MONITORINGSRAPPORT LANDBOUW OP PEIL

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MONITORINGSRAPPORT LANDBOUW OP PEIL"

Transcriptie

1 MONITORINGSRAPPORT LANDBOUW OP PEIL i

2 MONITORINGSRAPPO RT LANDBOUW OP PEIL ii

3 MONITORINGSRAPPORT LANDBOUW OP PEIL Uitgebracht aan: Waterschap Vechtstromen Waterschap Rijn en IJssel Waterschap Reest en Wieden Provincie Overijssel Provincie Gelderland Provincie Drenthe Ministerie van Economische Zaken LTO-Noord Uitgebracht door: Aequator Groen & Ruimte bv De Drieslag JZ Dronten Livestock Research De Bakelse Stroom Contactpersoon: Marco Arts Auteur(s): Joris Schaap Kirsten Lamberink Idse Hoving Everhard van Essen Jan van Bakel Versie: Definitief Datum: 26 maart 2014 iii

4 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 1 2 DOEL MONITORING Focus Meetdoelstellingen Randvoorwaarden Uitwerking analyse 3 3 AANPAK MONITORING Monitoringskeuze Meetmethoden Zachte en harde informatie Selectie 5 bedrijven 6 4 RESULTATEN Klimatologische gegevens Binnengekomen monitoringsgegevens Algemene resultaten Dieptebeschrijving geselecteerde bedrijven 43 5 SYNTHESE Maatregelen op perceels- en bedrijfsniveau Maatregelen op regionaal niveau Nadere uitwerking regionale hydrologische aspecten Uitvoeringsaspecten 88 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Conclusies Aanbevelingen 90 BIJLAGE A: MEETMETHODEN VARIABELEN 1 BIJLAGE B: DAGELIJKSE NEERSLAGGEGEVENS 6 BIJLAGE C: MOGELIJKE METHODIEK REGIONALE EFFECTEN OPSCHALING IN BEELD 8 iv

5 v

6 1 INLEIDING Oost-Nederland bestaat voor het merendeel uit hogere, vrij afwaterende zandgronden. De klimaatverandering zorgt voor een toenemende kans op zowel extreme regenval als ook extreme droogte. Door deze onomkeerbare ontwikkeling, neemt de problematiek van droogte enerzijds en wateroverlast anderzijds toe. Voor de landbouwsector in dit gebied is het een hele uitdaging om onder deze veranderende omstandigheden een bedrijfsvoering te ontwikkelen die het huidige productieniveau (en bij voorkeur een stijging daarin) mogelijk maakt. Het klimaatbestendig maken van het watersysteem en het verbeteren van de waterkwaliteit op hogere zandgronden heeft veel invloed op de landbouw. Om grip te houden op het gewenste waterpeil onderzochten de waterschappen uit het deelstroomgebied Rijn-Oost, provincies, LTO-Noord en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I) samen met individuele agrarische bedrijven welke maatregelen in de praktijk werken. Dit is gebeurd in het project Landbouw op Peil. Van 2011 tot en met 2013 zijn binnen dit project verschillende (innovatieve) maatregelen op 15 agrarische bedrijven uitgevoerd. Om de effecten van de maatregelen op de waterhuishouding, bedrijfsvoering en beleidsvorming in kaart te brengen, zijn verschillende vormen van monitoring uitgevoerd. In dit rapport worden de gegevens die door de monitoring en ervaringen van de agrariërs zijn verzameld geanalyseerd. In hoofdstuk 2 is het doel van de monitoring verder uitgewerkt en in hoofdstuk 3 de opzet en aanpak van de monitoring. In hoofdstuk 4 zijn de resultaten van alle 15 bedrijven terug te vinden. Daarna zullen de effecten van de maatregelen in hoofdstuk 5 nog geanalyseerd worden voor het gebruik op grotere schaal, waarmee een doorkijk wordt gegeven naar een eventuele grotere uitrol van de maatregelen na het project Landbouw op Peil. In hoofdstuk 6 volgen de conclusies en aanbevelingen. 1

7 2 DOEL MONITORING 2.1 Focus De focus van de monitoring lag op het vastleggen van de effecten van de maatregelen op de waterhuishouding en bedrijfsvoering evenals op het volgen van het proces. Er is voor gekozen om een deel van de metingen door de agrariërs zelf uit te laten voeren en hen daardoor de mogelijkheid te geven om te leren van hun land (en het water). Verder zijn er metingen verricht door de waterschappen, Future Water, DACOM en Aequator Groen & Ruimte. 2.2 Meetdoelstellingen De meetdoelstellingen van het project Landbouw op Peil zijn zesledig. Deze doelstellingen hebben betrekking op de inhoudelijke parameters van het watersysteem en de bedrijfsvoering en proces matige parameters. De meetdoelstellingen zijn gerelateerd aan twee hoofddoelen: 1) het handhaven van een vitale landbouw functie en 2) vormgeven van het toekomstige waterbeheer. Hoofddoel Informatiebehoefte Meetpuntniveau 1 Handhaven vitale landbouw Leiden de maatregelen tot een verbeterende waterhuishouding voor de landbouw (i.r.t. gewasopbrengst)? Perceelsniveau Lokaal 3 Handhaven vitale Zijn de maatregelen pragmatisch in te passen Bedrijfsniveau landbouw binnen de bedrijfsvoering? 4 Waterbeheer Wat zijn de effecten van de maatregelen op de Regionaal voor de toekomst omgeving en zijn deze significant? 5 Waterbeheer Kunnen deeltaken binnen het waterbeheer uitgevoerd Lokaal voor de toekomst worden door derden? 6 Waterbeheer voor de toekomst Kunnen effecten van een maatregel worden gebruikt bij de opschaling ervan? Regionaal Ten behoeve van bovenstaande meetdoelstellingen werden zowel inhoudelijke (grondwaterstanden, neerslag en opbrengsten) als proces (inpasbaarheid en arbeid) parameters gemeten. Om de twee hoofddoelen van Landbouw op Peil in het monitoringstraject te behandelen, is het nuttig de hoofddoelen te verdelen over twee schaalniveaus: het lokale (perceels- en bedrijfsniveau) en het regionale (stroomgebiedsniveau). Daaruit komen de volgende onderzoeksvragen voort: 1) Wat zijn de waterhuishoudkundige en landbouwkundige effecten van de maatregelen op perceels- en bedrijfsniveau? 2

8 2) Wat betekent de opschaling van deze maatregelen naar regionaal niveau voor het (toekomstige) waterbeheer? Het perceels- en bedrijfsniveau is daadwerkelijk getoetst in het monitoringsonderzoek van Landbouw op Peil, het regionale schaalniveau is niet getoetst. Op basis van de resultaten op lokale schaal in combinatie met ervaring, expert kennis en eerder uitgevoerd onderzoek vellen we wel een kwalitatief oordeel over het waterbeheer van de toekomst. De twee onderzoeksvragen, behorende bij de schaalniveaus worden behandeld in hoofdstuk Randvoorwaarden Aan het begin van het project is gekozen voor een praktische en pragmatische invulling van de monitoring. Daarbij zijn een aantal randvoorwaarden bepalend geweest. Deze randvoorwaarden zijn: Er is geen nulmeting beschikbaar; Het beschikbare budget voor uitvoering is maatgevend; De meetperiode is relatief kort (<2 jaar); Metingen worden gericht op lokale effecten (in tegenstelling tot meetdoel 4). Deze randvoorwaarden hebben tot gevolg dat niet alle informatievragen volledig kunnen worden beantwoord met sec de monitoring. Het ontbreken van een nulmeting, in combinatie met de korte meetperiode, maakt het vrijwel onmogelijk statistisch significante uitspraken te doen over het effect van een maatregel. Daarnaast kunnen, vanwege het schaalniveau, de lokale maatregelen niet gemonitord worden op regionaal niveau (meetdoel 4). Daarom is gekozen voor een minder ambitieuze doelstelling; de monitoringresultaten moeten aannemelijk maken of een maatregel in (agro)hydrologische zin effect heeft. Deze is wellicht wel haalbaar, waarbij de nulsituatie zo goed als mogelijk wordt afgeleid uit bestaand kaartmateriaal (bijv. de grondwatertrappenkaart), veldmetingen (bijv. de GHG en GLG op basis van de profielkenmerken), veldobservaties door de agrariër (bijv. Er staat op mijn gedraineerde perceel geen water terwijl dat vroeger wel zo was in een natte periode of Ik kan nu veel eerder het land op ) en beredenering (bijv. een stuw geeft een sprong in waterstand en die sprong zien we terug in het grondwaterstandsverloop ) en modellering. Door een combinatie van bovenstaande elementen zijn de effecten aannemelijk te maken en wordt alsnog antwoord gegeven op de informatievragen. 2.4 Uitwerking analyse Ook voor de analyse van de monitoringsgegevens is gekozen voor een praktische en pragmatische insteek. Van de 15 bedrijven zijn er 5 gedetailleerder en 10 globaal uitgewerkt. De selectie van de 5 bedrijven die gedetailleerder uitgewerkt zijn, is gebaseerd op geografische spreiding, type bedrijf (akkerbouw en melkvee) en beschikbaarheid van meetgegevens. 3

9 3 AANPAK MONITORING 3.1 Monitoringskeuze Op elk van de 15 deelnemende agrarische bedrijven zijn bedrijfsspecifieke maatregelen uitgevoerd. Dit houdt in dat op elk bedrijf verschillende combinaties van maatregelen genomen zijn, gelet op de specifieke mogelijkheden voor het bedrijf. Ook voor de monitoring van deze maatregelen geldt dat er gelet is op de mogelijkheden voor monitoring. Deze waren per bedrijf verschillend. Per bedrijf is een bedrijfswaterhuishoudingsplan gemaakt waarin beschreven is welke maatregel gemonitord zou worden en welke variabele (zoals bijvoorbeeld grondwaterstand) daarvoor gebruikt zou worden. Daarbij is rekening gehouden met de mogelijkheden voor monitoring op het bedrijf en het budget. In de onderstaande tabel staan de variabelen, die in het project Landbouw op Peil op verschillende bedrijven gebruikt zijn om de effecten van de uitgevoerde maatregelen te monitoren. Hierbij is vaak een keuze gemaakt om één of meerdere variabelen te gebruiken om een maatregel te monitoren. Maatregel Doel maatregelen Monitoringsvariabele Stuw Sturen slootwaterpeil / vasthouden slootwater Grondwaterstand Oppervlaktewaterstand Bodemvocht Opbrengst Logboek Ervaring agrariër Ondiepe en nauwe drainage Betere ontwatering met behoud van een belangrijk deel van het grondwater Grondwaterstand Oppervlaktewaterstand Bodemvocht Opbrengst Ervaring agrariër Peilgestuurde drainage Drainage met mogelijkheid om het ontwateringsniveau van het perceel te beïnvloeden Grondwaterstand Oppervlaktewaterstand Bodemvocht Opbrengst Ervaring agrariër Wateraanvoer Water aanvoeren naar sloten of drains door middel van pompen of nieuwe waterlopen Pompdebiet Ervaring agrariër Egaliseren en bolleggen Stagnatie van water op het perceel tegengaan door het oppervlakkige water af te voeren naar de zijkanten van het perceel Grondwaterstand Oppervlaktewaterstand Ervaring agrariër Droogteresistente gewassen Gewassen met droogteresistente eigenschappen Opbrengst Bodemleven onderzoek 4

10 Ervaring agrariër Ruimere rotatie Gewassen in rotatie brengen met een positief Ervaring agrariër effect op bodemstructuur en organisch stofgehalte voor een verbeterde opname van water in de bodem Verwijderen storende lagen Verbetering infiltratiecapaciteit van de bodem Grondwaterstanden Ervaring agrariër Waterbekken Opslag van water voor droge periodes Ervaring agrariër Sloot dempen of verondiepen Zorgen voor minder (grond)waterafvoer door Ervaring agrariër verminderde drainage via sloten Onlogische perceelsindeling verbeteren Zorgen dat er minder vaak gedraaid hoeft te worden op het land, zodat er geen structuurbederf ontstaat Ervaring agrariër 3.2 Meetmethoden De monitoringsvariabelen kennen verschillende meetmethoden. Onder meetmethoden verstaan wij de wijze waarop een variabele gemeten wordt. De grondwaterstand kan bijvoorbeeld gemeten worden op basis van de meetmethoden handmatig (meetlint met klokje) en diver (automatische opnemer van de waterdruk). In onderstaande tabel staan voor de groepen variabelen debiet, waterstand, stuwstand, gewas en bodem de bijbehorende meetmethoden weergegeven (voor meer informatie zie bijlage A). De meteorologische variabelen (verdamping en neerslag) zijn hier niet genoemd, omdat deze al vrij beschikbaar zijn bij het KNMI. De gegevens maken wel onderdeel uit van de analyse. Groep Variabele Meetmethode Door Debiet Pompdebiet Draaiuren pomp Waterschap Beregeningsdebiet Draaiuren pomp Waterschap Waterstand* Grondwaterstand Handmatig Agrariër Diver Waterschap Oppervlaktewaterstand Peilschaal Agrariër Diver Waterschap Geïnundeerd oppervlakte Logboek Agrariër Visueel (foto's) Agrariër Stuwpeil* Stuwstand Logboek Agrariër Stuwputstand (peilgestuurde Logboek Agrariër drainage) Gewas Grasopbrengst Grasopbrengst bij maaien Agrariër Grasopbrengst bij weiden Agrariër Gewasopbrengst (akkerbouw) Remote sensing (mijnakker.nl) Agrariër Bepaling eindopbrengst Agrariër Gewasontwikkeling (akkerbouw) Logboek, vastleggen ervaringen Agrariër 5

11 Bodem Organisch stofgehalte bodem Opstellen teeltplan, bemestingsplan en organisch stofbalans Agrariër Uitvoering vastleggen in logboek Agrariër Bodemmonsters nemen Waterschap/agrariër Bodemconditie Logboek, vastleggen ervaringen Agrariër Bodemvocht Bodemvochtsensor (DACOM) Agrariër Remote sensing (mijnakker.nl) Agrariër Bedrijfsvoering Ervaring agrariër* Interview/vragenlijst Waterschap *) Dit is een kwalitatieve indicator over de inpasbaarheid van maatregelen in de bedrijfsvoering en in die zin afwijkend van de andere variabelen. In bijlage A staat de uitgebreide tabel van bovenstaande meetmethoden, waarin de eisen staan die gesteld waren voor meetfrequentie, locatie-eisen, de verantwoordelijke voor de uitvoering, manier van vastlegging en verwerking. Om meetgegevens goed onderling te kunnen vergelijken, was het noodzakelijk dat alle metingen bij de deelnemers op een uniforme wijze uitgevoerd werden. Deze uniforme wijze staat beschreven in de tabel. 3.3 Zachte en harde informatie De randvoorwaarden voor de monitoring waren dat deze praktisch en pragmatisch opgezet zou worden. Hierdoor zijn veel maatregelen niet gemonitord of maar voor een korte periode gemonitord. Wel heeft de agrariër met elke maatregel ervaring opgedaan. Maar deze ervaring kan enigszins subjectief zijn. Daarom is in het uitwerken van de effecten van de maatregelen gekozen voor het onderbouwen van de zachte informatie met harde informatie. Zachte informatie staat voor kwalitatieve gegevens. Het gaat hierbij om de zaken die waarnemers en agrariërs tijdens de monitoringsperiode hebben onthouden of vastgelegd over bodem en gewas van de percelen waar de maatregelen zijn uitgevoerd, zoals: opvallende verschillen in de groei van het gewas; opvallende verschillen in bewerkbaarheid en berijdbaarheid; meer of minder plassen op het veld. Deze informatie is verzameld door middel van het interviewen van de agrariërs en aan de hand van de logboeken die sommige agrariërs bijhielden. In dit rapport is de zachte informatie uitwerkt door het beschrijven van de ervaring van de agrariër. Harde informatie bestaat uit duidelijk gedefinieerde kwantitatieve grootheden. Daar vallen bijna alle variabelen uit de variabelen tabel onder. Deze informatie is in de analyse per bedrijf beschreven in de vorm van tabellen en grafieken onder het kopje meetgegevens. 3.4 Selectie 5 bedrijven Van de 15 deelnemende agrarische bedrijven zijn de volgende 5 geselecteerd voor een modelberekening met uitgebreide analyse: Beernink Lerink 6

12 Maatschap Poppink Spijkerman Steggink De selectie is gebaseerd op regionale spreiding, beschikbaarheid van monitoringsgegevens en de mogelijkheid om op basis van deze gegevens de modellen te kalibreren en valideren en als laatste differentiatie in maatregelen. Voor deze 5 bedrijven zijn extra modelberekeningen uitgevoerd. Door de meetgegevens in te voeren in het model SWAP, kan getest worden of de modelberekeningen uit het bedrijfswaterhuishoudingsplan (BWHP) plausibel zijn of niet. Wanneer blijkt dat die berekeningen plausibel zijn, betekent dat dat de voorspellingen over de toekomstige gewasgroei uit het BWHP aangehouden kunnen worden. In het geval van de overige 10 globaal uitgewerkte bedrijven bestaat de harde informatie uit gemeten waterstanden en eventueel opbrengstencijfers of bodemgegevens en is geen plausibelheidstoets uitgevoerd van de berekeningen. 7

13 4 RESULTATEN 4.1 Klimatologische gegevens Voor een juiste beoordeling van de meetgegevens per deelnemer, is het zinvol om de weerjaren 2012 en 2013 te duiden. In onderstaande grafiek staat de gemiddelde neerslag in het gebied van Landbouw op Peil (Regio Oost) op basis van de vier gebruikte neerslagstations Borculo, Dwingelo, Twente en Vroomshoop. Daarnaast is de referentie-gewasverdamping toegevoegd. Deze is afkomstig van KNMI-station Heino. * Over het gehele jaar genomen verschillen 2012 en 2013 niet veel van de jaren Echter, voor deze studie is met name de verdamping en neerslag in het groeiseizoen van belang. Dit wordt bijgehouden door het KNMI in de vorm van het neerslagtekort. Het neerslagtekort wordt verkregen door het verschil te berekenen tussen de hoeveelheid gevallen neerslag en de berekende referentiegewasverdamping. Dit verschil wordt dagelijks gesommeerd in het tijdvak van 1 april tot en met 30 september. 8

14 Het neerslagtekort laat zien dat Nederland in 2012 tijdens het groeiseizoen erg nat was. Gemiddeld genomen kwam het tekort in dat jaar niet boven de 50 mm, waarbij 100 mm normaal zou zijn (mediaan). In het oosten was het wel iets droger, zie daarvoor de figuren hieronder met de ruimtelijke verdeling van het neerslagtekort op 30 september. In 2013 is sprake van een andere situatie: droger dan normaal. Een relatief natte mei en een droge juni totdat in de laatste week hevige neerslag optreedt. De zomermaanden juli en augustus zijn warm en droog. Begin september zorgen extreme buien voor een scherpe daling in het neerslagtekort. Op neerslagstation Twente viel 120 mm neerslag in vier dagen, waarvan op één dag (10 september) maar liefst 60 mm. In het noorden waren de buien iets minder intensief, maar nog steeds fors (70 mm in vier dagen). In bijlage B staan de dagelijkse neerslaggegevens van de stations afzonderlijk. 9

15 4.2 Binnengekomen monitoringsgegevens De onderstaande tabel vat de maatregelen per bedrijf samen en de binnengekomen monitoringsgegevens. Uit deze tabel blijkt dat voor iets meer dan de helft van de maatregelen een vorm van monitoring is uitgevoerd. De binnengekomen gegevens waren niet altijd compleet. Dit verminderde de bruikbaarheid. Niet alle binnengekomen gegevens staan uitgewerkt in de resultaten. Agrariër Maatregel Monitoring Wie meet Binnengekomen Asbreuk Aanvoer effluentwater RWZI Debieten Waterschap Jan 12 okt 13 KAD Opbrengst Grondwaterstand Logboek opzetten peil Asbreuk Future Water Asbreuk 2012 Nov 11 nov 13 Deels interview Beernink Peilgestuurde drainage Opbrengst Grondwaterstand Grondwaterstand Beernink Beernink Waterschap 2012 Jul 12 okt 12 Jul 12 sept 13 Stuw Opbrengst Grondwaterstand Grondwaterstand Oppervlaktewaterpeil Oppervlaktewaterpeil Logboek opzetten peil Beernink Beernink Waterschap Beernink Waterschap Beernink 2012 Jul 12 okt 12 Jul 12 sept 13 Jul 12 okt 12 Sept 12 sept en 2013 Enting Omzetten en ophogen grond Grondwaterstand Enting Mei 13 dec 13 Iemhoff Ondiepe en nauwe drainage - Opzetten zomerpeil Grondwaterstand Logboek opzetten peil Waterschap Iemhoff Apr 12 jul 13 Deels interview Dempen sloot Oppervlaktewaterpeil Iemhoff Mei 12 sept 13 Stroomrichting sloot veranderen - Lerink Peilgestuurde drainage Grondwaterstand Grondwaterstand Bodemvocht Lerink Waterschap DACOM Jun 12 sept 13 Jun 12 sept 13 Jul 12 nov 13 Stuwen Grondwaterstand Grondwaterstand Oppervlaktewaterpeil Oppervlaktewaterpeil Logboek opzetten peil Lerink Waterschap Lerink Waterschap Lerink Jun 12 sept 13 Jun 12 sept 13 Jun 12 sept 13 Sept 12 sept en 2013 Rietzwenkgras Bodemprofiel Aequator Sept 13 Luesink Ondiepe en nauwe drainage - Stuw Grondwaterstand Grondwaterstand Grondwaterstand Oppervlaktewaterpeil Logboek opzetten peil Luesink Koskamp Waterschap Waterschap Luesink Jul 12 okt 12 Aug 12 nov 13 Jul 12 sept 13 Aug 12 sept 13 - Ormel Stuwen Grondwaterstand Oppervlaktewaterpeil Logboek opzetten peil Ormel Ormel Ormel Aug 12 okt 13 Jul 12 okt

16 Bodemvocht DACOM Jul 12 nov 13 Droogteresistent gras - Poppink Peilgestuurde drainage Grondwaterstand Oppervlaktewaterpeil Pegge Pegge Apr 12 nov 13 Apr 12 nov 13 Rietzwenkgras Opbrengst Bodemprofiel Pegge Aequator 2012 en 2013 Sept 13 Sloten dempen - Reimer Aanvoer water Kramerswatergang - en Dinkel met 2 pompen Stuwen Grondwaterstand Logboek opzetten peil Reimer Reimer Jul 12 sept en 2013 Luzerne - Smid Egaliseren en bolleggen perceel Grondwaterstand Oppervlaktewaterpeil Waterschap Waterschap Apr 12 jul 13 Apr 12 jul 13 Ondiepe en nauwe drainage Oppervlaktewaterpeil Waterschap Apr 12 jul 13 Sloot dempen - Spijkerman Peilgestuurde drainage Grondwaterstand Waterschap Mei 13 dec 13 Egaliseren en bolleggen percelen Grondwaterstand Waterschap Mei 13 dec 13 Stuwen Grondwaterstand Oppervlaktewaterpeil Logboek opzetten peil Waterschap Waterschap Spijkerman Mei 13 dec 13 Mei 13 dec 13 Deels interview Sloten opschonen - Sprokkereef Aanvoer water vanuit Regge Pompdebiet Waterschap - Peilgestuurde drainage Grondwaterstand Sprokkereef Aug 12 Okt 13 Ondiepe en nauwe drainage Grondwaterstand Sprokkereef Aug 12 Okt 13 Stamsnieder Egaliseren en bolleggen perceel - Peilgestuurde drainage Grondwaterstand Stamsnieder Jul 12 okt 13 Droogteresistent gras - Kromme sloot rechttrekken - Stuw Grondwaterstand Oppervlaktewaterpeil Logboek opzetten peil Stamsnieder Stamsnieder Stamsnieder Jul 12 okt 13 Jul 12 okt 13 - Steggink Stuwen Grondwaterstand Logboek opzetten peil Bodemvocht Waterschap Steggink DACOM Apr 12 aug 13 Deels interview Jul 12 nov 13 Inlaat water vanuit de Dooze Grondwaterstand Waterschap Apr 12 aug 13 Ter Schure Ondiepe en nauwe drainage - Droogteresistente en organisch stof verhogende grassoorten Bodemleven Bodemprofiel Aequator Aequator 2013 Sept 13 Verandering rotatie - 11

17 4.3 Algemene resultaten 1) Bedrijf van René Asbreuk Maatregelen Op het bedrijf van René Asbreuk wordt het effluentwater van de naastgelegen rioolwaterzuivering gebruikt om de Klimaat Adaptieve Drainage (KAD) in droge perioden op peil te houden. Daarnaast is bestaande drainage peilgestuurd gemaakt door een stuw te plaatsen waarmee het oppervlaktewaterpeil opgezet kan worden. Het water kan dan via de drainagebuizen in het perceel terecht komen. Hierbij wordt ook water aangevoerd vanuit de rioolwaterzuivering. Ervaring René Asbreuk Het had nogal wat voeten in de aarde om de vergunning voor de pomp bij de rioolwaterzuivering voor elkaar te krijgen. Effluentwater mag normaal namelijk alleen geloosd worden op een beek, dus we hadden een ontheffingsvergunning nodig om dit water direct te gebruiken voor mijn bedrijf. Eerst het water in de beek laten pompen en dan zelf in de beek een pomp zetten was geen optie. Die beek ligt langs een openbare weg, dus dan zou die pomp zo gestolen worden. Die moest wel binnen het hek van de rioolwaterzuivering komen. Het sturen van de KAD is makkelijk, snel en simpel. Dat kan bij de KAD zelf of via een computerprogramma. Het infiltratieperceel is lastiger te sturen. In het voorjaar had ik op een gegeven moment niet aan die stuw gedacht en toen heeft het water te lang te hoog gestaan. Toen is een deel van mijn maïs verzopen. De KAD is natuurlijk wel relatief duurder. Maar als het dit jaar geen toevalstreffer is dat het KAD perceel 20% meer opbrengt dan het perceel met de laagste opbrengst, heb ik dat er natuurlijk zo weer uit. Maar je kunt pas na 3 tot 5 jaar zeggen of dat 12

