Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Transcriptie

1 Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Directie Ecologie Ons kenmerk C / op de op 25 oktober 2011 bij hen ingekomen aanvraag van H. de Kok Metaal- en Schroothandel, om vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het project, gelegen aan de Pater Geurtjensweg 7 te Tilburg s-hertogenbosch, 5 maart Gedeputeerde staten van Noord-Brabant, namens deze, ir. J.P.M. van Erdewijk, bureauhoofd Vergunningverlening Afvalrecycling en Industriºle bedrijven.

2 INHOUDSOPGAVE BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING 3 1 Onderwerp 3 2 Besluit 3 3 Procedure 3 4 Verzending 3 PROCEDURELE ASPECTEN 4 1 Gegevens aanvrager 4 2 Projectbeschrijving 4 3 Huidige vergunningsituatie 4 4 Bevoegd gezag 4 5 Volledigheid van de aanvraag 5 6 Procedure (uitgebreid) 5 7 Adviezen 5 8 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen 5 SAMENHANG MET OVERIGE WET- EN REGELGEVING 6 1 Activiteitenbesluit milieubeheer 6 OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN 7 1 Toetsingskader milieu Inleiding Toetsing veranderen van de inrichting 7 2 Beste beschikbare technieken (BBT) 7 3 Afvalstoffen 7 4 Afvalwater 8 5 Bodem 8 6 Energie 8 7 Externe veiligheid 8 8 Geluid 8 9 Lucht 9 10 Conclusie 9 H. de Kok Metaal- en Schroothandel, Pater Geurtjensweg 7, Tilburg 2/9

3 BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING 1 Onderwerp Wij hebben op 25 oktober 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van H. de Kok Metaal- en Schroothandel (hierna: H. de Kok). Het betreft het uitbreiden van de huidige inrichting gelegen aan de Pater Geurtjensweg 7 en de Albionstraat 51 met het terrein en de daarop aanwezige bebouwing gelegen aan de Caledoniastraat 1 te Tilburg. De aanvraag is geregistreerd onder nummer OLO-nummer en bij ons onder zaaknummer C Concreet wordt verzocht om een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder e Wabo (milieu). 2 Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: de omgevingsvergunning te verlenen voor het uitbreiden van de inrichting met de locatie Caledoniastraat 1 te Tilburg en de daarop uit te voeren activiteiten (artikel 2.1 lid 1 onder e Wabo); dat de aanvraag onderdeel uitmaakt van deze vergunning; dat de vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. 3 Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de uitgebreide voorbereidingsprocedure). De aanvraag is beoordeeld voor het veranderen (uitbreiden van de activiteiten) van de inrichting aan artikel 2.1, lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Ook is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriºle regeling omgevingsrecht (Mor). 4 Verzending Verzonden op: Een exemplaar van deze beschikking is gezonden aan: a. H. de Kok Metaal- en Schroothandel, de heer H. de Kok, Pater Geurtjensweg 7, 5047 SL Tilburg; b. burgermeester en wethouders van de gemeente Tilburg, Postbus 90155, 5000 LH Tilburg; c. het waterschap De Dommel, Postbus 10001, 5280 DA Boxtel; d. het RMHT, J. van Dorst, Postbus 75, 5000 AB Tilburg; e. Wematech Milieu Adviseurs BV, de heer J.P.J.M. Raeijmaekers, Postbus 1817, 4700 BV Roosendaal. H. de Kok Metaal- en Schroothandel, Pater Geurtjensweg 7, Tilburg 3/9

