Inhoudsopgave 1 Inleiding BEVI / REVI Protocol...10

Transcriptie

1

2

3 Implementatie Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) in milieuvergunningen Pr otocol Inhoudsopgave 1 Inleiding Voorwoord Leeswijzer BEVI / REVI Wat is BEVI/REVI? (m.b.t. Wm)...5 Doel...5 Risico ontvangers...5 De risico soorten...7 Toepassing BEVI/REVI Protocol Schema 1: is het BEVI van toepassing? Schema 2: het BEVI is van toepassing. Welke stappen moeten uitgevoerd worden? Schema 3.1: bepaling PR (10-6) contour en invloedsgebied (GR) Schema 3.2: gevolgen PR (10-6) contour (verantwoording) Schema 3.3: gevolgen Invloedsgebied (verantwoording GR) Overzichtsschema BEVI in de Wm-vergunning Afkortingen lijst...17 BIJLAGE 1 Welke informatie heeft de Regionale brandweer nodig?...18 BIJLAGE 2 Welke vragen stelt Wm aan RO?...19 BIJLAGE 3: overzichtstabel Bevi

4 1 Inleiding 1.1 Voorwoord Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. Gelijktijdig met het BEVI is ook de Ministeriële Regeling, de Regeling externe veiligheid inrichtingen(revi), in werking getreden. Het BEVI en REVI zijn wettelijke instrumenten die de Wm-vergunning, het bestemmingsplan (WRO) en rampenbestrijding bij inrichtingen met elkaar verbinden. In het inwerkingtredingbesluit van 27 oktober 2004 zijn een aantal artikelen opgenomen welke uitgezonderd zijn van inwerkingtreding. (zie hiervoor 2.5 onder het kopje 'inwerkingtredingbesluit'). Om de implementatie van het BEVI vorm en inhoud te geven is tijdens het programma externe veiligheid het BEVI-protocol ontwikkeld. Na de eerste grote wijziging van het Revi is het BEVI-protocol aangepast. Op 13 februari ie echter een volgende wijziging van het Revi en het Bevi van kracht geworden. Ook deze wijzigingen leiden tot een aanpassing van het Bevi protocol aangezien er opnieuw een wijziging is geweest in de aanwijzing van inrichtingen die onder het Bevi vallen. Om dat het protocol gezamenlijk met de gemeenten is ontwikkeld en bekend is, is er voor gekozen om de structuur van het protocol in tact te houden. Wel zijn er enkele tekstuele aanpassingen gedaan en zijn een aantal niet meer actuele passages verwijderd. Zo bevatte de oorspronkelijke versie considerans teksten, deze zijn al uit de vorige versie verwijderd met het oog op de actualiteit. Nieuwe voorbeelden zijn verkrijgbaar bij het Steunpunt externe veiligheid Groningen. Voor hulp bij het opstellen van een considerans of vergunningtekst kan contact worden opgenomen met de medewerkers van het Steunpunt externe veiligheid Groningen. 1.2 Leeswijzer Hoofdstuk 2 bestaat uit een uitleg van de wetgeving en termen en begrippen. In Hoofdstuk 3 is het protocol uitgewerkt. 4