18 zo is. En het perceel met de minste opbrengst is een lichtere grond, dus dat is misschien minder te vergelijken. De peilgestuurd gemaakte drainage werkt naar mijn idee niet goed genoeg, want het perceel loopt naar achter op. Daardoor komt het peil achteraan niet hoog genoeg te staan. Die maatregel kan daar daarom misschien ook niet uit. Meetgegevens In het KAD perceel is de grondwaterstand gemeten, waarvan hieronder peilbuis 2 uitgelicht is. René Asbreuk heeft in 2012 de opbrengsten van de percelen gewogen. Die zijn te vinden in de tabel. Op alle percelen is dezelfde bewerking en bemesting uitgevoerd. Op de kaart van het bedrijf van René Asbreuk staan de perceelsnummers aangegeven. Perceelsnummer Oppervlak (ha) Ras mais Zaaidatum Oogstdatum Opbrengst (kg/ha) % ds Prijs (euro/ton) Bruto opbrengst (euro) 1 2,42 F58 5 mei 16 nov ,25 149, (KAD) 5,28 F58 4 mei 19 nov ,05 150, (peilgest.dr.) 5, mei 14 nov ,75 151, , mei 15 nov ,27 153, ,96 F58 5 mei 15 nov ,46 151, , mei 14 nov ,52 148, ,95 F58 4 mei 19 nov ,91 154,

19 Waterkwaliteit Voor de infiltratie wordt effluent van de RWZI gebruikt. De waterkwaliteit van het effluent van de zuivering wordt standaard door het waterschap gemeten (onder andere Chemisch Zuurstof Verbruik, Biologisch Zuurstof Verbruik (na 5 dagen), Kjeldal stikstof gehalte, Totaal Fosfaat gehalte, Zwevende stoffen). Op basis van deze gegevens kunnen we concluderen dat de waterkwaliteit van het effluent conform landelijke normen wordt geloosd. Voor het gebruik als infiltratiewater in een landbouw perceel is het niet noodzakelijk dezelfde zuiveringsinspanning voor stikstof en fosfaat uit te voeren. Analyse René Asbreuk heeft het idee dat de KAD een goed effect heeft op de opbrengst, maar dat de peilgestuurd gemaakte drainage weinig oplevert. De grondwaterstanden van peilbuis 2 ondersteunen de ervaringen van René Asbreuk als het gaat om de KAD. De grafiek laat een constant grondwaterniveau zien met fluctuaties die door neerslag en veranderingen in het peil ontstaan. Omdat de logboek gegevens van de veranderingen in het peil niet beschikbaar waren bij het verschijnen van dit rapport, is het niet duidelijk waaraan de fluctuaties te wijten zijn. Wel is duidelijk dat het grondwater niet verder is weggezakt dan 75 cm onder maaiveld. Dit wordt veroorzaakt door de constante wateraanvoer van effluentwater uit de RWZI in combinatie met de KAD. Ook de opbrengstgegevens ondersteunen het positieve effect van de KAD. De opbrengst van het KAD perceel was in 2012 hoger dan die van de andere percelen. Een hogere opbrengst is te verwachten wanneer de vochtvoorziening optimaal is. Toch is één jaar opbrengsten meten niet genoeg om verschillen tussen percelen en jaren uit te sluiten. Om een beter beeld te krijgen van de invloed van de KAD op de opbrengst zal deze meerdere jaren gemeten moeten worden. Het perceel met peilgestuurd gemaakte drainage heeft een redelijk hoge opbrengst, maar niet de hoogste opbrengst van dat ras. Er zijn geen grondwatermetingen uitgevoerd. Als het perceel naar achter toe oploopt is de uitspraak van René Asbreuk over het effect van deze maatregel aannemelijk. Namelijk dat als het peil voor aan het perceel hoog gezet wordt, dit achter op het perceel minder effect heeft. 14

20 2) Enting Maatregelen Nico Enting heeft op zijn bedrijf natte, lage delen in percelen aangepakt waar vaak water bleef staan. In de bodem bevonden zich storende lagen zoals slecht doorlatende leem- en veenlagen. Hij heeft storende lagen opgebroken en de bovenste laag van de grond (50 75 cm) meer gemengd. Om te zorgen dat er niet weer een laagte zou ontstaan en om geoxideerde veengrond te vervangen heeft hij extra grond opgebracht (20 25 cm). Hierdoor komen deze (eerder) lager gelegen stukken juist iets hoger te liggen dan de omgeving. De meeste bewerkte stukken zijn opnieuw gedraineerd. Ervaring Nico Enting Een aantal jaar geleden zijn 2 ha aardappels verrot in het lage gedeelte op mijn bedrijf. In de herfst van 2012 hebben we in dat stuk een klein deel (waar veen zat) omgezet. Dat stuk kwam boven verwachting de winter uit, eigenlijk zonder plasvorming. Toen hebben we in het voorjaar van 2013 de rest van de plek bewerkt. De bewerking van 2012 pakt goed uit, want als ik niks had gedaan, dan was ik misschien wel dezelfde 2 ha weer kwijt geweest. Daar hebben we in 2013 gewoon de doperwten kunnen oogsten. In het stuk wat ik in 2013 heb bewerkt is wel een derde of halve hectare waar een deel van de aardappels kapot zijn. In juni en september hebben we namelijk regenbuien gehad waardoor het slootwaterpeil bijna tot de rand stond. Er moet daar gewoon grond bij op en de grond moet zich herzetten. 15

21 Een verschil is wel dat ik nu wel het land op kan om de aardappels die wel goed zijn te oogsten. En dat scheelt al een hoop. Want als je er helemaal niet op kunt komen, heb je helemaal niets. We blijven grond opbrengen, doordat de grond steeds lager wordt door de vertering van het veen. En eigenlijk haal je een partij grond boven die je daar niet wilt hebben. Dus moet je extra bemesten en bekalken zodat die grond weer een beetje bijtrekt. Daar heb je eigenlijk wel twee jaar voor nodig. Maar we weten nu wat we met de grond aan moeten. We hebben nu de juiste handvaten om te zorgen dat die gedeelten bijtrekken. Ik denk dat de investering genoeg opbrengt. Als je bijvoorbeeld dat stuk neemt waar ik 2 ha ben verloren, daar waren de kraankosten ongeveer 8000,--. Als je daar dan vervolgens 2 ha doperwten kunt oogsten met een bruto gewasopbrengst van zeg maar 3500,--/ha, komt er op dat stuk bruto 7000,-- binnen. Er zaten natuurlijk wel een boel extra kosten aan, zoals draineren en grond aanvullen, maar toch kan je dat weer terugverdienen. Het is een lange termijn investering. Maar daarnaast is het natuurlijk ook gewoon een lust voor het oog. Dat je een gewas hebt wat je kunt oogsten, geeft een boel voldoening. We gaan daarom zelf ook door met het uitbreiden van deze maatregel. Meetgegevens In mei 2013 zijn de peilbuizen geplaatst. Peilbuizen E01 en E02 meten de invloed van de sloot in het noorden op de grondwaterstand in het onbewerkte deel van het perceel. E01 op 50 m van de sloot en E02 op 500 m van de sloot. Hiermee wordt de infiltratie vanaf de sloot gemeten via de drains. Het voornemen was om de sloot vol te pompen in een droge periode, maar dit is niet uitgevoerd. Wanneer er een grote infiltratie is, kan dat natschade veroorzaken. Peilbuizen E03 en E04 meten de invloed van het opbreken van de storende veenlagen op de grondwaterstand. Peilbuis E03 in onbewerkte grond en E04 in gespitte grond. Peilbuis E05 staat in het laagste stuk van het land van Nico Enting en meet hoe hoog het grondwater onder het maaiveld staat, dicht bij de sloten. Het geeft inzicht in de relatie tussen het oppervlaktewaterpeil en de grondwaterstand op een van de laagste delen van het bedrijf van Enting. 16

22 17

23 Bodemvochtmetingen Op het bedrijf van Enting zijn meerdere bodemvochtsensoren geplaatst (deels van de heer Enting zelf en deel van uit het project). De Bodemvochtsensoren maken de uitdroging van de grond op meerdere diepten inzichtelijk (% vocht in de bodem). Op basis van deze informatie kan bepaald worden of een beregeningsgift voor de optimale groei van het gewas wenselijk is. In de wortelzone dient voldoende water beschikbaar te zijn en/of er moet voldoende capillaire nalevering van uit de ondergrond zijn. Het bodemvocht reageert natuurlijk op de neerslag. De onverzadigde zone vult zich met de neerslag op. Hierbij valt op dat het hangwater met name in de bovenste 20 cm blijft hangen. Alleen bij een flinke bui zakt het water naar een verdere diepte uit. Tevens is opvallend dat het vochtgehalte vrij hoog is voor de specifieke grondsoort. Mogelijk dient de meting gekalibreerd te worden aan de lokale omstandigheden. De vochtgehalten zakken in de wortelzone in de maanden juli en augustus te ver weg voor een optimale gewasgroei. Met beregening zou deze kunnen worden aangevuld. Het toepassen van beregening is echter ook een kosten en arbeid afweging. Enting heeft er voor gekozen om geen beregening toe te passen. Door het tijdelijk wegzakken van de grondwaterstand in dezelfde maanden is ook de nalevering van uit de bodem niet optimaal. 18

24 Analyse De sloot is niet volgepompt in een droge periode, en daardoor is niet af te leiden wat het effect van infiltratie zou zijn geweest. Wel is te zien dat in 2013 het grondwater tot circa 1.40 mv wegzakt. Vanwege de geringe capillaire opstijging van de zandige ondergrond, is een hogere grondwaterstand op dit perceel wenselijk. Optimaal zou een grondwaterstand van 110 cm minus maaiveld zijn. Dit geeft het belang van het infiltreren van oppervlaktewater aan. Anderzijds is het risico van hoge grondwaterstanden tijdens natte perioden ook aanwezig door de matig doorlatende keileem in de ondergrond. In juni worden nog grondwaterstanden van 80 cm gemeten. Op basis van de metingen van peilbuis E03 en E04 (onbewerkt en bewerkte grond) in het groeiseizoen, treden er nauwelijks verschillen op in grondwaterstanden. De hoogste standen komen niet binnen 60 cm voor wat erop duidt dat het gewas geen schade ondervindt. Bij neerslagpieken stijgt het grondwater bij peilbuis E03 (onbewerkt) meer dan bij de bewerkte grond. Dit zou er op kunnen duiden dat het bewerken van de grond een positief effect heeft gehad op het verwerken van grote hoeveelheden water. In die zin wordt de observatie van Nico Enting dat hij nu eerder op de bewerkte stukken kan rijden na zware regenval gestaafd door deze metingen. De betere vocht- en zuurstofhuishouding in de wortelzone vertaald zich dan in betere condities voor akkerbouwmatige teelt en een hogere gewasopbrengst. Echter, om deze maatregel goed te toetsen, moet langer en met hogere frequentie gemeten worden. 19

25 3) Iemhoff Maatregelen Op het bedrijf van Bert Iemhoff is een klein, te nat en laag perceel ondiep en nauw gedraineerd in het voorjaar van Verder is de oude sloot die over het hele bedrijf liep en vrij diep was (in blauw en oranje) aangepast. Eerst waterde alles vanaf de zuidwest punt van het bedrijf af richting stuw B. Het opzetten van stuw A had invloed op het lage (kwelrijke) perceel, die daardoor te nat werd. In augustus 2013 is daarom het stuk sloot naast het erf (hoogte) gedempt. De sloot aan de westkant is doorgetrokken naar het noorden, tot aan de watergang. Ervaring Bert Iemhoff De drainage heeft zonder meer voor een verbetering in draagkracht gezorgd. Ook heb ik dit jaar geen plassen meer op het land gezien. Het gedraineerde perceel is niet groot, maar was altijd een probleemstukje. Dat is het nu niet meer. Normaal gaan we in het voorjaar, in februari, het land op en kunnen we op dit perceel pas een maand later komen. In het voorjaar van 2013 konden we alles in één keer klaarmaken. In september 2013 is er 100 mm regen gevallen en ik kon er twee weken later probleemloos maaien. Normaal zou ik dan nog een week moeten wachten voor ik er fatsoenlijk op zou kunnen rijden. Als ik het effect zie, denk ik: Dat hadden we al eerder moeten doen. De opbrengst van dit stukje is misschien wel 20% hoger dan in De eerste snede was ongeveer 3,5 ton en de tweede 3 ton. 20

26 Het doortrekken van de sloot aan de westelijke kant van het bedrijf naar de watergang in het noorden was vrij simpel. Het waterschap was namelijk net met al die sloten bezig en kon deze sloot makkelijk meenemen. Ze hebben wel een aantal dammen en duikers moeten aanleggen. Dit stuk sloot ligt langs een perceel van mijn buurman, maar die grond ligt hoog genoeg om geen last te hebbe n van water wat daar langs weg stroomt. Toen we in september 100 mm regen hadden was ik benieuwd of de sloot in westelijke richting goed zou afvoeren. Het leek wel een Oostenrijkse bergbeek, zo hard stroomde het. Dus het werkt wel. Aan de oostkant is juist droogte een probleem. Stuw A stond in het voorjaar redelijk hoog, maar je zag het water in de sloot duidelijk wegzakken als het een periode niet regende. Vanaf juli heeft dat stuk sloot drooggestaan. Met die 100 mm regen in september 2013, stond er wel weer water in. Daarbij komt nog dat water vasthouden bij stuw A maar een betrekkelijk effect heeft op het gewas, omdat de sloot vrij diep ligt ten opzichte van het maaiveld. Het slootje voor stuw B staat in verbinding met de hoofdwatergang en daar blijft dus wel water in. Maar dat stuk ligt lager dan het stuk sloot voor stuw A. Komend jaar willen we eerst kijken of het genoeg helpt stuw A en B maximaal op te zetten, of dat we de sloten alsnog moeten verondiepen. Meetgegevens De invloed van het opzetten van stuw B wordt gemeten door peilbuizen a (dicht bij de sloot) en b (verder van de sloot). 21

27 Analyse De ervaring van Bert Iemhoff is dat de ondiepe en nauwe drainage een verbetering heeft gebracht. Minder vernatting heeft zich in 2013 vertaald in een hogere grasopbrengst van vooral de eerste en de tweede snede. De door de ondernemer ingeschatte opbrengstverhoging van 20% geeft aan dat de verbetering substantieel is. Vooral het eerder kunnen bemesten, het vroeger op gang komen van de mineralisatie in de bodem en een betere benutting van het gras kan inderdaad een wezenlijke opbrengstverhoging geven. De effecten van de veranderingen in de sloten zijn moeilijker te bepalen. Bij stuw B zijn grondwaterstanden gemeten. In de zomer van 2012 (situatie 1) is er een vlakke grondwaterspiegel, waarbij het grondwater dichter bij en verder van de sloot af even hoog staat ten opzichte van NAP. In de winter (situatie 2) stroomt het water van peilbuis b (hogere stand) richting peilbuis a (lagere stand). Het grondwater staat bol in het land. In de zomer van 2013 lijkt dit nog lang het geval te zijn. Dit duidt op kwel die vanuit de Duitse stuwwallen komt. In de zomer van 2012 is de grondwaterstand hoger dan in de zomer van Of dit komt omdat het peil hoog opgezet was, het veel regende in 2012 of dit een andere oorzaak had, is niet te zeggen, omdat stuwstanden van stuw B missen. Het effect van de maatregel is daardoor niet goed aan te geven. De redelijk afgevlakte neerslagpieken kunnen er op duiden dat de (oude) drainage neerslagpieken goed afvangt en natschade voorkomt. 22

28 4) Luesink Maatregelen Het bedrijf van Gerbert Luesink is in de afbeelding te zien achter peilbuis b1. Dicht bij het bedrijf is droogte een probleem. Daarom is gekozen om een stuw te plaatsten (bij p1 en p2) om het water bij het bedrijf beter vast te houden. Verder is een nat perceel ondiep en nauw gedraineerd. Ervaring Gerbert Luesink Er is een vrij eenvoudige stuw geplaatst met plankjes. Het waterschap bedient die, want er zijn wel wat meer belangen dan alleen het mijne. Verderop zit bijvoorbeeld een boomkweker die het water niet te hoog wil hebben. Er zit dus een grens aan wat we kunnen, maar het overleg met het waterschap daarover gaat heel makkelijk. Vooral in 2012 hebben we veel profijt gehad van de stuw. Het waterpeil hebben ze toen echt heel hoog gehouden en toen hadden we dus best veel water. En dat beïnvloedt het grondwater verderop in het perceel best goed. Toch is het water op een gegeven moment op, want dan wordt er niets meer aangevoerd vanuit de Veengoot. In 2013 zat het waterschap in de zomer in een spagaat. Want ze moesten nog de sloten maaien, maar het water stond te hoog. Ik wilde het water graag hoog houden, maar als de sloten niet gemaaid werden, dan zou de doorstroom met wateroverlast niet goed zijn. Toen zijn de plankjes er eigenlijk te snel afgehaald. We hebben toen moeten beregenen, dus dat kostte ons extra geld. 23

29 We hebben een perceel ondiep en nauw gedraineerd en het naastgelegen slootje opgeschoond. Verder hebben we het perceel geëgaliseerd en er twee jaar alle vaste mest van het hele bedrijf op aangewend. We hebben nog nooit zo n goede maïs gehad als in 2013, terwijl het eigenlijk niet zo n goed maïs jaar is. Vorig jaar was het gewas wat minder, omdat we toen geëgaliseerd hadden en daarmee in de bovenlaag aan het polderen waren geweest. Wel was vorig jaar direct zichtbaar dat de drainage goed werkte. Normaal konden we op dat perceel in de herfst niet of moeilijk rijden, maar afgelopen herfst zagen we dat de drainage boven verwachting werkte. Meetgegevens In de grafiek staan de divergegevens van de grondwaterstand onder invloed van de stuw en het oppervlaktewaterpeil weergegeven. Het maaiveld ligt op m+nap (B1). Analyse De effecten van de stuw zijn gemeten door middel van grondwaterstanden en oppervlaktewaterpeilen. Half februari is het stuwpeil zo n 20 cm verlaagd t.b.v. meer draagkracht van de grond en de mestgift. Eind maart is dit verhoogde stuwpeil weer teruggezet, waarbij het oppervlaktewaterpeil tot eind mei vrij constant blijft. Eind mei is het stuwpeil weer verlaagd voor het kunnen onderhouden van de sloot, waarna het oppervlaktewaterpeil niet goed terugkwam door het ontbreken van neerslag en waterinlaat. Het grondwater zakt weg en dat is niet aan te vullen vanuit het oppervlaktewater zonder voldoende neerslag, zoals de heer Luesink ook aangeeft. De grondwaterstand heeft een enorme dynamiek (>160 cm). In tijden van droogte zal het problematisch blijven om water vast te houden. Het enige dat belangrijk is, is om het stuwpeil vroeg genoeg hoog te houden. Helaas is dat in 2013 niet gelukt vanwege het opschonen van de sloot. De divergegevens ondersteunen hierbij de waarnemingen van de heer Luesink. De goede ervaringen met de maïsoogst van de heer Luesink op het perceel met ondiep nauw draineren, egaliseren en het opbrengen van mest, duiden erop dat deze maatregelen effectief zijn geweest. 24

30 De natschade zal op dit perceel afgenomen zijn. Door de drogere situatie is wellicht de nutriëntenvoorziening, de vochtvoorziening en de zuurstofhuishouding van de bodem verbeterd, wat zich vertaald heeft in een hogere maïsopbrengst. 25

31 5) Ormel Maatregelen Hugo Ormel heeft op zijn bedrijf 5 stuwen geplaatst. Stuw E heeft hij zelf geplaatst, stuw A tot en met D zijn door het waterschap geplaatst. Verder heeft hij een perceel waar hij een grassoort heeft gezaaid die beter tegen de droogte kan. Ervaring Hugo Ormel We hebben de stuwen eind februari 2012 en 2013 zo hoog mogelijk opgezet, om zoveel mogelijk water vast te houden. In 2012 hadden we een normaal jaar en toen werkte het uitstekend. Onder normale omstandigheden geeft het een flinke boost. Maar de zomer van 2013 was extreem droog en toen zakte het water op een gegeven moment zo ver weg dat er eerst geen water meer over de stuwen kwam en dat daarna de sloten droog kwamen te staan. Het water zakte op een gegeven moment wel met 10 cm per week. Als die droogte zo lang duurt, zakt het grondwater op een gegeven moment ook zo ver weg dat er geen gewas meer bij kan. We hadden gedacht dat we het water met die stuwen helemaal zouden kunnen sturen, maar bij ernstige droogte krijg je toch droogteproblemen. Je ziet aan het gewas dat het helpt om het water vast te houden. Dat kan je niet meten of weten, daarbij moet je je gevoel laten spreken. Je ziet bijvoorbeeld duidelijk dat het gewas het langer volhoud t in droogte. Dat het gewas in vergelijkbare jaren weken eerder droogtestress zou hebben gehad. Op een bepaald stuk hebben de bieten bijvoorbeeld geen moment plat gelegen. En op een ander stuk zag je op een gegeven moment dat het gras nog steeds groeide, terwijl je in andere vergelijkbare jaren de koeien moest opstallen omdat het voorbij was. Als je water vasthoudt, blijft het grondwater hoger staan. Zo kan het grondwater ook sneller bijtrekken als er weer water komt door regen of beregening. 26

32 En beregenen kan sowieso later beginnen. We hadden bijvoorbeeld al een deel van de percelen beregend, maar een aantal percelen hebben we toen niet gedaan. Want die gewassen hielden zichzelf nog in de benen en ik denk dat dat komt doordat we het water lang hebben opgestuwd. Het droogteresistente gras is beter gras, dat is zichtbaar. Maar we hebben er ook iets van 30 ton compost op gegooid. Daarom weten we ook niet waardoor het komt dat het nu zo goed staat. Meetgegevens Om de invloed van het opgestuwde oppervlaktewater op het grondwater te meten is bij een aantal stuwen een peilbuis geplaatst waar de grondwaterstand is gemeten. Het water loopt van stuw A (die het hoogst ligt) richting stuw D. Wanneer in de grafieken het oppervlaktewaterpeil richting 0 gaat, betekent dat dat de sloot droog staat. In de winter van 2012 is niet gemeten

33 Analyse De ervaring van Hugo Ormel is dat de stuwen ervoor zorgen dat water langer vastgehouden wordt en het grondwater hierdoor minder ver wegzakt. Hij ziet dat gewassen onder invloed van de stuwen minder snel droogteschade oplopen. Zijn ervaring was dat in 2012 de maatregel goed werkte en in 2013 minder, door de extreme droogte. De grafieken bevestigen deze ervaringen als het gaat om de waterstanden in 2012 en In de bovenste grafiek zijn de oppervlaktewaterpeilen te zien van de vier gemeten stuwen. Daarbij is te zien dat de eerste en hoogstgelegen stuw, stuw A, als eerste droogvalt. Daarna stuw B en stuw C. Stuw D valt helemaal niet droog. In 2012 valt stuw A rond 1 augustus droog en in 2013 al rond 1 juli. Dit staaft de ervaringen van Hugo Ormel dat de extremere droogte van 2013 er voor zorgt dat de maatregel minder invloed heeft, omdat op een gegeven ogenblik al het water is weggezakt. In de tweede grafiek is te zien hoe het grondwater bij stuw B gerelateerd is aan het oppervlaktewaterpeil. In 2013 is te zien dat het grondwaterpeil verder zakt wanneer ook het oppervlaktewaterpeil steeds verder zakt door de droogte (1). Wanneer er geen water in de sloot staat, zakt het grondwater nog iets sneller weg (2). Begin september valt er weer regen en staat er een tijdje weer water in de sloten. Ook het grondwater wordt aangevuld door de regen. Het blijft daarna weer redelijk op hetzelfde peil als het oppervlaktewaterpeil staan (3). Als daarna voor een kleine periode de sloot weer droog staat, zakt het grondwater weer even weg (4). Omdat het oppervlaktewaterpeil hoger is dan de grondwaterstand, infiltreert op deze locatie het oppervlaktewater naar het grondwater. Dit betekent dat als er water in de sloot staat, het grondwater aan te vullen is en de gewassen hier profijt van hebben. Dit effect is tijdelijk: als de waterloop droogvalt dan zakt het grondwater verder uit en kan droogteschade ontstaan. Voor de heer Ormel is het dus van belang het oppervlaktewater zo lang mogelijk vast te houden, door de stuwpeilen zo vroeg mogelijk hoog te zetten. De productie werd door de grotere beschikbaarheid van vocht positief beïnvloed. Zeker een gewas als bieten, dat relatief diep wortelt, heeft hier veel profijt van. Ouder gras wortelt relatief ondiep waardoor in een relatief droog jaar als 2013 droogtestress optrad. Echter droogte trad merkbaar later op dan in de oude situatie het geval was. Dit was positief voor de grasproductie, waardoor er langer voldoende grasaanbod was om de koeien te kunnen weiden en dit kan een aanzienlijk besparing in de kosten betekenen. Een droogteresistent gras wortelt dieper en heeft daardoor meer vocht beschikbaar, waardoor minder snel droogtestress optreedt. Het effect van de extra compost wordt waarschijnlijk vooral verklaard door de extra stikstofvoorziening (mineralisatie van organische stof) wat zich direct vertaald in een hogere productie. 28