4 PROCEDURELE ASPECTEN 1 Gegevens aanvrager Op 25 oktober 2011 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van H. de Kok Metaal- en Schroothandel (hierna: H. de Kok). 2 Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: het uitbreiden van de huidige inrichting gelegen aan de Pater Geurtjensweg 7 en de Albionstraat 51 met het terrein en de daarop aanwezige bebouwing gelegen aan de Caledoniastraat 1 te Tilburg. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag om vergunning. Gelet op de omschrijving wordt vergunning gevraagd ex artikel 2.1, lid 1, onder e (milieu) van de Wabo. 3 Huidige vergunningsituatie Op 9 augustus 2002, kenmerk hebben wij aan H. de Kok Metaal- en Schroothandel een revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend voor een inrichting voor een autosloop- en schrootverwerking annex handel in metalen, tweedehands (vracht)wagens, industriemachines en auto-onderdelen, gelegen aan de Pater Geurtjensweg 7 en de Albionstraat 51 te Tilburg. Deze vergunning is verleend voor een periode van 10 jaar en zou dientengevolge in 2012 expireren. Verder hebben wij: - op 14 januari 2004 de vergunning ambtshalve aangepast; - voor de inrichting op 14 december 2004 een veranderingsvergunning verleend; - op 29 juni 2006 en 1 maart 2007 op verzoek van de vergunninghoudster de voorschriften van de vergunning gewijzigd; - op 20 september 2010 een melding verandering inrichting geaccepteerd. Gelet op artikel 1.2 lid 5 van de Invoeringswet Wabo geldt een voor inwerkingtreding van de Wabo verleende, onherroepelijke vergunning voor categorieºn van inrichtingen waar afvalstoffen nuttig worden toegepast of verwijderd, van rechtswege voor onbepaalde tijd. De voorschriften van voornoemde (milieu)vergunningen zijn van overeenkomstige toepassing op de aangevraagde verandering, tenzij de aard van de vergunning en/of de aard van de veranderingen zich daartegen verzetten dan wel deze activiteiten reeds worden geregeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de bijbehorende ministeriele regeling. 4 Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. H. de Kok Metaal- en Schroothandel, Pater Geurtjensweg 7, Tilburg 4/9

5 5 Volledigheid van de aanvraag Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. 6 Procedure (uitgebreid) Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij geen kennis gegeven van de aanvraag in het Brabants Dagblad, regio Tilburg. 7 Adviezen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan de volgende bestuursorganen gezonden: - het waterschap De Dommel; - het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Naar aanleiding hiervan hebben wij geen adviezen ontvangen. 8 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen Tussen 12 januari 2012 en 23 februari 2012 heeft een ontwerp van de beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Verder merken wij op dat ten opzichte van de ontwerpvergunning geen wijzigingen zijn aangebracht. H. de Kok Metaal- en Schroothandel, Pater Geurtjensweg 7, Tilburg 5/9

6 SAMENHANG MET OVERIGE WET- EN REGELGEVING 1 Activiteitenbesluit milieubeheer In Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB s) kunnen voor bepaalde activiteiten direct werkende eisen worden gesteld. Deze eisen mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. In de omgevingsvergunning kan alleen van de AMvB worden afgeweken voor zover dat in de AMvB is aangegeven. Uit artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) blijkt dat op inrichtingen waar een installatie aanwezig is als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn ge ntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gpbv-installatie), het Abm niet van toepassing is. Bij H. de Kok is niet zo n dergelijke installatie aanwezig, zodat het Abm op een deel van de activiteiten van toepassing is. In bijlage 1 onder B of C van het Bor wordt vermeld of voor een inrichting een vergunningplicht geldt. Op type C-inrichtingen kunnen bepaalde artikelen uit het Abm van toepassing zijn. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit het Abm en de bijbehorende Ministeriºle regeling (hierna: Regeling) een rechtstreekse werking hebben en niet in de vergunning mogen worden opgenomen. De voorschriften die in deze vergunning zijn opgenomen zijn die voorschriften voor aspecten en activiteiten die niet zijn geregeld in het Abm en de bijbehorende Regeling. Bij H. de Kok vinden activiteiten plaats die vallen onder de werkingssfeer van het Abm. Het betreft onder meer het demonteren van autowrakken, het opslaan van de hierbij ontstane onderdelen en accu s alsmede het opslaan en bewerken van schroot. Voor de nu aangevraagde uitbreiding met activiteiten houdt dit in dat - voor zover deze betrekking hebben op de genoemde (deel)activiteiten - moet worden voldaan aan de volgende artikelen uit het Abm en de bijbehorende Regeling: 1. Paragraaf Lozen van hemelwater niet afkomstig van bodembeschermende voorziening; 2. Paragraaf Lozen van huishoudelijk afvalwater op locatie; 3. Paragraaf Opslaan en overslaan van goederen; 4. Paragraaf Het demonteren van autowrakken en daarmee samenhangende activiteiten; 5. hoofdstuk 1, afdelingen 2.1 tot en met 2.4 en 2.10 van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 6 (overgangsbepalingen), voor zover dit betrekking heeft op de (deel)activiteiten van de inrichting, zoals voornoemd opgenomen. Gezien de rechtstreekse werking van het Abm kunnen uitsluitend aanvullende maatwerkvoorschriften worden vastgesteld ten aanzien van deze activiteiten. Er hoeven in dit geval geen aanvullende maatwerkvoorschriften te worden vastgesteld voor genoemde activiteiten. De voorschriften uit het Abm en de bijbehorende Regeling voldoen voor deze situatie. H. de Kok Metaal- en Schroothandel, Pater Geurtjensweg 7, Tilburg 6/9