5 2 BEVI / REVI 2.1 Wat is BEVI/REVI? (m.b.t. Wm) Het Besluit externe veiligheid inrichtingen, kortweg BEVI, is een Algemene Maatregel van Bestuur waarin categorieën inrichtingen zijn aangewezen waarbij externe veiligheid een relevant aspect bij de Wm-vergunningverlening én de ruimtelijke ordening is. De Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) is een regeling waarin een aantal aspecten uit het BEVI is uitgewerkt, het gaat daarbij om een uitwerking van min of meer standaard situaties, de zogenoemde categoriale inrichtingen. Het BEVI en de REVI zijn gelijktijdig in werking getreden. Middels het BEVI en REVI zijn de Wet milieubeheer vergunning (Wm), ruimtelijke plannen (WRO) en rampenbestrijding bij inrichtingen waarbij externe veiligheid een rol speelt met elkaar verbonden. 2.2 Doel Het BEVI heeft als doel om zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het Bevi is scheiding van risico ontvanger en risicobron..hiertoe dienen tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven, zowel bij het verlenen van milieuvergunningen als bij het opstellen van bestemmingsplannen de normen uit het besluit te worden nageleefd. In het besluit worden risicovolle inrichtingen en risico ontvangers aangewezen Het gaat er om dat de bevoegde gezagen die voor de uitvoering van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) verantwoordelijk zijn voor de naleving van de gestelde normen in het besluit. Dus de gemeente dient in vele situaties het BEVI te betrekken. 2.3 Risico ontvangers Het besluit verdeelt de risico ontvangers in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en geeft een opsomming van objecten die als zodanig dienen te worden beschouwd Beperkt kwetsbare objecten: 1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden; 3. kantoorgebouwen die niet onder de definitie van kwetsbaar object vallen; 4. hotels en restaurants die niet onder de definitie van kwetsbaar object vallen; 5. winkels die niet onder de definitie van kwetsbaar object vallen; 6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen; 7. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden die niet onder categorie 3 van de definitie van kwetsbaar object vallen; 8. bedrijfsgebouwen, die niet onder categorie 3 van de definitie van kwetsbaar object vallen; 9. objecten die met de onder 1 tot en met 6 en 8 genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en 10. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval; 5

6 2.3.2 Kwetsbare objecten: 1. woningen, woonschepen en woonwagens, m.u.v. woningen woonschepen en woonwagens die onder de definitie beperkt kwetsbaar vallen; 2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten zoals: a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, b. scholen of c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen 3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren: a. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object of b. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en 4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. Ook worden de geprojecteerde (beperkt)kwetsbare objecten geïntroduceerd. Dit zijn nog niet gerealiseerde (beperkt) kwetsbare objecten die, op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan, toelaatbaar zijn Risicovolle inrichtingen De volgende categorieën inrichtingen vallen onder het BEVI: a. Een inrichting waarop het Besluit risico s zware ongevallen 1999 (Brzo 99) van toepassing is. b. Een inrichting die bestemd is voor de opslag in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, waar gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage I van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 worden opgeslagen in hoeveelheden groter dan de in kolom 2 van de delen 1 onderscheidenlijk 2 van bijlage I van het Besluit risico's zware ongevallen 1999 genoemde hoeveelheden. c. Een door de Minister van VROM (in overleg met de Minister van Verkeer en Waterstaat) aangewezen spoorwegemplacement dat is bestemd voor het rangeren van wagons met gevaarlijke stoffen. In de provincie Groningen zijn dit de emplacementen Delfzijl, Onnen en Roodeschool. d. Andere door de Minister van VROM aangewezen categorieën van inrichtingen dan inrichtingen als bedoeld onder a tot en met c. Op dit moment zijn de volgende categorieën van inrichtingen aangewezen: inrichtingen waar meer dan kg ammoniak in een insluitsysteem aanwezig is, niet zijnde een onderdeel van een koel- of vriesinstallatie met ammoniak; inrichtingen waar meer dan 150m3 zeer licht ontvlambare of licht ontvlambare vloeistof in een bovengronds insluitsysteem aanwezig is; inrichtingen waar meer dan 13m3 propaan of meer dan 13m3 acetyleen in een insluitsysteem aanwezig is; inrichtingen waar een cyanidehoudend bad ten behoeve van het aanbrengen van metaallagen aanwezig is met een inhoud van meer dan 100 liter; inrichtingen waar een vergiftige of zeer vergiftige stof in een insluitsysteem met een inhoud van meer dan liter aanwezig is; inrichtingen waar in enig opslagcompartiment een vergiftige of zeer vergiftige stof in gasflessen aanwezig is en waarbij de totale waterinhoud van de gasflessen met vergiftige of zeer vergiftige inhoud in dat opslagcompartiment meer bedraagt dan liter, en inrichtingen waar aardgasdruk gereduceerd wordt of aardgashoeveelheid gemeten wordt, voor zover de gastoevoerleiding een grotere diameter heeft dan 20 inch. e. Een LPG-tankstation zijnde een inrichting (volgens de Wm), die dient tot het afleveren van LPG aan motorvoertuigen voor het wegverkeer voor zover de doorzet van LPG meer bedraagt dan 50 m3 per jaar en het LPG-reservoir kleiner of gelijk is aan 80 m3. 6

