Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Interne Marktraad Nr. 84 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 30 mei 1996 Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij aan te bieden het verslag van de Interne Markt d.d. 28 mei De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, M. Patijn 6K1725 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1996 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 84 1

2 Verslag Interne Markt Raad d.d. 28 mei jl. Algemeen Aan het begin van de Interne Markt Raad, die werd voorgezeten door de Italiaanse Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, Giorgio Bogi, plaatste de Britse delegatieleider, Minister Freeman, i.v.m. de BSE-crisis een algemeen politiek voorbehoud bij alle agendapunten waarop besluitvorming met unanimiteit diende plaats te vinden. Daardoor en door Zweedse en Finse voorbehouden vanwege het ontbreken van teksten in hun talen, kon een aantal A-punten niet worden aanvaard. Vanwege het Britse voorbehoud konden ook de Raadsresoluties inzake administratieve samenwerking (punt 1) en vereenvoudiging van regelgeving (punt 3), alsmede de Raadsconclusies inzake de harmonisatie van jaarrekeningen (punt 11), niet worden aanvaard. Het ligt in de bedoeling van het Voorzitterschap dat de resoluties, na intrekking van het Britse politieke voorbehoud, alsnog in een later stadium op Raadsniveau worden aanvaard. 1. Administratieve samenwerking In zijn toelichting zette Commissaris Monti uiteen dat het doel van een betere administratieve samenwerking is het sneller oplossen van problemen m.b.t. de tenuitvoerlegging van de regelgeving inzake de Interne Markt. De voorliggende resolutie zou een belangrijk signaal afgeven. Op Duits verzoek werd een verklaring van de Raad en de Commissie opgenomen die beoogt de vertrouwelijkheid te waarborgen van gegevens die in het kader van de administratieve samenwerking worden uitgewisseld. Het VK tekende een algemeen politiek voorbehoud aan, waardoor de resolutie (unanimiteit vereist) niet kon worden aangenomen. 2. Voorrang voor de burgers Commissaris Monti deed verslag van de stand van zaken m.b.t. de voorlichtingscampagne «Voorrang voor de burgers», die in november dit jaar van start moet gaan. Hij benadrukte dat de begrippen complementariteit en overleg centraal zullen staan. Overlapping met bestaande nationale activiteiten dient te worden vermeden en de voorlichtingscampagne dient d.m.v. een dialoog met de Lid-Staten te worden afgestemd met lokale informatiekanalen. De Deense minister, mw. Jakobsen, achtte het van belang dat d.m.v. de voorlichtingscampagne belangrijke informatie over EU-regelgeving bij de burgers doorkomt en dat de klachtenprocedures voor de burger worden verbeterd. 3. Vereenvoudiging van regelgeving Commissaris Monti gaf een toelichting op het initiatief inzake «Simpler Legislation for the Internal Market» (SLIM), waarbij in het kader van een «pilot-project» op een viertal terreinen (Intrastat, bouwmaterialen, siergewassen en erkenning van diploma s) onderzoek zal worden gedaan naar de mogelijkheden voor vereenvoudiging van regelgeving. Hij rechtvaardigde de keuze van de te onderzoeken sectoren en de samenstelling van de SLIM-teams. De Commissie zal aan de Interne Markt Raad in november a.s. een verslag voorleggen. Voorts sprak Commissaris Monti de hoop uit dat de ontwerp-resolutie die het Commissieinitiatiefondersteunt, zou worden aanvaard. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 84 2

