Een actievere rechter. Een KEIgoed plan?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een actievere rechter. Een KEIgoed plan?"

Transcriptie

1 MASTERSCRIPTIE Een actievere rechter. Een KEIgoed plan? Charel Valk Universiteit van Amsterdam Rechtsgeleerdheid privaatrecht 2015 Begeleider: mr. R.G. Hendrikse Tweede lezer: mr. E. Gras

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding Hoe komt de lijdelijkheid van de rechter tot uitdrukking in ons huidige stelsel? Aanbevelingen omtrent een fundamentele herbezinning van het burgerlijk procesrecht Welke veranderingen zal het project Kwaliteit en Innovatie teweeg brengen? Hoe beoogt KEI de regiefunctie van de rechter te versterken? De conceptregeling vereenvoudiging en digitalisering procesrecht in eerste aanleg en hoger beroep De wetsvoorstellen Rechtsvergelijkend perspectief: kent de Engelse rechter een actievere rol? Rechtsvergelijkend perspectief: kent de Duitse rechter een actievere rol? De voor- en nadelen van een actievere rechter Hoe lijdelijk is de rechter nog na KEI? Conclusie Literatuurlijst Rechtspraak

3 1. Inleiding Het beroep van rechter is al zo oud als de weg naar Rome. De rol van de rechter is echter constant aan verandering onderhevig. Ook het nieuwste voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht heeft als één van haar doelen de regie van de civiele rechter te versterken. Een sterke regiefunctie voor de rechter en dus een minder lijdelijke opstelling wordt gezien als iets wat goed is. Het zou namelijk leiden tot vereenvoudiging en versnelling van procedures en dat is positief, want de werkdruk en werklast binnen de rechterlijke macht is hoog. 1 Met deze gedachte worden er plannen doorgevoerd die de rechter een sterkere regiefunctie beogen toe te kennen. Dit gebeurt onder andere door de rechtspraak te moderniseren en te digitaliseren, maar daarbij kan men zich afvragen welke nadelen er zijn verbonden aan een actievere rechter. En daarbij: leidt een dergelijk plan wel tot vereenvoudiging en versnelling van procedures? Wellicht is het mogelijk dat meer instrumenten juist vertragend kunnen werken voor de rechter om geschillen te beslechten. Daarbij is het ook de vraag of het toekennen van een sterkere regiefunctie aan de rechter niet op gespannen voet staat met één van de beginselen van burgerlijk procesrecht namelijk de lijdelijkheid van de rechter. Mijn onderzoek richt zich dan ook op de mogelijke effecten van deze modernisering en digitalisering bezien vanuit de lijdelijkheid van de rechter. Voor het onderzoek heb ik een hoofdvraag en drie deelvragen geformuleerd waarbij de hoofdvraag als volgt luidt: Hoe lijdelijk is de rechter nog na de invoering van de KEI-wetgeving? Om tot beantwoording van de hoofdvraag te komen, heb ik de volgende deelvragen geformuleerd welke ik eerst zal beantwoorden: Hoe komt de lijdelijkheid van de rechter tot uitdrukking in ons huidige stelsel? Welke veranderingen zal het project Kwaliteit en Innovatie teweeg brengen? Rechtsvergelijkend perspectief: wat zijn de posities van de Engelse en de Duitse rechter? Wat zijn de voor en nadelen van een actievere rechter? 1 In 2013 heeft een ruime meerderheid (71,7%) binnen de rechterlijke macht aangegeven dat de primaire taken niet uitgevoerd kunnen worden binnen de tijd die hiervoor staat. De grootste reden die hiervoor wordt gegeven is de hoeveelheid zaken die behandeld moeten worden. Voor meer hierover verwijs ik naar B. Fruytier, J. Dikkers e.a., Werkdruk bewezen: Eindrapport werkdrukonderzoek rechterlijke macht,

4 2. Hoe komt de lijdelijkheid van de rechter tot uitdrukking in ons huidige stelsel? Alvorens in te gaan hoe de lijdelijkheid is geregeld in ons huidige stelsel, zal ik eerst een historisch overzicht geven. Volgens Chorus behoort de lijdelijkheid van de rechter tot een bonte serie begrippen uit de 19 e eeuw die aanvankelijk hun diensten hebben bewezen, maar die later meer last dan lust zijn gaan bezorgen. 2 In 1871 maakte van Boneval Faure al een kanttekening bij dit beginsel van burgerlijk procesrecht welke volgens hem zeer ruim wordt toegepast. Destijds heeft van Boneval Faure de lijdelijkheid omschreven als een begrip waarbij het voeren van een rechtsgeding, het aanleggen daarvan en de omvang afhankelijk is van partijen. De rechter mag daarbij niet ambtshalve optreden. 3 Tevens vindt het begrip toepassing ten aanzien van de voortzetting van het geding nu de rechter niet bevoegd is om deze te bevelen. 4 De lijdelijkheid ziet volgens van Boneval Faure op twee aspecten. Ten eerste ligt het initiatief om een procedure te starten bij partijen. Ten tweede bepalen partijen de omvang van het geding. Veegens- Wiersma beschrijft de lijdelijkheid van de rechter aldus dat het aan partijen is om de opzet en omvang van het geding te bepalen. Daarbij genieten zij meer of minder vrijheid naar gelang van het voorwerp van de rechtsstrijd. De rechter heeft zich neer te leggen bij de beslissing van partijen tot het aanvangen en voortzetten van het geding; voorts mag hij niet buiten de door hem aan het te berechten geschil gestelde grenzen treden, tenzij de openbare orde in het spel komt. 5 Tevens houdt de lijdelijkheid in dat de rechter feiten of rechten die over en weer erkend zijn, of enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet behoorlijk tegengesproken, zonder onderzoek als vaststaande moet aannemen. 6 Rond de jaren kende de lijdelijkheid een grote bloeitijd. 7 Hierdoor heerste de opvatting dat de rechter lijdelijker was dan dat de wetgever had bedoeld. 8 Lange tijd werd de deugdelijkheid van dit beginsel niet in twijfel getrokken. Wel werd de gebrekkigheid ervan in het procesrecht erkend, maar niet uitdrukkelijk bestreden. 9 Aan het einde van de 19 e eeuw werd er een verandering waarneembaar in de visie op de lijdelijkheid waarin deze niet meer werd gezien als een vanzelfsprekend beginsel. Men wenste op een aantal punten de macht van de rechter uit te breiden. 10 Een totale herziening werd echter niet aangedurfd. Wel werden er een aantal partiële wetswijzigingen doorgevoerd met als gevolg dat de 2 J.M.J. Chorus, De lijdelijkheid van de rechter. Historie van een begrip, 1987, p. 6 3 R. van Boneval Faure, Het Nederlandsche Burgerlijk Procesrecht I, 1893, p R. van Boneval Faure, Het Nederlandsche Burgerlijk Procesrecht I, 1893, p D.J. Veegens-Wiersma, Het nieuwe bewijsrecht in burgerlijke zaken, 1973, p D.J. Veegens-Wiersma, Het nieuwe bewijsrecht in burgerlijke zaken, 1973, p J.E. Bosch-Boesjes, Lijdelijkheid in geding, 1991, p M.H. Godefroi, Algemene Regtsgeleerdheid, Over eenige onderwerpen van burgerlijke regtsvordering, Themis 1863, p J. Rombach, De lijdelijkheid des rechters, Themis 1891, p J.E. Bosch-Boesjes, Lijdelijkheid in het geding, 1991, p. 31 3