7 f. Een inrichting voor het opslaan van verpakte gevaarlijke (afval)stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen, worden opgeslagen in een hoeveelheid van meer dan kg per opslagvoorziening, niet zijnde een inrichting waarop het Brzo van toepassing is; of die door de Minister van VROM apart is aangewezen als inrichting als bedoeld onder d. indien: er brandbare gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen worden opgeslagen, of er binnen een opslagvoorziening zowel brandbare gevaarlijke stoffen als gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen worden opgeslagen g. Een inrichting waarin een koel- of vriesinstallatie aanwezig is met een inhoud van meer dan 1500 kilogram ammoniak, niet zijnde een inrichting waarop het Brzo van toepassing is; of die door de Minister van VROM apart is aangewezen als inrichting als bedoeld onder d. h. Andere door de Minister van VROM aangewezen categorieën van inrichtingen dan inrichtingen als bedoeld onder e tot en met g. Op dit moment zijn als categorie aangewezen: inrichtingen waar meer dan kg meststoffen groep 2 worden opgeslagen Categoriale inrichtingen De LPG-tankstations, NH3-koelinstalaties (van 1500 tot kg.), opslagen van meer dan kg aan verpakte gevaarlijke (afval)stoffen worden opgeslagen (indien oppervlakte < 2500 m2 en er worden geen ADR 6.1 stoffen overgeslagen op buitenterrein in verpakkingen groter van 100 kg) en inrichtingen waar meer dan kg aan meststoffen groep 2 worden opgeslagen worden ook wel categoriale inrichtingen genoemd, de overige inrichtingen zijn daarmee de niet-categoriale inrichtingen. 2.4 De risico soorten Het BEVI kent twee risico soorten om de externe veiligheidssituatie te beschrijven: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is vooral bedoeld om de scheiding van risicobron en risico ontvanger de realiseren en daarmee het individu te beschermen. Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting en is bedoeld om groepen te beschermen Het plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico is het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Op een kaart kunnen plaatsen met een gelijk plaatsgebonden risico door een lijn verbonden worden. Hierdoor ontstaat een risicocontour. Deze PR-contour is geheel onafhankelijk van het al dan niet feitelijk aanwezig zijn van personen rond de inrichting. Binnen de PR-contouren 10-5 en 10-6 worden door het BEVI eisen gesteld aan de aanwezigheid van bebouwing. Voor het plaatsgebonden risico gaat het BEVI uit van: grenswaarden voor kwetsbare objecten; dit betekent dat altijd moet worden voldaan aan deze grenswaarden en deze dus niet mogen worden overschreden. richtwaarden voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat om gewichtige redenen mag worden afgeweken van de richtwaarden Het Groepsrisico Het Groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. - Voor het groepsrisico hanteert het Bevi een oriënterende waarde, dit is dan ook geen norm. De oriënterende waarde is als volgt gedefinieerd: - de kans op 10 dodelijke slachtoffers is de kans op 100 dodelijke slachtoffers is de kans op 1000 dodelijke slachtoffers is Het groepsrisico wordt gepresenteerd in vorm van een fn-curve. Dit is een grafische weergave van het groepsrisico waarbij het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een 7