7 OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN 1 Toetsingskader milieu 1.1 Inleiding De aanvraag heeft betrekking op het veranderen en het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiºnische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. 1.2 Toetsing veranderen van de inrichting Bij onze beslissing op de aanvraag hebben wij: - de aspecten genoemd in artikel 2.14 lid 1 onder a van de Wabo betrokken; - met de aspecten genoemd in artikel 2.14 lid 1 onder b van de Wabo rekening gehouden; - de aspecten genoemd in artikel 2.14 lid 1 onder c van de Wabo in acht genomen. In de onderstaande hoofdstukken lichten wij dit nader toe, waarbij wij ons beperken tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn. 2 Beste beschikbare technieken (BBT) In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu moeten aan de vergunning voorschriften worden verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Bij de bepaling van BBT moeten wij in zijn algemeenheid de in de artikel 5.4 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) vermelde aspecten betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder moeten wij bij de bepaling van BBT rekening houden met artikel 9.2 van de Regeling omgevingsrecht (Mor) en bijbehorende bijlage 1 uit deze regeling. Verder worden de activiteiten op de nu aangevraagde uitbreiding met de locatie Caledoniastraat 1 geregeld via de artikelen van het Abm en de bijbehorende Regeling. Uit onze beoordeling van de aanvraag is gebleken dat voor de aangevraagde activiteiten de in aanmerking komende BBT zullen worden toegepast. De gevraagde vergunning kan daarom worden verleend. 3 Afvalstoffen De inrichting beschikt over een vergunning voor het demonteren van vrachtwagens en autowrakken en dient daarnaast te voldoen aan de artikelen van het Abm en de bijbehorende Regeling voor onder meer wat betreft het demonteren van autowrakken en de daarbij behorende (deel-) activiteiten, zoals het opslaan van onderdelen. De aanvraag heeft geen betrekking op het uitbreiden of wijzigen van de demontageactiviteiten, maar alleen betrekking op inpandige opslag van droge (vracht)wagenonderdelen en het stallen van occasions op het buitenterrein. H. de Kok Metaal- en Schroothandel, Pater Geurtjensweg 7, Tilburg 7/9

8 Gelet hierop bestaat geen noodzaak om opnieuw te toetsen op een doelmatig beheer van afvalstoffen en hoeven ten aanzien van dit aspect geen voorschriften aan de beschikking verbonden te worden. 4 Afvalwater Uit de aanvraag blijkt dat niet verontreinigd hemelwater van de daken en het buitenterrein en afvalwater van huishoudelijke aard (sanitaire voorzieningen) geloosd worden op de gemeentelijke riolering (gemengd stelsel). Deze lozingen vallen onder de reikwijdte van het Abm en de bijbehorende Regeling. Gelet hierop zijn aan deze beschikking geen voorschriften verbonden. 5 Bodem Het (nationale) preventieve bodembeschermingbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) bedrijfsmatige activiteiten. Met de NRB kunnen (voorgenomen) bodembeschermende maatregelen en voorzieningen binnen inrichtingen worden beoordeeld en kan de besluitvorming met betrekking tot een optimale bodembeschermingstrategie worden gestuurd. De NRB beperkt zich tot de normale bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten. Bodembescherming in situaties van calamiteiten wordt in NRB-kader niet behandeld. Een eventuele calamiteitenopvang echter wel. Het uitgangspunt van de NRB is dat bij bodembedreigende activiteiten door een doelmatige combinatie van maatregelen en vloeistofdichte voorzieningen een verwaarloosbaar risico wordt gerealiseerd. Uit de aanvraag blijkt dat op de uitbreidingslocatie inpandig opslag van droge (vracht)wagenonderdelen zal plaatsvinden en dat op het buitenterrein occasions zullen worden gestald. In de aangevraagde situatie is aldus geen sprake van bodembedreigende activiteiten. Gelet op het voorgaande kan voor dit aspect vergunning worden verleend en bestaat geen reden om ten aanzien van dit aspect voorschriften aan de vergunning te verbinden. 6 Energie Uit de aanvraag blijkt dat deze locatie gebruikt gaat worden voor de opslag van droge tweedehands (vracht)wagenonderdelen (in de loods) alsmede de stalling van occasions (op het buitenterrein). De loods zal, als de weersomstandigheden dit vereisen, voor deze opslag (zeer) beperkt verwarmd worden en voor de (beperkte) werkzaamheden ter plaatse zal van de verlichting gebruik worden gemaakt. Deze hoeveelheden zijn zodanig klein dat deze wijzigingen als niet energierelevant wordt aangemerkt. In de vergunning zijn daarom geen voorschriften ter bevordering van het zuinig gebruik van energie opgenomen. 7 Externe veiligheid Bij H. de Kok zijn op de nieuwe bedrijfslocatie geen gevaarlijke stoffen of brandbare stoffen met hoge vuurbelasting en/of toxische verbrandingsproducten aanwezig. Daarom is niet te verwachten dat gevaarlijke stoffen vrijkomen. Het aspect externe veiligheid is voor deze verandering niet relevant en daarom zijn in deze vergunning geen specifieke voorschriften opgenomen. 8 Geluid De bedrijfsactiviteiten van deze uitbreiding van de inrichting hebben tot gevolg dat in beperkte mate meer geluid wordt geproduceerd. Deze geluidsemissie wordt vooral bepaald door aan- en H. de Kok Metaal- en Schroothandel, Pater Geurtjensweg 7, Tilburg 8/9