5 vrijheid van de rechter in enige mate werd vergroot. 11 Een voorbeeld hiervan is de invoering van art. 19a Rv (oud) bij de wet van 5 mei 1923 welk artikel voortborduurde op art. 19 Rv (oud) dat luidde: 19 Rv (oud) De rechter kan in alle gevallen en in elken stand der zaak, wanneer dezelve hem voor minnelijke schikking vatbaar schijnt, het zij op verzoek van partijen of van ééne dezelve, het zij ambtshalve, partijen gelasten om in persoon of door of met dezelver praktizijns, ten bepaalden dage en ure voor zich of voor een of meer regter-commissarissen te verschijnen, ten einde eene vereeniging te beproeven. 19a Rv (oud) De in het vorige artikel bedoelde verschijning kan ook worden bevolen tot het geven van inlichtingen aan den regter. De gedachte achter art. 19a Rv (oud) was dat de rechter op deze manier kon bepalen wanneer de partij zou moeten verschijnen. 12 Ook in de jaren daarop werden er nog verschillende initiatieven genomen om de macht van de rechter uit te breiden waardoor de passieve rechter steeds actiever werd geacht te zijn. 13 Het mag duidelijk zijn dat de lijdelijkheid als beginsel al eeuwen een onderwerp van discussie is waarbij de inhoud van het begrip wordt bestreden. Dommering heeft in 1987 gesteld dat het beginsel een onvolledig en historisch gedateerde uitwerking is van het centrale beginsel dat er een adequate toegang tot de rechter behoort te zijn. Daarbij sneuvelt volgens hem het beginsel wanneer het geconfronteerd wordt met art. 6 EVRM nu er bij naleving van dit artikel de rechter een actieve rol dient aan te nemen. 14 Het voornoemde komt voort uit het idee om de procedure te versnellen. Aan deze versnelling ligt de gedachte ten grondslag dat art. 6 EVRM de rechtzoekende aanspraak geeft op een eerlijk proces en dat de rechter voor het verloop van de procedure verantwoordelijk zou zijn. Dit laatste is echter door Stein bestreden en ziet volgens hem op een onjuiste interpretatie van de rechtspraak van het Europese Hof. In de gevallen waarin de staat verantwoordelijk werd gehouden voor een te trage rechtsgang ging het vrijwel in alle gevallen om een onredelijke lange aanhouding van de termijn waarop vonnis zou worden gewezen, ondanks aandringen van een der partijen. 15 Ook Star- Busmann heeft zich kritisch uitgelaten over het beginsel en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld 11 J.E. Bosch-Boesjes, Lijdelijkheid in het geding, 1991, p Kamerstukken II, , 256, nr. 5 p Zie hiervoor bijvoorbeeld Ontwerp Doorhout Mees 14 E.J. Dommering, Tot welke wijzigingen in het Nederlandse recht dienen de beginselen van behoorlijke rechtspraak, neergelegd in artikel 6 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden, aanleiding te geven?, preadviezen Nederlandse Juristen-Vereniging, HNJV 1983, deel 1, p H.A. Stein, Nieuw burgerlijk procesrecht, Boom Juridische uitgevers Den Haag 2002, p. 41 4

6 dat er geen reden is om het beginsel van de lijdelijkheid van de rechter zo te verstaan dat de rechter zich passief dient op te stellen tegenover de partijen waardoor het geoorloofd zou zijn om de rechter op een dwaalspoor te brengen. De rechter is op zijn minst bevoegd zelfstandig mee te werken tot opheldering van de feitelijke grondslag van het geding. 16 Er is aldus overeenstemming dat het begrip lijdelijkheid van de rechter ziet op de rolverdeling tussen de rechter en de partijen. Er bestaat echter onduidelijkheid over de precieze omvang van deze taakverdeling. Deze onduidelijkheid wordt mijns inziens veroorzaakt door de negatieve formulering van het begrip. Het werk van de rechter ziet echter niet alleen op wat hij niet mag. In het huidige stelsel is het aan rechtssubjecten om zelf hun rechtspositie te bepalen. Bij de verwezenlijking daarvan behoren partijen dientengevolge autonoom te zijn waardoor de lijdelijkheid een afgeleide is van de processuele partijautonomie. Aan een lijdelijke rechter is dan ook geen behoefte waar het zelfbeschikkingsrecht van partijen niet aan de orde is. 17 Het initiatief tot het voeren van een procedure ligt bij partijen. Daarnaast is het ook aan partijen om de aard en de omvang van het geding te bepalen. 18 De rechter beslist over al hetgeen partijen hebben gevorderd of verzocht 19 en mag daarbij niet weigeren te beslissen. 20 De rechter moet weten welk geschil hem wordt voorgelegd. Daarbij moet het geschil in voldoende mate zijn afgebakend om tot een behoorlijk proces te komen. Deze afbakening komt tot uitdrukking in de regel van het verbod op aanvulling van feiten neergelegd in art. 149 Rv en het verbod op aanvulling of uitbreiding van de feitelijke grondslag. 21 Enkel feiten van algemene bekendheid, alsmede algemene ervaringsregels mogen door de rechter aan zijn beslissing ten grondslag worden gelegd, ongeacht of zij zijn gesteld. 22 Een voorbeeld van een feit van algemene bekendheid is dat 31 mei 2015 op een zondag viel. Algemene ervaringsregels kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld eigenschappen die bepaalde personen of zaken in de regel bezitten. Verder kunnen algemene ervaringsregels duiden op een al dan niet causale samenhang tussen bepaalde gebeurtenissen of verschijnselen. Ervaring kan bijvoorbeeld leren dat indien feit A zich voordoet, deze veroorzaakt wordt door feit B. 23 In tegenstelling tot het stellen van de feiten is de rechter niet geheel gebonden aan de rechtsgronden. De rechter heeft namelijk de verplichting om ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen en 16 C.W. Star-Busmann, Hoofdstukken van burgerlijke rechtsvordering, De erven F. Bohn N.V. Haarlem 1972, p Kamerstukken II, , , nr A.S. Rueb, Burgerlijk procesrecht, 2013, p Art. 23 Rv 20 Art. 26 Rv 21 T.F.E. Tjong Tin Tai, TCR 2002, nummer 2, De rechterlijke vrijheid en de feitelijke grondslag, p Art. 149 lid 2 Rv 23 D.J. Veegens, E. Korthals, H.A. Groen, Asser-serie Procesrecht; cassatie, Kluwer: Deventer 2005, p

7 onafhankelijk van enige door een partij aangehangen rechtsbeschouwing te onderzoeken of de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten die vordering kunnen dragen. Het aanvullen van rechtsgronden is slechts anders indien moet worden aangenomen dat de eisende partij haar vordering uitsluitend beoordeeld wenst te zien op basis van een rechtsverhouding die aan deze kwalificatie beantwoordt. 24 Het voorgaande is enerzijds te verklaren uit de gedachte dat de rechter gehouden is om het recht toe te passen en daarom de taak heeft om zelfstandig vast te stellen welke rechtsregels in het gegeven geval van toepassing zijn. Anderzijds mogen partijen erop vertrouwen dat de rechter het recht kent en dat zij niet het slachtoffer worden van hun eigen gebrekkige kennis. 25 De rechter dient zich te houden aan de omvang van de rechtsstrijd door de feiten die zijn aangevoerd door partijen. 26 Het is mogelijk dat de rechter een vordering toewijst op grond van een andere rechtsregel dan die waaraan de eiser aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. Indien een andere rechtsregel beslissend zou zijn voor het geding, dan is de rechter zelfs verplicht om de beslissende rechtsregel te hanteren. 27 Hetzelfde geldt bij het afwijzen van een vordering. 28 Een mooi voorbeeld hiervan is te vinden in een arrest van de Hoge Raad uit 2014 waarin de feiten van de casus het hof aanleiding had moeten geven om de vordering mede te beoordelen op basis van art. 6:74 BW. Volgens de Hoge Raad laat zelfs het honoreren van het bezwaar tegen de aanvulling van de grondslag onverlet dat het hof op grond van art. 25 Rv ambtshalve had moeten onderzoeken of art. 6:74 BW op het vaststaande feitencomplex van toepassing is. 29 Na de conclusie van antwoord zal de rechter in beginsel beslissen om de zaak naar de rol te verwijzen voor comparitie waarin hij partijen voorhoudt dat uitstel tot onredelijke vertraging van het geding zou leiden. 30 De conclusie van re- en dupliek is de uitzondering. Het is aan de rechter om de dag te bepalen waarop vonnis gewezen zal worden. Op verlangen van de in het geding verschenen partijen stelt de rechter de uitspraak echter uit Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:1998:ZC2655 (Rooij/Van de Sluis) 25 W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Vranken en m.m.v. I.N. Tzankova, Een nieuwe balans: Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, 2003, p D.J. Veegens, E. Korthals, H.A. Groen, Asser-serie Procesrecht; cassatie, Kluwer: Deventer 2005, p Zie ook: Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:1998:ZC2655 (Rooij/Van de Sluis) 28 A.S. Rueb, Burgerlijk procesrecht, 2013, p Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3519, r.o A.S. Rueb, Burgerlijk procesrecht, 2013, p Art. 229 Rv. Deze vrijheid kan wellicht op gespannen voet komen te staan met art. 20 Rv waarin de verplichting voor de rechter is opgenomen om te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure. Toch zal, gelet op de partijautonomie van partijen, de rechter geen uitspraak doen indien beide partijen dat niet wensen. Zie Groene Serie Burgerlijke Rechtsvordering, 3 Verzoek beide partijen tot uitstel uitspraak bij: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 229 Rv, aant. 3 6

