Paritaire commissie decentralisatie

Transcriptie

1 EERSTE VOORTGANGSRAPPORT Inhoudstafel 1. SITUERING Het eindverslag van de paritaire commissie decentralisatie Totstandkoming van het eindverslag Het Vlaams Regeerakkoord Doelstelling Commissie en werkgroepen IMPLEMENTATIE VERDERE PLANNING BIJLAGEN: OPVOLGINGSFICHES EN SAMENSTELLING SITUERING 1.1. Het eindverslag van de paritaire commissie decentralisatie In juni 2015 hechtte de paritaire commissie decentralisatie de goedkeuring aan haar eindverslag waarin, per beleidssector, afspraken zijn vastgelegd voor het vergroten van de beleidsruimte van de lokale besturen. Het eindverslag is op 26 juni 2015 ter mededeling voorgelegd aan de Vlaamse Regering en werd in verschillende commissies van het Vlaams Parlement besproken: 6 oktober 2015, Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid: Gedachtewisseling met minister Liesbeth Homans over het eindverslag van de paritaire commissie en over de sectorale conclusies inzake Organieke Regelgeving. 20 oktober 2015, Gezamenlijke zitting Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid, Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken en Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen: Gedachtewisseling met ministers Jo Vandeurzen, Ben Weyts en Liesbeth Homans over de sectorale conclusies inzake Welzijn, Mobiliteit en Wonen. 10 november 2015, Gezamenlijke zitting Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid, Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn en Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media: Gedachtewisseling met ministers Joke Schauvliege en Sven Gatz over de sectorale conclusies inzake Ruimte en Leefmilieu en Vrije Tijd. 1

2 12 januari 2016, Gezamenlijke zitting Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid en Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid: Gedachtewisseling met minister Philippe Muyters over de sectorale conclusies inzake Economie en Werk. Het eindverslag en alle afsprakenfiches zijn terug te vinden op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur: Totstandkoming van het eindverslag Het Vlaams Regeerakkoord Het Vlaams regeerakkoord legt grote nadruk op sterke steden en gemeenten met meer beleidsruimte. Binnen dit kader bepaalt het Vlaams regeerakkoord o.a.: De Vlaamse Regering engageert zich om, in een paritair (Vlaanderen/lokale besturen) samengestelde commissie, na te gaan op welke terreinen de autonomie van de lokale besturen kan verhoogd worden, met name voor welke concrete bevoegdheden van het lokale bestuursniveau het niet meer of minder nodig is dat Vlaanderen sturend optreedt. Deze doorlichting zal het eerste jaar van de legislatuur georganiseerd worden, samen met de gemeenten en provincies, en dient voor 31 maart 2015 tot concrete resultaten te leiden Doelstelling Op 10 oktober 2014 besliste de Vlaamse Regering hoe dit engagement uit het regeerakkoord concreet zou worden aangepakt. Een paritaire commissie (of de commissie decentralisatie) kreeg de opdracht om de beleidsruimte van het lokale niveau te vergroten. De belangrijkste component was het in kaart brengen van de punten waarbij de lokale besturen belemmeringen aanvoelen bij het autonoom uitoefenen van hun bevoegdheden. Doelstelling was dat de Vlaamse overheid zich zoveel mogelijk terugplooit op het formuleren van de strategische kaders, en dat de lokale besturen in volle vrijheid het tactische en operationele beleid van hun bevoegdheden kunnen invullen Commissie en werkgroepen De paritaire commissie werd voorgezeten door het kabinet van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur Liesbeth Homans en bestond uit 6 vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering, 6 vertegenwoordigers van de VVSG en 2 vertegenwoordigers van de VVP. De commissie stond in voor het aansturen van de diverse inhoudelijke werkgroepen en voor het vaststellen van het eindrapport. Het uitwerken van concrete voorstellen gebeurde in de schoot van 7 inhoudelijke werkgroepen die diverse malen samenkwamen: 2

3 De werkgroep Organieke Regelgeving (o.l.v. kabinet minister Homans) De werkgroep Welzijn (o.l.v. kabinet minister Vandeurzen) De werkgroep Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu (o.l.v. kabinet minister Schauvliege) De werkgroep Mobiliteit (o.l.v. kabinet minister Weyts) De werkgroep Economie en Werk (o.l.v. kabinet minister Muyters) De werkgroep Wonen (o.l.v. kabinet minister Homans) De werkgroep Vrije Tijd (o.l.v. kabinet minister Gatz) Deze inhoudelijke werkgroepen waren politieke werkgroepen onder de verantwoordelijkheid van het kabinet van de functioneel bevoegde minister en samengesteld uit vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering, de VVSG en de VVP. De werkgroepen werden technisch ondersteund door de administratie. 2. IMPLEMENTATIE In het eindverslag is afgesproken dat de implementatie van de beslissingen de verantwoordelijkheid vormen van de functioneel bevoegde ministers, en dat de paritaire commissie in zijn oorspronkelijke samenstelling de voortgang zal bespreken van de in het eindrapport gemaakte afspraken (zie bijlage voor de samenstelling). In functie daarvan heeft de minister bevoegd voor binnenlands bestuur als coördinerend minister de opdracht gekregen om jaarlijks een voortgangsrapport op te maken en voor te leggen aan de paritaire commissie. Als bijlage bij dit rapport vindt u per afsprakenfiche (waarover een overeenstemming is bereikt) een antwoord op volgende vragen: Welke afspraken zijn gemaakt in het eindverslag van de paritaire commissie (in kort bestek)? Wat is gerealiseerd het afgelopen jaar? Wat is de verdere planning? Deze fiches zijn opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de functioneel bevoegde ministers en zijn afgestemd met de vertegenwoordigers van de lokale en provinciale besturen. De belangrijkste conclusies die één jaar nadat de afspraken omtrent verdere decentralisatie zijn vastgelegd, zijn de volgende: Voor alle decentralisatieafspraken is het implementatieproces opgestart. Er is dus een positieve opvolging binnen de Vlaamse overheid van de afspraken die zijn gemaakt door de paritaire commissie decentralisatie. Meer dan de helft van de fiches zitten reeds in de fase van het formele regelgevingsproces (vanaf principiële goedkeuring Vlaamse Regering). Het gaat meer bepaald over de afspraken die zijn vastgelegd binnen de beleidssectoren Organieke Regelgeving, Wonen, Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu, en Werk en Economie. Voor de andere afspraken is het interne 3

