars bewoond. WITBROEK (14) Ook Witbroek was oorspronkelijk bezit van de Heren van Ahaus. De boerderij werd op dezelfde wijze een provinciaal erve. In 1475 werd de boerderij aangeslagen als volgewaard erve. In 1600 lag het woest, maar in 1602 werd weer 8 mud bouwland bewerkt. De pacht aan de provincie bedroeg in 1712 ook ƒ 55,- en de uitgang aan de Haaksbergse kerk was gelijk aan die van Polle: ƒ 37,50. De uitgang van 4 3/4 schepel rogge was echter voor 'vrouw Wansink te Vreden'. In 1812 kocht de meier Jan Temmink de boerderij met een vol waar-recht van de provincie. Zijn afstammelingen wonen er thans nog. KATE TEN POLLE, nu Kotte (15) Hoewel naar de naam te oordelen dit erve een afsplitsing zou kunnen zijn van Polle, is hierover niets te vinden. Evenals Polle werd dit oorspronkelijke Ahauser bezit een provinciaal erve. In 1475 werd het genoteerd als 'dat Kothe'. Volgens het Verpondingsregister van 1600 lag het sinds lang woest, maar in 1602 werd het aangeslagen naar een bezit van 8 mud bouwland. De meier betaalde in 1712 ƒ 70,- pacht. De koster van Haaksbergen had een uitgang van 3 schepel rogge. In 1829 kocht de bouwman Gerrit Jan ten Vregelaar boerderij en volle waar van de provincie. Zijn afstammelingen wonen er nog steeds. OLTHUIS (16) Reeds in 1316 had de bisschop van Utrecht tienden in Olthuis, waarmee

12 in 1382 Gerrit Keyge beleend was. Volgens het Schattingsregister van 1495 was het erve geplunderd. In 1602 was het volgewaard en had 1\ mud bouwland en l voer hooiland. Eigenaren van het erve waren achtereenvolgens verschillende leden van de families Nijekercke en Michgorius. In 1773 huwde Jacob te Lintelo uit Brammelo met de bouwvrouwe Hendrika Olthuis en ging op Olthuis wonen. In 1785 hertrouwde hij met Hendrica Havink en dit echtpaar was in 1795 bewoner van Olthuis. De kinderen uit het tweede huwelijk gingen naar de boerderij Wolferink, zoals hiervoor vermeld. Voor 1816 werd Jan Aalderink door koop van de familie Michgorius eigenaar van Olthuis. Jan Hendrik Botterhuis was in 1837 eigenaar. Zijn afstammelingen wonen er nog. Olthuis KONHUURNE, thans Schreur (17), Botterhuis (18) en Boswever (19) In het Schattingsregister van 1475 werd onder Brammelo een erve 'Sidemollen' vermeld met de aantekening 'twivel'. Reden voor deze twijfel was vermoedelijk niet, dat de molen al sinds ca niet meer bestond (zie Historie van Haaksbergen deel I) maar, dat de landerijen van de Zydemolen in Holthuizen lagen. Zoals onder het hoofdstuk 'De marke Boekelo' verteld, verhuisden kort na 1600 Konhuurnes naar de marke Holthuizen, waar ze zich vestigden op de grond van de Zydemolen. In het Verpondingsregister van 1602 werden de erven vermeld als 'de eene Symolen'met een half waartal, 3 mud bouwland en 3 voer hooiland en 'de andere Symolen' eveneens met een half waarrecht en alleen 3 mud bouwland. In 1675 woonden op deze erven Roelof Conhuurne en Harmen Conhuurne alias Schreurs Harmen. Het gedeelte van Roelof Konhuurne bleef circa 2 eeuwen lang eigendom van Konhuurnes. In 1772 werd Gradus, zoon van Jan Overbeeke en Roelofken Konhuurne eigenaar. Hij overleed ongehuwd in 1808 en liet het erve na aan 8 neven en 2 nichten. In 1830 en 1850 was Albert Hennink eigenaar; bewoners waren in 1830 Engbert Botter-huis en in 1850 Bernardus Botterhuis, naar wie de boerderij thans Botterhuis heet. Het erve Schreurs, dat in 1675 eigendom was van Schreurs Harmen

13 Konhuurne, werd in 1774 van Jan Konhuurne gekocht door Hendrik Volmerink. De verkoop geschiedde bij executoriale distractie. De bewoners Hendrica Schreurs en haar man Jan Welberg werden toen pachter van Volmerink. Hun zoon Gerrit Welberg was in 1830 bewoner. De eigendom werd in 1789 gekocht door Jan Harmen Doornhegge en in 1801 door Arend Botterhuis uit Markvelde. Deze was in 1850 nog eigenaar. Pachter was toen Jan Heimerink. In 1793 kocht Gerrit Nijhuis alias Boswever op een publieke veiling een gedeelte Schreurs van een kind van Harmen Gleis en Hermina Volmerink. Gerrits weduwe was in 1830 en 1850 nog eigenaar. Bewoner was in laatstgenoemd jaar Hendrik Saalmerink. BRINKHUIS (20) In 1408 verkocht Herman van Bechem (Beckum) tienden van Brinkhuis aan 'Heer Rutger Otte van Haxberghe', vermoedelijk de pastoor aldaar. De commanderij van Steinfurt gaf Brinkhuis in 1421 in erfpacht aan Johan Vockingh, bastaard van Bronckhorst, waaruit men mag concluderen, dat Steinfurt toen eigenaar was. Als kate werd Brinchus vermeld in Het was toen verbrand. Ook in 1602 was het nog maar een katerstede met 2 mud bouwland. In 1628 begon een jarenlang proces tussen de commanderij Steinfurt en Van Coeverdens over het eigendomsrecht, dat door laatstgenoemden gewonnen werd. In 1655 verkochten Van Coeverdens het erve met een half waarrecht aan de pachter Jan Jacobs ten Brinkhuis en zijn vrouw Berntken Lonink. Hun erfgenaam was de oomzegger Lambert Lonink Snider, later ten Brinkhuis genoemd. In 1696 werd zijn zoon Hendrik, die gehuwd was met Hendrina ten Asbreuk eigenaar. Hun achterneef Jan ten Asbreuk van het Beckumse erve Asbroek was in 1780 eigenaar; bewoner was zijn schoonzoon Harmen Messelink. Omstreeks 1815 werd Brinkhuis gekocht door Berend Altena, die in 1850 nog als eigenaar en bewoner vermeld werd. KAAMSCHER, later gesplitst in Klein Kaamscher (thans Kaamscher (21) en Vonkert (22) en Groot Kaamscher (thans Morsboer (23), Stegert (24), Christiaans of Wissink-wever (25) en Boorne of Baanderij (26) In 1188 was 'Kammesgore' een leengoed van de Heren van Diepenheim. Bij de verkoop van Diepenheim aan de bisschop van Utrecht in 1331 werd Kaamscher bezit van de bisschop, die er van ca tot 1500 leden van de familie Van Bermentlo mee beleende. In de beleningsoorkonden werd aangetekend, dat het 'Luttike Kaamscher' betrof m.a.w. het oude Kammesgore was al in de middeleeuwen gesplitst in Groot en Klein Kaamscher. In het Schattingsregister van 1475 werd Klein Kaamscher vermeld als 'Kammescher' en Groot Kaamscher als Ulenhol alias Ulencote, vermoedelijk omdat de toevoeging 'Kleine' niet paste bij een bisschoppelijk erve. In 1600 lag (Klein) Kaamscher woest en in 1602 werd het niet vermeld. Reeds voor 1715 werd Kaamscher eigendom van de bewoner Roelof ten Kaamscher. In 1730 hertrouwde zijn weduwe Fenneke Kopers met Jan Konink. Zijn afstammeling Gerhardus Konink werd in 1795 eigenaar. Zijn weduwe hertrouwde met Luiken ten Oostendorp. Deze vertegenwoordigde van 1816 tot 1846 het kwart waarrecht van Kaamscher. Nog in 1850 werd hij vermeld als eigenaar, bewoner was toen zijn stiefzoon Johannes Konink, wiens nazaten er nog steeds wonen.

14 Jan Wijlens kocht in 1737 van Jan Konink de zgn. Vonkenkamp van het Kaamscher, welk gedeelte later Vonkert genoemd werd. Bernar-dus Hollink werd in 1781 eigenaar en het echtpaar Jan Hendrik Groot Huntveld Janna Oorthuis in In 1830 was Vonkert eigendom van Jan Oorthuis te Alstatte. In 1850 was Jannes ten Voorde van Stegert (zie hierna) door koop eigenaar geworden. Bewoner was toen Hendrik Konhuurne. Het in 1475 Ulenhol alias Ulencote genoemde Groot Kaamscher werd in 1565 eigendom van Gerhard Manten, toen hij de grond kocht van de kerk te Haaksbergen. Met de kooppenningen werd de torenbouw gefinanceerd, zoals in de Historie der Kerken van Haaksbergen verteld. In 1602 was er sprake van een katerstede met slechts l mud bouwland. Erfgenamen van Manten werden verschillende leden van de familie Michgorius en Warners (Waanders). Zij hebben het erve in de loop der jaren in verschillende porties verkocht. In 1715 was secretaris- Engelbert Michgorius eigenaar van het deel Ulenholt of Mors. Dit was vermoedelijk het oudste erve op Groot Kaamscher, omdat nog in 1771 gezegd werd dat Mors leenhorig was aan Weeink in Brammelerbroek. Dit wijst op relaties met Diepenheim, omdat Weeink een oude functionele hof van Diepenheim is. De pachter van Mors, Jan Ulenholt alias Mors kocht zijn boerderij in 1771 van kapitein Lambertus Michgorius. Jans zoon Herman werd in 1816 als eigenaar vermeld. Zijn weduwe was in 1830 bewoonster. In 1850 werd genoteerd, dat de erfgenamen van Herman Mors eigenaar waren en Johannes Hollink bewoner. Berend ten Voorde kocht in 1731 van Gerrit Derksen Warners een deel Kaamscher, dat thans Stegert genoemd wordt naar de naast de boerderij lopende Watersteeg. Zijn achterkleinzoon Engelbert ten Voorde was in 1850 eigenaar van Stegert en 1/6 waartal Holthuizen. Zijn zoon Jannes ten Voorde werd in 1850 als bewoner opgegeven. In verband met de uitbreiding van Haaksbergen in het zgn. plan Wolfe-rink is de boerderij kortgeleden verdwenen. Gerrit in den Esch alias Komman kocht in 1738 landerijen en getimmerte van het Kaamscher, die toebehoorden aan het echtpaar Gerrit te Velthuis- Eleonora Warners. In 1775 was dit plaatsje gepacht door een zekere Borne, naar wie dit deel thans Boorne of (foutief) vernederlandst Baanderij heet. Nog in 1805 waren Kommans eigenaar, maar in 1830 was Hendrikus ten Hagen eigenaar. Voor 1850 werd dit deel Kaamscher aangekocht door Luiken ten Oostendorp, de eigenaar van (Klein) Kaamscher. Pachter was toen Berend Sprenkeler. Een afsplitsing van Kaamscher is ook Christiaans alias Wissinkwever. De naam Christiaans komt van de pachter Christiaan Holters en Wissinkwever van Gradus Wissink, die in 1830 vermeld werd en afkomstig was van het plaatsje Wissinkwever in de Krukkenhoek. In 1850 was Jan Hendrik Wijlens bewoner en eigenaar. Zijn moeder was een zuster van Gradus Wissink. Christiaans, Stegert en de Baanderij hadden in 1846 elk 1/6 waarrecht in de marke. Mors en Kaamscher hadden elk 1/4 waarrecht.

15 BARGERINK, nu de Barinkhuizen (27): Heukers en Bos of Hindriks De schattingsregisters van 1475, 1495 en 1499 spreken van de kate 'Berghoring'. In 1602 had Bargerink 71/, mud bouwland, l voer hooi-land en 3/4 waarrecht in de marke. Gerrit Manten werd in 1664 vermeld als eigenaar van Bargerink, zijn pachter was de uit Buurse afkomstige Gleis Herman alias Herman Bargerink. Het erve werd door twee erfgenamen Manten overgenomen en dit betekende een verdeling van het erve in twee gedeelten, die in 1774 gekocht werden door beide meiers Jan en Berent Bargerink. Het gedeelte van Jan Bargerink met een half waartal was in 1816 eigendom van zijn zoon Antoni Bargerink of Barink, wiens weduwe nog in 1850 op het erve woonde. Eigenaar in 1850 was Hendrik Rigters te Wessum. Dit deel heet thans Hindriks en ook wel Bos. Het gedeelte van Berent Bargerink, nu Heukers geheten, had eveneens een half waarrecht. Het was in 1816 eigendom van Jan Kleinsman, die met Berends dochter Geertrui Barink gehuwd was. Deze verkocht de boerderij in 1822 aan J. H. Bunnekamp, die ook in 1850 eigenaar was. Bewoner was in 1830 en 1850 Jan Wijlens. LENDERINK, thans Lenderink (28), Schutte (29), Roelofs (30), Es-- ker (31) en Nollen (32) Lenderink was in 1188 een leengoed van Diepenheim en werd bij de verkoop van deze heerlijkheid in 1331 eigendom van de bisschop van Utrecht, die er in 1382 Arndt van Buerse en van 1457 tot 1513 leden van de familie Van Bermentlo mee beleende. In 1283 verkocht het kapittel van Emmerik tienden uit Lenderink en Bennink (zie hierna) aan de proost van Oldenzaal. Deze verkocht ze aan Hendrik van Almelo, van wie ze in 1316 vervielen aan de proost van Deventer en het kapittel van Deventer (zie deel I). In het Schattingsregister van 1475 werd de katerstede Lendering alias Lovering vermeld. In 1602 had de kate een half waarrecht, 5 mud bouwland en \ voer hooiland. Omstreeks 1625 werd Werner Manten vermoedelijk door koop eigenaar. Van hem vererfde de boerderij op nazaten Manten en Ronneboom. Volgens het Verpondingsregister van 1723 waren er toen al vier erven Lenderink.