8 Verder staat het de in het ongelijk gestelde partij vrij om gebruik te maken van een openstaand rechtsmiddel. 32 Tevens kan deze partij ervoor kiezen om zich hierin te berusten. Berusting mag echter niet ambtshalve worden aangenomen door de rechter. 33 Een ander punt waar de rechter nog in aanzienlijke mate lijdelijk is betreft de bewijslevering. Het initiatief tot bewijslevering is namelijk voorbehouden aan partijen. 34 Bewijs kan in beginsel door alle middelen worden geleverd. 35 Verder heeft de rechter de mogelijkheid om ambtshalve een getuigenverhoor te bevelen. 36 Het is echter aan partijen om te beslissen wie zij als getuigen zullen oproepen. Tijdens het getuigenverhoor zal de rechter vragen stellen aan de getuige, waarna de (gemachtigden van) partijen deze gelegenheid krijgen. 37 De rechter kan in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of één van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. 38 Ten tweede kan de rechter ambtshalve de openlegging bevelen van de boeken, bescheiden en geschriften, die partijen ingevolge de wet moeten houden, maken of bewaren. 39 Indien de gedaagde niet op de datum genoemd in de dagvaarding verschijnt, zal de rechter onderzoeken of de dagvaarding aan de te stellen eisen voldoet. Indien het laatste het geval is zal de rechter verstek verlenen en vervolgens de vordering toewijzen, tenzij deze hem onrechtmatig 40 of ongegrond 41 voorkomt Hierin dient onderscheidt gemaakt te worden tussen de gewone rechtsmiddelen (met schorsende werking) bestaande uit verzet, hoger beroep en cassatie enerzijds en de buitengewone rechtsmiddelen (zonder schorsende werking) te weten derdenverzet en herroeping anderzijds. Zie hiervoor A.S. Rueb, Burgerlijk procesrecht, 2013, p Zie: Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:AZ6096 waarin de Hoge Raad terugkomt op eerdere rechtspraak in r.o A.S. Rueb, Burgerlijk procesrecht, 2013, p Art. 152 Rv 36 Art. 166 Rv 37 Art. 179 Rv 38 Art. 22 Rv 39 Art. 162 lid 1 Rv 40 Een voorbeeld van onrechtmatigheid doet zich voor in huurzaken. Indien een verhuurder ontbinding van de overeenkomst en ontruiming van het gehuurde eist, dan zal de rechter de vorderingen niet toewijzen indien de huurachterstand niet ten minste drie maanden bedraagt. Indien er tegen gedaagde binnen een jaar na datum dagvaarding al eerder een ontruimingsvonnis is uitgesproken zal dit termijn in de praktijk niet drie, maar twee maanden bedragen voordat de rechter de vordering toewijst 41 Voor een voorbeeld van ongegrondheid verwijs ik naar het volgende arrest van de Hoge Raad: ECLI:NL:HR:1969:AB5051 (Boré/De Vries) 42 Art. 139 Rv 7

9 3. Aanbevelingen omtrent een fundamentele herbezinning van het burgerlijk procesrecht Voordat ik inga op de veranderingen van project KEI bespreek ik eerst het advies van de Commissie Fundamentele herbezinning. Deze commissie is ingesteld door de Minister van Justitie omdat er in de rechtspraktijk, de wetenschap en de politiek behoefte aan een fundamentele herbezinning op de grondslagen, beginselen en uitgangspunten van het burgerlijk procesrecht bleek te bestaan. 43 De commissie heeft in 2003 een interimrapport uitgebracht en in 2006 een eindrapport. In de eerste fase wordt er in het rapport wordt gepleit voor gezamenlijke verantwoordelijkheid als grondslag voor het toetsingskader. Wil het proces efficiënter en sneller verlopen en tegelijkertijd tot een resultaat leiden dat ook vanuit juridisch-kwalitatief oogpunt bevredigend is, dan zou het model van een proces als strijdtoneel contraproductief zijn. 44 Samenwerking zou leiden tot een actievere opstelling van de rechter ten aanzien van de inhoud en omvang van het voorwerp van proces, zowel op het juridische als op het feitelijke vlak. De rechter mag (en moet in voorkomend geval) zich actief opstellen ten aanzien van de feitelijke en juridische grondslagen waarop de partijen procederen. Het is van maatschappelijk belang dat de rechterlijke beslissingen berusten op de realiteit en niet op wat door strategie en tactiek van de procespartijen tot formele waarheid in het geding is gekomen. De rechter hoeft zich niet zonder meer neer moeten leggen bij een in zijn ogen onvolledig feitelijk stramien dat hij moet vaststellen op grond van onweersproken stellingen van partijen. 45 Het huidige art. 149 Rv zou de rechter daarin teveel beperken. De rechter zou de bevoegdheid moeten hebben om, waar hij twijfelt, die feiten nader te onderzoeken, bijvoorbeeld door de partij die de feiten stelt nadere informatie te laten verstrekken en/of de feitelijke stellingen aan te vullen. Ook zou de rechter bij de mondelinge behandeling de bevoegdheid moeten hebben om naar zijn oordeel voor de beslissing kennelijk niet relevante vorderingen, gronden en verweren aanstonds te verwerpen. 46 Ten aanzien van de bewijsverrichtingen zal de rechter op elk serieus verzoek tot een bewijsverrichting gemotiveerd moeten beslissen. De tweede fase van de fundamentele herbezinning was bestemd voor toetsing van de analyses en voorstellen in het Interimrapport aan opvattingen in rechtspraktijk en wetenschap. In veel adviezen wordt gesteld dat er in het Interimrapport onvoldoende oog is voor de overbelasting van de gerechten. Na de vernieuwing van 2002 zou men niet zitten te wachten op een nieuwe ronde van vernieuwing die 43 J.J. Dammingh, Eén procesrecht? Over convergentie en divergentie van het burgerlijk, straf- en bestuursprocesrecht, Kluwer 2009, p W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Vranken en m.m.v. I.N. Tzankova, Een nieuwe balans: Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, 2003, p W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Vranken en m.m.v. I.N. Tzankova, Een nieuwe balans: Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, 2003, p W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Vranken en m.m.v. I.N. Tzankova, Een nieuwe balans: Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, 2003, p. 86 8

10 nieuwe taken aan de rechter toedelen. 47 Uit het advies van de President en de Procureur-Generaal van de Hoge Raad blijkt tevens een praktisch bezwaar van extra belasting aan tijd en kosten indien de rechter zich actiever dient op te stellen en op eigen initiatief stellingen van partijen gaat aanvullen en onbetwiste stellingen alsnog in het geding betrekt. 48 Een ander terugkomend punt van kritiek is dat er geen oog is voor de vernieuwingen die in 2002 al zijn doorgevoerd. Ook Ingelse heeft zich kritisch uitgelaten over de inhoud van het Interimrapport. In tegenstelling tot de Commissie is hij van mening dat de partijautonomie een wezenlijk en richtinggevend uitgangspunt dient te blijven. De rechter dient de partijautonomie dan ook te respecteren. Daarnaast berust het voorstel op een idealistisch mensbeeld. Er zijn ook aspecten die mede worden beheerst door min of meer psychologische factoren. De Commissie verlangt van partijen dat zij beseffen dat zij gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen, maar het is net als bij de partijautonomie: de som van twee verantwoordelijkheden blijft twee verantwoordelijkheden en versmelt niet tot één gezamenlijke verantwoordelijkheid. 49 Ingelse heeft erop gewezen dat in het huidige stelsel een hintende vraag van de rechter aan één van de partijen mag, maar dat deze niet altijd zal worden gesteld. Zo zal de rechter bijvoorbeeld een dergelijke vraag eerder aan een zwakkere partij voorleggen. Deze houding zal onder druk komen te staan indien de partijautonomie als grondslag zou verdwijnen. De rechter zal op die manier de taak krijgen om op te komen voor het partijbelang. Te vrezen valt dat de rechter deze taak ernstig neemt met als gevolg dat hij niet alleen tijdens de comparitie de vraag zal stellen, maar ook een tussenvonnis zal wijzen indien hij tijdens die comparitie de vraag over het hoofd zag met als gevolg extra werk en tijd. Ook is het de vraag aan de hand van welke maatstaf de rechter die niet meer de spanning van de partijautonomie voelt, moet beoordelen of zijn taak nu wel of niet actie van hem vraagt. 50 De derde en laatste fase betreft het eindrapport waarin per aandachtsgebied voorlopige standpunten worden samengevat, nader worden bepaald en de reacties en latere ontwikkelingen worden vermeld. 51 Tevens zijn er in het rapport de volgende concrete aanbevelingen gedaan omtrent de verhouding tussen de partijen en de rechter. Ten eerste zou de rechter bevoegd dienen te zijn om ambtshalve de vraag aan de orde te stellen waarom een bepaalde feitelijke grond of rechtsgrond niet is aangevoerd indien de rechter dat van belang acht 47 W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Vranken en m.m.v. I.N. Tzankova, Uitgebalanceerd: Eindrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, 2006, p Advies van de President van de Hoge Raad en Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden over het Interimrapport Fundamentele Herbezinning Nederlands Burgerlijk Procesrecht van W.D.H. Asser, H.A. Groen en J.B.M. Vranken, m.m.v. I.N. Tzankova 49 P. Ingelse (red.), Commentaren op fundamentele herbezinning: Prinsengrachtreeks , Ars Aequi Libri, Nijmegen 2004, p P. Ingelse, Nederlandse vereniging voor procesrecht, Beschouwingen over het Eindrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, Boom Juridische uitgevers Den Haag 2006, p W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Vranken en m.m.v. I.N. Tzankova, Uitgebalanceerd: Eindrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, 2006, p. 16 9