4 voorbereidingsproces opgestart (evaluatie, onderzoek, eerste versies regelgeving, ), maar moet de agendering op de Vlaamse Regering nog volgen. Enkele belangrijke decentralisatiedossiers zijn reeds afgerond: o Het decreet van 3 juni 2016 betreffende de wijziging van de organieke regelgeving voor de lokale besturen maakt veel meer maatwerk mogelijk bij de organisatie van de interne werking en het personeelsbeleid van het gemeentebestuur. o Het decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot Wonen zorgt voor een duidelijke planlastvermindering bij de opmaak van het gemeentelijk actieprogramma Wonen (wegvallen verplicht percentage van 25% voor sociale woningbouw) en voor een zo goed als volledige decentralisatie op het vlak van het leegstandbeleid (het Vlaamse kader beperkt zich tot de hoofdlijnen, de invulling kan lokaal volledig autonoom bepaald worden). Dit decreet zal begin oktober 2016 worden voorgelegd aan de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Bovendien stimuleert de Vlaamse overheid de lokale capaciteitsopbouw doormiddel van het ondersteunen van intergemeentelijke samenwerking (BVR 8 juli 2016). o Het decreet van 15 juli 2016 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid biedt de lokale besturen bijkomende vrijheid om hun socio-economisch beleid af te stemmen op de eigen noden. o De structurele samenwerking tussen VDAB en de lokale besturen werd verankerd doormiddel van de oprichting van de Centrale Werkgroep Lokale Besturen (strategisch overlegorgaan met het oog op het afstemmen van het Vlaamse en lokale werkgelenheids- en arbeidsmarktsbeleid), en van de oprichting van provinciale werkgroepen (met als doel de concrete samenwerking op het terrein te bevorderen). o De lokale besturen krijgen de handhavingsbevoegdheid in het kader van de Wet oppervlaktewateren van de door gemeenten aangeduide en beheerde grachten van algemeen belang (BVR 3 juli 2015). Voor zo goed als alle dossiers is verder overleg en samenwerking met het lokale bestuursniveau een belangrijk onderdeel van de reeds gevoerde of uitgetekende beleidstrajecten. De vruchtbare samenwerking tussen de bestuurlijke partners op het niveau van de paritaire commissie lijkt dus zijn effect te hebben op de individuele implementatietrajecten, want ook op dat niveau blijven de bestuursniveaus elkaar vinden. Op deze manier wordt invulling gegeven aan de doelstelling uit het Vlaamse regeerakkoord om bij elke toewijzing van nieuwe taken of bevoegdheden aan de lokale besturen overleg te voeren. Van verdere differentiatie tussen besturen afhankelijk van de bestuurskracht of schaalgrootte is in beperkte mate sprake bij de verdere implementatie van de afspraken. Uitzondering 4

5 vormt de wijziging aan de personeelsregelgeving voor de lokale besturen (Gent en Antwerpen krijgen de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van het Vlaamse kader at de minimale voorwaarden voor het personeel vastlegt). 3. VERDERE PLANNING In het najaar van 2017 wordt een tweede opvolgingsrapport opgemaakt op basis van een bevraging van de sectoren, en wordt dit opnieuw voorgelegd aan de paritaire commissie decentralisatie. 4. BIJLAGEN: OPVOLGINGSFICHES EN SAMENSTELLING (zie hieronder) 5

6 Opvolgingsfiches per werkgroep 1

7 Inhoudsopgave Werkgroep Organieke Regelgeving... 3 Werkgroep Wonen... 6 Werkgroep Mobiliteit Werkgroep Welzijn Werkgroep Werk en Economie Werkgroep Ruimte en Leefmilieu Werkgroep Vrije Tijd

8 Werkgroep Organieke Regelgeving 3

9 Werkgroep Organieke Regelgeving OPVOLGINGSFICHE Personeel lokale besturen WAT IS ER AFGESPROKEN? Afgesproken werd om in een eerste fase na te gaan waar decretale decentralisatie/vereenvoudiging opportuun is op het vlak van personeelsregelgeving en nadien, in een tweede fase de decentralisatie/vereenvoudiging in de uitvoeringsbesluiten te behandelen. Het is in die 2de fase o.m. de bedoeling te komen tot een besluit rechtspositieregeling dat, veel meer dan nu het geval is, stuurt op hoofdlijnen en meer vrijheidsgraden biedt. Voor besturen die dit wensen, wordt een voorbeeldbesluit aangeboden. Ook de tuchtregeling zal in deze fase aan bod komen. Wat de decretale voorstellen betreft, worden in eerste instantie voorstellen gedaan m.b.t. het Gemeentedecreet. Die worden doorgetrokken naar het Provinciedecreet en waar opportuun ook nog naar het OCMW-decreet. De voorstellen zijn een voorafname van het Decreet Lokaal Bestuur. WAT IS ER GEREALISEERD? De afspraken binnen de werkgroep Organieke Regelgeving van de paritaire commissie zijn ondertussen doorvertaald in het decreet van 3 juni 2016 tot wijziging van het Gemeentedecreet, het Provinciedecreet en het decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (B.S. 28 juni 2016). Deze nieuwe personeelsregels zijn, behoudens de wijziging met betrekking tot de personeelsformatie, sinds 8 juli 2016 in werking getreden en vergemakkelijken de werking van de lokale besturen. De belangrijkste wijzigingen op personeelsgebied zijn, summier samengevat, als volgt: Meer autonomie voor de interne organisatie Afschaffing van de personeelsformatie Keuzevrijheid tussen statutaire en contractuele tewerkstelling Verruiming van de mogelijkheid om statutaire personeelsleden ter beschikking te stellen Deregulering van de personeelsevaluatie Gemotiveerde afwijking van de secretarisnorm voor de leidinggevende personeelsleden van extern verzelfstandigde agentschappen of verenigingen wordt toegelaten Uitbreiding van de mogelijkheid tot samenwerking voor personeelsselectie en wervingsreserves 4

10 Daarnaast krijgen de grote steden meer mogelijkheden om gemotiveerd af te wijken van welbepaalde minimale voorwaarden die de Vlaamse Regering kan opleggen voor de rechtspositieregeling van het personeel, weliswaar met respect voor bepaalde ondergrenzen. Ook het algemeen toezicht op de hulpverleningszones is sinds 8 juli 2016 van toepassing. Het verloopt analoog met het algemeen toezicht op de politiezones. VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Opstellen uitvoeringsbesluit Begin 2017 Eind 2017 Betrokken actoren Aard/timing van betrokkenheid 1. Werkgroep paritaire commissie Bespreking voorstellen (ook de vakorganisaties worden in deze fase betrokken) 2. Vakorganisaties Onderhandeling 3. Werkgevers Voorvergadering Comité C1 Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Functie 1. Wim Vandenhaute Adviseur minister Homans, voorzitter werkgroep 2. Peter Vandenabeele Secretaris werkgroep 5