16 De boerderijen lagen zo dicht bij elkaar, dat ze, toen er één in brand vloog, alle verbrandden. Daardoor konden ze de grondbelasting niet betalen. Eén van de erven werd 'het halve Lenderink' genoemd, maar heet thans weer Lenderink. Het werd in 1720 door Klaas Ronneboom verkocht aan de pachter Derk Lenderink. Zijn nazate Eva Lenderink trouwde met Roelof Bouwmeesters en deze was in 1792 eigenaar en bewoner. In 1798 werd Lenderink bij openbare veiling verkocht aan Jannes ten Voorde, die hiertoe geld leende van Frans Jacob Ellerbeck. Zoals zo vaak gebeurde werd de hypotheeknemer eigenaar toen rentebetaling achterwege bleef. In 1830 en 1850 werd Ellerbeck dan ook als eigenaar opgegeven. Bewoner was toen Hendrikus Wissink. Een gedeelte Lenderink was in 1721 eigendom van Roelof Berentz Ansen, de Wildschutte (jachtopziener) in het dorp. Naar hem heet dit gedeelte thans Schutte. Zijn kleinzoon Gerrit Roelofs huwde met Hendrika Oosterhold en zij verkocht in 1799 het Schuttenplaatsje aan haar dochter Berendina, die trouwde met Arend Ellenbroek. Deze was in 1830 en 1850 eigenaar. In het laatste jaar was Arnold Doornhegge bewoner. Een afgesplitst gedeelte van Schutte heeft de naam Roelofs gehouden. Dit deel werd gekocht door Jan Lenderink, die nog in 1850 eigenaar was. Bewoner was toen zijn zoon Derk Lenderink. In 1739 kocht Esse of Esken Lenderink een gedeelte Lenderink van Hendrik Warners, die met Mechteldje Manten getrouwd was. Dit deel heet naar hem nu de Esker. Op een gerechtelijke verkoop in 1773 werd de Esker gekocht door de Haaksbergse richter Coenraad Muntz. Een erfgenaam verkocht de Eskesplaats zes jaar later aan Antony Bokhoorn. In 1830 werd de Esker bewoond door Berend Eij-kink, die getrouwd was met Hendrika Bokhoorn. Eigenaar was toen Berend Jan Jordaan, gemeente-ontvanger van Hengelo, die in 1850 nog eigenaar was. Bewoner was in dit jaar Gerrit Jan Middelhuis. Nollen is een afsplitsing van de Esker, die genoemd is naar Nolles Meijerink, die in 1763 huwde met Fenneken Lenderink. Ook dit deel werd in 1773 door Coenraad Muntz gekocht. In 1830 werd Nollen door een erfgenaam Muntz verkocht aan Arend Wijlens en zijn vrouw Johanna Meijerink op Lenderink. Zij waren in 1830 nog eigenaren en bewoners. In 1850 waren de erfgenamen van Arend Wijlens eigenaar. Bewoner was Gerrit Jan Morssinkhof, die in 1835 met Arends dochter Fenne getrouwd was. Hun nazaten wonen er nog. HOFSTEDE (33) Hofstede was in 1188 een feodaal erf van Diepenheim. In 1498 stelde de bisschop van Utrecht Herman van Kukelshem aan tot leenman van Hofstede als opvolger van Arndt van Buurse. In 1602 had de boerderij een vol waartal en 9 mud bouwland. Hendrik Graes toe Loeborch werd in 1629 als leenman vermeld. Volgens het markeboek was de bewoner in 1715 zelf eigenaar. In 1816 werd Christina ter Hofstede als eigenaresse en bewoonster vermeld. Haar erfgenamen Jan en Gerrit ter Hofstede waren in 1830 eigenaren. Voor 1846 kwam de uit Lonneker afkomstige Jan Hendrik Wiggers door koop in het bezit van Hofstede, dat in 1850 bewoond werd door Egbert Geesink. In 1880 vierde Egbert zijn 90e verjaardag. De Enschedesche Courant wijdde er een berichtje aan,

17 waaruit blijkt, dat Egbert deelgenomen had aan de slag bij Waterloo. BENNINK (34) In 1475 werd het erve 'Benning' genoemd. In 1600 lag het woest maar in 1602 werd er weer 9 mud bouwland bewerkt. Uit het markeboek blijkt, dat Bennink in 1620 eigendom was van Hendrik Michgorius en Fenneke ten Raa. Vóór 1715 werd de pachter zelf eigenaar van de boerderij en een gedeelte van de landerijen. De rest van het land was eigendom van Ter Horsten, van wie het vererfde op Jan Hendrik Jordaan. De boerderij was in 1830 eigendom van en werd bewoond door de weduwe van Hendrikus Bennink, die hertrouwd was met Gerrit Jan Leusink. In 1850 was Jan Hendrik Bennink eigenaar en Egbert Wielens bewoner. In 1846 hadden de erfgenamen van J. H. Jordaan en die van Hendrikus Bennink ieder een half waarrecht in de marke. HORKENBORG (35) Horkenborg was in 1188 een leengoed van Diepenheim. Het is echter onzeker of dit erve in 1331 bisschoppelijke eigendom werd. In ieder geval was het later geen provinciaal erf. Waarschijnlijk was de boerderij in 1538 eigendom van de bewoner Jacob ten Holckenborch, die in dit jaar met zijn zoon Herman vermeld werd. Reeds voor 1715 was de kerk van Haaksbergen eigenaar. In het Schattingsregister van 1475 werd 'Holckenborch' een kate genoemd. In 1602 had de boerderij driekwart waarrecht en 8 mud bouwland. De 'Armen van Delden' verkochten in 1614 een uitgang uit Horkenborg aan de 'Armen van Haaksbergen'. In 1626 had de pachter van de Proostdij Deventer een uitgang. In 1830 was Jan Horkenborg pachter en in 1850 zijn weduwe. Om de uitbreiding en restauratie van de Pancratius te financieren verkocht de kerk in 1888 het erve aan de familie Horkenborg, waarvan afstammelingen er thans nog wonen. HET RAA (36) Het Raa is een oud Ahauser bezit, dat in 1406 verkocht werd aan het bisdom Munster. In 1452 werden Ludyken en Roloff ten Rade,

18 Schuur van het Raa broers, vermeld als 'luiden van Munster'. In 1475 werd 'Dat Roede' een kate genoemd, maar in 1602 was het halfgewaard en had het 4 mud bouwland. Al vroeg kwam het Raa in handen van de bekende Haaksbergse familie Michgorius, waardoor het in verschillende delen vererfde. In 1789 was het echter weer geheel eigendom geworden van de Oldenzaler Willem Hendrik Michgorius. Het Raa had toen driekwart waarrecht. In 1812 verkocht Michgorius de boerderij aan de pachter Gerrit Koenderink, wiens nazaten er in 1850 nog woonden. Inmiddels was het Raa in 1837 weer verkocht aan de Haaksbergse dominee Petrus Scheij. Diens erven verkochten de boerderij in 1854 aan de Haaksbergse fabriceur Johan Frederik Willem Schuiten, die uit Schermbeek afkomstig was. In 1887 werd zijn aangetrouwde neef Frederik Johan Jordaan eigenaar. HOLTHUIZEN, later Lülf (37) en Konhuurne (38), thans beide afgebroken Reeds voor 1316 had de bisschop van Utrecht tienden uit Holthuizen, maar er zijn aanwijzingen, dat ook Holthuizen eens eigendom was van het bisdom Munster, verworven door aankoop van de Heren van Ahaus. In 1452 werden nl. Ludyken en Berent Schutte 'luiden van Munster' genoemd. Zij waren vermoedelijk bewoners van Holthuizen, gezien de vermelding in het Schattingsregister van 1475: 'Holt-husen alias Schuttekeshus'. Het zou mogelijk zijn, dat Holthuizen eens een hof van Ahaus geweest is en zo de naam gegeven heeft aan de marke Holthuizen, vóór de hof verplaatst werd naar het erve Vaarwerk. Het in 1602 volgewaarde erve met 8 mud bouwland was in 1629 eigendom van verschillende Te Witbroeks, die het toen verkochten aan Johan Willink. Diens erfgenaam Jan Willink verkocht Holthuizen in 1658 aan Roelof Holkenborg alias Holthuizen, die met Griete Holthuizen getrouwd was. Hun achter-achter-kleinzoon Rutger Holthuizen was in 1778 winkelier op Holthuizen of Lülofs, zoals de boerderij toen om onbekende redenen genoemd werd. Opvolger werd zijn zoon, Hendrikus, wiens dochter Johanna in 1840 trouwde met Egbertus Sluiters uit Hengelo. Deze vertegenwoordigde in 1842 het halve waarrecht Holthuizen. In 1793 werd Hermanus Konhuurne eigenaar van een gedeelte van het erve, dat in 1830 bewoond werd door zijn zoon Hendrikus Konhuurne. In 1846 was dit deel eigendom van Jan Esselink alias lesferd en het werd bewoond door Willem Keisers. Jan Esselink had in 1846 het andere halve waarrecht Holthuizen. TEUTELINK, later Teutelink (39), Weuste (40) en Schoppert (41), thans alle afgebroken. 'Tho Telinc' was in 1188 een feodaal goed van Diepenheim, maar werd daarna eigendom van de Heren van Ahaus. Reinold van de Roer, erfgenaam van Ahaus, verkocht in 1437 Teutelink aan Berend van Wullen. In 1475 werd de boerderij vermeld als 'Toteling alias Stickershues'. Mogelijk houdt dit verband met de eerste Haaksbergse drost Johan Sticke of diens voorvaderen. Vóór 1645 was het erve al in tweeën gedeeld: Teutelink en de Weuste. Teutelink was in 1645 eigendom van Jan Schoenmaker. Pachter was Winolt Hassink alias Toetelink. Omstreeks 1660 werd Jan Winoltsen Toetelink, de stamvader van de meeste Haaksbergse Wielensen en Wijlensen, er pachter. Zijn

19 zoon Jan Toetelink kocht het erve in 1712 van de toenmalige eigenaar Daniël van Limborch, richter van Delden. In 1830 werd de boerderij bewoond door zijn nazaat Johannes Teutelink en in 1850 was diens dochter Geertruida eigenaresse. Bewoner was toen Johannes Meijerink. De Weuste was in 1653 eigendom van Jonker Buissonet, die gehuwd was met de weduwe van richter Swier Grubbe. Pachter was Werner Rouhof, die getrouwdj was met Trine Toetelink. Erfgenamen Buissonet verkochten de boerderij in 1659 niet aan Werner Rouhof, maar aan Tias te Lintelo, die hem in 1667 doorverkocht aan Werner ten Kaamscher. Deze werd sindsdien Werner Toetelink genoemd. Werner Rouhof ging terug naar het Rouhof, waar het door hem bewoonde gedeelte sindsdien Woeste Rouhof genoemd werd. Een afstammeling van Werner ten Kaamscher alias Toetelink was Jan Teutelink, die de Weuste in 1806 verkocht aan Gradus Witbroek. Deze was in 1830 nog bewoner en eigenaar. In 1850 was het erve bezit van schoolmeester Hermannus Johannes Franssen. Bewoner was toen Jan Hendrik Scharenborg, wiens nazaten de boerderij aankochten en er tot de afbraak omstreeks 1970 gewoond hebben. Een afsplitsing van de Weuste was Schoppert of de Schopperie. Omstreeks 1730 was dit deel door vererving eigendom geworden van Ottinks. In 1793 kocht Berent ten Heggeler Schoppert van de erfgenamen Ottink. Zijn dochter Geertrui huwde met Gerrit Jan ten Vaanholt en deze waren in 1830 eigenaar en bewoner. In 1850 woonden zij er nog, maar eigenaar was toen de weduwe van Jan Morssinkhof. In 1846 had Teutelink een half waarrecht in de marke, de Weuste en Schoppert elk een kwart. DE PAS (42) Het erve Teutelink lag in een gedeelte van Holthuizen, dat tot voor enkele jaren de Krukkenhoek genoemd werd, maar thans De Pas heet. De Pas was de naam van een boerderijtje aan de Hengelosestraat, dat nooit waarrechten in de marke gehad heeft. Op 4 augustus 1766 verkocht de bewoner van het Raa, Jan ten Raa, een door hem ontgonnen land aan Jannes Wijlens en zijn vrouw Grietje Bargerink. De grond werd omschreven als 'een stuk land de Bitterpas en nog een stuk land daaraan, mede de Pas genaamd, samen 12 schepel groot, in Holthuizen aan de Raanksteege' (weg naar het Raa). De vice-drost J.H. van Coeverden tot Wegdam gaf Jannes Wijlens toestemming daar een huisje te timmeren en er een woning van te maken. Daarvoor leende Jannes f 1200, van richter Muntz. Rentebetaling en aflossing leverden natuurlijk moeilijkheden op en daarom werden huis en landerijen in 1779 gerichtelijk verkocht aan de erfgenamen van Coenraad Muntz. De prijs bedroeg f 950,. In 1786 kon Antonius of Toone Wijlens, zoon van Jannes, vaders vroegere eigendom weer terugkopen van dezelfde erfgenamen, nu was de prijs ƒ 850,-. Toones zoon Egbert Wielens werd in 1830 als bewoner en eigenaar vermeld, maar in 1850 was zijn broer Jan Wijlens eigenaar. Bewoner was toen de weduwe van Roelof Broekers.