11 voor de beoordeling van de zaak. Ten tweede zou de rechter bevoegd moeten zijn om in zaken waar rechten en belangen van derden in het geding zijn, ambtshalve die rechten en belangen aan de orde te stellen om te bezien of deze derden in het geding betrokken zou moeten worden. Verder zou de rechter die meent dat hij rechtsgronden moet aanvullen partijen hier eerst over moeten horen. Indien een aanpassing van feitelijke grondslag nodig blijkt te zijn dan zou de desbetreffende partij hiertoe gelegenheid moeten krijgen, tenzij de aanpassing het proces onredelijk zo vertragen of de wederpartij onevenredig in haar positie zou benadelen W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Vranken en m.m.v. I.N. Tzankova, Uitgebalanceerd: Eindrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, 2006, p

12 4. Welke veranderingen zal het project Kwaliteit en Innovatie teweeg brengen? Op 20 oktober 2014 is een wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht ingediend bij de Tweede Kamer. 53 Bij de ontwikkeling van het onderhavige wetsvoorstel is de Rechtspraak zeer nauw betrokken. Die betrokkenheid betreft onder andere de samenwerking van het door de Raad opgestelde vernieuwingsprogramma KEI. 54 In deze KEI-plannen en ook in de memorie van toelichting wordt benadrukt dat de regiefunctie van de rechter versterkt moet worden. 55 Dit betekent dat er ook een verandering plaatsvindt omtrent een fundamenteel beginsel van (civiel) procesrecht namelijk de partijautonomie waar de lijdelijkheid van de rechter deel vanuit maakt. Dit wetsvoorstel beoogt een vijftal wezenlijke veranderingen door te voeren. Op 23 januari 2015 heeft de minister wederom een wetsvoorstel ingediend. Deze keer ter vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie. Dit wetsvoorstel borduurt voort op het bovengenoemde wetsvoorstel dat betrekking heeft op de procedure in eerste aanleg. Hierin wordt benadrukt dat de wijzigingen in eerste aanleg grotendeels ook in hoger beroep zullen worden doorgevoerd. 56 De eerste van de vijf veranderingen ziet op het harmoniseren van de huidige procedure. Dit geldt voor zowel de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep. Om dit te bereiken zal er één verzoekschriftprocedure en één basisprocedure worden ingevoerd met het oogmerk procederen eenvoudiger te maken. Dit betekent dat de huidige dagvaardingsprocedure zoals wij die kennen komt te vervallen. 57 Met de invoering van dit wetsvoorstel zal het mogelijk worden om in een verzoekschrift zowel een verzoek als een vordering te formuleren. Het starten van twee aparte procedures in bepaalde gevallen zal hiermee niet meer nodig zijn. Verder zal er sprake zijn van een schriftelijke ronde voor beide partijen, gevolgd door een mondelinge behandeling. Daarna zal er uitspraak worden gedaan. De invulling van deze mondelinge behandeling zal overgelaten worden aan de rechter. 58 In bepaalde gevallen zal het mogelijk zijn om de mondelinge behandeling achterwege te laten om op die manier flexibiliteit en maatwerk te bereiken. Tevens zal het onder bepaalde omstandigheden voor de rechter wel mogelijk zijn om een extra mondelinge behandeling of een tweede schriftelijke ronde te bepalen. 53 Kamerstukken II, , , nr Kamerstukken II, , , nr. 1, p Kamerstukken II, , , nr. 1, p Kamerstukken II, , , nr. 3, p Deze mogelijkheid zal worden geboden in art. 30b Rv (nieuw) en is alleen mogelijk mits tussen de vordering en het verzoek voldoende samenhang bestaat en de Nederlandse rechter bevoegd is van beide kennis te nemen 58 Art. 30k Rv (nieuw) 11

13 Door het tijdig plannen van de mondelinge behandeling en de invulling daarvan over te laten aan de rechter beoogt het wetsvoorstel om een sterkere regiefunctie te creëren voor de rechter. De tweede verandering ziet erop dat de verplichte betekening zal vervallen. Momenteel verstrekt de deurwaarder een afschrift van het exploot aan, in beginsel, de persoon voor wie het afschrift is bestemd. 59 Met de nieuwe regeling zal de rechtbank de eiser een ontvangstbevestiging en een oproeping verschaffen na ontvangst van zijn verzoekschrift. Daarna krijgt de eiser twee weken de tijd om de oproeping bij de wederpartij te (laten) bezorgen. 60 De mogelijkheid om hiervoor een deurwaarder in te schakelen blijft wel mogelijk. Ook kan er door de rechter alleen een verstekvonnis worden gewezen indien er kan worden aangetoond dat bezorging bij de wederpartij heeft plaatsgevonden door de deurwaarder. Mogelijk zullen veel eisende partijen ervoor gaan kiezen om direct de oproeping door een deurwaarder te laten betekenen om op voorhand mogelijke vertraging te voorkomen. Het hiervoor besproken uitgangspunt zal ook in hoger beroep worden doorgevoerd. Wel is er een afwijking in de volgorde van de bezorging. In eerste aanleg is het namelijk mogelijk om een oproepingsbericht bij exploot te laten betekenen alvorens hij de procesinleiding indient. 61 In hoger beroep zal deze mogelijkheid er niet zijn. De procedure in hoger beroep dient eerst aanhangig gemaakt te worden bij de rechter, daarna kan het bericht pas bij de wederpartij worden bezorgd. De derde verandering ziet op de termijnen. De gedaagde heeft een termijn van twee weken om te verschijnen in de digitale omgeving van de rechterlijke macht. Deze termijn begint te lopen op het moment dat de oproeping bij gedaagde is bezorgd. Vervolgens heeft hij vier weken de tijd in kantonzaken om een verweerschrift in te dienen. Deze termijn bedraagt zes weken voor andere zaken en begint te lopen op het moment dat de wederpartij in de procedure is verschenen. 62 Stukken dienen zoveel mogelijk onmiddellijk ingediend te worden doch uiterlijk tien dagen voor het plaatsvinden van de mondelinge behandeling. Tevens is het de bedoeling dat de mondelinge behandeling in beginsel vijftien weken na de start van de procedure zal plaatsvinden. Uitzonderingen hierop zijn de omstandigheden waarbij de wederpartij zich niet heeft gesteld of geen verweer heeft gevoerd. Na de mondelinge behandeling heeft de rechter zes weken de tijd om vonnis te wijzen, tenzij dit in redelijkheid niet van de rechter kan worden verlangd. Zoals al eerder is besproken is het aan partijen om de omvang van de procedure te bepalen. Dit wetsvoorstel beoogt daarin geen verandering te brengen. Wel zal de rechter meer instrumenten aangereikt krijgen om regie te voeren ten aanzien van de voortgang van de zaak. De kern van deze versterking van de regiefunctie van de rechter kan worden gevonden in de beoogde versnelling van 59 Art. 46 lid 1 Rv 60 Art. 113 Rv (nieuw) 61 Art. 113 Rv (nieuw) 62 Art. 122 onder b Rv (nieuw) 12

14 procedures. 63 Het streven naar een mondelinge behandeling binnen vijftien weken na de start van de procedure maakt vroeg contact met de rechter mogelijk voor partijen. Het zal voor de rechter mogelijk worden om deze behandeling af te stemmen op de specifieke zaak en daarnaast zal hij ook kunnen afwijken van de basisprocedure indien de aard of complexiteit van de betreffende zaak dat nodig maakt. 64 Een mondelinge behandeling in elke procedure wordt in hoger beroep niet wenselijk geacht. Een reden hiervoor is dat er al vaak een mondeling behandeling in eerste aanleg zal hebben plaatsgevonden waardoor de feiten in hoger beroep voldoende vaststaan. Indien er standaard sprake zou zijn van een mondelinge behandeling in hoger beroep, dan zou dit wellicht kunnen leiden tot onnodige vertraging. In het geval dat de rechter in eerste aanleiding heeft afgezien van een mondelinge behandeling, dan is er de mogelijkheid om deze in hoger beroep te houden indien de rechter daartoe aanleiding ziet. Na de uitspraak van de rechter in eerste aanleg, hebben partijen drie maanden de tijd om hoger beroep in te stellen. 65 Het hoger beroep dient digitaal ingediend te worden. Als laatste zal het in beginsel verplicht worden om civiele procedures digitaal te starten. 66 Het is de bedoeling dat deze mogelijkheid zal worden geboden via een webportaal van de rechterlijke macht. Tevens zal het mogelijk worden om processtukken digitaal in te dienen. Voor een natuurlijk persoon die niet handelt in uitoefening van zijn beroep of bedrijf en niet wordt bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener is er een uitzondering gemaakt in die zin dat aan hem de keuze wordt gegeven tussen digitaal procederen of procederen op papier. 67 Hetzelfde geldt voor verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte Kamerstukken II, , , nr. 3, p Art. 30o Rv (nieuw) 65 Ook in het huidige stelsel hebben partijen een termijn van drie maanden om hoger beroep in te stellen zowel voor de dagvaardingsprocedure (art. 339 lid 1 Rv) als in de verzoekschriftprocedure (art. 358 lid 3 Rv). Voor het kort geding hebben partijen een termijn van vier weken (art. 339 lid 2 Rv) 66 Art. 30c lid 1 Rv (nieuw) 67 Kamerstukken II, , , nr. 3, p Art. 30c lid 4 Rv (nieuw) 13

