Overwinteren zomerplanting doordragers als alternatief doorteelt junidragers

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Overwinteren zomerplanting doordragers als alternatief doorteelt junidragers"

Transcriptie

1 Overwinteren zomerplanting doordragers als alternatief doorteelt junidragers Vergelijking zomerplanting doordragers t.o.v doorteelt junidrager, verse voorjaarsteelt junidrager en winterplanting doordragers DLV Plant Postbus CA Wageningen Agro Business Park PV Wageningen T F E info@dlvplant.nl In opdracht van: Landelijke gewascommissie aardbei LTO Groeiservice Gefinancierd door: Productschap Tuinbouw Louis Pasteurlaan AG Zoetermeer Projectnummer: PT-nummer Dit document is auteursrechtelijk beschermd. Niets uit deze uitgave mag derhalve worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DLV Plant. De merkrechten op de benaming DLV komen toe aan DLV Plant B.V.. Alle rechten dienaangaande worden voorbehouden. DLV Plant B.V. is niet aansprakelijk voor schade bij toepassing of gebruik van gegevens uit deze uitgave.

2 Overwinteren zomerplanting doordragers als alternatief doorteelt junidragers Vergelijking zomerplanting doordragers t.o.v doorteelt junidrager, verse voorjaarsteelt junidrager en winterplanting doordragers Uitgevoerd door: DLV Plant - Team Onderzoek Mark Geuijen Agro Bussiness Park PV Wageningen Botany BV Van Vlattenstraat SE Sevenum V/d Avoird Trayplant Rimpelaar RB Molenschot LTO Groeiservice Veraartlaan 6, Rijswijk Met bijdrage van: The Greeney Fragaria Holland BioBest 2

3 Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 3 SAMENVATTING INLEIDING PROBLEEMSTELLING DOELSTELLINGEN PROEFOPZET PROEFOPZET TEELTPROEF OVERWINTEREN ZOMERPLANTING WAARNEMINGEN EN REGISTRATIES TEELTPROEF OVERWINTEREN ZOMERPLANTING RESULTATEN OVERWINTEREN TEELTVERLOOP Gewasontwikkeling en gewasverzorging Klimaatgegevens PRODUCTIE Voorjaarsproductie na overwinteren zomerplanting doordragers Totaalproductie zomerplanting doordragers Vruchtgewicht en sortering voorjaarsproductie zomerplanting Vruchtgewicht en totaalproductie zomerplanting doordragers PRODUCTIEVERLOOP Algemeen productieverloop per week Productieverloop en sortering per periode ECONOMISCHE ANALYSE DOORDRAGERS OMZET VOORJAARSPRODUCTIE ZOMERPLANTING DOORDRAGERS OMZETVERGELIJKING TEELTWIJZEN DOORDRAGERS & JUNIDRAGERS TEELTSALDO S DISCUSSIE CONCLUSIES ONTWIKKELING TEELT MET DOORDRAGERS BIJLAGE 1 PLATTEGROND PROEFINDELING BIJLAGE 2 FOTO S GEWASONTWIKKELING BIJLAGE 3 PRODUCTIE EN OMZET PER RAS ZOMERPLANTING BIJLAGE 4 TEELTSALDO S DOORDRAGERS & JUNIDRAGERS

4 Samenvatting Op basis van de conclusies en resultaten uit het PT-project Zomerplanting doordragers als alternatief najaarsteelt glasaardbei is in de winter van 2007 geconcludeerd dat deze teeltwijze perspectieven biedt als alternatief voor de najaarsproductie met een traditionele doorteelt. Echter zijn er ook enkele nadelen geconstateerd, zoals de dubbele plantkosten en de lagere productie welke een volgteelt met een verse planting junidragers in het voorjaar met zich meebrengen. Om deze redenen is in de winter van 2007 geopperd de zomerplanting doordragers te overwinteren, vergelijkbaar met het overwinteren zoals dit bij traditionele doorteelten uitgevoerd wordt. Met het overwinteren van een zomerplanting moet in het voorjaar vroeger gestart worden met produceren in vergelijking met de start van de voorjaarsproductie van een doorteelt met junidragers. Tevens moet de productieperiode verlengd worden ten opzichte van een verse planting junidragers en mogelijk ook ten opzichte van de doorteelt met junidragers. Op basis van bovenstaande is besloten om de op 28 ste juni 2007 aangeplante zomerplanting te overwinteren waarna in januari 2008 de teelt opgestookt kan worden en half maart de productie kan starten. Het overwinteren heeft plaats gevonden van 30 november 2007 t/m 7 januari Tijdens het overwinteren is verschil gemaakt tussen planten welke in de kas zijn overwinterd en planten welke in de koelcel zijn overwinterd. Tijdens het overwinteren zijn door de planten in de kas 626 koude-uren gerealiseerd en door de planten in de koelcel 743 koude-uren. Vanaf het opstoken, na het overwinteren, is de gewasreactie goed op gang gekomen. De eerste trossen stonden reeds eind januari in bloei, veroorzaakt door hoge bloemknoppen. Vanwege de hoge bloemknoppen waren de eerste bloemen slecht van kwaliteit, daarom is besloten om deze te verwijderen en de eerste bloei vanaf 7000 GDH (10 februari) toe te staan. Op basis van de uitgroeiduur van vruchten welke tussen de 9000 á 9500 GDH s bedraagt, is er op aangestuurd om half maart de eerst productie te realiseren. De eerste oogst vond uiteindelijk plaats op 21 maart wat vergelijkbaar is met de productiestart in een verse planting junidragers en een tweetal weken vroeger in vergelijking met de productiestart van een doorteelt junidragers in het voorjaar. De doelstelling om eerder te produceren is hiermee gerealiseerd, echter uit het productieverloop is geconstateerd dat de productie waarschijnlijk eerder had kunnen starten wanneer hogere etmaaltemperaturen gerealiseerd waren. De productie is op 3 juni afgesloten waarmee de doelstelling om de productieperiode te verlengen gerealiseerd is. In deze periode is gemiddeld over de hoofdrassen 4,1 kg/m 2 geproduceerd. De gemiddelde productie is hiermee 41% lager in vergelijking met doelstelling van 7,0 kg/m 2. Met de meest productieve doordrager is 5,13 kg/m 2 geproduceerd, 27% minder in vergelijking met de ten doel gestelde productie. Op basis van de totaalproductie is geconstateerd dat het overwinteren van een zomerplanting doordragers nog geen alternatief is voor de voorjaarsproductie met junidragers. 4

5 De belangrijkste reden voor de lage totaalproductie is de matige ontwikkeling van nieuwe trossen tijdens de eerste productiegolf. Door de matige ontwikkeling van bloemtrossen is de productie, na de eerste productiegolf in een dip terechtgekomen, waarin de productie veel lager was dan gewenst. In deze periode is het verschil in totaalproductie ontstaan ten opzicht van de voorjaarsproductie welke gerealiseerd wordt met een doorteelt junidragers. Richting het einde van de teelt kwam de ontwikkeling van bloemtrossen weer op gang wat op het einde van de teelt nog een lichte productiepiek gaf. Op basis van de productie, het productieverloop, de sortering en de kwaliteit is voor de verschillende rassen en teeltwijzen doordragers de potentiële omzet en het teeltrendement berekend. Uit deze berekeningen blijkt dat de potentiële omzet van zowel de winter- als de zomerplanting met de gemiddelde doordrager duidelijk te laag is om rendabel te kunnen telen, zeker in vergelijking met de teelt van junidragers. Met het meest productieve ras Evie 2 is het mogelijk om een vergelijkbare omzet te realiseren als dat mogelijk is met de teelt van junidragers. Een vergelijkbaar teeltrendement lijkt ook mogelijk al bestaan er de nodige onzekerheden rondom opbrengstprijzen, arbeid- en energiekosten in de doordragerteelt. De teeltwijze waarin een zomerplanting doordragers in het najaar en een verse planting junidragers in het voorjaar gecombineerd wordt, geeft de hoogste omzet vanwege een hoge productie en een lange productieperiode waarin geprofiteerd wordt van de productie in financieel gunstige producties. Echter vanwege de dubbele plant- en substraatkosten lijkt het rendement van deze teelt niet veel hoger uit te komen in vergelijking met de traditionele doorteelt met doordragers. In drie jaar onderzoek om de teelt van doordragers te ontwikkelen is gebleken dat de theoretisch hogere productiepotentie van doordragers niet direct te gelde gemaakt kan worden in de praktijk. In het onderzoek is bewezen dat de productiepotentie bij enkele rassen aanwezig is, echter om deze potentie te benutten is meerderjarig praktijkonderzoek en/of praktijkervaring nodig om de teelttechniek te ontwikkelen tot een volwaardig alternatief voor de junidragerteelt. 5

6 1 Inleiding In juni 2007 is in opdracht van de Landelijke gewascommissie aardbei een project opgestart om de perspectieven van een zomerplanting doordragers te onderzoeken. De resultaten uit dit project worden gerapporteerd in de publicatie Zomerplanting doordragers als alternatief najaarsteelt glasaardbei bij het Productschap Tuinbouw bekend onder PTnummer Vanwege enkele nadelen in een zomerplanting doordragers waarin alleen in het najaar wordt geproduceerd is de discussie op gang gekomen of het overwinteren van de zomerplanting doordragers een optie is om tegen lagere kosten een productieverhoging te realiseren. Het overwinteren van een zomerplanting doordragers is grotendeels vergelijkbaar met het overwinteren van een traditionele doorteelt met junidragers. Om de mogelijkheden voor het overwinteren van een zomerplanting doordragers te onderzoeken heeft de Landelijke gewascommissie aardbei, in december 2007, opdracht gegeven om deze mogelijkheden in een oriënterend project te onderzoeken. Dit project is gerealiseerd met financiering van het Productschap Tuinbouw. 1.1 Probleemstelling Het voordeel van een zomerplanting doordragers zit in een langere productieperiode in het najaar waardoor een hogere productie/omzet gerealiseerd kan worden in vergelijking met de najaarsproductie van een junidragerteelt. Van vroeger uit werden zomerplantingen doordragers na afloop van de teelt geruimd waarna in de winter (december/januari) een vroege voorjaarsplanting met junidragers aangeplant werd voor de voorjaarsproductie. Deze vroege voorjaarsplanting heeft als voordeel dat deze, begin maart, start met produceren in een periode waarin de opbrengsten in de regel hoger zijn dan bij de start van de voorjaarsproductie, eind maart, in traditionele doorteelten met junidragers. De voordelen van beschreven teeltmethode zijn de mogelijkheid om in het najaar een hogere productie en omzet te behalen met doordragers in vergelijking met de najaarsproductie van een junidrager. Het tweede voordeel wordt in het voorjaar behaald wanneer door de vroegheid van een verse teelt met junidragers de productie eerder op gang komt. Hierbij worden in de regel hogere opbrengsten gerealiseerd in vergelijking met de beginfase van de productie bij traditionele doorteelten met junidragers. Het grootste nadeel van de beschreven teeltmethode is het tweemaal per jaar aanplanten van een teelt, wat hogere kosten voor plantmateriaal per m 2 betekent en mogelijk extra arbeid met zich meebrengt. Een tweetal andere nadelen komen vanuit de vroege voorjaarsplanting die volgt op de zomerplanting doordragers. Ten eerste geeft een vroege voorjaarsplanting normaal gesproken een lagere productie in vergelijking met de voorjaarsproductie van een traditionele doorteelt met junidragers. Een ander nadeel is dat de productieperiode van een voorjaarsplanting eerder eindigt (eind april/begin mei) in vergelijking met de voorjaarsproductie van een traditionele doorteelt (eind mei/begin juni). 6

7 Hierdoor is er sprake van verlies in de oppervlaktebenutting en de productiecapaciteit van de glasopstanden, terwijl de prijzen in mei over het algemeen acceptabel genoeg zijn om rendabel aardbeien te kunnen telen. Met het overwinteren van een zomerplanting doordragers moet het theoretisch mogelijk zijn om in het voorjaar vroeg te starten met produceren waarbij een productieperiode tot eind mei/begin juni behouden moet kunnen blijven. 1.2 Doelstellingen De belangrijkste doelstelling van het project is het demonstreren van de (on)mogelijkheden van het overwinteren van een zomerplanting doordragers. Op basis hiervan kan het perspectief voor een zomerplanting doordragers met overwinteren in beeld gebracht worden en vergeleken worden met de perspectieven die de traditionele doorteelt met junidragers en een winterplanting met doordragers biedt. Om het perspectief van het overwinteren van een zomerplanting goed in beeld te brengen zijn voor de teelt de volgende productiedoelstellingen opgesteld. De productie dient vroeg (medio maart) te starten om met de teelt te profiteren van de hogere prijzen in het voorseizoen; De productieperiode dient verlengd te worden tot begin/medio juni in vergelijking met de productieperiode van vroege voorjaarsplantingen; De totaalproductie moet minimaal vergelijkbaar zijn met de voorjaarsproductie die behaald wordt met traditionele doorteelten met junidragers. In de proefkassen bij Botany BV komt deze voorjaarsproductie overeen met 7,0 kg/m 2. De proeffactor overwinteren kan een risico zijn om bovengenoemde doelstellingen niet te behalen vanwege onverwachte negatieve effecten op de groei en ontwikkeling van de zomerplanting doordragers na overwintering. Daarom zijn rondom de proeffactor overwinteren de volgende doelstellingen opgesteld. Het vaststellen van de effecten die overwintering heeft op de groei en ontwikkeling van een zomerplanting doordragers; Het vaststellen van mogelijke verschillen in effecten op groei en ontwikkeling tussen de manier van overwinteren (overwinteren in de kas of in de koelcel); Het vaststellen van mogelijke verschillen in effecten op groei en ontwikkeling tussen rassen. Om het economische plaatje van het overwinteren van een zomerplanting te kunnen vergelijken met de traditionele doorteelt van junidragers en de winterplanting met doordragers zijn de volgende doelstellingen in het onderzoek opgenomen. Het bepalen van het teeltrendement van de voorjaarsproductie bij het overwinteren van een zomerplanting doordragers op basis van productie en arbeid; Het vergelijken van het teeltrendement van een zomerplanting doordragers in vergelijking met een traditionele doorteelt met junidragers en de winterplanting met doordragers. 7

8 2 Proefopzet 2.1 Proefopzet teeltproef overwinteren zomerplanting De zomerplanting doordragers aangeplant vanuit het PT-project wordt vanaf december gedurende een vijftal weken overwinterd. Dit houdt in dat het gewas wordt blootgesteld aan een koudeperiode door de kas koud te leggen (vorstvrij). Deze werkwijze is vergelijkbaar met wat wordt toegepast bij het doortelen van in juli/augustus aangeplante junidragende gewassen. Na het overwinteren, wordt de teelt weer opgestookt, wat wederom vergelijkbaar is met de traditionele doorteelt met junidragers. Vervolgens wordt de teelt gedurende het voorjaar gestuurd om de productiedoelstellingen te realiseren. Met het uitvoeren van deze teelt worden de (on)mogelijkheden van het overwinteren van een zomerplanting vastgesteld. Tevens wordt een indicatie verkregen van de productie en productieperiode die mogelijk is bij het overwinteren van een zomerplanting doordragers. In de proef met het overwinteren van de zomerplanting wordt dezelfde opzet gebruikt zoals deze bij de zomerplanting al is aangelegd. Dit houdt in dat alleen van de zes hoofdrassen (A: Everest, B: Albion, C; Evie 2, D: Florin, E: AVA en F: Evie 2) in enkelvoud de productie wordt bepaald. Hiermee wordt de indicatie verkregen over de productiepotentie en productieperiode van een zomerplanting. Deze informatie wordt gebruikt als input voor de economische vergelijking van beide teelten. Naast de hoofdrassen liggen de overige rassen (G: Aromas, H; Malling Opal, I: Flamengo, J: Malling Pearl, K: Elan, L: Durban en M: Diamante) als screening in de proef. In deze rassen worden de effecten van de methode van overwintering vastgesteld, hiervoor worden per ras de helft van de planten overwinterd in een koelcel, bij een constante temperatuur. De andere helft wordt in de kas overwinterd, bij wisselende temperaturen. In bijlage 1 is een plattegrond van de proef opgenomen. De zomerplanting is op 28 juni 2007 aangeplant met een plantdichtheid van 7,3 planten/m 2, de najaarsproductie heeft plaats gevonden in de periode 10 augustus 2007 tot 30 november Op 1 december 2007 is het onderzoek in de najaarsproductie van de zomerplanting afgerond en is gestart met de overwintering van de planten door de kas koud te leggen en vorstvrij te houden. 2.2 Waarnemingen en registraties teeltproef overwinteren zomerplanting De volgende waarnemingen en registraties worden gedurende de teeltproef uitgevoerd: Teelt/gewasregistratie: Registratie kasklimaatgegevens, door middel van SQMS ; Visuele beoordelen weggroei en ontwikkeling na overwinteren; Regelmatige gewasbeoordelingen/beschrijvingen waarbij foto s gemaakt worden. Productieregistratie: Productie per veld met onderverdeling in klasse I, klasse II en klasse fijn; Stuksproductie per veld met onderverdeling in klasse I en klasse II; Vruchtgewicht klasse I en klasse II. 8