8 dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (t.o.v. de grafische weergave van de oriëntatiewaarde). Het groepsrisico moet worden verantwoord binnen het invloedsgebied, zowel bij over- of onderschrijding van de oriënterende waarde. Het werkelijke risico is in de verantwoording van ondergeschikt belang, in de groepsrisico verantwoording dienen de volgende onderwerpen te worden meegenomen: personen dichtheid in het invloedsgebied het groepsrisico van de inrichting mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval de mogelijkheden voor aanwezige personen die in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet (zelfredzaamheid). Dit betekent dat er een politieke afweging moet worden gemaakt van de risico s tegen maatschappelijke baten en kosten van een risicovolle activiteit. 2.5 Toepassing BEVI/REVI Bevi en Revi moeten worden toegepast bij oprichtings-, revisie- en veranderingsvergunningen, maar ook bij het nemen van ruimtelijke besluiten als het vaststellen van een bestemmingsplan, een artikel 19 procedure of een project besluit. In geval van een oprichtingsvergunning (een vergunning als bedoeld in art. 8.1 eerste lid onderdeel a Wm), een veranderingsvergunning (een vergunning als bedoeld in art. 8.1 eerste lid onderdeel b Wm) of een revisievergunning (een vergunning als bedoeld in art. 8.4 Wm) moet het bevoegd gezag de grenswaarde van 10-6 voor al dan niet geprojecteerde kwetsbare objecten in acht nemen rekening houden met de richtwaarde van 10-6 voor al dan niet geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten. het groepsrisico verantwoorden. Voor de veranderingsvergunning en de revisie vergunning geldt bovengenoemde verplichting alleen indien de aanvraag nadelige gevolgen heeft voor het plaatsgebonden risico. Voor de categoriale inrichtingen zijn de afstanden voor het plaatsgebonden risico en het invloedsgebied gegeven in het Revi. Deze afstanden moeten worden gehanteerd. Voor de niet categoriale inrichtingen moet een kwantitatieve risicoanalyse worden gemaakt. De kwantitatieve risico analyse van activiteiten met gevaarlijke stoffen welke inzicht geeft in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De QRA (in het engels: Quantitative Risk Analysis) moet worden opgesteld conform PGS 3 (Richtlijn voor kwantitatieve risicoanalyse) en de Handleiding risicoberekeningen Bevi. Op basis van artikel 5 van het Bevi moet het bestemmingsplan de realisatie van kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour te voorkomen. Dit kan gerealiseerd door de contour in het bestemmingsplan vast te leggen en het bestemmingsplan zodanig te formuleren dat binnen de 10-6 contour geen kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden. Het invloedsgebied hoeft niet in het bestemmingsplan te worden vastgelegd maar is van belang voor de verantwoording van het groepsrisico Saneren Om het risico zo veel als mogelijk te minimaliseren en rekening houdend met de omgeving is de essentie van het BEVI om op korte termijn risico's voor (geprojecteerde) kwetsbare objecten die groter zijn dan 10-5 te saneren. Op de middellange termijn én voor nieuwe situaties mogen zich binnen de 106 contour geen (geprojecteerde) kwetsbare objecten bevinden. In art. 17 is de verplichting opgenomen om te realiseren dat situaties, waarbij zich binnen de 10-5 contour van een inrichting kwetsbare objecten bevinden, binnen 3 jaar na vaststellen van het besluit (voor 27 oktober 2007) zich niet meer voordoen. De bepalingen in het inwerkingtredingbesluit hebben tot gevolg dat deze saneringsverplichting alleen van toepassing is op BRZO inrichtingen en LPGtankstations. Art. 18 van het BEVI heeft betrekking op de 10-6 contour en het gegeven dat er zich, z.s.m. doch uiterlijk op 1/1/2010, geen (geprojecteerde)kwetsbare objecten meer binnen de 10-6 contour mogen bevinden. Art 20 lid geeft de mogelijkheid om wanneer de sanering niet redelijkerwijs voor 1 januari 2010 kan worden uitgevoerd de sanering op te schuiven naar 3 of 5 jaar na het in werking treden van het 8

9 saneringsartikel voor de betreffende categorieën van inrichtingen. In bijlage 3 is een overzichtstabel opgenomen waarin ook de saneringstermijnen zijn weergegeven. 9