15 5. Hoe beoogt KEI de regiefunctie van de rechter te versterken? 5.1 De conceptregeling vereenvoudiging en digitalisering procesrecht in eerste aanleg en hoger beroep Uit de conceptregeling vereenvoudiging en digitalisering procesrecht in eerste aanleg, gepubliceerd op 24 oktober 2013, blijkt dat het plan was om in totaal 108 artikelen van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te wijzigen. 137 artikelen zouden ongewijzigd blijven. De artikelen 149 Rv tot en met 207 Rv zouden meegenomen worden in de invoeringswet en alle artikelen na 291 Rv zouden worden meegenomen in het aanpassings- en invoeringswetsvoorstel. Tevens was het idee om na art. 77 Rv een nieuwe titel toe te voegen die zou beginnen bij art. 77a Rv en door zou lopen tot en met art. 77t Rv. De conceptregeling vereenvoudiging en digitalisering procesrecht in hoger beroep en cassatie is op 17 april 2014 gepubliceerd. In dit concept worden 56 artikelen gewijzigd en 56 blijven ongewijzigd. Er worden twee artikelen toegevoegd en drie artikelen worden geschrapt. De reden dat er meer artikelen in het hiervoor besproken conceptvoorstel worden gewijzigd komt doordat deze wijzigingen grotendeels ook gelden voor hoger beroep. De bepalingen van de eerste titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn namelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij er in de wet een afwijkende regeling van toepassing is. Daarnaast is titel twee in beginsel van overeenkomstige toepassing voor hoger beroep in vorderingsprocedures 69 en de derde titel voor hoger beroep in verzoekschriftprocedures. 70 In de Memorie van Toelichting wordt de mondelinge behandeling het hart van de nieuwe basisprocedure genoemd. Het uitgangspunt is dat de rechter uiterlijk aan het eind van de mondelinge behandeling uitspraak kan doen. 71 Art. 77t Rv (nieuw) biedt de rechter dan ook de mogelijkheid om de mondelinge behandeling af te stemmen op eventuele bijzonderheden van de zaak. 72 Daarnaast kan de rechter afwijken van het stramien van de basisprocedure. 73 Onder het huidige recht is het zo geregeld dat de rechter een daartoe strekkend eenstemmig verzoek van partijen volgt, tenzij dit zou leiden tot onredelijke vertraging van het geding Art. 353 Rv 70 Art. 362 Rv 71 Kamerstukken II, , , nr. 3, p Het artikel geeft de rechter de mogelijkheid om kort gezegd op verzoek van een partij toe te staan of ambtshalve te bepalen dat termijnen worden verlengd, partijen bij nader stuk kunnen reageren op elkaar standpunten, een volgende mondelinge behandeling of andere zitting wordt gehouden en dat partijen na indiening van een stuk bij een nader stuk kunnen reageren. De rechter bepaalt bij de voorgaande proceshandelingen de termijnen 73 Ontwerp toelichting, Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht, p Art. 133 lid 2 Rv 14

16 Art. 77m Rv (nieuw) beoogt om bij iedere zaak een mondelinge behandeling te houden. 75 Het is mogelijk om van een mondelinge behandeling af te zien indien partijen daar gezamenlijk om verzoeken. De rechter kan daartoe overgaan indien hij de mondelinge behandeling niet nodig acht met het oog op een gedegen oordeelsvorming. Het is ook mogelijk dat de rechter met instemming van partijen uit eigen beweging kan afzien van een mondelinge behandeling. 76 In art.77n Rv (nieuw) wordt onder andere bepaald dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling partijen kan bevelen om hem inlichtingen te geven. Ook kan er met toestemming van de rechter tijdens de mondelinge behandeling getuigen en deskundigen worden gehoord. 77 Als laatste wijs ik op het verdwijnen van de rolzitting als gevolg van de nieuwe basisprocedure. Waar de huidige rol dient als mechanisme voor het indienen van processtukken, komen met dit wetsvoorstel de wettelijke termijnen en de regiefunctie van de rechter daarvoor in de plaats. 78 Digitaal ingediende processtukken zullen bij de zaaksrechter terecht komen en niet meer, zoals in het huidige stelsel, bij de rolrechter. Het digitaal starten van de procedure heeft dan ook voor de praktijk het gevolg dat zaken niet meer geobserveerd kunnen worden. 79 Dit komt doordat partijen slechts toegang hebben tot gegevens omtrent hun eigen zaak vanaf het moment waarop zij formeel in de procedure verschijnen. Voor partijen die verstek laten gaan is het dan ook niet mogelijk om na te gaan wat er in de procedure gebeurt De wetsvoorstellen In het wetsvoorstel aangaande procedures in eerste aanleg zijn er verschillende punten veranderd ten opzichte van de conceptregeling. De regeling van de basisprocedure in de artikelen 77a (nieuw) e.v. zijn in het wetsvoorstel opgenomen in de eerste titel van het eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Twee artikelen zijn toegevoegd aan de reeds bestaande artikelen welke betrekking hebben op de regierol van de rechter. 81 Alle overige bepalingen zijn hernummerd en bestaan nu uit de artikelen 30a tot en met 30q Rv (nieuw). De reden dat de bepalingen zijn opgenomen na art. 30 Rv (nieuw) heeft ermee te maken dat voornoemde artikelen een concrete invulling van de procedure betreffen. De artikelen 19 Rv tot en met 30 Rv hebben meer het karakter van algemene beginselen art. 77m lid 1 Rv (nieuw) 76 art. 77m lid 6 Rv (nieuw) 77 Art. 77n Rv lid 2 (nieuw) 78 Kamerstukken II, , , nr. 3, p Observeren wordt in de praktijk gebruikt en houdt in dat de advocaat van de verweerder de zaak kan volgen zonder dat de verweerder verschijnt. Een reden om dit te doen is bijvoorbeeld dat de verweerder wil wachten om te zien of de eiser het griffierecht op tijd betaalt 80 K. Teuben en K.J.O. Jansen, TCR 2015, nummer 2; Het Wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering procesrecht: kanttekeningen vanuit de procespraktijk, p Hiervoor zijn de artikelen 19 Rv en 22 Rv aangevuld 82 Kamerstukken II, , , nr. 3, p