9 3 Resultaten In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de resultaten van het overwinteren en de weggroei na het overwinteren, het teeltverloop in het voorjaar, de productie en het productieverloop besproken. Bij de bespreking van deze resultaten worden zo nu en dan verwijzingen gemaakt naar de winterplanting doordragers en de najaarsproductie van de zomerplanting. Hiermee wordt verwezen naar eerder uitgevoerde onderzoeksprojecten met doordragers. De resultaten uit dit onderzoek zijn gerapporteerd in een tweetal rapportages. Deze rapportages zijn bij het Productschap Tuinbouw bekend onder de titels Marktkansen voor doordragers geteeld onder glas (rapportnummer ) en Zomerplanting doordragers als alternatief najaarsteelt glasaardbei (rapportnummer ). 3.1 Overwinteren Op 1 december 2007 is de teeltproef overwinteren zomerplanting doordragers gestart met het beëindigen van de najaarsproductie in de zomerplanting doordragers en het koud leggen van de kas. Bij het koud leggen van kas wordt de kas niet meer gestookt en wordt gestreefd naar een kastemperatuur van tussen de 0 o C - 4 o C. Indien nodig wordt in de kas gestookt om deze vorstvrij te houden. Naast het overwinteren in de kas is de helft van het aantal planten uit de screening rassen ingepakt in plastic folie en overwinterd in een vriescel bij een streeftemperatuur van 0 o C - 1 o C. Deze planten zijn op 7 december, na een natuurlijke afkoeling in de kas, ingepakt en in de vriescel geplaatst. Conform voorstel is de overwinteringperiode 5 weken aangehouden tot 7 januari 2008, waarna de teelt weer opgestookt is. Op 7 januari 2008 zijn tevens de planten die in de vriescel zijn overwinterd weer teruggeplaatst in de kas. In grafiek 3.1 is het temperatuurverloop in de kas en in de vriescel weergegeven. Op basis van deze gegevens zijn in tabel 3.1 de koude-uren (KU) berekend. Onder koude-uren worden alle uren gerekend waarbij de gemiddelde uurtemperatuur lager was dan 7 o C. Figuur 3.1: Temperatuur kas en vriescel gedurende overwintering Temperauur tijdens overwinteren in vriescel Gemiddelde uurtemperatuur ( o C) 18,00 C 16,00 C 14,00 C 12,00 C 10,00 C 8,00 C 6,00 C 4,00 C 2,00 C 0,00 C planten in vriescel geplaatst vriescel kas afd 26 Koude-uren > 7 o C -2,00 C 1 -dec 7-dec 14 dec 21-dec 28-dec 4-jan Datum 9

10 Uit tabel 3.1 blijkt dat de planten welke zijn overwinterd in de kas in totaal 626 KU hebben gerealiseerd, de planten overwinterd in de vriescel hebben 117 KU meer gerealiseerd waarmee het totaal op 743 KU komt. Tabel 3.1: Berekening gerealiseerde Koude-uren WIJZE KOUDE-UREN OVER TOTAAL week 1 week 2 week 3 week 4 week 5 week 6 WINTEREN 1dec_7jan 1dec_7dec 8dec_14dec 15dec_21dec22dec_28dec 29dec_4jan 4jan_7jan Kas Vriescel Verschil De eerste week (van 1 tot 7 december 2007) van het overwinteren hebben alle planten in de kas 16 KU gerealiseerd, de buitentemperatuur was in deze week hoog waardoor de streeftemperatuur van 4 o C in de kas vrijwel continu overschreden werd. In de tweede week van overwinteren is een groot verschil in KU ontstaan tussen de twee overwintering strategieën. De planten in de vriescel zijn afgekoeld tot onder de 7 o C en hebben met 161 KU bijna het maximale aantal KU/week gerealiseerd. Per week zijn maximaal 168 KU te realiseren. De temperatuur in de kas schommelde deze week tussen 4 o C en 10 o C waardoor de kastemperatuur 65 uur boven de 7 o C was. Hierdoor is een verschil van 58 KU ontstaan tussen de overwinterde planten in de kas en de overwinterde planten in de vriescel. Dit verschil van 58 KU is de helft van het totale verschil van 117 KU. In de derde en vierde week van het overwinteren waren de buitentemperaturen dermate laag dat de kastemperatuur over het algemeen onder de 7 o C bleef. In totaal was de temperatuur 15 uur boven de 7 o C, waarmee het verschil in KU verklaard is tussen de overwinterde planten in de kas en de overwinterde planten in de vriescel welke de maximaal behaalbare KU in deze periode gerealiseerd hebben. In de laatste 10 dagen van het overwinteren nam de kastemperatuur overdag enigszins toe, waardoor de temperatuur overdag boven de 7 o C kwam. In totaal zijn in de kas deze periode 44 KU minder gerealiseerd in vergelijking met de vriescel, waarin het maximaal aantal KU behaald werden. In deze periode is 40% van het totale verschil in KU tussen de planten in de kas en in de vriescel gerealiseerd. Al met al is er een verschil van 117 KU verkregen waarbij de planten in de kas 16% minder KU hebben gerealiseerd in vergelijking met de planten in de vriescel. Vanwege de koude buitenomstandigheden hebben de planten in de kas relatief veel KU gerealiseerd waardoor het verschil in KU tussen het overwinteren in de kas en het overwinteren in de vriescel beperkt is gebleven. 10

11 3.2 Teeltverloop In deze paragraaf wordt het teeltverloop, de gewasontwikkeling en de uitgevoerde gewasverzorging besproken Gewasontwikkeling en gewasverzorging De teeltverloop en de gewasontwikkeling wordt onderstaand per maand besproken. Per maand is aangegeven wat aan gewasverzorging is uitgevoerd. In bijlage 2 is het teeltverloop in beeld gebracht aan de hand van foto s van de zes hoofdrassen. Januari: Op 7 januari is gestart met het opstoken van de overwinterde zomerplanting doordragers. Direct na het opstoken is het gewas opgeschoond waarbij het oude gele blad, eventuele ranken en lege trossen verwijderd zijn. Na het opschonen bleef een kaal gewas over waarbij enkele kleine nieuwe hartbladeren zichtbaar waren. Deze bladeren begonnen vrij vlot na het opschonen te strekken, tevens werden nieuwe hartbladeren gevormd. De eerste trossen waren duidelijk zichtbaar in het hart van de plant na het opschonen en deze begonnen ook vrij vlot te strekken na de start van het opstoken. Na de vlotte eerste strekking verliep de gewasontwikkeling en de strekking van de bladeren moeizaam, mede veroorzaakt door de donkere januarimaand. Water en voeding is in januari naar behoefte gegeven. Op de dagen waarop water is gegeven is gewerkt met grotere en meerdere beurten per dag om twee redenen. Ten eerste was de EC in het substraat en de EC van het drainwater te hoog, welke omlaag gebracht zijn door het substraat door te spoelen met een EC gift van 1,2 ms. Tevens is hiermee voorkomen dat de verschillen in vochtigheid van het substraat niet groter werden dan deze al waren. Enkele drogere bakken zijn met de hand op vochtigheid gebracht. De ph van het substraat was in de beginfase met 5,0 te laag, de ph gift is daarom hoger ingesteld; 5,7 á 5,8. Februari: Op 1 februari stonden de eerste, kwalitatief slechte, bloemen in bloei. Aangezien de matige gewasontwikkeling en de mogelijke onbalans tussen bloemen en blad is besloten om de eerste bloei vanaf 10 februari toe te laten. Tot 10 februari zijn alle bloeiende bloemen en slechte zwakke trossen verwijderd. Onder invloed van de lichtrijke februari komt de gewasontwikkeling goed op gang en is er over het algemeen voldoende bladstrekking en ontwikkeling van nieuwe bladeren. In het gewas vallen de enorme plantverschillen op, welke waarschijnlijk veroorzaakt zijn door verschillen in plantbelasting in het najaar. Hierbij is waarneembaar dat bij de planten welke in het najaar (te) licht belast zijn geweest meerdere neuzen gevormd zijn. Verder is bij deze planten de hoofdtros verder ontwikkeld die zwak is met een matige kwaliteit bloemen (dit zijn de trossen die eind januari/begin februari in bloei stonden). 11

12 Planten die in het najaar zwaarder belast zijn geweest, hebben minder neuzen en de hoofdtros is minder ver ontwikkeld. Deze hoofdtros bevindt zich dieper in het hart maar is sterker ontwikkeld in vergelijking met de licht belaste planten. De bloemen op deze trossen zijn aangehouden en stonden rond 10 februari in bloei. De planten uit de screening rassen welke in de koelcel zijn overwinterd zijn vegetatiever weggegroeid (iets meer bladstrekking en meer rankengroei) en stonden enkele dagen later in bloei. De water- en voedingsgift is automatische ingesteld waarbij gewerkt is met 1 vaste beurt per dag en 1 tot 3 variabele beurten op basis van instraling. Met deze instelling is gestreefd naar 0-5% drain op donkere dagen en 10-15% drain op lichte dagen. Gestreefd is naar een optelling van EC gift + EC drainwater van 2,8 ms tot maximaal 3,0 ms. Gedurende februari bleef de drain EC (te) hoog, vandaar is de EC-gift beperkt tot 1,1 ms á 1,2 ms. De ph van het drainwater was gedurende de maand februari goed op niveau met waarden rond de 5,3 á 5,5. Op het einde van februari dook de ph van het drainwater naar beneden als gevolg van de toenemende (vlotte) groei. De ph-gift is iets verhoogd tot maximaal 5,9. Maart: De gewasontwikkeling blijft goed op gang. Wel zijn er wederom verschillen waarneembaar tussen rassen wat betreft de gewasstand. Rassen met een mindere gewasstand hebben een matige beworteling van het substraat, welke deels is ontstaan doordat er voor deze rassen te nat geteeld is. In de proefopzet waarmee gewerkt is, is het niet mogelijk om de watergift af te stemmen op de behoefte van de verschillende rassen waardoor verschillen veroorzaakt / versterkt worden. Op 21 maart heeft de eerste oogst plaats gevonden, waarbij een verschil in vroegheid tussen de rassen geconstateerd is. Met deze oogstdatum is de doelstelling om eerder te produceren in vergelijking met een doorteelt gerealiseerd, echter door de BCO is geconstateerd dat deze startdatum oogst eerder had kunnen/moeten zijn. Verwacht wordt dat door de realisatie van hogere etmaaltemperaturen vanaf het moment van opstoken een verdere vervroeging mogelijk was geweest. Bij de start van de oogst was het duidelijk dat het productiepatroon wederom niet geheel vlak zou zijn. De productie kwam op gang met een productiepiek waarin de eerste trossen werden geoogst. Echter de opvolging van nieuwe trossen liet op zich wachten waardoor bij een aantal rassen de productie terug viel. In een aantal rassen is geconstateerd dat de plantbelasting (te) hoog was. In deze rassen is alsnog gestart met het wegsnoeien van bloemen en/of hele trossen. Daarnaast is de aanwezige rankgroei weggesnoeid. Om te voorkomen dat de productie in een te grote dip terecht zou komen is vanaf half maart besloten de basis etmaaltemperatuur te verhogen om meer snelheid in het gewas te houden. Bij de planten uit de screening rassen welke in de koelcel overwinterd zijn startte de oogst enkele dagen later in vergelijking met de in de kas overwinterde planten. Verder vormden deze planten meer ranken in vergelijking met de in de kas overwinterde planten. 12

13 Wat betreft de water- en voedingsgift is vanaf start oogst op lichte, actieve dagen vanaf één uur na zonsopgang tot aan zonsondergang watergegeven. Hierbij is gewerkt met minimaal 2 beurten per dag, extra beurten werden gegeven op basis van instraling. Op dagen met weinig instraling werd gestreefd naar een percentage drain van 5 á 10%, op dagen met veel instraling werd gestreefd naar een drainpercentage van 20 á 25%. De EC van het drainwater is licht gezakt en schommelde tussen de 1,6 ms en 1,8 ms, om aan een optelling van EC drainwater en EC gift te komen van 2,8 ms á 3,0 ms is de EC gift ingesteld op 1,2 ms á 1,3 ms. De ph van het drainwater is in de loop van maart langzaam boven de 5,0 gekomen, de ph gift is in maart ingesteld gebleven tussen de 5,7 á 5,9. April Vanaf half tot eind april, na 4 tot 6 weken oogst, is in alle rassen de eerste productiegolf afgeoogst en komt in een aantal rassen de productie stil te vallen. In een aantal andere rassen blijft de productie doorgaan al zit de weekproductie op een laag niveau. Half april is een matige bloemkwaliteit geconstateerd welke deels te wijten is aan overbevlieging van de bestuivers. Verder is dit vermoedelijk deels te wijten aan mindere klimaatomstandigheden (te hoge relatieve luchtvochtigheid) in combinatie met de plantbelasting en gewasreactie. Op basis van de matige bloemkwaliteit wordt een vermindering van kwaliteit verwacht tijdens de oogst in mei. Door een combinatie van hogere lichtniveaus, temperatuur, plantbelasting en verschillen in waterbehoefte, vochtigheid in substraat ontstaan steeds grotere verschillen in wortel- en gewasontwikkeling van de diverse rassen. Op 17 april is een beoordeling van de gewasstand, de productiepotentie en de ontwikkeling van nieuwe bloemtrossen gemaakt voor de diverse rassen. De resultaten van deze beoordeling zijn weergegeven in tabel 3.2 Tabel 3.2: Overzicht resultaten beoordeling gewasstand, productiepotentie en ontwikkeling bloemtrossen (17-april-2008) RAS Algemene Gewasstand Bloei Productieniveau Ontwikkeling (nieuwe trossen) Albion 6 + weinig bloei - - Aromas 7 + beperkte bloei ++ AVA 7 ++ volle bloei +/- Diamante 6 +/- beperkte bloei - - Durban 7 + volle bloei +/- Elan 7 + redelijke bloei + Everest 7 ++ matige bloei ++ Evie matige bloei +/- Evie redelijke bloei + Flamengo 7 + matige bloei - Florin 4 - beperkte bloei - Malling Opal 5 - beperkte bloei - Malling Pearl 5 - beperkte bloei - 13

14 De screening rassen welke overwinterd zijn in de vriescel zijn meer groeikrachtiger, en vegetatiever in vergelijking met de in de kas overwinterde planten. Ondanks de latere productiestart was de eerste productiegolf gelijktijdig met de in de kas overwinterde planten afgelopen. In vergelijking met de in de kas overwinterde planten is de productie van de in de vriescel overwinterde planten dieper en langer stil gevallen, waardoor sprake was van een duidelijkere productiedip. Op basis van een substraatanalyse blijkt de verhouding van voedingselementen in het substraat goed te zitten, tevens zit de EC van het substraat met 0,8 ms op een beter niveau als in het begin van de teelt. EC gift is verhoogd richting 1,4 ms om te voldoen aan de streef optelling van EC gift en EC drain van 2,8 ms. Op basis van de hoeveelheid instraling wordt water gegeven, hierbij wordt gestreefd naar drainpercentages van 25% á 30% op dagen met veel instraling en 10% á 15% op dagen met minder instraling. Mei Verschillen in gewasontwikkeling en wortelontwikkeling worden steeds duidelijker en verder versterkt door het verschil in waterbehoefte per ras. De verschillen in waterbehoefte worden nog eens extra versterkt door hoge stralingsommen eind april en begin mei, waardoor rassen met een hoge waterbehoefte in verhouding nog meer water vragen in vergelijking met rassen met een matige wortelontwikkeling en/of een lagere waterbehoefte. De rassen AVA, Evie 2 en Evie 3 hebben een betere gewas- en wortelontwikkeling en/of een hogere waterbehoefte. Deze rassen geven in mei en juni nog een mooie productie. Het productiepatroon verloopt in kleine golven waarin begin mei en eind mei / begin juni een lichte productiepiek waarneembaar is. De gewasstand van het ras Florin is zeer grillig. Een aantal planten is op sterven na dood, een ander deel van de planten geeft nog een redelijke productie, echter de totaalproductie neemt af en is richting einde teelt laag. Het ras Everest heeft een zeer goede eerste productiegolf gekend. Echter dit ras is aanzienlijk achtergebleven met de wortelontwikkeling, veroorzaakt door een te nat substraat als gevolg van een te hoge watergift voor dit ras. De productie loopt vanaf mei dan ook aanzienlijk terug en is richting het einde van de teelt laag. Na een zeer vroege start van de productie in combinatie met een tweetal redelijk productiepieken heeft het ras Albion zich in de periode tot eind april niet vegetatief genoeg ontwikkeld. Het ras heeft zeer weinig nieuwe neuzen gevormd om hiermee voldoende nieuwe bloemtrossen te ontwikkelen. De productie loopt vanaf half april flink achteruit en is richting het einde van de teelt laag. Juni Hoewel in alle rassen op het einde van mei / begin juni een redelijke productie kan worden geoogst, is de oogst beëindigd op 3 juni. Voornamelijk in de rassen Albion, Florin en Everest is een licht herstel van de gewasstand zichtbaar met als gevolg een toename van de productie. Echter gezien het planttijdstip van een zomerplanting junidragers (half / eind juni) en de benodigde tijd van teeltwisseling is het met een overwinterde zomerplanting doordragers in dit systeem niet mogelijk langer door te telen dan begin / medio juni. 14