34 6) Reimer Maatregelen De Dinkel is een altijd watervoerend riviertje bij het bedrijf van Jan Reimer met de Kramerswatergang als bypass. In het voorjaar 2012 zijn in deze bypass een tweetal stuwen 30 cm opgehoogd om water langer vast te houden. Vanuit de Kramerswatergang wordt sinds die tijd water gepompt in de slootjes rond het paars gearceerde perceel en het waterbekken (blauw gearceerd, een paar jaar eerder gegraven). In de slootjes zijn stuwen geplaatst en het water kan het perceel infiltreren via de drainage. In het voorjaar van 2013 is er nog een pomp geplaatst tussen de Dinkel en de Kramerswatergang. Naast deze maatregelen heeft Jan Reimer in 2012 een perceel ingezaaid met luzerne. Tenslotte is een waterbekken aangelegd aan de zuidwestzijde van het proefperceel, waaruit de hoger gelegen percelen kunnen worden beregend. Ervaring Jan Reimer In 2012 hebben we ons gericht op de Kramerswatergang om daar water uit te halen voor de percelen die daar aan liggen en voor het waterbekken. Maar de Kramerswatergang kwam veel te snel te droog te staan, ondanks de verhoogde stuw. Die stuw liet nog te veel water door. Hij lekt. Hierdoor werd het water niet genoeg vastgehouden. In het voorjaar van 2013 hebben we daarom een pomp tussen de Dinkel en Kramerswatergang geplaatst. Door deze maatregel heeft het totaalpakket aan maatregelen veel meer zin. De percelen waar het water opgezet is profiteren er goed van. In een normaal jaar heb je er veel voordeel bij. Het gras in de percelen langs de sloten bleef doorgroeien. Vooral aan de 29

35 slootkant staat heel mooi, nieuw gras in de schaduw en dat is helemaal niet verdroogd in Maar in een extreem droog jaar als 2013 staat de Kramerswatergang toch op een gegeven moment te laag. Daar kun je niets aan doen. Misschien als de stuw gemaakt wordt en niet meer lekt, dat je er dan genoeg in kunt pompen. De Dinkel voert toch altijd genoeg water aan. Of de opbrengst veel meer is, weet ik niet. Aan de kuil kan je het niet zien, want dit jaar (2013) zijn we meer gaan weiden. Daarom hebben we nu erg weinig wintervoorraad aan gras. De snede die ik gemaaid heb bracht best veel op, maar daarna kwam de extreme droogte en toen konden we wel weiden en maaien, maar er bleef weinig over voor de kuil. Het is veel makkelijker om te beregenen met deze maatregelen. Het water kan ik nu uit het waterbekken halen, wat direct aan mijn percelen ligt. Eerder moest ik met slangen in de bypass en daar hadden anderen last van. Er zit bijvoorbeeld een camping in de buurt waar ik rekening mee moet houden. En nu de sloten vol water staan hoef ik bepaalde percelen helemaal niet meer te beregenen, dat scheelt veel arbeid. Alhoewel ik in deze extreme droogte weer iets te weinig heb beregend misschien. Alle maatregelen voor water bij elkaar kunnen uit. Deze maatregelen moet je niet los van elkaar zien, want ze versterken elkaar. Los van elkaar heeft het minder effect. Er is verder bijna geen onderhoud nodig. Alleen uit het bassin moet ik af en toe de bladeren halen. Zo n stuwtje kost 2500,-- en toevallig hadden we er ook al een in zitten. En een pomp kost 5000,--. Dat is voor een boer wel te doen. Vorig jaar hadden we luzerne gezaaid omdat dat goed tegen droogte kan. Alleen hadden we het op het verkeerde perceel neergezet. Er was te veel schaduw en we hebben veel nadeel gehad van de mollen en reeën op dat stuk. Het moet eigenlijk in een open veld staan met veel zon. Dat hebben we er van geleerd. Het is verder een mooi gewas wat goed tegen droogte kan en diep wortelt. Het kan een goede opbrengst geven als het op goede grond staat. Ik meng de luzerne met gras en maak er kuilgras van. Wat het wel is, is dat het bedrijf niet heel groot is. Dus heel veel experimenteren kunnen we ons niet permitteren. Dus als de opbrengst toch niet goed blijkt, dan kunnen we het niet doen. Dit jaar kwam het in ons bouwplan ook niet goed uit om luzerne ergens anders te proberen. Misschien later weer een keer en waarschijnlijk proberen we dan ook rietzwenkgras. Meetgegevens In het perceel waar water infiltreert, is met peilbuis 1 en 2 de grondwaterstand gemeten. De uitkomsten daarvan zijn te zien in de grafiek. In 2012 heeft Reimer het peil op 12 juni opgezet en op 22 oktober weer laten zakken. In 2013 heeft hij het peil op 22 mei opgezet en in december weer laten zakken. 30

36 Analyse De ervaring van Jan Reimer is dat in 2012 de maatregelen rondom water nog niet goed werkten, omdat de Kramerswatergang snel te laag kwam te staan om er nog uit te mogen pompen. Daarom heeft hij in het voorjaar van 2013 een extra pomp geïnstalleerd om water vanuit de Dinkel naar de Kramerswatergang te pompen. Door dit te doen, zouden de andere maatregelen ook meer zin en effect moeten hebben. De grafiek waarin de grondwaterstanden te zien zijn, ondersteunen de ervaringen van Jan Reimer. Deze laat zien dat in 2012 de grondwaterstand dieper is weggezakt dan in 2013, terwijl de zomer van 2012 natter dan normaal was, en de zomer van 2013 droger dan normaal. Dit geeft aan dat het bijvullen van de Kramerwatergang inderdaad gewerkt heeft. Ook is te zien dat in 2013 het grondwater langer op een constant peil blijft staan en pas later uitzakt. In het voorjaar van 2013 stond het water op een constant niveau en op 22 mei is het peil opgezet. Dit geeft een duidelijk effect op een verhoging van de grondwaterstand. Gezien de wisselende grove zandondergrond en leem ondergrond is een grondwaterstand van 80 cm voor grasland gewenst om te kunnen profiteren van capillaire opstijging. Vanaf eind juni 2013 is het waarschijnlijk zo droog dat zelfs met het pompen vanuit de Dinkel het oppervlaktewaterpeil niet meer op peil gehouden kan worden. Hierdoor komt het peil in de sloten te laag te staan en zakt uiteindelijk het grondwater steeds verder weg. Het grondwater was uiteindelijk in de zomer van 2012 en 2013 voor de graspercelen te laag om voldoende te kunnen profiteren van capillaire nalevering. In 2013 vertaalde de lagere vochtbeschikbaarheid in combinatie met het voorkomen van emelten zich in een lagere productie, wat tot uitdrukking kwam in een lagere zelfvoorziening van ruwvoer. De lagere zelfvoorziening was echter ook een effect van extra weidegang. Doordat beweidingsverliezen groter zijn dan de conserveringsverliezen bij inkuilen is de totale productie lager. Echter de kosten voor aankopen van voer zijn in het algemeen lager dan die van ruwvoerwinning en het op stal houden van vee. Zodoende is een voldoende vochtvoorziening om vee te kunnen blijven weiden vanuit economisch perspectief erg gewenst. 31

37 7) Smid Maatregelen Op het bedrijf van Meindert en Detri Smid liggen de percelen in het midden lager dan de percelen er om heen. Deze percelen hebben last van natte omstandigheden. Twee van deze percelen zijn in het voorjaar van 2012 bol gelegd voor een betere oppervlakkige afvoer van water. Eén van de percelen is daarnaast ook ondiep en nauw gedraineerd. Het andere perceel is voor een klein deel gedraineerd. Op een hoger gelegen perceel waar eerder last van droogte is, is in juli 2012 een sloot gedempt. Ervaring Meindert en Detri Smid De percelen die bol gelegd zijn en (deels) gedraineerd, zijn nu veel beter. Die natte plekken die er waren zouden steeds groter worden als we er niets aan gedaan hadden. Dan blijft dat stuk altijd een probleem. Daarom denken we ook dat het uit kan. Er zaten altijd sporen in. Nu is het gewoon een mooi groen geheel. Er komt meer gras vanaf. Op het perceel ernaast, waar niets aan gedaan is, is bij het maaien een stuk blijven staan. Dat konden we die keer erna pas meenemen. Daar zit gewoon een slechtere plek in. Dat is in de percelen die we hebben aangepast helemaal niet meer. Daar kun je nu wel een week eerder op. Er blijven ook geen plassen meer op het land staan. Dat het verschil tussen wel of geen grondverbetering zo groot zou zijn, hadden we niet verwacht. De sloot die is gedempt had eigenlijk geen functie. Er stond nooit water in. Het is dus alleen gedaan om een groot perceel te maken van twee kleinere. 32

38 Meetgegevens Er zijn twee peilbuizen geplaatst om het effect te kunnen meten van het bolleggen van het perceel. Peilbuis 1 staat in het perceel dat is bol gelegd. Een klein stukje van dat perceel is ook gedraineerd. Peilbuis 2 is in het aanliggende perceel geplaatst waar geen maatregelen zijn uitgevoerd. Analyse De ervaring van Meindert en Detri Smid is dat het bol leggen van het perceel veel verschil heeft gemaakt. De draagkracht is verbeterd en er staat minder water op het land vergeleken bij het perceel ernaast. Peilbuis 1 staat in het perceel wat is geëgaliseerd en bol gelegd. Een duiker in de waterschapssloot tussen peilbuis 1 en 2 zorgt voor verhang in het oppervlaktewater. Hierdoor is de grondwaterstand in peilbuis 1 hoger dan die in peilbuis 2. Ook is het perceel waar peilbuis 2 is geplaatst in het verleden gedraineerd (is achteraf toch niet zo n goede referentie situatie). De situatie in het perceel met peilbuis 1 is wel verbeterd ten opzichte van de situatie voor de maatregel was toegepast. Voordat het perceel was bol gelegd, stond het grondwater perioden gelijk aan het maaiveld ( ± 16,40 m +NAP). In de grafiek is te zien dat dat in die nieuwe situatie niet meer het geval is. Verder kan bijvoorbeeld de zuurstofhuishouding van het perceel verbeterd zijn, wat ook een verbeterde draagkracht kan verklaren. Ook zal de bodemstructuur zijn verbeterd, en wordt verdichting op en rond de natte plekken voorkomen. 33

39 8) Sprokkereef Maatregelen Gerrit Sprokkereef is een loonwerker die op zijn eigen bedrijf alleen maïs verbouwt. De percelen naast de Regge zijn redelijk nat en de percelen verder van de Regge af hebben last van droogte. Bij twee hogere percelen (groen gearceerd) is peilgestuurde drainage aangelegd. Hiervoor wordt water vanuit de Regge naar een watertank gepompt en vanuit daar naar de percelen. Het paars gearceerde perceel is ondiep en nauw gedraineerd. Ervaring Gerrit Sprokkereef De ondiepe en nauwe drainage is in het voorjaar van 2012 aangelegd. Hierdoor is dit perceel beter bewerkbaar, bijvoorbeeld in het voorjaar. Je maakt dan de structuur van de grond minder kapot. Voor deze maatregel genomen was kon ik op dit perceel pas een week later komen in vergelijking met de andere percelen. Maar dat maakte me niet zoveel uit, want ik kan toch niet overal tegelijk zijn. Maar ik heb wel meer lager gelegen grond, dus het is nu toch wel handig dat ik hier op kan rijden. Hoe dat in het voorjaar nu is, heb ik nog niet echt kunnen testen, want dit jaar was het voorjaar sowieso al droog genoeg. Het water van de heftige regenbuien die zijn gevallen in 2012 en 2013 is wel sneller afgevoerd dan anders en er stonden nu geen plassen op het land. Anders wel eens. De kosten voor deze drainage kunnen daarom wel uit. De peilgestuurde drainage is op tijd gelegd, maar de afwerking duurde vrij lang. Het duurde erg lang voordat de watertank er was en vier keer is de pomp vervangen omdat die niet goed werkte. Er is namelijk een vrij grote buis op 2 m diepte van de Regge naar de tank gelegd. En vanaf die diepte werd het uit een put omhoog gepompt. In die buis en put komt allerlei ronddrijvend materiaal uit de Regge. Daardoor raakten de filters van de andere pompen steeds verstopt. In mei 2013 is er een dompelpomp onderin gekomen die het wel goed doet. De grond was toen alleen al vrij droog. Ik ben 34

40 bang dat de kosten van de peilgestuurde drainage er niet uit kunnen. Het wordt hier maar voor 2 ha gebruikt. Dus het is wel een hele dure maatregel voor een paar hectare. De krachtstroomkabel was bijvoorbeeld erg duur. Ik ben er wel van overtuigd dat de maatregel werkt. Maar of het 10 of 20% meer opbrengst oplevert, durf ik niet te zeggen. Maar 10% meer opbrengst op een hectare levert je niet veel op. Dus daar heb je niets aan. En dan zijn er ook nog jaren dat het misschien niet nodig is. En dit jaar is de goede pomp pas erg laat gekomen en heeft de Regge iets van 5 dagen droog gestaan. Daardoor heeft het nu wel minder effect gehad. Meetgegevens Er zijn vier peilbuizen geplaatst om de effecten van de verschillende soorten drainage te meten. Peilbuis 4 is een referentiepeilbuis in een hoger gelegen perceel zonder maatregelen. 35

41 Analyse Gerrit Sprokkereef heeft het idee dat de beide soorten drainage een effect hebben op de grondwaterstand, maar dat de peilgestuurde drainage niet genoeg effect heeft (vooral niet in 2013). Helaas zorgden de problemen met de pomp ervoor dat de maatregel niet lang genoeg is getest. Het is niet goed te zeggen of de ondiepe en nauwe drainage goed werkt, omdat er geen metingen zijn gedaan voor de drainage was aangelegd. Peilbuis 2, 3 en 4 kunnen met elkaar vergeleken worden als het gaat om het effect van de peilgestuurde drainage. Te zien is dat in het perceel waar geen maatregelen zijn genomen, de grondwaterstand gelijk is aan peilbuis 3. Hier leiden wij uit af dat infiltratie van water op perceel van peilbuis 3 onder deze omstandigheden niet gewerkt heeft. Dit in tegenstelling tot het perceel met peilbuis 2, waar het grondwater duidelijk hoger (50-60 cm) staat en er water geïnfiltreerd kan zijn. Om te bepalen of dit daadwerkelijk komt door de extra wateraanvoer, moet er ook gemeten worden zonder deze wateraanvoer. Effecten op de maïsopbrengst zijn zodoende ook niet te kwantificeren. Wanneer de drains goed functioneren en droogteschade wordt verminderd zal de opbrengstverhoging naar verwachting ongeveer 15 à 20% bedragen. De grondwaterstand moet op de voorkomende zandgrond ongeveer cm onder de bewortelbare diepte zitten om nog capillair op te kunnen stijgen naar de wortelzone. De gronden ter plaatse (esgronden) zijn ongeveer bewortelbaar tot 100 cm. Met het opzetten van het grondwater door peilgestuurde drainage komt dit wel op de gewenste diepte. 36

42 9) Stamsnieder Maatregelen Op het bedrijf van Ewald Stamsnieder liggen vrij lage percelen waar het soms erg nat is. Ook zijn er hogere percelen waar droogte een probleem kan zijn. Hij heeft een perceel geëgaliseerd, een perceel gedraineerd en op een ander perceel een grassoort gezaaid die beter tegen de droogte kan. Tussen twee percelen lag een sloot met veel bochten erin. Deze sloot is gedempt en er is een rechte sloot aangelegd. Om water vast te houden is een stuw geplaatst. Ervaring Ewald Stamsnieder Met een stuw kunnen we het waterpeil in de sloot sturen. Dat is heel simpel. Nadat de mest op het land is gekomen doe je er wat planken bij in. Op die manier komt het slootwaterpeil hoger te liggen dan de drainagebuizen en voert hij niet meer af. Dan houd je dat water vast. In de droge periode bleef het gras daardoor langer goed. Maar het kan ook zijn dat dat komt omdat het nieuw ingezaaid is. Eerder werd het gras na twee weken bruin, nu pas na 3,5 of 4 weken. Het gras groeit dus meer en de opbrengst is hoger. Ik dacht wel dat wij het laagst lagen in het gebied, dus dat niemand invloed van de stuw zou merken, maar een onbekende met een paardenweide had er last van. Dus heb ik gezegd dat hij er plankjes uit mag halen als het te hoog staat. Dat heeft hij in het voorjaar één keer gedaan. Verder niet. Een sloot is rechtgetrokken. Daardoor hoef ik veel minder vaak te draaien en te keren om op alle hoeken van het perceel te kunnen maaien. Als je er qua natheid net op kunt rijden kan je wel één of twee keer over een stuk heen rijden, maar de derde en vierde keer rij je echt sporen. Door het rechttrekken van de sloot gebeurd dit veel minder en is er minder plasvorming. Er is ondiepe en nauwe drainage aangelegd op 60 cm, 8 m van elkaar. In september 2013 hebben we 130 mm regen gehad in 3 tot 4 dagen. De sloten konden het nauwelijks aan en het heeft wel een week geduurd voordat we er weer konden rijden. Ik denk dat als die drainage er niet had gelegen het 37

43 net zo nat was geweest, want het grondwater zat in de natte periode ook nog dieper dan de drainage (op ongeveer een meter). En er is ook niet veel verschil te zien in plasvorming van voor en na het aanleggen van de drainage. Er is wel veel onderhoud nodig aan de drainage, omdat er veel ijzer in het water zit. Je moet de drains één keer in de twee jaar doorspoelen. Toch denk ik dat je de kosten van de drainage in combinatie met de stuw er wel uithaalt. Daar geloof ik in. Daarom heb ik ook zelf een veel groter deel gedraineerd dan door het project werd betaald. Aan het begin zit je soms een beetje tegen de kosten aan te hikken. Maar het is een heel verschil of je op het goede moment kunt bemesten, of je het laatste gras er in het najaar af kunt halen en of het perceel minder vaak ingezaaid hoeft te worden. We hebben Engels raaigras gezaaid met wat Timothee. Timothee kan beter tegen droogte en van het Engels raaigras hebben we een ras gekozen die ook beter met droogte omgaat. Hier kan ik vrij weinig over zeggen of dit goed werkt. Het perceel wat geëgaliseerd is, is eerst redelijk diep omgeploegd. Daardoor is er wat zandige grond naar boven gehaald. Want er zit hier aardig wat leem in de grond. Er ligt ook oude drainage, maar omdat de grond niet snel water doorlaat, helpt dat niet goed. Daarom hebben we die geëgaliseerd en bol gelegd. En toen het zo nat was hebben de koeien uiteindelijk maar één of twee dagen binnen gestaan, terwijl dat normaal wel een dag of vier langer had geduurd. De kosten haal ik er daarmee ook wel uit. Want ik heb daardoor meer kans om de weidepremie van Friesland Campina te krijgen. Daarvoor moeten de koeien 120 dagen, 6 uur per dag buiten staan. Als ze dus veel naar binnen moeten omdat het te nat is, haal ik dat niet. Ook stond er helemaal geen water op het land na al die regen. Meetgegevens Van alle maatregelen is alleen het effect van de ondiepe en nauwe drainage in combinatie met de stuw op het grondwater gemeten. Als referentie is er een peilbuis voor de stuw geplaatst. 38

44 Analyse Er is niet veel verschil te zien tussen de grondwaterstand van het referentieperceel en het perceel met maatregelen. Dat ondersteunt de waarneming van Ewald Stamsnieder dat de drainage niet veel effect heeft bij veel regenval omdat de drainage ondieper zit dan het grondwater. Uit de figuur blijkt dat het grondwater wel boven drainniveau (60 cm-mv) uitkomt. Als de ondiepe drainage goed functioneert, dan zou de grondwaterpiek eind september 2013 lager moeten uitvallen dan die van het referentieperceel. Dat is niet het geval, dus het lijkt erop dat de ondiepe drainage op dit perceel niet goed functioneert. Het kan ook voorgekomen zijn dat het slootpeil te hoog is geweest, waardoor de drainagebuizen niet goed konden afvoeren. Het positieve opbrengsteffect is zeer waarschijnlijk het gevolg van nieuw ingezaaid gras, omdat dit in droge perioden door een diepere beworteling minder droogtegevoelig is dan ouder grasland. Anderzijds is wel zichtbaar dat de grondwaterstanden op het perceel achter de stuw wel hoger blijven (10-20 cm). Deels zal dit het gevolg zijn van de stuw. De altijd opbollende grondwaterstanden wijzen ook op kwel die het jaarrond optreedt. 39

45 10) Ter Schure Maatregelen Op het bedrijf van Ben ter Schure was het moeilijk om maatregelen uit te voeren voor het vasthouden van water of het afvoeren er van doordat er veel keileem in de bodem zit en de grond vrij hoog ligt. Op een aantal percelen heeft Ben ter Schure ondiepe en nauwe drainage aangelegd. Verder voert hij proeven uit met verschillende grassoorten die beter tegen droogte kunnen en die zorgen voor meer organische stof in de bodem. Hij heeft in stroken de volgende grassoorten gezaaid: Engels raaigras, rietzwenkgras, structuurgras (combinatie van verschillende grassoorten en luzerne), Barenburg maaien, Visser tetra Engels raaigras, BG3 en een strook met alle overgebleven zaden door elkaar. Binnen die stroken heeft hij ook nog stroken met en zonder klaver en dwars op die stroken een deel wel en een deel niet bemest. Op een ander perceel probeert Ben ter Schure het organisch stofgehalte omhoog te brengen door een bredere rotatie van gewassen te verbouwen dan alleen mais. Ervaring Ben ter Schure Tegen het advies van het waterbedrijfsplan in hebben we een heel nat perceel gedraineerd. We hebben gewoon de sleuven vol zand gegooid. Om dat te kunnen draineren moesten we wel eerst een jaar maïs telen, want je moet het wel ploegen van tevoren. Meteen na het draineren hebben we gras gezaaid, maar dat was in mei Toen was het al te droog om nog goed te groeien dat jaar. In het voorjaar van 2013 was het voor het eerst droog genoeg op dat perceel om mest te rijden. En we hebben nu goede snedes gras ervan afgehaald. Het gras staat er nu beter dan het gras bij huis. Ook op een maïsperceel waar het wel aangeraden werd te draineren werkt de drainage prima. En die kosten heb je er dan ook zo uit. De maïsopbrengst gaat er van omhoog en als je je land niet kapot 40

46 rijdt, gaat de opbrengst de jaren erna ook omhoog. Er heeft dit jaar aardappels op dit perceel gestaan en op het kleine stukje waar niet gedraineerd was, konden ze meteen niet goed oogsten. De proef met alle verschillende grassoorten duurt nu nog maar twee jaar. Dat is veel te kort. Het zijn allemaal onbekende soorten, dus we weten nog niet wat we ervan moeten denken. Het lijkt er wel op dat de opbrengst goed is en dat het diep wortelt. Dus dat is een voordeel bij droogte. De structuurgrassen zijn langer, maar staan wel holler dan Engels raaigras. Wat me wel is opgevallen is dat als je klaver zaait, dat je meer stikstof hebt en dus meer grasopbrengst. Ik kan dat niet meten, maar dat kan ik wel zien. De stukken met klaver staan hoger. Rietzwenk met klaver is bijvoorbeeld wel een goede mix. Die kan beter tegen droogte. In de droge periode stond al het andere soort gras er armetierig bij, alleen de rietzwenk niet. Maar om die nu op het hele bedrijf in te zetten, dat is een te groot risico. Dat moeten ze maar op een proefboerderij doen. Eigenlijk wil je graag een beetje rietzwenk in het voer verwerken. Maar dat kan op ons bedrijf niet. Als je dat zou willen doen, zou je het namelijk als een laag in de kuil moeten verwerken. Maar die techniek gebruiken ze hier in de buurt niet. Er is niet één loonwerker die dat uitvoert. Het wordt dan gewoon in één keer tegen de kuil aan geschoven. Dus als je dan gaat voeren uit de kuil heb je opeens een hele week alleen rietzwenk en alle andere weken geen rietzwenk. Je kunt het wel los in balen gaan verpakken, maar dat is zo n gedoe. Daar beginnen we niet aan. Een andere grassoort, Barenburg met klaver is een grassoort die meer op Engels raaigras lijkt. Die brengt meer organische stof Stroken met verschillende grassoorten in de bodem. Die hebben we nu uitgekozen om mee door te gaan. Op een ander perceel had ik altijd continu maïsteelt. Om daar het organisch stofgehalte omhoog te brengen, ben ik meer gewassen in de rotatie gaan betrekken. De rotatie is nu: 2 jaar maïs, 2 jaar aardappel en dan 6 jaar gras. Na aardappels kan je namelijk makkelijk overschakelen op gras. Bij maïs kan dat niet, omdat je dan te laat oogst. Meetgegevens Op het bedrijf van Ben ter Schure is een bodemleven onderzoek uitgevoerd op het perceel waar de verschillende grassoorten (met en zonder klaver) werden uitgetest. De jaren voor het gras is hier mais en aardappelen geteeld. Er is een bodemmengmonster gemaakt van de bodem onder alle soorten gras tot 20 cm diep. De eindconclusie van dit bodemleven onderzoek is dat het bodemlevenprofiel duidt op een landbouwgrond met redelijke vruchtbaarheid. Het aantal aangetroffen soorten bodemorganismen is bovengemiddeld, ondanks dat er sprake is van eerstejaars grasland. Er zijn wel enkele schadelijke aaltjes gevonden die plekgewijs een negatief effect kunnen veroorzaken. Naast het bodemleven onderzoek is de bodem op twee plekken geanalyseerd door middel van een bodemprofielkuil. Hierbij is een vergelijking gemaakt tussen de bodem onder Engels raaigras en de bodem onder structuurgras (rietzwenk) met klaver. De bodem onder Engels raaigras had meer struc- 41