11 Werkgroep Wonen 6

12 Werkgroep Wonen OPVOLGINGSFICHE 1. Actieprogramma inzet gronden lokale besturen voor sociaal woonbeleid WAT IS ER AFGESPROKEN? Planlastvermindering en aansluiting BBC. Het verplichte percentage van 25% voor sociale woningbouw komt te vervallen voor het gemeentelijk actieprogramma wonen. De verplichting kan eventueel worden aangehouden voor 2b-gemeenten. WAT IS ER GEREALISEERD? Artikel van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, dat betrekking heeft op het gemeentelijk actieprogramma, wordt gewijzigd in het ontwerpdecreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen. Regelgevingstraject: Op 30 juni 2016 heeft de Commissie Wonen van het Vlaams Parlement het ontwerpdecreet goedgekeurd. Met de voorgestelde wijziging worden, conform de afspraken van de paritaire commissie, de volgende aanpassingen doorgevoerd: De verplichting om minstens 25% van de onbebouwde percelen aan te wenden voor de realisatie van het bindend sociaal objectief wordt geschrapt. Op dat principe komt er één uitzondering: de 25%-regel blijft behouden voor de gemeenten die kennelijk onvoldoende inspanningen leveren om het bindend sociaal objectief te bereiken. Dat impliceert dat een gemeente bij een voortgangstoets ingedeeld wordt in categorie 2b én weigert om een overeenkomst te sluiten met een of meer sociale woonactoren om toe te werken naar haar bindend sociaal objectief. In de Memorie van Toelichting bij het voorontwerp van decreet wordt verduidelijkt wat er wordt verstaan onder het begrip Vlaamse semipublieke rechtspersoon. Afstemming heeft vnl. plaatsgevonden in de VVSG-commissie Huisvesting. De Vlaamse Woonraad, met daarin vertegenwoordigers van VVSG en VVP, heeft een advies verleend over het voorontwerp van decreet. 7

13 VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Parlementaire behandeling van het ontwerpdecreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen 2. Communicatie over het wijzigingsdecreet Na voltooiing van het regelgevingstraject Betrokken actoren Aard/timing van betrokkenheid 1. VVSG VVSG-commissie Huisvesting Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Functie 1. Maarten Vanholle Adjunct-kabinetschef Wonen 2. Tom Nulens Agentschap Wonen-Vlaanderen Oktober

14 Werkgroep Wonen OPVOLGINGSFICHE 2. Verwaarlozing/ongeschikt- en onbewoonbaarheid WAT IS ER AFGESPROKEN? Gemeenten zullen zich kunnen ontvoogden zodat ze een eigen verwaarlozingsbeleid kunnen ontwikkelen, met een Vlaams kader die daar aanzetten en stimulansen toe biedt, ook voor intergemeentelijke samenwerking. WAT IS ER GEREALISEERD? De afspraken die hierover zijn gemaakt in de paritaire commissie zijn opgenomen in het initiatief decreet diverse fiscale bepalingen van de minister bevoegd voor Financiën en Begroting. Het voorontwerp werd op 15 juli principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering met oog op adviesaanvragen aan de adviesraden. VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Verdere afhandeling decreet diversie fiscale bepalingen door Vlaamse Regering en Vlaams Parlement Betrokken actoren Midden 2016 Najaar 2016 Aard/timing van betrokkenheid 1. Vlabel Afstemmen, van bij opstart Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Functie 1. Maarten Vanholle Adjunct-kabinetschef minister van Wonen 2. Dorien Van Cauwenberge Coördinator woningkwaliteit 9

15 Werkgroep Wonen OPVOLGINGSFICHE 3. Leegstand WAT IS ER AFGESPROKEN? De Vlaamse overheid treedt bijna volledig terug wat het leegstandsbeleid betreft, waardoor dit een autonome bevoegdheid van het lokale niveau wordt (o.a. schrapping minimumheffingsbedragen, UGLH, verplicht leegstandsregister en tegemoetkoming in de kosten voor de opmaak en de jaarlijkse actualisatie van het leegstandsregister). WAT IS ER GEREALISEERD? Artikelen t.e.m van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, die betrekking hebben op de gemeentelijke heffingsreglementen op leegstand, worden geschrapt in het ontwerpdecreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen. Regelgevingstraject: Op 30 juni 2016 heeft de Commissie Wonen van het Vlaams Parlement het ontwerpdecreet goedgekeurd. Met de voorgestelde wijziging beperkt de Vlaamse overheid zich, conform de afspraken van de paritaire commissie, tot het bepalen van het strategisch kader op hoofdlijnen voor leegstand. 10

16 VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Parlementaire behandeling van het ontwerpdecreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen Oktober Overleg met VVSG Midden 2016 Najaar BVR leegstand wijzigen of opheffen Voorjaar 2016 Najaar 2016 Betrokken actoren Aard/timing van betrokkenheid 1. VVSG Afstemmen, na goedkeuring ontwerpdecreet door Vlaamse regering 2. VVP Informeren, na goedkeuring decreet door parlement 3. Overige woonactoren Informeren, na goedkeuring decreet door parlement 4. ABB Informeren en afstemmen over communicatie, na goedkeuring ontwerpdecreet door Vlaamse regering Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Functie 1. Maarten Vanholle Adjunct-kabinetschef minister van Wonen 2. Dorien Van Cauwenberge Coördinator woningkwaliteit 11

17 Werkgroep Wonen OPVOLGINGSFICHE 4. Procedure sociale woningbouw WAT IS ER AFGESPROKEN? Het procedurebesluit wordt geëvalueerd, samen met andere woonpartners, waarbij de bindende adviesverlening door het Agentschap Wonen Vlaanderen zal verdwijnen. Bij het uittekenen van de nieuwe procedure wordt rekening gehouden met de planlastvermindering, meer flexibiliteit en een zo kort mogelijke doorlooptijd. WAT IS ER GEREALISEERD? In het voorjaar van 2015 evalueerde het agentschap Wonen-Vlaanderen in samenwerking met de VMSW en de beoordelingscommissie het programmatieproces in functie van de wijziging van het MB van 13 februari 2014 bij het Procedurebesluit Wonen. Medio 2015 organiseerde Wonen-Vlaanderen in samenwerking met de VMSW een bevraging bij de lokale besturen en sociale woonorganisaties in functie van de evaluatie van het Procedurebesluit Wonen. De resultaten van de bevraging werden voorgesteld op een bijeenkomst van de VVSG-commissie Huisvesting. Sinds het najaar van 2015 werken Wonen-Vlaanderen en de VMSW aan concrete voorstellen tot wijziging van het Procedurebesluit Wonen. Die wijzigingen hebben een impact op het Financieringsbesluit, zodat het wijzigingsbesluit wellicht ook aanpassingen aan het Financieringsbesluit zal doorvoeren. Het wijzigingsbesluit zal in het najaar van 2016 aan de Vlaamse regering voorgelegd worden. Zoals overeengekomen in de paritaire commissie decentralisatie wordt in het wijzigingsbesluit de bindende advisering door het Agentschap Wonen-Vlaanderen geschrapt. Bij het uittekenen van de nieuwe procedure wordt rekening gehouden met de principes van planlastvermindering, met voldoende mogelijkheid voor lokale flexibiliteit en met een zo kort mogelijke doorlooptijd. 12