20 De gewaarde erven van Eppenzolder-Stepelo HOBBENSCHOT, thans Hobbenschot (1) en Sprakelhorst (2) Hobbenschot is een Ahaus-goed, dat via Solms/Ottenstein in 1418 op Borculo vererfde. In het Schattingsregister van 1475 werd de boerderij vermeld als 'kathe Huwenschot'. Frederik van Bronckhorst en Borculo verkocht in 1504 een uitgang van 12 mud rogge aan Johan de Reyger, die in 1513 door Johans weduwe Mette van den Berghe aan de St. Catharina-vicarie te Haaksbergen geschonken werd. In 1600 was het erve 'pas aangevangen', maar in 1602 had het al weer 8 mud bouwland en 3 voer hooiland. Joost van Bronckhorst en Borculo verkocht in 1644 Hobbenschot voor gulden en 10 rozenobels aan Johan van Laer, heer van de Hachmeule te Bentelo. Diens aangehuwde kleinzoon, de drost van Haaksbergen Wolf Bentinck tot Langeveldslo en de Hachmeule, verkocht in 1726 Hobbenschot met de katerstede Klein Hobbenschot aan de Haaksbergse ingezetenen Joan Bruynenborg, Jan ter Horst, Derk te Lintelo Hzn., Gerrit ten Raa en Henricus Warners, de waard van het Witte Kruis. Van deze Haaksbergenaren werd de boerderij Hobbenschot in 1731 gekocht door Arent Hobbenschot en Gerrit Leferink, die daarna elk een half waarrecht hadden. Arent Hobbenschot, die eigenlijk Ten Asbroek heette, was bouwman op het gehele erve, maar slechts voor de helft eigenaar. Zijn erfgenaam Jan ten Hobbenschot verkocht in 1800 de eigendom aan zijn neef Hendrik Weijenborg. De eigendom Leferink werd geërfd door Egbert te Lintelo, die met Janna Leferink getrouwd was, en deze verkocht zijn deel in 1783 aan Jan Roerink. Nog in 1830 werd deze als mede-eigenaar vermeld, bewoner was toen

21 Hendrikus Weijenborg. In 1850 was Jan Hendrik Weijenborg nog gedeeltelijk pachter, maar in latere jaren werden de Weijenborgs, die er nog steeds wonen, volledig eigenaar. Sprakelhorst is een afsplitsing van Hobbenschot, die in 1750 door Jan Hassink van Gerrit Leferink en Arent Hobbenschot gekocht werd. In 1772 kocht Jan Hendrik ten Vregeler de Sprakelhorst, waardoor hij sindsdien meest Sprakelhorst of kortweg Sprakel genoemd werd. Volgens de volkstelling 1830 was Johannes Sprakelhorst bewoner en eigenaar en in 1850 zijn schoonzoon Gradus Keizers. Klein Hobbenschot was in tegenspraak met zijn naam vermoedelijk geen afsplitsing van het erve Hobbenschot, maar van het hierna volgend Rondeel. RONDEEL, thans Rondeel (6), Klein Hobbenschot (3), Kassnieder (4) en De Busse (5) In 1602 werden er twee katersteden vermeld: Rundells kattery met 1,75 mud bouwland en een nog woest liggend Klein Hobbenschot. Op Rondeel woonde Johan Rondeel, die vermoedelijk toen al eigenaar was. De weduwe van zijn nazaat Berend Rondeel hertrouwde in 1777 met Gerrit Bos, die sindsdien Gerrit Rondeel genoemd werd. Hun zoon Bernardus overleed in 1808, waarop zijn weduwe her-, trouwde met Wolter Bekkedam, die ook Sanders genoemd werd. Hij was in 1850 nog eigenaar en bewoner. Afstammelingen Bekkedam bewonen Rondeel thans nog. Klein Hobbenschot werd in 1654 door de eigenaar Jan Ottink verkocht aan Johan van Laer tot de Hachmeule, wiens kleinzoon Wolf Bentinck het erve in 1726 verkocht aan de onder Hobbenschot genoemde vijf Haaksbergers. De pachter Hendrik Klein Hobbenschot kocht van hen in hetzelfde jaar een gedeelte van het erve. Door vererving kwam dit deel Klein Hobbenschot in handen van Bernardus Boonk alias Klein Hobbenschot, die in 1830 en 1850 als eigenaar en bewoner genoemd werd. Drie mud land van Klein Hobbenschot werd in 1726 gekocht door Roelof Eijsink. Hieruit ontstonden de Busse en de Kassnieder. De Kassnieder was in 1830 en 1850 eigendom van Egbert Molenkamp, die met een dochter Klein Hobbenschot getrouwd was. In het eerste jaar woonde hij er ook, maar in 1850 woonde Berent Roetgerink er. De Busse was in 1830 en 1850 eigendom van Jan Hendrik Boonk. Pachters waren in 1830 Steven Ros en in 1850 Johannes Bernardus Sprokkelkamp. Samen hadden de erven in 1846 een half waar in de marke, verdeeld als volgt: Rondeel 1/4, Klein Hobbenschot 1/8 en de Busse en de Kassnieder elk 1/16. VARENHOLT, later Vaanholt (7), Snijderswoning of Poezematje (8) en Essink (9), thans allen verdwenen. De katerstede Varenholt, die in 1602 nog woest lag, was in 1715 eigendom van Jan ten Vanenhold. In 1782 was Egbert Boonk eigenaar. Zijn weduwe hertrouwde in 1790 met Hendrik ter Höfte. In 1830 werden deze weduwe en haar zoon Hendrikus ter Höfte nog als bewoners vermeld. Waarschijnlijk door koop werd daarna burgemeester A.F. Roelvink van

22 Bredevoort eigenaar. Zijn pachter was in 1850 Gerrit Jan Hofstede. Thans is de boerderij afgebroken. Reeds in 1749 was er sprake van een afsplitsing, waarvoor Hendrik Bos, die in 1745 gehuwd was met Trijntje Vaanholt, hypotheek verschafte. Zijn weduwe hertrouwde in 1765 met Arent ten Asbroek, een kleermaker uit Beckum, naar wie dit deel Snijderswoning genoemd werd. Diens schoonzoon Hendrik ter Horst verkocht de boerderij in 1804 aan Jannes Vaanholt, wiens dochter Maria eerst huwde met Christiaan Snijders en daarna met Johannes Breuker. Laatste woonde in 1830 op de Snijderswoning en was in 1850 nog eigenaar. Bewoner was toen de zoon uit het eerste huwelijk Bernardus Snijders. Het erve, dat later Poezematje genoemd werd, is thans verdwenen. Een tweede afsplitsing van Vaanholt is een gedeelte, waar in 1830 Johannes Essink woonde. In 1793 maakte Esse Vaanholt een testament, waarin hij dit deel vermaakte aan zijn schoondochter Henrica Wijlens, de weduwe van Willem Vaanholt. Hun dochter Berendina trouwde met Johannes Essink uit het Brammelerbroek en deze was in 1850 nog eigenaar. Bewoner was toen zijn zoon Wilhelmus Essink. Op de plaats van de Snijderswoning en Essink staat thans het café Leferink. Bij de markeverdeling had Vaanholt 5/16 waar, Essink 1/8 en Breukers 1/16, samen dus een half waarrecht. BOONK (10) Omstreeks 1300 betaalde het erve Boonk aan de bisschoppelijke hof Weddehoen een jaarlijkse bede van 12 solidi (schellingen), een 'bedeswijn' en een cijns van 21 Leuvense denariën (penningen). Boonk was dus toen een bisschoppelijk erve. Diepenheim had in 1188 een tiende van 2 mud tarwe en 2 mud haver uit 'Domus Boginc', die later onder de Homölle hoorden. Al voor 1283 had ook het kapittel Emmerik tienden uit het erve en deze kwamen via Oldenzaal en Almelo in 1316 aan het kapittel Deventer. Het Schatingsregister van 1475 vermeldde de boerderij als 'kate Boging'. In 1600 werd het halfge-waarde erve onder Holthuizen vermeld en in 1602 onder Eppenzol-der. Het had toen 8y 2 mud bouwland en drie voer hooiland. Natuurlijk had deze oude boerderij heus wel een geheel waarrecht in de marke, in 1715 werd de provincie dan ook genoteerd als eigenaar van het volle waar Boonk. Reeds in 1798 werd Bernardus Laarman bouwman op Boonk genoemd en in 1830 woonde hij er nog. De boerderij was echter een jaar eerder gekocht door Jannes Bolscher te Bornerbroek. Deze was in 1850 nog eigenaar, bewoner was toen Gerrit Jan Laarman. Nazaten Laarman wonen er nog en zijn nu eigenaar. LEFERINK, thans Leferink I (11), Leferink II (12) en Leferinkwoner (13) Evenals uit Boonk gingen ook uit Leferink tienden naar Emmerik, die in 1316 verworven werden door het kapittel Deventer. Uit rentmeestersrekeningen blijkt, dat Leferink horig was aan de Hof te Langelo. Dit wijst erop, dat Leferink oud Diepenheim-goed is, al wordt het in 1188 niet onder deze naam in het bekende goederenregister vermeld. Zeker is, dat het erve in het bezit kwam van het bisdom Utrecht. In 1475 was er sprake van het gewaarde erve Leffording. Reeds voor 1600 was het erf in tweeën gedeeld. In 1602 werden dan ook genoteerd een

23 halfgewaard Lefrynck met 8 mud bouwland en 3 voer hooiland en 'noch Lefrynck', eveneens halfgewaard en met 8,25 mud bouwland en 2 voer hooiland. In 1748 was Herman Leferink meier van het volgewaarde provinciegoed Leferink Ie gedeelte en Gerrit Leferink van het volgewaarde provinciegoed Leferink 2e gedeelte. Leferink I bestond in 1829 uit een boerderij en een wonershuis. De boerderij werd toen van de domeinen gekocht door de pachter Herman Leferink, die ook in 1850 nog eigenaar en bewoner was. Zijn nazaten wonen er nog. Het wonershuis, dat ook Seisse genoemd werd, werd in 1829 gekocht door Jan Hendrik Leferink, die er in 1830 woonde met zijn zoon Jan. In 1850 woonde de weduwe van Jan er, maar eigenaar was toen Herman Leferink van Leferink I. Leferink II werd in 1829 van de provincie gekocht door de bewoonster Jenneken Ensink, weduwe van Gerrit Jan te Lintelo. Deze Te Lintelo was in 1807 gehuwd met een dochter van Leferink II, Hermina Leferink, en in 1819 hertrouwd met Jenneken Ensink. Jenneken hertrouwde met Johannes Meijerink en deze werd in 1830 als bewoner vermeld. Vóór 1846 werd het erf verkocht aan Salomon Heiman, zijn pachter was in 1850 Jan Hondelink. Thans is Leferink II eigendom van de familie Herman Asbreuk. HASSINK, thans Hassink (15) en Barink (14) In de l l e en 12e eeuw werden verschillende Twentse erven verworven door het kapittel van St. Pieter te Utrecht, dat zijn hof op het Es-pelo bij Lonneker had. Tot deze erven behoorde Hassink. Als leenmannen van Hassink zijn bekend: 1453 Claes Ghyginck, 1472 Herman Ghyginck, 1484 Kunne Horstinck genaamd Bordewyse, 1495 Vincent Macharys Ralle als opvolger van Wensclaus van Hacforden en 1525 Johan van Lefferdinck als opvolger van Berndt Lefferdinck. In 1602 had het erve 9,25 mud bouwland, 2 voer hooiland en een half waartal. Natuurlijk had dit oude erve ook toen wel een vol waar, zoals in 1760 vermeld werd. Reeds in 1660 was er sprake van een lijf-tocht op Hassink, er waren dus twee woningen, waarmee resp. Swier Grubbe, Berent te Lintelo en zijn schoonzoon Tieleman ten Cate beleend waren. In 1770 verkocht het kapittel zijn Twentse goederen, waarbij Hassink gekocht werd door Tieleman ten Cate. Gerrit ten Cate werd in 1787 en 1816 als eigenaar vermeld, Lambertus ten Cate in Deze was echter niet alleen-eigenaar, mede-eigenaar was burgemeester A. F. Roelvink van Bredevoort. Het gedeelte Hassink was in 1830 gepacht door Johannes Wielens en in 1850 door zijn zoon Berend. Het deel Barink werd in 1830 bewoond door Hendrikus Barink en in 1850 door zijn weduwe. LANSINK, nu Lansink (17) en De Dul (16) Lansink werd voor het eerst vermeld in het Schattingsregister van 1475 als kate Lansing. In 1602 had Lansink een half waarrecht, 6,25 mud bouwland en 2 voer hooiland. In 1652 werd in de gerichtsproto-collen genoteerd, dat Johan Muelert tot den Backenhaegen de door hem aangeërfde boerderij verkocht aan de Haaksbergse vaandrager Jacob Buisonet van der Ager, die met de weduwe van richter Swier Grubbe getrouwd was. In 1722 was de landbouwer Evert Lansink zelf eigenaar van zijn toen volgewaarde erve. In 1762 vond een magescheiding plaats tussen twee kleindochters van Evert, beide Maria Lansink geheten. De ene Maria, gehuwd met