47 tuur en een hoger organisch stofgehalte dan de bodem onder structuurgras. Daar was meer los zand te vinden. Dit zand was deels hydrofoob, waardoor het vocht in de bodem niet egaal verdeeld was, maar alleen via preferente banen naar beneden stroomde. De beworteling van Engels raaigras en structuurgras waren duidelijk verschillend. Engels raaigras bewortelde de bodem tot ongeveer 30 cm diep. Het structuurgras (rietzwenk) had een goed wortelstelsel en wortelde tot 50 cm diep. Engels raaigras Structuurgras met klaver Analyse Er zijn op zijn bedrijf alleen metingen gedaan op het perceel waar de verschillende grassoorten getest worden. Ben ter Schure heeft als ervaring dat de stroken gras met klaver meer grasopbrengst geven en dat grassen die dieper wortelen het langer volhouden bij droogte. Gemiddeld genomen over het hele perceel is het aantal aangetroffen bodemorganismen bovengemiddeld ondanks dat sprake is van eerstejaars grasland. En het bodemlevenprofiel duidt op landbouwgrond met een redelijke vruchtbaarheid. Het perceel was voor dit experiment begon niet heel hoog in organisch stofgehalte. Het aantal bodemorganismen kan duiden op een verhoging in organisch stof en een verrijking aan soorten bodemorganismen door het gebruik van verschillende grassoorten. Er zijn in dit perceel geen metingen gedaan aan het organisch stofgehalte vanwege de korte monitoringsperiode, dus daar kunnen geen conclusies uit getrokken worden. Wanneer de bodem onder Engels raaigras en structuurgras bekeken wordt, is duidelijk te zien dat het structuurgras de grond dieper en meer beworteld. Hierdoor kan deze mix van grassen (onder andere rietzwenkgras en luzerne) beter tegen droogte. Dat klopt met de waarnemingen die Ben ter Schure heeft gedaan. Het verruimen van de rotatie op het perceel waar voorheen alleen maïs werd geteeld, is naar verwachting positief. Een aandachtspunt is dat door de teelt van maïs en aardappels het stikstof leverend vermogen van de grond waarschijnlijk relatief laag is. Het is daarom aan te raden om een grassoort met klaver te zaaien na de aardappels. De klaver kan op die manier een goede bijdrage leveren aan de totale stikstofvoorziening. 42

48 4.4 Dieptebeschrijving geselecteerde bedrijven In dit hoofdstuk worden de vijf geselecteerde bedrijven gedetailleerd geanalyseerd. Naast het onderbouwen van de zachte informatie met harde meetgegevens, worden de SWAP modelberekeningen van de bedrijfswaterhuishoudingsplannen vergeleken met de monitoringsgegevens. Wanneer de meetgegevens de modelberekeningen ondersteunen en dus plausibel verklaren, is het waarschijnlijk dat de berekende effecten van de maatregelen voor de toekomst realistisch zijn. Het oordeel of de modelberekeningen plausibel zijn of niet is een expertoordeel gebaseerd op visuele overeenkomst tussen gemeten en gesimuleerde grondwaterstanden tijdens de monitoringperiode, waarbij (indien mogelijk) de gemeten oppervlaktewaterstanden als randvoorwaarden aan SWAP worden opgelegd. Zo mogelijk wordt bij de beoordeling ervaringen van betrokken agrariërs meegenomen. Daarbij speelt ook het beoogde effect van een maatregel een rol. Is dat vooral vermindering van wateroverlast, dan weegt bij het oordeel de overeenkomst in natte perioden het zwaarst. 43

49 11) Beernink Maatregelen Er kwamen geen grote problemen voor op het bedrijf van Joan Beernink. Alleen is er in 2010 een keer 150 mm regen gevallen in drie dagen en toen hebben een aantal percelen 14 dagen blank gestaan. In droge tijden zou het juist fijn zijn om water vast te houden. Daarom is er een stuw geplaatst en is er peilgestuurde drainage aangelegd. Om te zorgen dat de buurman geen invloed zou ondervinden van het opzetten van het water bij de stuw is er een sloot afgedamd en omgeleid. Ervaring Joan Beernink Het werkte goed om het peil op te zetten. We zitten in een laaggelegen gebied, dus krijgen ook veel water van bovenstrooms. Doordat daar nog lang water vandaan kwam, stond het water bij de stuw vrij hoog. En zo kon het via de peilgestuurde drainage het perceel invloeien. Het gemiddelde waterpeil zakte hierdoor niet weg in de zomer en dat is een goede zaak. Bij langere tijd droogte stond de sloot op een gegeven moment wel leeg. De bovenstroomse aanvoer is in de zomer dus goed, maar wordt een probleem als het veel regent. Dan krijgen we al het afvoerwater van de andere gebieden er bij en kunnen we het niet snel genoeg weg krijgen. En door de peilgestuurde drainage wordt al dat water het perceel in gebracht. Dat was eerder niet zo en is niet goed voor het gras. In 2012 hebben de stuwen een positief effect gehad op de opbrengst. Er kwam bijna kg droge stof per hectare vanaf. Dat was best wel veel, want gemiddeld komt er tot vanaf. Nu hadden we vijf keer gemaaid met snedes erbij van 4000 kg. Het gras bij de peilgestuurde drainage krijgt meer water. Toch was niet duidelijk te zien dat hier een hogere productie af kwam. Maar dat hebben we ook niet apart gemeten. Er was op het oog weinig verschil tussen alle percelen. Omdat er meer water het perceel in komt, had ik verwacht dat het dus natter zou zijn en dat ik daar niet zou kunnen rijden. Dat viel hard mee. Ik heb juist het idee dat ik er 44

50 beter kan rijden als eerder. Wat wel zo is bij ondiepe drainage, is dat je dat moet schoonmaken. Omdat de drainage niet altijd onder water zit. Dat is dus nadelig in de kosten. Maar het kan zeker uit. Meetgegevens Op de percelen van Joan Beernink zijn de volgende grondwaterpeilbuizen geplaatst: b1: onderhevig aan stuw b2: onderhevig aan stuw en peilgestuurde drainage b3: referentie (niet onderhevig aan stuw) Daarnaast is het oppervlaktewaterpeil stroomopwaarts (p1) en stroomafwaarts (p2) van de stuw gemeten. Deze metingen staan in onderstaande grafieken weergegeven. 45

51 Beernink heeft in 2012 opbrengstgegevens van perceel 1, 2 en 3 bijgehouden. Daarbij heeft hij de percelen de nummers gegeven van de peilbuis die in het perceel staat. Perceel 1 is in de herfst van 2008 ingezaaid, perceel 2 in januari 2011 en perceel 3 in de herfst van Op een deel van perceel 2 is op 1 juni 2012 peilgestuurde drainage aangelegd. Perceel 2 is eind maart 2012 doorgezaaid vanwege uitwintering. In perceel 1 is op 17 mei 2013 geploegd en op 18 mei 2013 ingezaaid met mais. In de onderstaande tabel staan de opbrengsten van de percelen. De opbrengst van de maïs was nog niet bekend bij het verschijnen van dit rapport. Perceel 1 Perceel 2 Perceel kg ds graskuil 3500 kg ds graskuil kg ds graskuil kg ds 3100 kg ds kg ds 3250 kg ds 3000 kg ds kg ds 2700 kg ds 2200 kg ds kg ds 2250 kg ds 1750 kg ds kg ds graskuil 3500 kg ds graskuil kg ds graskuil kg ds graskuil 3500 kg ds graskuil kg ds graskuil 2800 kg ds graskuil kg ds graskuil 1400 kg ds graskuil maisoogst 46

52 Modelberekeningen hydrologie Voor het model zijn twee scenario s doorgerekend voor het perceel met peilgestuurde drainage onder invloed van de stuw: SWAP_hm3: peilregime op basis van de weersverwachting 2 dagen vooruit (tot sept. 2012) en de metingen van het oppervlaktewater (vanaf okt. 2012) SWAP_hm4: peilregime op basis van de weersverwachting 2 dagen vooruit Modelberekeningen bedrijfsvoering In de onderstaande figuur staat het verloop van de drukhoogte (pf) in de wortelzone (12,5 cm mv) voor de weerjaren 2011 tot en met 2013 voor het perceel met peilgestuurde drainage, onder invloed van de stuw. Deze drukhoogtes zijn gebaseerd op de berekeningen met SWAP. In onderstaande tabel staat het aantal dagen dat de bodem op het perceel aan de gekozen vier criteria voor gebruik en verdroging van grasland voldoet. 47

53 Jaar Te nat Matig beweidbaar Maaien Te droog en goed be- weidbaar Gemiddeld Zonder maatregel gemiddeld De grasopbrengsten (kg ds per ha) per snede staan in onderstaande tabel. Snede 1 Snede 2 Snede 3 Snede 4 Snede 5 Totaal Berekend Bepaald ) ) De opbrengst van snede 5 is onbekend, maar aangezien op 30 september snede 4 geoogst is, mag verwacht worden dat daarna nog wel een lichte weidesnede van ongeveer 1500 kg ds per ha gegroeid is. Het totale opbrengstniveau komt daarmee op ongeveer kg ds per ha. Analyse Opmerkingen meetgegevens: De handmetingen van b2 en b3 komen niet overeen met de divermetingen van b2 en b3, deze zijn waarschijnlijk omgewisseld. In de analyse zijn we ervan uitgegaan dat de diverreeksen juist benoemd zijn. b3 staat direct naast een waterloop en is daardoor minder geschikt voor analyse van het grondwater in het perceel. In het groeiseizoen volgt de grondwaterstand het oppervlaktewaterpeil vrijwel volledig. Dit betekent dat de vochtvoorziening in het perceel goed te sturen is met het stuwpeil van de nieuwe stuw. De grasproductie ondervindt geen nadeel meer van groeireductie door natschade en door de grotere draagkracht in de natte perioden is het graslandgebruik in potentie verbeterd. Opmerkingen modelberekeningen hydrologie: Op basis van een visuele beoordeling voorspelt het model de grondwaterstanden (in beide scenario s) plausibel. De waarnemingen ondersteunen de modelberekeningen. De waargenomen oppervlaktewaterstand in perioden met veel afvoer is hoger dan gewenst voor het referentieperceel. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het peil benedenstrooms van de stuw en de mate van begroeiing op het moment in die watergang. Er zal hierdoor meer kans zijn op natschade die moet worden afgewogen tegen het langer vasthouden van het water in droge perioden daarna. Dit perceel ondervindt geen droogteschade in De ervaringen van Beernink ondersteunen dat peilgestuurde drainage gunstig is om natschade te verminderen, er geen droogteschade optreedt en dat infiltratie van opstuwend water (bij een te hoge oppervlaktepeil) ook ongunstig kan uitpakken. 48

54 Opmerkingen modelberekeningen bedrijfsvoering: De berekende grasopbrengsten komen vrijwel overeen met de waargenomen opbrengsten en dit bevestigt dat de droogteschade in beide jaren minimaal is geweest. Eindoordeel: De meetgegevens, hydrologie- en bedrijfsvoeringsresultaten laten zien dat de berekeningen die in 2011 in het bedrijfswaterhuishoudingsplan gemaakt zijn, plausibel zijn. De voorspellingen die in dit rapport zijn opgenomen over de situatie in de toekomst met de maatregelen kunnen daaro m aangehouden worden. Die geven aan dat het effect van de maatregel gunstig is op dit perceel. De maatregel zorgt voor een behoorlijke vermindering van het aantal dagen Te nat, zonder dat het aantal dagen Te droog toeneemt. Er is wateraanvoer in het gebied, waardoor (in samenhang met de maatregelen) gunstige groeicondities geschapen zijn. Ook in een toekomstig klimaat verwachten wij goede opbrengstontwikkelingen voor deze bedrijfssituatie. 49

55 12) Lerink Maatregelen Op het bedrijf van Gerton Lerink zijn 4 stuwen geplaatst en is peilgestuurde drainage aangelegd. Het perceel waar peilgestuurde drainage is aangelegd is niet vlak, waardoor de drainage op twee niveaus is aangelegd. Om het waterpeil goed te kunnen sturen voor de twee niveaus zijn dus ook twee stuwen geplaatst: p2 en p3. Er vindt in het groeiseizoen waterinlaat plaats vanuit de zuidzijde. Naast deze maatregelen heeft Lerink in het perceel ten noordwesten van stuw p4 in het voorjaar van 2013 een perceel ingezaaid met rietzwenkgras. Ervaring Gerton Lerink De stuwen zijn vrij eenvoudig te bedienen. In het voorjaar, na het bemesten, zet ik ze gewoon omhoog en dan laat ik het zo tot 1 oktober. En er is hier altijd genoeg aanvoer van water. Dus er blijft steeds water over de stuwtjes komen. Het opzetten van de slootpeilen met de stuwen heeft een positief effect gehad op het gras. Maar dat zal maar enkele procenten zijn denk ik, omdat we natuurlijk al een gunstige ligging en kleigrond hebben. Ik denk dat het in het gunstigste geval 5% meer opbrengst oplevert. Want het is natuurlijk wel zo dat gras vooral bovenin water nodig heeft, in de bovenste 30 cm van de grond. Dus probeer ik met de stuwen de vochtvoorziening zo lang mogelijk op peil te houden. En ik denk dat daardoor het grasland wel vitaler is. 50

56 Als er heel veel water via de Berkel de sloten in komt (bij hevige regen), dan stroomt het soms op de plek van stuw p4 het land op. Het kan daar dan niet weg. En als het daar eenmaal is, duurt het even voor je het kwijt bent. Ik kan in de nieuwe situatie nu wel stuw p1 en p4 dicht zetten, maar op een gegeven moment gaat het water daar ook overheen. Dus daar heb ik op dat niveau niet zo veel aan. Dan gaat het echt om de stuw bij de Berkel en die mag ik zelf niet bedienen. De drainage werkt goed. Normaal hadden we veel meer last van plasvorming daar. En er was een stukje in het perceel waar het altijd behoorlijk dramatisch was qua nattigheid. Maar daar konden we nu rustig overheen rijden. Eerder was het altijd een paar weken langer nat dan de rest. Het hele perceel is nu beter berijdbaar. In een natte periode kun je nu goed het verschil zien. En dat terwijl het peil soms maar 40 cm onder het maaiveld zit. Je kunt het peil dus best wel hoog zetten en toch goed op het perceel kunnen rijden. Ook de grasopbrengst is beter geworden. Dat komt omdat het gras meer tijd heeft om te groeien. Het ziet er gewoon mooier uit. Het wordt ook minder in elkaar gereden. Die drainage kan daarom wel uit. En in combinatie met de stuwtjes is de drainage dubbel zo rendabel. Daarbij komt nog dat je door de drainage minder schade aanricht op je perceel. Daardoor kan je misschien in plaats van om de 6 jaar, om de 12 jaar het perceel inzaaien. Dat scheelt zo in de kosten, daar kun je zeker drainage voor aanleggen. In 2013 heb ik rietzwenkgras ingezaaid. Daar kan ik dus niets over zeggen, over de resultaten. De eerste snede daarvan kwam pas in juli. En dat was een beetje een wisselvallige snede. Het kwam niet over tegelijk op en er was veel onkruid. De opbrengst ervan was nog niet helemaal geweldig. De snede die we in augustus hebben gemaaid was eigenlijk wat te vroeg er af. Maar ik wilde graag bemesten. Dus toen had ik ook niet het gewas geoogst wat ik eigenlijk wilde: normaal gesproken wil ik het langer en grover hebben. Komend jaar gaat het denk ik makkelijker. Meetgegevens In het perceel met peilgestuurde drainage is een bodemvochtsensor geplaatst en twee peilbuizen. In het referentieperceel staat ook een peilbuis om de grondwaterstand te meten. Daarnaast zijn van 4 stuwen de peilen nauwkeurig bijgehouden door Gerton Lerink, en is bij stuw p1 de oppervlaktewaterpeilen gemeten met een diver. In de onderstaande grafieken staan deze meetgegevens uitgewerkt. 51

57 In de onderstaande grafiek zijn de bodemvochtgegevens van het perceel met peilgestuurde drainage te zien. Naast hydrologische monitoring voor de hydrologische maatregelen is ook het perceel met rietzwenkgras beoordeeld. Dit is gedaan door middel van een profielkuil en er is daarbij een vergelijking gemaakt met een naastgelegen perceel met Engels raaigras. De bodem van het perceel met rietzwenkgras bestaat uit zwavelgrond. De grond valt mooi uit elkaar en de bodem heeft een goede structuur. De bodem van het perceel met Engels raaigras bevat meer klei en heeft een minder goed ontwikkelde structuur. Rietzwenkgras heeft een duidelijk, sterk ontwikkeld wortelstelsel. Tot 50 cm diep zijn veel en dikke wortels terug te vinden in de bodem. Engels raaigras heeft een stuk minder wortels en 52

58 de wortels zelf zijn dunner. Ook komen de wortels een stuk minder diep in de grond. Ze groeien vooral in de bovenste 30 cm van de bodem. Rietzwenkgras Engels raaigras 53

59 Modelberekeningen hydrologie In onderstaande grafiek van grondwaterstanden staan de modelberekeningen met SWAP weergegeven voor het perceel met peilgestuurde drainage. We hebben twee berekeningen uitgevoerd: de voorgestelde maatregel uit het bedrijfswaterhuishoudingsplan had een zomer- en winterpeil van -80 en -100 cm (t.o.v. referentiehoogte perceel van 18,0 m +NAP), dit is SWAP_hm3 uit de meetinformatie van stuw p2 en p3 blijkt dat het peil op op -60 en -80 cm is gezet, dit is SWAP_hm2 Modelberekeningen bedrijfsvoering In onderstaande figuur staat het verloop van de drukhoogte (pf) voor de weerjaren 2011 tot en met 2013 na doorvoering van de peilgestuurde drainage. Deze drukhoogtes zijn berekend met SWAP. 54

60 In onderstaande tabel staat het aantal dagen dat de bodem (perceel peilgestuurde drainage) aan de gekozen vier criteria voor gebruik en verdroging voldoet wanneer het SWAP model wordt aangehouden. Jaar Te nat Matig beweidbaar Maaien Te droog en goed beweidbaar Gemiddeld Zonder maatregel gemiddeld De berekende grasopbrengsten (kg ds per ha) per snede staan in onderstaande tabel. Snede 1 Snede 2 Snede 3 Snede 4 Snede 5 Totaal Modelberekeningen bodemvocht: Ten tijden van het opstellen van dit rapport waren de bodemvochtmetingen helaas nog niet gecorrigeerd. Om toch een vergelijk tussen metingen en model op te stellen, hebben we de metingen van DACOM alsnog gecorrigeerd. Dat hebben we gedaan door het maximale bodemvochtgehalte van DACOM gelijk te stellen aan het maximale bodemvochtgehalte van het profiel in SWAP (0.34 mm3/mm3). Op deze wijze worden alle DACOM-metingen lineair geschaald aan de bodemvochtberekeningen van SWAP. Het resultaat van gecorrigeerde metingen en modelberekeningen voor de bovenste twee bodemlagen staat hieronder. 55

61 Analyse Opmerkingen meetresultaten: Het grondwater komt in het winter-halfjaar op het referentieperceel tot dicht bij het maaiveld, in het perceel met peilgestuurde drainage minder. In het groeiseizoen blijft het grondwater rond een niveau van 70 cm-mv (enkele uitschieters daargelaten). Dit is een teken dat de nieuw aangelegde drainage het perceel goed ontwatert. Op basis van de gemeten stuwpeilen moet het oppervlaktewater kunnen infiltreren in de drainagebuizen. Het effect daarvan is niet uitgesproken: het grondwater in het perceel met peilgestuurde drainage heeft t.o.v. NAP ongeveer hetzelfde niveau als het grondwater in het (bovenstrooms gelegen) referentieperceel. De bodemvochtsensor van DACOM geeft onrealistische bodemvochtmetingen. De volumepercentages bodemvocht zijn te hoog voor een dergelijke grondsoort (maximale verzadiging is ongeveer 40%), daarnaast zijn alleen veranderingen in bodemvocht in de bovenste 20 cm waargenomen. Bij een perceel met grondwaterstand op ongeveer 70 cm-mv dat goed gedraineerd is, verwachten we een betere zuurstofvoorziening in diepere lagen. Navraag bij DACOM leert dat de bodemvochtsensor voor realistische metingen gecorrigeerd moet worden voor het teeltmedium. Wellicht is er op deze locatie ook sprake van een ongebruikelijke profielopbouw die de metingen verstoord. Gerton Lerink heeft in 2013 rietzwenkgras gezaaid. Hij heeft geen opbrengsten gewogen en had het idee dat de opbrengst van de eerste snede niet goed was. De bodem onder rietzwenkgras was anders dan de bodem onder Engels raaigras. Dit kan een vertekend beeld geven. Verder geeft rietwenkgras vooral opbrengstvoordeel onder droge omstandigheden. Daar is geen sprake van op het perceel waar rietzwenkgras op dit moment gezaaid is. Wel is rietzwenkgras goed voor de structuur van de bodem en als structuurvoer voor koeien. 56

62 Opmerkingen modelberekeningen hydrologie: Uit de metingen blijkt dat een hoger oppervlaktewaterpeil bij de drainage is aangehouden dan in het bedrijfswaterhuishoudingsplan was voorgesteld en was aangehouden in de SWAP berekeningen. De berekening met het lagere zomer- en winterpeil (SWAP_hm3) valt lager uit dan de metingen, vooral in het groeiseizoen. Daardoor zijn de berekeningen uitgevoerd met de hogere peilen (SWAP_hm2), deze geven de werkelijkheid wel beter weer. De hoge pieken in winter en zomer komen goed overeen. In de winter functioneert drainage naar behoren (zoals het model aangeeft), dit is overeenkomstig met de ervaring van Gerton Lerink. De metingen geven aan dat er in de zomer meer infiltratie van de drainagebuizen plaats vindt dan het model aangeeft, in tegenstelling tot de ervaring van Gerton Lerink. Om meer te kunnen zeggen over de infiltratiemogelijkheden zijn meer gegevens nodig over de diepteligging van de drains. De effecten van drainage op de bedrijfsvoering zijn evident m.b.t. de natte situatie. De metingen in de zomer ondersteunen het model niet, maar op dit perceel treedt toch geen droogteschade op dus is het model minder relevant. Opmerkingen modelberekeningen bedrijfsvoering: Volgens de grasgroeiberekeningen trad geen droogteschade op maar wel enige natschade. Het niet optreden van droogteschade (zeker in 2013) is een belangrijke winst van de genomen maatregel. Eerder werd berekend dat zonder de genomen maatregel gemiddeld het aantal droge dagen groter was. Opmerking modelberekening bodemvocht: Op basis van de gecorrigeerde bodemvochtvolumes, blijkt dat de metingen natter zijn dan het model. Op 15 cm blijkt de grond al verzadigd te zijn met water, op korte periodes in het groeiseizoen na. Daaronder geven de metingen continu verzadigde condities aan. Deze kletsnatte situatie zou afsterving van graswortels betekenen, wat in de praktijk niet wordt herkend. Dit betekend dat de correctie van de meetwaarden niet volledig is of de bodemvochtsensor niet geschikt. Eindoordeel: De hydrologie, bedrijfsvoering en bodemvocht modelresultaten met hogere peilen zijn plausibel. De berekeningen uit het bedrijfswaterhuishoudingsplan met lagere peilen zijn niet plausibel. De meetresultaten zijn plausibel, maar er zijn twijfels over hoogte van de drains. In de oude berekeningen zijn lagere peilen doorgerekend, terwijl Gerton Lerink zijn peilen hoger heeft gehouden. Hierdoor zijn de conclusies van het BWHP niet aan te houden. De hogere peilen zullen een positief effect hebben tegen droogteschade. Aandachtspunt is dat Gerton Lerink in de winter zijn stuwpeilen laat zakken om natschade te voorkomen. Dat de drainage positieve effecten heeft op draagkracht en voorkómen van natschade blijkt duidelijk uit de ervaringen van Gerton Lerink en de geringe grondwaterpieken bij een drooglegging van 60 cm-mv. Daarnaast tonen de metingen aan dat het grondwater goed te sturen is met het oppervlaktewaterpeil. In dit geval kunnen we spreken van een succesvolle toepassing van peilgestuurde drainage. Tevens concluderen we dat de bodemvochtsensor weinig bruikbare informatie oplevert, vanwege de onrealistische meetreeksen. Tenslotte zou het kansrijk zijn om de maatregelen over de rest van de percelen uit te breiden, in combinatie en samenspraak met de buren. 57

63 13) Poppink Maatregelen Op het bedrijf van Gerard Pegge (maatschap Poppink) is peilgestuurde drainage aangelegd. De drainage bij stuwpeil A is nieuw aangelegd. De drainage bij stuwpeil B lag er al en kwam al uit op een put. Deze drainage kon daardoor heel eenvoudig peilgestuurd gemaakt worden. Op het perceel met de nieuwe peilgestuurde drainage heeft Gerard Pegge een strook rietzwenkgras gezaaid. Verder heeft hij een aantal sloten gedempt. Ervaring Gerard Pegge Voor de drainage was aangelegd, was het erg nat op de percelen. Met die drainage die we een aantal jaar geleden hadden aangelegd was dat probleem snel opgelost. Het perceel is veel beter bewerkbaar. Daardoor kan je er veel beter op werken. En nu de drainage peilgestuurd is gemaakt, kan het waterpeil best hoog voor het grasland. En als je dan gaat maaien, dan laat je het waterpeil zakken. Het water wordt door de sloot dan vrij snel afgevoerd. In het voorjaar hou je daardoor water vast, maar dat lukt niet tijdens een hele droge periode. Je kunt laat ik maar zeggen twee weken langer het water op peil houden, maar daarna ben je het kwijt. Maar dat is zeker de moeite waard. Het is moeilijk meetbaar, maar ik heb het idee dat het gras het wat langer volhoudt vroeg in het voorjaar. Daarom ben ik ook wat later gaan beregenen bijvoorbeeld. In eerste instantie had ik wel meer verwacht van de peilgestuurde drainage, maar misschien ligt dat ook aan de droge zomer dit jaar. Het kan in ieder geval wel uit qua kosten. Ik heb vanuit het project 400 m aan sloten gedempt en daarna nog eens 400m. Daardoor houd ik waarschijnlijk meer water vast en zijn de percelen makkelijker bewerkbaar. 58

64 Rietzwenkgras heb ik nu al een paar jaar. Het brengt veel meer op en de doorworteling is ook veel groter. We hebben er een goede ervaring mee. Meetgegevens De handmetingen van de grondwaterstanden zijn wekelijks op nauwgezette wijze uitgevoerd en zijn weergegeven in de onderstaande figuren. De metingen leveren een goede weergave op van de fluctuatie van grondwaterstanden. In de grafieken ten opzichte van NAP staan de stuwpeilen ook weergegeven. 59

65 60

66 In 2012 zijn de opbrengsten gemeten van het perceel waar peilgestuurde drainage is aangelegd en een strook rietzwenkgras naast Engels raaigras ingezaaid is door Gerard Pegge gemeten. De metingen zijn verricht door middel van hoogtemeting. Het perceel is op 28 maart 2012 ingezaaid. Datum Opbrengst Type 25 mei kg ds Weiden 16 juli kg ds Maaien 8 augustus kg ds Weiden 29 augustus kg ds Maaien 15 oktober 2012 Ongeveer 1600 kg ds Gepland voor maaien In 2013 heeft Gerard Pegge de opbrengsten van het rietzwenkgras en Engels raaigras van hetzelfde perceel apart gemeten. Datum Engels raaigras Rietzwenkgras Type 26 mei kg ds 4100 kg ds Maaien 6 juli kg ds 2300 kg ds Maaien 30 juli t/m 2 augustus kg ds 1500 kg ds, wel meer Weiden weide rest 23 t/m 26 augustus kg ds 1500 kg ds Weiden 22 september kg ds 2000 kg ds Maaien 25 oktober 2013 Licht bemaaid, totaal 800 kg ds Rietzwenkgras en Engels raaigras zijn met elkaar vergeleken door middel van een bodemprofiel. De bodem onder rietzwenkgras is losser en valt gemakkelijker uit elkaar vergeleken met de bodem onder Engels raaigras. Rietzwenkgras heeft meer wortels die dieper in de bodem doordringen. Rietzwenkgras 61

67 Modelberekeningen hydrologie In onderstaande grafiek van grondwaterstanden staat de modelberekening met SWAP weergegeven met de groene lijn. Analyse Opmerkingen meetgegevens: Het is vreemd dat het stuwpeil van stuw A in de periode januari-maart 2013 op zomerpeil is gezet (-75 cm-ref). Landbouwkundig is dat niet logisch. Het is opvallend dat peilbuizen 1 en 2 in de relatief natte zomer van 2012 dieper uitzakken dan in de droge zomer Dat is op basis van deze meetgegevens hydrologisch niet verklaarbaar. Wellicht speelt het lagere oppervlaktewaterpeil in het Almelo-Nordhorn Kanaal hier een rol (wegzijging). De grondwaterstanden zakken in het zomerseizoen uit tot onder 100 cm-mv. Op deze zandgronden is dat te diep voor voldoende capillaire nalevering van grondwater naar de wortelzone. Dit betekent dat het gras hier te leiden heeft van droogteschade, bij uitblijven van neerslag of zonder beregening. Het is niet bekend op welke diepte de drains liggen, maar de hoge grondwaterstanden in september en oktober 2013 zijn een aanwijzing dat de drainage minder goed functioneert dan verwacht. De opbrengstgegevens laten zien dat Rietzwenk goed produceert ten opzichte van Engels raaigras. Een grotere worteldiepte van Rietzwenk leidt tot een grotere beschikbaarheid van bodemvocht en verkleining van de afstand tot het grondwater, waardoor langer geprofiteerd kan worden van capillaire opstijging. Zowel het Rietzwenkgras als Engels raai is nieuw ingezaaid gras. Jong grasland wortelt sowieso diep en het is zodoende opvallend dat Rietzwenk al als tweedejaars gras hogere opbrengsten liet zien dan Engels raai. Dit betekent dat op het deel van het perceel met Engels raai vocht beperkend is geweest voor grasgroei. 62

68 Opmerkingen modelberekeningen hydrologie: Vanwege het ontbreken van een juiste regionale ontwateringsbasis (waarschijnlijk Almelo- Nordhorn Kanaal) is de modelberekening niet correct. In SWAP wordt het opgelegde peil in de drainageputten ook opgelegd op het kanaal, waardoor het model rekent met te hoge oppervlaktewaterstanden. Dit is een nadeel van deze modelparameterisatie in SWAP. Dit is vooral van invloed op het groeiseizoen, het model heeft hier niet voldoende voorspellende waarde. Een verbeterd model zou meer informatie opleveren over droogteschade in het groeiseizoen. Eindoordeel: De modelberekeningen zijn niet plausibel, de meetresultaten wel. In het bedrijfswaterhuishoudingsplan was voorgesteld om peilgestuurde drainage aan te leggen inclusief wateraanvoer. Poppink heeft er voor gekozen om deze wateraanvoer niet aan te laten leggen. Het voorkomen van droogteschade is hierdoor lastiger geworden: als de oppervlaktewaterstand bij de stuwput wegzakt dan verdwijnt het sturingsmechanisme om het grondwater op te zetten. Het grondwater kan niet meer structureel hoog gehouden worden en er komt daarmee onvoldoende vocht bij de wortelzone. Zoals Gerard Pegge terecht opmerkt: je kunt twee weken langer het water op peil houden, maar daarna ben je het kwijt. In essentie geeft dit het probleem weer van peilgestuurde drainage in (hoge) zandgebieden: zonder extra water (via kwel, beregening of oppervlaktewateraanvoer) zakt het grondwater regionaal uit en ben je het grondwater kwijt voor de gewassen. Als Gerard Pegge niet kiest voor wateraanvoer, zal hij zich moeten richten op het verbeteren van organisch stofgehalte, beregenen en/of verbouwen van rietzwenkgras. 63

69 14) Spijkerman Maatregelen Op het bedrijf van Ton Spijkerman is de situatie flink veranderd. De huiskavel van dit bedrijf is altijd erg nat geweest. Er stonden vaak plassen op het land, koeien aten niet al het gras omdat het muf werd en er werden snel sporen gereden. In het gedeelte wat aangepakt is, is ondiepe en nauwe drainage aangelegd, zijn de percelen bol gelegd en geëgaliseerd, zijn de sloten opgeschoond en zijn stuwen aangelegd. Bij stuw 4 is een verbinding gelegd met de watergang er achter om daar ook water te kunnen inlaten. Het gebiedje tussen stuw 3 en 4 wordt op een lager peil gehouden dan het gebied tussen stuw 1 en 3 (stuw 2 wordt eigenlijk niet gebruikt). Stuw 1 is een stuw van het waterschap, die in droge zomers zo hoog mogelijk kan worden opgezet. Ervaring Ton Spijkerman Het geheel aan maatregelen heeft heel erg geholpen. Je kunt de maatregelen niet los van elkaar zien. Als we bijvoorbeeld wel een sloot hadden gelegd en niet de drainage of niet bol gelegd, was het veel minder effectief. De draagkracht is verbeterd. Alleen op plekken waar de zode nog niet goed is, kan je niet goed rijden. Het is hier namelijk heel erg venig. Er zijn ook minder plassen op het land. Hiervoor was er soms wel een half perceel met plasvorming. Mensen uit de buurt die hier langskomen maken opmerkingen: wat is het hier toch opgeknapt! Op het oog is ook te zien dat er een beter kwaliteit gras is. Er zit nu bijvoorbeeld overal grasklaver in. Voor de maatregelen genomen werden, hadden we soms wel minder inkomsten in een nat najaar door een lagere opbrengst. Maar nu weten we hoe we van deze grond goede grond kunnen maken. We gaan zelfs proberen om uit te breiden en nog meer van dit soort grond aan te kopen. Zo- 64

70 veel vertrouwen hebben we er in gekregen. Die euro die verlies je niet meer aan het niet kunnen maaien of weiden. De koeien geven goed melk, met een goede prijs. En ze eten weinig krachtvoer. Wat wil je als boer nog meer? De investering die we in de grond hebben gedaan verwachten we er meteen weer uit te halen als we de grond zouden verkopen. Meetgegevens Peilbuizen 1-3 liggen in hetzelfde peilvak en staan onder invloed van stuw 1. Peilbuis 4 ligt in een ander peilvak en valt onder het regime van stuw 4. 65

71 Modelberekeningen hydrologie In onderstaande grafiek van grondwaterstanden staat de modelberekening met SWAP weergegeven met de oranje lijn. Analyse Opmerkingen meetgegevens: Op de percelen van Ton Spijkerman is sprake van onderwaterdrainage, want het oppervlaktewaterstand staat boven het drainageniveau (~120 cm-mv). In de zomerperiode is te zien dat de drainagebuizen goed infiltreren (of de kwel voor voldoende waterdruk zorgt), aangezien de grondwaterstanden continu boven drainniveau zitten. De piek in neerslag van eind juni 2013 wordt keurig afgevoerd, het grondwater komt niet ondieper dan 50 cm-mv. Op basis van deze (zomerse) piek concluderen we dat de drains goed werken. Dit sluit aan met de positieve ervaringen van Ton Spijkerman. De neerslag in het najaar zorgt voor hogere grondwaterstanden, maar wordt daarna ook weer goed afgevoerd. Peilbuis 4 vertoont dalingen in grondwaterstand in juli en augustus Dit komt waarschijnlijk door een ander stuwpeilregime. Het afwijkende grondwaterverloop kan ook komen doordat op deze locatie een dieper veenpakket zit dan op grotere afstand van de Wapserveensche Aa. In de winter komt hier het grondwater aan het maaiveld te staan. Opmerkingen modelberekeningen hydrologie: Het bodemprofiel in SWAP buffert teveel, waardoor het model de grondwaterdynamiek niet goed weergeeft. Het veen blijft in droge periodes waarschijnlijk natter dan het model op basis van de pf-curve berekend. Daarnaast is de capillaire nalevering waarschijnlijk te laag. Hieruit leiden we af dat de bodem fysische eigenschappen van een veengrond als deze niet in overeenstemming zijn met de gehanteerde bodem fysische tabellen van de Staring-reeks. Deze reeks is de meest gebruikte parameterisatie van grondsoorten, maar helaas is deze 66

72 niet toereikend. Daarmee heeft SWAP op deze gronden minder waarde. Dit kan verbeterd worden door het bodemprofiel in het model op basis van expert kennis aan te passen, en opnieuw door te rekenen. Het is wel plausibel dat de SWAP waarde heeft voor berekening van voorkomen natschade. Dat komt overeen met de ervaringen van Ton Spijkerman. Eindoordeel: De modelberekeningen zijn niet plausibel, de meetresultaten wel. De grondwatermetingen ondersteunen de positieve ervaringen van Ton Spijkerman: de combinatie van egaliseren, bolleggen en aanleggen van drainage op deze percelen is uitermate effectief. Heftige neerslagpieken worden vrij eenvoudig afgevoerd door de drains en zowel de kwaliteit als de opbrengsten van het gras zijn toegenomen. Op basis van deze gegevens is de natschade voor een groot deel afgenomen. De natschade betreft enerzijds groeireductie (directe schade) en anderzijds beperking van het graslandgebruik (indirecte schade). Door vermindering van vernatting verbetert de zuurstofhuishouding in de wortelzone en wordt de groei minder gereduceerd. Wij adviseren wel om het stuwpeil in de zomer niet te laag te houden, om te voorkomen dat het veen op deze percelen teveel oxideert en het maaiveld daardoor (eventueel onregelmatig) daalt. Het stuwpeil kan proefondervindelijk worden bepaald op basis van de combinatie van metingen van de grondwaterstanden en eventueel de weersverwachtingen.. Het is nuttig om de monitoring hier voort te zetten, om te beoordelen of de grondwaterstanden in de winter en het vroege voorjaar ook laag blijven. In overleg met het waterschap kan het peil tijdig worden opgezet. 67

73 15) Steggink Maatregelen Jos Steggink is een heel aantal jaren geleden begonnen met het vasthouden van water op zijn percelen door middel van stuwen. In het project Landbouw op Peil heeft hij stuw A en stuw B toegevoegd aan de bestaande stuwen. Verder heeft hij een sloot aangelegd van een watervoerende watergang naar zijn sloten. De maatregelen hebben betrekking op zowel te natte (pb1,2) als te droge (pb 3,4) omstandigheden. Ervaring Jos Steggink Al een heel aantal jaar geleden zijn we begonnen met het vasthouden van water met stuwen. Dat deden we in eerste instantie om de drainage onder water te houden, zodat er minder onderhoud voor nodig was. Want er gaat erg veel tijd in schoonhouden zitten. Maar het heeft een goed effect ook op de gewassen. Ik heb er een goed gevoel bij. Maar dat kan je niet meten. Ook niet door de opbrengstbepaling. Elk jaar verandert er zoveel. Dat kan je niet vergelijken. In 2012 was er altijd water genoeg. Dan zijn die maatregelen niet direct nodig. Dan is het effect van de maatregelen natuurlijk nihil. Maar in 2013 is het veel droger geweest en dan merk je het verschil. Het kan niet anders of het moet effect hebben. Op zandgrond is het nog veel belangrijker dan andere gronden om het grondwater omhoog te brengen. En als je dan water kunt aanvoeren, dan doet dat wat. We hadden wel gehoopt dat het iets meer effect zou hebben. Maar daarvoor is het teveel zand. Meetgegevens Met peilbuizen meet Steggink de invloed van deze maatregelen dicht bij de sloten en wat verder van de sloten af. 68

74 Te natte omstandigheden. In onderstaande figuren zijn de grondwaterstanden van de natte en laaggelegen percelen weergegeven. De grondwaterstanden komen hier in de winter boven drainageniveau, dit is een indicatie dat op deze locatie de drainage niet goed functioneert ondanks dat Steggink de drainage goed onderhoudt. Dit kan echter ook veroorzaakt worden door een hoge oppervlaktewaterstand in de sloten en een beperkte afvoer naar de Dooze toe. Uit de metingen van peilbuis 1 en 2, is te zien dat het grondwater in de zomer uitzakt tot NAP m. Ook andere, diepere, peilbuizen in de omgeving (DinoLoket) geven aan dat de stijghoogte rond de NAP m ligt. Gezien het goed doorlatende pakket (figuur 3) en de gemeten grondwaterstanden is een grote invloed van het regionale grondwatersysteem te verwachten op de grondwaterstand. 69

75 Te droge omstandigheden Het grootste oppervlaktewater in het gebied is de Dooze. Vanuit deze waterloop wordt de aanvoersloot gevoed met water. Het relatief grote achterland van de Dooze zorgt voor een continue aanvoer van water waardoor het waterpeil in de aanvoersloot goed op peil kan worden gehouden. Het oppervlaktewaterpeil in de aanvoersloot is onbekend. Wel zijn er stuwstanden bij stuw A bekend. Op 3 mei 2013 is de stuw op een hoogte van 12,02 m +NAP gezet. Op 7 september 2013 is het peil verlaagd naar een hoogte van 11,86 m +NAP. Met twee peilbuizen in een raai (mv: ongeveer NAP +12,5 m) is de invloed van deze maatregel gemeten. Eén peilbuis staat dichter bij de hoogwatersloot (10 m) en één wat verder van de sloot af (30 m). Er is geen nulmeting uitgevoerd voorafgaande aan de aanleg van de maatregel. Eerste indruk metingen : Zoals in onderstaande figuur 1 is weergegeven zakt de grondwaterstand diep uit. In de winter komt de grondwaterstand tot maximaal m +NAP ( 1,30 m- mv), terwijl in de zomer het grondwater diep uitzakt tot m + NAP (figuur 1). In onderstaande figuur is de grondwaterstand ten opzichte van NAP en maaiveld weergegeven. 70

76 Op basis van de grafieken kan worden geconcludeerd dat de peilbuizen een overeenkomstig beeld laten zien en dat het effect van de infiltratie sloot op de verschillende afstanden niet leidt tot andere reactiepatronen. Modelberekeningen te droge omstandigheden Op basis van de bodemgegevens is het SWAP model opgesteld. Het SWAP model is opgezet met maatregelen waarmee de meetgegevens van kunnen worden gesimuleerd. Door gebrek aan oppervlaktewaterstanden van de aanvoersloot zijn de stuwgegevens gebruikt als invoer in het SWAP model. Onderstaande figuur geeft de berekening weer op basis van de bovenstaande aannames. De gele lijn is de berekende grondwaterstand. 71

77 Gemeten en berekende grondwaterstanden na maatregel (m-mv) Voor de plausibelheidstoets van het model is het belangrijk dat de pieken en daarop volgende uitzakking zoveel mogelijk overeenkomen met de gemeten waarden. Uit bovenstaande figuur blijkt dat dit het geval is en daarmee is het model plausibel om de effecten van de maatregel (aanleg van een hoogwatersloot) in beeld te brengen. Duidelijk is dat de uitzakking in oktober-december niet overeenkomt. Reden voor de gemeten uitzakking is niet te herleiden op basis van de neerslaggegevens. Mogelijk is de oppervlaktewaterstand in de hoogwatersloot of stuwstand nog verder verlaagd. Gezien de beperkte gegevens over de oppervlaktewaterstand in de hoogwatersloot is een verdere optimalisatie van het model momenteel niet mogelijk. Effect maatregel Op basis van bovenstaand model is de grondwaterstand berekend zonder maatregelen (als er geen aanvoersloot zou zijn aangelegd) (figuur 5). Uit de vergelijking blijkt duidelijk dat de maatregel tot veel hogere grondwaterstanden heeft geleid. Vooral in de droge zomer perioden is het verschil duidelijk waar te nemen. De maatregel hoogwatersloot heeft voor het perceel Steggink een positieve bijdrage geleverd aan de (tijdelijke) verhoging van de grondwaterstand. Echter de grondwaterstand is niet voldoende verhoogd om ook te leiden tot een groot effect op de landbouwkundige resultaten (omdat de afstand van grondwater tot de wortels van het gewas groot blijft). 72

78 Berekende grondwaterstanden zonder maatregel (m-mv) Huidig en toekomstig klimaat scenario s Om de effecten van de maatregelen op de termijn te kunnen bepalen is een berekening gemaakt over meerdere jaren. Tevens zijn de effecten van de maatregelen bepaald voor de langere termijn waarbij uitgegaan is van het klimaatscenario W+. In onderstaande figuren zijn de berekende grondwaterstanden van respectievelijk het huidige en toekomstige klimaat (met en zonder maatregel) weergegeven. Berekend effect van maatregel in huidig klimaat 73

79 Verwacht effect van maatregel in toekomstig klimaat 2050 Beschrijving gevolgen klimaat Op basis van de berekening is te zien dat de verwachte GHG iets hoger komt te liggen door de klimaatsverandering. Door de toename van de piekneerslag, kunnen er tijdelijk ook natte perioden optreden met de grondwaterstand tot aan maaiveld. Dit treedt vooral op als gevolg van de veraarde veenlaag in de ondergrond waardoor het perceel niet snel genoeg ontwaterd. Vergelijking huidig klimaat ( ) en toekomstige klimaat ( ) De KNMI'06 klimaatscenario's gebruiken de periode als referentieperiode voor het klimaat rond 1990 en geven de veranderingen rond 2050 en 2100 ten opzichte van het klimaat rond Daarom is de berekening van het klimaatscenario voor de gebruikte stations ten op zichte van de jaren rond 1990 gedaan. Oftewel, voor elk station is de klimaatreeks berekend op basis van de periode Dit maakt het niet mogelijk om de individuele jaren in de huidige situatie ( ) onderling te vergelijken met de individuele jaren in de toekomstige situatie ( ). Wel is het mogelijk om de gemiddelden waarden (zoals grondwaterstanden en gewasproductie) over jaren te vergelijken. Het is dus belangrijk om de klimaatseffecten en maatregelen op deze gemiddelde waarden te beoordelen. Het verwachte effect van het klimaat op de GLG is alleen zichtbaar bij de berekening met maatregelen. De GLG zakt in dat geval iets verder uit door de extra verdamping die als gevolg van de klimaatsverandering optreedt. Zonder maatregel is het effect van het klimaat voor GLG niet zichtbaar (deze zakt in de huidige situatie ook al ver weg). Verklaring hiervoor is dat bij de SWAP- berekening zonder maatregel de GLG volledig wordt bepaald door het grote onderliggende regionale systeem. Omdat de regionale grondwaterstanden een randvoorwaarde zijn binnen SWAP, kan SWAP de effecten op regionale grondwatersystemen niet in beeld brengen. Aanpassingen aan deze onderrand zijn zonder een grondwatermodelonderzoek niet te maken en te onderbouwen. 74

80 Effect aanvoersloot Op basis van de berekeningen is duidelijk dat de maatregel (aanvoersloot) een sterke invloed heeft op de grondwaterstand. Vooral de GLG komt veel ondieper te liggen (van 2,6 maaiveld naar 1,8 m maaiveld). Het effect is echter niet voldoende om, zowel nu als in de toekomst, de capillaire nalevering optimaal op gang te brengen ten behoeve van de gewasgroei. Het regionale watersysteem heeft een te grote rol in de lokale grondwaterstanden. Omdat Steggink op het perceel dieper wortelende gewassen teelt heeft de maatregel (aanvoersloot) een positief effect. Zo blijkt ook uit de bevindingen van Steggink zelf. Analyse Opmerkingen meetgegevens: De grondwaterstanden in peilbuis 1 en 2 duiden er op dat er grote invloed is van oppervlaktewater op het grondwater. Het grondwater in de buurt van peilbuis 1 en 2 reikt tot de wortelzone (<30 cm -mv), vooral in het winter-halfjaar. Dit is geen gunstige situatie voor de berijdbaarheid en leidt mogelijk tot natschade in het groeiseizoen op dit deel van het perceel. De grondwaterstanden komen hier boven drainageniveau, dit is een indicatie dat op deze locatie de drainage niet goed functioneert. Dit kan echter ook veroorzaakt worden door een hoge oppervlaktewaterstand. De infiltratie en aanvoer van water uit de Dooze heeft een positief effect op de grondwaterstanden in de zomer voor de droogte gevoelige percelen. Bij stuw A zakken de grondwaterstanden te diep weg. Door de geringe capillaire nalevering van de zandondergrond treedt er een vochttekort op in de wortelzone. Het regionale grondwatersysteem heeft een grote invloed op de grondwaterstanden en diepe GLG in de zomer. De capillaire nalevering is als gevolg van de diepe grondwaterstanden en bodemprofiel in de zomer onvoldoende. Steggink wil eventueel de infiltratie van water uit de aanvoersloot verbeteren door de aanleg van drains. Het gebruik van drains om water van uit de aanvoersloot (dieper) te infiltreren in het perceel heeft mogelijk een positieve bijdrage aan de effectiviteit. Echter in droge perioden is deze beperkt, omdat het regionale grondwatersysteem uitzakt. De meest effectieve maatregel is het verhogen van de regionale grondwaterstand waardoor een betere capillaire nalevering ontstaat naar het gewas. De verhoging van de grondwaterstand kan door de infiltratie (aanvoer sloot of drains) te vergoten of het lek naar het regionale grondwatersysteem te verkleinen. Het verkleinen van het lek naar het regionale systeem kan door middel van een verhoging van de oppervlaktewaterpeilen in grotere waterlopen, zoals de Dooze. Deze maatregel is vanwege het hoogte verschil en de lokale laaggelegen delen op het bedrijf en in de regio moeilijk te realiseren. Mogelijk kan gedacht worden aan een getrapt oppervlaktewaterpeil (extra stuwen) om het hoogte verschil te overwinnen. Een andere mogelijkheid is de infiltratie te vergroten door de aanleg van meerdere infiltratiesystemen (meerdere aanvoersloten en of drainage). Daarbij zal de aanvoer van water altijd gegarandeerd moeten blijven. Een andere maatregel is om de gewassen minder afhankelijk te maken van de capillaire nalevering. Hierbij kan gedacht worden aan beregening (waarbij het hangwaterprofiel wordt opgevuld) of het gebruik van andere minder gevoelige (diep wortelende) gewassen. Beregening brengt ten opzichte van capillaire nalevering extra kosten met zich mee. 75

81 Eindoordeel: De SWAP modelberekeningen zijn plausibel. We concluderen dat met peilbeheer de grondwaterstand op de percelen goed is te regelen en dat Jos Steggink bij voldoende beschikbaarheid van oppervlaktewater zijn gewassen van beter vocht kan voorzien. Het kan opbrengstwinst opleveren door op het perceel met peilbuizen 1 en 2 het peil iets lager te zetten, of de drainage beter te onderhouden/vervangen of te vernauwen. Op het drogere perceel bij peilbuis 3 en 4 zou er juist een hoger peil opgezet moeten worden en, indien dit niet kan, beregening toe te passen of diep wortelende gewassen telen. 76

82 5 SYNTHESE 5.1 Maatregelen op perceels- en bedrijfsniveau In dit monitoringsrapport zijn in totaal 41 hydrologische, bodemkundige, bedrijfsmatige of teeltkundige maatregelen behandeld en getoetst. Deze maatregelen zijn in het kader van Landbouw op Peil op 15 agrarische bedrijven uitgevoerd. Voor het analyseren van deze maatregelen zijn alle deelnemende bedrijven geïnterviewd, de ervaringen van de agrariërs opgetekend, monitoringsgegevens van de vele betrokken partijen verzameld en agrohydrologische (in combinatie met landbouwkundige) berekeningen uitgevoerd. Dit heeft veel gegevens opgeleverd die antwoord moeten geven op de onderzoeksvraag: Wat zijn de waterhuishoudkundige en landbouwkundige effecten van de maatregelen op perceels- en bedrijfsniveau? De onderzoeksvraag zal beantwoord worden aan de hand van de drie geformuleerde informatiebehoeften behorende bij dit schaalniveau: 1. Leiden de maatregelen tot een verbeterende waterhuishouding voor de landbouw (i.r.t. gewasopbrengst)? 2. Is de opbrengst als gevolg van de maatregelen verbeterd? 3. Zijn de maatregelen pragmatisch in te passen binnen de bedrijfsvoering? De onderstaande tabel geeft alle maatregelen weer die beoordeeld zijn. Omdat niet alle maatregelen uitgevoerd konden worden, verschillen de maatregelen in deze tabel van diegene die zijn voorgesteld in de bedrijfswaterplannen. 77

83 Maatregelen Aantal Monitoring: ervaring Monitoring: meetgegevens Berekening 1. Verbeterende waterhuishouding? Peilgestuurde drainage 6 ja ja ja met w ateraanvoer: ja met w ateraanvoer: ja eenvoudig zonder w ateraanvoer: deels 2. Verbetering opbrengst? zonder w ateraanvoer: deels Klimaat adaptieve drainage 1 ja nee nee w aarschijnlijk w aarschijnlijk extra inspanning 3. Inpasbaar bedrijfsvoering? Ondiepe en nauw e drainage 5 ja deels ja ja ja eenvoudig Aangepast stuw beheer 9 ja deels ja ja ja eigen percelen: eenvoudig meerdere betrokkenen: extra inspanning Aanvoer effluentw ater 1 ja nee nee onbekend onbekend moeilijk Aanvoer w ater 3 ja nee deels deels deels extra inspanning Aanpassing sloten 5 ja beperkt nee ja w aarschijnlijk eigen percelen: eenvoudig meerdere betrokkenen: extra inspanning Omzetten grond 1 ja beperkt nee ja ja eenvoudig Egaliseren en bolleggen 3 ja ja nee ja ja eenvoudig Optimalisatie beregening 0 nee nee nee onbekend onbekend extra inspanning Droogteresistent gras 5 ja deels nee nvt w aarschijnlijk eenvoudig Luzerne 1 ja nee nee nvt onbekend eenvoudig Verandering rotatie 1 ja nee nee nvt onbekend extra inspanning Maatregelen De maatregelen die het vaakst uitgevoerd zijn hebben hoofdzakelijk te maken met een aanpassing van de lokale ontwaterings- of afwateringssituatie: peilgestuurde drainage, ondiepe en nauwe drainage, aangepast stuwbeheer en aanpassing van sloten. Onder deze laatste maatregel valt het dempen, rechttrekken of opschonen van sloten. In enkele gevallen zijn maatregelen niet los van elkaar te zien en gecombineerd uitgevoerd: aangepast stuwbeheer zorgt bijvoorbeeld voor drainage die peilgestuurd is gemaakt. Een andere vaak voorkomende maatregel heeft te maken met de gewaskeuze: het gebruiken van een droogteresistent gras. In de meeste gevallen ging dit om rietzwenkgras. Het was de bedoeling dat optimalisatie van beregening ook uitgevoerd werd in deze monitoringsfase, maar dat is niet in de praktijk getoetst of niet bijgehouden. Monitoring: ervaring agrariërs Van vrijwel alle maatregelen zijn de ervaringen van de deelnemende agrariërs opgetekend. Dat leverde veel praktijk-informatie op over de toestand van de percelen met en zonder maatregelen, opbrengstverschillen en de praktische inpassing in de bedrijfsvoering. Monitoring: meetgegevens Misschien wel de grootste uitdaging van deze monitoringsstudie was het verzamelen van de meetgegevens, inclusief de meta-data om ze op de juiste manier te kunnen interpreteren. Zoals de tabel laat zien, is dat niet in alle gevallen gelukt. Maatregelen die op kwantitatieve wijze te beoordelen zijn, zijn over het algemeen goed bijgehouden. Daaronder vallen grondwatergegevens van divers en reeksen 78

84 met zeer nauwkeurige handmetingen. Oppervlaktewaterstanden en stuwpeilen zijn deels goed bijgehouden. Daar waar dat niet zo was, was de beoordeling van effecten niet eenvoudig. In veel gevallen zijn we hier uitgegaan van praktijkervaringen en aannames. Harde meetgegevens van gewasopbrengsten waren in het budget- en tijdsbestek van deze studie meestal niet voorhanden, maar de uitspraken van agrariërs leverde nuttige informatie op om toch tot een beoordeling te komen. Berekeningen Vijf bedrijven met bijbehorende maatregelen zijn gedetailleerd behandeld, in vier gevallen met berekeningen in het agro-hydrologische model SWAP en na de plausibiliteitstoets voor twee bedrijven met het grasgroei-model van LSR. De SWAP-modellen uit de bedrijfswaterhuishoudingsplannen zijn getoetst aan de verkregen monitoringsdata, waaruit bleek dat de voorspellende waarde voor twee bedrijven plausibel was. Bij twee bedrijven was het model niet plausibel. Deze bedrijven vereisen nadere beschouwing en een wijziging in de modelopzet. De berekeningen leverde uiteindelijk nuttige informatie op over enkele belangrijke maatregelen, te weten peilgestuurde drainage, ondiepe en nauwe drainage, aangepast stuwbeheer en het effect van wateraanvoer. Deze resultaten maken het mogelijk de maatregelen door te vertalen naar regionaal stroomgebiedsniveau (geen onderdeel van deze studie). Leiden de maatregelen tot een verbeterende waterhuishouding voor de landbouw (i.r.t. gewasopbrengst)? Ja, uit de ervaringen en waarnemingen blijkt dat veel resultaten het aannemelijk maken dat de waterhuishouding verbeterd is voor de agrarische bedrijfsvoering. Vijf maatregelen zorgen voor een positief effect op de water- en zuurstofvoorziening van het gewas (en daarmee voor de opbrengst): ondiepe en nauwe drainage, aangepast stuwbeheer, egaliseren en bolleggen perceel, aanpassen sloten en het omzetten van grond. Peilgestuurde drainage is een succesvolle maatregel indien goed toegepast: als er genoeg wateraanvoer beschikbaar is (sloot is altijd watervoerend), is de maatregel zeer effectief. Zonder voldoende (oppervlakte)water is de maatregel voor een deel effectief: voor het 1-2 weken vasthouden van water in het voorjaar en het langer vasthouden van zomerbuien. Indien er kwel aanwezig is is de maatregel langer effectief. Het extra aanvoeren van water is deels effectief: dat hangt af van de mate waarin het mogelijk is om het aangevoerde water bij de wortelzone te krijgen. Bij twee bedrijven was dit succesvol en bij een ander bedrijf een deel van het jaar. Klimaat adaptieve drainage (KAD) is als maatregel effectief. Van aanvoer effluentwater en optimalisatie beregening waren de meetresultaten onvoldoende beschikbaar. Daarom is te weinig bekend om over de effectiviteit een zinvolle uitspraak over te doen. Is de opbrengst als gevolg van de maatregelen verbeterd? Ja, waarschijnlijk wel. De vraag is moeilijk te beantwoorden door de korte meetperiode en een gebrek aan harde meetgegevens, maar praktijkervaringen, modelresultaten en expert kennis maken het aannemelijk dat veel maatregelen zorgen voor een verhoogde opbrengst. Dat heeft grotendeels te maken met de verbeterde waterhuishouding, dus ondiepe en nauwe drainage, aangepast stuwbeheer, egaliseren en bolleggen perceel, omzetten van grond en (deels) peilgestuurde drainage zijn voor gewas- 79

85 opbrengsten ook effectieve maatregelen. De aanpassing van sloten is waarschijnlijk effectief. Omdat deze maatregel op verschillende manieren is uitgevoerd en niet direct is te koppelen is aan opbrengsten is de effectiviteit hiervan niet eenduidig. Veel agrariërs waren te spreken over het gebruik van een droogteresistent gras met een diepe beworteling (bijv. rietzwenkgras). Of dit komt door het gewas zelf of nieuwe inzaai is niet eenduidig, maar we achten het waarschijnlijk dat dit gra s effectief is voor opbrengsten omdat deze minder hinder ondervinden van droogte. Van luzerne en gewasrotatie is tenslotte te weinig bekend voor gefundeerde uitspraken over opbrengsten. Zijn de maatregelen pragmatisch in te passen binnen de bedrijfsvoering? Deze vraag gaat over de vraag of maatregelen in de praktijk ook uit te voeren zijn. Het kostenaspect is hierin niet meegenomen, dit is behandeld in paragraaf (Uitvoeringsaspecten). Meer dan de helft van de maatregelen is relatief eenvoudig uit te voeren. De maatregelen waar dat voor geldt behoren in het algemeen tot de maatregelen die betrekking hebben op het eigen perceel van de agrariër: peilgestuurde drainage, ondiepe en nauwe drainage, egaliseren en bolleggen perceel, omzetten van grond en andere grassoorten zijn maatregelen die iedere agrariër zelf en zonder veel technische uitdagingen uit kan voeren. Bij aanpassing van sloten en aangepast stuwbeheer is afstemming vereist met het waterschap en indien de betreffende watergang van invloed is met andere betrokkenen. Dat kunnen omliggende agrariërs met tegenstrijdige belangen zijn, terreinbeheerders of het waterschap. KAD, aanvoer van water en optimalisatie van beregening zijn maatregelen die extra inspanning vereisen en meer kosten, omdat hier extra materiaal, onderhoud en kennis voor nodig is voor een juiste uitvoering en dito resultaat. Verandering van gewasrotatie voor melkveehouders vaak een aanpassing in het huidige bedrijfsplan en dat vergt in het algemeen wat extra inspanning. Tenslotte bleek in dit project dat de aanvoer van effluentwater moeilijk was, omdat de huidige vergunningverlening vrij strikt is voor het gebruik van RWZI-water. 5.2 Maatregelen op regionaal niveau Bij de uitvoering van hydrologische maatregelen op perceels- of bedrijfsniveau (zoals aanleg van peilgestuurde drainage) maar ook van maatregelen die indirect invloed hebben op de waterhuishouding (zoals gewassen met een diepere beworteling) zijn ook regionale aspecten aan de orde. Deze zijn te onderscheiden in regionale hydrologische aspecten en regionale uitvoeringsaspecten. Maatregelen in regionaal hydrologisch perspectief Een maatregel heeft in de regel bedoelde maar ook onbedoelde invloed op de grondwaterstanden, de waterbalanstermen (verdamping, kwel en afvoeren naar perceelssloten) en de waterkwaliteit van het grond- en oppervlaktewater van het perceel zelf. Dit perceel is ingebed in een regionaal hydrologisch systeem en de grondwaterstandsverlaging of verandering van de afvoer straalt op een of andere manier uit naar de omgeving. Het is gebruikelijk voor de optredende verandering op zowel perceels- als regionaal niveau indicatoren te kiezen: de verandering in GHG, GVG en GLG; de verandering in de jaarafvoeren; 80

86 de verandering in de piekafvoeren; de verandering in de basisafvoer (c.q. droogval van beken); de verandering in de kwel (gedefinieerd als de netto stroming van grondwater over de grenzen van een perceel of ander gebied). De mate waarin deze indicatoren buiten de maatregelpercelen veranderen hangt af van de ei genschappen van het regionaal hydrologisch systeem en is met de huidige regionale modellen goed te kwantificeren. Een goede inschatting kan worden verkregen door een indeling in hydrotypen te hanteren. Het hydrotype dat voorkomt in het centrale deel van de Achterhoek bijv. heeft een goed doorlatende ondergrond en daardoor is er een grote uitstraling via het grondwatersysteem terwijl in delen van Twente met ondiep voorkomende slecht doorlatende lagen deze uitstraling beperkt is. In de volgende paragraaf (en bijlage C) wordt hier nader op ingegaan. De beïnvloeding van de waterkwaliteit van het regionale grondwater- en oppervlaktesysteem is moeilijker te kwantificeren maar meestal kan wel worden aangegeven of er kans is op verbetering of verslechtering, uitgedrukt in vrachten of concentraties N en P. Het regionaal hydrologisch systeem krijgt te maken met meerdere percelen waar veelal verschillende maatregelen worden getroffen. De effecten van afzonderlijke percelen kunnen elkaar versterken of verzwakken. Kwantificering is mogelijk door de uitstralingseffecten per perceel bij elkaar op te tellen. Om een inschatting te krijgen van dit opgetelde effect is het nuttig een idee te hebben over de mogelijke schaal van toepassing van een maatregel, in de vorm van een fysieke kansenkaart. In de volgende paragraaf wordt dit methodisch verder uitgewerkt. Regionale uitvoeringsaspecten De kansrijkheid van een maatregel wordt ook bepaald door de technische en organisatorische uitvoerbaarheid en de kosten en baten. In paragraaf (Uitvoeringsaspecten) wordt hier nader op ingegaan. Bij de organisatorische uitvoerbaarheid komt de relatie met de omgeving, in de vorm van collega-agrariërs, overige grondgebruikers en de regionale waterbeheerder aan de orde. De uitstraling van hydrologische maatregelen naar de omgeving heeft namelijk gevolgen voor het regionaal watersysteem en daardoor ook op de waterhuishouding van collega-agrariërs. Bijvoorbeeld de aanleg van een stuw in een sloot tussen 2 percelen met verschillende grondgebruikers. Uitvoering van deze maatregel vereist dus afstemming. Het feit dat de hydrologische uitstraling van maatregelen elkaar kunnen versterken of verzwakken biedt kansen op regionaal niveau maatregelen tegen elkaar uit te ruilen. Bijvoorbeeld beregenen van hoger gelegen percelen leidt tot een verlaging van de GLG maar subinfiltratie via drains op de wat nattere percelen heeft een verhoging van de GLG tot gevolg. Hoe dergelijke regionale arrangementen moet worden vorm gegeven en hoe dit uitpakt voor grondwaterstandsafhankelijke natuur in de regio is altijd een kwestie van maatwerk. 81

87 In uitvoeringstechnische zin kan op grote schaal doorvoeren van maatregelen kosteneffectief zijn en kan de gelegenheid zich voordoen om werk met werk te maken. Dit vereist wel een regisseur met gezag, bijvoorbeeld in de vorm van Landinrichting Nadere uitwerking regionale hydrologische aspecten Waterhuishoudkundige maatregelen op landbouwpercelen hebben invloed op de omgeving. Deze invloed kan plaats vinden via het grondwatersysteem en via het oppervlaktewatersysteem. Beïnvloeding via grondwatersysteem Door hydrologische maatregelen als peilgestuurde drainage verandert het grondwaterstandsverloop. Als de grondwaterstand gemiddeld over een aantal jaren verandert, is er sprake van structurele grondwaterstandsverandering. Deze is uit te drukken in een verandering van de GHG, GLG en GVG. Maar ook teeltmaatregelen kunnen invloed hebben op de GHG en GLG, bijvoorbeeld doordat de verdamping hoger wordt waardoor de GLG daalt. Per maatregel is in onderstaande tabel op basis van expertise een inschatting gemaakt van de verandering van de GHG en GLG. In de gekleurde vlakken wordt een effect c.q. een aanzienlijk effect verwacht. Tabel. Expertinschatting van de effecten van de onderscheiden maatregelen op de GHG en GLG Nr Maatregel Grondwatersysteem GHG Hydrologische maatregelen 1 Peilgestuurde drainage met aanvoer t.b.v. infiltratie via drains wordt aanzienlijk lager 2 Peilgestuurde drainage zonder aanvoer wordt aanzienlijk lager GLG wordt aanzienlijk hoger weinig effect 3 Wateraanvoer uit het kanaal nauwelijks effect hoger (afh. van gebruik) 4 Boerenstuwen nauwelijks effect iets hoger 5 Ondiep draineren (Drainage Nieuwe stijl), nauwelijks effect iets hoger vervangen bestaande drainage 6 Beregenen uit grondwater iets lager aanzienlijk lager 7 Beregenen uit oppervlaktewater iets hoger hoger 8 Beregenen uit waterbuffer( gevoed uit opp.w) Teeltmaatregelen iets hoger hoger 9 Verhogen organische stof weinig effect iets lager 10 Dieper wortelende gewassen weinig effect iets lager 11 Blokkeren maaiveldafvoer hoger iets hoger 12 Egaliseren iets hoger nauwelijks effect 13 Bol leggen lager nauwelijks effect 82

88 Organisatorische maatregelen 14 Samenwerking ondernemers op waterbasis nauwelijks effect nauwelijks effect Deze verandering straalt uit naar de omgeving. De mate waarin hangt af van de geohydrologische eigenschappen. Met name de drainageweerstanden van de omgeving en het doorlaatvermogen van de ondergrond zijn de meest bepalende eigenschappen. De uitstraling kan worden berekend met analytische formules of met een grondwatermodel. Een goede maat voor de mate van beïnvloeding is de spreidingslengte, λ, uitgedrukt in m. Zie onderstaande formule. λ= (kdc) waarin kd is het doorlaatvermogen (m 2 /d) van het watervoerende pakket en c is weerstand van de afdekkende weerstandbiedende laag (d). Hoe kleiner de spreidingslengte hoe minder uitstraling naar de omgeving en vice versa. Voor de studie Fysieke onderlegger voor het Deltaprogramma (Alterra-rapport 2287) is de vaststelling van de kd-waarde en de c-waarde in de formule zodanig aangepast dat daarmee een goede maat is verkregen voor de weglekking vanuit een perceel naar de omgeving. De uitstralingen van percelen waar maatregelen worden of zijn uitgevoerd (hierna te noemen de maatregelpercelen) naar niet-maatregelpercelen kunnen elkaar overlappen en kunnen bij elkaar worden opgeteld. Aldus is het mogelijk de regionale beïnvloeding van de grondwaterstand van maatregelpercelen te bepalen als functie van de areaalfractie van maatregelpercelen en de spreidingslengte. Maar de verandering kan zowel een structurele verhoging of verlaging van de grondwaterstand zijn. Alleen als, gewogen naar oppervlak, de gesaldeerde verandering duidelijk positief of negatief is moet er rekening mee worden gehouden. Indien er een regionaal grondwaterstromingsmodel beschikbaar en inzetbaar is kunnen beter de boven beschreven regionale effecten ook worden bepaald. Met als grote voordeel dat geen aannames behoeven te worden gedaan over de optelbaarheid van effecten en dat er niet-stationair kan worden gerekend. Regionale uitstraling via het grondwatersysteem in beeld De regionale effecten van een maatregel hangen af van de schaal waarop de maatregel mogelijk wordt toegepast. Dit hangt af van de fysieke geschiktheid om de maatregel uit te voeren maar ook van de behoefte om deze maatregel uit te voeren (zie bijlage C). Per maatregel kan een kaart worden gemaakt waarop per perceel uit het BRP-bestand staat aangegeven dat er a) behoefte is aan de maatregel en b) het perceel ook geschikt is om de maatregel uit te voeren, door behoefte en geschiktheid te koppelen aan karteerbare kenmerken (kenmerken waarvan ruimtelijke databestanden beschikbaar zijn zoals een Gt-kaart). Zie ook Van Bakel e.a., 2013 ( 83

89 Regionale uitstraling gekoppeld aan hydrotypen Nadat de potentiele omvang van maatregelen in beeld is kan globaal worden ingeschat hoe de regionale uitstraling is indien de betreffende hydrologische eigenschappen bekend zijn. De hydrologische eigenschappen van een gebied worden voor een belangrijk deel bepaald door de geohydrologische opbouw. Daarvoor is de hydrotypenkaart een geschikte ingang. Binnen elk hydrotype is er altijd de nodige variatie in reliëf, landgebruik, bodemeenheid, kwel en infiltratiegebieden, grondwatertrap en aanvoermogelijkheid waarmee in dit stadium alleen globaal rekening kan worden gehouden (zie bijlage C). Op basis van expertise is onderstaande tabel ingevuld, waarbij ++ aangeeft dat er veel potentie en + dat er enige potentie is de maatregel uit te voeren. Dus die gebieden zijn te beschouwen als prioritaire gebieden voor uitrollen van de maatregel. Tabel: Indicatie van kansrijkheid van maatregelen, voornamelijk gebaseerd op tussen haakjes vermelde karteerbare kenmerken Maatregel Hydrotype Hydrotype a (Oostelijk deel Achterhoek Hydrotype b (westelijk deel Achterhoek Hydrotype e (Drenthe) en Twente) Overijssel Conventionele drainage (natte gt s) Peilgestuurde drainage zonder aanvoer (natte ++ (infiltratiegebieden) gt s en redelijk vlak gebied) ++ (kwelgebieden) Peilgestuurde drainage met infiltratie (natte gt s, redelijk vlak gebied en aanvoer Zie kaart aanvoergebieden Zie kaart aanvoergebieden Zie kaart aanvoergebieden van water mogelijk) Vervanging conventionele drainage door peilgestuurde ++ (infiltratiegebieden) drainage (drainagekaart en redelijk vlak gebied) ++ (kwelgebieden) Beregening met eigen grondwater n.v.t (aanwezigheid watervoerend pakket en drogere gt s Beregening uit oppervlaktewater (wateraanvoer mogelijk en drogere gt s) Zie kaart aanvoergebieden Zie kaart aanvoergebieden Zie kaart aanvoergebieden Plaatsen landbouwkundige waterconserveringsstuwen (alleen bij voldoende regi- (alleen bij voldoende (redelijk vlak gebied, aanwezigheid sloten en onale kwel) regionale kwel) aanwezigheid watervoerend pakket en geen wegzijging) + Alleen bij afwezigheid van wegzijging + Alleen bij afwezigheid van wegzijging De bepalende eigenschappen voor kansrijkheid spreken voor een deel voor zich. Dit geldt niet voor de kansrijkheid van stuwen om actief water te conserveren. Bij aanwezigheid van wegzijging is het water achter de stuw in het voorjaar snel verdwenen zodat de effectiviteit gering is. Subinfiltratie of beregening uit oppervlaktewater is alleen mogelijk bij externe wateraanvoer, hetzij via het oppervlak- 84

90 tewatersysteem, hetzij door gebruik te maken van effluentwater (incidenteel mogelijk zoals bij bedrijf van Asbreuk). In onderstaande kaart staan de aanvoergebieden weergegeven (ontleend aan: Tauw, Zoetwatervoorziening Oost Nederland. Gevolgen van droogte voor het waterbeheer). Daarnaast is het mogelijk dat er water wordt onttrokken aan beken of kanalen die ook in droge perioden in het groeiseizoen watervoerend blijven, door voeding vanuit het achterland. Kaart van aanvoergebieden vanuit Rijkswater (Bron: Tauw) Beïnvloeding via oppervlaktewatersysteem Op alle percelen waar hydrologische maatregelen zijn getroffen, verandert meestal niet alleen het grondwaterstandsverloop maar ook de afvoer door en over de grond naar ontwateringsmiddelen (sloten en drains). Voor het perceel in kwestie is een verandering van het aan- of afvoergedrag landbouwkundig minder interessant dan de verandering in grondwaterstand. Daarom worden hier de effecten beschreven op het regionaal oppervlaktewatersysteem (stroomgebied) Bij de beschrijving van de effecten op de afvoer van een stroomgebied is onderscheid te maken tussen piekafvoer (dagafvoer die gemiddeld maar 1 dag per jaar worden bereikt of overschreden) en de basisafvoer (de afvoer die gemiddeld maar 4 dagen per jaar wordt onderschreden). Beken die dus regelmatig droogvallen in de zomer hebben een basisafvoer nul). Zie verder het Deltares-rapport Sturen op Basisafvoer (Kuijper e.a., 2012). 85

91 Conventionele drainage leidt tot hogere piekafvoeren tenzij er regelmatig maaiveldafvoer optrad voor aanleg van drainage. Zie Van Bakel e.a., 2008 (Bakel, P.J.T., E.M.P.M. van Boekel en I.G.A.M. Noij, Modelonderzoek naar effecten van conventionele en samengestelde peilgestuurde drainage op de hydrologie en nutriëntenbelasting. Alterra-rapport 1647). Peilgestuurde drainage leidt tot snellere respons op de neerslag en dus tot een heftiger reactie van de doordegrondse afvoer op een neerslagoverschot Indien voor en na de maatregel geen maaiveldafvoer optreedt is het effect dus meestal een verhoging van piekafvoeren. Bij optreden van maaiveldafvoer voor de maatregel en minder maaiveldafvoer na de maatregel (als gevolg van lagere hoogste grondwaterstanden door intensievere drainage en dempen van sloten) kan het effect omgekeerd zijn. Bij gebruik van peilgestuurde drainage voor infiltratie (afgeleid van subsurface infiltratie; ter onderscheid van infiltratie want dat is stroming van water door maaiveld de grond in) stroomt er in droge perioden water via de drains de grond in. Dit water wordt onttrokken aan watergangen waardoor de afvoer benedenstrooms van de innamepunt lager wordt met een verlaging van de basisafvoer tot gevolg. Vervanging van conventionele drainage door peilgestuurde drainage leidt tot hogere piekafvoeren tenzij er minder kans is op optreden maaiveldafvoer. Beregenen uit oppervlaktewater leidt tot grondwaterstandsverhoging op het beregende perceel maar ook tot een grote wateraanvoerbehoefte. Het plaatsen van stuwen om water vast te houden leidt tot het eerder in het voorjaar stoppen van de afvoer van het stroomgebied achter de stuw. Met als gevolg dat benedenstrooms van de stuw in de periode na opzetten van de stuw de afvoer minder wordt met mogelijk eerder droogvallen van waterlopen. De basisafvoer neemt daardoor af. Zie ook Van den Brink en de Graaff, 2007 (Afvoerreeksen om over te peinzen, Stromingen 2007) en Van der Bolt e.a., 2000 (Verhogen basisafvoer van de Drentse Aa. Verkennen van mogelijkheden. Alterra-rapport 173. ISNN Alterra, Wageningen). In onderstaande tabel zijn de effecten van de hydrologische maatregelen op het regionaal oppervlaktewatersysteem samengevat. Tevens is een inschatting gemaakt van de effecten van een aantal teeltmaatregelen en van meer samenwerking. 86

92 Tabel Expertinschatting van de effecten van de onderscheiden maatregelen op aan- en afvoeren van een stroomgebied Nr Maatregel Hydrologische maatregelen 1 Peilgestuurde drainage met aanvoer t.b.v. infiltratie via drains 2 Peilgestuurde drainage zonder aanvoer 3 Wateraanvoer uit het kanaal Aanvoer Oppervlaktewatersysteem afvoer Seizoens-aanvoer piekaanvoer jaarafvoer piekafvoer droogval beken neemt aanzienlijk toe neemt toe neemt aanzienlijk toe n.v.t. n.v.t. nauwelijks effect neemt toe, afh. van de vraag 4 Boerenstuwen neemt iets af nauwelijks effect 5 Ondiep draineren (Drainage Nieuwe stijl), vervangen bestaande drainage 6 Beregenen uit grondwater 7 Beregenen uit oppervlaktewater 8 Beregenen uit waterbuffer( gevoed uit opp.w) Teeltmaatregelen n.v.t. neemt iets toe i.v.m. diepere grondwaterstanden neemt zeer aanzienlijk toe neemt toe neemt toe of af minder frequent (beken zonder w.a.) iets minder frequent neemt toe n.v.t. n.v.t. iets minder frequent neemt zeer aanzienlijk toe nauwelijks effect kan toenemen iets frequenter neemt toe nauwelijks effect neemt af neemt iets af kans neemt toe neemt toe (niet gesaldeerd) neemt af neemt fors af neemt toe (niet gesaldeerd) neemt iets toe kans neemt af (beken zonder w.a.) neemt iets toe kans benedenstrooms neemt toe (beken voeden de buffer) 9 Verhogen organische stof 10 Dieper wortelende gewassen 11 Blokkeren maaiveldafvoer neemt iets af nauwelijks effect neemt iets af nauwelijks effect neemt iets toe (meer nauwelijks effect neemt iets af nauwelijks capillaire opst.) effect n.v.t. n.v.t. nauwelijks effect 12 Egaliseren n.v.t. n.v.t. nauwelijks effect 13 Bol leggen n.v.t. n.v.t. nauwelijks effect Organisatorische maatregelen 14 Samenwerking ondernemers op waterbasis neemt af neemt iets af nauwelijks effect neemt aanzienlijk af neemt af neemt aanzienlijk toe nauwelijks effect nauwelijks effect weinig effect nauwelijks effect nauwelijks effect nauwelijks effect nauwelijks effect Het effect van de bovenbeschreven maatregelen op stroomgebiedsniveau hangt ook hier af van de areaalfractie maatregelpercelen en is te bepalen door een areaalgewogen effect te bepalen, Bij ge- 87

93 bruik van een regionaal hydrologisch model inclusief een adequate modellering van het oppervlaktewater (dus geen MIPWA) wordt het effect van nature correct bepaald Uitvoeringsaspecten Naast de fysieke kansrijkheid, gebaseerd op karteerbare kenmerken, wordt de kansrijkheid ook bepaald door technische aspecten (gemakkelijk of moeilijk technisch uitvoerbaar), organisa torische uitvoerbaarheid (moet de uitvoerder rekening houden met de buren c.q. met de waterbeheerder), de kosten (opgesplitst naar aanlegkosten en jaarlijkse kosten) en de verwachte effecten op de bewerkbaarheid en de opbrengst. De maatregelen zijn, op basis van expertise, per aspect in onderstaande tabel beoordeeld. Tabel Scoren van maatregelen op uitvoeringsaspecten Maatregel Uitvoerbaarheidsaspecten Technische uitvoerbaarheid Organisatorische uitvoerbaarheid Indicatie aanlegkosteen Onderhouds- verwachte effecten op energie- bewerkbaar- kosten heid en de opbrengst Conventionele drainage (Natte gt s) Proven technology Geen vergunning vereist (?) hoog laag hoog Peilgestuurde drainage zonder aanvoer (Natte gt s en redelijk vlak gebied) Peilgestuurde drainage met subinfiltratie (Natte gt s, redelijk vlak gebied en aanvoer van water mogelijk) Vervanging conventionele drainage door peilgestuurde drainage (drainagekaart en redelijk vlak gebied) Beregening met eigen grondwater (aanwezigheid watervoerend pakket en drogere gt s) Beregening uit oppervlaktewater (Wateraanvoer mogelijk en drogere gt s) Plaatsen landbouwkundige waterconserveringsstuwen (redelijk vlak gebied, aanwezigheid sloten en aanwezigheid watervoerend pakket) Proven technology idem hoog laag hoog gecompliceerd idem hoog hoog hoog Proven technology idem hoog laag matig Proven technologeist/registratieplic Vergunning ver- Zeer hoog hoog hoog ht Idem idem hoog hoog hoog Onduidelijkheid Bediening niet Laag laag laag over goede vanzelfsprekend (boerenstuwen) locatie Overleg met buren en waterschappen tot hoog nodig (grotere watergangen) Met nadruk wordt gesteld dat de verwachte opbrengsten alleen van toepassing zijn op de fysiek kansrijke percelen en voor het overige sterk afhankelijk zijn van het geteelde gewas. 88

94 6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 6.1 Conclusies In het kader van het project Landbouw op Peil zijn de monitoringsresultaten van 41 maatregelen op 15 agrarische bedrijven gemonitord, geanalyseerd en getoetst. De maatregelen op perceels- en bedrijfsniveau zijn beoordeeld op verbetering in waterhuishouding, gewasopbrengst en inpasbaarheid binnen de bedrijfsvoering. Daarnaast is beoordeeld wat een opschaling van deze maatregelen betekent op regionaal niveau. Dit is opgesplitst in regionale hydrologische aspecten en regionale uitvoeringaspecten. Daaruit komen de volgende conclusies voort: Vrijwel alle 45 uitgevoerde maatregelen (boerenstuwen, samengestelde drianage, nauwe ondiepe drainage, verbeteren bodemstructuur, opheffen storende lagen, verhogen organische stofgehalte, waterbuffering, bolleggen, egaliseren en vlakleggen enz.), hebben geleid tot een verbeterde waterhuishouding op perceels- en bedrijfsniveau. De genomen maatregelen verminderen in meer of mindere mate natschade, droogteschade of zowel nat- als droogteschade. Daarbij heeft natschade betrekking op groeireductie én beperking van het grondgebruik en heeft droogteschade alleen groeireductie tot gevolg. Peilgestuurde drainage zonder wateraanvoer heeft beperkt effect ten opzichte van peilgestuurde drainage met voldoende (aangevoerd) water om mee te sturen. De deelnemende agrariërs ervaren dat op perceels- en bedrijfsniveau opbrengstwinst is gehaald met de uitgevoerde maatregelen. Dit is (nog) niet hard te maken met meetresultaten. De maatregelen die betrekking hebben op het eigen perceel van de agrariër zijn relatief eenvoudig in te passen binnen de bedrijfsvoering. Dat zijn peilgestuurde drainage, ondiepe en nauwe drainage, egaliseren en bolleggen perceel, omzetten van grond en het gebruik van andere grassoorten. Enkele maatregelen vereisen afstemming (aanpassing van sloten en/of stuwbeheer) met andere betrokkenen. Een succesvolle verbetering van de lokale waterhuishouding en productieverhoging vereist maatwerk. Elk bedrijf en perceel heeft unieke bodemkundige en hydrologische eigenschappen waar maatregelen-op-maat bij horen. De maatregelen zijn niet generiek toe te passen op elke bedrijfssituatie. Aanvoer of beschikbaarheid van oppervlaktewater in Oost-Nederland is belangrijk voor aanpassing aan (extreme) weersomstandigheden: wateraanvoer bepaalt of de waterhuishouding op perceelsniveau efficiënt is af te stemmen op het gewas, waarmee droogteschade voor een gemiddelde situatie relatief makkelijk te voorkomen is. 89

95 In niet-aanvoer gebieden kan droogteschade worden verminderd door het vasthouden van grondwater (verminderde ontwatering, tijdig opstuwen van peil) en met teeltmaatregelen zoals: o het toepassen van droogteresistente gewassen (zoals rietzwenkgras met diepere beworteling), o teelt van gewassen met een relatief laag vochtgebruik (bijv. snijmaïs) o veel aandacht voor bodemstructuur waardoor minder snel zuurstofstress optreedt en de beworteling en infiltratie (minder afstroming over maaiveld) verbetert. o het verbeteren van het vochtvasthoudend vermogen van de bodem door het verhogen van het organisch stofgehalte. Het doorvoeren van maatregelen op gebiedsniveau kan landbouwkundig en waterhuishoudkundig kosteneffectief zijn, als gebruik wordt gemaakt van een centrale gebiedsregisseur (ten behoeve van de kennisoverdracht en facilitering) en de wil tot samenwerking aanwezig is tussen waterschap en agrarische ondernemer en ondernemers onderling. Deze studie bevat een methode om de opschaling van maatregelen te toetsen op effecten op het regionale grondwater- en het oppervlaktewatersysteem. De effecten zijn afhankelijk van gebiedseigenschappen, het totale areaal aan maatregelen en de uitvoeringsaspecten van de maatregelen. 6.2 Aanbevelingen Het is aan te bevelen door te gaan met het monitoren van de effecten van verschillende maatregelen. Er is nu slechts één of twee groeiseizoenen gemonitord. Hierdoor zijn de jaareffecten erg groot. Met langere meetreeksen (3-5 jaar) kunnen de effecten van maatregelen beter beoordeeld worden. De combinatie van harde met zachte gegevens wordt als waardevol geacht over de toetsing en de kennisoverdracht naar de landbouwsector. Indien de monitoring van Landbouw op Peil een vervolg krijgt, worden de volgende aanbevelingen gedaan: Stel een nieuw monitoringsplan op basis van de monitoringsresultaten van 2012 en 2013 en de huidige ontbrekende gegevens. In het nieuwe plan dient opgenomen te worden welke aanvullende gegevens in het vervolg nodig zijn om de analyse beter uit te kunnen voeren. Het is niet noodzakelijk om bij alle 15 deelnemers de monitoring voort te zetten. Indien de ondernemers als ambassadeurs willen blijven optreden, is van uit bewustwording en educatie de monitoring bij alle bedrijven wel wenselijk. Er zijn betere afspraken en meer sturing nodig over de wijze en het tijdstip van aanlevering van de gegevens. Met name voor de deelnemers is meer begeleiding noodzakelijk. Door meer referentiepercelen te gebruiken kunnen effecten van maatregelen beter met elkaar worden vergeleken. Opbrengstgegevens zijn erg waardevol om het effect van maatregelen inzichtelijk te maken. In het geval van melkveehouderij zal daarom gekeken moeten worden op welke wijze deze opbrengsten beter bijgehouden kunnen worden (weegmogelijkheden, hoogtemetingen etc.). De grondwaterstanden beter te combineren met de metingen van het oppervlaktewaterpeil. Daarnaast moeten in een logboek gegevens van stuwstanden beter worden bijgehouden. 90

96 Het is ook noodzakelijk om kennis en innovaties over bodem, hydrologie en de eisen van de landbouw aan het landgebruik over te brengen aan de agrariërs of agrariërs te prikkelen met de mogelijkheden op hun bedrijf. Veelal is bodemkunde en hydrologie niet het speerpunt binnen een landbouwbedrijf. Alleen door bewustwording bij de agrariërs worden de maatregelen op een grotere schaal geïmplementeerd en overgenomen. Daarbij ontstaat veel synergie door samenwerking tussen de agrariërs onderling. 91

97 BIJLAGE A: MEETMETHODEN VARIABELEN Groep Variabele Meetmethode Frequentie Opmerkingen locatie Opmerking Verantwoordelijke uitvoering meting Vastlegging Verwerking Debiet Pompdebiet Draaiuren pomp uurlijks Pompkarakteristiek van fabrikant, pomp is niet gevoelig voor opvoerhoogte óf opvoerhoogte is constant Beregeningsdebiet Draaiuren pomp uurlijks Beregeningsinstallatie met debietregistratie van fabrikant Waterstand* Grondwaterstand Handmatig wekelijks Midden tussen twee drainagebuizen op twee locaties representatief voor dat perceel. Diver dagelijks Midden tussen twee drainagebuizen op twee locaties representatief voor dat perceel. Oppervlaktewaterstand Peilschaal wekelijks 5-10m bovenstrooms van stuw Filterstelling moet op traject GHG-GLG zitten. Bij een storende laag moet de peilbuis uit twee filters bestaan. Agrariër Datalogger Driemaandelijks uitlezen datalogger en digitaal opsturen naar contactpersoon waterschap Agrariër Datalogger Driemaandelijks uitlezen datalogger en digitaal opsturen naar contactpersoon waterschap Agrariër Spreadsheet Driemaandelijks opsturen naar contactpersoon waterschap Waterschap Datalogger drukopnemer Medewerker waterschappen leest driemaandelijks divers uit Agrariër Spreadsheet Driemaandelijks opsturen naar contactpersoon waterschap 1

98 Groep Variabele Meetmethode Frequentie Opmerkingen locatie Opmerking Verantwoordelijke uitvoering meting Vastlegging Verwerking Diver dagelijks 5-10m bovenstrooms van stuw Plaatsing in buis tegen golfslag of andere tijdelijke verstoringen Waterschap Datalogger diver Medewerker waterschappen leest driemaandelijks divers uit Geïnundeerd oppervlakte Logboek bij inundatie Noteren periode van inundatie Agrariër Spreadsheet Na inundatieperiode opsturen naar contactpersoon waterschap Visueel (foto's) bij inundatie Dagelijkse foto's vanuit verschillende locaties op het geïnundeerde perceel. Noteren locatie foto en kijkrichting van de foto. Stuwstanden* Stuwstand Logboek bij aanpassing stuwstand Stuwputstand (pgd) Logboek bij aanpassing stuwputstand Gewas Grasopbrengst Grasopbrengst bij maaien: 5 à 6 sneden per jaar weegapparatuur silagewagen Bij samengestelde peilgestuurde drainage (pgd) met stuwput Agrariër Digitale foto's met toelichting van locatie en richting Na inundatieperiode opsturen naar contactpersoon waterschap Agrariër Spreadsheet Driemaandelijks opsturen naar contactpersoon waterschap Agrariër Spreadsheet Driemaandelijks opsturen naar contactpersoon waterschap Agrariër doorstroom op hakselaar weegbrug in de buurt Grasopbrengst bij weiden: Agrariër 2

99 Groep Variabele Meetmethode Frequentie Opmerkingen locatie Opmerking Verantwoordelijke uitvoering meting Vastlegging Verwerking handmatig uitmaaien vensters (Irsche methode) minimaal 5 per ha Gewasopbrengst (akkerbouw) Remote sensing (mijnakker.nl) wekelijks (tijdens passage satelliet) Vergelijk met een referentieperceel Agrariër Online naar tussenstation bij agrariër (via mijnakker.nl) Kopie naar hoofdstation bij waterschap (via mijnakker.nl) Gewasontwikkeling (akkerbouw) Bepaling eindopbrengst Logboek, vastleggen ervaringen: op het moment van oogst wekelijks Vergelijk met een referentieperceel Vergelijk met een referentieperceel Agrariër Agrariër Uitvoering teeltplan Gewasopkomst Gewasontwikkeling Vóórkomen ziekten en plagen Bodem Organische stof bodem Opstellen teeltplan, bemestingsplan en organisch stofbalans. Start groeiseizoen Agrariër Uitvoering vastleggen in logboek Gehele groeiseizoen Agrariër 3

100 Groep Variabele Meetmethode Frequentie Opmerkingen locatie Opmerking Verantwoordelijke uitvoering meting Vastlegging Verwerking Bodemmonsters nemen jaarlijks Vergelijk met een referentieperceel 12 monsters per ha en deze samenvoegen tot verzamelmonster. Vanwege de korte monitoringsperiode kan het effect op organische stof niet waarneembaar zijn. Waterschap/agrariër Bodemconditie Logboek, vastleggen ervaringen: wekelijks Vergelijk met een referentieperceel Agrariër te natte omstandigheden draagkracht (vertrapping) water op maaiveld (insluitingen) oppervlakkige afstroming Bodemvocht Bodemvochtsensor (DACOM) dagelijks Op representatieve locaties (2) van het perceel Agrariër Online naar tussenstation bij agrariër (via DACOM) Kopie naar hoofdstation bij waterschap (via DACOM) Remote sensing (mijnakker.nl) wekelijks (passage satelliet) bij onbewolkt weer Opnames van perceel met maatregel en perceel zonder maatregel Agrariër Online naar tussenstation bij agrariër (via mijnakker.nl) Kopie naar hoofdstation bij waterschap (via mijnakker.nl) 4

101 Groep Variabele Meetmethode Frequentie Opmerkingen locatie Opmerking Verantwoordelijke uitvoering meting Vastlegging Verwerking Bedrijfsvoering Ervaring agrariër Interview/vragenlijst jaarlijks Dit is een kwalitatieve indicator over de inpasbaarheid van maatregelen in de bedrijfsvoering en in die zin afwijkend van de andere variabelen. Waterschap Verslag * metingen van water- en stuwstanden t.o.v. NAP 5

102 BIJLAGE B: DAGELIJKSE NEERSLAGGEGEVENS 6

103 7

104 BIJLAGE C: MOGELIJKE METHODIEK REGIONALE EFFECTEN OPSCHALING IN BEELD Regionale uitstraling via het grondwatersysteem in beeld De regionale effecten van een maatregel hangen af van de schaal waarop de maatregel mogelijk wordt toegepast. Dit hangt af van de fysieke geschiktheid om de maatregel uit te voeren maar ook van de behoefte om deze maatregel uit te voeren. Per maatregel kan een kaart worden gemaakt waarop per perceel uit het BRP-bestand staat aangegeven dat er a) behoefte is aan de maatregel en b) het perceel ook geschikt is om de maatregel uit te voeren, door behoefte en geschiktheid te koppelen aan karteerbare kenmerken (kenmerken waarvan ruimtelijke databestanden beschikbaar zijn zoals een Gt-kaart). Zie ook Van Bakel e.a., 2013 ( Als voorbeeld: een perceel kan behoefte hebben aan peilgestuurde drainage doordat het nat is maar de grondsoort maakt dat het perceel fysiek ongeschikt voor uitvoering van deze maatregel. Het omgekeerde kan ook het geval zijn en dan is de maatregel ook niet opportuun. Dus percelen moeten er zowel behoefte aan de maatregel hebben als er geschikt voor zijn. In onderstaande tabel is per maatregel bepaald welke karteerbare kenmerken daarvoor te gebruiken zijn. Tabel: Per maatregel benodigde GIS-bestanden voor het maken van behoefte- en geschiktheidsgeschiktheidskaarten Maatregel GIS-bestand Landgebruik (LGN-6) Bodemeenheid (Bodemkaart) Grondwatertrap (Gt-kaart) Drainagekaart (NHIbestand) Maaiveldshoogte (AHN) Wateraanvoer (Tauwbestand) Geohydrologische opbouw (Hydrotypenkaart) Conventionele drainage x x x x Peilgestuurde drainage zonder aanvoer Peilgestuurde drainage met subinfiltratie Vervanging conventionele drainage door peilgestuurde drainage Beregening met eigen grondwater x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x 8

105 Beregening uit oppervlaktewater Plaatsen landbouwkundige waterconserveringsstuwen x x x x x x x x Vervolgens moeten per GIS-bestand selectiecriteria worden opgesteld waaraan moet worden voldoen. Bijv. droge gt s (GT VI en droger) hebben geen behoefte aan drainage. Dit is binnen het kader van dit project niet uitvoerbaar. Regionale uitstraling gekoppeld aan hydrotypen Nadat de kaart van de potentiele omvang van maatregelen is gemaakt kan globaal worden ingeschat hoe de regionale uitstraling is indien de betreffende hydrologische eigenschappen bekend zijn De hydrologische eigenschappen van een gebied worden voor een belangrijk deel bepaald door de geohydrologische opbouw. Daarvoor is de hydrotypenkaart een geschikte ingang. Zie onderstaande kaart, bijbehorende tabel en schematische weergave. Figuur: De vereenvoudigde hydrotypenkaart (Bron: Alterra) 9

106 De profieltypen zijn als volgt te omschrijven: a Ondiep grondwatersysteem, hellend gebied b Diep grondwatersysteem c Diep grondwatersysteem afgedekt met slecht doorlatende deklaag d Hollandprofiel in deklaag e Twee watervoerende pakketten gescheiden door een ondiepe slecht doorlatende laag f Dikke slecht doorlatende laag, veelal gedraineerd Binnen elk hydrotype is er altijd de nodige variatie in reliëf, landgebruik, bodemeenheid, kwel en infiltratiegebieden, grondwatertrap en aanvoermogelijkheid waarmee in dit stadium alleen globaal rekening kan worden gehouden. 10

107 11

108 12

Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw

Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw hydrologische en gewasopbrengst-berekeningen 30 september 2011 Aequator Groen & Ruimte bv Klimaatverandering Vergelijk weerjaren 2001-2010 met 2046-2055

Nadere informatie

Limburg Waterproof Klimaat, water en landbouw

Limburg Waterproof Klimaat, water en landbouw Limburg Waterproof Klimaat, water en landbouw Provincie Limburg Maastricht, 14 september 216 Joris Schaap, Profiel 214 heden Zelfstandig hydroloog en bodemkundige 28-214 Adviseur water in het landelijk

Nadere informatie

Bodem en Water, de basis

Bodem en Water, de basis Bodem en Water, de basis Mogelijkheden voor verbeteringen 5 febr 2018 Aequator Groen & Ruimte bv Het jaar 2017 April tot 30 juni April tot sept Aequator Groen & Ruimte bv 2 Jaar 2017 2017 Zomer warmer

Nadere informatie

Kansrijke maatregelen

Kansrijke maatregelen Kansrijke maatregelen Fase 1: Landbouw op Peil 5 juli 2011 Everhard van Essen Aequator Groen & Ruimte bv Ingrijpen in: Optimalisatie van water in landbouwgebieden: 1. Afwatering (slootprofiel, verhang,

Nadere informatie

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum Aequator Groen & Ruimte bv Opzet presentatie Wat is het belang van een goede waterhuishouding? Wat is een optimale

Nadere informatie

Grondwaterstanden juni 2016

Grondwaterstanden juni 2016 Grondwaterstanden juni 2016 Kennisvraag: In beeld brengen van de grondwatersituatie zoals die buiten geweest is. Antwoord: op vrijwel alle meetlocaties waar analyse mogelijk was komt de maximale waterstand

Nadere informatie

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen Doel pilot GGOR: Gewogen Grondwater- en Oppervlaktewater Regime Verbetering waterhuishouding voor zowel landbouw als natuur Betere stuurbaarheid waterpeil in Buulder Aa Natuurlijker peilverloop (winter

Nadere informatie

Peilgestuurde drainage

Peilgestuurde drainage Peilgestuurde drainage Water: de onmisbare productiefactor Met nieuwe drainagetechnieken krijgen agrariërs en tuinders, net als met stuwtjes in sloten, meer mogelijkheden om regenwater vast te houden.

Nadere informatie

Extreme droogte 2018 Vechtstromen snakt (nog steeds) naar water

Extreme droogte 2018 Vechtstromen snakt (nog steeds) naar water Extreme droogte 2018 Vechtstromen snakt (nog steeds) naar water NHI in relatie tot de droogte van 2018 Hans Gels Inhoudsopgave Beheergebied Vechtstromen Watersysteem en - aanvoer Situatie afgelopen zomer

Nadere informatie

Onderzoeksresultaten peilgestuurde drainage, stroomgebied Hupselse Beek

Onderzoeksresultaten peilgestuurde drainage, stroomgebied Hupselse Beek Onderzoeksresultaten peilgestuurde drainage, stroomgebied Hupselse Beek Laurens Gerner Annemarie Kramer Marga Limbeek Bob van IJzendoorn Hans Peter Broers Wybe Borren Joachim Rozemeijer Ate Visser 14 oktober

Nadere informatie

Watertekort en wateroverschot op hetzelfde bedrijf

Watertekort en wateroverschot op hetzelfde bedrijf Watertekort en wateroverschot op hetzelfde bedrijf Hoe een graszodenbedrijf met een te droog deel en een te nat deel zijn problemen oplost Foto Waterschap Limburg Korte introductie Leon Steenbergen heeft

Nadere informatie

landbouw op peil Optimalisatie en water Praktische tips voor omgang met bodem en water in de agrarische bedrijfsvoering

landbouw op peil Optimalisatie en water Praktische tips voor omgang met bodem en water in de agrarische bedrijfsvoering landbouw op peil Optimalisatie bodem en water Praktische tips voor omgang met bodem en water in de agrarische landbouw op peil Optimalisatie bodem en water Praktische tips voor omgang met bodem en water

Nadere informatie

Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei

Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei 8-2-2017 Vergelijking van het Nieuw Limburgs Peil met het Waterbeheerplan van waterschap Peel en Maasvallei Inleiding Het Limburgse waterschap Peel en Maasvallei (P&M) heeft in 2010 het Nieuw Limburgs

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011 Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden Juni 2011 Achtergrond van de lagen benadering De oorsprong van de lagenbenadering moet gezocht worden in de negentiende eeuw,

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Notitie Contactpersoon ir. J.M. (Martin) Bloemendal Datum 7 april 2010 Kenmerk N001-4706565BLL-mya-V02-NL Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Tauw

Nadere informatie

Figuur 2 ontwateringsituatie

Figuur 2 ontwateringsituatie Bijlage Achtergrondrapportage beleidsregel toepassen drainage in keurbeschermings- en attentiegebieden Achtergrond van de lagen benadering De oorsprong van de lagenbenadering moet gezocht worden in de

Nadere informatie

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem Memo DM 1013497 Aan: Marktpartijen uitwerking plannen het Burgje, gemeente Bunnik Van: Beke Romp, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Datum: 13 januari 2016 Onderwerp: Notitie gebiedskenmerken (waterthema

Nadere informatie

Stellingen Sturen op basisafvoer. water verbindt

Stellingen Sturen op basisafvoer. water verbindt Stellingen Sturen op basisafvoer Stelling 1: Voor ons watersysteem EN de daarin gepositioneerde grondgebruiksfuncties is DROOGTE een veel groter probleem dan WATEROVERLAST Argumenten stelling 1 Areaal

Nadere informatie

Peilgestuurde Drainage

Peilgestuurde Drainage Een innovatieve manier van wateropslag Peilgestuurde Drainage Korte introductie Drainage wordt al lange tijd gebruikt voor ontwatering. Recente ontwikkelingen in deze techniek maken het mogelijk om drainagesystemen

Nadere informatie

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018 Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018 In gesprek over het water(peil) in De Haak, Zegveld en alternatieven voor het toekomstig waterpeil Programma Welkom

Nadere informatie

Voorbeeld kaartvervaardiging: kreekruginfiltratie De volgende 5 factoren zijn gebruikt voor het bepalen van de geschiktheid voor kreekruginfiltratie:

Voorbeeld kaartvervaardiging: kreekruginfiltratie De volgende 5 factoren zijn gebruikt voor het bepalen van de geschiktheid voor kreekruginfiltratie: Verkennen van grootschalige potentie van kleinschalige maatregelen Binnen Kennis voor Klimaat worden kleinschalige maatregelen ontwikkeld om de zoetwatervoorziening te verbeteren. In deze studie worden

Nadere informatie

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN Bijlage 2 bij de toelichting BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN i BODEMONDERZOEK GROEILOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN In opdracht van: Tuinbouw Ontikkelings Maatschappij

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

Herinrichting Aaltense Goor - Zwarte Veen

Herinrichting Aaltense Goor - Zwarte Veen Herinrichting Aaltense Goor - Zwarte Veen PRESENTATIES Werksessie Landbouw 13 Maart 2012 Beste lezer, In dit document vindt u op navolgende pagina s de sheets van de volgende presentaties: 1. Presentatie

Nadere informatie

5. Verdamping 1 91/ dag Maand Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec

5. Verdamping 1 91/ dag Maand Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec 5. Verdamping Voor de verdamping in het stroomgebied de Goorloop is de gemiddelde referentiegewasverdamping van het KNMI weerstation in Eindhoven gebruikt. Dit station is het dichtstbij gelegen KNMI station

Nadere informatie

Memo. 1 Inleiding. 2 Eindprotocol

Memo. 1 Inleiding. 2 Eindprotocol Memo Aan Projectgroep dynamisch peilbeheer Zegveld Datum Van Wiebe Borren Aantal pagina's 26 Doorkiesnummer +31 (0)88 33 57 789 E-mail wiebe.borren @deltares.nl Onderwerp Modelresultaten eindprotocol 1

Nadere informatie

RISICOSIGNALERING Droogte

RISICOSIGNALERING Droogte RISICOSIGNALERING Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut IEIDING heeft invloed op de groei van planten en gewassen, op de grondwaterstanden en daarmee indirect op bijvoorbeeld energiebedrijven

Nadere informatie

Presentatie tekst Velddag. Verdrogingsbestrijding Groote Peel. Peilopzet in combinatie met peilgesturde drainage

Presentatie tekst Velddag. Verdrogingsbestrijding Groote Peel. Peilopzet in combinatie met peilgesturde drainage Presentatie 20-06 - 2007 1 tekst Velddag Verdrogingsbestrijding Groote Peel Peilopzet in combinatie met peilgesturde drainage Programma 2 Welkomstwoord door DB-lid Peter van Dijk Presentatie film Peilgestuurde

Nadere informatie

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond Grondwater bestaat uit regenwater en oppervlaktewater dat in de bodem is weg gezakt en kwelwater dat onder druk uit lager

Nadere informatie

Naar een klimaatbestendige bodem

Naar een klimaatbestendige bodem Naar een klimaatbestendige bodem Jeroen Willemse Delphy BV Water op het land 1 Sporen van mest uitrijden Sporen van grond klaarmaken 2 Sporen van het poten Banen in het land 3 Extreme regenval in het voorjaar

Nadere informatie

Waterwijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus november 2016

Waterwijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus november 2016 Waterwijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus november 2016 Waterwijzer Landbouw Waarom en wat is Waterwijzer Landbouw? Wat kan je straks met Waterwijzer Landbouw?