18 VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Wijziging Procedurebesluit Wonen van 25 oktober 2013 en Financieringsbesluit van 21 december Nieuw MB houdende vaststelling van technische normen voor sociale woningen ( het ABC ) 3. Wijziging MB van 13 februari 2014 bij het Procedurebesluit Wonen 3. Wijziging MB van 27 mei 2014 houdende de uitvoering van diverse besluiten met betrekking tot het woonbeleid in Vlaanderen (MB bij Financieringsbesluit) Betrokken actoren Aard/timing van betrokkenheid Voorjaar 2016 Najaar 2016 Medio 2015 Najaar 2016 Voorjaar 2016 Najaar 2016 Voorjaar 2017 Medio VVSG VVSG-commissie Huisvesting + Beoordelingscommissie Procedurebesluit Wonen + terugkoppelingsvergaderingen 2. VVP NVT 3. Overige woonpartners Beoordelingscommissie Procedurebesluit Wonen + terugkoppelingsvergaderingen Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Functie 1. Maarten Vanholle Adjunct-kabinetschef Wonen 2. Tom Nulens Agentschap Wonen-Vlaanderen 3. Ben Forier GB VMSW 13

19 Werkgroep Wonen OPVOLGINGSFICHE 5. Toewijzing sociale woning WAT IS ER AFGESPROKEN? Het kaderbesluit wordt ontdaan van detailregelgeving zonder te raken aan gelijkberechtiging. Het voorafgaand goedkeuringstoezicht van het lokaal toewijzingsreglement wordt door het Agentschap Wonen Vlaanderen herbekeken, in samenhang met de ruimere discussie over de maturiteit van het lokale woonbeleid. Planlastvermindering, meer flexibiliteit, versterking lokale regie, aansluiting bij BBC. WAT IS ER GEREALISEERD? Ter voorbereiding van het beleidsvoornemen om een grondige administratieve vereenvoudiging van het Kaderbesluit Sociale Huur en een verhoging van de lokale autonomie door te voeren, wordt de huidige regelgeving geëvalueerd. Het Steunpunt Wonen zal deze evaluatie uitvoeren. Op 20 april 2016 werd daartoe de ad-hoc opdracht voor het Steunpunt Wonen (UA HIVA) goedgekeurd door de minister van Wonen. De titel van de opdracht is Evaluatie sociale huurreglementering: naar minder gedetailleerde regulering en meer lokale autonomie. In deze evaluatie zal de nodige aandacht gaan naar de voorstellen tot decentralisatie, opgenomen in de fiche over de toewijzing sociale woning die opgemaakt is in het kader van de paritaire commissie decentralisatie werkgroep Wonen. Daarnaast wordt ook de mogelijke incongruentie tussen artikel 24 en 28 van het Kaderbesluit Sociale Huur meegenomen. De evaluatie van deze mogelijkheid om woningen toe te wijzen aan bijzondere doelgroepen zal bekeken worden binnen het geheel aan mogelijkheden dat er binnen het Kaderbesluit Sociale Huur is om bijzondere doelgroepen te bereiken (nl. het lokaal toewijzingsreglement en de verhuringen buiten het sociaal huurstelsel ). 14

20 VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Ad-hoc onderzoeksopdracht 1 april 2016 Voorjaar Beleidsaanbevelingen vertalen in regelgeving Betrokken actoren Aard/timing van betrokkenheid Vóór het zomerreces VVSG i.k.v. onderzoeksopdracht zullen de actoren worden bevraagd: vindt plaats tussen september en december VVP Idem 3. Woonactoren Idem 4. Welzijnsactoren Idem Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Functie 1. Maarten Vanholle Adjunct-kabinetschef Wonen 2. Anita Smets Coördinator sociale huur 15

21 Werkgroep Wonen OPVOLGINGSFICHE 6. Intergemeentelijke samenwerking lokaal woonbeleid WAT IS ER AFGESPROKEN? Het stimuleren van capaciteitsopbouw doormiddel van intergemeentelijke samenwerkingsvormen vormt een aandachtspunt doorheen zo goed als alle afspraken van de Werkgroep Wonen. Er werd daarvoor geen aparte fiche opgemaakt en besproken in de paritaire commissie decentralisatie. WAT IS ER GEREALISEERD? De huidige subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid is opgenomen in het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september Eind 2016 zullen de eerste projecten aan het einde van de maximaal voorziene subsidiëringsperiode van 9 jaar komen. Er is beslist om een tijdelijke subsidieregeling uit te werken die van kracht zal zijn tot en met 31 december 2019, de einddatum van de huidige gemeentelijke beleids- en beheerscyclus (BBC). Voor de periode na 2019 zal de subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid afgestemd worden op de nieuwe gemeentelijke legislatuur. Het subsidiekader voor de periode zal opgenomen worden in een BVR Lokaal Woonbeleid, dat in de loop van 2018 in werking treedt. Regelgevingstraject: Op 8 juli 2016 hechtte de Vlaamse Regering haar definitieve goedkeuring aan het besluit houdende subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, na adviezen van de Vlaamse Woonraad en de Raad van State. Afstemming: Op 19 februari 2016 en 18 april 2016 was er een afstemmingsoverleg over het ontwerpbesluit met vertegenwoordigers van VVSG, VVP en de bestaande intergemeentelijke projecten. Op 26 mei 2016 wordt een informatiesessie georganiseerd voor de bestaande intergemeentelijke projecten die in de loop van 2016 een subsidieaanvraag zullen indienen conform de nieuwe subsidieregeling. 16

22 VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Communicatie over het nieuwe BVR Tijdens en na voltooiing van het regelgevingstraject 2. Opmaak BVR Lokaal Woonbeleid (nieuw BVR IGS-projecten is reeds in het voorjaar 2016 definitief goedgekeurd door de VR, maar wordt ingekanteld in het nieuw op te maken BVR lokaal woonbeleid) Betrokken actoren Voorjaar 2017 Voorjaar 2018 Aard/timing van betrokkenheid 1. VVSG VVSG-commissie Huisvesting + afstemmingsoverleg 2. VVP Afstemmingsoverleg 3. Intergemeentelijke projecten lokaal woonbeleid Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet VVSG-commissie Huisvesting + afstemmingsoverleg (+ evt IGS-overlegtafels voor wat betreft communicatie) Functie 1. Maarten Vanholle Adjunct-kabinetschef Wonen 2. Tom Nulens Agentschap Wonen-Vlaanderen 17

23 Werkgroep Mobiliteit 18

24 Werkgroep Mobiliteit OPVOLGINGSFICHE 1. Buurtwegen/trage wegen WAT IS ER AFGESPROKEN? Voor VVSG zijn de buurtwegen en trage wegen bij uitstek lokale wegen en zijn vandaag te veel bovenlokale goedkeuringen nodig. Voor de provincies speelt grensoverschrijdend element een belangrijke rol. Een decretaal kader kan oplossing bieden voor de definitie buurtwegen en trage wegen en de bevoegdheidsverdeling. WAT IS ER GEREALISEERD? In samenspraak met de betrokken kabinetten is in het Vlaams Parlement een initiatief lopende om te komen tot een nieuw decreet die de oude wet op de buurtwegen vervangt. Het voorstel heeft als uitgangspunt alle wegen die onder het beheer vallen van lokale besturen. Buurtwegen en voetwegen vallen hieronder. Gesprekken zijn gepland met belangrijkste betrokken actoren zoals de VVSG, VVP, de vzw Trage Wegen, enz VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Decretaal kader 01/05/ /12/2017 Betrokken actoren Aard/timing van betrokkenheid 1. Pieter Derudder Dienshoofd mobiliteit provincie Oost-Vlaanderen 2. Erwin Debruyne VVSG stafmedewerker 3. Steven Claeys Vzw Trage Wegen Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Functie 1. Stijn Quaghebeur Raadgever mobiliteit minister Weyts 2. Ignaas Claeys Raadgever Ruimtelijke Ordening minister Schauvliege 3. Ilse Hoet Afdelingshoofd Beleid MOW 4. Wolfgang Vandevyvere Afdeling Juridische en Beleidsontwikkeling 19

25 Werkgroep Mobiliteit OPVOLGINGSFICHE 2. Aanvullende Verkeersreglementen WAT IS ER AFGESPROKEN? Er is overeenstemming bereikt over een coherent systeem van registratie van de aanvullende verkeersreglementen (AR). Het doel is te komen tot minder administratieve lasten door enkelvoudige input van informatie. Dit wordt gerealiseerd door het vereenvoudigen van de opmaak van aanvullende verkeersreglementen via de Interactieve Reglementengenerator (IRG) en door het elektronisch overmaken van een officieel AR aan de afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid (BMV). Er wordt extra ingezet op de bekendmaking van de IRG en ondersteuning bij het gebruik van de toepassing. De tekstuele handleiding m.b.t. IRG op Mobiel Vlaanderen wordt aangevuld met powerpoint-presentaties en filmpjes om het gebruik nog meer visueel voor te stellen. Ook worden getuigenissen van officiële gebruikers verzameld. Om het IRG beter ingang te doen vinden in de gemeentelijke praktijk is blijvende opvolging en waar nodig aanpassing aangewezen; is een duidelijke(re) link en betere integratie met de verkeersbordendatabank noodzakelijk, onder meer om dubbele input van dezelfde gegevens te vermijden. Hierbij wordt enerzijds nagegaan welke technische integratiemogelijkheden er nog zijn en anderzijds hoe de gemeentelijke werkprocessen beter op deze zo maximaal mogelijk geïntegreerde instrumenten afgestemd kunnen worden. WAT IS ER GEREALISEERD? - PPT/filmpjes om het gebruik van de toepassing te visualiseren werden afgerond en overgemaakt aan Mobiel Vlaanderen voor publicatie op de website. - Verwijzingen naar de Interactieve Reglementengenerator in antwoorden verzonden vanaf de mailbox van de aanvullende reglementen, in telefonische gesprekken en in face-to-face overleg hebben onder meer de stad Gent als gebruiker van de toepassing over de streep getrokken. De stad Gent (maar ook andere steden en gemeenten die de toepassing gebruiken) werkt mee aan de verbetering van de toepassing door feedback te leveren over maatregelen die zouden ontbreken, anders geformuleerd kunnen worden, 20

26 - De analyse van het project om aanvullende verkeersreglementen digitaal ter beschikking te stellen via een publieke databank is afgerond. De procedure om de nodige geldelijke middelen vast te leggen is lopende. Indien deze fase voorbij kan de publieke databank in productie worden gesteld. - Verzamelen van getuigenissen van gebruikers IRG. VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1 Nagaan technische mogelijkheden betere integratie IRG en Verkeersbordendatabank 2 Suggesties / draaiboek gemeentelijke werkprocessen ifv betere afstemming op IRG en Verkeersbordendatabank 3. Communicatie (Mobiliteitsbrief, Mobimail VVSG) in verband met AR en publieke databank Betrokken actoren Kort na inproductiestelling publieke databank Aard/timing van betrokkenheid 1. Steden en gemeenten > gebruikers IRG Bevraging ervaringen 2. VVSG Communicatie naar gemeenten toe Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Functie 1. Bart Boucké Afdelingshoofd Verkeersveiligheid 21

27 Werkgroep Mobiliteit OPVOLGINGSFICHE 3. Overdracht en medebeheer gewestwegen WAT IS ER AFGESPROKEN? Elementen van overeenstemming voor het verruimen van de lokale beleidsvrijheid: Herbekijken van de categorisering van het wegennet gebeurt door AWV in overleg met de gemeenten. Eenmalige herschikking van het wegennet volgens het principe lokale wegen lokaal, primaire en secundaire wegen Vlaams. Financiële herschikking. Herzien van de omzendbrief overdracht gewestwegen en volledig kader screenen. Oefening AWV in samenwerking met VVSG (kader screenen en actualisatie bedragen). In kaart brengen en beter bekend maken van instrumentarium (overlegfora oplijsten, richtlijnen en brochures oplijsten). WAT IS ER GEREALISEERD? 1. (Her)categorisering van het wegennet (lokale vs. niet-lokale wegen); eveneens de oefening voor de evaluatie van de huidige gewestwegencategorisering (secundaire wegen). a. Stand van zaken: i. Eerste interne analyse werd opgemaakt in een GIS-omgeving. Dit leverde een eerste ruwe short-list (absolute prioriteit om over te dragen) en long-list op. Deze lijsten moeten nog verder verfijnd worden. Alsook moet er duidelijkheid zijn over de aard, staat en gebruiksintensiteit van de weg. ii. Gezien de omvang van deze short-list wordt voorgesteld om zich enkel op deze shortlist te focussen, dit omwille van 2 redenen: 1. Bij overdracht van wegennet moeten steden en gemeenten immers bereid zijn om wegenis over te nemen. Gezien de budgettaire context bij steden en gemeenten wordt deze bereidheid (momenteel) niet erg groot ingeschat (tenzij hiertegenover een (financiële) compensatie wordt gesteld). 2. Aangezien de wegencategorisering in algemene termen zal geëvalueerd en bijgestuurd worden, is het bovendien zinvol om langs de zijde van de Vlaamse overheid een zekere marge in te bouwen. Indien het 22

28 netwerk in beheer van de Vlaamse overheid beperkt is, zal dit beperkte netwerk zich ook minder gemakkelijk lenen tot het robuust maken van het netwerk. iii. Bottleneck voor verdere uitvoering van opdracht: 1. Steden en gemeenten moeten de overdracht (bij gemeenteraadsbeslissing) aanvaarden. Zo niet, kunnen zij de overdracht weigeren (cf. Gemeentedecreet). 2. Niet voldoende gegevens over welke wegen in aanmerking komen en in welke staat zij zich bevinden. Deze oefening moet eerst gebeuren alvorens er zicht kan zijn op financiële impact. 3. Een aantal wegen dienden de facto reeds overgedragen te zijn aan de gemeenten (i.k.v. de aanleg van een omleidingsweg, stelt het ondertekende mobiliteitsconvenant dat dit kosteloos moet gebeuren). Indien men geen precedent wil scheppen voor andere dossiers, kan voor dit type wegen geen financiële compensatie gegeven worden. b. Planning / tijdspad i. Van zodra duidelijkheid over de inventaris, de aard, staat en de gebruiksintensiteit van de weg, kan vervolgens een eerste overleg met VVSG plaatsvinden. ii. In het kader van de beleidsbrief MOW wordt de focus verschoven naar voorafgaande evaluatie van de wegencategorisering en optimalisering waar nodig. Dit aspect wordt nu eerst verder uitgewerkt. Dit wordt opgestart in Afhankelijk van de concrete scope van het onderzoek, zal op een gepast ogenblik overleg met VVSG en betrokken steden en gemeenten opgestart worden i.f.v. overdracht wegenis. c. Plan van aanpak: i. Verdere uitwerking ruwe short-list met details inzake, functie, aard, staat, gebruiksintensiteit van de weg ii. Evaluatie wegencategorisering vorm geven, in overleg tussen departement MOW, AWV en overige stakeholders, zoals Ruimte Vlaanderen, enz. iii. Vervolgens overleg met VVSG om methodiek toe te lichten (GIS-oefening) iv. Via VVSG worden betrokken gemeenten ingelicht. v. Er wordt vervolgens rechtstreeks contact opgenomen met gemeenten om hun interesse te bevragen om een weg over te nemen. 2. Herzien omzendbrief overdracht gewestwegen: a. Stand van zaken: i. Eerste analyse werd intern uitgevoerd (m.n. welke objectieve criteria gehanteerd kunnen worden). b. Planning / tijdspad i. Afhankelijk van overdracht lokale wegen aan lokale overheid. ii. Het is de bedoeling dat de financiering vanuit Vlaanderen bij een overdracht een subsidie is voor het in goede staat brengen van de weg. Een belangrijke randvoorwaarde voor het verdere verloop van de herziening is wel dat voor 23

29 lokale wegen welke in goede staat zijn of werden gebracht, de huidige weerstand voor overname wegvalt. c. Plan van aanpak: op korte termijn wordt het overleg met VVSG hierover opgestart. 3. Instrumentarium inventariseren en bekend maken. a. Stand van zaken: i. Het instrumentarium is beschikbaar op: 1. : overlegorganen: GBC, i GBC, RMC, PCV, AVVG 2. en op : vademecums, SB 250,n SB 270, enz : dienstorders AWV ii. Tijdens de Trefdag van de VVSG had AWV een informatiestand om o.a. de communicatiekanalen en de handboeken enz. kenbaar te maken (zie folder in bijlage). iii. Conform de dienstorder van AWV wordt elke gemeente 2-jaarlijks gecontacteerd i.f.v. belanghebbendenmanagement (zie dienstorder MOW/AWV/2013/5 - Structureel overleg tussen gemeenten en de territoriale wegenafdelingen van AWV) b. Planning / tijdspad: i. Indien in overleg getreden wordt met VVSG (zoals onder punt 3), zal dit nogmaals meegenomen worden. ii. Bij het overleg met steden en gemeenten (2-jaarlijks georganiseerd) zullen de communicatiekanalen, contactgegevens en overlegfora nogmaals toegelicht worden. c. Plan van aanpak: zie punten a en b 24

30 VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Verdere verfijning shortlist 1/7/ /12/ Evaluatie wegencategorisering 1/1/ /12/ Overleg met lokale actoren 1/1/ Herzien omzendbrief Overleg met VVSG wordt op korte termijn opgestart. 5. Bekendmaken instrumentarium 1/9/ /12/2016 Betrokken actoren Aard/timing van betrokkenheid 1. Erwin Debruyne Stafmedewerker VVSG Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Functie 1. Tom Roelants Administrateur-generaal AWV 2. Ilse Hoet Beleid MOW 3. Stijn Quaghebeur Raadgever mobiliteit minister Weyts 4. Isabel jacobs AKC minister Weyts 25

31 Werkgroep Mobiliteit OPVOLGINGSFICHE 4. Basisbereikbaarheid WAT IS ER AFGESPROKEN? Een mogelijke rol voor lokale besturen is weggelegd voor het ontsluitend netwerk door middel van complementaire diensten. Het verbindend netwerk blijft een taak voor de openbare vervoersmaatschappij. Wat betreft het kernnet blij(ft)(ven) de openbare vervoersmaatschappij(en) een bepalende rol spelen. Lokale besturen willen echter een betere invulling voor medezeggenschap. Indien lokale besturen een rol toebedeeld krijgen, dient er ook financiële ademruimte gecreëerd te worden. WAT IS ER GEREALISEERD? - Bestek voor de opmaak van het mobiliteitsplan op mesoniveau en de ondersteuning van de Vervoerregioraden proefprojecten is klaargemaakt. - Er heeft overleg plaatsgevonden met de burgemeesters van proefproject vervoerregio Westhoek (op uitnodiging van de burgemeesters). - Er heeft een eerste overleg plaatsgevonden met de mandatarissen c.q. ambtenaren van proefproject Vervoerregio Aalst. - Er is een overleg gepland met de burgemeesters van het proefproject vervoerregio Mechelen. 26