15 De gewasbescherming is gedurende de teelt conform praktijk uitgevoerd, waarbij plagen in eerste instantie met natuurlijke vijanden zijn bestreden. Bij overschrijding van schadedrempels zijn, met in de aardbeienteelt toegelaten, chemische middelen eventuele correcties uitgevoerd. De schimmelziekte meeldauw en de plagen luis, spint en thrips behoeven de meeste aandacht gedurende de teelt Klimaatgegevens In figuur 3.2 zijn de stralingsommen zoals deze gerealiseerd zijn in het voorjaar van 2008 weergegeven en vergeleken met de geregistreerde langjarig gemiddelde stralingsommen uit de regio Noord-Limburg. Uit de figuur blijkt dat er gedurende de teeltperiode regelmatig meer instraling is geweest in vergelijking met het langjarige gemiddelde. Over de gehele teeltperiode is een gemiddelde stralingsom van 1067 J/cm 2 geregistreerd, dit is 132 J/cm 2 hoger in vergelijking met het langjarige gemiddelde van 935 J/cm 2. In de eerste twee weken van februari (4 t/m 18 februari) was de straling hoger in vergelijking met het langjarige gemiddelde. In de teelt is dit zichtbaar geweest aan een sterke gewasreactie met als gevolg dat de gewasstrekking en de gewasomvang een sterke boost hebben gekregen in deze periode. De gehele maand april is de instraling hoger geweest in vergelijking met het langjarige gemiddelde. In april is met de eerste golf bloemtrossen de hoogste productie gerealiseerd, waarbij een hoger vruchtgewicht is gerealiseerd in vergelijking met de periode maart en mei. De hoge productie is mede mogelijk geweest door de relatief koude nachten waardoor de etmaaltemperaturen niet te hoog opliepen. In de eerste week van mei is een zeer lichte, warme periode geweest waarbij een aantal rassen stress hebben ondervonden. Deze rassen vertoonden in het verdere verloop van mei een matige gewasstand. Echter richting eind mei / begin juni bij normale stralingsommen en temperaturen herstelden deze rassen zich enigszins. Figuur 3.2: Overzicht stralingsommen 2008 ten opzichte van langjarig gemiddelde stralingsommen (7 januari 2008 tot 3 juni 2008) Stralingssom voorjaar 2008 t.o.v. langjarig gemiddelde stralingsom stralingsom per dag 2008 stralingsom per week 2008 Langjarig gemiddelde stralingsom per week Stralingsom (J/cm 2 )

16 In figuur 3.3 zijn de gerealiseerde etmaaltemperaturen weergegeven alsook de gerealiseerde groeigraaduren (GDH s). Op basis van deze twee grafieken wordt hieronder de klimaatsturing en de gewasontwikkeling gerelateerd aan groeigraaduren per maand. Figuur 3.3: Overzicht etmaaltemperaturen en gerealiseerde GDH s overwinterde zomerplanting doordragers (7 januari 2008 tot 3 juni 2008) Etmaaltemperatuur voorjaar 2008 doordragers Gerealiseerde GDH's voorjaar 2008 doordragers Etmaaltemperatuur ( O C) GDH/dag jan jan jan jan jan-08 6-feb feb feb feb-08 1-mrt-08 7-mrt mrt mrt mrt mrt-08 6-apr apr apr apr apr-08 6-mei mei mei mei mei-08 Januari Vanaf het opstoken, op 7 januari, is gewerkt met stappen waarbij elke week de basis etmaaltemperatuur met 1 o C is verhoogd. Gestart is met een basistemperatuur van 10,5 o C bij de start van het opstoken welke is verhoogd tot 14,0 o C eind januari. Gedurende de eerste fase van de teelt is deze temperatuur aangehouden als minimale etmaal temperatuur. Op basis van instraling werd een etmaaltemperatuur nagestreefd die tot 2 o C hoger mocht zijn als de basis etmaaltemperatuur GDH cumulatief Door de beperkte realisatie van groeigraaduren als gevolg van relatief lage etmaaltemperaturen verliep de eerste gewasreactie (ontwikkelen van het nieuwe hartblad en de strekking van het hartblad) moeizaam. Hogere etmaaltemperaturen direct vanaf het moment van opstoken zijn waarschijnlijk positiever voor de gewasstrekking. Echter te hoge etmaaltemperaturen in combinatie met weinig instraling kunnen een negatief effect hebben op de gewasomvang. Bij de start van het opstoken bij een overwinterde zomerplanting doordragers blijft het daarom spelen met de factoren licht en temperatuur om het gewas in balans te krijgen cq. te houden. Februari Als basis etmaaltemperatuur is in februari 14 o C aangehouden met een lichtverhoging van 1 o C tot 3 o C op dagen met voldoende instraling; 500 tot 1000 Joules/cm 2. Zoals reeds aangegeven leiden deze etmaaltemperaturen in combinatie met de relatief hoge stralingsommen tot een flinke gewasreactie. Bij de realisatie van 4500 GDH s, gerealiseerd op 1 februari is de eerste bloei waargenomen. Wanneer bloei geconstateerd wordt bij dergelijk lage gerealiseerde GDH s betekent dit dat de eerste bloemtrossen hoog zaten. Vanwege de realisatie van GDH s op het einde van de oogst bij een lage plantbelasting en de realisatie van GDH s tijdens het overwinteren, schuift de bloemknop omhoog, waardoor deze te vroeg in bloei staat. 16

17 Bloei bij 4500 GDH s is niet wenselijk om twee redenen: ten eerste verstoord deze vroege bloei de balans tussen bladeren en bloemtrossen en ten tweede zijn deze bloemen van matige tot slechte kwaliteit. Vanaf 7000 GDH s kan een goede kwaliteit bloemen verwacht worden in combinatie met een gewas dat beter in balans is of eenvoudiger in balans te krijgen is. Bloemen en bloemtrossen die tussen 4500 en 7000 GDH s in bloei stonden zijn daarom verwijderd en vanaf 7000 GDH s, op 10 februari, is bloei toegelaten. Maart De eerste oogst vond plaats bij GDH s, op 21 maart. De eerste rijpe vruchten werden rond á GDH s waargenomen. Globaal houdt dit in dat de vruchten tussen de á GDH s na start bloei oogstbaar zijn. Dit is vergelijkbaar met de junidrager Elsanta. Half maart is besloten om de basis etmaaltemperatuur te verhogen naar 15 o C om zodoende meer snelheid in de gewasontwikkeling te verkrijgen, deze gewasontwikkeling was noodzakelijk om eerder nieuwe bloemtrossen te ontwikkelen. De snellere ontwikkeling van bloemtrossen was nodig vanwege de geobserveerde productiedip. Achteraf is geconcludeerd dat de basis etmaaltemperatuur waarschijnlijk eerder en verder verhoogd had moeten worden om de productiedip te voorkomen. April Vanwege relatief koele nachten is in april over het algemeen de gewenste etmaaltemperatuur van 15 C O + 1 á 3 O C op basis van instraling gerealiseerd. In combinatie met de hogere instraling zijn in deze periode de hoogste producties gerealiseerd met een goede kwaliteit en hoge vruchtgewichten. Gerelateerd aan groeigraaduren vond deze productie plaats tussen de en GDH s. Wanneer in een eerder stadium de basis etmaaltemperatuur was verhoogd dan hadden deze GDH s rond half april gerealiseerd kunnen worden, waarmee een hogere productie eerder gerealiseerd kan worden in vergelijking met een traditionele doorteelt met junidragers. Tevens zou een tweede productiegolf theoretisch sneller op de eerste productiegolf volgen waardoor de totaalproductie hoger wordt met eenzelfde teeltduur. Mei In de eerste helft van mei zijn zeer hoge temperaturen gerealiseerd, met daaraan gekoppeld veel GDH s. In combinatie met hoge stralingsommen ontstonden grote verschillen in waterbehoefte en gewasstand tussen de verschillende rassen. Ook wat betreft productie, kwaliteit en maatsortering ontstonden verschillen tussen rassen waarbij de algemene tendens was dat de productie, kwaliteit en maatsortering achteruit liep. In de tweede helft van mei waren de temperaturen en stralingsommen normaal, waardoor de meeste rassen in meer of mindere mate een herstel van gewasontwikkeling, productie en kwaliteit vertoonden. 17

18 3.3 Productie In deze paragraaf zijn de resultaten wat betreft de totaalproductie, vruchtmaat en kwaliteitsortering weergegeven zoals gerealiseerd in de voorjaarsproductie na het overwinteren van een zomerplanting doordragers. Om de productie van een complete zomerplanting doordragers te kunnen vergelijken met een traditionele doorteelt met junidragers is in deze paragraaf de totaalproductie van de zomerplanting doordragers weergegeven. Deze productie bestaat uit de productie in het najaar zoals gerapporteerd in PT-rapportage en de voorjaarsproductie zoals geregistreerd na het overwinteren van de zomerplanting doordragers Voorjaarsproductie na overwinteren zomerplanting doordragers In figuur 3.4 is de totale voorjaarsproductie van de zes hoofdrassen weergegeven, met daarnaast de referentieproductie van de voorjaarsproductie uit een traditionele doorteelt junidragers en de voorjaarsproductie van een verse planting junidragers. Figuur 3.4: Totaalproductie voorjaar 2008 doordragende rassen na overwintering ten op zichten van referentieproductie doorteelt/verse planting junidrager (Elsanta) Totaalproductie doordrager voorjaar 2008 t.o.v productie junidrager Elsanta 8,00 7,00 6,00 7,00 Kg/m 2 5,00 4,00 5,70 4,71 4,27 4,72 5,13 3,00 2,00 3,14 2,70 1,00 0,00 Doorteelt Junidrager Elsanta Verse planting Elsanta Albion AVA Everest Evie 2 Evie 3 Florin Uit figuur 3.4 blijkt dat de totaalproducties van de verschillende doordrager rassen niet het productieniveau halen zoals met de voorjaarsproductie in een doorteelt met junidragers of in een verse teelt met junidragers gerealiseerd wordt. Gemiddeld genomen ligt het productieniveau van de doordragers 41% lager in vergelijking met de productie uit een doorteelt met junidragers en 28% lager in vergelijking met de productie uit een verse teelt met junidragers. Er wordt geconstateerd dat het overwinteren van een zomerplanting een matig perspectief biedt als alternatief voor de teelt met junidragers, aangezien de totaalproductie ver achterblijft bij de totaalproductie van teeltwijzen met junidragers. In hoofdstuk 4 wordt toegelicht wat het effect is om de omzet en het rendement van de totaalproducties met junidragers. 18

19 Uit figuur 3.4 blijkt tevens dat er tussen de verschillende doordrager rassen grote verschillen bestaan in de totaalproductie in het voorjaar, na het overwinteren van de teelt. Het best presterende ras, Evie 3, heeft een 90% hogere totaalproductie in vergelijking met het minst presterende ras, Florin. De rassen AVA en Evie 2 behalen eenzelfde totaalproductie als het best presterende doordrager ras Evie 3. De totaalproductie was voor beide rassen 8% lager dan de totaalproductie van Evie 3. De doordrager Everest heeft een redelijke productie, in vergelijking met Evie 3 is de productie 17% lager. De rassen Albion en Florin hebben een lage totaalproductie, in vergelijking met het best presterende ras Evie 3 is de productie respectievelijk 39% en 47% lager. De productie van individuele doordrager rassen is tussen de 27% en 61% lager in vergelijking met de productie van een doorteelt junidragers. In vergelijking met de productie van een verse planting met junidragers is de productie tussen de 10% en 53% lager bij de doordrager rassen. Zoals aangegeven in het teeltverloop zijn de verschillen in de totaalproductie van de diverse rassen deels ontstaan door verschillen in de gewasreactie na het overwinteren en verschillen in waterbehoefte. In het productieverloop wordt dit nader verklaard Totaalproductie zomerplanting doordragers In figuur 3.5 is de totaalproductie van de zomerplanting doordragers weergegeven. Het betreft hierbij de productie gerealiseerd in het najaar, voor het overwinteren van de teelt uit PT-project , en de voorjaarsproductie zoals gerealiseerd in het voorjaar na het overwinteren, zoals ook weergegeven in paragraaf Deze totaalproducties zijn vergeleken met de referentieproducties uit een doorteelt met junidragers en uit het twee maal telen met een verse planting junidragers. Figuur 3.5: Totaalproductie zomerplanting doordragers (najaar 2007 & voorjaar 2008) ten op zichten van referentieproductie doorteelt en 2x verse planting junidrager Elsanta. Totaalproductie zomerplanting doordragers t.o.v. doorteelt / 2x verse planting junidrager Elsanta 12,00 Totaalproductie per ras 10,50 9,20 5,99 7,71 8,26 10,97 10,26 6,39 10,00 Kg/m2 8,00 6,00 4,00 7,00 5,70 productie voorjaar ,14 4,71 4,27 4,72 6,25 5,13 5,13 2,70 2,00 3,50 3,50 2,85 3,00 3,99 3,69 0,00 productie najaar 2007 Doorteelt Junidrager Elsanta 2x Verse planting Elsanta Albion AVA Everest Evie 2 Evie 3 Florin 19

20 Uit figuur 3.5 blijkt dat de totaalproducties van een zomerplanting doordragers flink van elkaar verschillen. Gemiddeld heeft de zomerplanting doordragers 8,26 kg/m 2 geproduceerd, waarbij het hoogst producerende ras 83% meer productie heeft geleverd ten opzichte van het minst producerende ras. Ten opzichte van de referentieproducties uit de teeltwijzen met junidragers is de gemiddelde productie met doordragers 21% lager vergeleken met een doorteelt junidragers en 10% lager vergeleken met de teeltwijze van twee verse plantingen junidragers. Ondanks dat er gemiddeld genomen minder is geproduceerd zijn met twee doordrager rassen één of beide referentieproducties overtroffen. Het ras Evie 2 heeft een meerproductie opgeleverd van 5% ten opzichte van een doorteelt met junidragers en een meerproductie van 19% ten opzichte van de teeltwijze met twee verse plantingen junidragers. Het ras Evie 3 heeft geen meerproductie opgeleverd ten opzichte van de doorteelt met junidragers. Wel heeft het ras een meerproductie opgeleverd van 11% ten opzichte van de teeltwijze met twee verse plantingen. De overige rassen hebben allen een minderproductie opgeleverd ten opzichte van de referentieproducties. De minderproductie ten opzichte van de productie in een doorteelt junidragers varieerde van 21% tot 43%. De minderproductie ten opzichte van de productie met twee verse plantingen junidragers varieerden van 10% tot 35%. Tot slot blijkt uit figuur 3.5 dat de gemiddelde productie van de doordragende rassen voor 50% in het najaar en voor 50% in het voorjaar is gerealiseerd. Hierin zijn grote verschillen tussen rassen waarneembaar. Zo hebben de rassen Evie 2 en Florin bijna 60% van de totaalproductie in het najaar gerealiseerd, het ras AVA heeft slecht 40% van de totaalproductie in het najaar gerealiseerd. Bij de referentieproducties wordt in het najaar 33% tot 38% van de totaalproductie gerealiseerd, in het voorjaar wordt 62% tot 67% van de totaalproductie gerealiseerd. Een zomerplanting doordragers geeft, vergeleken met de teeltwijze met junidragers, in het najaar een hogere productie per m 2 en in het voorjaar een lagere productie per m 2. Op basis van de gerealiseerde producties met doordragers en de referentieproducties met junidragers is geconstateerd dat een zomerplanting met doordragers gevolgd door een verse planting met een junidrager in het voorjaar de hoogste productie en omzet op kan leveren. In hoofdstuk 4 wordt deze de omzet en rendement van deze teeltwijze toegelicht. 20