17 In het wetsvoorstel aangaande hoger beroep en cassatie is er niet veel aangepast ten opzichte van de conceptregeling. De veranderingen bestaan grotendeels uit het hernummeren van artikelen en kleine grammaticale aanpassingen. Zo wordt er in het concept gesproken over het indienen van een hoger beroepschrift. 83 In het wetsvoorstel is deze term aangepast omdat de nieuwe terminologie tot problemen leidde in andere wet- en regelgeving. 84 In het wetsvoorstel is ervoor gekozen om het hoger beroep dan ook aan te vangen door de indiening van een procesinleiding in dezelfde vorm en vereisten als in eerste aanleg. De inhoud van art. 77t Rv is opgenomen in art. 30o Rv (nieuw) en deels gewijzigd door de rechter meer bevoegdheden toe te kennen. Zo krijgt hij de bevoegdheid om niet alleen termijnen te verlengen, maar ook te verkorten. Onder art. 77t Rv was enkel verlenging van een termijn mogelijk. Verder heeft de rechter onder art. 30o Rv (nieuw) de bevoegdheid om een mondelinge behandeling aan te houden. Onder het oude artikel kon de rechter enkel bepalen wanneer een volgende mondelinge behandeling of andere zitting zou worden gehouden. 85 Art. 77m Rv, waarin de mondelinge behandeling werd bepaald, is nu verplaatst naar art. 30j Rv (nieuw). Ook hier hebben er een paar veranderingen plaatsgevonden omtrent de bevoegdheid van de rechter. In art. 30j Rv (nieuw) is er voor de rechter een termijn opgenomen die moet zitten tussen het uitnodigen van partijen en de mondelinge behandeling. Deze termijn dient ten minste drie weken te bedragen, tenzij er sprake is van een behandeling in kort geding. 86 Een andere verandering heeft plaatsgevonden in lid 6. In het oude art. 77m Rv was het voor de kantonrechter mogelijk om een mondelinge behandeling achterwege te laten, tenzij een partij om een mondelinge behandeling vroeg. In het nieuwe art. 30j Rv kan de kantonrechter ook bepalen dat een mondelinge behandeling achterwege blijft, maar wel pas nadat partijen zijn gewezen op hun recht te worden gehoord en geen van de partijen nadien binnen de door de rechter gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. Voor zaken in hoger beroep bepaalt het wetsvoorstel dat in verzoekprocedures alleen een mondelinge behandeling wordt gehouden indien de rechter daartoe aanleiding ziet of een partij daarom vraagt. Momenteel vindt bij een verzoekprocedure in hoger beroep standaard een mondelinge behandeling plaats. De Raad van State heeft in haar advies erop gewezen dat de regering volgens de toelichting de bestaande praktijk wil continueren en begrijpt dan ook niet goed waarom het wetsvoorstel dan afwijkt wat betreft de mondelinge behandeling in hoger beroep. 87 Zij heeft geadviseerd om in zuivere 83 Zie bijvoorbeeld art. 343 lid 1 Rv (conceptregeling) 84 Kamerstukken II, , , nr Tevens is er een verandering omtrent de woordkeuze. In art. 77t Rv wordt er nog gesproken van een nader stuk. In art. 77t Rv is er gekozen voor het schriftelijk reageren op elkaars standpunten 86 Het invoeren van deze termijn is het gevolg van het advies van de Raad van State. Zij heeft geadviseerd om een termijn van drie weken op te nemen conform art. 8:56 Awb 87 Kamerstukken II, , , nr. 4, p. 2 16

18 verzoekzaken de mondelinge behandeling in hoger beroep tot uitgangspunt te nemen, tenzij een partij te kennen geeft daarop geen prijs te stellen. Dit is evenals nu het geval. Art. 30k Rv (nieuw), voorheen art. 77n Rv, bepaalt nu dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling partijen in de gelegenheid stelt om hun stellingen toe te lichting. Dit is een flinke verandering ten opzichte van het oude artikel waarin werd bepaald dat de rechter dit kan bepalen. Tot slot heeft er ook een verandering plaatsgevonden omtrent de mogelijkheid om zaken te kunnen observeren. In de Memorie van Toelichting is er namelijk op gewezen dat partijen de mogelijkheid houden om hun eigen zaak te kunnen observeren. De toegang tot het webportaal van de rechterlijke macht zal verstrekt worden door de griffie zodra de oproeping van de verweerder heeft plaatsgevonden. 88 Dit betekent dat door middel van inloggen in het webportaal de verweerder nog niet formeel verschijnt in de procedure. 88 Kamerstukken II, , , nr. 3, p

19 6. Rechtsvergelijkend perspectief: kent de Engelse rechter een actievere rol? Traditioneel kenmerkte het Engelse burgerlijk procesrecht zich door het zogenoemde adversarial system. 89 waarbij de rechter een passieve rol geacht werd aan te nemen. 90 Een gehoord nadeel van dit systeem was dat feiten die door geen van de partijen in het geding werden aangevoerd nooit gehoord zouden worden door de rechter. 91 Een ander kenmerk was dat een procedure lang duurde en erg duur was. 92 Daarbij wordt er een strikt onderscheid gemaakt tussen barristers en solicitors welke fors worden betaald. 93 Veel Engelse burgers werden door dit systeem uitgesloten van toegang tot de rechter. Het was noodzakelijk om hiertegen op te treden omdat te laat recht verkrijgen werd gezien als geen recht. Als gevolg hiervan werd op 28 maart 1994 aan een commissie onder leiding van Lord Woolf opdracht gegeven een onderzoek in te stellen om op die manier het Engelse burgerlijk procesrecht te verbeteren. Een van de centrale punten hierbij was dat de toegang tot de rechter vergroot moest worden en de kosten die daarmee zijn gemoeid werden verkleind. 94 Uiteindelijk traden in 1999 de Draft Civil Proceedings Rules (hierna: CPR) in werking. Bij deze veranderingen bleven er enkel vijf aspecten van het adversarial system onaangeraakt: a) het initiatief tot het starten van een procedure ligt bij de partijen; b) het inroepen van een rechtsmiddel ligt ook bij partijen; c) het is aan een partij om unilateraal een procedure in te trekken. Dit kan uiteraard ook bilateraal; d) het is aan een partij voorbehouden een vonnis ten uitvoering te leggen; e) het is aan de partij om in hoger beroep te gaan Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p Tegenover dit systeem staat het zogenoemde inquisitorial system. In dit systeem is er een actievere rol weggelegd voor de rechter. Zo is het aan de rechter in dit systeem om te bepalen welke getuigen er zullen worden gehoord en heeft de rechter de mogelijkheid om vragen te stellen 91 Kate Malleson & Richard Moules, The Legal System, OXFORD University press 2010, p A.W. Jongbloed, Beschouwingen over het nieuwe procesrecht, Boom juridische uitgevers 2001, p In beginsel is één van de verschillen tussen de barrister en de solicitor dat de eerstgenoemde bevoegd is om cliënten bij te staan in de rechtszaal. Een solicitor verricht in beginsel werkzaamheden buiten de rechtszaal. Ook is er een verschil tussen de opleiding die gevolgd dient te worden. Voor meer over dit onderwerp verwijs ik naar Marcel Berlins & Clare Dyer, The Law Machine, London: Penguin Books 1994, Chapter III, The Lawyers. 94 A.W. Jongbloed, Beschouwingen over het nieuwe procesrecht, Boom juridische uitgevers 2001, p Neil Andrews, English Civil Procedure; fundamentals of the new civil justice system, OXFORD university press, p

20 De overriding objective van de CPR is enabling the court to deal with cases justly and at proportional cost. 96 Daarbij is de rechter gehouden om aan case management te doen. Dit houdt onder andere in dat de rechter samenwerking tussen partijen dient te bevorderen, vroegtijdig moet signaleren waar het geschil zich tussen partijen bevindt, hoofdzaken van bijzaken dient te scheiden, de volgorde dient te bepalen waarin het geschil opgelost moet worden, partijen moet aanmoedigen om gebruik te maken van alternatieve geschilbeslechting, helpen bij het afwikkelen van de gehele, of een gedeelte van de zaak, toezicht houden op de tijd, overwegen of bepaalde stappen waard zijn om te nemen in het kader van een kosten/baten verhouding, zoveel mogelijk aspecten van een zaak tijdens een gelegenheid behandelen, behandelen van de zaak buiten aanwezigheid van partijen om, gebruikmaken van technologie en aanwijzingen geven ter zekerheid van een vlot en efficiënt proces. 97 Het is duidelijk te zien dat de Engelse rechter hedendaags meer bevoegdheden tot zich heeft dan voor de invoering van de CPR en op die manier een actievere rol kan innemen tijdens het proces. Het proces zelf blijft echter in belangrijke mate een partijenproces, hoezeer de rechter ook de mogelijkheden heeft om het proces te beïnvloeden. 98 Het initiatief voor het starten van een procedure, het intrekken daarvan en de keuze om in hoger beroep te gaan blijft binnen de rechtssfeer van partijen. De regiefunctie van de rechter in Nederland toont overeenkomsten met het hierboven besproken Engelse casemanagement. Er zijn echter ook verschillen. Hierbij valt te noemen dat het casemanagement van de Engelse rechter gedurende het hele proces plaatsvindt, terwijl bij de Nederlandse rechter de regiefunctie zich vooral lijkt te concentreren op de fase op en om de zitting. 99 Met de invoering van de KEI-wetgeving kan daar wellicht verandering in worden gebracht nu één van de doelstellingen het versterken van de regiefunctie van de rechter is. Een ander verschil tussen de plannen om de positie van de Engelse rechter en de Nederlandse rechter te versterken is dat er bij de Engelse plannen een duidelijke overriding objective aanwezig is welke verder is uitgewerkt in de CPR. Op deze manier heeft de Engelse rechter een handvat aangereikt gekregen om zijn versterkte positie uit te kunnen oefenen. Een dergelijke doelstelling ontbreekt echter bij de Nederlandse plannen om de regiefunctie te versterken en dus de lijdelijkheid in te perken. Indien KEI een soortgelijke duidelijke doelstelling kende, zou het voor de rechter makkelijker zijn geweest om uitvoering te geven aan een sterkere regiefunctie, zeker nu de lijdelijkheid een negatief geformuleerd begrip is waarvan de omvang onduidelijk is. 96 Rule 1.1 CPR. De wijze waarop deze doelstelling ingevuld moet worden is verder uitgewerkt in lid 2 van voornoemd artikel. Zo moet de rechter rechtvaardig handelen en bij elke zaak onder andere de hoeveelheid geld die daarmee gemoeid is, de complexiteit van de zaak en de financiële positie van partijen in acht nemen. 97 Rule 1.4 CPR 98 W.D.H. Asser, Asser serie 3; bewijs, Kluwer: Deventer 2013, p M.W. de Hoon, Regie in de rechtspraak (deel 4): opmerkingen vanuit een rechtsvergelijkend perspectief, rechtstreeks 4/2013, p

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak Modernisering van de rechtspraak Programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) Prof. mr. Margreet Ahsmann Uitgangspunten KEI wetgeving Eenvoudige, uniformere basisprocedure voor zowel vorderingen als verzoeken

Nadere informatie

KEI GOED.. Wat verandert er door KEI?