24 Hendrik Drekkers, kreeg Lansink, de andere Maria, gehuwd met Harmen Bennink, kreeg het deel, dat nu De Dul genoemd wordt. Hendrik Drekkers ging in 1797 een tweede huwelijk aan, waarbij Lansink gereserveerd werd voor zijn zoon Jannes. Deze huwde in 1800 met Joanna ter Bekke, overleed kort daarop, waarna zijn weduwe in 1803 hertrouwde met de van de nabij gelegen plaats De Bree afkomstige Wichert Hassink. Deze werd nog in 1850 als eigenaar vermeld. Bewoner was toen Christiaan ten Korte. Het deel De Dul was in 1816 eigendom van Bartus Smit, die in 1795 met Harmens dochter Johanna Bennink getrouwd was. Wichert Hassink en Bartus Smit bezaten samen het waartal van Lansink. In 1850 waren de erven van Bartus eigenaar van De Dul, bewoner was zijn zoon Berend Jan Smit. WISSINK, later de Voorste Wissink, bestaande uit Albertshuis (22), Roelofshuis (23) en Boershuis (24), en de Achterste Wissink, bestaande uit Boer Wissink (18), Janshuis (19), de Toren (20) en Schansert (21) Het thans zo versnipperde Wissink is vermoedelijk een Ahaus-goed, dat in 1406 aan de bisschop van Munster verkocht werd. Als 'lude myner Heren van Munster' werd nl. in 1452 Johan Mistinck in Eppenzolder vermeld, wat waarschijnlijk een verlezing of verschrijving is van Johan Wissinck. In 1475 werd de boerderij vermeld als 'kate Wis-king'. In 1602 werden er twee erven genoteerd: een halfgewaard Wissinck met 4 mud bouwland en een halfgewaard Wissinck-Jacob met 8y 2 mud bouw- en 3 voer hooiland, later resp. Achterste en Voorste Wissinck geheten. Het Achterste Wissinck was in 1675 ook in tweeën gedeeld: Hendrik en Jan Wissink. Hendrik woonde vermoedelijk op de oudste Wissink-plaats, omdat deze thans Boer Wissink genoemd wordt, en Jan woonde op het naar hem genoemde Janshuis. De bewoners van Boer Wissink en Janshuis hadden in 1760 samen het volle waarrecht Achterste Wissink. Boer Wissink werd in 1830 bewoond door Arend Wissink, die in 1850 nog eigenaar was. Bewoners waren toen Gerrit Jan Wissink en Jan Hendrik Bouwmeester. Het Janshuis was in 1830 eigendom en woonstede van Gerrit Wissink, in 1850 was Hendrik ten Cate eigenaar en Arnold ter Höfte pachter. Inmiddels waren van dit erve twee delen afgesplitst: de Toren, in 1830 bewoond door Gerrit Jan Scharenborg, stamvader van de Haaksbergse Scharenborgs en Scharenbergs, en Schansert, in 1830 en 1850 eigendom van en bewoond door Gerrit ten Broeke. Van de Toren was in 1850 Herman-nus Eijsink eigenaar en Albertus Broekhuis pachter. In 1846 hadden de erfgenamen van Arend Wissink een half waarrecht Achterste Wissink en Hendrik ten Cate, Gerrit ten Broeke en Hermannus Eijsink ieder een zesde. De Voorste Wissink was in 1675 ook in tweeën gedeeld met als bewoners Hendrik en Jacob Wissink. Op het deel van Hendrik trouwde Albert ter Helle met de erfdochter en naar hem wordt dit deel thans Albertshuis genoemd. Op het deel van Jacob woonde in 1723 Roelof Wissink en dit heette sindsdien Roelofshuis. Beide boerderijen werden in 1704 gekocht door de Diaconie van Rekken, die in 1850 nog eigenaar was. Het Albertshuis werd in 1830 bewoond door Gerrit Jan Schreibelt en zijn vrouw Gerridina Wissink. Deze hertrouwde met Berend Kemers, die er in 1850 nog woonde. Het Roelofshuis werd in 1830 bewoond door

25 Hendrikus Wissink en in 1850 door Hendrik Wissink en Jannes Leferink. Een gedeelte van de Voorste Wissink werd in 1704 niet verkocht aan de diaconie van Rekken. Dit deel werd in 1710 bewoond door Wissink de snijder en heette naar hem het Wissinksniedersplaatsje. In 1743 kocht Hendrik Eijsink dit plaatsje van Lammert Wissink en in 1830 woonden er erfgenamen van hem nl. de weduwe Eijsink-Mor-sinkhof en Berend Jan Horkenborg met zijn vrouw Johanna Eijsink, die er als weduwe in 1850 nog woonde. Het Snijdersplaatsje, dat later Boershuis genoemd werd, is thans afgebroken en verplaatst. In 1846 had de diaconie Rekken 3/4 en B. J. Horkenborg 1/4 waarrecht Voorste Wissink. MORSINK, thans Scholte Morsink (25), Morsink (26) en Mors (27) De heerlijkheid Diepenheim had in 1188 een garftiende uit het 'domus Mersche', waarmee vermoedelijk Morsink in Eppenzolder bedoeld werd. Deze tiende kwam in 1331 in het bezit van het bisdom Utrecht, dat er o.a. Johan van Brandlecht en Godert van Reede mee beleende. In 1475 werd Morssching een katerstede genoemd; in 1602 was het volgewaard en had het 8y 2 mud bouw- en 3 voer hooiland. In 1617 gaf vader Arndt Morsink het halve erve aan zijn zoon Johan ten huwelijk mee, wat een verdeling betekende. Het deel Johan Morsink werd in 1675 bewoond door Jan Schulte Morsink. Zijn zoon Jan cedeerde in 1739 de boerderij aan zijn dochter Janna, die huwde met Jan ter Braak, die daarna Jan Scholte Morsink genoemd werd. In 1830 werd dit erve bewoond door de kolenbrander en landbouwer Jan Hendrik Scholte Morsink, wat in 1850 nog het geval was. Het deel Arndt Morsink werd in 1675 bewoond door Jan Wissink, die gehuwd was met Deele Hassink, weduwe van Arent Morsink, en door Arents zoon Hendrik. Het deel van Hendrik, nu Morsink geheten, was driekwart van het halve erve Morsink (dus 3/8 deel) dat omstreeks 1690 verkocht werd aan de weduwe van dominee Johannes Michgorius te Coevorden, wier erfgenamen het in 1719 verkochten aan de pachter Gerrit Leferink alias Gerrit Morsink. In 1830 woonde diens nazaat Jan Morsink er, maar eigenaar waren de erfgenamen van Gerrit Hendrik Brinke te Alstatte, die ook in 1850 nog eigenaar waren. Bewoners waren toen Roelof Lankheet en zijn vrouw Johanna Morsink. Het deel van Jan Morsink, thans Mors geheten, een kwart van het halve Morsink, werd in 1711 gecedeerd aan zijn zoon Hendrik. Diens dochter trouwde met Berend Rensink, die de boerderij in 1754 verkocht aan Derk te Lintelo Hzn. In 1760 had deze samen met Gerrit Leferink het halve waarrecht Morsink. In 1772 verkocht Derk te Lintelo het erve aan Lucas Pierik. Zijn pachter was Egbert Satink, die in 1782 door koop ook eigenaar werd. Zijn dochter Janna trouwde met Jannes Gorkink alias Koenderink. Deze was afkomstig van de Hinneker in Brammelo, reden waarom Mors thans ook wel Hinneker genoemd wordt. In 1830 en 1850 werd Johannes Koenderink als eigenaar vermeld, in het laatste jaar was Jan Hendrik Meijer bewoner. Het waartal Morsink was bij de markeverdeling van 1846 als volgt verdeeld: J.H. Scholte Morsink 1/2 waar, erven Brinke 3/8 waar en J. Koenderink 1/8

26 EIJSINK, thans Eijsink (28) en Eijsink-woner (29) De heer van Diepenheim was in 1188 eigenaar van het domus Eysing, waarmee nadat het in 1331 eigendom van Utrecht geworden was, in 1382 Aernt van Enschede, in 1457 Evert Bake, in 1469 Hendrik Ghyginck en in 1497 Gheert Ghyginck beleend werden. In 1475 werd Eysing een katerstede genoemd, in 1602 had het een half waar, 6 mud bouw- en 2 voer hooiland. Op de markevergadering van 19 september 1620 verscheen de bewoner Hendrik Eijsink als 'eigengeërfde', hij was dus inmiddels eigenaar. In 1731 trouwde Herman ten Kotte Eijsink Woner uit Buurse met de erfdochter Harmina Eijsink. Hun kinderen heetten natuurlijk weer Eijsink en in 1759 huwde hun zoon Jan met Aaltje ter Braak van Broak in Brammelo. Zoon Herman werd erfopvolger. Hij overleed omstreeks 1830 zonder kinderen na te laten. Eijsink werd toen geërfd door Bernard ter Braak, kleinzoon van Hendrik ter Braak en Hendrika Eijsink, die broer en zuster waren van de in 1759 gehuwde Jan Eijsink en Aaltje ter Braak. Een gedeelte van Eijsink is Eijsink-woner, dat geërfd werd door Jans zuster Hermina Eijsink, die met Jan Hendrik Leferink getrouwd was. Hun kleindochter huwde in 1807 met Gerrit Jan te Lintelo, die toen op Leferink ging wonen. In 1816 had hij samen met Herman Eijsink het volle waar Eijsink. Omstreeks 1825 werd Herman Eijsink ook eigenaar van Eijsink-woner, dat in 1830 bewoond werd door de weduwe Aleida Kemerink-Bult en in 1850 door Gerrit Jan Hassink. KEIZERS, thans De Keizer (30 De Dodden (31) en Zikman (32) Keizers werd in 1602 een gewaard erve genoemd met 7 mud bouwland en 2 voer hooiland, waarvan in 1628 de koopman Gerrit Rondeel eigenaar was. Deze woonde op Rondeel en was ook eigenaar van de woning 'de Riet bij het Rondeel', die enkele eeuwen door familieleden Keizers bewoond wordt. Op het erve Keizers bouwde Roelof Keizers in 1649 voor f 200, een nieuw huis. Bij magescheiding werd het erf in 1684 in tweeën

27 gedeeld. Het ene deel, thans de Dodden genaamd, bleef tot ca door familieleden Keizers bewoond en werd toen verkocht aan Gerhardus Teutelink. Deze was in 1830 bewoner en eigenaar. In 1850 was hij nog eigenaar, maar pachter was toen Fredericus Eijsink. Het andere deel Keizers werd in 1690 door Hendrik Roelofsen Keizers verkocht aan de vice-drost van Lingen Lambert Michgorius. Erfgenamen van deze verkochten in 1785 de helft van dit deel, dus een kwart van het oorspronkelijke Keizers, aan de pachter Bernardus Lansink, wiens zoon Jannes er in 1816 nog woonde. Dit deel wordt nog De Keizer genoemd, wat er op wijst, dat dit het oorspronkelijke erve is. In 1830 en 1850 was Gerrit Hulst eigenaar, in 1830 woonde hij er ook, maar in 1850 was Gerrit Jan Belderink pachter. In 1791 verkochten erfgenamen Michgorius de andere helft van het halve Keizers ook aan de pachter, die Hendrikus Hobbenschot heette. Dit deel, dat Zikman genoemd werd, werd in 1830 nog door Hendrikus bewoond. In 1850 was zijn zoon Gradus Hobbenschot eigenaar en bewoner. De boerderij is thans afgebroken. Het volle waar Keizers was in 1816 verdeeld over de dnc eigenaren. Gerrit Teutelink had een half waarrecht, Hendrikus Hobbenschot en Jannes Lansink ieder een kwart.