10 3 Protocol Het BEVI heeft niet alleen gevolgen voor Wm vergunningverlening maar ook voor ruimtelijke ordening. Daarnaast is de regionale brandweer wettelijk adviseur bij vergunning bij milieuvergunningen en RO procedures die betrekking hebben op BEVI inrichtingen. Een protocol zorgt voor een duidelijke en eenduidige werkwijze en biedt ondersteuning in de te nemen stappen. Het protocol BEVI in de milieuvergunning bestaat uit een aantal stappen: stap 1: Bepaal via schema 1 óf een inrichting onder het BEVI valt. Stap 2: Bepaal via schema 2 óf en zo ja, welke stappen ondernomen moeten worden. Stap 3: Gebruik de schema's 3.1 t/m 3.3 om na te gaan hoe de stappen uitgevoerd moeten worden. Let op: stappen 2 en 3 vereisen samenwerking tussen drie disciplines: ruimtelijke ordening, regionale brandweer en milieu. Zij hebben verschillende rollen, deze worden hieronder toegelicht. De werkzaamheden moeten in projectteam verband worden uitgevoerd. Het projectteam bestaat ten minste uit vertegenwoordigers van of namens: het bevoegd gezag Wm; het bevoegd gezag RO van de gemeente(n) waarvan het grondgebied geheel of gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de inrichting ligt; de regionale brandweer. Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke ordening (RO) is deskundige op het gebied van de ruimtelijke plannen (m.n. het bestemmingsplan). Zij fungeert als kennispunt van ruimtelijke plannen omtrent zaken die wel of niet mogen, ontwikkelingen, voorbereidingsplannen, WRO-procedures enz. enz.. Tevens is zij coördinator van eventueel te ondernemen stappen op RO-vlak. Milieuvergunningen De vergunningverlener is deskundige op het gebied van milieuvergunningen (incl. het EV aspect) Zij fungeert als kennispunt van milieuvergunningen, ontwikkelingen op milieu en EV gebied, milieubeleid, Wm-procedures enz. enz.. De vergunningverlener is ook coördinator van eventueel te ondernemen stappen op Wm-vlak en stelt de vragen aan de Regionale brandweer en RO Regionale brandweer De regionale brandweer is deskundige op het gebied van de hulpverlening. Zij fungeert als kennispunt van proactieve, preventieve, preparatieve en repressieve maatregelen. Zij heeft een adviserende rol inzake de verantwoording van het groepsrisico. Tevens is zij coördinator van eventueel te ondernemen stappen op HVD-vlak. Bij haar adviesrol treedt de regionale brandweer altijd in overleg met de gemeentelijke brandweer. 10

11 3.1 Schema 1: is het BEVI van toepassing? 1. Valt de inrichting onder het BRZO '99? 2. Betreft het een inrichting die bestemd is voor opslag i.v.m. vervoer van gevaarlijke stoffen waarbij de lage drempelwaarde van bijlage 1 van het BRZO wordt overschreden? (denk hierbij aan stuwadoorsbedrijven, en bv RSCG) 3. Betreft het een PAGE Spoorweg emplacement? (Delfzijl, Onnen of Roodeschool) 4. Is de inrichting een LPG-tankstation? 5. Worden in de inrichting meer dan kg (per opslag) brandbare gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen of zowel brandbare gevaarlijke stoffen als gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen opgeslagen? 6. Is binnen de inrichting een koel- of vriesinstallatie met meer dan 1500 kg NH3 aanwezig? 7. Is de inrichting aangewezen door de Minister? Aangewezen inrichtingen zijn: inrichtingen waar meer dan kg ammoniak in een insluitsysteem aanwezig is, niet zijnde een onderdeel van een koel- of vriesinstallatie met ammoniak; inrichtingen waar meer dan 150m3 zeer licht ontvlambare of licht ontvlambare vloeistof in een bovengronds insluitsysteem aanwezig is; inrichtingen waar meer dan 13m3 propaan of meer dan 13m3 acetyleen in een insluitsysteem aanwezig is; inrichtingen waar een cyanidehoudend bad ten behoeve van het aanbrengen van metaallagen aanwezig is met een inhoud van meer dan 100 liter; inrichtingen waar een vergiftige of zeer vergiftige stof in een insluitsysteem met een inhoud van meer dan liter aanwezig is; inrichtingen waar in enig opslagcompartiment een vergiftige of zeer vergiftige stof in gasflessen aanwezig is en waarbij de totale waterinhoud van de gasflessen met vergiftige of zeer vergiftige inhoud in dat opslagcompartiment meer bedraagt dan liter, en inrichtingen waar aardgasdruk gereduceerd wordt of aardgashoeveelheid gemeten wordt, voor zover de gastoevoerleiding een grotere diameter heeft dan 20 inch. inrichtingen waar meer dan kg meststoffen groep 2 worden opgeslagen. Is het antwoord op één van deze vragen '' dan is het BEVI van toepassing op de inrichting. 11