KEI GOED.. Wat verandert er door KEI? KEI GOED.. U heeft vast al gehoord van KEI. KEI staat voor: Kwaliteit En Innovatie Rechtspraak en heeft betrekking op het digitaal procederen. Digitaal procederen zal verplicht worden in civiele en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

Hieronder leest u hoe de nieuwe procedure eruitziet en welke terminologie daarbij hoort. Daarnaast kunt u gebruikmaken van:

Hieronder leest u hoe de nieuwe procedure eruitziet en welke terminologie daarbij hoort. Daarnaast kunt u gebruikmaken van: Informatie voor advocaten die meedoen aan de pre-pilot vrijwillig digitaal procederen Civiel 1.0 De nieuwe civiele vorderingsprocedure De komende tijd gaat u ervaring opdoen met de nieuwe civiele procedure,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd: STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 71078 12 december 2017 Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 december 2017, nr. 2164326 tot indexering

Nadere informatie

Memorie van Toelichting. Algemeen

Memorie van Toelichting. Algemeen Memorie van Toelichting Algemeen Op 12 december 2008 is de Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna ook EBB-verordening) van toepassing geworden. De

Nadere informatie

VAAN Onder professoren

VAAN Onder professoren VAAN Onder professoren Prof. mr. A.I.M. (Toon) van Mierlo 5 oktober 2017 Agenda Tweeluik 1. Kwaliteit en Innovatie (KEI) in theorie en (naaste) praktijk 2. Capita bijzonder procesrecht ontslagzaken 1.

Nadere informatie

STAATSCOURANT. Nr

STAATSCOURANT. Nr STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 65542 22 november 2018 Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 14 november 2018, nr. 2406921, tot indexering

Nadere informatie

Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de. van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke

Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de. van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke 34 212 Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

Uitgangspunten KEI-wetgeving

Uitgangspunten KEI-wetgeving KEI : een procesrechtelijke plons in het diepe? prof. mr. Margreet J.A.M. Ahsmann senior rechter A rechtbank Den Haag Curaçao 28 januari 2016 Uitgangspunten KEI-wetgeving Eenvoudige, uniformere basisprocedure

Nadere informatie

AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON

AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON INFO@CREDITASSIST.NL WWW.CIST.NL MODELAANZEGGINGEN DAGVAARDINGEN OF VERZOEKSCHRIFTEN VERSIE 01 APRIL 13 MR. RAMONA BATTA C.S. AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON 1 GEDAAGDE gedaagde op die terechtzitting kan

Nadere informatie

Een nieuwe balans. Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht

Een nieuwe balans. Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht Een nieuwe balans Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht Prof. mr. W.D.H. Asser Prof. mr. H.A. Groen Prof. mr. J.B.M. Vranken m.m.v. mevrouw mr. I.N. Tzankova Boom Juridische

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

Betreft: conceptwetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering procesrecht in hoger beroep en cassatie

Betreft: conceptwetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering procesrecht in hoger beroep en cassatie (7) ' 000 111111111111111111111111111111 (.0 1-.^1 21:a. Aan de Minister van Veiligheid en Justitie De heer mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Cr) LA) Den Haag, 27 juni 2014 Dossiernummer:

Nadere informatie

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten

Nadere informatie

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen. Excellentie, Met uw brief van 23 april 2008 hebt u ons ter consultatie toegezonden het conceptwetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie. Het conceptwetsvoorstel geeft ons aanleiding

Nadere informatie

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 608 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (Wet afwikkeling massaschade

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 138 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger

Nadere informatie

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 1 INLEIDING Over de taak van de rechter in het burgerlijk geding bestaat weinig onenigheid. Het is zijn taak om ambtshalve te beoordelen of het recht op

Nadere informatie

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA 2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA RIJKSWET van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 237 (R2054) Aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van urgerlijke Rechtsvordering en

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 38 Besluit van 4 augustus 2016 tot afkondiging van Besluit van 13 juli 2016 houdende aanpassing van het Besluit termijnen Rijkswet cassatierechtspraak

Nadere informatie

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN Jaargang 2016 No. 39 Besluit van 4 augustus 2016 tot afkondiging van de Rijkswet van 13 juli 2016, houdende aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 175 Aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening

Nadere informatie

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege

Reglement van het Veterinair Tuchtcollege Reglement van het Veterinair Tuchtcollege Dit reglement geldt in aanvulling op het bepaalde in de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 c.q. in aanvulling op de Wet Dieren (nadat de daarin

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2012 2013 32 450 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537 ECLI:NL:RBAMS:2017:1537 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 13-03-2017 Zaaknummer KK EXPL 17-174 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat gerechtsdeurwaarder X het vonnis van de kantonrechter d.d. 18 december 2007 heeft betekend, terwijl hij verzoeker niet eerst heeft uitgenodigd dan wel heeft

Nadere informatie

VERKORTE INHOUDSOPGAVE

VERKORTE INHOUDSOPGAVE VERKORTE INHOUDSOPGAVE Voorwoord /V 1. Plan van behandeling /1 2. De afbakening van het geschil door partijen /3 2.1 De vordering / 3 2.2 De juridische grondslag / 7 2.3 De feitelijke grondslag / 9 2.4

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 293 Besluit van 13 juli 2016, houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van

Nadere informatie

PROFESSIONEEL INCASSOBEHEER De gerechtelijke fase

PROFESSIONEEL INCASSOBEHEER De gerechtelijke fase PROFESSIONEEL INCASSOBEHEER De gerechtelijke fase 1 Een juridische procedure: is voor rekening en risico opdrachtgever kan een langdurig proces zijn wordt actieve inbreng van u verwacht De gerechtelijke

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 3 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1793/RO Uw kenmerk: 5645121/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Wijziging dagvaardingen per 01 april 2013

Wijziging dagvaardingen per 01 april 2013 Rechtbank, 1 gedaagde a. indien de gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen,

Nadere informatie

Webinar digitaal procederen in civiele zaken. Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak

Webinar digitaal procederen in civiele zaken. Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak Webinar digitaal procederen in civiele zaken Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak Presentatoren Selinde Bokx-Boom senior rechter Rechtbank Gelderland, portefeuillehouder civiel KEI Huan Tan

Nadere informatie

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens Bijlage 7 Reglement van Orde van het College van Beroep voor de Examens Regeling ter uitvoering van het bepaalde in artikel 54 van de Structuurregeling van de Radboud Universiteit Nijmegen. HOOFDSTUK 1.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen, v4 nieuw tarief

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen, v4 nieuw tarief Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten

Nadere informatie

2 Omschrijving van enkele begrippen

2 Omschrijving van enkele begrippen 2 Omschrijving van enkele begrippen 1 INLEIDING Een probleem bij de bestudering van art. 48 (oud) Rv is dat de betekenis van veel van de gebruikte begrippen niet duidelijk is. Wat is een rechtsgrond? Is

Nadere informatie

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Bestuursrecht zaaknummer: AMS 15/4034 uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2016 in de zaak tussen.., te Uithoorn, eiser, gemachtigde: mr. H.A.M. Lamers, en de staatssecretaris

Nadere informatie

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505 JB2016/45 RvS, 20-01-2016, nr. 201504247/1/A4, ECLI:NL:RVS:2016:99 Plaatsingsplan van ondergrondse restafvalcontainers, Zienswijze, indienen, Zienswijze, indienen via website, Bewijs indiening, Bewijslast

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve

Nadere informatie

Reglement Geschillencommissie oogo-jeugdplan

Reglement Geschillencommissie oogo-jeugdplan Reglement Geschillencommissie oogo-jeugdplan Reglement van de Geschillencommissie oogo-jeugdplan zoals bedoeld in het Model Procedure oogo-jeugdplan Artikel 1 Begripsbepalingen Dit reglement verstaat onder:

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht

De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht P. Blijleven 23 januari 2017 Afstudeerscriptie De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak

Nadere informatie

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L Bundel procesrecht Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L Bundel Procesrecht Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman Samengesteld

Nadere informatie

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd pagina 1 van 5 (http://stichtingpiv.nl/) Inloggen PIV-Kennisnet(http://stichtingpiv.nl/inloggen) JURISPRUDENTIE Bron: Hof Amsterdam 3 februari 2016 Publicatie nummer: (nog) niet gepubliceerd Zaaknummer:

Nadere informatie

van gedaagde bij verschijning in de procedure geen griffierecht zal worden geheven;

van gedaagde bij verschijning in de procedure geen griffierecht zal worden geheven; Model A1, Rechtbank, kantonzaak, 1 gedaagde Naast alles wat de wet en met name het tweede lid van artikel 111 Rv overigens voorschrijft, in het bijzonder ook de waarschuwing voor verstek bij niet verschijnen

Nadere informatie

Advocaten en notarissen

Advocaten en notarissen Advocaten en notarissen Inhoud & Betekenis KEI voor verzekeraars I. Wat is KEI? (1) Kwaliteit en Innovatie rechtspraak Verzekeraar als procederende partij Beroepsaansprakelijkheid advocatuur Doelen: Vereenvoudigen

Nadere informatie

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie.