28 Ottink Mans OTTINK, thans Ottink Naats (33), Ottink Mans (34) en Ottink Mulder (35) Uit Ottink ging in 1283 een tiende aan het kapittel van Emmerik, die in 1316 door het kapittel van Deventer verworven werd. In 1475 werd de boerderij vermeld als kate Otting. In de 80-jarige oorlog werd Ottink gebrandschat, waardoor het in 1602 nog woest lag. Onbekend is, wie in deze jaren eigenaar was. In 1630 werd vermeld, dat het erve eigendom was van de vicarie van Maria Magdalena te Ottenstein. Mischien wijst dit op Ahauser afkomst. Ottenstein verkocht de boerderij in 1664 in twee gedeelten. Eén deel werd gekocht door Jan Kemerink, die getrouwd was met de weduwe van Bernt Ottink, en het andere deel door Bernts zoon Reint Ottink. Beide delen Ottink werden in 1676 gekocht door de Haaksbergse richter Arnold van Limborch, van wie de boerderijen vererfden op Johan Adolf Wilhelm van Harde tot de Hachmeule. Diens erfgename Nicolina Judith Mahony van Keppel verkocht de erven in 1744 opnieuw aan twee Ottinks.

29 Jan Ottink, achterkleinzoon van Jan Kemerink, kocht het deel, dat nu Ottink Mans genoemd wordt. In 1830 woonde hier Jans kleinzoon Arend Jan Ottink. Opvolger op dit deel werd zoon Jan uit het eerste huwelijk van Arend Jan. Deze trouwde in 1835 met Geertruid Hannink, uit welk huwelijk in 1855 zoon Hermannus geboren werd, naar wie het erve Ottink Mans heet. Uit het derde huwelijk van Arend Jan Ottink werd een zoon Gerrit Jan Ottink geboren. Deze bouwde op het door de markeverdeling van 1846 belangrijk vergrote erve een tweede boerderij met een windmolen, waardoor de woning de naam Ottink Mulder kreeg. Ook Gerrit Jans zoon Arend Jan was hier molenaar. In 1744 werd het tweede deel Ottink gekocht door de weduwe van Reint Ottink, aangetrouwde nicht van de Reint uit Haar zoon Jan, haar kleinzoon Jan en haar achterkleinzoon Jan Ottink waren de volgende eigenaren en bewoners van dit deel, dat naar een latere bewoner nu Ottink Naats genoemd wordt. In 1882 huwde Gerrit Jan Ottink, zoon van de laatste Jan. Bij de markedeling van 1846 hadden Arend Jan en Jan Ottink elk een half waarrecht. ENSINK, later vier erven (36-39) In 1475 werd Ensink vermeld met de naam Egensing. In 1602 had het een half waarrecht, 6 mud bouw- en 3 voer hooiland. Bij het erve stonden toen ook twee katersteden, één bewoond door Tonnis Ensink met 2 mud bouwland en de andere bewoond door Dries Ensink met l mud bouwland. Het erve Ensink was in 1630 evenals Ottink een vicariegoed van Ottenstein. Deze verkocht de boerderij in 1664 aan de pachter Jan ter Hofstede alias Ensink. In 1727 werd Hendrik Assink, die getrouwd was met Janna Ensink, door vererving en koop eigenaar. Bij zijn overlijden in 1745 werd het erve verdeeld. De helft, die nu nog Ensink heet, werd geërfd door Gerrit in den Esch, die sindsdien Gerrit Ensink genoemd werd. Zijn zoon Herman liet de boerderij bij zijn overlijden in 1800 na aan zijn neef en nicht Berent ten Vaarwerk en diens vrouw Gesina Ensink. Laatste was in 1830 nog bewoonster, maar zij was inmiddels hertrouwd met Gerhardus Landewé. In 1850 was Hermannus Landewé eigenaar en Gerrit Jan te Vaarwerk, zoon van Berent en Gesina Ensink, bewoner. In 1747 verkochten de kinderen van Hendrik Assink en Janna Ensink een kwart van het Ensink aan Arend Keizers, die met Gerritje Ensink gehuwd was. Dit deel werd in 1790 in tweeën verkocht aan de pachters Hendrik Eijsink en Steven Heimerink. Het eerste deel was in 1850 eigendom van Arend Jan Ottink en werd bewoond door Derk Scharenborg. Het tweede deel was toen eigendom van Arend Aarnink, Johanneszoon. Pachtster was de weduwe Berend Kamphuis. Het laatste kwart Ensink - Ensink woner - werd in 1756 geërfd door Sander Ensink en in 1784 door Gerrit Ensink. Jan Hendrik Landewé en zijn vrouw Eva ten Vaarwerk waren in 1830 eigenaar en bewoner, in 1850 was Herman Slaghekke eigenaar en Frederik Eijsink bewoner. Bij de markeverdeling van 1846 was het waarrecht Ensink als volgt verdeeld: H. Landewé 1/2 waar, H. Slaghekke 1/4 waar en A. J. Ottink en J. Aarnink elk 1/8 waartal.

30 DERKINK, nu twee erven Derkink (40 en 41) en Geurds (42) Het Schattingsregister van 1475 vermeldt de 'kathe Dideking'. Dit erve Derkink had in 1602 een half waarrecht, 7 mud bouw- en 2 voer hooiland. Ook was er in 1602 een katerstede van Egbert Derkink met 3/4 mud bouwland. Derkink was in 1715 eigendom van de bewoner. De erfdochter Geertje Derkink trouwde met Hendrik Kuiper en na hun overlijden werd de boerderij nagelaten aan hun zoons Egbert en Jan Derkink, waardoor er omstreeks 1785 een erfdeling plaats vond. Eén deel Derkink was in 1830 en 1850 eigendom van en werd bewoond door Gerrit Jan Derkink, het andere deel was van Jan Hendrik Horkenborg, die met Geertruida Derkink getrouwd was. Beiden hadden een half waarrecht. De kate Egbert Derkink van 1602 had vóór 1760 een half waarrecht gekregen. In 1636 verkocht Egbert Derkink zijn boerderij aan zoon Goerdt, door wie de naam Geurds ontstaan is. In 1693 verkochten vader en zoon Berent en Egbert Derkink alias Geurds hun bezitting aan richter Joan Diderich van Limborch te Delden. Pas in 1745 kon Jan Derkink alias Jan Geurdes het erve terugkopen van de erfgenamen Limborch. Gerrit Geurds was in 1830 bewoner en eigenaar, hij bezat ook het halve waarrecht. AARNINK, thans Aarnink (43), Roestman (44) en Haverland (45) In 1475 werd de gewaarde kate Aerning vermeld. Deze lag in 1602 nog woest door brandschatting in de 80-jarige oorlog. Tot 1745 waren er diverse eigenaren, van wie het niet altijd even duidelijk is, waarvan en in hoeverre zij eigenaren waren. Genoemd werden Berndt Bonnier te Delden (1628), Hof Espelo (1648), Margaretha Elisabeth Meijer te Oldenzaal (1667), Klooster Glane (1668), de mulder van de Oostendorper watermolen Arend Lankheet (1699) en de richter van Ootmarsum Jacob Raterink (1710). In 1744 werd de pachter Arend Weenk alias Aarnink, gehuwd met Maria Aarnink, door koop eigenaar van Groot Aarnink. Hun afstammelingen bewoonden het erve Aarnink tot In 1830 en 1850 was Arend Aarnink bewoner en eigenaar. In het laatste jaar stond er een tweede huis, dat bewoond werd door de weduwe van Herman Knoef. Klein Aarnink had tot 1745 dezelfde eigenaren als Groot Aarnink. Van ca tot 1745 werd Klein Aarnink bewoond door enkele landbouwers, die Ruist Jan heetten. Naar hen werd het erve Roesthuis of Roestman genoemd. In 1745 werd Ruist Jan alias Jan Klein Aarnink door koop eigenaar. Gerrit Lansink trouwde in 1787 met de erfdochter Diene Klein Aarnink. In 1830 was hij nog bewoner en eigenaar, in 1850 was zijn zoon Hendrikus Lansink dat. Ook op Klein Aarnink stond in 1850 een tweede huis, bewoond door Jan Keizers. In 1744 verkocht Arend Weenk het Haverstukke met het huis daarop aan Jan Gerritz ter Braak. Dit erve wordt thans Haverland genoemd. De weduwe ter Braak verkocht in 1788 haar boerderij aan haar neef Jan Hendrik Busschers. Diens zoon Gerrit Busschers was in 1830 en 1850 eigenaar en bewoner. Hoe de waarrechten in 1846 precies verdeeld waren is niet bekend. Er werd alleen vermeld: 'De gezamelijke eigenaren van Aarnink één waar'.

31 SCHOOTKATE, thans Schootkate (46), Schootkate-woner (47) en De Wortel (48) Het erve Schootkate wordt momenteel foutief Schoolkate genoemd. De vuurstede van deze boerderij was het 'laakpunt' van de marken Eppenzolder, Boekelo en Bentelo. Schootkate ontbreekt in het register van 1475, misschien door zijn vreemde ligging op de grens van drie marken, waardoor hij een pracht gelegenheid had om belastingaanslagen te voorkomen. In latere jaren werd het erve als gelegen in Schootkate de marke Eppenzolder beschouwd. In 1600 was de boer 'eerst aangevangen', maar in 1602 had hij weer 8,25 mud bouw- en 3 voer hooi-land. Zijn naam was Roelof Schootkate. Door vererving in de vrouwelijke lijn en door koop werd Roelof ter Horst omstreeks 1760 eigenaar. Zijn nazate, de erfdochter Johanna Schootkate, huwde in 1805 met Gerrit Teutelink. In 1850 werd zijn zoon Jan als vruchtgebruiker opgegeven en diens zoon Gerrit als bewoner. De Teutelinks hadden bij de markeverdeling van 1846 slechts 7/8 waarrecht Schootkate. 1/8 Waarrecht was in handen van Jan Hendrik Boonk, die een gedeelte Schootkate bewoonde, dat één zesde van het erve was en De Wortel genoemd werd. Dit deel was in 1764 door erfgenamen Schootkate verkocht aan Roelof Boonk. In 1818 kwam De Wortel door een grenswijziging met de gemeente Ambt Delden in deze gemeente te liggen. Een deel Schootkate is ook Schootkate-woner, dat echter nooit waarrechten verworven heeft. In 1830 werd Engbert Zaatink als bewoner vermeld. Hij was getrouwd met Geertruida Schootkotte. Maar ook deze boerderij lag toen in Ambt Delden

l.de marken van Haaksbergen.

l.de marken van Haaksbergen. l.de marken van Haaksbergen. Binnen de grenzen van de gemeente Haaksbergen kende men vroeger zes verschillende Marken 1 ), te weten: 1-1. Holthuizen en Eppenzolder/ Stepelo. Oorspronkelijk is deze marke

Nadere informatie

Marke Brammelo en Brammelerbroek

Marke Brammelo en Brammelerbroek Marke Brammelo en Brammelerbroek De marke Brammelo bestond uit twee gedeelten. Het ene deel werd Brammelo genoemd en is gelegen in de gemeente Haaksbergen, provincie Overijssel. Het andere deel heette

Nadere informatie

Namen erven HvH II Pag Gewaardeerd erf Marke Aaftink 161 Aaftink Langelo Aarnink 254 Aarnink Eppenzolder Achterste Wissink 247 Wissink Eppenzolder

Namen erven HvH II Pag Gewaardeerd erf Marke Aaftink 161 Aaftink Langelo Aarnink 254 Aarnink Eppenzolder Achterste Wissink 247 Wissink Eppenzolder Namen erven HvH II Pag Gewaardeerd erf Marke Aaftink 161 Aaftink Langelo Aarnink 254 Aarnink Eppenzolder Achterste Wissink 247 Wissink Eppenzolder Afschot 165 Lutikke Twenhuizen Langelo Albert Driesplaats

Nadere informatie

HAAKSBERGEN ERFGOED NOORD-WEST

HAAKSBERGEN ERFGOED NOORD-WEST HAAKSBERGEN ERFGOED NOORD-WEST ROUTE 31 km Met deze erfgoed-fietsroute Haaksbergen nemen we u mee langs oude erven door de buurtschappen Brammelo, Boekelo (St. Isidorushoeve), Holthuizen, Eppenzolder en

Nadere informatie

NEUTENBERG-NOTTEBERG. Generatie I. Generatie II

NEUTENBERG-NOTTEBERG. Generatie I. Generatie II NEUTENBERG-NOTTEBERG Het oorspronkelijke erve Notteberg, waar onderstaande personen naar zijn genoemd, was gelegen in Kerspel Goor nabij huis Heeckeren, waartoe het ook behoorde. Rond 1683 echter verhuizen

Nadere informatie

Het ontstaan van een familietak ter Haar

Het ontstaan van een familietak ter Haar 1 Het ontstaan van een familietak ter Haar Voorwoord Het zoeken naar mijn voorouders wordt bemoeilijkt door het gegeven dat zij de naam aannamen dan wel door anderen toegewezen kregen van de erve, een

Nadere informatie

Index Rechterlijk Archief Landgericht Haaksbergen - Voluntaire Zaken deel 17 Naam en Voornaam: Datum akte: Soort akte: Inv. nr.