9 afvoerbewegingen van personen- en vrachtwagens of met de heftruck. Deze door deze inrichting veroorzaakte geluidsbelasting is in kaart gebracht met een akoestische berekening. Het geluid wordt beoordeeld voor de representatieve bedrijfssituatie (de geluidsemissie die de inrichting onder normale omstandigheden veroorzaakt). Beoordeeld worden de geluidsbelasting, de maximale geluidsniveaus en de indirecte hinder als gevolg van het in werking zijn van de inrichting. Uit de akoestische berekening blijkt dat de geluidsnormen bij de controlepunten voor de dagperiode, zoals deze aan de eerdere vergunning uit 2002 voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidsniveau zijn verbonden, door deze uitbreiding van de inrichting niet worden overschreden. Verder blijkt uit de aanvraag dat sprake is van een beperkt aantal aan- en afvoerbewegingen van personen- en vrachtwagens, waardoor ook de voorkeursgrenswaarde bij woningen (indirecte hinder) niet wordt overschreden. Ten aanzien van de geluidsbelasting, maximale geluidsniveaus en indirecte hinder is de situatie milieuhygiºnisch aanvaardbaar. Gelet op het feit dat al voorschriften met geluidsnormen aan de vergunning zijn verbonden en deze normen niet worden overschreden, is het niet nodig om nieuwe voorschriften aan deze vergunning te verbinden 9 Lucht In deze paragraaf worden de concentraties van NO 2 en PM 10 aan de grenswaarden getoetst. Hier is voor gekozen omdat de achtergrondconcentratie van NO 2 en PM 10 landelijk gezien kritisch zijn Øn de verschillende bronnen behorend tot de inrichting NO 2 en PM 10 uitstoten. De andere stoffen die in 1 t/m 7 van bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn genoemd (zwaveldioxide, lood, koolmonoxide, benzeen) worden niet door bronnen behorend tot de inrichting geºmitteerd. De totale concentraties van deze andere stoffen vormen geen probleem ook niet in de directe omgeving van de inrichting. Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen wij vergunning verlenen, aangezien de concentratie in de buitenlucht van de in bijlage 2 van de Wm genoemde luchtverontreinigende stoffen (inclusief eventuele locale bronnen in de omgeving van de inrichting), vermeerderd met de immissie door de activiteiten binnen de inrichting (inclusief voertuigbewegingen van en naar de inrichting), lager is dan de grenswaarden, zoals vermeld in bijlage 2 van de Wm. Dit blijkt uit de beschrijving van de voorgenomen activiteiten in de aanvraag. 10 Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op de aangevraagde uitbreiding van de inrichting bestaan er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In deze beschikking zijn, gelet op het voorgaande, geen voorschriften opgenomen. H. de Kok Metaal- en Schroothandel, Pater Geurtjensweg 7, Tilburg 9/9