landelijk informatiecentrum gezelschapsdieren Minder hondenbeten Extra opdrachten basisscholen (groep 5 t/m 8) over houden van huisdieren

Transcriptie

1 Minder hondenbeten Extra basisscholen (groep 5 t/m 8) landelijk informatiecentrum gezelschapsdieren over houden van huisdieren

2 Introductie Introduceren van Minder Hondenbeten extra De die u in dit document aantreft behoren bij het lespakket Minder hondenbeten voor groep 5 t/m 8. Dit lespakket bestaat uit de volgende onderdelen: Een instructiegids voor leerkrachten; Een werkblad voor de leerlingen; Een PowerPoint-presentatie, te downloaden in het professioneeldeel op Extra voor de leerlingen; Een folder Hond en kind, een leuk stel voor de ouders. Het lespakket kan kosteloos besteld worden bij het LICG (Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren) via info@licg.nl. De in dit document zijn een aanvulling op het werkblad. Het gebruik van dit document is optioneel. Indien u gebruik wilt maken van de extra kunt u er bovendien voor kiezen om een deel van de met uw leerlingen te doen in plaats van allemaal. In dat geval print u slechts de bladen uit die u nodig hebt. In dit document treft u de volgende aan: p. 3: Een hondenposter maken; p. 4: Teken of knutsel je favoriete hond; p. 5: Kringgesprek over puppy s; p. 6: Commando Pinkelen ; p. 7: Oefening baart kunst; p. 10: Werkstuk maken; p. 11: Op excursie. Hebt u suggesties om de extra verder uit te breiden of hebt u een tip voor ons? Neem dan contact met ons op via info@licg.nl. 2

3 Een hondenposter maken Opdracht 1. Vraag de leerlingen om foto s, plaatjes en tekeningen van honden van huis mee te nemen. Deze afbeeldingen kunnen ze op een groot vel plakken. Leuk is om na de lessen Minder hondenbeten nog eens naar de afbeeldingen te kijken en te zien of ze verschillende lichaamshoudingen herkennen. 3

4 Teken of knutsel je favoriete hond Opdracht 2. Laat de leerlingen een hond tekenen die ze zelf leuk vinden. Dat kan een fantasiehond zijn of bijvoorbeeld een hond uit een verhaal of film. Leg een platenboek of plaatjes van honden als voorbeeld neer. In plaats van tekenen, kunnen de leerlingen uiteraard ook schilderen of knippen en plakken. Het is leuk om de werkjes klassikaal te bespreken en te vragen naar het verhaal achter de tekening. 4

5 Kringgesprek over puppy s Opdracht 3. Met de kinderen hebt u een gesprek over puppy s. Vragen die u daarbij kunt stellen, zijn: Wie heeft er wel eens een puppy gehad?, Zijn jullie toen op bezoek geweest bij het nestje?, Hoe zien puppy s er uit?, Lijkt de pup al op de hond die hij gaat worden?, Een puppy heeft zijn moeder nodig, waarvoor allemaal?, Mag je puppy s oppakken?, Aan wie zou je dat moeten vragen?, Kunnen puppy s ook bijten? en Mag een puppy mee uit wandelen?. Puppy s lijken nog niet zo op de hond die ze later gaan worden. Puppy s hebben bijvoorbeeld een stomp snuitje, ook als ze later een lange snoet krijgen. Alles aan een puppy is nog een beetje rond en dik. De moederhond geeft haar puppy s warmte, melk, ze likt ze schoon en leert ze hoe ze zich als echte hond moeten gedragen. Ze leert ze ook dat sommige dingen niet mogen, bijvoorbeeld te hard in haar bijten. Als je een puppy wilt oppakken dan moet je dit heel voorzichtig doen en het eerst vragen: Aan je ouders, aan de eigenaar van de puppy en natuurlijk moet de moederhond het goed vinden. Puppy s kunnen bijten en ze doen dat ook vaak als spelletje. Puppytandjes zijn heel erg scherp, ze gaan zo door je kleren heen, of door je vinger! Puppy s mogen heel korte stukjes wandelen. Ze moeten de wereld buiten leren kennen. Daarom moeten ze bijvoorbeeld honden en mensen zien, auto s voorbij zien rijden en de wind in de bomen horen. Ze moeten aan een lijn leren lopen. Ze kunnen ook gedragen worden zodat je grotere stukken met ze kunt lopen. 5