Nadere informatie

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 26 april 2011 Nummer 2011-03 Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

Nadere informatie

Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl

Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl 6 augustus 2018 Dit is een voorlopige versie. De methode kan nog verbeterd en de droogte van 2018 is nog niet ten einde. Commentaar

Nadere informatie

Watermanagement in een veranderend klimaat

Watermanagement in een veranderend klimaat Watermanagement in een veranderend klimaat Het Twentse waterschap Regge en Dinkel zoekt naar een oplossing om het door de klimaatverandering verwachte extra regenwater zonder overlast te verwerken. Naar

Nadere informatie

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas reg.nr. 17.87199 17.100697 Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas 1. Hydrologie 1.1 Hydrologische voorwaarden voor Schoenetum : zomergrondwaterstanden die niet verder

Nadere informatie

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen Sinds eind december worden de grondwaterpeilen geregistreerd in 22 peilputten in de Zwinomgeving. Door het continu opvolgen van de schommelingen

Nadere informatie

WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee?

WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack namens consortium 26 juni 2014 www.waterwijzer.nl WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Wat is het? Waarom actualisatie

Nadere informatie

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt Waarom aan de slag in de Agniesebuurt? Oude stadswijken zoals de Agniesebuurt, die dichtbebouwd zijn met veel verharding en weinig open water en groen, zijn kwetsbaar

Nadere informatie

Beter systeem voor bepalen waterschade

Beter systeem voor bepalen waterschade Beter systeem voor bepalen waterschade Mirjam Hack-ten Broeke (Alterra Wageningen UR), Ruud Bartholomeus (KWR Watercycle Research Institute), Joop Kroes (Alterra Wageningen UR), Jos van Dam (Wageningen

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Nat schraalland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 Nat is zeer laagproductief hooiland op natte, onbemeste, basenrijke veen- en zandgrond dat gewoonlijk een keer per jaar worden gemaaid in de nazomer.

Nadere informatie

Taken: Voldoende water, Veilig gebied, Gezond en natuurlijk water.

Taken: Voldoende water, Veilig gebied, Gezond en natuurlijk water. Watersysteembeheer: (presentatie Anita 15 januari) Taken: Voldoende water, Veilig gebied, Gezond en natuurlijk water. Voldoende water: Stuwen, gemalen en waterinlaat, toegankelijkheid gebied d.m.v. waterlopen.

Nadere informatie

Peilgestuurde Drainage Agrarisch waterbeheer 24 juni 2015

Peilgestuurde Drainage Agrarisch waterbeheer 24 juni 2015 Peilgestuurde Drainage Agrarisch waterbeheer 24 juni 2015 Doelstelling Water vertraagd afvoeren d.m.v peilgestuurde drainage - Minder verdroging percelen + aanvullen grondwater - Minder overstromingen

Nadere informatie

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016

Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water. Nora Koppert en Henk Kolkman Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Notitie / Memo Aan: Nora Koppert en Henk Kolkman Van: Jasper Jansen Datum: 23 december 2016 Kopie: Carola Hesp Ons kenmerk: WATBE9859N001D0.1 Classificatie: Projectgerelateerd HaskoningDHV Nederland B.V.

Nadere informatie

Dienst Landbouw Voorlichting (teruggaand tot voor 1900) Aequator Groen & Ruimte bv 3

Dienst Landbouw Voorlichting (teruggaand tot voor 1900) Aequator Groen & Ruimte bv 3 Groenbemesters, goed voor grond, boer en waterbeheerder Bodemverdichting Everhard van Essen Aequator Groen & Ruimte bv Even voorstellen Aequator Groen & Ruimte bv 2 1 Waar komen we vandaan? Dienst Landbouw

Nadere informatie

Waterwijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus, namens consortium 29 juni 2017

Waterwijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus, namens consortium 29 juni 2017 Waterwijzer Landbouw Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus, namens consortium 29 juni 2017 Waterwijzer Landbouw: een klimaatrobuust instrument voor het bepalen van effecten van veranderend waterbeheer op landbouwopbrengsten

Nadere informatie

Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford

Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford april 2007 Waterbalansen Quarles van Ufford Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford April

Nadere informatie

Precisiewatermanagement

Precisiewatermanagement Precisiewatermanagement Waar staan we en welke stappen moeten nog genomen worden? 8 maart 2018, Idse Hoving, Karel van Houwelingen, Frank Lenssinck en Erik Jansen Watermanagement veenweide Compromis vinden

Nadere informatie

Waterbeheer en landbouw

Waterbeheer en landbouw Waterbeheer en landbouw Melkveehouderij in veenweidegebieden Bram de Vos (Alterra) Idse Hoving (Animal Sciences Group) Jan van Bakel (Alterra) Inhoud 1. Probleem 2. Waterpas model 3. Peilverhoging polder

Nadere informatie

Vernatten en akkerbouw? Olga Clevering (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving) Bram de Vos en Francisca Sival (Alterra)

Vernatten en akkerbouw? Olga Clevering (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving) Bram de Vos en Francisca Sival (Alterra) Vernatten en akkerbouw? Olga Clevering (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving) Bram de Vos en Francisca Sival (Alterra) Inhoud Vormen van vernatten Modelberekeningen Veldexperimenten Conclusies en discussie

Nadere informatie

Door het Dagelijks Bestuur van Waterschap Aa en Maas vastgesteld op 10 juni 2014

Door het Dagelijks Bestuur van Waterschap Aa en Maas vastgesteld op 10 juni 2014 Bedrijfswaterplan Door het Dagelijks Bestuur van Waterschap Aa en Maas vastgesteld op 10 juni 2014 Bedrijfsgegevens Gegevens van het bedrijf Naam bedrijf : Naam en voorletter(s) : Adres : Postcode en woonplaats

Nadere informatie

5/26/2008. Blokkeren maaiveldafvoer. Uitmijnen: P in grondwater. Maaiveldhoogte grasperceel a. Voorspelling oppervlakkige afvoer.

5/26/2008. Blokkeren maaiveldafvoer. Uitmijnen: P in grondwater. Maaiveldhoogte grasperceel a. Voorspelling oppervlakkige afvoer. 5/6/8 Inhoud Fosfaat, watkunnenwe eraandoen? Fosfaatpilot Noord- en Midden Limburg Gert-Jan Noij, René Schils, Antonie van den Toorn, Olga Clevering en Jan van Bakel Vooronderzoek Uitmijnen, voorlopige

Nadere informatie

Productiviteit en water

Productiviteit en water Productiviteit en water Is de ambitie van 20% meer productie in 2020 haalbaar? 29 november 2014, Idse Hoving Programma Inleiding Ambities UDV op het gebied van water Gewasgroei Water als productiefactor

Nadere informatie

Kennisdocument bodembeheer

Kennisdocument bodembeheer Kennis en tips uit de bodembijeenkomsten Kennisdocument bodembeheer In september 2015 startte het project Vruchtbare Kringloop Overijssel. Samen werken wij aan een vruchtbare bodem en een efficiënte benutting

Nadere informatie

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve Inleiding Dit document is opgesteld als vervolg en update van de analyse van de waterhuishouding, opgesteld in januari 2008. Toen is geconstateerd dat de

Nadere informatie

Beverdam in de Scheide

Beverdam in de Scheide Beverdam in de Scheide Aanleiding Sinds enkele jaren heeft zich een bever gevestigd in de overstortvijver bij de watergang Scheide in de gemeente Venray. Het dier heeft meerdere oeverholen langs de vijver

Nadere informatie

Meten in de bovenste meter grondwater: rekening houden met neerslag

Meten in de bovenste meter grondwater: rekening houden met neerslag LMM e-nieuws 8 Oktober 2008 Heruitgave december 2017 Inhoud Inleiding Meten in de bovenste meter grondwater: rekening houden met neerslag Monitoring van effecten is meer dan het meten van mestgift en nitraatconcentraties

Nadere informatie

Naar waarheid ingevuld Enkel vereist indien het bedrijfswaterplan wordt meegestuurd bij een papieren melding of vergunningaanvraag.

Naar waarheid ingevuld Enkel vereist indien het bedrijfswaterplan wordt meegestuurd bij een papieren melding of vergunningaanvraag. Zaaknr. : Kenmerk : Barcode : Model bedrijfswaterplan Waterschap Brabantse Delta Behoort bij besluit nr. 14IT014912 d.d. 17 juni 2014 Het dagelijks bestuur mij bekend, de dijkgraaf Bedrijfsgegevens Gegevens

Nadere informatie

HUISSENSCHE WAARDEN AANVULLENDE GRONDWATERBEREKENING

HUISSENSCHE WAARDEN AANVULLENDE GRONDWATERBEREKENING HUISSENSCHE WAARDEN AANVULLENDE GRONDWATERBEREKENING BASAL TOESLAGSTOFFEN BV 12 december 2013 077461453:0.1 - Definitief C01012.100037.0120 Inhoud 1 Inleiding... 4 2 Rivierwaterstanden... 5 2.1 Rivierwaterstanden

Nadere informatie

PUBLIEKSVRIENDELIJKE SAMENVATTING INZICHT IN BODEM EN WATER LANGBROEKERWETERING

PUBLIEKSVRIENDELIJKE SAMENVATTING INZICHT IN BODEM EN WATER LANGBROEKERWETERING PUBLIEKSVRIENDELIJKE SAMENVATTING INZICHT IN BODEM EN WATER LANGBROEKERWETERING DATUM: 7 JUNI 2018 Inleiding Voorliggende samenvatting gaat over de uitkomsten van de bedrijvenproef naar de werking van

Nadere informatie

Waterconservering door peilgestuurde drainage in Zeeland

Waterconservering door peilgestuurde drainage in Zeeland Waterconservering door peilgestuurde drainage in Zeeland Met peilgestuurde drainage kunnen agrariërs zelf het ideale ontwateringsniveau van de buisdrainage regelen. Dat is voor hen guns=g, want daarmee

Nadere informatie

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek Notitie Contactpersoon Wietske Terpstra Datum 2 februari 2006 Kenmerk N001-4425137TER-pla-V01-NL 1.1 Bodemopbouw De regionale bodemopbouw is afgeleid uit de Grondwaterkaart van Nederland 1 en boorgegevens

Nadere informatie

Droogtebericht. Waterbeheerders spelen in op actuele situatie. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW)

Droogtebericht. Waterbeheerders spelen in op actuele situatie. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 9 mei 2011 Nummer 2011-05 Waterbeheerders spelen in op actuele situatie Ook in de afgelopen week is

Nadere informatie

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten Achtergrondartikel grondwatermeetnetten Wat is grondwater Grondwater is water dat zich in de ondergrond bevindt in de ruimte tussen vaste deeltjes, zoals zandkorrels. Indien deze poriën geheel met water

Nadere informatie

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda TNO Kennis voor zaken : Oplossing of overlast? Kunnen we zomaar een polder onder water zetten? Deze vraag stelden zich waterbeheerders, agrariërs en bewoners in de Middelburg-Tempelpolder. De aanleg van

Nadere informatie

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N001-4524746BTM-V01 06-12-2007 14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw 06-12-2007 Notitie Concept Contactpersoon Maaike Bevaart Datum 6 december 2007 Geohydrologie Zuidbuurt Eemnes 1 Inleiding Ter voorbereiding op de ontwikkeling van

Nadere informatie

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 2 mei 2011 Nummer 2011-04 Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Afgelopen

Nadere informatie

Droogte Lonneke Schilte en Elbert Schrama

Droogte Lonneke Schilte en Elbert Schrama Droogte 2018 Lonneke Schilte en Elbert Schrama 2018: heet en droog! Neerslagtekort Neerslagtekort 2018 Grondwaterstanden Grondwaterstanden Oppervlaktewaterstanden augustus 2018 Droogval waterlopen Grondwaterstand

Nadere informatie

Projectnummer: C01012.100139.0400/LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: 078572453:0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Projectnummer: C01012.100139.0400/LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: 078572453:0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd) MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Beaulieustraat 22 Postbus 264 6800 AG Arnhem Tel 026 3778 911 Fax 026 4457 549 www.arcadis.nl Onderwerp: Beknopte watersysteemanalyse de Knoop, Doetinchem Arnhem, 29 juli 2015

Nadere informatie

Werking Buffersysteem Siberië fase 1 en 2 in 2015

Werking Buffersysteem Siberië fase 1 en 2 in 2015 Werking Buffersysteem Siberië fase 1 en 2 in 2015 Aanleiding Wayland B.V., de eigenaar van een deel van de waterlopen in Siberië, heeft op 16 januari 2015 gemeld dat de waterpeilen in de waterlopen van

Nadere informatie

LMM e-nieuws 9. Inhoud. Modelleren van grondwateraanvulling. Neerslag vult vanaf de herfst het grondwater aan

LMM e-nieuws 9. Inhoud. Modelleren van grondwateraanvulling. Neerslag vult vanaf de herfst het grondwater aan LMM e-nieuws 9 Juli 2009 Heruitgave november 2017 Inhoud Modelleren van grondwateraanvulling - Astrid Vrijhoef, RIVM Greppelwaterbemonstering in de veenregio - Arno Hooijboer, RIVM Ook de Engelsen meten

Nadere informatie

Nieuwsbrief Samengestelde drainage

Nieuwsbrief Samengestelde drainage Nieuwsbrief Samengestelde drainage Samengestelde peilgestuurde drainage staat op dit moment erg in de belangstelling. Naast voordelen voor telers, zoals het zelf op perceelsniveau kunnen regelen van het

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)

Nadere informatie

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd. partner in bouwputadvies en grondwatertechniek 1/5 Project : HT140056 Park Waterrijk Hekelingen Datum : 1 September 2014 Betreft : Nota waterhuishouding Opsteller : M. (Marco) Zieverink, MSc Documentstatus

Nadere informatie

BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN

BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN i BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN-EIND RESULTATEN VELDWERK EN INFILTRATIEBEREKENINGEN Uitgebracht aan:

Nadere informatie

Bijlage 1: Kaart locatie inrichtingsmaatregelen buiten het natuurgebied

Bijlage 1: Kaart locatie inrichtingsmaatregelen buiten het natuurgebied Bijlage 1: Kaart locatie inrichtingsmaatregelen buiten het natuurgebied Bijlage 2. Kaart hydrologische effecten Met een hydrolgisch model zijn de effecten van de waterhuishoudkundige maatregelen uit het

Nadere informatie

Vergroening en verduurzamen landbouw

Vergroening en verduurzamen landbouw Duurzame landbouw Gezond voedsel - Vitaal platteland Vergroening en verduurzamen landbouw Wim Dijkman Dronten, 2-12 2014 1 Agenda Groen Ondernemen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid Maatregelen POP en water

Nadere informatie

Notitie HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning Onderwerp: Ontwerpnotitie De Run 1. Doelstelling 2. Informatiebehoefte

Notitie HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning Onderwerp: Ontwerpnotitie De Run 1. Doelstelling 2. Informatiebehoefte Notitie HaskoningDHV Nederland B.V. Transport & Planning Aan: Waterschap De Dommel Van: Onno de Vrind en David Salwegter (Royal HaskoningDHV) Datum: 26 november 2018 Kopie: - Ons kenmerk: BD5471_T&P_NT_1811270852

Nadere informatie

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010 Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond 1 januari 2010 Welkom Inleiding doel van de avond Terugkoppelen resultaten Voorstel maatregelen Bespreken resultaten en maatregelen Sluiting (rond 22.00 uur)

Nadere informatie

MVO-award. Voorwaarden. De beoordeling van inzendingen. De juryleden van de MVO-award:

MVO-award. Voorwaarden. De beoordeling van inzendingen. De juryleden van de MVO-award: MVO-award De NWB Bank reikt vanaf 2013 jaarlijks de MVO-award uit. Hiermee wil de bank het ontwikkelen van maatschappelijk verantwoorde projecten bij haar klanten stimuleren. De award van 2013 bestaat

Nadere informatie

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe PROJECTPLAN WATERWET Datum 14 december 2015 Projectnummer P205508 Onderwerp Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe besluit het

Nadere informatie

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 2 mei 2011 Nummer 2011-04 Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Afgelopen

Nadere informatie

2. KORTE TOELICHTING EERDERE ONDERZOEKEN

2. KORTE TOELICHTING EERDERE ONDERZOEKEN leeswijzer In deze onderbouwing wordt achtereen volgens ingegaan op: - een beknopt overzicht van uitgevoerde waterhuishoudkundige onderzoeken en de wijze waarop rekening is gehouden met de natuurgebieden;

Nadere informatie

Kennisvraag: wat waren de herhalingstijden van de neerslag-, afvoer- en grondwatersituatie? In beeld brengen situatie zoals die buiten geweest is.

Kennisvraag: wat waren de herhalingstijden van de neerslag-, afvoer- en grondwatersituatie? In beeld brengen situatie zoals die buiten geweest is. Herhalingstijden Kennisvraag: wat waren de herhalingstijden van de neerslag-, afvoer- en grondwatersituatie? In beeld brengen situatie zoals die buiten geweest is. Antwoord: de herhalingstijden die berekend

Nadere informatie

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer Bodem & Klimaat Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer Jaartemperaturen en warmterecords in De Bilt sinds het begin van de metingen in 1706 Klimaatverandering KNMI scenarios Zomerse dagen Co de Naam

Nadere informatie

Memo. nummer JvRmemowateradvieswaterschap datum 17 september 2013 aan Roel van Ark Rudo Cleveringa

Memo. nummer JvRmemowateradvieswaterschap datum 17 september 2013 aan Roel van Ark Rudo Cleveringa Memo nummer 130917 233524JvRmemowateradvieswaterschap datum 17 september 2013 aan Roel van Ark Rudo Cleveringa Teunesen zand en grint bv Landschappartners van Jan van Roestel Oranjewoud kopie project Koningsven

Nadere informatie

V$bii. Morra park. Voorlopige resultaten grond- en oppervlaktewater meetnet. M.P.T. Arts en R. Dijksma. RAPPORT 65 November 1995

V$bii. Morra park. Voorlopige resultaten grond- en oppervlaktewater meetnet. M.P.T. Arts en R. Dijksma. RAPPORT 65 November 1995 Morra park Voorlopige resultaten grond- en oppervlaktewater meetnet M.P.T. Arts en R. Dijksma RAPPORT 65 November 1995 Vakgroep Waterhuishouding Nieuwe Kanaal 11, 6709 PA Wageningen ISSN 0926-230X V$bii

Nadere informatie

25-3-2015. Sturen op Nutriënten. Sturen op Nutriënten. Doel. Sturen met Water. Sturen op Nutriënten. Waar kijken we naar. Bijeenkomst 19 februari 2015

25-3-2015. Sturen op Nutriënten. Sturen op Nutriënten. Doel. Sturen met Water. Sturen op Nutriënten. Waar kijken we naar. Bijeenkomst 19 februari 2015 Bijeenkomst 19 februari 2015 Jouke Velstra (Acacia Water) 4 Sturen met Water De basisgedachte is dat per perceel de grondwaterstand actief wordt geregeld. Onderwater drainage (OWD) geeft een directe relatie

Nadere informatie

Ervaringen met voederbieten

Ervaringen met voederbieten 172 e themadag NVWV t Beste bouwplan Ervaringen met voederbieten Erik Smale Groot Steinfort Introductie Tuesday 18 October 2016 Dare to Dairy Environment & Biodiversity Iets over mijzelf Groot Steinfort

Nadere informatie

Waterbeheer. Semester 3 periode 1, minor water. Docent: E. Jonker. Datum: Gemaakt door: Lútsen Bonekamp. Johannes Woudsma.

Waterbeheer. Semester 3 periode 1, minor water. Docent: E. Jonker. Datum: Gemaakt door: Lútsen Bonekamp. Johannes Woudsma. Waterbeheer Semester 3 periode 1, minor water Docent: E. Jonker Datum: 4-11-12 Gemaakt door: Lútsen Bonekamp Johannes Woudsma Liekele Dijkstra Inhoudsopgave Inhoudsopgave 2 1.Inleiding 3 2.Afwatering 4

Nadere informatie

Nadere informatie. Weersverwachting

Nadere informatie. Weersverwachting Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 16 mei 2011 Nummer 2011-06 Droogtesituatie verandert weinig, ondanks regen De wateraanvoer van de Rijn

Nadere informatie

Onderzoek naar gewassenschade in het landbouwgebied grenzend aan het Veerse Meer Opname 2006 (1).

Onderzoek naar gewassenschade in het landbouwgebied grenzend aan het Veerse Meer Opname 2006 (1). Onderzoek naar gewassenschade in het landbouwgebied grenzend aan het Veerse Meer Opname 2006 (1). G. Pleijter Opdrachtgever: Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en water, Postbus 165, 4330 AD Middelburg

Nadere informatie

De organische stof balans: nuttig instrument voor bouw- èn grasland. NMI, Marjoleine Hanegraaf. Opstellen van een balans. Principe van een OS- balans

De organische stof balans: nuttig instrument voor bouw- èn grasland. NMI, Marjoleine Hanegraaf. Opstellen van een balans. Principe van een OS- balans De organische stof balans: nuttig instrument voor bouw- èn grasland. NMI, Marjoleine Hanegraaf Principe van een OS- balans Het doel van een OS-balans is handhaven van het organische stofgehalte. Aanvoerbronnen

Nadere informatie

Effecten van peilgestuurde drainage op natuur

Effecten van peilgestuurde drainage op natuur Effecten van peilgestuurde drainage op natuur Marijn Kuijper (Deltares), Joachim Rozemeijer (Deltares), Marieke van Gerven (Staatsbosbeheer), Corine Geujen (Vereniging Natuurmonumenten) De aanleg van peilgestuurde

Nadere informatie

Voortgangsbericht De Bruuk juli 2016

Voortgangsbericht De Bruuk juli 2016 Voortgangsbericht De Bruuk juli 2016 Op 4 juli organiseerde de provincie Gelderland in De Sleutel in Breedeweg een inloopavond over de ontwikkelingen in De Bruuk. Vanuit het bewonerscollectief kregen wij

Nadere informatie

Pilots zoetwatervoorziening: van concept naar uitvoering

Pilots zoetwatervoorziening: van concept naar uitvoering Pilots zoetwatervoorziening: van concept naar uitvoering Ervaringen uit de projecten GO-FRESH en Waterhouderij Programma: 1. Presentatie Walter Jonkers (provincie Zeeland) 2. Filmpjes uit het veld: proeven

Nadere informatie

Natuurbegraafplaats Fryslan-west

Natuurbegraafplaats Fryslan-west Natuurbegraafplaats Fryslan-west advies (geo-)hydrologie Definitief Vollmer & Partners Arnhemseweg 6 3817 CH AMERSFOORT Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 3 maart 2016 Verantwoording Titel : Natuurbegraafplaats

Nadere informatie

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen

Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen Toepassing van onderwaterdrains in stad en land: mogelijkheden en kansen Workshop 1.4 Kennisconferentie Deltaprogramma Jan van den Akker Alterra / Wageningen UR janjh.vandenakker@wur.nl Bodemdaling Component

Nadere informatie

WaterWijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus namens consortium 1 oktober

WaterWijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus namens consortium 1 oktober WaterWijzer Landbouw Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus namens consortium 1 oktober 2015 www.waterwijzer.nl WaterWijzer Landbouw: wat is het? WaterWijzer Landbouw (voorheen actualisatie schadefuncties landbouw

Nadere informatie