3 M.n. van Nederlandse, Finse en Ierse zijde werd steun uitgesproken voor het in de resolutie neergelegde initiatief. Duitsland en Portugal trokken aanvankelijke reserves in. Staatssecretaris Patijn merkte op dat het politieke belang van de SLIM-exercitie niet moet worden onderschat. Nederland had weliswaar een ambitieuzere opzet geprefereerd, maar kon toch alle medewerking toezeggen aan het pilot-project. Belangrijk is dat de exercitie snel van start gaat en dat deze kwalitatief goede rapporten oplevert. Nederland heeft m.n. interesse voor de SLIM-teams inzake bouwmaterialen en eventueel siergewassen. Voorts werd van Nederlandse zijde opgemerkt dat het jammer zou zijn indien de SLIM-exercitie als gevolg van de algemene politieke reserve van het VK vertraging zou oplopen. Dit temeer daar het VK zich altijd groot voorstander van daadwerkelijke actie op dit terrein heeft getoond. Nederland ging ervan uit dat de Commissie haar verantwoordelijkheid zou nemen en snel aan de slag zou gaan. Het VK verklaarde de inhoudelijke aspecten van de exercitie te steunen. Hoewel de Raadsresolutie niet formeel kon worden vastgesteld (unanimiteit vereist), werd afgesproken dat de Commissie de werkzaamheden gewoon kan voortzetten. 4. Ontwerp-richtlijnen vrij verkeer van personen Commissaris Monti wenste voorlopig vast te houden aan de keuze van de rechtsgrond voor de drie ontwerp-richtlijnen. Hij erkende dat er raakvlakken zijn met de derde pijler, met name v.w.b. de compenserende maatregelen die getroffen moeten worden ten gevolge van de opheffing van de personencontroles aan de buitengrenzen. De juridische en politieke discussie dient te worden voortgezet, zo stelde hij. België benadrukte, onder verwijzing naar art. 7A EG, het essentiële belang van het vrij verkeer van personen voor de Interne Markt. Duitsland sloot zich hierbij aan. Griekenland, Zweden en Portugal gaven te kennen dat de derde ontwerp-richtlijn («circulatierecht derdelanders») in de derde pijler thuis hoort. Staatssecretaris Patijn vestigde de aandacht op de samenhang van dit onderwerp met het «Schengen-acquis» en de IGC-discussie. In Unieverband mag niet worden afgeweken van hetgeen in Schengenverband is overeengekomen. Voorts moet een regeling van het vrij verkeer van personen hand in hand gaan met de compenserende maatregelen. In IGC-verband streeft Nederland naar incorporatie van het Schengen-acquis in het EU-verdrag. Zolang de discussie in de IGC gaande is, ware het beter de discussie over de ontwerprichtlijnen even te laten rusten. Het VK bevestigde haar fundamentele voorbehouden t.a.v. alle drie de voorstellen. In ieder geval wenste het VK de voorstellen niet te bezien in het kader van art. 7A EG. Frankrijk benadrukte de JBZ-invalshoek. Spanje wees v.w.b. het toepassingsgebied op de kwestie Gibraltar. Het Italiaanse Voorzitterschap gaf aan zich te beraden op de verdere aanpak en verwees de voorstellen terug naar Coreper. 5. Europese vennootschap en Europese vereniging Het onderwerp Europese vereniging was voor de Raad van de agenda geschrapt. De discussie over het Statuut voor een Europese Vennootschap had plaats tijdens de lunch. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 84 3

4 Commissaris Monti verklaarde dat een regeling van groot belang is, maar dat er nog problemen zijn t.a.v. de medezeggenschap en t.a.v. de mogelijkheid dat bedrijfsactiviteiten zich verplaatsen naar het land met de minste voorschriften. Het VK gaf aan voor een «Europese NV» te zijn, maar tegen bindende regels voor medezeggenschap. Ook werd de aandacht gevestigd op de ongelijke niveau s v.w.b. crediteurenbescherming. De Duitse Staatssecretaris Schomerus had een tegenovergestelde opvatting en achtte een Europese NV niet echt noodzakelijk, maar het waarborgen van medezeggenschap essentieel indien toch een regeling tot stand zou komen. Staatssecretaris Patijn achtte een regeling politiek wenselijk, maar volledige harmonisatie onwaarschijnlijk. Harmonisatie van directe belastingen via de achterdeur dient te worden tegen gegaan. Denemarken en Oostenrijk sloten zich daarbij aan. Commissaris Monti stelde niet te streven naar volledige harmonisatie. Het zou een geleidelijk proces moeten zijn, waarbij aandacht moet worden besteed aan de crediteurenbescherming, de fiscale aspecten en aan de participatie van werknemers. Eerst zou de Sociale Raad zich over deze materie moeten buigen. Er werden geen Raadsconclusies aanvaard. 6. Modelbescherming De stand van zaken op dit terrein werd voor de Raad een A-punt. Dit A-punt werd echter niet aanvaard, omdat bovendien geen Zweedse en Finse taalversies beschikbaar waren. 7. Dieetvoeding Tijdens het voorafgaande Coreper hadden reeds dertien Lid-Staten ingestemd met het Voorzitterscompromis, te weten een communautaire regeling voor vijf categorieën dieetvoeding, waaronder voor atleten, en een verklaring voor nader onderzoek naar dieetvoeding voor diabetici. De Commissie en Duitsland hadden voorbehouden gemaakt, want zij wensten dat in ieder geval de categorie voor diabetici zou worden toegevoegd. Commissaris Bangemann wees op de wens daartoe van het EP. Een alternatief voorstel van de Commissie om t.b.v. diabetici en atleten etiketteringsvoorschriften op te stellen, kreeg onvoldoende steun. Aangezien de Commissie niet om wilde gaan en unanimiteit ontbrak (vanwege Duitsland) om de Commissie te overrulen en haar alternatieve voorstel geen gekwalificeerde meerderheid kreeg, bleef de bestaande impasse voortduren. Het voorstel werd terugverwezen naar Coreper. 8. Tijdelijke afzetvergunning De discussie spitste zich toe op de comitologie. Na enige discussie constateerde het Voorzitterschap dat alle Lid-Staten zijn voorstel voor een zgn. Comité IIIa-procedure (voorwaardelijke delegatie van bevoegdheden van de Raad aan de Commissie) steunden. De Commissie zal zich moeten bezinnen of zij zich voegt naar de (unanieme) mening van de Raad of dat zij het gehele voorstel intrekt. 9. Zoetstoffen Het voorstel tot wijziging van richtlijn 94/35/EG betreffende zoetstoffen die mogen worden gebruikt in levensmiddelen werd na een korte discussie met gekwalificeerde meerderheid door de Raad aanvaard. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 84 4