12 3.2 Schema 2: het BEVI is van toepassing. Welke stappen moeten uitgevoerd worden? 10-6 contour in acht nemen voor (geprojecteerde) kwetsbare objecten rekening houden met 10-6 contour voor (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten (gemotiveerd afwijken mag) Verantwoording afleggen over het groepsrisico Gegevens (laten) opnemen in het Risicoregister - ja Nieuwe inrichting? nee Sanerings-situatie? (kwetsbare objecten binnen de 10-5 contour) ja z.s.m. saneren nee Wijziging of revisie met wijziging? ja Leidt de wijziging tot een toename van het plaatsgebonden risico? nee Geen nadere afweging noodzakelijk tenzij GR > oriëntatiewaarde (zie schema 3.3) ja nee (revisie zonder wijziging) contour in acht nemen voor (geprojecteerde) kwetsbare objecten rekening houden met 10-6 contour voor (geprojecteerde) beperkt kwetsbare objecten (gemotiveerd afwijken mag) Verantwoording afleggen over het groepsrisico Gegevens (laten) opnemen in het Risicoregister Art. 18 en 19 BEVI zijn van toepassing* * Art. 18 brengt bestaande situaties in overeenstemming met het BEVI. E.e.a. houdt in bestaande situaties of op aan de 10-6 grenswaarde voldoen voor kwetsbare objecten of 5 jaar na vaststellen, door de Minster, van een 10-6 contour voor bestaande situaties. Art. 19 geeft aan dat het bevoegd gezag van de Wm en WRO samen een plan moeten opstellen om uitvoering te geven aan art

13 3.3 Schema 3.1: bepaling PR (10-6) contour en invloedsgebied (GR) PR contour / invloedsgebied (GR) Categoriale inrichting? REVI Zijn de tabellen uit het REVI toepasbaar?* QRA, VR of RBP aanwezig waarin PR/ GR contouren zijn opgenomen? Zijn de benodigde gegevens beschikbaar? PR contour en invloedsgebied overnemen QRA (laten) uitvoeren Gegevens verzamelen PR contour en invloedsgebied overnemen PR contour en invloedsgebied uit tabellen ** Contouren vaststellen Wm en WRO bevoegd gezag stellen samen de PR contour en het invloedsgebied vast. Voor inrichtingen worden de contouren vastgelegd in de Wm vergunning.*** * Het gebruik van de tabellen zoals beschreven in het REVI is voorbehouden aan nieuwe situaties. Wij zijn van mening dat indien er voor nieuwe situaties tabellen beschikbaar zijn, deze ook bruikbaar zijn in bestaande situaties waarbij aan de voorwaarden van het gebruik van de tabel is voldaan. ** Wanneer de categoriale inrichting een PGS 15 opslag is, mag ook een berekening (QRA) uitgevoerd worden (art. 3 REVI). *** Dit kan op verschillende manieren, middels een ambtshalve wijziging op grond van art 8.23 of middels een revisie- of oprichtingsvergunnning. Aandachtspunt is dan wel dat bij iedere volgende revisie de contouren opnieuw moeten worden vastgesteld. Ook kan een ambtshalve wijziging worden gecombineerd met een veranderingsvergunning. Op alle procedures is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing 13

14 3.4 Schema 3.2: gevolgen PR (10-6) contour (verantwoording) PR-contour bekend Is er sprake van een (geprojecteerd) kwetsbaar object binnen de 10-6 contour? (zie bijlage 2) vergunning weigeren* Is er sprake van een (geprojecteerd) beperkt kwetsbaar object binnen de 10-6 contour? zwaarwegende overwegingen opnemen in vergunning conclusie in vergunning vastleggen * Liggen er zwaarwegende overwegingen ten grondslag aan het verlenen van een vergunning? Indien het mogelijk is kan ook het bestemmingsplan worden aangepast. Vervolgens het schema nogmaals doorlopen. 14