21 3.3.3 Vruchtgewicht en sortering voorjaarsproductie zomerplanting In tabel 3.3 is het overzicht wat betreft sortering, vruchtgewicht en stuks/m 2 weergegeven. De percentages van de verschillende sorteringen zijn berekend aan de hand van de productie in kilogram per sortering. Tabel 3.3: Overzicht sortering en vruchtgewicht voorjaarsproductie per ras RAS SORTERING VRUCHTGEWICHT STUKS/M 2 Klasse 1 (%) Klasse 2 (%) Klasse fijn (%) Klasse 1 (gr) Klasse 2 (gr) Klasse 1 Klasse 2 Albion 79% 19% 2% 20,9 12, AVA 71% 20% 9% 17,5 8, Everest 79% 14% 7% 17,7 10, Evie 2 81% 18% 1% 24,3 14, Evie 3 80% 17% 3% 19,8 11, Florin 71% 21% 7% 16,5 11, Uit tabel 3.3 zijn een aantal verschillen wat betreft sortering, vruchtgewicht en stuks/m 2 waarneembaar. Wat betreft de sortering blijkt dat bij de meeste rassen 79% tot 81% van de productie als klasse 1 wordt geoogst, alleen de rassen AVA en Florin wijken hiervan af, bij deze rassen is 10% minder klasse 1 geoogst. De klasse 2 sortering is met 17% tot 21% bij de meeste rassen vergelijkbaar, het ras Everest lijkt met 14% duidelijk een iets lagere klasse 2 sortering te hebben. De rassen Albion, Evie 2 en Evie 3 hebben met 1% tot 3% een zeer laag percentage klasse fijn, bij de overige rassen is dit met 7% tot 9% duidelijk hoger. Het hogere percentage klasse fijn bij de rassen AVA en Florin zorgt voornamelijk voor het lager percentage klasse 1 in vergelijking met de overige rassen. Behalve in vergelijking met het ras Everest wat eenzelfde percentage klasse fijn heeft, maar een duidelijk lager percentage klasse 2. Het gemiddelde vruchtgewicht van het ras Evie 2 is duidelijk hoger in vergelijking met de overige rassen zowel van de klasse 1 als de klasse 2 productie. De rassen met het hoogste percentage klasse fijn, AVA, Everest en Florin, hebben in de regel ook het laagste gemiddelde vruchtgewicht zowel voor de klasse 1 als de klasse 2 productie. De verschillen in het aantal stuks/m 2 is mede afhankelijk van de totaalproductie en de sortering en het vruchtgewicht. Het ras AVA heeft met in totaal bijna 300 stuks/m 2 het hoogste aantal stuks. Aangezien hiervan ruim een derde deel klasse 2 is met een lager vruchtgewicht, is de totaalproductie niet het hoogste. Evie 2 heeft met 216 stuks/m 2 de op twee na laagste stuksproductie, echter gezien het hoge vruchtgewicht heeft het ras wel de op één na hoogste totaalproductie in kilo s. In hoofdstuk 4 wordt het effect van sortering op de omzet en het rendement van de teelt met doordragers toegelicht. 21

22 3.3.4 Vruchtgewicht en totaalproductie zomerplanting doordragers In tabel 3.4 is het overzicht wat betreft sortering, vruchtgewicht en stuks/m 2 weergegeven, gemeten over de totale productie (najaar+voorjaar) van de zomerplanting met doordragers. Tevens is een vergelijk gemaakt tussen doordragers en de teeltwijzen met junidrager wat betreft de sortering, het vruchtgewicht en het aantal stuks/m 2. De percentages van de verschillende sorteringen zijn berekend aan de hand van de productie in kilogram per sortering. Tabel 3.4 Overzicht sortering en vruchtgewicht voorjaarsproductie per ras RAS SORTERING VRUCHTGEWICHT STUKS/M 2 Klasse 1 (%) Klasse 2 (%) Klasse fijn (%) Klasse 1 (gr) Klasse 2 (gr) Klasse 1 Klasse 2 Albion 82% 13% 5% 18,6 11, AVA 68% 17% 16% 15,7 8, Everest 72% 12% 16% 15,8 9, Evie 2 84% 13% 4% 19,7 12, Evie 3 77% 13% 9% 16,2 9, Florin 71% 17% 12% 15,3 9, Elsanta Doorteelt 87% 9% 4% 13,3 8, Verse planting 90% 8% 2% 14,1 10, Uit tabel 3.4 blijkt globaal dat met een zomerteelt doordragers gemiddeld een mindere sortering wordt geproduceerd in vergelijking met de teeltwijzen met junidragers. De mindere sortering uit zich in een lager percentage klasse 1 en afhankelijk van het ras een hoger percentage klasse 2 en/of klasse fijn. Gemiddeld genomen is het vruchtgewicht van de doordragende rassen hoger in vergelijking met het vruchtgewicht van de teeltwijzen met junidragers daarentegen is het aantal stuks/m 2 lager. Aangezien het aantal stuks/m 2 lager is kan het vruchtgewicht logischerwijs hoger zijn. Echter gezien het relatief hogere percentage fijne vruchten is geconstateerd dat de vruchtmaat en het vruchtgewicht van doordragers minder uniform is in vergelijking met de junidrager Elsanta. 3.4 Productieverloop In deze paragraaf wordt het productieverloop van de zomerplanting doordragers vergeleken met het productieverloop van de referentieteelten met junidragers Algemeen productieverloop per week In figuur 3.6 is het productieverloop in kilogram productie per m 2 per week van de doordragende rassen weergegeven in vergelijking tot het productieverloop van de referentieteelten met junidragers. Met een overwinterde zomerplanting met doordragende rassen kan eerder gestart worden met produceren in vergelijking met de voorjaarsproductie bij een doorteelt met junidragers. Aangezien een overwinterde zomerplanting doordragers eerder start met produceren moet hier een voordeel behaald worden ten opzichte van de doorteelt met junidragers. 22

23 Figuur 3.6: Productieverloop doordragers per week na overwinteren voorjaar 2008 t.o.v. referentieproductie Elsanta (doorteelt & verse planting) Productieverloop per week voorjaar ,80 Doorteelt junidrager Elsanta Verse planting Elsanta Albion AVA Everest Evie 2 Evie 3 Florin 1,60 1,40 1,20 Kg/m2 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0, Week In vergelijking met een verse planting junidragers start de productie nagenoeg gelijk, waarbij aangegeven dient te worden dat dit mede afhankelijk is van de vroegheid van zowel doordragers als junidragers, het startmoment van opstoken van de overwinterde zomerplanting doordragers en de plantdatum van de verse planting met junidragers. Dat er bij doordragende rassen verschillen in vroegheid bestaan blijkt in deze proef uit het ras Albion, welke één week eerder in productie was in vergelijking met de overige rassen. Het voordeel van een overwinterde zomerplanting doordragers ten opzichte van het aanplanten van een verse planting zit niet in de vroegheid maar moet in de besparing op plantkosten gaan zitten. Met de gerealiseerde vroegheid wordt tot en met week 15 á 16 een productievoorsprong gerealiseerd ten opzichte van de doorteelt met junidragers. Het gerealiseerde productieniveau met 0,4 tot 1,1 kg/m 2 per week is, afhankelijk van het ras, matig tot goed te noemen. Na deze eerste productiegolf stagneert de productie vanaf week 17. De reden hiervoor is de trage ontwikkeling van nieuwe trossen na het opstoken van de teelt, zoals besproken in het teeltverloop. Afhankelijk van het ras, de gewasstand en het aantal bloemtrossen is de productie van week 17 t/m week 23 (einde teelt) met producties tussen 0,2 en 0,8 kg/m 2 matig tot slecht. Deze producties zijn laag in vergelijking met de producties die gerealiseerd kunnen worden met een doorteelt junidragers. In de periode vanaf week 17 wordt de door de gerealiseerde vroegheid verkregen productievoorsprong van een overwinterde zomerplanting doordragers teniet gedaan. 23

24 In vergelijking met een verse planting junidragers blijft de productie met een overwinterde zomerplanting doordragers gemiddeld genomen achter in de eerste productieweken (week 13 t/m 19. Wanneer de vroege planting richting einde teelt gaat hebben de doordragers het voordeel over een langere periode te kunnen produceren. In deze periode kunnen de doordragers de opgelopen minderproductie deels compenseren. Aangezien er geen winst in vroegheid is in vergelijking met de verse planting en een minderproductie wordt gerealiseerd ten opzichte van de beide teeltwijzen met junidragers is het de vraag of er economische voordelen zitten aan het overwinteren van een zomerplanting doordragers. Om dit inzichtelijk te maken wordt het effect op omzet en rendement van het productieverloop met een overwinterde zomerplanting doordragers in hoofdstuk 4 toegelicht en vergeleken met beide teeltwijzen met junidragers Productieverloop en sortering per periode In figuur 3.7 is het productieverloop uitgesplitst naar de productie per sortering per periode van vier weken. Op basis van deze gegevens wordt in hoofdstuk 4 de omzetontwikkeling per ras weergegeven. Tevens geeft deze figuur een beeld over de kwaliteit van het geoogste product per periode. Uit figuur 3.7 blijkt dat de productie in periode 4 en 5 (en periode 3, voor zover er productie was) voornamelijk uit klasse 1 sortering bestond. Bij enkele rassen nam in periode 5 het percentage klasse 2 en/of klasse fijn toe. In de beginfase heeft het verwijderen van slechte en vroege bloemen, zoals toegelicht in het teeltverloop, uiteindelijk een positief effect gehad op de kwaliteit in de eerste productieperiode. De toename van klasse 2 en/of klasse fijn bij de rassen AVA en Everest heeft voornamelijk te maken met enige overbelasting, waarbij een verminderde gewasstand extra invloed op de sortering had bij het ras Everest. In periode 6 was het aandeel klasse 2 gemiddeld genomen even hoog als het aandeel klasse 1. Dit is veroorzaakt door de matige bloemkwaliteit en de zettingproblemen zoals beschreven in het teeltverloop. Wanneer er geen overbevlieging had plaats gevonden en de gewasstand in combinatie met de teeltomstandigheden in balans waren geweest had in periode 6 normalerwijze de productie van klasse 1 sortering minimaal 85% tot 90% geweest. 24

25 Figuur 3.7: Productieverloop en sortering per periode Productie en sortering per periode Albion Producte en sortering per periode AVA KLASSE I KLASSE II KLASSE FIJN KLASSE I KLASSE II KLASSE FIJN 2,00 2,00 1,80 1,80 1,60 1,60 1,40 1,40 Kg/m 2 /periode 1,20 1,00 0,80 0,60 Kg/m 2 /periode 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,40 0,20 0,20 0,00 wk 9-12 wk wk wk ,00 wk 9-12 wk wk wk Productie en sortering per periode Everest Productie en sortering per periode Evie 2 KLASSE I KLASSE II KLASSE FIJN KLASSE I KLASSE II KLASSE FIJN 2,00 2,00 1,80 1,80 1,60 1,60 1,40 1,40 Kg/m 2 /periode 1,20 1,00 0,80 0,60 Kg/m 2 /periode 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,40 0,20 0,20 0,00 wk 9-12 wk wk wk ,00 wk 9-12 wk wk wk Productie en sortering per periode Evie 3 Productie en sortering per periode Florin KLASSE I KLASSE II KLASSE FIJN KLASSE I KLASSE II KLASSE FIJN 2,00 2,00 1,80 1,80 1,60 1,60 1,40 1,40 Kg/m 2 /periode 1,20 1,00 0,80 0,60 Kg/m 2 /periode 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,40 0,20 0,20 0,00 wk 9-12 wk wk wk ,00 wk 9-12 wk wk wk

26 4 Economische analyse doordragers In dit hoofdstuk wordt in eerste instantie de omzet berekend zoals deze gerealiseerd is met de voorjaarsproductie uit de overwinterde zomerplanting doordragers in vergelijking met de voorjaarsproducties die mogelijk zijn in de referentieteelten met junidragers. Vervolgens wordt de omzet van de volledige productie behaald met een zomerplanting doordragers vergeleken met de omzet gerealiseerd met de productie uit een winterplanting doordragers en de omzet uit de referentieteelten met junidragers. Tot slot wordt voor een aantal teeltwijzen met doordragers, junidragers of een combinatie van een doordrager met een junidrager het saldo berekend. 4.1 Omzet voorjaarsproductie zomerplanting doordragers Om de omzet van de voorjaarproductie te vergelijken met de referentieproducties uit de doorteelt met junidragers en een verse planting met junidragers is in tabel 4.1 de omzetontwikkeling van deze referentieproducties weergegeven. Tabel 4.1: Referentieproductie en omzet voorjaarsproductie doorteelt junidrager en verse planting met junidrager (in proefkassen Botany BV) periode middenprijs Doorteelt junidrager Botany Verse planting junidrager Botany klasse I klasse II kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet & fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn 1 overwinteren planten 2 3 6,50 2,60 4 5,50 2,20 0,8 0,1 4,51 0,24 2,3 0,2 12,62 0,44 5 3,25 1,30 5,0 0,6 16,15 0,79 2,8 0,3 9,02 0,36 6 3,00 1,20 0,5 0,1 1,38 0,10 0,1 0,1 0,25 0,12 TOTAAL 6,3 0,8 22,04 1,13 5,2 0,6 21,89 0,92 Uit tabel 4.1 wordt geconstateerd dat bij de doorteelt junidragers de meeste omzet gehaald wordt in periode 5, waarbij de lagere opbrengstprijs gecompenseerd wordt met een hoge productie. Bij een verse planting met junidragers wordt in periode 4 een hogere omzet gehaald met een lagere productie in vergelijking tot periode 5, bij een verse planting compenseert de hogere opbrengstprijs de lagere productie. De omzet van beide referentieteelten is nagenoeg gelijk, echter de omzet is afhankelijk van de prijsontwikkeling en productie in het seizoen. In tabel 4.2 wordt de omzet van de voorjaarsproductie in een overwinterde zomerplanting doordragers vergeleken met de omzet uit de referentieteelten met junidragers. In bijlage 3 is een gedetailleerde uitwerking van de omzet per periode opgenomen. Uit tabel 4.2 blijkt dat de gemiddelde omzet gerealiseerd met de overwinterde zomerplanting doordragers ver achterblijft bij de omzet welke te realiseren is met de referentieteelten junidragers. Met de doordragers wordt globaal slecht tweederde deel van de omzet welke mogelijk is met junidragers gerealiseerd, waarbij wel grote verschillen tussen rassen bestaan. Deze verschillen worden veroorzaakt door de gerealiseerde verschillen in productie en kwaliteit. 26

27 Tabel 4.2: Productie en omzet van overwinterde zomerplanting doordragers in vergelijking met omzet referentieteelten junidragers Ras/teelt kilo/m 2 kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet omzet klasse I kl. II/fijn totaal klasse I kl. II/fijn TOTAAL Doorteelt Junidrager 6,3 0,8 7,0 22,04 1,13 23,17 Verse planting Junidrager 5,2 0,6 5,7 21,89 0,92 22,81 Doordrager (gem) 3,2 0,9 4,1 13,48 1,25 14,72 Albion 2,5 0,7 3,1 11,81 0,91 12,73 AVA 3,4 1,4 4,7 13,55 1,81 15,36 Everest 3,4 0,9 4,3 15,29 1,19 16,48 Evie 2 3,8 0,9 4,7 15,46 1,14 16,60 Evie 3 4,1 1,0 5,1 16,15 1,36 17,50 Florin 1,9 0,8 2,7 8,61 1,07 9,68 Op basis van de gemiddelde omzet gerealiseerd met een overwinterde zomerplanting doordragers lijkt deze teeltwijze weinig perspectief te bieden. Echter wanneer de omzet van de best presterende rassen AVA, Everest, Evie 2 en Evie 3 wordt vergeleken met de referentieteelten junidragers is het verschil in omzet kleiner. Aangezien het overwinteren van een zomerplanting in ontwikkeling is en er tijdens het teeltverloop enkele zaken zijn geconstateerd die kunnen leiden tot een hogere productie en hogere kwaliteit lijkt een hogere omzet mogelijk. Zoals in figuur 4.1 wordt weergegeven moet het perspectief van het overwinteren van een zomerplanting liggen in het realiseren van vroegheid en een lange productieperiode. In de proef is de vroegheid gerealiseerd waarmee in vergelijking tot een doorteelt junidragers een hogere omzet in de beginfase is gerealiseerd. Verwacht wordt dat de omzet in deze eerste periode groter kan zijn bij verdere ontwikkeling van de teeltmethodiek waarbij gezocht wordt naar verdere vervroeging. Alleen door verdere ontwikkeling van het overwinteren van een zomerplanting kan deze teeltwijze in de toekomst een mogelijk alternatief worden voor de voorjaarsteelt met junidragers. Figuur 4.1: Omzetverloop overwinterde zomerplanting doordragers Omzetverloop per ras zomerplanting doordragers voorjaar ,0 Doorteelt junidrager Verse plant junidrager Albion AVA Everest Evie 2 Evie 3 Florin 20,0 Omzet/m 2 15,0 10,0 5, Periode 27