5 10. Novel foods Het voorstel voor een verordening betreffende nieuwe voedingsmiddelen («novel foods») werd voor de Raad van de agenda afgevoerd, omdat het nog niet rijp was voor besluitvorming. 11. Harmonisatie van iaarrekeningen De Raadsconclusies over een mededeling van de Commissie inzake de harmonisatie van jaarrekeningen, welke beoogt het hiaat op te vullen tussen de huidige (nationale) regels voor financiële rapportage in de EU en de vereisten van de internationale kapitaalmarkt, werden door de Lid-Staten gesteund. Echter vanwege het algemeen politiek voorbehoud van het VK konden ze formeel niet worden aanvaard. 12. Volgrecht Commissaris Monti presenteerde het voorstel voor een richtlijn die betrekking heeft op de vergoeding die de oorspronkelijke maker van een kunstwerk ontvangt indien dat op een veiling e.d. wordt verkocht. Hij zette uiteen dat de verkoop van kunstwerken vaak plaatsvindt in landen zonder of met een laag tarief. Staatssecretaris Patijn wees op het risico dat de invoering van een geharmoniseerd tarief in alle EU-lidstaten ertoe zou kunnen leiden dat de internationale kunsthandel uitwijkt naar veilinghuizen in bijvoorbeeld de VS en Zwitserland. 13. Pluralisme en concentratie van media Dit punt werd van de agenda afgevoerd, omdat de Commissie nog geen document had vervaardigd. 14. Vrij verkeer van artsen Dit onderwerp werd voor de Raad van de agenda afgevoerd. 15. Diversen Onder diversen drong Nederland met een verklaring aan op spoedige totstandkoming van een richtlijn betreffende medische hulpmiddelen voor in vitro diagnose, omdat daar uit het oogpunt van bescherming van gebruikers en patiënten dringende behoefte aan bestaat. Staatssecretaris Patijn deed een beroep op de Commissie om in overweging te nemen de kwestie van niet-levende materialen van menselijke oorsprong uit het voorstel te lichten, indien dat besluitvorming zou kunnen bespoedigen. Onder diversen legde Duitsland een verklaring af over de wederzijdse erkenning van de certificeringsprocedures in het kader van de betrekkingen van de EU met de landen van Midden- en Oost-Europa. Duitsland nodigde de Commissie uit voorstellen te doen voor een onderhandelingsmandaat op dit gebied. 16. Toegevoegd: Diensten van de informatiemaatschappij op de Interne Markt De Commissie verwees tijdens een mondelinge presentatie naar de informele Cultuurraad eind april in Bologna, waar werd gesproken over het belang van de bescherming van persoonsgegevens en het auteurs- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 84 5

6 recht. Commissaris Monti kondigde een ontwerprichtlijn aan die zou moeten voorkomen dat de regelgeving in de Lid-Staten te zeer zou fragmenteren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 84 6