15 3.5 Schema 3.3: gevolgen Invloedsgebied (verantwoording GR) Invloedsgebied bekend Je mag gebruik maken van de handreiking verantwoordingsplicht Groepsrisico ( Is het een categoriale inrichting met uniforme bebouwing? Zijn de volgende gegevens beschikbaar: de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting op het moment dat het besluit wordt genomen*; het GR t.o.v. de oriëntatiewaarde; de mogelijkheden en voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst; de mogelijkheden en voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval; zelfredzaamheid van personen die zich in het invloedsgebied bevinden; gegevens verzamelen Nieuwe situatie? Géén toename risico, wel een overschrijding van de oriëntatiewaarde - - GR verantwoorden, betrek daarbij het advies van de Regionale brandweer** Gegevens (laten) opnemen in het Risicoregister - geen verantwoording nodig vergunnen Gegevens (laten) opnemen in het Risicoregister * Dit houdt in dat er voor de verantwoording van het groepsrisico dus een onderscheid wordt gemaakt tussen gerealiseerde- en geprojecteerde objecten!!! ** Bij de verantwoording van het GR heeft de regionale brandweer een adviserende taak. Om een advies te kunnen geven heeft de regionale brandweer de gegevens nodig die in bijlage 1 zijn opgenomen. 15

16 BEVI in de Wm- vergunning 3.6 Overzichtsschema BEVI in de Wm-vergunning Fasen in het Milieuvergunning proces Stappen Werkwijze veiligheidstoets Acties Milieu (MD) Initiatieffase Voorbereiding Wm bevoegd gezag neemt initiatief tot plan. Wm bevoegd gezag doet quick-scan EV. Valt de inrichting onder het BEVI? Informeert regionale brandweer en RO van project. En stelt de benodigde vragen aan RO. Adviesfase Onderzoek Het Wm bevoegd gezag, nodigt projectteam (RO en regionale brandweer) uit voor het maken van afspraken. Wm bevoegd gezag, zorgt voor alle noodzakelijke bescheiden van de inrichting om de PR en GR contour vast te kunnen stellen. Daarna stuurt zij de ingediende aanvraag (incl. EV gegevens) aan alle wettelijke adviseurs Besluitvormingsfase Contouren PR/GR vaststellen. GR verantwoorden EV aspecten bundelen in ontwerpbeschikking Externe veiligheid wordt uitgewerkt. Resultaat: veiligheidsparagraaf. Deze wordt opgenomen in de ontwerpbeschikking Stelt ontwerpbeschikking op incl. veiligheidsparagraaf, rekening houdend met de adviezen van de regionale brandweer. Ontwerpbeschikking (Awb procedure) wettelijke procedure ontwerpbeschikking gaat in procedure (ter visie) 16 Acties RO Informeert naar het bestemmingsplan m.b.t. (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten en neemt mogelijke wijzigingen in het bestemmingplan mee. Geeft antwoord op de vragen van MD Actie (regionale) Brandweer Regionale brandweer betrekt info van de gemeentelijke brandweer, zodat alle Pro-actieve,preventieve, preparatieve en repressieve middelen inzichtelijk zijn om te adviseren m.b.t. het GR. Regionale brandweer maakt inzichtelijk wat de mogelijke omvang is van een calamiteit. Tevens maakt zij inzichtelijk wat de max. slagkracht van de hulpverleningsdienst is. Zorgt voor doorvoer van wijzigingen in het bestemmingsplan, indien noodzakelijk. Stelt formeel advies op m.b.t. pro-actieve, preventieve en preparatieve voorwaarden op om het risico te verkleinen.