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie. Geschillenreglement VViN Artikel 1 - Definities In dit reglement gelden de volgende definities: 1. Eiser: de partij die een verzoek tot beslechting als bedoeld in lid 7 van dit artikel met inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

1 Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon Vordering van 80.000,00 met de aanzegging, dat: a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen

1 Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon Vordering van 80.000,00 met de aanzegging, dat: a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen 1 Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen of het hierna te noemen griffierecht niet tijdig betaalt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e), Hoofdstuk 5 Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht DEEL A 2016 2017 Voorwoord Beste student(e), Bij dezen ook het ontbrekende hoofdstuk 5 van het boek Compendium, dat voorgeschreven is in week 1

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/4/8 Inzake : Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/4 ------------------------- KANEN tegen GEMEENTE VELDHOVEN Procestaal : Nederlands En cause : Arrêt

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens Artikel 1 - Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips 18 december 2015 Dirk Vergunst 1 Artikel 45 Rechtsvordering 1. Exploten (pv van ambtshandeling) worden door een daartoe bevoegde deurwaarder gedaan (

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

.p

.p NEDERLANDSE VERENIGING V R R_ECHTSPRAAK...,.p.1111111 111111111111 1111 De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Ci;) Datum juli 2014 Uw kenmerk 510914 Contactpersoon

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3181

ECLI:NL:CRVB:2016:3181 ECLI:NL:CRVB:2016:3181 Instantie Datum uitspraak 22-08-2016 Datum publicatie 29-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/3877 PW-VV Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Bijlage 3 Geschillenreglement IKB Kip

Bijlage 3 Geschillenreglement IKB Kip GESCHILLENREGLEMENT IKB KIP DEFINITIES Artikel 1 Dit reglement is een bijlage van de AV IKB Kip en neemt de terminologie van de AV IKB Kip over. In afwijking daarvan wordt voor de toepassing van dit reglement

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

R ( 1 SPRAK. rekening is gehouden. Enige onderbouwing. bijvoorbeeld ervaringen in het verleden in zaken

R ( 1 SPRAK. rekening is gehouden. Enige onderbouwing. bijvoorbeeld ervaringen in het verleden in zaken 10december 2010 Datum Postbus 20301 2500 GH Den Haag Mr. 1W. Opsteken De minister van Veiligheid en Justitie R ( 1 SPRAK Teifo 0 036ll420 rfccn. crg wvv ri org o- Po b 3D3 2500 G L,r rekening is gehouden.

Nadere informatie

Examenprogramma Burgerlijk Procesrecht 1

Examenprogramma Burgerlijk Procesrecht 1 Diplomalijn Examen Niveau Juridisch Burgerlijk Procesrecht hbo Versie 1.0 Geldig vanaf 01-01-2013 Vastgesteld op 28-08-2012 Vastgesteld door Veronderstelde voorkennis Bestuur Nederlandse Associatie voor

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 27 824 Aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste

Nadere informatie

LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255

LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255 http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=bx6610 LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255 Datum uitspraak: 22-02-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort

Nadere informatie

VERKLARENDE WOORDENLIJST ARBITRAGE

VERKLARENDE WOORDENLIJST ARBITRAGE ! VERKLARENDE WOORDENLIJST ARBITRAGE St.AR probeert zoveel mogelijk ingewikkelde juridische woorden te vermijden. Dat is niet altijd mogelijk. In deze lijst vindt u een omschrijving aan van de meest voorkomende

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: Vonnis in kort geding van in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BECKERS BENELUX B.V., gevestigd

Nadere informatie

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

DEEL I DE RECHTSMACHT 1 VOORWOORD V DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 DE GRONDWET 3 1 Waarborg 3 2 Exclusiviteit 4 3 Doorbreking bij de wet 5 4 Het begrip rechterlijke macht 5 5 Burgerlijke rechten 6 6 Conclusie burgerlijke en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen 010 Rechtbank Rotterdam 15:23:33 13-09-2016 2/7 uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Zittingsplaats Rotterdam Team Bestuursrecht 3, V-nummer: uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 September 2016 op het

Nadere informatie

Het burgerlijk procesrecht na KEI

Het burgerlijk procesrecht na KEI Het burgerlijk procesrecht na KEI Karlijn Teuben 10 december 2015 Programma Algemene achtergronden wetsvoorstellen Stand van zaken wetgevingstraject Digitaal procederen Wijzigingen burgerlijk procesrecht

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter

Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter Een onderzoek naar de houdbaarheid van het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift, gedateerd 29 mei 2018, ingediend.

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift, gedateerd 29 mei 2018, ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2018-063 d.d. 30 oktober 2018 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. F.R. Salomons, mr. E.E. van Tuyll van Serooskerken- Röell, mr. A. Bus en F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en

Nadere informatie

Webinar Digitalisering Rechtspraak (KEI) Bent u al voorbereid?

Webinar Digitalisering Rechtspraak (KEI) Bent u al voorbereid? Webinar Digitalisering Rechtspraak (KEI) Bent u al voorbereid? Door: prof. mr. Toon van Mierlo en prof. mr. Constant van Nispen Redacteuren Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering Welkom Deel 1:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2013 Datum publicatie 03-04-2014 Zaaknummer AMS 13-2085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Afdeling civielrecht nieuwsbrief

Afdeling civielrecht nieuwsbrief de Rechtspraak Gerechtshof Amsterdam Afdeling civielrecht nieuwsbrief Nummer 2017/03 November 2017 Amsterdam, november 2017 Geachte heer/mevrouw, In deze nieuwsbrief vindt u informatie over ontwikkelingen

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Reglement Vaste Commissie

Reglement Vaste Commissie Reglement Vaste Commissie TAKEN EN BEVOEGDHEDEN Artikel 1 In de cao Tentoonstellingsbedrijven is op grond van artikel 29 van die cao de Vaste Commissie ingesteld met taken en bevoegdheden op het gebied

Nadere informatie

Geschillenreglement IKB Ei

Geschillenreglement IKB Ei Definities Artikel 1 Dit geschillenreglement is een bijlage van de AV IKB Ei neemt de terminologie van de AV IKB Ei over. In afwijking van de definities in de AV IKB Ei wordt voor de toepassing van dit

Nadere informatie

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/ BENELUX-GERECHTSHOF COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/3/10 ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/3 ------------------------- Inzake : COTRABEL BVBA tegen LAUTE DIRK Procestaal : Nederlands En cause : ARRET

Nadere informatie

Netherlands Commercial Court

Netherlands Commercial Court Netherlands Commercial Court Wat is de NCC? NCC internationale handelskamer van de Rechtbank Amsterdam (incl. voorzieningenrechter) + NCCA internationale handelskamer van het Gerechtshof Amsterdam Waarom

Nadere informatie

1. Inleiding. Den Haag, 9januari 2015 No. 245/14/MF/sk

1. Inleiding. Den Haag, 9januari 2015 No. 245/14/MF/sk Den Haag, 9januari 2015 No. 245/14/MF/sk PRESIDENT VAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Mr. I.W. Opstelten Minister van Veiligheid en Justitie D.t.v. mr. H. Donner Directie Wetgeving en Juridische Zaken Postbus

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109 ECLI:NL:RBOVE:2016:5109 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 15-11-2016 Datum publicatie 23-12-2016 Zaaknummer 5405642 VV EXPL 16-70 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Reglement van het Tuchtcollege van St!R. Definities

Reglement van het Tuchtcollege van St!R. Definities Reglement van het Tuchtcollege van St!R Definities Artikel 1: In dit Reglement wordt verstaan onder: 1.1 College: het Tuchtcollege van St!R; 1.2 St!R: Stichting Registratie; 1.3 Gedragscode: Gedragscode

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 Instantie Datum uitspraak 27-09-2011 Datum publicatie 30-09-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 11/18267 & 11/18269 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie