OEFENINGENBUNDEL VAKANTIECURSUS CHEMIE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "OEFENINGENBUNDEL VAKANTIECURSUS CHEMIE"

Transcriptie

1 OEFENINGENBUNDEL VAKANTIECURSUS CHEMIE 1. Basisbegrippen chemie 2. Atoombouw 1) Vul de tabel in: element Symbool Z A aantal e aantal p aantal n 80 zink tin radon lood

2 2) Geef de elektronenconfiguratie van de volgende atomen. Geef ook telkens het aantal valentie-elektronen. a) Al b) Br c) Ba 3) Welk element met onderstaand atoomnummer staat in welke groep en welke periode (zonder PSE): a) Z=15 b) Z=18 4) Geef het atoomnummer van de onderstaande elementen. a) het element met zeven valentie-elektronen en twee schillen: b) het element met tien elektronen meer dan het edelgas dat binnen de edelgassen een unieke bezetting heeft van de buitenste schil: c) een atoom met elektronconfiguratie 2, 8,18, 32, 18, 4: d) een atoom uit periode 4 met lewisnotatie : 2

3 3. Chemische bindingen 1) Bepaal welk ion het meest waarschijnlijk gevormd worden door de onderstaande atomen. a) Br b) Sr c) Kr 2) Omcirkel het element of het ion met het minste aantal elektronen Na + Ne F - Al 3+ O 3) Wat is het aantal elektronen van een ion met 5 protonen, 6 neutronen en lading +3? a) 2 b) 5 c) 8 d) 11 4) Een zwavelanion (Z = 16) is opgebouwd uit de volgende elementaire deeltjes: a) 16 elektronen, 16 neutronen en 14 protonen b) 18 elektronen, 16 neutronen en 18 protonen c) 16 elektronen, 16 neutronen en 16 protonen d) 18 elektronen, 16 neutronen en 16 protonen. 5) Waarom is de EN-waarde van N groter dan die van P? 3

4 6) Geef de eenheidsformule voor de volgende zouten (of ionenroosters) en bepaal ook telkens het verschil in EN-waarde: a) (Na,Br) b) (K,S) c) (Mg,O) d) (Al, S) e) (Al, Cl) 4

5 7) Zoek de formule van de volgende binaire zouten: a) Kaliumoxide b) Aluminiumbromide c) Calciumsulfide 8) Gegeven het skelet van enkele stoffen. Vervolledig de lewisstructuur. 5

6 9) Teken de lewisstructuur van de volgende moleculen: a) HNO 2 b) CS 2 c) CN - + d) NO 2 - e) N 3 10) Welke van de volgende elektronenverdeling is de belangrijkste lewisstructuur van distikstoftrioxide? Wat is het nadeel van de andere elektronenverdelingen? 11) De elektronenverdeling in het thiocyanaation wordt beschreven met resonantieconcept. Duid de verschillende elektronenverdelingen aan die als resonantievormen kunnen beschouwd worden. 12) Bespreek de stelling: In de moleculen waterstofchloride (HCl), water (H2O), ammoniak (NH3) en methaan (CH4), hier weergegeven in ball and stick voorstelling, hebben de valentie-elektronen van het centrale atoom een tetraëdrische schikking. 6

7 13) Leid de geometrie af van de onderstaande moleculen uit oefening 9. a) HNO 2 b) CS 2 c) CN - + d) NO 2 - e) N 3 14) Van welke van de volgende moleculen verwacht je dat ze polair zijn? a) BH 3 b) SiH 4 c) AsH 3 d) H 2S 7

8 4. Naamgeving zuivere stoffen 1) Bereken het OG van alle atomen in de onderstaande stoffen: a) SO 2 b) SO 3 2 c) Cl 2 d) Al(NO 3) 3 e) Ca(ClO 3) 2 f) Cr 2O 7 2-2) Welke oxidatiegetallen hebben de verschillende atomen in de onderstaande structuurformule? 8

9 5. Naamgeving anorganische verbindingen Naamgeving ternaire zuren (oxozuren) Formule Systematische naam Triviale naam Zuurrest Naam zuurrest H2CO3 Waterstofcarbonaat Koolzuur HCO 3 Waterstofcarbonaat-ion CO 3 2 Carbonaat-ion HNO3 Waterstofnitraat Salpeterzuur NO 3 Nitraat-ion HNO2 Waterstofnitriet Salpeterigzuur NO 2 Nitriet-ion H3PO4 Waterstoffosfaat Fosforzuur H 2 PO 4 Diwaterstoffosfaat-ion HPO 4 2 PO 4 3 H3PO3 Waterstoffosfiet Fosforigzuur H 2 PO 3 Diwaterstoffosfiet-ion HPO 3 2 PO 3 3 Monowaterstofosfaation Fosfaat-ion Monowaterstoffosfietion Fosfiet-ion H2SO4 Waterstofsulfaat Zwavelzuur HSO 4 Waterstofsulfaat-ion SO 4 2 Sulfaat-ion H2SO3 Waterstofsulfiet Zwaveligzuur HSO 3 Waterstofsulfiet-ion SO 3 2 Sulfiet-ion H2S2O3 Waterstofthiosulfaat Thiozwavelzuur HS 2 O 3 Waterstofthiosulfaat-ion S 2 O 3 2 Thiosulfaat-ion HClO4 Waterstofperchloraat Perchloorzuur ClO 4 Perchloraat-ion HClO3 Waterstofchloraat Chloorzuur ClO 3 Chloraat-ion HClO2 Waterstofchloriet Chlorigzuur ClO 2 Chloriet-ion HClO Waterstofhypochloriet Hypochlorigzuur ClO Hypochloriet-ion HBrO4 Waterstofperbromaat Perbroomzuur BrO 4 Perbromaat-ion 9

10 HBrO3 Waterstofbromaat Broomzuur BrO 3 Bromaat-ion HBrO2 Waterstofbromiet Bromigzuur BrO 2 Bromiet-ion HBrO Waterstofhypobromiet Hypobromigzuur BrO Hypobromiet-ion HIO4 Waterstofperjodaat Perjoodzuur IO 4 Perjodaat-ion HIO3 Waterstofjodaat Joodzuur IO 3 Jodaat-ion HIO2 Waterstofjodiet Jodigzuur IO 2 Jodiet-ion HIO Waterstofhypojodiet Hypojodigzuur IO Hypojodiet-ion 10

11 1) Vul onderstaande tabel aan: Formule Stofklasse Systematische naam Stocknotatie of triviale naam indien bestaande ijzer(ii)sulfaat P 2O 5 H 3PO 4 kaliumhypochloriet Aluminiumoxide CaCl 2 Mg(NO 3) 2 Mg(OH) 2 Au 2O 3 bariumcarbonaat zinknitriet Ba 3N 2 lood(ii)jodide As 2S 3 MnO 2 KClO 3 KNO 2 NaH 2PO 4 Tinoxide kaliumfosfiet Dikopersulfaat Natriumbromiet Ammoniumchloride kaliumwaterstofsulfaat Tin(VI)chloride 2) Extra oefeningen: instapcursus chemie J. Rijckaert p18 op onderstaande website: 11

12 6. Rekenen met atomen, moleculen en ionen 1) Bereken de relatieve massa van de onderstaande stoffen: a) (NH4)2SO4 b) CO3 2- c) 1000 moleculen zuurstofgas 2) Nalorphine (C 19H 21NO 3), een structuurverwant van morfine, wordt gebruikt om ontwenningsverschijnselen bij drugsverslaafden te bestrijden. Hoeveel gram nalorphine is 0,025 mol? 3) Titaandioxide (TiO 2) wordt gebruikt als wit pigment van verf. Hoeveel gram titaan is er in 0,10 mol titaandioxide? 12

13 4) Het molecule waarvan hieronder de structuurformule gegeven is, is nicotine. Bereken hoeveel mol en hoeveel moleculen in 100 mg zuiver nicotine aanwezig zijn. 5) Fluorapatiet (Ca 5F(PO 4) 3) is opgebouwd uit calciumionen (Ca ), fosfaationen (PO 4 ) en fluoride-ionen (F - ). a. Bereken het aantal mol fosfaationen in 1,0g zuiver fluorapatiet. b. Bereken het aantal calciumionen in 1,0g zuiver fluorapatiet. 13

14 6) De volgende vragen gaan over bismutmonowaterstofsulfiet Bi(HSO 3) 3. a) Hoeveel atomen zijn er in 1 molecule? b) Hoeveel waterstofatomen zijn er in 1 molecule? c) Hoeveel atomen zijn er in 1 mol? d) Hoeveel waterstofatomen zijn er in 1 mol? e) Hoeveel mol bismutmonowaterstofsulfiet is er in 4,00 gram? f) Hoeveel mol atomen is er in 4,00 gram? g) Hoeveel atomen zijn er in 4,00 gram? h) Hoeveel waterstofatomen zijn er in 2,00 gram? i) Hoeveel gram waterstof is er in 2,00 gram? 7) Je hebt 20 gram en 3, moleculen van een onbekende diatomische enkelvoudige zuivere stof. Bepaal de brutoformule van de onbekende stof. 14

15 7. Oplossingen 1) Bepaal de soort stof (zout, hydroxide of zuur) en stel de dissociatie- of ionisatievergelijking op in water. Ga ook na over veel of weinig ionen worden gevormd. a) Tin(IV)nitraat b) Natriumacetaat c) Waterstofbromide d) Waterstofcarbonaat e) Bariumhydroxide f) Kaliumsulfide 15

16 2) Hoeveel gram kaliumpermanganaat (KMnO 4) moet men afwegen om 0,500 liter van een 0,200 molaire oplossing te bereiden? 3) Men maakt een mengsel van 200 ml alcohol (C 2H 5OH, dichtheid = 0,79 g/ml) en 200 ml water (dichtheid = 1,00 g/ml). Bereken van elke component in het mengsel het massaprocent en de massaconcentratie. 4) 0,015 mol bariumhydroxide (Ba(OH) 2) is opgelost in 20 ml water. Tot welk volume moet die oplossing worden aangelengd om een 0,20 molaire oplossing van bariumhydroxide te maken? 16

17 5) Bereken de molariteit van een zwavelzuur-oplossing (H 2SO 4) met dichtheid 1,198 g/cm 3 en een massapercentage van 27,0%. 6) De dichtheid van een 6,79 molaire oplossing van natriumhydroxide (NaOH) in water is 1,24 g/ml. Bereken het massaprocent natriumhydroxide. 17

18 7) Wat is de finale concentratie in millimolair (mm) van een oplossing die bereid is door 380ml van een 0,48M oplossing te verdunnen tot 800ml? 8) Je hebt 53ml van een 1,5M oplossing, maar je hebt 0,8M oplossing nodig. Hoeveel ml van de 0,8M oplossing kan je maximaal maken? 9) Oxaalzuur (H 2C 2O 4) wordt opgelost in water en de oplossing aangelengd tot 100ml. 20ml van deze oplossing wordt aangelengd tot 500ml. De concentratie oxaalzuur in de laatste oplossing is 0,010 mol/l. Bereken hoeveel gram oxaalzuur opgelost werd. 18

19 8. De chemische reactie 1) Balanceer de onderstaande reacties a) ----FeBr H 2SO Fe 2(SO 4) HBr b) ----HSiCl H 2O ----H 10Si 10O HCl c) ----C 7H HNO C 7H 6(NO 2) H 2O d) ----C 5H 8O NaH HCl ----C 5H 12O NaCl 2) Bepaal de soort uitwisselingsreactie (neutralisatie-, gas- of neerslagreactie) en schrijf voor de onderstaande uitwisselingsreacties: - de stoffenreactie - de ionaire reactievergelijking - de netto ionaire reactievergelijking Zorg ervoor dat de reacties in balans zijn en geef de namen van de reactieproducten. a) waterstofnitraat + ammoniumhydroxide b) nikkel(ii)sulfaat + kaliumhydroxide 19

20 c) kaliumwaterstofcarbonaat + zoutzuur d) natriumnitriet + ammoniumsulfaat e) natriumhydroxide + hypochlorigzuur f) natriumhydroxide + lood(iv)nitraat 20

21 3) 3A + 5B 2C + 4D Hoeveel mol A en B zijn er nodig om 0,765 mol C te produceren? 4) Chroom(III)nitraat ontbindt bij hoge temperatuur in chroom(iii)oxide en de gassen stikstofdioxide en dizuurstof. Als er in die reactie 0,10 mol chroom(iii)oxide gevormd wordt, hoeveel mol stikstofdioxide en dizuurstof worden er dan gevormd? 5) Bereken hoeveel gram dizuurstof nodig is voor de volledige verbranding van 23g ethanol (CH 3CH 2OH). 21

22 6) Natriumchloraat wordt omgezet in natriumchloride. Bij deze reactie komt zuurstofgas vrij. a) Hoeveel gram zuurstofgas wordt geproduceerd uitgaande van 12 mol natriumchloraat? b) Hoeveel gram natriumchloride wordt geproduceerd als 80g zuurstofgas wordt geproduceerd? 7) Bereken hoeveel gram CaCl 2 wordt gevormd als 1,6l van een 0,250M HCl-oplossing aan 8,0g Ca wordt toegevoegd om dit metaal volledig weg te laten reageren. Ca + HCl CaCl 2 + H 2 22

23 8) Een tablet antacidum bevat magnesiumhydroxide als actief bestanddeel. Om al het magnesiumhydroxide in een tablet te neutraliseren is er 39ml van een 0,25 molaire waterstofchlorideoplossing nodig. Bereken hoeveel gram magnesiumhydroxide in de tablet aanwezig is. 9) Een oplossing bevat 5,00g bariumchloride. Bereken welk volume van een natriumsulfaatoplossing die 100g natriumsulfaat per liter bevat, minstens nodig is om bariumsulfaat volledig neer te slaan. 23

24 10) Vul onderstaande tabel aan: 3 Cu + 8 HNO 3 3 Cu(NO 3) 2 + 2NO + 4 H 2O n o 0,3 mol 0,3mol Δn n e 11) Koper wordt gewonnen uit chalcoliet (koper(i)sulfide) via de volgende reacties: Reactie 1: 2Cu 2S + 3O 2 2 Cu 2O + 2SO 2 Reactie 2: Cu 2O + C 2Cu + CO Stel dat er 0,15 mol chalcoliet, 0,15 mol dizuurstof en 0,15 mol koolstof gebruikt worden en dat beide reacties volledig opgaan. a) Hoeveel mol koper wordt er verkregen? b) Welke reagentia en hoeveel mol van die reagentia blijft er over? 12) Hoeveel gram ijzer(ii)sulfide wordt er gevormd als 50g ijzer en 50g zwavel samen reageren? 24

25 13) Men voegt 125ml 0,35M kaliumchlorideoplossing bij 225ml 0,270M zilvernitraatoplossing. Bereken de massa zilverchloride die hierbij neerslaat. 14) Men brengt een overmaat ijzer in een beker die 250ml van een HCl-oplossing bevat. Deze zoutzuuroplossing heeft een concentratie van 33,0% (massaprocent) en een massadichtheid van 1,17 kg/l. Bereken het massaverlies t.g.v. het ontsnappende waterstofgas. Hoeveel ijzer zal er in reactie treden en wat zal het uiteindelijke massaprocent van het gevormde FeCl 2-oplossing zijn? 25

26 26

27 9. Chemisch evenwicht 1) Men brengt 0,06 mol zwaveldioxide en 0,03 mol dizuurstof in een vat van 1 l. Bij een bepaalde temperatuur is na instelling van het evenwicht 0,04 mol zwaveltrioxide aanwezig. Bereken evenwichtsconstante K. 2) Men brengt in een vat van 2 liter : 742,4 g HI + 1,20 g H ,4 g I 2. Men heeft bij evenwicht bij temperatuur T 127 g I 2. Bereken evenwichtsconstante K. H 2 + I 2 2 HI 27

28 3) 0,25 mol fosforpentachloride wordt in een ontgast reactievat van 5,0 liter gebracht en verwarmd. De stof ontbindt gedeeltekijk in fosfortrichloride en dichloor. Bij 535K zijn alle stoffen gasvormig en is er 0,15mol dichloor in het mengsel aanwezig. Bereken de evenwichtsconstante K. 4) Bereken de concentraties van alle componenten bij evenwicht voor de reactie H 2O(g) + Cl 2O(g) 2HOCl(g) wanneer gestart wordt met 1,0g H 2O en 2,0g Cl 2O in een fles van 1 liter. K voor deze reactie bij 25 C is 0,

29 5) In een vat van 1 l brengt men 0,5 mol A + een hoeveelheid B. A + B AB. Bij evenwicht heeft men 0,1 mol AB. K = 5 bij temperatuur T. Bereken de beginconcentratie van B. 6) X Y + 2 Z. K = 0,01 bij temperatuur T. Eén liter oplossing van X wordt op temperatuur T gebracht zodat Y en Z ontstaan. Bij evenwicht is er nog 0,4 mol X aanwezig. Bereken de evenwichtsconcentraties van Y en Z. 29

30 10. Zuren en basen 1) Herhaling: Schrijf de ionisatie/dissociatiereactie van het onderstaande Arrheniuszuur (puntje a) en de Arrheniusbase (puntje b) in water. Geef in puntje c de stoffenvergelijking van de zuur-base (neutralisatie)reactie tussen de beide stoffen. a) Waterstofsulfaat b) Bariumhydroxide c) Zuur-base reactie: 2) Welke van de onderstaande deeltjes kunnen zich gedragen als een brönstedzuur, als een brönstedbase, als amfolyt, of noch zuur noch base? Geef ook telkens het geconjugeerde zuur-en/of basedeeltje. zuur, base, amfolyt of noch zuur noch base geconjugeerde zuur-en/of basedeeltje HNO 3 HCO 3 - OH - KCl HClO F - 30

31 3) Vervolledig de onderstaande protolysereacties. Duid telkens zuur, base, geconjugeerd zuur en geconjugeerde base aan. a) H 2O + SO 4 2- b) HSO CO 3 2- c) HPO NH 4 + d) HF + NH 3 e) CH 3COO - + HCN f) H 3PO 4 + H 2O g) PO H 2O 31

32 32

33 4) Vul onderstaande tabel in zonder gebruik van de tabel p32. K z of K b HCN Kz = 5, pk z of pk b Sterke, zwakke of zeer zwakke zuren en basen. H 2 PO 3 - Kb = 6, H 2S pkz = 7,24 NO 3 - pkb = 16 HI pkz = -9 5) Vul de volgende zuur-base reacties aan en noteer één van de pijlen, of naar gelang van de ligging van het evenwicht. Noteer ook de formule van de zuur/baseconstante Kz/b. Zuur + base, of geconjugeerde geconjugeerd base + zuur Kz HNO 3 + H 2O H 3PO 4 + H 2O OH - + H 2O Base + zuur, of geconjugeerd zuur + geconjugeerde base Kb H 2PO H 2O O 2- + H 2O Br - + H 2O 33

34 6) Bij 25 C is er 0,01M NH 3-oplossing voor 4,1% geïoniseerd in water. Bereken de evenwichtsconcentraties van OH -, NH 4 + en NH 3. Bereken ook de baseconstante Kb. 7) Bereken hoeveel percentage van een 1,0M waterstofcyanide zal ioniseren in water. De zuurconstante Kz van waterstofcyanide bedraagt 5,

35 8) De concentratie van H 3O + -ionen bedraagt 1, M in een 0,020M benzoëzuuroplossing (HC 7H 5O 2). Bereken de pk z waarde van het benzoëzuur. 9) Welke concentratie ammoniak is nodig om een OH - concentratie van 1, M te bekomen? pk b (NH 3) = 4,75. 35

36 10) Vul onderstaande tabel in: [H 3O + ] e [OH - ] e ph poh Zure, basische of neutrale oplossing 2,4 3,8 1, mol/l 8, mol/l 11) Bereken de ph als we 0,30g HCl oplossen in 150ml water. 12) De ph van een NaOH-oplossing is 14,0. Hoeveel g NaOH bevat deze oplossing? 36

37 13) In 2,0 l Ba(OH) 2-oplossing bevindt zich 3,42 g Ba(OH) 2. Bereken de poh en [H 3O + ] 14) Een HNO 3-oplossing vertoont een ph-waarde van 0,65. Bereken de HNO 3- concentratie. 15) Bereken de ph als 10 g zwavelzuur aangelengd wordt met water tot 600 ml oplossing. Bereken ook de ph als deze oplossing verdund wordt tot 1,5 liter oplossing. 37

38 16) Bereken de ph en de poh van een waterige oplossing die een concentratie aan HCl heeft van 0,035M en een concentratie van HBr van 0,045M. 17) Aan 150ml HI-oplossing met ph=3,8 wordt 50 ml HCl-oplossing met ph = 1,2 toegevoegd. Bereken de ph van het mengsel. 38

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. PARATE KENNIS CHEMIE 4 e JAAR SCHEMA ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. MENGSEL bestaat uit meerdere zuivere stoffen, de kooktemperatuur,

Nadere informatie

Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten

Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten Teken de structuurformule van salpeterigzuur HNO 2 en van salpeterzuur HNO 3 : Doevoor jezelf telkens ook de controles! Controles HNO 2 : - 2x6 e - (2 O)

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting door een scholier 1087 woorden 22 januari 2009 6 42 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde

Nadere informatie

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held Inkuilproces Proces bij het inkuilen: In de kuil ondergaat het gewas een biochemisch proces onder invloed van micro-organismen Een

Nadere informatie

Hoofdstuk 12 Zuren en basen

Hoofdstuk 12 Zuren en basen Hoofdstuk 12 Zuren en basen bladzijde 1 Opgave 1 Reactie van de volgende zuren met water: HNO 3 HNO 3 H 2O H 3O NO 3 C 2H 5NH 3 C 2H 5NH 3 H 2O H 3O C 2H 5NH 2 HCN HCN H 2O H 3O CN HClO 4 HClO 4 H 2O H

Nadere informatie

Hoofdstuk 3: Zuren, hydroxiden en zouten

Hoofdstuk 3: Zuren, hydroxiden en zouten Hoofdstuk 3: Zuren, hydroxiden en zouten 3.1 Zuren Test volgende oplossingen met universeelindicator: natriumchloride (NaCl), waterstofchloride (HCl), waterstofnitraat (HNO 3 ), kopersulfaat (CuSO 4 ),

Nadere informatie

Basis chemie Chemie 6 (2u)

Basis chemie Chemie 6 (2u) Inhaallessen Basis chemie Chemie 6 (2u) Deze slides voor de inhaallessen worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Alle oefeningen worden

Nadere informatie

Atomen en elementen. Edelgasconfiguratie zouten en verbindingen. Inhaallessen Basis chemie 15/01/2012

Atomen en elementen. Edelgasconfiguratie zouten en verbindingen. Inhaallessen Basis chemie 15/01/2012 Inhaallessen Basis chemie Chemie 6 (2u) Deze slides voor de inhaallessen worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Alle oefeningen worden

Nadere informatie

5 VWO. H8 zuren en basen

5 VWO. H8 zuren en basen 5 VWO H8 zuren en basen Inleiding Opdracht 1, 20 min in tweetallen Nakijken; eventueel vragen stellen 8.2 Zure, neutrale en basische oplossingen 8.2 Zure, neutrale en Indicator (tabel 52A) Zuurgraad 0-14?

Nadere informatie

Cursus Chemie 3-1. Hoofdstuk 3: Zuren, basen en zouten 1. INLEIDING

Cursus Chemie 3-1. Hoofdstuk 3: Zuren, basen en zouten 1. INLEIDING Cursus Chemie 3-1 Hoofdstuk 3: Zuren, basen en zouten 1. INLEIDING Gedurende de geschiedenis van de scheikunde is er gepoogd om op allerlei manieren een classificatie van de verbindingen op te stellen.

Nadere informatie

Je kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren.

Je kunt de ph van een oplossing meten met een ph-meter, met universeelindicatorpapier of met behulp van zuur-base-indicatoren. Boekverslag door Merel 797 woorden 22 januari 2017 6.9 14 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Zie de bijlage voor de grafiek en alle tabellen. H8 Zuren en en Basen Chemie Overal 8.2 De

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO Gesloten vragen 1. Carolien wil de zuurgraad van een oplossing onderzoeken met twee verschillende zuur-baseindicatoren en neemt hierbij het volgende waar: I de oplossing

Nadere informatie

Oplossingen oefeningenreeks 1

Oplossingen oefeningenreeks 1 Oplossingen oefeningenreeks 1 4. Door diffractie van X-stralen in natriumchloride-kristallen stelt men vast dat de eenheidscel van dit zout een kubus is waarvan de ribbe een lengte heeft van 5.64 10-10

Nadere informatie

Wat zijn anorganische of minerale stoffen? In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen?

Wat zijn anorganische of minerale stoffen? In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen? Wat zijn anorganische of minerale stoffen? A. Deze stoffen komen hoofdzakelijk voor in de niet-levende natuur. In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen? B. 4 Welk van deze stofklassen

Nadere informatie

5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren of zwakke basen

5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren of zwakke basen Opmerking: We gaan ervan uit, dat bij het mengen van oplossingen geen volumecontractie optreedt. Bij verdunde oplossingen is die veronderstelling gerechtvaardigd. 5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Woensdag 8 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Nadere informatie

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 1 : 1 : 4 2 : 1 : 4 2 : 3 : 12 3 : 2 : 8 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke

Nadere informatie

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 3 : 2 : 8 2 : 3 : 12 2 : 1 : 4 1 : 1 : 4 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke

Nadere informatie

Rekenen aan reacties (de mol)

Rekenen aan reacties (de mol) Rekenen aan reacties (de mol) 1. Reactievergelijkingen oefenen: Scheikunde Deze opgaven zijn bedoeld voor diegenen die moeite hebben met rekenen aan reacties 1. Reactievergelijkingen http://www.nassau-sg.nl/scheikunde/tutorials/deeltjes/deeltjes.html

Nadere informatie

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE Actieve steun Vlaamse Chemie Olympiade UAntwerpen K.U.Leuven K.U.Leuven Kulak UGent UHasselt VUB BNV KVCV VOB KBIN VeLeWe 29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE Sponsors 16 november 2011 Gewest Brussel

Nadere informatie

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M Hoofdstuk 8 Rekenen met de mol bladzijde 1 Opgave 1 n = m / M a 64,0 g zuurstofgas (O 2) = 2,00 mol (want n = 64,0 / 32,0) enz b 10,0 g butaan (C 4H 10) = 0,172 mol c 1,00 g suiker (C 12H 22O 11) = 0,00292

Nadere informatie

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt? Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.

Nadere informatie

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt? Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.

Nadere informatie

ßCalciumChloride oplossing

ßCalciumChloride oplossing Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul

Nadere informatie

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes. Cursus Chemie 4-1 Hoofdstuk 4: CHEMISCH EVENWICHT 1. DE STERKTE VAN ZUREN EN BASEN Als HCl in water opgelost wordt dan bekomen we een oplossing die bijna geen enkele covalente HCl meer bevat. In de reactievergelijking

Nadere informatie

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties OPGAVE 1 Geef de halfreactie waarbij 01 P 2 O 5 wordt omgezet in PH 3. 02 Jodaat, IO 3 - in neutraal milieu wordt omgezet in H 5 IO

Nadere informatie

ANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers

ANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers ANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers 1) Wat geeft de onderstaande afbeelding weer? Je ziet deze deeltjes afgebeeld: het zwakke zuur HA (want veel deeltjes zijn niet geïoniseerd), de zwakke base

Nadere informatie

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M? Chemie juli 2009 Laatste wijziging: 31/07/09 Gebaseerd op vragen uit het examen. Vraag 1 Geef de structuurformule van nitriet. A. B. C. D. Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing

Nadere informatie

33 ste Vlaamse Chemie Olympiade

33 ste Vlaamse Chemie Olympiade Georganiseerd door de sectie Onderwijs & Opleidingen van de Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging 33 ste Vlaamse Chemie Olympiade 20152016 2 de ronde 24 februari 2016 1 Deze toets bestaat uit 25 meerkeuzevragen

Nadere informatie

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil. Chemie Vraag 1 Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil. Waarover kun je op basis van deze gegevens GEEN éénduidige

Nadere informatie

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil. Chemie Vraag 1 Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil. Waarover kun je op basis van deze gegevens GEEN éénduidige

Nadere informatie

Oefenopgaven REDOX vwo

Oefenopgaven REDOX vwo Oefenopgaven REDOX vwo OPGAVE 1 Geef de halfreactie waarbij 01 P 2 O 5 wordt omgezet in PH 3. 02 Jodaat, IO 3 - in neutraal milieu wordt omgezet in H 5 IO 6. 03 Methanol in zuur milieu wordt omgezet in

Nadere informatie

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

Hoofdstuk 3: Zuren en basen Hoofdstuk 3: Zuren en basen Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken Koolstofchemie

Nadere informatie

Oefenopgaven ZUREN en BASEN vwo

Oefenopgaven ZUREN en BASEN vwo Oefenopgaven ZUREN en BASEN vwo OPGAVE 1 Men lost de volgende zouten op in water: (i) ammoniumnitraat (ii) kaliumsulfide (iii) natriumwaterstofsulfaat 01 Geef voor elk van deze zouten de oplosvergelijking.

Nadere informatie

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14 Opgaven zuurgraad (ph) berekenen Met behulp van deze formules dien je berekeningen te kunnen uitvoeren. Deze hoef je niet uit je hoofd te leren, maar je moet ze wel kunnen toepassen. Bij een toets zullen

Nadere informatie

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden:

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden: Nuttige gegevens: universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 vogadroconstante: N = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden: θ = 0 p = 1013 hpa molair volume van een ideaal gas onder normomstandigheden:

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Dinsdag 11 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Nadere informatie

Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt:

Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt: Chemie Vraag 1 Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt: CS2 + X + KOH K2SO4 + K2CO3 + KCl + H2O De hoeveelheden (in mol) van de betrokken

Nadere informatie

vrijdag 15 juni 2012 15:26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012

vrijdag 15 juni 2012 15:26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012 H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012 Toetsing in periode 4! 6 juni! DTM-T zuur/base t/m 6.6! Tabel 6.10,6.13,6.17 en ph-berekeningen (zoals in vragen 14,15,26 en 27)! Toetsweek einde periode! TW441 H1

Nadere informatie

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph 6.1 Herhaling: zure en basische oplossingen Arrhenius definieerde zuren als volgt: zuren zijn polaire covalente verbindingen die bij het oplossen in water H +

Nadere informatie

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis er van je verwacht wordt bij aanvang van een studie bachelor Geografie. Klik op een onderdeel om een meer gedetailleerde inhoud te krijgen

Nadere informatie

I. Basiskennis. Zuivere stof*: Is materie die uit 1 stof bestaat en niet meer gescheiden kan worden door fysische scheidingstechnieken.

I. Basiskennis. Zuivere stof*: Is materie die uit 1 stof bestaat en niet meer gescheiden kan worden door fysische scheidingstechnieken. Basiskennis 5 chemie 3 de graad, 1 ste jaar = 5avv, 5av, 5bv 1 1.1 Opbouw van de materie I. Basiskennis Zuivere stof*: Is materie die uit 1 stof bestaat en niet meer gescheiden kan worden door fysische

Nadere informatie

7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen

7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen 7.0 Enkele belangrijke groepen van verbindingen 7.1 Oxiden Vrijwel alle elementen kunnen, min of meer heftig reageren met zuurstof. De gevormde verbindingen worden oxiden genoemd. In een van de voorafgaande

Nadere informatie

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers. 6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers. Opgave I. 1 Je wilt een buffermengsel maken met ph = 4,20. Welke stoffen kun je het beste als uitgangsstoffen nemen? Opgave II. 2 In 1,00 liter water is opgelost

Nadere informatie

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013 ZUREN EN BASEN Samenvatting voor het HAVO versie mei 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Algemeen 3. Zuren 4. Basen 5. Het waterevenwicht 6. Definities ph en poh 7. ph BEREKENINGEN 7.1. Algemeen 7.2. Water

Nadere informatie

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? KAlSO4 KAl(SO4)2 K3Al(SO4)2

Nadere informatie

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? K3AlSO4 K3Al(SO4)2 KAl(SO4)2

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN OPGAVE 1 OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN In een ruimte van 5,00 liter brengt men 9,50 mol HCl(g) en 2,60 mol O 2 (g). Na evenwichtsinstelling is 40,0% van de beginstoffen omgezet en is er Cl 2 (g) en H 2

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 MAVO-4 Woensdag 9 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 8&9: zuren en basen Samenvatting door een scholier 1810 woorden 4 december 2017 4,8 9 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde hoofdstuk 8 Zuren

Nadere informatie

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding BUFFEROPLOSSINGEN Inleiding Zowel in de analytische chemie als in de biochemie is het van belang de ph van een oplossing te regelen. Denk bijvoorbeeld aan een complexometrische titratie met behulp van

Nadere informatie

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen. Hoofdstuk 17: Rekenen in molverhoudingen 17.1 Rekenen aan reacties: een terugblik én een alternatief In hoofdstuk 11 hebben we gerekend aan reacties. Het achterliggende idee was vaak, dat je bij een reactie

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Oplossingen van 2018 Arts Geel 29 september 2018 Brenda Casteleyn, PhD Vraag 1 Welke waarden moeten worden toegekend aan x en y in de onderstaande reactievergelijking

Nadere informatie

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 2

Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 2 Uitwerkingen Basischemie hoofdstuk 2 Opgave 2.1 Opgave 2.2 Elementen leren Maak met de afbeeldingen 2.1A en 2.1B kaartjes met aan de ene kant de naam van het element en aan de andere kant het symbool en

Nadere informatie

Oefenopgaven ZUREN en BASEN havo

Oefenopgaven ZUREN en BASEN havo Oefenopgaven ZUREN en BASEN havo OPGAVE 1 Men lost de volgende zouten op in water: (i) ammoniumnitraat (ii) kaliumsulfide (iii) natriumwaterstofsulfaat 01 Geef voor elk van deze zouten de oplosvergelijking.

Nadere informatie

Cursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN. 1.1. Relatieve Atoommassa (A r)

Cursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN. 1.1. Relatieve Atoommassa (A r) Cursus Chemie 5-1 Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN 1.1. Relatieve Atoommassa (A r) A r = een onbenoemd getal dat de verhouding weergeeft van de atoommassa

Nadere informatie

Stoffen, structuur en bindingen

Stoffen, structuur en bindingen Hoofdstuk 1: Stoffen, structuur en bindingen Scheikunde vwo 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken

Nadere informatie

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof. 1 Een oplossing van zwavelzuur en een oplossing van bariumhydroxide geladen beide elektriciteit. Wordt bij de zwavelzuuroplossing een oplossing van bariumhydroxide gedruppeld, dan neemt het elektrisch

Nadere informatie

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden 2 Meten is weten 1 Nee, want bijvoorbeeld 0,0010 kg is net zo nauwkeurig als 1,0 gram. 2 De minst betrouwbare meting is de volumemeting. Deze variabele bepaald het aantal significante cijfers. 3 IJs: 1,5

Nadere informatie

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas Hoofdstuk 3-5 Reacties Klas 3 MOLECUULFORMULES OPDRACHT 1: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A H 2O C 2H 6 C C 2H 6O D CO 2 E F C 4H 8O CHN OPDRACHT 2: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A HNO C 3H 6O C C 2H 2 D C 6H 5NO

Nadere informatie

Scheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8

Scheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8 Scheikunde hoofdstuk 8 en 9 VWO 5 SE 2 Hoofdstuk 8 2 Een oplossing kan zuur, basisch of neutraal zijn. Om het verschil in zuurgraad in een getal te kunnen uitdrukken gebruik je de ph. Is de ph < 7 is de

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Oplossingen van 2018 Tandarts Geel 21 juli 2018 Brenda Casteleyn, PhD Vraag 1 De samenstelling van een oplossing wordt in volgende tabel weergegeven: Ionsoort

Nadere informatie

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE SKILL TREE MOLECUULFORMULES OPDRACHT 1: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A H 2 O C 2 H 6 C C 2 H 6 O D CO 2 E F C 4 H 8 O CHN OPDRACHT 2: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A HNO C 3 H 6 O C C 2 H 2 D C 6 H 5 NO E C 5 H

Nadere informatie

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING OVERZICHT 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente

Nadere informatie

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10 Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11 Zuren en basen Opgave 1 1 Ga na of de volgende zuren en basen met elkaar kunnen reageren. Zo ja, geef de reactievergelijking. Zo nee, leg duidelijk uit waarom niet.

Nadere informatie

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE 1 OVERZICHT 1. Basisgrootheden en eenheden 2. Berekening van het aantal mol 3. Berekening in niet-normale omstandigheden 4. Oplossingen 5. Berekeningen

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen OPGAVE 1 01 Bereken hoeveel mmol HCOOH is opgelost in 40 ml HCOOH oplossing met ph = 3,60. 02 Bereken ph van 0,300 M NaF oplossing. 03 Bereken hoeveel

Nadere informatie

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN * = voor VWO Salmiak, NH 4 Cl(s), kan gemaakt worden door waterstofchloride, HCl(g), te laten reageren met ammoniak, NH 3 (g) 01 Wat is de chemische naam voor salmiak? 02 Geef

Nadere informatie

EVENWICHTEN VOOR ZUREN EN BASEN

EVENWICHTEN VOOR ZUREN EN BASEN EVENWICHTEN VOOR ZUREN EN BASEN Een zuur is een chemisch bestanddeel dat waterstofionen afsplitst bij oplossen in water H zuurrest water H zuurrest Een base is een chemisch bestanddeel dat hydroxide-ionen

Nadere informatie

36ste Vlaamse Chemieolympiade

36ste Vlaamse Chemieolympiade 36ste Vlaamse Chemieolympiade 2018-2019 2de ronde 27 februari 2019 Je naam en voornaam: Je adres: De naam van je school: Het adres van je school: Je leerjaar: antal lesuren chemie per week die je dit schooljaar

Nadere informatie

PARATE KENNIS CHEMIE 6 de JAAR

PARATE KENNIS CHEMIE 6 de JAAR PARATE KENNIS CHEMIE 6 de JAAR SCHEMA ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. MENGSEL bestaat uit meerdere zuivere stoffen, de kooktemperatuur,

Nadere informatie

De waterconstante en de ph

De waterconstante en de ph EVENWICHTEN BIJ PROTOLYSEREACTIES De waterconstante en de ph Water is een amfotere stof, dat wil zeggen dat het zowel zure als basische eigenschappen heeft. In zuiver water treedt daarom een reactie van

Nadere informatie

Hoofdstuk 6. Zuren en basen. Chemie 5 (2u)

Hoofdstuk 6. Zuren en basen. Chemie 5 (2u) Hoofdstuk 6 Zuren en basen Chemie 5 (2u) Deze slides voor de lesbegeleiding worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Dissociatie van ionverbindingen

Nadere informatie

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008 Extra oefenopgaven Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008 1. Geef van de volgende stoffen de chemische formule; geef ook aan tot welke categorie

Nadere informatie

Mens erger je niet: chemistry edition

Mens erger je niet: chemistry edition Mens erger je niet: chemistry edition Behandelde leerstof: Het spel gaat over het thema: gedrag van stoffen in water. Inhoud: Het spel Mens erger je niet: chemistry edition bevat: - 1 spelbord - 1 dobbelsteen

Nadere informatie

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3 Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs VOORBLAD EXAMENOPGAVEN Toetsdatum: n.v.t. Vak: Scheikunde voorbeeldexamen 2015 Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het

Nadere informatie

2 H 2 O(vl) H 3 O + (aq) + OH - (aq) Deze evenwichtsreactie wordt meestal eenvoudiger als volgt geschreven:

2 H 2 O(vl) H 3 O + (aq) + OH - (aq) Deze evenwichtsreactie wordt meestal eenvoudiger als volgt geschreven: Zuren en basen 1. Autoionisatie van water Op het eerste gezicht geleidt water de elektrische stroom niet. Bij gebruik van meer gevoelige meetapparatuur blijkt water toch de elektrische stroom te geleiden,

Nadere informatie

34 ste Vlaamse Chemie Olympiade

34 ste Vlaamse Chemie Olympiade 34 ste Vlaamse hemie Olympiade 2016-2017 2 de ronde 22 februari 2017 Je naam en voornaam: Je adres: De naam van je school: Het adres van je school: Je leerjaar: antal lesuren chemie per week die je dit

Nadere informatie

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan? Hoofdstuk 21 Chemisch rekenen (4) bladzijde 1 Opgave 1 Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan? Opgave 2 We lossen op: 25,0 g NaCl in een maatkolf tot 100 ml. De

Nadere informatie

Oefenopgaven TITRATIES

Oefenopgaven TITRATIES Oefenopgaven TITRATIES vwo ZUURBASE-TITRATIES OPGAVE 1 Tijdens een titratie wordt 10,00 ml 3,00 10-4 M zwavelzuur getitreerd met natronloog van onbekende molariteit. Er is 21,83 ml natronloog nodig om

Nadere informatie

centigram milligram microgram nanogram picogram femtogram attogram ng pg fg ag

centigram milligram microgram nanogram picogram femtogram attogram ng pg fg ag BasisChemie Formules: E = mc 2 PV = nrt (n in mol gas, T in 0 K) n = m / (g/mol) δ = m / V (m in gr, δ in g/l) Conversies: massa = 9,81 * gewicht (aardbodem) 1 N = 1 kg m/s 0 0 C = 273 0 K, 0 0 K=-273

Nadere informatie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van woensdag 5 januari 01 tot en met woensdag 1 februari 01 Deze voorronde bestaat uit 4 meerkeuzevragen verdeeld over

Nadere informatie

35 ste Vlaamse Chemieolympiade

35 ste Vlaamse Chemieolympiade 35 ste Vlaamse hemieolympiade 2017-2018 2 de ronde 28 februari 2018 Je naam en voornaam: Je adres: De naam van je school: Het adres van je school: Je leerjaar: antal lesuren chemie per week die je dit

Nadere informatie

Scheikunde Samenvatting H4+H5

Scheikunde Samenvatting H4+H5 Scheikunde Samenvatting H4+H5 Hoofdstuk 4 4.2 Stoffen worden ingedeeld op grond van hun eigenschappen. Er zijn niet-ontleedbare stoffen en ontleedbare stoffen. De niet-ontleedbare stoffen zijn verdeeld

Nadere informatie

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl Hoofdstuk 11 Chemische reacties bladzijde 1 Opgave 1 De ionen die in water ontstaan: a NaCl Na Cl - b AgNO 3 Ag - NO 3 c (NH 4) 2SO 4 2 NH 4 SO 4 d KOH K OH - e NiSO 4 Ni 2 SO 4 Opgave 2 Schrijf de volgende

Nadere informatie

5 Water, het begrip ph

5 Water, het begrip ph 5 Water, het begrip ph 5.1 Water Waterstofchloride is een sterk zuur, het reageert als volgt met water: HCI(g) + H 2 0(I) Cl (aq) + H 3 O + (aq) z b Hierbij reageert water als base. Ammoniak is een zwakke

Nadere informatie

Basiskennis 5 chemie 1. I. Basiskennis

Basiskennis 5 chemie 1. I. Basiskennis Basiskennis 5 chemie 1 1.1 Opbouw van de materie I. Basiskennis Zuivere stof*: Is materie die uit 1 stof bestaat en niet meer gescheiden kan worden door fysische scheidingstechnieken. Mengsel*: Is materie

Nadere informatie

I. Basiskennis. ijs. Een chemisch verschijnsel is het verschijnsel waarbij wel nieuwe stoffen ontstaan.

I. Basiskennis. ijs. Een chemisch verschijnsel is het verschijnsel waarbij wel nieuwe stoffen ontstaan. Basiskennis 4 chemie 2 de graad, 2 de jaar = 4avv & 4bav 1 1. Natuurwetenschappen I. Basiskennis De studie van de natuurverschijnselen kan je ruwweg onderverdelen in: Biologie: Studie van de levende materie.

Nadere informatie

Spel: Zuren gebaseerd op Monopoly Inleiding:

Spel: Zuren gebaseerd op Monopoly Inleiding: Spel: Zuren gebaseerd op Monopoly Inleiding: De meesten jongeren hebben al ooit monopoly gespeeld en kunnen daarom ook snel aan de slag met het spel zonder dat er veel uitleg moet gegeven worden. Opgelet:

Nadere informatie

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4. Lyceum Oudehoven Hoefslag 4 4205 NK Gorinchem Schoolexamen Leerjaar: 4 Vak: Scheikunde Datum: 26-06-2013 Tijd: 13.00 14.30 uur Uitdelen: opgavenvellen + proefwerkpapier Toegestaan: rekenmachine, potlood,

Nadere informatie

5 Formules en reactievergelijkingen

5 Formules en reactievergelijkingen 5 Formules en reactievergelijkingen Stoffen bestaan uit moleculen en moleculen uit atomen (5.1) Stoffen bestaan uit moleculen. Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen. Een molecuul is een groepje

Nadere informatie

27 ste Vlaamse Chemie Olympiade

27 ste Vlaamse Chemie Olympiade 27 ste Vlaamse Chemie Olympiade 2009-2010 2 de ronde 10 februari 2010 Je naam en voornaam: Je adres: De naam van je school: Het adres van je school: Je leerjaar: Aantal lesuren chemie per week die je dit

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door W. 1173 woorden 23 juni 2016 6,9 16 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Nova Scheikunde Samenvatting H1 1 t/m 7 1 Atoombouw: Atoom: Opgebouwd uit

Nadere informatie

namen formules ionogene stoffen van Als je de negatieve ionen (behalve OH - ) koppelt aan H + - ionen ontstaan verbindingen die men zuren noemt.

namen formules ionogene stoffen van Als je de negatieve ionen (behalve OH - ) koppelt aan H + - ionen ontstaan verbindingen die men zuren noemt. namen en formules van ionogene stoffen CH 3 COO - acetaat afkomstig van azijnzuur (ethaanzuur) C 2 O 4 samengestelde ionen HC 2 O 4 - oxalaat beide afkomstig van oxaalzuur (ethaandizuur) waterstofoxalaat

Nadere informatie

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden Vraag 1 Welke van volgende formules stemt overeen met magnesiumchloriet? MgCl Mg(ClO 2 ) 2 Mg(ClO 3 ) 2 Mg3(ClO 3 ) 2 Optie A: Hier is wat kennis over het periodiek systeem der elementen

Nadere informatie

Scheikunde SE2. Hoofdstuk 8

Scheikunde SE2. Hoofdstuk 8 Scheikunde SE2 Hoofdstuk 8 Paragraaf 2 Indicatoren: stoffen waarmee je kunt bepalen of een oplossing zuur of basisch is. Zuur: als een oplossing een ph heeft van minder dan 7. Basisch: als een oplossing

Nadere informatie