28 Uit figuur 4.1 blijkt verder dat de omzetontwikkeling van een overwinterde zomerplanting doordragers in periode 5 en 6 ver achter blijft bij de omzetontwikkeling van de referentieteelten met junidragers. De junidragers hebben in deze perioden een piekproductie welke een hoge omzet met zich meebrengt, echter bij lage prijzen brengt dit ook een risico met zich mee. De doordragers produceren gelijkmatiger, waardoor de omzet ook gelijkmatiger hoger wordt en beter bestand is tegen schommelingen in de opbrengstprijzen. Echter momenteel is de productie met een overwinterde zomerplanting doordragers te laag om het voordeel van een gelijkmatigere productie te kunnen benutten. Verder ontwikkeling en onderzoek naar dit teeltconcept is nodig om het overwinteren van een zomerplanting doordragers rendabel te maken. 4.2 Omzetvergelijking teeltwijzen doordragers & junidragers In het uitgevoerde onderzoek naar de teelt met doordragers zijn zowel de mogelijkheden van een winterplanting en een zomerplanting (met overwinteren) onderzocht en vergeleken met referentieteelten met junidragers. In tabel 4.3 wordt de gerealiseerde productie en bijbehorende berekende omzet van deze teeltwijzen met elkaar vergeleken. Gaandeweg het onderzoek is de gedachte ontstaan dat de combinatie van een zomerplanting doordragers gevolgd door een verse planting junidragers in het voorjaar, wellicht het meeste perspectief biedt. Daarom is deze optie meegenomen in de omzetvergelijking. Vanwege de grote productieverschillen tussen de doordragende rassen in zowel de winter- als de zomerplanting is in de vergelijking zowel de hoogste als de gemiddelde gerealiseerde omzet meegenomen, om op deze wijze de marges in kaart te brengen. Tabel 4.3: Overzicht berekende omzet bij diverse teeltwijzen met junidragers en/of doordragers in proefkassen bij Botany BV Ras/teelt kilo/m 2 kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet omzet klasse I kl. II/fijn totaal klasse I kl. II/fijn TOTAAL Referentieteelt junidrager Doorteelt 9,3 1,2 10,5 35,11 1,82 36,92 Verse planting (voor- en najaar) 8,2 1,0 9,2 34,95 1,60 36,55 Winterplanting Doordrager Gemiddeld ras 7,6 1,6 9,2 23,12 1,79 24,91 Maximaal 12,0 1,4 13,3 35,59 1,55 37,15 Zomerplanting Doordrager Gemiddeld ras 6,3 2,0 8,2 24,32 2,75 27,06 Maximaal 9,1 1,8 10,9 34,43 2,50 36,93 Zomerplanting doordrager + verse planting junidrager Gemiddeld ras 8,3 1,6 9,9 32,73 2,41 35,14 Maximaal 10,5 1,5 12,0 40,86 2,28 43,14 Met de teeltwijzen waarin alleen junidragers geteeld worden kan, zowel met de doorteelt als het twee keer aanplanten van een verse teelt, globaal een omzet gerealiseerd worden tussen de 36,- en 37 zoals uit figuur 4.3 blijkt. Een groot nadeel van het 2x telen van een verse planting zijn de dubbele plantkosten. Dit wordt verder toegelicht in de volgende paragraaf waarin de teeltsaldo s worden toegelicht. 28

29 Gemiddeld genomen komt de zomerplanting doordragers op een hogere omzet uit in vergelijking met de winterplanting doordragers. Het verschil bedraagt ruim twee euro/m 2. De gemiddelde omzet is met elkaar te vergelijken aangezien zowel in de winterplanting en de zomerplanting met dezelfde rassen is gewerkt en het plantmateriaal gelijktijdig opgekweekt is en hierdoor als gelijkwaardig geacht moet worden. De hogere omzet bij de zomerplanting is gerealiseerd met een lagere productie in vergelijking tot de winterplanting. De lagere productie is waarschijnlijk deels veroorzaakt door de achteruitgang van het plantmateriaal tijdens de lange bewaring en deels door de lagere plantdichtheid. Echter gezien de productie in financieel interessantere periodes is de totale omzet hoger, wat een zomerplanting doordragers mogelijk interessanter maakt in vergelijking met een winterplanting doordragers. De omzet behaald met het best producerende doordrager ras, de Evie 2, is vergelijkbaar met de omzet die behaald wordt met de teelt van junidragers. Bij de winterplanting is een meerproductie van 27% nodig om een vergelijkbare omzet te realiseren. Bij een zomerplanting wordt een vergelijkbare omzet gerealiseerd bij een meerproductie van 4%. Uit tabel 4.3 wordt duidelijk dat met de keuze van de juiste doordrager het mogelijk is om eenzelfde omzet te realiseren als met de teelt van junidragers gerealiseerd wordt. Echter de teelttechnische zekerheid is momenteel nog lager in vergelijking met de teelt van junidragers. Tevens bestaan er nog diverse vragen over de hoogte van de benodigde arbeid. Uit de zomerplanting doordragers is gebleken dat de gemiddelde productie in het najaar kan leiden tot een omzet die vergelijkbaar is met de omzet die gerealiseerd wordt met de najaarsproductie uit een doorteelt junidragers. Met de best producerende doordrager Evie 2 wordt in het najaar zelfs een meerproductie gerealiseerd welke een 45% hogere omzet geeft in vergelijking met de doorteelt met junidragers. Echter is in de zomerplanting met doordragers ook gebleken dat de voorjaarsproductie na overwinteren van de teelt achterblijft bij de voorjaarsproductie van een doorteelt of een verse planting junidragers. In deze teeltfase wordt het opgebouwde omzetvoordeel weer volledig teniet gedaan. Om bovenstaande reden is de combinatie van een zomerplanting doordragers voor de najaarsproductie en een verse planting junidrager voor de voorjaarsproductie ontstaan. Zoals uit tabel 4.3 blijkt is met deze combinatie, met een goed producerende doordrager, een 15% hogere omzet te realiseren ten opzichte van een doorteelt met junidragers. 4.3 Teeltsaldo s In tabel 4.4 is een overzicht met de teeltsaldo s van elk van de teeltwijzen uit voorgaande paragraaf. In bijlage 4 is per teeltwijze een gedetailleerde berekening van het teeltsaldo opgenomen. De berekeningen van de teeltsaldo s zijn bedoeld om een globaal overzicht te krijgen welke teeltwijzen met doordragers perspectief bieden in vergelijking met de referentieteelten met junidragers. Bij het opstellen van de saldobegrotingen zijn een aantal aannames gemaakt betreffende de plantkosten, energiekosten en arbeidskosten. 29

30 Tabel 4.4: Overzicht teeltsaldo s bij diverse teeltwijzen met junidragers en/of doordragers in proefkassen bij Botany BV Teelttype Doorteelt 2x Verse Winterplant Winterplant Zomerplant Zomerplant Zomerplant Zomerplant junidragers planting doordrager doordrager doordrager doordrager doordrager / doordrager / junidrager gemiddeld maximaal gemiddeld maximaal verse plant verse plant junidrager junidrager per m 2 gemiddeld maximaal Opbrengsten 36,92 36,55 24,91 37,15 27,06 36,93 35,14 43,14 Toegerekende kosten 19,28 23,26 16,11 16,02 17,41 18,11 22,88 23,44 Saldo 17,64 13,29 8,80 21,13 9,65 18,82 12,26 19,70 Arbeidskosten 13,50 12,75 16,88 16,88 15,00 15,00 15,75 15,75 Saldo - arbeid 4,14 0,54 8,07-4,25 5,35-3,82 3,49-3,95 Het teeltsaldo in de referentieteelt in een doorteelt met junidragers verschilt ongeveer 3,50/m 2 ten opzichte van het te behalen saldo met het tweemaal telen met een verse planting junidragers, ondanks de vergelijkbare omzet die gerealiseerd wordt met beide teeltwijzen. Het verschil wordt veroorzaakt door hogere toegerekende kosten vanwege dubbele plant- en substraatkosten. Een winterplanting met doordragers kan onder enkele voorwaarden een vergelijkbaar teeltsaldo geven in vergelijking met een doorteelt met junidragers. Het realiseren van 25-30% meerproductie is de belangrijkste voorwaarde aangezien de gemiddelde opbrengstprijs lager is in vergelijking met de doorteelt met junidragers. Daarnaast is de rassenkeuze van de doordrager van belang aangezien een aantal rassen nog niet het gewenste productieniveau haalt en andere rassen kwalitatief minder zijn wat een lagere opbrengstprijs met zich meebrengt. Het ras Evie 2, met de hoogste productie, realiseert in de praktijk gemiddeld lagere opbrengstprijzen in vergelijking met de standaard junidrager Elsanta. De arbeidskosten in een winterplanting doordragers zijn hoger vanwege extra plukkosten en meer gewasverzorging, echter de extra arbeidskosten worden nagenoeg gecompenseerd door lagere plantkosten en lagere energiekosten. Een zomerplanting doordragers met overwinteren geeft een iets lager teeltsaldo in vergelijking met de referentie doorteelt met junidragers, bij een nagenoeg gelijke productie. Met een zomerplanting wordt in het najaar door een meerproductie een hogere omzet behaald en in het voorjaar wordt door vervroeging een omzetverhoging gerealiseerd ten opzichte van de doorteelt met junidragers. Deze omzetverhoging wordt echter teniet gedaan met de productiepiek in het voorjaar in de doorteelt met junidragers waar de productie met een zomerplanting ver achterblijft. Bij een zomerplanting worden de extra arbeidskosten voor de gewasverzorging gecompenseerd door de lagere plantkosten. De combinatie van een zomerplanting doordragers in het najaar en een verse planting junidragers geeft de hoogste omzet vanwege de meerproductie met de doordrager in het najaar en de vroege piekproductie van de verse planting in het voorjaar. Het teeltsaldo is vooralsnog vergelijkbaar met de referentie doorteelt met junidragers, veroorzaakt door dubbele plant- en substraatkosten en hogere arbeidskosten vanwege de meerproductie en extra gewasverzorging. 30

31 Al met al wordt geconstateerd dat het teeltsaldo met de meeste doordrager rassen achterblijft bij het teeltsaldo van de referentieteelten met junidragers. Met de best presterende doordrager lijkt het mogelijk om vergelijkbare teeltsaldo s te realiseren, al is bij de berekeningen hiervan met een aantal aannames gewerkt wat betreft plant-, energie en arbeidskosten. De teeltwijze met een doordrager in het najaar en een junidrager in het voorjaar lijkt het meest perspectiefvol als teeltwijze met doordragers. Hoewel het teeltsaldo vooralsnog vergelijkbaar is met een doorteelt junidragers is de verwachting dat, ondanks de hogere toegerekende en arbeidskosten, het saldo van deze teeltwijze hoger kan komen te liggen wanneer deze teeltwijze verder wordt ontwikkeld. 31

32 5 Discussie Evenals in het PT-project zomerplanting doordragers als alternatief voor najaarsteelt glasaardbei is in dit project gewerkt met een proefopzet waarin de verschillende rassen in enkelvoud zijn opgenomen. Dit houdt in dat de verkregen resultaten wat betreft productie, sortering en vruchtgewicht niet statistisch betrouwbaar onderbouwd kunnen worden. Dit houdt in dat de resultaten slechts een indicatie geven binnen welk bereik de productiemogelijkheden liggen van de voorjaarsproductie van een zomerplanting doordragers na overwinteren. Net als in de voorgaande projecten met doordragers is geconstateerd worden met de gehanteerde proefopzet eventuele verschillen tussen rassen versterkt aangezien het ene ras meer gewasgroei/wortelontwikkeling en daarmee samenhangend een grotere waterbehoefte kan hebben in vergelijking met een ander ras. Met andere woorden, elk ras vraagt zijn eigen teeltstrategie om het optimale resultaat te bereiken. In de proefopzet is met een teeltstrategie gewerkt, die is opgezet op basis van de laatste inzichten in de teelt van aardbeien en specifiek voor doordragende aardbeien. Voorgaande constatering gaat niet alleen op voor de waterbehoefte maar ook de koudebehoefte tijdens de periode van overwinteren. Deze verschilt per ras terwijl in de proef de periode van overwinteren voor elk ras gelijk is gehouden. Op basis van de gekozen teeltstrategie lijken de hoofdrassen Albion en Florin een mindere prestatie geleverd te hebben vanaf het moment van opstoken. Het ras Everest had een verminderde gewasstand richting het einde van de teelt waarschijnlijk veroorzaakt door een lagere waterbehoefte. 32

33 6 Conclusies Op basis van het teeltverloop en de productieresultaten zijn de volgende constateringen en conclusies opgesteld over de mogelijkheden die het overwinteren van een zomerplanting doordragers biedt als alternatief voor de doorteelt met junidragers. Ten aanzien van het overwinteren en de wijze van overwinteren zijn de volgende constateringen gedaan. Het overwinteren van een zomerplanting is teelttechnisch mogelijk. Na de koudeperiode van vijf weken is in alle rassen hergroei geconstateerd nadat gestart werd met opstoken. Tijdens de hergroei zijn verschillen in gewasgroei, strekking en de kwaliteit van de eerste trossen waargenomen. Hieruit is afgeleid dat de periode en de mate van overwinteren rasspecifiek vastgesteld dient te worden om per ras een optimaal resultaat te bereiken. Tussen het overwinteren in de kas en het overwinteren in de vriescel is met een (minimaal) verschil van 100 KU een verschil in gewasreactie verkregen. De planten welke zijn overwinterd in de vriescel, en 100 KU meer hebben ontvangen, vertoonden een vegetatieve gewasgroei met meer bladstrekking en meer rankgroei. Tevens startte de bloei in deze planten later, wat verklaard kan worden door het niet schuiven van de bloemknop in de vriescel, terwijl dit in de kas wel heeft plaats gevonden onder impuls van de gerealiseerde groeigraaduren (GDH s). Wat betreft de voorjaarsproductie en productieverloop van een overwinterde zomerplanting doordragers en de totale productie van een zomerplanting doordragers zijn de volgende constateringen gedaan. De voorjaarsproductie van een overwinterde zomerplanting doordragers blijft gemiddeld over de rassen lager in vergelijking met de referentieteelten met junidragers. De productie met doordragers is 41% lager in vergelijking met de voorjaarsproductie uit een doorteelt met junidragers en 28% bij de productie uit een verse planting junidragers in het voorjaar. Met het overwinteren van een zomerplanting start de productie duidelijk eerder in vergelijking met het overwinteren zoals toegepast wordt bij de doorteelt met junidragers. Door de vroegheid wordt in eerste instantie een productievoorsprong opgebouwd ten opzichte van de referentie doorteelt met junidragers. Tussen de voorjaarsproductie van de hoofdrassen doordragers in de proef zijn grote verschillen geconstateerd. Het meest productieve ras, Evie 3 heeft een 90% hogere productie in vergelijking met het minst productiever ras, de Florin. De rassen AVA en Evie 2 benaderden met een 8% lagere productie het ras Evie 3 wat betreft de voorjaarsproductie. De verschillen in productie zijn deels verklaarbaar aan de hand van de geconstateerde verschillen in vruchtgewicht en het aantal geoogste vruchten/m 2. In de rassen Albion en Florin was de stuksproductie duidelijk lager in vergelijking met de overige rassen waardoor de productie achter is gebleven. Het ras Albion heeft dit deels gecompenseerd door een hoger vruchtgewicht. De overige rassen 33

34 kenden een vergelijkbare stuksproductie, bij deze rassen is het verschil in productie veroorzaakt door verschillen in vruchtgewicht en sortering. De totale productie van een zomerplanting doordragers is gemiddeld 21% lager in vergelijking met de referentie productie van een doorteelt met junidragers en 10% lager in vergelijking met de referentie teelt met twee verse plantingen junidragers. Echter is de totaalproductie van enkele individuele doordragers hoger in vergelijking met de referentieteelt junidragers, deze hogere productie is gerealiseerd met een duidelijke meerproductie in het najaar. Het ras Evie 2 heeft een 5% hogere productie opgeleverd in vergelijking met de referentie doorteelt met junidragers. De rassen Evie 2 en Evie 3 hebben respectievelijk een 19% en een 11% hogere productie gerealiseerd in vergelijking met de referentie met twee verse plantingen junidragers. In de economische analyse is een vergelijking gemaakt tussen de mogelijke omzet op basis van de gerealiseerde productie en het potentiële teeltrendement van de verschillende teeltwijzen met doordragers en junidragers. Op basis van deze analyse zijn de volgende constatering gedaan. Op basis van de berekeningen lijkt het mogelijk om met de productiefste doordrager Evie 2 in een zomerplanting doordragers een vergelijkbare omzet en rendement te behalen als met de referentie doorteelt met junidragers. Dit vergelijkbare rendement wordt gerealiseerd bij een vergelijkbare productie per m 2. Gemiddeld hebben de doordragers een te lage productie om een positief rendement te behalen ten opzichte van de referentie doorteelt met junidragers. Op basis van de berekeningen lijkt het mogelijk om met de productiefste doordrager Evie 2 in een winterplanting doordragers een vergelijkbare omzet en rendement te behalen als met de referentie doorteelt met junidragers. Om een vergelijkbaar rendement te realiseren is een meerproductie van 27% nodig om de omzet in financieel minder gunstige perioden te compenseren. Gemiddeld hebben de doordragers een te lage productie om een positief rendement te behalen ten opzichte van de referentie doorteelt met junidragers. Op basis van de hoge meerproductie met een zomerplanting doordragers ten opzichte van de najaarsproductie met junidragers geeft de combinatie van een zomerplanting doordragers in het najaar en een verse planting junidragers in het voorjaar de hoogste omzet. Bij deze omzet wordt gerekend met de productiefste doordrager, de Evie 2. Wat betreft het teeltrendement is deze teeltwijze, ondanks de hoge omzet, vergelijkbaar met de referentie doorteelt met junidragers. Het vergelijkbare teeltrendement wordt veroorzaakt door de benodigde extra plant- en substraatkosten. Echter genoemde teeltwijze is in de uitgevoerde projecten niet onderzocht en heeft wat betreft productie en omzet wellicht nog meer potentie wanneer deze teeltwijze verder ontwikkeld wordt. 34