Index Rechterlijk Archief Landgericht Haaksbergen - Voluntaire Zaken deel 17 Naam en Voornaam: Datum akte: Soort akte: Inv. nr. Index Rechterlijk Archief Landgericht Haaksbergen - Voluntaire Zaken - 1792-1796 - deel 17 Naam en Voornaam: Datum akte: Soort akte: Inv. nr. of folio: Rottink, Jenneken 07-06-1792 hypotheek fol 1-2 Braak,

Nadere informatie

Het erve Meenderink gelegen aan Zonneweg 1 gelegen aan de rand van het dorp wordt voor het eerst vermeld in 1385.

Het erve Meenderink gelegen aan Zonneweg 1 gelegen aan de rand van het dorp wordt voor het eerst vermeld in 1385. MEENDERINK Het erve Meenderink gelegen aan Zonneweg 1 gelegen aan de rand van het dorp wordt voor het eerst vermeld in 1385. Thans is het een groot paarden- en ruitersportcentrum. Er zijn heden nauwelijks

Nadere informatie

Register alle volwassen mannelijke personen met hun beroep, opgenomen in 1811 Achternaam tussen Voornaam Beroep Geb.datum Canton Gemeente Buurt

Register alle volwassen mannelijke personen met hun beroep, opgenomen in 1811 Achternaam tussen Voornaam Beroep Geb.datum Canton Gemeente Buurt Register alle volwassen mannelijke personen met hun beroep, opgenomen in 1811 Achternaam tussen Voornaam Beroep Geb.datum Canton Gemeente Buurt Aaftink Hendrikus Arbeider 1767 Goor Haaksbergen gericht

Nadere informatie

MOERWINKEL. Generatie I. Generatie II

MOERWINKEL. Generatie I. Generatie II MOERWINKEL Deze boerderijnaam zal veel Markeloers niet veel zeggen maar het is een eeuwenoud erf gelegen in Kerspel Goor ten zuiden van het Twentekanaal dichtbij de grens met Ambt Delden. Het wordt voor

Nadere informatie

Index Rechterlijk Archief Landgericht Haaksbergen - Voluntaire Zaken deel 16

Index Rechterlijk Archief Landgericht Haaksbergen - Voluntaire Zaken deel 16 Index Rechterlijk Archief Landgericht Haaksbergen - Voluntaire Zaken 1789-1792 deel 16 Naam en Voornaam: Datum akte: Soort akte: Inv. nr. of folio: Scholten, Gesina 01-05-1789 testament fol 1 Reimerink,

Nadere informatie

Café Kerkemeijer te Rekken

Café Kerkemeijer te Rekken -17- Café Kerkemeijer te Rekken Inleiding Café Kerkemeijer, aan de Rekkenseweg te Rekken, is in de gehele regio een bekende locatie en één om wat voor bijeenkomst dan ook te houden. Iedereen in Rekken

Nadere informatie

De marke Buurse. Scholte Vaarwerk

De marke Buurse. Scholte Vaarwerk De marke Buurse Het oudst bewaard gebleven markeboek van Buurse begint met het verslag van de markevergadering, die op 14 april 1603 gehouden werd op de Hof te Buurse alias de Hof te Vaarwerk, nu ook Scholte

Nadere informatie

Boerderijnummer 3.3.110. Oudste vermelding ca 1630 Huidig adres Worsinkweg 6. Historie boerderij

Boerderijnummer 3.3.110. Oudste vermelding ca 1630 Huidig adres Worsinkweg 6. Historie boerderij Boerderijnummer 3.3.110 Erfnaam Vorsgezang-Schut Oudste vermelding ca 1630 Huidig adres Worsinkweg 6 Historie boerderij De boerderij Vosgezang (in de volksmond ook Voszaank genoemd) is waarschijnlijk gesticht

Nadere informatie

13e jaargang no l - Februari 1980 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

13e jaargang no l - Februari 1980 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 13e jaargang no l - Februari 1980 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Asbroek J. G. L. Overbeeke J. Vredenberg ADMINISTRATIE: A. J.

Nadere informatie

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 23e jaargang no. 3 - augustus 1990 verschijnt 4 x per jaar. ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN REDAKTIE: ADMINISTRATIE: Aold Hoksebarge F.A.M. Brummelhuis F.G.M. Gebbink - Broekhuis J.G.L. Overbeeke

Nadere informatie

Onderstaande personen zijn vernoemd naar het nog bestaande erve Bussink aan de Dijkerhoekweg; het werd voor het eerst genoemd in 1645.

Onderstaande personen zijn vernoemd naar het nog bestaande erve Bussink aan de Dijkerhoekweg; het werd voor het eerst genoemd in 1645. BUSSINK Onderstaande personen zijn vernoemd naar het nog bestaande erve Bussink aan de Dijkerhoekweg; het werd voor het eerst genoemd in 1645. De naam Bussink komt overigens veel voor in het Oosten van

Nadere informatie

HUNGERINK. Generatie I

HUNGERINK. Generatie I HUNGERINK Het erve Hungerink (in de volksmond ook wel de Hunger geheten) is een zeer oude boerderij gelegen in buurtschap Stokkum. Het wordt voor het eerst genoemd in 1412 maar zal veel ouder zijn. Het

Nadere informatie

Voor meer informatie van de boerderij Hoestink zie op onze website onder historisch overzicht per pand: Stokkum boerderijnr. 2.2.

Voor meer informatie van de boerderij Hoestink zie op onze website onder historisch overzicht per pand: Stokkum boerderijnr. 2.2. HOESTINK Onderstaande personen zijn genoemd naar het erve Hoestink gelegen aan de Stationsweg te Stokkum nabij Markelo. De boerderij, die vroeger ook wel Huysstede werd genoemd, wordt voor het eerst vermeld

Nadere informatie

De marke Boekelo. De Rouwenhorst

De marke Boekelo. De Rouwenhorst De marke Boekelo De markeboeken van de marke Boekelo onder Haaksbergen, niet te verwarren met Boekelo onder Enschede, dat tot de marke Usselo behoorde, werden voor een gedeelte teruggevonden op het huis

Nadere informatie

J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen

J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen Een vervolg van het verhaal over de boerderijen van de familie Schoen uit juni. J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen Simon boerde met zijn vrouw Elisabeth de

Nadere informatie

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 2Oe jaargang no. 4 - november 1987 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Asbroek F. G. M. Gebbink-Broekhuis J. G. L. Overbeeke ADMINISTRATIE:

Nadere informatie

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787 Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787 Zegel wapenschild uit één van de protocolboeken van Notaris van Eijndhoven Nicolaes Adriaenszn van Eijndhoven is de verste rechtstreekse stamvader

Nadere informatie

OUDE WOONPLEKKEN IN VORSTENBOSCH RIETDIJK 19 Arie van den Bogaart een landbouwer uit Schijndel is in 1832 de eigenaar van dit huis (sectie: E130). Hij bezit ook het huis er naast Rietdijk D (verdwenen

Nadere informatie

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 16e jaargang no. 4 - november 1983 - Verschijnt 4x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Asbroek F. G. M. Gebbink-Broekhuis J. G. L. Overbeeke ADMINISTRATIE:

Nadere informatie

JAAR AKTE VADER-VNM VADER GEB-DATA MOEDER-VNM MOEDER KIND MV Willem Aaftink Christina 27 Beuijtink Hendrik Willem m Willem

JAAR AKTE VADER-VNM VADER GEB-DATA MOEDER-VNM MOEDER KIND MV Willem Aaftink Christina 27 Beuijtink Hendrik Willem m Willem JAAR AKTE VADER-VNM VADER GEB-DATA MOEDER-VNM MOEDER KIND MV 1827 66 Willem Aaftink 1827-08-03 Christina 27 Beuijtink Hendrik Willem m 1831 68 Willem Aaftink 1831-08-15 Christina 31 Beuijtink Catharina

Nadere informatie

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 24e jaargang no. 2 - mei 1991 - verschijnt 4 X per jaar. ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTIE: ADMINISTRATIE: F.A.M. Brummelhuis F.G.M. Gebbink - Broekhuis J.G.L. Overbeeke

Nadere informatie

FIETSEN IN SINT ISIDORUSHOEVE

FIETSEN IN SINT ISIDORUSHOEVE FIETSEN IN SINT ISIDORUSHOEVE ROUTE 32 km Deze fietsroute start in het centrum van Sint Isidorushoeve en gaat door de vier marken die rond de hoeve liggen. Een prachtig kleinschalig hoevenlandschap afgewisseld

Nadere informatie

Warder in Gevelstenen. De oude huizen van Warder met hun gevelstenen

Warder in Gevelstenen. De oude huizen van Warder met hun gevelstenen Warder in Gevelstenen De oude huizen van Warder met hun gevelstenen Warder in Gevelstenen Een aantal oude huizen en boerderijen van Warder zijn voorzien van een gevelsteen. Hierop staat aangegeven wanneer

Nadere informatie

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 15e jaargang no. S - augustus 1982 - Verschijnt 4 keer per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Asbroek F. G. M. Gebbink-Broekhuis J. G. L. Overbeeke ADMINISTRATIE:

Nadere informatie

Bewoners van de Hulsmaat vanaf 1732

Bewoners van de Hulsmaat vanaf 1732 De Hulsmaat _ archieffoto 1943 Bewoners van de Hulsmaat vanaf 1732 Lucas MEIJERS, geb. ca 1700, bijzitter te Klumpershoek-Eschmarke. 1 e huwelijk voor 1727 met Fenne HANENBERG, overl. Eschmarke (Lonneker)

Nadere informatie

De Weldammer boerderij Hoevink, nu ook wel Bello genoemd, gelegen aan Sligsweg 2 in Stokkum wordt voor het eerst vermeld in 1349.

De Weldammer boerderij Hoevink, nu ook wel Bello genoemd, gelegen aan Sligsweg 2 in Stokkum wordt voor het eerst vermeld in 1349. HOEVINK De Weldammer boerderij Hoevink, nu ook wel Bello genoemd, gelegen aan Sligsweg 2 in Stokkum wordt voor het eerst vermeld in 1349. Onderstaande personen stammen van deze boerderij af. Ook in de

Nadere informatie

Albert Jan Mensink( ) met zijn zoon Jan Willem Mensink( )

Albert Jan Mensink( ) met zijn zoon Jan Willem Mensink( ) Foto's Mensink Albert Jan Mensink(1858-1921) en Johanna Berendina Klein Leetink(1857-1929) met hun kinderen: Jan Willem Mensink(1890-1976) & Johanna Willemina Mensink(1893-1965) Albert Jan Mensink(1858-1921)

Nadere informatie

Rijssen, index ref. dopen

Rijssen, index ref. dopen Rijssen, index ref. dopen 1811-1812 - gemaakt door Hein de Vries - Oorspronkelijke bron Archiefinstelling: Historisch Centrum Overijssel, Zwolle Archief: DTB Overijssel Inventarisnummer: 363 (Rijssen)

Nadere informatie

Ytzen Lieuwes Tamminga # Hiltje Karsjens Kalma * , *

Ytzen Lieuwes Tamminga # Hiltje Karsjens Kalma * , * Ytzen Lieuwes Tamminga # Hiltje Karsjens Kalma * 29-07-1811, + 22-07-1897 *19-08-1826 + 24-11-1914 Ytzen Lieuwes (N) was bijna 33 jaar toen hij met Hiltje Karsjens Kalma trouwde. Hiltje was de dochter

Nadere informatie

E95 Koks (kleine) Moezebrinkweg 4

E95 Koks (kleine) Moezebrinkweg 4 E95 Koks (kleine) Moezebrinkweg 4 Genealogische gegevens: (van microfiches Bibliotheek Winterswijk) Aantekeningen dokter Das rondom de Liberale Gifte van 1748 Koks, Ratum 57 Liberale Gifte 3 e Rot, no.

Nadere informatie

13e jaargang no. 3 - augustus 198O - Verschijnt 4 keer per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

13e jaargang no. 3 - augustus 198O - Verschijnt 4 keer per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 13e jaargang no. 3 - augustus 198O - Verschijnt 4 keer per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Asbroek J. G. L. Overbeeke J. Vredenberg ADMINISTRATIE: A.