17 3.7 Afkortingen lijst AmvB Algemene maatregel van Bestuur Awb Algemene wet bestuursrecht BEVI Besluit externe veiligheid inrichtingen BRZO Besluit risico s en zware ongevallen EV Externe veiligheid GR Groepsrisico HVD Hulpverleningsdienst MD Milieudienst PGS Pubkucatiereeks gevaarlijke stoffen PR Plaatsgebonden risico QRA Kwantitatieve risicoanalyse RBP Rampen bestrijdingsplan REVI Regeling externe veiligheid inrichtingen RO Ruimtelijke ordening WM Wet milieubeheer WRO Wet ruimtelijke ordening 17

18 BIJLAGE 1 Welke informatie heeft de Regionale brandweer nodig? Om als regionale brandweer te kunnen adviseren, is het nodig dat in de adviesfase voorafgaand aan het opstellen van de ontwerpbeschikking (zie veiligheidstoets) de volgende punten worden onderzocht. Wat zijn de contouren van het plaatsgebonden risico en het invloedsgebied? o Opstellen van een QRA, indien er geen vaste contouren zijn vastgelegd, zoals bij de REVI de zogenaamde categoriale inrichtingen. o De contouren van het PR en het invloedsgebied dienen duidelijk op schaal te worden weergegeven. Welke risico-ontvangers bevinden zich binnen het invloedgebied? o Hiervoor zijn de volgende bescheiden noodzakelijk: De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied De oriënterende waarde van het GR Objecten binnen het invloedsgebied, kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten Welke (toekomst) plannen zijn er voor de omliggende omgeving (planologisch, infrastructureel) Welke preventieve en preparatieve voorziening zijn al aanwezig (bij advies inzake een veranderings(revisie)vergunning) of welke proactieve, preventieve en preparatieve maatregelen worden toegepast (bij advies inzake een oprichtingsvergunning)? Indien bovengenoemde gegevens aangeleverd zijn door de aanvrager, kan op basis van deze informatie een analyse worden gemaakt van de mogelijke scenario s met bijbehorende effecten, zodat advies gegeven kan worden hoe de veiligheid binnen de inrichting vergroot kan worden of welke maatregelen noodzakelijk zijn voor de rampbestrijding. 18

19 BIJLAGE 2 Welke vragen stelt Wm aan RO? Om als projectgroep duidelijkheid te creëren omtrent met name de PR-contour (10-6) en de gevolgen daarvan voor de vergunbaarheid van de situatie is het van belang dat er duidelijkheid bestaat over de gegevens omtrent kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De antwoorden op de volgende vragen kunnen bijdragen aan een duidelijk beeld omtrent de aanwezigheid van (geprojecteerde) kwetsbare objecten. 1. Zijn er binnen de 10-6 contour ( *.m.) in het bestemmingsplan bebouwingsvlakken aanwezig waar woningen mogelijk zijn met een dichtheid van 3 of meer woningen per hectare? 2. Zijn er binnen de 10-6 contour ( *.m.) in het bestemmingsplan bebouwingsvlakken aanwezig waar ziekenhuizen, bejaardenhuizen, verpleeghuizen, scholen of dagopvang voor kinderen, ouderen, zieken of gehandicapten mogelijk zijn? 3. Zijn er binnen de 10-6 contour ( *.m.) in het bestemmingsplan bebouwingsvlakken aanwezig waar gebouwen zoals kantoren, hotels of restaurants met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 mogelijk zijn? (let hierbij op de mogelijkheid van meerdere bouwlagen!!!) 4. Zijn er binnen de 10-6 contour ( *.m.) in het bestemmingsplan bebouwingsvlakken aanwezig waar winkels (een supermarkt, hypermarkt of warenhuis) met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 mogelijk zijn? 5. Zijn er binnen de 10-6 contour ( *.m.) in het bestemmingsplan bebouwingsvlakken aanwezig waar winkelcomplexen voor meer dan 5 winkels met een gezamenlijk bruto vloeroppervlak van meer dan 1000 m2 mogelijk zijn? 6. Zijn er binnen de 10-6 contour ( *.m.) in het bestemmingsplan bestemmingen voor kampeeren andere recreatieterreinen bestemd voor een het verblijf van meer dan 50 personen voor een verblijf van meerdere dagen mogelijk? Als het antwoord op één van deze vragen 'JA' is dan zijn er (geprojecteerde) kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour aanwezig. * 10-6 of PR contour volgt uit schema

20 BIJLAGE 3: overzichtstabel Bevi 20