35 7 Ontwikkeling teelt met doordragers In de afgelopen drie jaren is in opdracht van de landelijke commissie aardbei via een viertal projecten, gefinancierd door het Productschap Tuinbouw, onderzoek gedaan om een teeltwijze te ontwikkelingen voor de teelt van doordragende aardbeienrassen. De stand van zaken na drie jaar onderzoek wordt in dit hoofdstuk toegelicht. De aanleiding om een teeltwijze voor doordragers te ontwikkelen is de mogelijkheid om met doordragers een continue productie te realiseren, aangezien doordragers in vergelijking met junidragers continu nieuwe bloemtrossen aanleggen. Met deze continue productie wordt de productieperiode verlengd en kan de totaalproductie per m 2 op een hoger niveau worden gebracht. Op deze wijze zouden de productiekosten van een kilo aardbeien kunnen dalen waardoor het teeltrendement positiever zou worden. Teelttechnisch bekeken is de afgelopen jaren met een doordragend ras, zoals voorgaand geschetst is, wat betreft productie en productieperiode gerealiseerd. Met het ras Evie 2 is in zowel een winter- als een zomerplanting een verlenging van de productieperiode en een vergelijkbare of hogere productie gerealiseerd. Wel bleek het productieverloop veel onregelmatiger als in eerste instantie ingeschat. Uiteindelijk is de omzet en het teeltrendement van deze teelten echter als vergelijkbaar ingeschat vanwege verschillen in de opbouw van kostprijs veroorzaakt door verschillen in arbeids-, energie- en plantkosten. Op basis van de tegenvallende producties met de overige rassen en de grilligheid in gewasgroei en ontwikkeling is de teelt van een winterplanting en zomerplanting doordrager nog geen volwaardig alternatief voor de teelt van junidragers. De teeltzekerheid is nog te laag om ervan uit te kunnen gaan dat de noodzakelijke productie en kwaliteit jaarlijks gerealiseerd gaat worden. Voordat de doordragerteelt een volwaardig alternatief is voor de teelt met junidragers is nog vele jaren praktijkonderzoek en praktijkervaring nodig om de teelt tot een volwaardig alternatief te ontwikkelen. Echter zullen de ontwikkelingen in de teeltwijze met junidragers verder gaan waardoor een sprake is van een soort tweestrijd tussen de doordrager en de junidrager. Echter de teelt van doordragers en junidragers kan wellicht ook uitstekend gecombineerd worden zoals op basis van de resultaten uit het laatste project is voorgesteld. Momenteel lijkt een combinatie van een doordragerteelt in het najaar met een zomerplanting en een verse planting in het voorjaar perspectief te bieden om een hogere omzet cq. teeltrendement te realiseren en/of meer arbeidspreiding te realiseren op de steeds groter wordende teeltbedrijven. 35

36 Bijlage 1 Plattegrond proefindeling Plattegrond Doordragerproef afdeling 26 F A H K L D E J B C G I M 8 Planten per bak (Randrij 5 planten per bak) RAND Enekele randrij Velden voor productiemeting Velden visuele beoordeling RASSEN A Everest G Aromas B Albion H Malling Opal C Evie 2 I Flamengo D Florin J Durban E AVA K Malling Pearl F Evie 3 L Diamante M Elan 36

37 Mogelijkheden overwinteren zomerplanting doordragers Bijlage 2 Foto s gewasontwikkeling Albion AVA Everest Gewasstand 21 januari Gewasstand 11 februari Gewasstand 6 maart Gewasstand 17 april Gewasstand 3 juni 37

38 Mogelijkheden overwinteren zomerplanting doordragers Evie II Evie III Florin Gewasstand 21 januari Gewasstand 11 februari Gewasstand 6 maart Gewasstand 17 april Gewasstand 3 juni 38

39 Bijlage 3 Productie en omzet per ras zomerplanting Tabel: Voorjaarsproductie en omzet zomerplanting doordragers per ras periode middenprijs Omzet Albion Omzet AVA klasse I klasse II kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet & fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn ,50 2,60 0,18 0,02 1,14 0,06 0,02 0,00 0,11-4 5,50 2,20 1,46 0,06 8,04 0,14 1,21 0,13 6,65 0,29 5 3,25 1,30 0,56 0,09 1,80 0,12 1,67 0,51 5,44 0,67 6 3,00 1,20 0,27 0,49 0,82 0,59 0,45 0,72 1,36 0,86 7 2,25 0,90 8 2,00 0,80 9 2,50 1, ,25 1, ,50 1, ,00 2, ,50 2,20 TOTAAL 2,5 0,7 11,81 0,91 3,35 1,36 13,55 1,81 periode middenprijs Omzet Everest Omzet Evie 2 klasse I klasse II kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet & fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn ,50 2,60 0,00 0,00 0,00 0,00 4 5,50 2,20 1,97 0,07 10,81 0,15 1,44 0,04 7,93 0,09 5 3,25 1,30 1,15 0,36 3,75 0,47 1,61 0,17 5,24 0,22 6 3,00 1,20 0,24 0,48 0,73 0,57 0,76 0,70 2,29 0,84 7 2,25 0,90 8 2,00 0,80 9 2,50 1, ,25 1, ,50 1, ,00 2, ,50 2,20 TOTAAL 3,36 0,91 15,29 1,19 3,82 0,90 15,46 1,14 periode middenprijs Omzet Evie 3 Omzet Florin klasse I klasse II kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet kilo/m 2 kilo/m 2 omzet omzet & fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn klasse I kl. II/fijn ,50 2,60 0,00 0,00 0,01 0,01 0,09 0,02 4 5,50 2,20 1,38 0,09 7,57 0,20 1,04 0,12 5,73 0,25 5 3,25 1,30 1,69 0,23 5,48 0,30 0,67 0,24 2,18 0,32 6 3,00 1,20 1,03 0,71 3,09 0,86 0,20 0,41 0,60 0,49 7 2,25 0,90 8 2,00 0,80 9 2,50 1, ,25 1, ,50 1, ,00 2, ,50 2,20 TOTAAL 4,09 1,03 16,15 1,36 1,93 0,77 8,61 1,07 39

40 Bijlage 4 Teeltsaldo s doordragers & junidragers Teeltsaldo s OPBRENGSTEN Referentieteelten met junidragers Doorteelt junidragers 2x Verse planting junidrager TOEGEREKENDE KOSTEN Periode Middenprijs Kg/m 2 Opbrengst Middenprijs Kg/m 2 Opbrengst 1 overwinteren planten ,11 0,9 4,75 5,24 2,5 13,06 5 3,04 5,6 16,95 3,07 3,1 9,38 6 2,74 0,5 1,48 2,01 0,2 0, planten - planten ,93 0,3 0,88 2,93 0,3 0, ,28 1,5 4,76 3,28 1,5 4, ,64 1,3 5,80 4,64 1,3 5, ,13 0,5 2,31 5,13 0,5 2,31 Totaal 10,5 36,92 9,2 36,55 Post Eenheid Prijs Kosten Eenheid Prijs Kosten Plantmateriaal 10 0,45 4, ,42 8,40 Gas (incl CO 2 ) 24 0,35 8, ,35 7,70 Gewasbescherming 1,25 1,25 Bemesting 0,50 0,50 Water 0,25 0,25 Substraat 0,70 1,40 Steunmateriaal/folie 0,50 0,50 Bijen/hommels 0,50 0,50 Velingkosten 6% 2,22 6% 2,19 Afvoer gewas 0,10 0,20 Rente (oml. vermogen) 1% 0,37 1% 0,37 TOTAAL 19,28 23,26 SALDO 17,64 13,29 ARBEID 13,50 12,75 SALDO MET ARBEID 4,14 0,54 40

41 Teeltsaldo s Winterplanting doordragers (gemiddeld & maximaal) OPBRENGSTEN Winterplanting doordrager (gem) Winterplanting doordrager (max) TOEGEREKENDE KOSTEN Periode Kg/m 2 Opbrengst Kg/m 2 Opbrengst 1 planten planten ,22 1,0 5,40 5,27 1,2 6,10 5 3,18 0,8 2,66 3,23 1,4 4,58 6 2,91 1,7 4,87 2,97 2,5 7,36 7 2,07 1,6 3,32 2,15 2,4 5,24 8 1,70 1,3 2,21 1,80 1,7 3,09 9 2,02 1,4 2,83 2,24 1,9 4, ,64 0,8 2,07 2,83 1,4 3, ,85 0,5 1,56 3,10 0,8 2, Totaal 9,2 24,91 13,3 37,15 Post Eenheid Prijs Kosten Eenheid Prijs Kosten Plantmateriaal 7,3 0,55 4,02 7,3 0,42 3,07 Gas (incl CO 2 ) 17 0,35 5, ,35 5,95 Gewasbescherming 1,75 1,75 Bemesting 0,50 0,50 Water 0,25 0,25 Substraat 0,70 0,70 Steunmateriaal/folie 0,50 0,50 Bijen/hommels 0,50 0,50 Velingkosten 6% 1,49 6% 2,23 Afvoer gewas 0,20 0,20 Rente (oml. vermogen) 1% 0,25 1% 0,37 TOTAAL 16,11 16,02 SALDO 8,80 21,13 ARBEID 15,00 15,00 SALDO MET ARBEID 6,20-6,13 41

42 Teeltsaldo s Zomerplanting doordragers (gemiddeld & maximaal) OPBRENGSTEN Zomerplanting doordrager (gem) Zomerplanting doordrager (max) TOEGEREKENDE KOSTEN Periode Kg/m 2 Opbrengst Kg/m 2 Opbrengst 1 overwinteren overwinteren ,37 0,1 0,24-4 5,31 1,5 7,97 5,41 1,5 8,01 5 2,90 1,5 4,33 3,07 1,8 5,46 6 2,02 1,1 2,18 2,14 1,5 3, planten - planten - 9 1,99 0,9 1,79 2,21 1,3 2, ,03 0,7 2,15 3,17 1,0 3, ,07 1,7 5,32 3,29 2,6 8, ,87 0,8 3,07 4,25 1,4 5, Totaal 8,3 27,06 10,9 36,93 Post Eenheid Prijs Kosten Eenheid Prijs Kosten Plantmateriaal 5,4 0,55 2,97 5,4 0,55 2,97 Gas (incl CO 2 ) 24 0,35 8, ,35 8,40 Gewasbescherming 1,50 1,50 Bemesting 0,50 0,50 Water 0,25 0,25 Substraat 0,70 0,70 Steunmateriaal/folie 0,50 0,50 Bijen/hommels 0,50 0,50 Velingkosten 6% 1,62 6% 2,22 Afvoer gewas 0,20 0,20 Rente (oml. vermogen) 1% 0,27 1% 0,37 TOTAAL 17,41 18,11 SALDO 9,65 18,82 ARBEID 15,00 15,00 SALDO MET ARBEID 5,35-3,82 42

43 Teeltsaldo s Najaarsproductie zomerplanting doordragers (gemiddeld & maximaal) + Voorjaarsproductie verse planting junidrager OPBRENGSTEN Doordrager (gem) nj / junidrager vj Doordrager (max) nj / junidrager vj TOEGEREKENDE KOSTEN Periode Kg/m 2 Opbrengst Kg/m 2 Opbrengst 1 planten planten ,24 2,5 13,06 5,24 2,5 13,06 5 3,07 3,1 9,38 3,07 3,1 9,38 6 2,01 0,2 0,37 2,01 0,2 0, planten - planten - 9 1,99 0,9 1,79 2,21 1,3 2, ,03 0,7 2,15 3,17 1,0 3, ,07 1,7 5,32 3,29 2,6 8, ,87 0,8 3,07 4,25 1,4 5, Totaal 9,9 35,14 12,0 43,14 Post Eenheid Prijs Kosten Eenheid Prijs Kosten Plantmateriaal 15,4 0,47 7,17 15,4 0,47 7,17 Gas (incl CO 2 ) 24 0,35 8, ,35 8,40 Gewasbescherming 1,50 1,50 Bemesting 0,50 0,50 Water 0,25 0,25 Substraat 1,40 1,40 Steunmateriaal/folie 0,50 0,50 Bijen/hommels 0,50 0,50 Velingkosten 6% 2,11 6% 2,59 Afvoer gewas 0,20 0,20 Rente (oml. vermogen) 1% 0,35 1% 0,43 TOTAAL 22,88 23,44 SALDO 12,26 19,70 ARBEID 15,75 15,75 SALDO MET ARBEID 3,49-3,95 43

Zomerplanting Doordragers als alternatief najaarsteelt glasaardbei

Zomerplanting Doordragers als alternatief najaarsteelt glasaardbei Zomerplanting Doordragers als alternatief najaarsteelt glasaardbei "Vervolg op PT-project 12.809" DLV Plant Postbus 6207 5960 AE Horst Expeditiestraat 16 a 5961 AE Horst T 077 398 75 00 F 077 398 66 82

Nadere informatie

Effectiviteit en toepasbaarheid van Pentakeep Super in een vollegrondsteelt aardbeien

Effectiviteit en toepasbaarheid van Pentakeep Super in een vollegrondsteelt aardbeien Effectiviteit en toepasbaarheid van Pentakeep Super in een vollegrondsteelt aardbeien Aardbeiendemodag 2014 DLV Plant Postbus 6207 5960 AE Horst Expeditiestraat 16 a 5961 PX Horst T 077 398 75 00 F 077

Nadere informatie

Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen

Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen DLV Plant Postbus 7001 6700 CA Wageningen Agro Business Park 65 6708 PV Wageningen T 0317 49 15 78 F 0317 46 04 00 In opdracht van: Begeleidende groep

Nadere informatie

Praktijkonderzoek mobiele belichting bij paprika

Praktijkonderzoek mobiele belichting bij paprika Praktijkonderzoek mobiele belichting bij paprika Ruud Maaswinkel Marcel Raaphorst Leo van der Valk Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Glastuinbouw December 23 Projectnummer 4174621 23 Wageningen,

Nadere informatie

Resultaten proeven 2017/2018. Sonsation bijeenkomst 29 augustus 2018

Resultaten proeven 2017/2018. Sonsation bijeenkomst 29 augustus 2018 Resultaten proeven 2017/2018 Sonsation bijeenkomst 29 augustus 2018 Inhoud Monitoring: Trayplantopkweek 2017 Productie verse teelt 2018 Monitoring trayplantopkweek 2017 Monitoring Sonsation & Sonata Drie

Nadere informatie

Mogelijkheden van belichting door teeltsturing in jaarrondteelten paprika

Mogelijkheden van belichting door teeltsturing in jaarrondteelten paprika Mogelijkheden van belichting door teeltsturing in jaarrondteelten paprika R. Maaswinkel B. Berkhout M. Raaphorst Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Sector Glastuinbouw December 2003 Projectnummer 41704606

Nadere informatie

Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria

Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria Invloed van CO 2 -doseren op de productie en kwaliteit bij Alstroemeria F. van Noort Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector glastuinbouw januari 2004 PPO 411724 2003 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Innovatieve Aardbeienteelt: Jaarrond telen met Doordragers

Innovatieve Aardbeienteelt: Jaarrond telen met Doordragers PROJECTVERSLAG Innovatieve Aardbeienteelt: Jaarrond telen met Doordragers In opdracht van Productschap Tuinbouw (Project 12533) Innovatieve Aardbeienteelt: Jaarrond telen met Doordragers Uitgevoerd door:

Nadere informatie

Gialte (E20B.0132) Teeltrichtlijnen. enzazaden.nl. Raseigenschappen

Gialte (E20B.0132) Teeltrichtlijnen. enzazaden.nl. Raseigenschappen Teeltrichtlijnen Gialte (E20B.0132) Raseigenschappen Lichtgeel geblokte paprika Tm:0-3 resistent Niet gevoelig voor gedegenereerde planten Vrij open, maar relatief compact gewas Eenvoudige zetting Uniforme