Nadere informatie

Parenteel van Hendrik Splinterink

Parenteel van Hendrik Splinterink Parenteel van Hendrik Splinterink I Hendrik Splinterink. Hendrik is overleden. Hendrik trouwde met Aleida Lutke Veldeman. Aleida is overleden. Kind van Hendrik en Aleida: 1 Jan Splinterink, geboren omstreeks

Nadere informatie

Joannes Mensink. Stamboom Joannes Mensink. Geboren ± 1803 te Weerselo Overleden op 13 mei 1871 te Rossum (akte 84) Beroep: landbouwer

Joannes Mensink. Stamboom Joannes Mensink. Geboren ± 1803 te Weerselo Overleden op 13 mei 1871 te Rossum (akte 84) Beroep: landbouwer Joannes Mensink Geboren ± 1803 te Weerselo Overleden op 13 mei 1871 te Rossum (akte 84) Vader: Gerrit Jan Mensink Moeder: Aleida Kerkhof Partner: Fenne Groeneman Geboren ± 1792 te Losser Overleden op 26

Nadere informatie

SENKELDAM. Generatie I. Generatie II

SENKELDAM. Generatie I. Generatie II SENKELDAM Alle personen in Nederland met de naam Senkeldam stammen af van deze nog bestaande boerderij gelegen aan de Deldensestraat te Goor heden bewoond door de fam. Kamp. De naam duikt voor het eerst

Nadere informatie

Naam Geboorte Overlijden

Naam Geboorte Overlijden Namen van alle personen met de naam Vollenbroek in de periode 1811-1960 op de website wie was wie (overlijdensregister) Naam Geboorte Overlijden Partner Vader Moeder Jaar Plaats Leeftijd 1 Francis 1809

Nadere informatie

Kwartierstaat van Gerhardus Johannes Bernardus (Gait) Arkes

Kwartierstaat van Gerhardus Johannes Bernardus (Gait) Arkes Kwartierstaat van Gerhardus Johannes Bernardus (Gait) Arkes Generatie 1 (proband) 1 C19070207GE1 1 Gerhardus Johannes Bernardus (Gait) Arkes (afb. 1), geboren op 07-02-1907 in Almelo. Gait is overleden

Nadere informatie

FIETSEN IN SINT ISIDORUSHOEVE

FIETSEN IN SINT ISIDORUSHOEVE FIETSEN IN SINT ISIDORUSHOEVE ROUTE 32 km Deze fietsroute start in het centrum van Sint Isidorushoeve en gaat door de vier marken die rond de hoeve liggen. Een prachtig kleinschalig hoevenlandschap afgewisseld

Nadere informatie

Boerderijnummer 3.2.160. Oudste vermelding 1379 Huidig adres Herikerweg 15. Historie boerderij

Boerderijnummer 3.2.160. Oudste vermelding 1379 Huidig adres Herikerweg 15. Historie boerderij Boerderijnummer 3.2.160 Erfnaam Erve Vinkers Oudste vermelding 1379 Huidig adres Herikerweg 15 Historie boerderij Het erve Vinkert behoort eveneens tot de oudste boerderijen van Herike. In 1379 wordt het

Nadere informatie

9e JAARGANG NO. 4 - NOVEMBER 1976 - VERSCHIJNT VIER KEER PER JAAR ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

9e JAARGANG NO. 4 - NOVEMBER 1976 - VERSCHIJNT VIER KEER PER JAAR ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 9e JAARGANG NO. 4 - NOVEMBER 1976 - VERSCHIJNT VIER KEER PER JAAR ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Aabroek J. Overbeeke J. Vredenberg ADMINISTRATIE: A. J.

Nadere informatie

Notariële Akten na Overlijden Klaas Breedijk (172 )

Notariële Akten na Overlijden Klaas Breedijk (172 ) Notariële Akten na Overlijden Klaas Breedijk (172 ) (Tussen haakjes de RIN nummers in de stamboom www.breedijk.net. ) Klaas Breedijk: ik heb opgezocht wat ik op internet allemaal gevonden heb over zijn

Nadere informatie

Bewoners van de Kapraol.

Bewoners van de Kapraol. Bewoners van de Kapraol. Op dit moment, december 2006, wordt de Kapraol bewoond door Stef Rohof en Monique Slagman. In 200X zijn zij in het bezit gekomen van het woonhuis en na enige verbouwingen zijn

Nadere informatie

Bouwhuis Groot Kevelham

Bouwhuis Groot Kevelham Eertijds een havezate (ook genoemd als het Hooge Huys) welke in april 1730 afgebrand is; op dezelfde plaats is het weer als boerderij herbouwd, welke in 1820 weer is afgebroken naast de nog bestaande bouwerven

Nadere informatie

Rumoer in Ritsebuorren

Rumoer in Ritsebuorren Bijgedragen door Richard Keijzer zaterdag, 23 februari 2008 De boerderij op Rijtseterp nummer 1 heeft al heel wat eigenaren gehad. In 1640 was de plaats eigendom van Watze van Camminga, Vrijheer van Ameland,

Nadere informatie

De nakomelingen van Jan Bloemen

De nakomelingen van Jan Bloemen een genealogieonline publicatie De nakomelingen van Jan Bloemen door 30 april 2016 De nakomelingen van Jan Bloemen Generatie 1 1. Jan Bloemen. Hij is getrouwd rond 1710 met Aleida. Zij kregen 2 kinderen:

Nadere informatie

ZWIERINK. Generatie I. Generatie II

ZWIERINK. Generatie I. Generatie II ZWIERINK Onderstaande personen stammen af en hebben hun naam te danken aan het erve Zwierink welke gelegen was en behoorde bij het kasteel Weldam in de buurtschap Kerspel Goor. De boerderij is in 1880

Nadere informatie

II-d. GOYART GHRAERT SCHAMPERS was eigenaar van een huis in de Regtestraat te Stratum, dat stond naast het huis 'de Schampert', groot ^lopenzaad

II-d. GOYART GHRAERT SCHAMPERS was eigenaar van een huis in de Regtestraat te Stratum, dat stond naast het huis 'de Schampert', groot ^lopenzaad van de kinderen van wijlen Gerart Scamperts, ook als aanpalend eigendom.77 Er is geen enkele indicatie voor de leeftijd van Claes en Geraert, daar hun eigendom lang onverdeeld gebleven kan zijn. In het

Nadere informatie

De nakomelingen van Hendrick Vreeman (Freeman) (Vremans)

De nakomelingen van Hendrick Vreeman (Freeman) (Vremans) een genealogieonline publicatie De nakomelingen van Hendrick Vreeman (Freeman) (Vremans) door 17 August 2018 De nakomelingen van Hendrick Vreeman (Freeman) (Vremans) Generatie 1 1. Hendrick Vreeman (Freeman)

Nadere informatie

D74, thans Kruisstraat 12

D74, thans Kruisstraat 12 D74, thans Kruisstraat 12 Geplaatst in de Heise Krant van september 2011, gewijzigd 15-05-2015 De boerderij van Has van den Tillaar. Zo kennen de meesten onder ons de oude boerderij achter de kerk met

Nadere informatie

Ridder Hendrik van Norch en familie.

Ridder Hendrik van Norch en familie. Ridder Hendrik van Norch en familie. Uit bewaard gebleven historische gegevens weten wij dat in Drenthe voorname families hebben gewoond die tot de Ridderschap behoorden. In de middeleeuwen maakten vertegenwoordigers

Nadere informatie

EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD

EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD DOOR W. KRAAL In hetftotterdtfrasc/i /a^rboe/e/e 1995 is een artikel verschenen over de relatie tussen de families Van Cralingen en Van

Nadere informatie

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 18e jaargang no. 3 - augustus 1985 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Asbroek F. G. M. Gebbink-Broekhuis J. G. L. Overbeeke ADMINISTRATIE:

Nadere informatie

Anderhalve eeuw in Oisterwijk. Vugts Vugts

Anderhalve eeuw in Oisterwijk. Vugts Vugts Vugts Anderhalve eeuw in Oisterwijk 148. Vugts Aart Adriaan Vugts en Johanna Peter Vrients zijn 7 november 1784 voor de oisterwijkse dominee getrouwd. Aart of Arnoldus heet bij zijn eerste huwelijk geboren

Nadere informatie

7e jaargang no. 3 - AUGUSTUS 1974 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

7e jaargang no. 3 - AUGUSTUS 1974 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 7e jaargang no. 3 - AUGUSTUS 1974 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN AoEd Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Asbroek H. Kormelink J. Overbeeke J. Vredenberg ADMINISTRATIE:

Nadere informatie

De Uffelter familie Odie

De Uffelter familie Odie De Uffelter familie Odie In Dwingeloo had je meerdere Mulders die geen familie van elkaar waren, maar afstamden van molenaars van omliggende dorpen. Om die Mulders uit elkaar te houden, hadden ze bijnamen.

Nadere informatie

WIEMERINK TAK A. Generatie I. Generatie II

WIEMERINK TAK A. Generatie I. Generatie II WIEMERINK Er zijn twee boerderijen met de naam Wiemerink in Markelo: een erve gelegen aan de Rijssenseweg en voor het eerst vermeld in 1339; het blijkt lang in bezit te zijn van de kerk van Deventer, later

Nadere informatie

KNOPERS - KNOPERT. Generatie I. Generatie II. Generatie III

KNOPERS - KNOPERT. Generatie I. Generatie II. Generatie III KNOPERS - KNOPERT Alle huidige personen met de naam Knopers of Knopert hebben hun roots liggen in Holten met als stamvader Derck en als stamhuis het erve Knopers in de Haar en later een boerderij genoemd

Nadere informatie

In 1475 bedroeg de aanslag van Roloff van Bevervoorde voor het goed 2 schild, te betalen met 3 golden Rijnse guldens.

In 1475 bedroeg de aanslag van Roloff van Bevervoorde voor het goed 2 schild, te betalen met 3 golden Rijnse guldens. Boerderijnummer 3.2.220 Erfnaam Erve Oongs, later Kooyman Oudste vermelding 1379 Huidig adres Herikerweg 20 Historie boerderij Erve Kooijmans Hoewel niet zeker, doch zeer waarschijnlijk is het erve Kooijman

Nadere informatie

LEFERINK. Generatie I. Generatie II

LEFERINK. Generatie I. Generatie II LEFERINK Onderstaande personen hebben hun voorouderlijke roots liggen bij de nog bestaande en zeer oude boerderij Leferink gelegen aan de Brinkweg in Stokkum. Het wordt voor het eerst vermeld in 1260.

Nadere informatie

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 14e jaargang no. l - februari 1981 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTÏE: W. E. ten Asbroek J. G. L Overbeeke Vacant ADMINISTRATIE: A. J. Temmink,

Nadere informatie

DE OVERBIEST. Een wegenkaart uit eind 18 e eeuw, links in het midden zie je het gebied de OVERBIEST.

DE OVERBIEST. Een wegenkaart uit eind 18 e eeuw, links in het midden zie je het gebied de OVERBIEST. DE OVERBIEST. Een wegenkaart uit eind 18 e eeuw, links in het midden zie je het gebied de OVERBIEST. De naam is zeer oud. In een document van 1421 wordt dit gedeelte van Boxmeer reeds genoemd. Doch lang

Nadere informatie

OUDE WOONPLEKKEN IN VORSTENBOSCH LENDERSGAT 1 (voorheen Erpsche steeg, later Brakkensedijk) In 1832 is Antonius van Hooft, tuinman te Vorstenbosch, eigenaar van deze boerderij. De woning werd in deze periode

Nadere informatie

OLIJDAM - OLIEDAM. Generatie I. Generatie II

OLIJDAM - OLIEDAM. Generatie I. Generatie II OLIJDAM - OLIEDAM Alle personen in Nederland met bovenstaande namen stammen oorspronkelijk af van deze rond 1940 verdwenen boerderij. Het was het bouwhuis welke behoorde bij de in de nabijheid gelegen

Nadere informatie

Rorinck, den Capittel van Oldenzel tobehorich

Rorinck, den Capittel van Oldenzel tobehorich Najaar 2016 verschijnt het boek Rorinck, den Capittel van Oldenzel tobehorich Twee delen in één band: 1. Geschiedenis van het erve Roord of Rorink te Deurningen. 2. Kroniek van mensen die hun familienaam

Nadere informatie

Een Eemnesser familie Ruijter die in Blaricum terechtkwam

Een Eemnesser familie Ruijter die in Blaricum terechtkwam Een Eemnesser familie Ruijter die in Blaricum terechtkwam HENK VAN HEES Grietje de Ruijter-Raven (1876-1945) met kleinzoon Kees, zoon Gijs en schoondochter Mia Reuser. Foto mei 1942. Evenals de muisjestak

Nadere informatie

D37, Scheiweg 2. Geplaatst in de Heise Krant februari 2015, gewijzigd

D37, Scheiweg 2. Geplaatst in de Heise Krant februari 2015, gewijzigd D37, Scheiweg 2 Geplaatst in de Heise Krant februari 2015, gewijzigd 12-10-2016 De boerderij aan de Scheiweg met huisnummer 2, voorheen D37 is vanuit Maria-Heide gezien een vrij onbekende boerderij. Op

Nadere informatie

Herinnering aan Elisabeth Bangert - tante Betje (1870-1964) FREEK DIJS

Herinnering aan Elisabeth Bangert - tante Betje (1870-1964) FREEK DIJS Herinnering aan Elisabeth Bangert - tante Betje (1870-1964) FREEK DIJS Van wie ben jij er één? Dat was telkens de vraag van tante Betje als ik bij mijn oma, haar zuster, kwam logeren in Baarn. Die vraag

Nadere informatie

OPEN VRAGEN. VRAGENLIJST n r I VERGELIJKEND EXAMEN Brussel, zaterdag 10 maart 2012 (voormiddag)

OPEN VRAGEN. VRAGENLIJST n r I VERGELIJKEND EXAMEN Brussel, zaterdag 10 maart 2012 (voormiddag) VERGELIJKEND EXAMEN 2012 SCHRIFTELIJK GEDEELTE Brussel, zaterdag 10 maart 2012 (voormiddag) VRAGENLIJST n r I OPEN VRAGEN Deze eerste vragenlijst bevat acht vragen. De antwoorden worden op 25 punten gequoteerd.

Nadere informatie

Boerderijnummer 3.2.190. Oudste vermelding 1298 Huidig adres Herikerweg 16. Historie boerderij

Boerderijnummer 3.2.190. Oudste vermelding 1298 Huidig adres Herikerweg 16. Historie boerderij Boerderijnummer 3.2.190 Erfnaam Erve Scholten Oudste vermelding 1298 Huidig adres Herikerweg 16 Historie boerderij Erve de Schoolte, ook wel aangeduid met de Scholte is één van de oudste erven van Herike.

Nadere informatie

2Oe jaargang no. 2 - mei 1987 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

2Oe jaargang no. 2 - mei 1987 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 2Oe jaargang no. 2 - mei 1987 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN Aold Hoksebarge REDAKTIE: W. E. ten Asbroek F. G. M. Gebbink-Broekhuis J. G. L. Overbeeke ADMINISTRATIE:

Nadere informatie

I.1 Johan/Jan ten Colhoep, houtskoolbrander/landb. op Kolhoop te Wiene. Kind: 1. Lubbert ten Colhoop (zie II.1).

I.1 Johan/Jan ten Colhoep, houtskoolbrander/landb. op Kolhoop te Wiene. Kind: 1. Lubbert ten Colhoop (zie II.1). KOLHOOP De naam Kolhoop stamt vanouds uit Wiene bij Delden. In 1475 wordt er een caterstede Coelhoep genoemd. Mogelijk stamt de naam uit het kolenbrandersvak; dit werd namelijk aldaar door meerdere familie's

Nadere informatie

Takken Carolus en August. Rond 1932, Geduld Overwint, met o.a. Aug. Dellaert, P. Dellaert, P. Doens, Arn. Dellaert. Camiel en Eugene, getrouwd in

Takken Carolus en August. Rond 1932, Geduld Overwint, met o.a. Aug. Dellaert, P. Dellaert, P. Doens, Arn. Dellaert. Camiel en Eugene, getrouwd in Tak Johanna. Geboren: na het huwelijk van 27 november 1838 tussen Johannes en Carolina, wordt op 23 december 1839 Johanna Maria Jacoba Dellaert geboren, als 1e kind. Tak Johanna. Huwelijk: op 1-5-1862

Nadere informatie

De scheiding van het veen in 1861 door de markgenoten van de boermarken Noord- en Zuidbarge.

De scheiding van het veen in 1861 door de markgenoten van de boermarken Noord- en Zuidbarge. De scheiding van het veen in 1861 door de markgenoten van de boermarken Noord- en Zuidbarge. Na de verkoop van grote stukken veen in juni 1851 aan de DLM en de DKM, besluiten de markgenoten van Noord-

Nadere informatie

TE KOOP AANGEBODEN. De boerderij met bedrijfsgebouwen en landbouwgronden gelegen aan de Diepenheimseweg 33, te Haaksbergen.

TE KOOP AANGEBODEN. De boerderij met bedrijfsgebouwen en landbouwgronden gelegen aan de Diepenheimseweg 33, te Haaksbergen. TE KOOP AANGEBODEN De boerderij met bedrijfsgebouwen en landbouwgronden gelegen aan de Diepenheimseweg 33, te Haaksbergen. VERKOOPBROCHURE Ter Heegde Makelaars en adviseurs o.z. te Beckum te koop aan:

Nadere informatie

Familie Olgers HET GESLACHT OLGERS IN EN RONDOM. Het Oldambt GESCHREVEN DOOR. Albert Olgers en Jochum Roosma. Kerk te Midwolda

Familie Olgers HET GESLACHT OLGERS IN EN RONDOM. Het Oldambt GESCHREVEN DOOR. Albert Olgers en Jochum Roosma. Kerk te Midwolda HET GESLACHT OLGERS IN EN RONDOM Het Oldambt GESCHREVEN DOOR Albert Olgers en Jochum Roosma Kerk te Midwolda Gegevens van nog levende personen in dit overzicht mogen niet zonder toestemming van de betreffende

Nadere informatie

Anno Akte Voornaam Fam-naam LT J adres Hn Hnt Berend Aaftink 70 J Langelo Christina Aaftink 20 M F Hendrik Willem

Anno Akte Voornaam Fam-naam LT J adres Hn Hnt Berend Aaftink 70 J Langelo Christina Aaftink 20 M F Hendrik Willem Anno Akte Voornaam Fam-naam LT J adres Hn Hnt 1815 63 Berend Aaftink 70 J Langelo 29 1865 14 Christina Aaftink 20 M F 128 1886 50 Hendrik Willem Aaftink 58 J F 123 1813 36 Hendrikus Aaftink 70 J Langelo

Nadere informatie

Het karakteristieke pand op de hoek Molenstraat-Denekamperstraat 1

Het karakteristieke pand op de hoek Molenstraat-Denekamperstraat 1 Het karakteristieke pand op de hoek Molenstraat-Denekamperstraat 1 Henk Eweg Een Bijzondere Stadshoek Velen van ons zullen zich wel eens afgevraagd hebben wat voor een huis is dat, daar op de hoek van

Nadere informatie

Buitengebied De Veldmaat op de schop voor de N18

Buitengebied De Veldmaat op de schop voor de N18 Buitengebied De Veldmaat op de schop voor de nieuwe N18. Het landschap aan de noordkant van De Veldmaat onderging in de periode 2016-2018 een metamorfose. Dit was het gevolg van de aanleg van de nieuwe

Nadere informatie

D88, Voorhei 3. Geplaatst in de Heise Krant augustus 2015, gewijzigd

D88, Voorhei 3. Geplaatst in de Heise Krant augustus 2015, gewijzigd D88, Voorhei 3 Geplaatst in de Heise Krant augustus 2015, gewijzigd 23-01-2017 De geschiedenis van boerderij D88, nu Voorhei 3, begint bij Theodorus van Asseldonk. Theodorus (Dirk) van Asseldonk (1797-1845),

Nadere informatie

BOMANS. Generatie I. Generatie II. Generatie III

BOMANS. Generatie I. Generatie II. Generatie III BOMANS De stamvader van de Bomans en is Swier Brits die in 1746 uit Bathmen als pachter kwam op erve Bomans of vroeger ook wel Boomjans genaamd aan de Holterweg. Tegenwoordig staat het bekend als de Pruusse.

Nadere informatie

ERE-Klasse G.E. Odink en Koenderink ,5 395, De Treffers ,7 397,609 18

ERE-Klasse G.E. Odink en Koenderink ,5 395, De Treffers ,7 397,609 18 code naam ERE-Klasse aantal totaal gem. punten 1 10 G.E. Odink en Koenderink 1 11 4352,5 395,681 22 2 17 De Treffers 1 11 4373,7 397,609 18 3 13 G.E. Odink en Koenderink 3 11 4287,8 389,8 16 4 14 explosief

Nadere informatie

E70, Goordonksedijk 4

E70, Goordonksedijk 4 E70, Goordonksedijk 4 Geplaatst in de Heise Krant januari 2014, gewijzigd 13-04-2016 Wanneer we op de kadasterkaart van 1832 kijken, waar nu de Goordonksedijk loopt, zien we aan weerszijden een grote vlakte

Nadere informatie

G23 Kortschot Nieuwhuis Vredenseweg 146

G23 Kortschot Nieuwhuis Vredenseweg 146 G23 Kortschot Nieuwhuis Vredenseweg 146 Genealogische gegevens: (van microfiches Bibliotheek Winterswijk) Bevolkingsregister 1820 1837 Henxel 129: Kortschot Jan Hendrik Hesselink (15-8-1774) z.v. Gerrit

Nadere informatie

Mevrouw E.M. Stolwijk-Okhuyzen

Mevrouw E.M. Stolwijk-Okhuyzen enkele, meest belangrijke, activiteiten van de vereniging. Opsomming van die gegevens bewijzen in meer en mindere mate de levenskracht van onze vereniging, die aan het einde van 1992 haar "koperen" bestaan

Nadere informatie

VENNEBEKKEN. Generatie I. Generatie II. Generatie III

VENNEBEKKEN. Generatie I. Generatie II. Generatie III VENNEBEKKEN Het oorspronkelijk erve Vennebekken, waar onderstaande personen naar zijn genoemd, was gelegen ten zuiden van het huidige aan de Kloppertstraat gelegen erve Kloppers in Beusbergen en behoorde

Nadere informatie

Archief van het Algemeen Armbestuur van Poortvliet

Archief van het Algemeen Armbestuur van Poortvliet Archief van het Algemeen Armbestuur van Poortvliet 1607-1965 2 Inleiding Het ontstaan van het armbestuur van Poortvliet zal vermoedelijk in de Middeleeuwen gezocht moeten worden. Er zal toen sprake zijn

Nadere informatie

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN 19e jaargang no. l - februari 1986 - Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN REDAKTIE: Aold Hoksebarge W. E. ten Asbroek F. G. M. Gebbink-Broekhuis J. G. L. Overbeeke ADMINISTRATIE:

Nadere informatie

De kwartierstaat van Johanna Gerritdina Kollenveld

De kwartierstaat van Johanna Gerritdina Kollenveld een genealogieonline publicatie De kwartierstaat van Johanna Gerritdina Kollenveld door 31 mei 2010 De kwartierstaat van Johanna Gerritdina Kollenveld Generatie 1 1. Johanna Gerritdina Kollenveld, dochter

Nadere informatie

GROENLO. Copia authentieque Van 't Trouw Register van Stadt en Schependom Groenlo over den jaare 1801

GROENLO. Copia authentieque Van 't Trouw Register van Stadt en Schependom Groenlo over den jaare 1801 Copia authentieque Van 't Trouw Register van Stadt en Schependom Groenlo over den jaare 1801 Compareerde voor J.A. Hummelink & B.H. Egberts, commissarien in huwelijks zaaken. 27.02.1801-27 februari - -

Nadere informatie

STAMREEKS BELDMAN. Tweede Generatie

STAMREEKS BELDMAN. Tweede Generatie STAMREEKS BELDMAN 1. Gerrit Harmsen BELDMAN, geb. ong 1754,?. Hij trouwde Geertrui HENDRIKSEN. 2. i Jan BELDMAN geb. 08-Feb-1780. 3. ii Gerrit BELDMAN geb. ong 1787. 4. iii Jannes BELMAN geb. ong 1796.

Nadere informatie

wegen mijn genadige heer van Utrecht, ik Johan van Ittersum, rentmeester van Twente, amptman van Westervoorde, erfgenaam van dezelfde buurschap en ik

wegen mijn genadige heer van Utrecht, ik Johan van Ittersum, rentmeester van Twente, amptman van Westervoorde, erfgenaam van dezelfde buurschap en ik De Marke Langelo In 1487 was de markegemeenschap Langelo zo machtig, dat zij Mattheus van Schonevelt genaamd van Gravesdorp, de goedsheer van Lankheet, Assink. en Averbroek, gevangen nam en uitleverde

Nadere informatie

Hoenderuitgangen. Bron: J.W. Hakstegen, Twickel en de oude Blasiuskerk. H.A.M. Woolderink; Hoenderuitgangen van de hof te Borne.

Hoenderuitgangen. Bron: J.W. Hakstegen, Twickel en de oude Blasiuskerk. H.A.M. Woolderink; Hoenderuitgangen van de hof te Borne. Hoenderuitgangen Op de laatste twee bladzijden van het gereformeerde doopboek van de Parochie van Delden van 1733 tot 1782 staan de betalingen van de hoendergelden van 1739 genoteerd. Wat hielden deze

Nadere informatie

ZANDVLIET (onder Schijndel)

ZANDVLIET (onder Schijndel) ZANDVLIET (onder Schijndel) Gegevens per perceel Laatste verandering: 18-11-2012 Rekonstruktie van Veghel Martien van Asseldonk Perceel nr. 1 Beschrijving: Een kleyn huijsken met den hoff ende aangelag,

Nadere informatie

Weerselo, transcriptie N.G. dopen

Weerselo, transcriptie N.G. dopen Weerselo, transcriptie N.G. dopen 1791-1821 - gemaakt door Frank Steggink - Oorspronkelijke bron Archiefinstelling: Historisch Centrum Overijssel, Zwolle Archief: DTB Overijssel (Weerselo) Inventarisnummer:

Nadere informatie

De kwartierstaat van Gerhardus Hendrikus Gasthuis

De kwartierstaat van Gerhardus Hendrikus Gasthuis een genealogieonline publicatie De kwartierstaat van Gerhardus Hendrikus Gasthuis door 8 augustus 2017 De kwartierstaat van Gerhardus Hendrikus Gasthuis Generatie 1 1. Gerhardus Hendrikus Gasthuis, zoon

Nadere informatie