32 VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Starten van de vervoerregioraden Westhoek, Aalst en Mechelen 2. Financiële analyse van de verschillende lagen van het vervoermodel en strategische verschuiving tussen de lagen 3. Publiceren van bestek voor ondersteuning vervoerregioraden en het mobiliteitsplan op mesoniveau 4. Opmaak van bestek inzake de evaluatie en de opmaak van de RIA (en eventueel opmaak regelgeving) Betrokken actoren Voorbereidende vergadering in mei/juni 2016 Effectieve opstart in september/oktober Financiële analyse: gunning in september Mei 2016 Gunning in september Oplevering eind (Afwerking begin ) Najaar 2017 Resultaten verwacht Voorjaar 2018 Najaar 2016 Midden 2017 Aard/timing van betrokkenheid 1. Dpt. MOW Input van VVSG, VVP en MAV 2. Colleges van burgemeester en schepenen Beleidsdomein MOW Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Communicatie naar gemeenten toe Functie zomer 1. Eric Sempels Teamcoördinator Duurzame Personenmobiliteit Dpt. MOW 27

33 Werkgroep Welzijn 28

34 Werkgroep Welzijn OPVOLGINGSFICHE Voorschoolse kinderopvang, buitenschoolse kinderopvang, woon- en thuiszorg WAT IS ER AFGESPROKEN? De paritaire commissie besliste een duidelijke regierol aan de lokale besturen toe te kennen in de sector welzijn en zorg. Lokale besturen moeten meer autonomie en instrumenten krijgen om een beleid op maat te kunnen uittekenen, samen met de welzijnsactoren in het veld. Dit moet geconcretiseerd worden in een aangepast kader voor lokaal sociaal beleid. Dit kader vertrekt van een integrale aanpak over alle beleidsdomeinen heen. Het moet een kapstok bieden waar sectorspecifieke vragen op geënt kunnen worden. De werkgroep is het er over eens dat mogelijke decentralisatie van minstens de volgende drie zaken verder moet worden bekeken: opvolgen attestering brandveiligheid, adviserende rol lokale besturen bij programmatie woon- en thuiszorg en eerstelijnsgezondheidszorg, voorwaardelijke regierol lokale besturen inzake buitenschoolse kinderopvang. Brandveiligheid voorzieningen: opvolging attestering kan opdracht van het lokaal bestuur worden. Woon- en thuiszorg, en eerstelijnszorg: adviesrol inzak programmatie door lokaal bestuur (in het kader van een vernieuwd Vlaams flexibel programmatie-instrument) Buitenschoolse kinderopvang: regierol kan onder voorwaarden bij lokale besturen gelegd worden. Aan te passen regelgeving: bepalingen rond brandveiligheid, woonzorgdecreet (aan te passen), decretaal kader eerstelijn (aan te passen), decreet buitenschoolse kinderopvang (nog in ontwikkeling). Binnen deze regelgeving moet verduidelijkt worden over welke doorzettingsmacht het lokaal bestuur beschikt. WAT IS ER GEREALISEERD? INLEIDEND Het voorontwerp decreet lokaal sociaal beleid is momenteel in opmaak. Het voorontwerp regelt o.a. de beleidsplanning, de toegankelijkheid van de sociale hulp- en dienstverlening, de coördinatie van 29

35 vraag en aanbod, de regiefunctie en de problematiek van gecombineerde actor- en regierol. De timing van de implementatie van de afspraken die in de commissie decentralisatie zijn gemaakt voor wat betreft het luik WVG is afhankelijk van de voortgang van de besprekingen voorontwerp decreet lokaal sociaal beleid. De actiepunten die voorliggen zijn: het aannemen van het decreet Lokaal Sociaal Beleid, en het operationaliseren van de decretale kaders per sector, via uitvoeringsbesluiten (bij kaderdecreet en sectorale decreten). De timing van deze operationalisering is verder afhankelijk van de voortgang van het overleg per sector tussen Vlaamse overheid, de lokale besturen, en de sectoren van initiatiefnemers. Er wordt in overleg met VVSG een concrete planning met timing uitgewerkt. VOOR WAT BETREFT WOON- EN THUISZORG (ONDER VOORBEHOUD VAN VERDER OVERLEG) Gaan we momenteel uit van het principe dat elke initiatiefnemer die een voorafgaande vergunning aanvraagt (en dus in de Vlaamse programmatie moet passen) of zijn hulpverleningsaanbod wil aanpassen of uitbreiden moet aantonen dat zijn aanvraag tevens kadert binnen de strategische opties die het lokaal bestuur genomen heeft en die afgestemd zijn met de lokale actoren. Gaan we momenteel uit van het principe dat het lokaal bestuur binnen zijn lokaal sociaal beleid regelmatig in overleg gaat met de lokale welzijns- en zorgactoren om de lokale tekorten/noden in het zorg- en welzijnsaanbod te bepalen en om de strategische beleidsopties te formuleren. Hiertoe zou een generieke methodiek moeten worden ontwikkeld worden voor alle lokale besturen op basis van objectieve gegevens. Binnen de ontwikkelingen van de eerstelijnszorg en de noodzakelijke samenwerking en netwerken zullen een aantal strategische opties van het lokaal bestuur moeten afgestemd zijn op een bredere zorgregio. VOOR WAT BETREFT KINDEROPVANG (ONDER VOORBEHOUD VAN VERDER OVERLEG) Op dit moment bestaat de mogelijkheid voor lokale besturen om kinderopvang te prefinancieren. Binnen de bestaande programmatie en budgetten erkent de Vlaamse overheid nadien deze plaatsen. Gent, Antwerpen en Brussel hebben een dergelijke convenant afgesloten. De programmatie wordt geregeld op Vlaams niveau, binnen beschikbaar budget. Er wordt op Vlaams niveau bepaald hoeveel budget, voor welke subsidie of subsidietrappen, er wordt voorzien, alsook waar deze zullen terecht komen op basis van rangschikking geografische gebieden. Over de criteria op basis waarvan deze rangschikking wordt opgemaakt, wordt overlegd tussen Kind en Gezin en VVSG. Na programmatie op Vlaams niveau wordt binnen het gunstig gerangschikt geografisch gebied bepaald welke kinderopvangplaatsen voorrang krijgen. Daarbij krijgt het lokaal bestuur een rol toebedeeld, zoals gebeurde bij de uitbreidingsronde in december Het lokaal bestuur levert een score op een maximum van acht punten aan, waarbij het lokaal bestuur zelf vooraf de criteria bepaalt, alsook het gewicht van elk criterium. De score van het lokaal bestuur is hierbij op een totaal van tien punten doorslaggevend. De kwaliteit van het advies van het lokaal bestuur is essentieel. VVSG zal met Kind & Gezin overleggen over het versterken van de lokale besturen bij het invullen van deze adviesrol, meer bepaald over het versterken van de lokale overlegstructuren die het advies 30