Nadere informatie

Gialte (E20B.0132) enzazaden.nl. Teeltrichtlijnen. Raseigenschappen

Gialte (E20B.0132) enzazaden.nl. Teeltrichtlijnen. Raseigenschappen Gialte (E20B.0132) Teeltrichtlijnen Raseigenschappen Lichtgeel geblokte paprika Tm:0-3 resistent Niet gevoelig voor gedegenereerde planten Vrij open, maar relatief compact gewas Eenvoudige zetting Uniforme

Nadere informatie

Teelt van Matricaria op water

Teelt van Matricaria op water Teelt van Matricaria op water In opdracht van: Productschap Tuinbouw, Ball Holland, Bulbfust, Jiffy en Bloemenveiling Aalsmeer Onderzoek 2002 en 2003 Ing. H. Meester Maart 2004 Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost

Nadere informatie

De basis van de doordrager nader beschreven

De basis van de doordrager nader beschreven De basis van de doordrager nader beschreven Relatie tussen plantarchitectuur en fysiologie (review) Remco van Endschot Delphy Aardbeiendag 2017 Inhoud Inleiding Doordragers Bloemaanleg Rankaanleg Nachtonderbreking

Nadere informatie

Kennis uitwisseling ervaringen met LED verlichting in de aardbeienteelt

Kennis uitwisseling ervaringen met LED verlichting in de aardbeienteelt Kennis uitwisseling ervaringen met LED verlichting in de aardbeienteelt juli 2010 Gefinancieerd door Productschap Tuinbouw Uitgevoerd door: Ing. Bart Vromans Bart.vromans@hortinova.nl Kennis uitwisseling

Nadere informatie

Bloemknopsturing Snijhortensia. Uitgevoerd door: DLV Facet Teake Dijkstra Helma Verberkt. Wageningen, Februari 2006

Bloemknopsturing Snijhortensia. Uitgevoerd door: DLV Facet Teake Dijkstra Helma Verberkt. Wageningen, Februari 2006 Facet Bloemknopsturing Snijhortensia Uitgevoerd door: DLV Facet Teake Dijkstra Helma Verberkt Wageningen, Februari 2006 In samenwerking met de landelijke Hortensia commissie LTO Groeiservice Gefinancierd

Nadere informatie

Kennisuitwisseling belichte aardbeienteelt

Kennisuitwisseling belichte aardbeienteelt Kennisuitwisseling belichte aardbeienteelt April 2007 Gefinancieerd door Productschap Tuinbouw Uitgevoerd door: Ing. Bart Vromans Bart.vromans@lucel.nl INHOUDSOPGAVE Samenvatting Inleiding Plan van aanpak

Nadere informatie

Vervanging Rode bes Rovada DLV Plant

Vervanging Rode bes Rovada DLV Plant Vervanging Rode bes Rovada DLV Plant Postbus 840 5280 AV Boxtel Mijlstraat 20 5281 LL Boxtel T 0411 65 25 25 F 0411 67 87 51 E info@dlvplant.nl In opdracht van Produktgroep kleinfruit www.dlvplant.nl Gefinancierd

Nadere informatie

Houdbaarheid Hydrangea

Houdbaarheid Hydrangea Houdbaarheid Hydrangea F. van Noort Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business Unit Glastuinbouw December 2003 PPO 41704641 2003 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

SNIJBOON ONDER GLAS 2015

SNIJBOON ONDER GLAS 2015 SNIJBOON ONDER GLAS 215 1. Snijboon - vergelijking stengelheid en frequentie TOAGLA15SJB_TT1 Doel van de proef Bepalen wat de invloed is van de stengelheid en de frequentie van ken op de arbeidsduur en

Nadere informatie

Teelt de grond uit Zomerbloemen

Teelt de grond uit Zomerbloemen Teelt de grond uit Zomerbloemen Teelt in kisten 2012-2013 Casper Slootweg en Marga Dijkema Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit

Nadere informatie

Kennisuitwisseling belichte aardbeiteelt

Kennisuitwisseling belichte aardbeiteelt Kennisuitwisseling belichte aardbeiteelt PT-projectnummer 12704 mei 2007 Gefinancierd door: Productschap Tuinbouw Uitgevoerd door: ing. G.C.A.M. Vromans LUCEL BV Postbus 58 NL-2670 AB NAALDWIJK Tel: +31

Nadere informatie

Invloed UV-licht op bol blad bij chrysant PT projectnummer:

Invloed UV-licht op bol blad bij chrysant PT projectnummer: Invloed UV-licht op bol blad bij chrysant PT projectnummer: 13645.02 In opdracht van de landelijke commissie Chrysant van LTO Groeiservice Gefinancierd door Productschap Tuinbouw Postbus 280 2700 AG Zoetermeer

Nadere informatie

Trayplanten opkweek. Inleiding. Door: Bart Vromans. Doel van plant Bloemaanleg Uniform plantmateriaal Plantbelasting

Trayplanten opkweek. Inleiding. Door: Bart Vromans. Doel van plant Bloemaanleg Uniform plantmateriaal Plantbelasting Trayplanten opkweek Door: Bart Vromans HortiNova cursus 13 & 14 februari 2008, Diepgang in de bodem Inleiding Doel van plant Bloemaanleg Uniform plantmateriaal Plantbelasting 1 Doel van plant Optimaal

Nadere informatie

Dubai. Krachtige prestaties, meer zekerheid. - Krachtig ras, ook voor getopte planten - Hoge potentiële opbrengst - Goede vruchtkwaliteit

Dubai. Krachtige prestaties, meer zekerheid. - Krachtig ras, ook voor getopte planten - Hoge potentiële opbrengst - Goede vruchtkwaliteit Dubai Krachtige prestaties, meer zekerheid - Krachtig ras, ook voor getopte planten - Hoge potentiële opbrengst - Goede vruchtkwaliteit www.deruiterseeds.nl Dubai Krachtpatser in opbrengst Dubai is een

Nadere informatie

Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012

Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012 Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012 Casper Slootweg Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit Februari 2013 Programma

Nadere informatie

Rassenproeven aardbeien biologische teelt

Rassenproeven aardbeien biologische teelt Rassenproeven aardbeien biologische teelt Yves Hendrickx, Mieke Vandermersch Inleiding Een juiste rassenkeuze bepaalt in sterke mate mee de rendabiliteit van de aardbeienteelt. Belangrijke eigenschappen

Nadere informatie

Teelt van Trachelium op water

Teelt van Trachelium op water Teelt van Trachelium op water In opdracht van Productschap Tuinbouw, Ball Holland, Bulbfust, Jiffy en Bloemenveiling Aalsmeer Onderzoek 2002 en 2003 Ing. H. Meester Maart 2004 SAMENVATTING De teelt van

Nadere informatie

Het Nieuwe Telen toegepast in aardbeien onderglas!

Het Nieuwe Telen toegepast in aardbeien onderglas! Het Nieuwe Telen toegepast in aardbeien onderglas! 10-1-2018 Lisanne Helmus (Met dank aan: Klaas Walraven en Peter Geelen) Defenitie Het Nieuwe Telen Optimaal telen in balans met toepassing van kennis

Nadere informatie

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Projectnummer PT: 14216.12 In opdracht van: Productschap Tuinbouw Postbus 280 2700 AG Zoetermeer Uitgevoerd door: Cultus Agro Advies Zandterweg 5 5973 RB

Nadere informatie

Minimale temperatuurgrenzen courgette

Minimale temperatuurgrenzen courgette Minimale temperatuurgrenzen courgette Onderzoek 2002 Jan Janse & Marcel Raaphorst Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Glastuinbouw Projectnummer 415143 Januari 2003 Intern Rapportnummer GT 13058

Nadere informatie

Winterlichtkas: spectaculaire resultaten

Winterlichtkas: spectaculaire resultaten Winterlichtkas: spectaculaire resultaten dankzij of ondanks het nieuwe telen? Studiemiddag HNT Den Bosch 12 december 2018, Frank Kempkes en Jan Janse Teelt 2018 2 Gewas: ras Hi-Power, plantdatum 28 dec

Nadere informatie

Kenmerken en mogelijkheden met nieuwe rassen op stelling

Kenmerken en mogelijkheden met nieuwe rassen op stelling Kenmerken en mogelijkheden met nieuwe rassen op stelling Junidragers & doordragers Studiedag Pamel 10 maart 2018 Katrijn Stoffels Overzicht Rassenonderzoek PCH Nieuwe junidragers Rassenproef doordragers

Nadere informatie

Interactie Moddus en Actirob

Interactie Moddus en Actirob Interactie Moddus en Actirob Effect op zaadopbrengst Engels raaigras 2011 Expertisecentrum graszaad en graszoden Proefboerderij Rusthoeve en DLV Plant p/a Noordlangeweg 42 4486PR Colijnsplaat C Sam de

Nadere informatie

Teelt van Zaaiaster en Delphinium op water

Teelt van Zaaiaster en Delphinium op water Teelt van Zaaiaster en Delphinium op water In opdracht van Productschap Tuinbouw, Ball Holland, Bulbfust en Bloemenveiling Aalsmeer Onderzoek 2002 en 2003 Ing. H. Meester Maart 2004 SAMENVATTING Een aantal

Nadere informatie

Gerbera: maximale isolatie & lichtonderschepping

Gerbera: maximale isolatie & lichtonderschepping Gerbera: maximale isolatie & lichtonderschepping Eindstand, BCO, 26-09-2017 Nieves García, Frank Kempkes, Arie de Gelder, Eugenie Dings Proef doel en looptijd Doel Het energie- en CO 2 gebruik bij gerbera

Nadere informatie

Teelt van Celosia op water

Teelt van Celosia op water Teelt van Celosia op water In opdracht van Productschap Tuinbouw, Ball Holland, Bulbfust, Jiffy Products en Bloemenveiling Aalsmeer Onderzoek 2002 en 2003 Ing. H. Meester Maart 2004 Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost

Nadere informatie

Aardbeien Nicole Gallace

Aardbeien Nicole Gallace Aardbeien 2016 Nicole Gallace Rassen junidragers Gewicht(g) Kleur vers Brix Stev vers (g/mm) StevNB (g/mm) Elsanta 25,9 5,6 7,0 345 225 Malling Centenary 27,36 (+5%) 5,3 6,8 386 242 Magnum 25,0 5,8 8,4

Nadere informatie

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen.

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen. Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen. Ing. K.H. Wijnholds Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Businessuni Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente

Nadere informatie

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia Vervolgonderzoek in 2005 P.J. van Leeuwen, A.Th.J. Koster en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen maart 2006 PPO

Nadere informatie

Emissieloos Telen 2017 Update 31/08/2017 nummer 4

Emissieloos Telen 2017 Update 31/08/2017 nummer 4 Emissieloos Telen 17 Update 31/8/17 nummer 4 De overheid en de sector hebben afspraken gemaakt over het verminderen van de lozingen van drainwater, met als eindpunt een (nagenoeg) emissieloze glastuinbouw

Nadere informatie

Hybride belichting Chrysant

Hybride belichting Chrysant DLV Plant Postbus 7001 6700 CA Wageningen Agro Business Park 65 6708 PV Wageningen T 0317 49 15 78 Gefinancierd door Productschap Tuinbouw en Ministerie van Economische Zaken in het kader van het programma

Nadere informatie

Marletta (E20B.4541) Teeltrichtlijnen

Marletta (E20B.4541) Teeltrichtlijnen Teeltrichtlijnen Marletta (E20B.4541) Plantmateriaal uniform plantmateriaal niet gevoelig voor koploosheid geschikt voor alle gangbare zaaidata en teelt-/stengelsystemen resistentie: HR: Tm:0-3 open en

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje Onderzoek van 2003 t/m 2006 P.J. van Leeuwen, P. Vink en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bollen november 2006 PPO nr.

Nadere informatie

SNIJBOON ONDER GLAS 2015

SNIJBOON ONDER GLAS 2015 SNIJBOON ONDER GLAS 215 1. Snijboon - vergelijking stengeldichtheid en bladplukfrequentie TOAGLA15SJB_TT1 Doel van de proef Bepalen wat de invloed is van de stengeldichtheid en de frequentie van bladplukken

Nadere informatie

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown Voortgezet diagnostisch onderzoek 2012 Peter Vink, Peter Vreeburg en Paul van Leeuwen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen

Nadere informatie

Bestuivingsinformatie

Bestuivingsinformatie Bestuivingsinformatie Aardbei Fragaria vesca Familie Ode: Rosales Familie: Rozenfamilie, Rosace. Geslacht: Frigaria Biotoop en bodem: De aardbei prefereert een zonnige standplaats op vochtige vruchtbare

Nadere informatie

Bestrijding van koolvlieg in radijs

Bestrijding van koolvlieg in radijs Bestrijding van koolvlieg in radijs A.A.E. Bulle, G.J. Messelink Wageningen UR Glastuinbouw, Wageningen augustus 2007 Projectnummer 3242018600 2007 Wageningen, Wageningen UR Glastuinbouw Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Teelt van Ageratum op water

Teelt van Ageratum op water Teelt van Ageratum op water In opdracht van Productschap Tuinbouw, Ball Holland, Bulbfust, Jiffy en Bloemenveiling Aalsmeer Onderzoek 2002 en 2003 Ing. H. Meester Maart 2004 Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost

Nadere informatie

VELDSLA ONDER GLAS 2015

VELDSLA ONDER GLAS 2015 VELDSLA ONDER GLAS 2015 Zaaidichtheid 4 e gamma (winter 2015-2016 ) TOAGLA15VSL_TT01 Onderzoek financieel gesteund door GMO. Doel Nagaan wat de invloed is van de zaaidichtheid op opbrengst en geel blad.

Nadere informatie

Verbranding bladranden Hortensia

Verbranding bladranden Hortensia Verbranding bladranden Hortensia Project 417.17033 Rapport fase 1 F. van Noort Praktijkonderzoek Plant en Omgeving H. Verberkt DLV-Facet Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector glastuinbouw december

Nadere informatie

Invloed klimaat op planttemperatuur. toepassing warmtebeeldcamera. PT Projectnummer: 14266.01

Invloed klimaat op planttemperatuur. toepassing warmtebeeldcamera. PT Projectnummer: 14266.01 Invloed klimaat op planttemperatuur potplanten en toepassing warmtebeeldcamera DLV Plant Postbus 71 67 CA Wageningen Agro Business Park 65 678 PV Wageningen PT Projectnummer: 14266.1 Gefinancierd door

Nadere informatie

Onderzoek naar de vroege bloemaanleg bij de tulpencultivar Strong Gold

Onderzoek naar de vroege bloemaanleg bij de tulpencultivar Strong Gold Onderzoek naar de vroege bloemaanleg bij de tulpencultivar Strong Gold In opdracht van V.O.F. Van Kampen, Den Helder. Martin van Dam en Peter Vink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV Sector Bloembollen

Nadere informatie

Bossigheid in Zantedeschia

Bossigheid in Zantedeschia Bossigheid in Zantedeschia Is vervroegd afsterven van weefselkweekplantjes en het daarna koud bewaren van de knollen een van de oorzaken van bossigheid P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Slakken in Anthurium. A. Hazendonk PPO Glastuinbouw

Slakken in Anthurium. A. Hazendonk PPO Glastuinbouw Slakken in Anthurium A. Hazendonk PPO Glastuinbouw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Glastuinbouw December 2003 2003 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

LED-belichting in aardbeien Aardbeiendag Erik Stappers Plant Specialist Horticulture 9 januari 2019

LED-belichting in aardbeien Aardbeiendag Erik Stappers Plant Specialist Horticulture 9 januari 2019 LED-belichting in aardbeien Aardbeiendag 2019 Erik Stappers Plant Specialist Horticulture 9 januari 2019 Agenda Intro Philips Horti LED Licht & rekenen met licht Efficient en effectief licht Resultaten

Nadere informatie

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE In opdracht van Productschap Tuinbouw April 2004 Ing. C. Oostingh Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost Telefoon (0228) 56 31 64 Fax (0228) 56

Nadere informatie

Knelpuntenrapportage nieuwe teelten

Knelpuntenrapportage nieuwe teelten Knelpuntenrapportage nieuwe teelten Rapportage van de Afzet- en Teeltknelpunten bij a) Langwerpige radicchio, b) Grootbladige spinazie, c) Salatrio, d) Wortelpeterselie C. van Wijk PPO-agv, Lelystad Praktijkonderzoek

Nadere informatie

BIJLAGEN BIJ PROEFVERSLAG. Duurzame productie Kuipplanten. Uitgevoerd door: DLV Facet. Wageningen, maart 2004

BIJLAGEN BIJ PROEFVERSLAG. Duurzame productie Kuipplanten. Uitgevoerd door: DLV Facet. Wageningen, maart 2004 BIJLAGEN BIJ PROEFVERSLAG Facet Duurzame productie Kuipplanten Uitgevoerd door: DLV Facet Wageningen, maart 2004 In samenwerking met de Landelijke commissie Kuip- en terrasplanten LTO Groeiservice en LaSerra

Nadere informatie

INTERN VERSLAG. Bemonstering Fusarium foetens in water en teeltsysteem. Uitgevoerd door: DLV Facet

INTERN VERSLAG. Bemonstering Fusarium foetens in water en teeltsysteem. Uitgevoerd door: DLV Facet INTERN VERSLAG Facet Bemonstering Fusarium foetens in water en teeltsysteem Uitgevoerd door: Nieuw Vennep, januari 2004 Irma Lukassen Helma Verberkt In samenwerking met Naktuinbouw Jan Westerhof Landelijke

Nadere informatie

Mogelijkheden om vroeg tijdig bladrandproblemen te signaleren met MIPS bij Hortensia

Mogelijkheden om vroeg tijdig bladrandproblemen te signaleren met MIPS bij Hortensia Mogelijkheden om vroeg tijdig bladrandproblemen te signaleren met MIPS bij Hortensia Filip van Noort, Henk Jalink Rapport GTB-1027 2010 Wageningen, Wageningen UR Glastuinbouw Alle rechten voorbehouden.

Nadere informatie

Stuurlicht: wat kunnen we ermee 2. Licht Event 10 december 2014 Arca Kromwijk, Wageningen UR Glastuinbouw

Stuurlicht: wat kunnen we ermee 2. Licht Event 10 december 2014 Arca Kromwijk, Wageningen UR Glastuinbouw Stuurlicht: wat kunnen we ermee 2 Licht Event 10 december 2014 Arca Kromwijk, Wageningen UR Glastuinbouw arca.kromwijk@wur.nl Stuurlicht Freesia Normaal assimilatielicht (SON-T 35 µmol/m 2 /s) met stuurlicht

Nadere informatie

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek VELDSLA ONDER GLAS 215 - Rassenonderzoek Winterteelt 215-216 4 e gamma TOAGLA15VSL_RA4 Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Nadere informatie

VERSLAG. Invloed van lichtintensiteit en daglengte op de productie van Gerbera. Uitgevoerd door: DLV Facet

VERSLAG. Invloed van lichtintensiteit en daglengte op de productie van Gerbera. Uitgevoerd door: DLV Facet VERSLAG Facet Invloed van lichtintensiteit en daglengte op de productie van Gerbera Uitgevoerd door: DLV Facet Wageningen, Oktober 2005 Gerben Wessels Helma Verberkt Proeftuin Zwaagdijk Hans Meester Gefinancierd

Nadere informatie

Invloed van spuiwater op de bladvertering

Invloed van spuiwater op de bladvertering Invloed van spuiwater op de bladvertering Toepassing van spuiwater in het najaar ter bevordering van de bladvertering Effect op schurft DLV Plant Postbus 840 5280 AV Boxtel Heesterakker 2F 5281 LV Boxtel

Nadere informatie

Cultuur- en gebruikswaardeonderzoek industriespinazie 2002 Voorjaarszaai. H. de Putter

Cultuur- en gebruikswaardeonderzoek industriespinazie 2002 Voorjaarszaai. H. de Putter Cultuur- en gebruikswaardeonderzoek industriespinazie 2002 Voorjaarszaai H. de Putter Praktijkonderzoek Plant & Omgeving BV. Projectrapport nr. 110118 2001 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink Voortgezet diagnostisch onderzoek naar een betere beheersing van een aantasting door de schimmel Colletotrichum acutatum bij de bollenteelt van tulpen cv. Giuseppe Verdi Voortgezet diagnostisch onderzoek

Nadere informatie

Voorkomen bloemmisvorming en bloemverdroging in Zantedeschia

Voorkomen bloemmisvorming en bloemverdroging in Zantedeschia Voorkomen bloemmisvorming en bloemverdroging in Zantedeschia Effect van kasklimaat op bloemmisvorming P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Bloembollen, Boomkwekerij &

Nadere informatie

Technisch en teelttechnisch verslag van het project Lucht in de kas bij Themato (opgesteld door Martien Duijndam)

Technisch en teelttechnisch verslag van het project Lucht in de kas bij Themato (opgesteld door Martien Duijndam) Technisch en teelttechnisch verslag van het project Lucht in de kas bij Themato (opgesteld door Martien Duijndam) Inleiding: Het project Lucht in de kas is uitgevoerd om de toepassing van de Climate Optimizer

Nadere informatie

3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt

3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt 3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt 3.1 Doel In deze proef werden diverse rassen vergeleken in de vroege teelt voor wat betreft, plant- en gewaskenmerken, ziektegevoeligheid, alsook oogst- en opbrengstgegevens.

Nadere informatie

Eindrapportage project Zuurstofvoorziening substraten

Eindrapportage project Zuurstofvoorziening substraten Eindrapportage project Zuurstofvoorziening substraten Opdrachtgever: Productschap Tuinbouw Projectnummer:.97 Uitvoerder: TNO, afdeling Toegepaste Plantwetenschappen Projectleider: W.L. Holtman. / S. Heimovaara

Nadere informatie

s 98 c-b Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966. Z2J5.303I

s 98 c-b Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966. Z2J5.303I c-b Bibliotheek» PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, Naaldwijk È. TE NAALDWIJK. 1 s 98 Proefstation Temperatuur- en gietproef bij herfstkomkommers. door: Ir.A.A.M.Sweep, Naaldwijk,1966.

Nadere informatie

Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink

Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag Ir. L. van den Brink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte

Nadere informatie

De minimale lichtbehoefte van Zantedeschia. P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert

De minimale lichtbehoefte van Zantedeschia. P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert De minimale lichtbehoefte van Zantedeschia P.J. van Leeuwen en J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit 085 PPO 32 360851 00 PT 13637 Juni 2011 2011 Wageningen,

Nadere informatie

Warmwaterbehandeling lelie

Warmwaterbehandeling lelie Warmwaterbehandeling lelie Effect van verlaagde voor- en natemperatuur bij Oriëntals en verhoogde kooktemperatuur bij Longiflorum-, LA- en OT- hybriden Casper Slootweg en Hans van Aanholt Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen

Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Invloed van ventilatie-instellingen op vochtverliezen en kwaliteit in zand aardappelen Ing. D. Bos en Dr. Ir. A. Veerman Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector AGV PPO 5154708 2003 Wageningen,

Nadere informatie

Bemesting van tulp in de broeierij

Bemesting van tulp in de broeierij Bemesting van tulp in de broeierij M.F.N. van Dam, A.J.M. van Haaster, H.P. Pasterkamp, S. Marinova, N.S. van Wees, e.a. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector bloembollen december 2003 PPO 330

Nadere informatie

Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol?

Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol? Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol? Voortgezet diagnostisch onderzoek in 2006 Peter Vink en Peter Vreeburg Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V.

Nadere informatie

Opbrengstverhoging snij amaryllis. Arca Kromwijk en Steven Driever, Wageningen UR Glastuinbouw Marc Grootscholten, Improvement Centre

Opbrengstverhoging snij amaryllis. Arca Kromwijk en Steven Driever, Wageningen UR Glastuinbouw Marc Grootscholten, Improvement Centre Opbrengstverhoging snij amaryllis Arca Kromwijk en Steven Driever, Wageningen UR Glastuinbouw Marc Grootscholten, Improvement Centre Onderzoek opbrengstverhoging snij amaryllis Op verzoek amarylliscommissie

Nadere informatie

Effect van daksproeier of hoge druknevel op kasklimaat en waterhuishouding bij komkommer

Effect van daksproeier of hoge druknevel op kasklimaat en waterhuishouding bij komkommer Effect van daksproeier of hoge druknevel op kasklimaat en waterhuishouding bij komkommer A. de Gelder en R. de Graaf Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business Unit Glastuinbouw Februari 25 PPO nr.

Nadere informatie

Kanavaro. Teeltrichtlijnen. de kracht van Kanavaro de kracht van Enza Zaden

Kanavaro. Teeltrichtlijnen. de kracht van Kanavaro de kracht van Enza Zaden Teeltrichtlijnen Kanavaro Resistenties: HR: ToMV/Ff:A-E/Va:0/Vd:0/Fol:0,1/For IR: On/Ma/Mi/Mj Plantlengte: Normaal Kracht: Vrij sterk Planttype: Half open makkelijk bewerkbaar gewas Bladstand: Licht afhangend

Nadere informatie

Groeiregulatie in Engels raaigras

Groeiregulatie in Engels raaigras Groeiregulatie in Engels raaigras Effect Moddus, Robbester, MCPA en stikstof op zaadopbrengst in 2013 In opdracht van en gefinancierd door Productschap Akkerbouw en Werkgroep graszaden en graszoden Postbus

Nadere informatie

Vermeerdering van boomkwekerijgewassen onder LED in een meerlagensysteem. Themabijeenkomst LED in de boomkwekerij

Vermeerdering van boomkwekerijgewassen onder LED in een meerlagensysteem. Themabijeenkomst LED in de boomkwekerij Vermeerdering van boomkwekerijgewassen onder LED in een meerlagensysteem Themabijeenkomst LED in de boomkwekerij Kennis & Innovatie Impuls regio Boskoop 23 januari 2014 Pieter van Dalfsen en Johan van

Nadere informatie

FSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS,

FSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, ck Bibliotheek Proefstation Naaldwijk A 05 S 22 FSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, ^AIDWUK. Duraset ter verbetering van de grootte van tros 3. Herfst 1963 C 2. door: W.van Ravenstijn

Nadere informatie

Belichting bij sla. Economische haalbaarheidsstudie. Marcel Raaphorst Jan Janse

Belichting bij sla. Economische haalbaarheidsstudie. Marcel Raaphorst Jan Janse Belichting bij sla Economische haalbaarheidsstudie Marcel Raaphorst Jan Janse Wageningen UR Glastuinbouw, Bleiswijk juni 2007 Projectnummer: 3242000149 2007 Wageningen, Wageningen UR Glastuinbouw Alle

Nadere informatie

Optreden van suzuki-fruitvlieg in zachtfruit in 2014

Optreden van suzuki-fruitvlieg in zachtfruit in 2014 Optreden van suzuki-fruitvlieg in zachtfruit in 2014 Technische rapportage van de waarnemingen H.H.M. Helsen en B.J. van der Sluis Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business

Nadere informatie

Knelpuntenrapportage nieuwe teelten Rapportage van de Afzet- en Teeltknelpunten bij a) rucola, b) aardpeer, b) pastinaak c) Aziatische bladgewassen.

Knelpuntenrapportage nieuwe teelten Rapportage van de Afzet- en Teeltknelpunten bij a) rucola, b) aardpeer, b) pastinaak c) Aziatische bladgewassen. Knelpuntenrapportage nieuwe teelten Rapportage van de Afzet- en Teeltknelpunten bij a) rucola, b) aardpeer, b) pastinaak c) Aziatische bladgewassen. C. van Wijk PPO-agv, Lelystad Praktijkonderzoek Plant

Nadere informatie

Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt

Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt Voortgezet diagnostisch onderzoek in 2006 Peter Vink Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen

Nadere informatie

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK.

PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK. PROEFSTATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS TE NAALDWIJK. Belichting en suikerbespuiting op aardbeien,1950-1951 door: Me j.g.van Antwerpen Naaldwijk,I96I. BELICHTING EM SUIKERBESPÏÏITIBG OP

Nadere informatie

Spuitdemo plantversterkers & schimmelpreparaten wortelrotgevoelige gewassen.

Spuitdemo plantversterkers & schimmelpreparaten wortelrotgevoelige gewassen. PT koepelproject Spuitdemo plantversterkers & schimmelpreparaten wortelrotgevoelige gewassen. DLV Plant / Boomteelt Postbus 100 2770 AC Boskoop Italiëlaan 6 2391 PT Hazerswoude Dorp Opdrachtgever Productschap

Nadere informatie

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Precisieplant tulp Basis voor precisielandbouw A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij

Nadere informatie

Beheersing Phytophthora in de opkweek van trayplanten aardbeien opkweek 2014 productie 2015 (fase II)

Beheersing Phytophthora in de opkweek van trayplanten aardbeien opkweek 2014 productie 2015 (fase II) Beheersing Phytophthora in de opkweek van trayplanten aardbeien opkweek 2014 productie 2015 (fase II) DLV Plant Postbus 6207 5960 AE Horst Expeditiestraat 16 a 5961 PX Horst T 077 398 75 00 F 077 398 66

Nadere informatie

Energiemanagement Alstroemeria

Energiemanagement Alstroemeria Energiemanagement Alstroemeria Energie-efficiënte temperatuurstrategie in relatie tot belichting voor de teelt van Alstroemeria Monica Kersten, Edwin Rijpsma en Gerrit Heij Wageningen UR Glastuinbouw november

Nadere informatie

Het Nieuwe Telen bij tomaat. Marcel Raaphorst, Wageningen UR Glastuinbouw

Het Nieuwe Telen bij tomaat. Marcel Raaphorst, Wageningen UR Glastuinbouw Het Nieuwe Telen bij tomaat Marcel Raaphorst, Wageningen UR Glastuinbouw Onderwerpen Gevolgen HNT op temperatuur en gewas Plantbelasting Assimilatenbalans Generatief en vegetatief gewas Bladrandjes en

Nadere informatie

ERVARINGEN MET HET NIEUWE TELEN

ERVARINGEN MET HET NIEUWE TELEN ERVARINGEN MET HET NIEUWE TELEN Lezing door Barend Löbker VORTUS bv Programma: Klimaat Praktijkervaringen nieuwe telen Vragen/discussie Introductie Vortus BV: 2007 25 jaar geleden door Simon Voogt opgericht

Nadere informatie

Drijvende teelt van groenten, kruiden en zomerbloemen: onderzoek en praktijk Venray, 26 november 2014 Matthijs Blind, onderzoeker Proeftuin Zwaagdijk

Drijvende teelt van groenten, kruiden en zomerbloemen: onderzoek en praktijk Venray, 26 november 2014 Matthijs Blind, onderzoeker Proeftuin Zwaagdijk Drijvende teelt van groenten, kruiden en zomerbloemen: onderzoek en praktijk Venray, 26 november 2014 Matthijs Blind, onderzoeker Proeftuin Zwaagdijk Inhoud Schets ontwikkelingen onderzoek teelt op water

Nadere informatie

Proefresultaten zoete aardappel 2016

Proefresultaten zoete aardappel 2016 Proefresultaten zoete aardappel 2016 Zoete aardappel, een veelbelovend gewas In het najaar van 2016 werden in Proefcentrum Herent de eerste zoete aardappelen geoogst. Ondanks zijn naam is de zoete aardappel

Nadere informatie

Vooronderzoek nabehandeling bij freesia (2011/2012)

Vooronderzoek nabehandeling bij freesia (2011/2012) Vooronderzoek nabehandeling bij freesia (/212) Projectnummer 14263-33 NIETS UIT DEZE UITGAVE MAG WORDEN VERMENIGVULDIGD DOOR MIDDEL VAN DRUK OF OP WELKE ANDERE WIJZE OOK, ZONDER SCHRIFTELIJKE TOESTEMMING

Nadere informatie

Energiezuinig telen in de glastuinbouw. Cursus Klimaat 8/02/2012 Kris Goen

Energiezuinig telen in de glastuinbouw. Cursus Klimaat 8/02/2012 Kris Goen Energiezuinig telen in de glastuinbouw Cursus Klimaat 8/02/2012 Kris Goen Toelichting project Overzicht Invloed van verschillend E-besparende maatregelen: Schermen Variëren met plantdatum Zomerstookstop

Nadere informatie

Rendement van sturen op LAI van 3,5 voor kwaliteit en opbrengst glasaardbei

Rendement van sturen op LAI van 3,5 voor kwaliteit en opbrengst glasaardbei PROJECTVERSLAG Rendement van sturen op LAI van 3,5 voor kwaliteit en opbrengst glasaardbei IN OPDRACHT VAN PRODUCTSCHAP TUINBOUW (PROJECT 12.220) Rendement van sturen op LAI van 3,5 voor kwaliteit en opbrengst

Nadere informatie

Onderzoek naar de oorzaak van kromme vruchten bij glasaardbeien

Onderzoek naar de oorzaak van kromme vruchten bij glasaardbeien Onderzoek naar de oorzaak van kromme vruchten bij glasaardbeien Rapportage 2003-2004 en eindconclusies Gijs van Kruistum, Bert Evenhuis & Jos Wilms (Praktijkonderzoek Plant & Omgeving) Bert Meurs & Greet

Nadere informatie

Effecten van Disappyr op bruinverkleuring en beworteling van stek van sierheesters. M.P.M. Derkx

Effecten van Disappyr op bruinverkleuring en beworteling van stek van sierheesters. M.P.M. Derkx Effecten van Disappyr op bruinverkleuring en beworteling van stek van sierheesters M.P.M. Derkx Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit PPO 32 361424 00 PT 14216.11 november

Nadere informatie