36 voorbereiden. VVSG en Kind en Gezin zullen ook overleggen over het huidige beslissingsproces, zowel op lokaal als op Vlaams niveau. VOOR WAT BETREFT BUITENSCHOOLSE KINDEROPVANG (ONDER VOORBEHOUD VAN VERDER OVERLEG) In de huidige stand van zaken heeft het lokaal bestuur geen rol in de programmatie van buitenschoolse kinderopvang. De Conceptnota van de Vlaamse Regering over de krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang en vrije tijd van kinderen werd op 6 januari 2016 ingediend in het Vlaams Parlement. Overeenkomstig de conceptnota zal het lokaal bestuur een regierol opnemen bij de uitwerking van het nieuw decretaal kader. Er werden hoorzittingen gehouden over deze Conceptnota in de Commissie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, waarbij verschillende maatschappelijke actoren worden gehoord (VVSG, Gezinsbond, academici, ). Een concrete planning met timing voor de implementatie van het nieuwe decretale kader wordt overlegd tussen Kind en Gezin en VVSG. 31

37 VERDERE PLANNING Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum 1. Uitschrijven voorontwerp decreet lokaal sociaal beleid Nog te bepalen 2. Ontwikkeling geïntegreerde programmatienormen voor woonzorgvoorzieningen met ruimte voor lokale prioriteiten, ingepast in een systeem van persoonsvolgende financiering + aanpassen regelgeving woonzorgdecreet mbt bepalingen aanvraag voorafgaande vergunning 3 Ontwikkelen van een generieke methodiek die de lokale overheden in staat stellen om op basis van objectieve gegevens de lokale tekorten/ noden in het zorg- en welzijnsaanbod te bepalen en die voldoende ruimte laat voor lokale invulling. 4. Ontwikkeling programmatie kinderopvangplaatsen met ruimte voor lokale prioriteiten 5. Uitschrijven voorontwerp decreet buitenschoolse kinderopvang Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Nog te bepalen Nog te bepalen Nog te bepalen Nog te bepalen Functie 1. Wim Wouters Kabinet minister Vandeurzen 32

38 Werkgroep Werk en Economie 33

39 Werkgroep Economie OPVOLGINGSFICHE 1. Ambulante Handel WAT IS ER AFGESPROKEN? Het Vlaams kader plooit terug op hoofdlijnen, waarbinnen de lokale besturen voldoende autonomie krijgen om dit in te vullen. De voorstellen van de VVSG vormen de basis voor een debat met de sector. Subsidiariteitsprincipe, minder sturing door minder detaillistische regelgeving. WAT IS ER GEREALISEERD? Het ontwerp van decreet en besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van wet en KB ambulante handel zijn na uitvoerig stakeholdersoverleg met de VVSG en de verenigingen van de ambulante handel principieel goedgekeurd op VR 15 juli De SERV heeft in haar advies van 29 augustus 2016 geen bemerkingen geformuleerd. Alvorens de ontwerpen te agenderen voor 2 principiële goedkeuring, wordt een tussentijds stakeholdersoverleg gehouden. Er is in de regelgevende teksten tegemoet gekomen aan de vraag naar vereenvoudiging van de huidige verregaande regeling van de uitvoerende maatregelen bij koninklijk besluit (in het bijzonder inzake de organisatie van de ambulante handel op de openbare markten en het openbaar domein), waardoor de gemeenten meer autonomie krijgen om zelf uitvoerende maatregelen te formuleren en zo in te spelen op specifieke en wijzigende situaties en noden. De intentie van de ontwerpregelgeving is om een Vlaamse kaderregeling te behouden, en de invulling zoveel als mogelijk te delegeren naar gemeenten. Vanuit dezelfde beleidsvisie wordt het koninklijk besluit aangepast en de daarin opgenomen voorwaarden worden herleid tot een noodzakelijk minimum om zo meer ruimte te creëren voor de gemeentelijke autoriteiten. 34

40 VERDERE PLANNING Bedoeling om het nieuwe decreet & BVR ambulante handel in voege te hebben tegen begin Naar aanloop van de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving wordt op zeer frequente basis met de stakeholders, in het bijzonder het VVSG, overlegmomenten en werkvergaderingen georganiseerd. Doelstelling is tot een correcte interpretatie en vlotte implementatie te komen van de nieuwe regelgeving. In nauwe afstemming met het VVSG ontplooit het Agentschap Innoveren en Ondernemen volgende specifieke initiatieven: toelichting wetgevend initiatief op de ROM s (5 provinciale Ronde Overlegtafels Martleiders) ; toelichting wetgevend initiatief op TOT s (Thematische Overlegtafels); toelichting wetgevend initiatief met ambulante handelaars en overige betrokken stakeholders; opmaak van ondersteunend materiaal zoals: o brochure afgestemd op de verschillende doelgroepen, zijnde steden en gemeenten, ambulante handelaren, particulieren, ondernemingsloketten, o folders voor de verschillende doelgroepen, o FAQ uitgebreide toelichting op de studiedag van het VVSG (vóór inwerkingtreding van decreet en besluit); opleidingen adviezen Tijdens werkvergaderingen welke op regelmatige basis plaatsvinden, ondersteunt het Agentschap Innoveren en Ondernemen het VVSG in het treffen van de nodige voorbereidingen en uitwerken van tools tot implementatie van de nieuwe regelgeving. Deze nauwe samenwerking was reeds bestaand los van voorliggend wetgevend initiatief en zal ook na de implementatie van de nieuwe wetgeving zo worden verdergezet. Planning Omschrijving acties Startdatum Einddatum (zie bovenstaande beschrijving) Betrokken actoren Aard/timing van betrokkenheid 1. VVSG Uitvoerig betrokken in voorafgaand stakeholdersoverleg 2. Verenigingen van de ambulante handel Contactperso(o)n(en) binnen administratie en/of kabinet Uitvoerig betrokken in voorafgaand stakeholdersoverleg Functie 1. Gert Bergen Raadgever economie & innovatie 2. Saskia Baele Beleidsondersteunend jurist agentschap innoveren & ondernemen. 35