6 Commando Pinkelen Opdracht 4. Met dit spel leren kinderen om goed naar commando s te luisteren, net zoals een hond dat ook moet leren. De leerlingen zitten in een kring op stoelen. Op commando van de leerkracht moeten de leerlingen een aantal bewegingen maken, bijvoorbeeld pinkelen, plat, hol, bol en vuist. Uitleg Pinkelen: Met je wijsvingers op je benen trommelen. Plat: Met een platte hand (binnenkant naar beneden) heen en weer gaan over je been. Hol: Een holle hand (binnenkant boven) op je benen leggen. Tip Andere commando s die u kunt gebruiken zijn bijvoorbeeld springen, op 1 been staan, of draaien. Ook kunt u kinderen af en toe de commandoleider laten zijn. Doe er af en toe een onbekend commando tussendoor, bijvoorbeeld commando Tjop. De kinderen weten niet wat ze moeten doen. Ook een hond moet eerst weten wat wij met een woord bedoelen voor we het als een commando kunnen gebruiken, want een hond kent geen woorden. Dat leer je hem op een hondenschool. Bol: Een bolle hand (binnenkant onder) op je benen leggen. Vuist: Met vuisten op je benen trommelen. U geeft het commando: Commando pinkelen! Commando bol! enzovoort, en maakt tevens zelf de bewegingen. De kinderen nemen deze bewegingen over, maar ze moeten alleen reageren als het woord commando ervoor wordt gezegd. Zegt u bijvoorbeeld Bol! dan moeten de kinderen gewoon doorpinkelen omdat het woord commando niet was gezegd. Wie het commando niet goed uitvoert (toch reageren als het woord commando niet uitgesproken wordt, of door een verkeerde beweging te maken) is af. 6

7 Oefening baart kunst Opdracht 5. Wilt u met de kinderen alledaagse situaties oefenen dan kunt u dit doen met behulp van een knuffel, maar nog leuker is het om met een goed getrainde hond te oefenen. Een hondenschool kan u hierbij beslist verder helpen. Informeer wel van tevoren of er kinderen zijn met een allergie voor honden. Situaties die u kunt oefenen, zijn de volgende: 1. Het kind wil een hond aaien, de hond vindt dit prima. Vraag de hond eerst of je hem mag aaien door rustig je hand uit te steken. Als de hond zich niet terugtrekt, vindt hij het goed. Aai hem niet op de kop of op de rug, maar op zijn borst of aan de zijkant van zijn hals. Als je de hond op zijn kop of rug aait, denkt hij dat jij de baas wilt spelen en dat vindt hij niet leuk. Dat denkt hij trouwens ook als je je arm om hem heen slaat. 2. Het kind wil een hond aaien, maar de hond wil dit niet. Vraag de hond eerst of je hem mag aaien door rustig je hand uit te steken. Als de hond zich terugtrekt, wil hij niet geaaid worden en kun je de hond beter met rust laten. 3. De hond slaapt en het kind wil de hond aaien. Als de hond ligt te slapen, moet je hem altijd met rust laten. Door de hond te aaien terwijl hij slaapt, kan hij wakker schrikken en beginnen te grommen. Als je dan ook nog eens doorgaat met aaien, voelt hij zich bedreigd en kan hij boos worden. Laat dus een slapende hond altijd met rust! 4. De hond eet en het kind wil de hond aaien. Laat honden altijd met rust als ze aan het eten zijn. Als je de hond wilt aaien terwijl hij aan het eten is, kan de hond denken dat je zijn eten wilt afpakken. Hij gaat dan bijvoorbeeld grommen of hij laat zijn tanden zien om je duidelijk te maken dat je uit de buurt moet blijven. Blijf je bij de hond in de buurt, dan kan de hond echt boos worden en bijvoorbeeld gaan happen. Kortom, laat een etende hond altijd met rust! 5. De hond is ziek en het kind wil de hond aaien. Je kunt aan een hond niet altijd zien of hij zich lekker voelt. Vraag daarom altijd eerst aan de hond of je hem mag aaien door rustig je hand uit te steken. Als de hond zich niet terugtrekt, mag je hem aaien. Aai de hond niet op de kop of rug, maar op zijn borst of aan de zijkant van zijn hals. Anders kan de hond denken dat je de baas over hem wilt spelen en dat vindt hij niet leuk. Merk je dat de hond het niet prettig vindt, bijvoorbeeld doordat hij gaat grommen, laat de hond dan meteen met rust. Als je je hand uitstrekt naar de hond en de hond trekt zich terug, dan wil hij niet geaaid worden maar met rust gelaten worden. Respecteer dat. Als je weet dat de hond ziek is, kun je hem beter met rust laten. Omdat hij ziek is, kan hij anders dan normaal reageren. 6. De hond ligt op de bank en het kind wil er bij. De meeste honden mogen niet op de bank liggen. Ligt de hond toch op de bank, roep dan een van je ouders of een andere volwassene. Probeer niet de hond van de bank af te duwen. Het kan zijn dat de hond zich wil verdedigen ( stop met mij van de bank af te duwen ), bezitterig is ( dit is mijn bank ) of zich door jou uitgedaagd voelt ( wil je met mij vechten om deze plek? ). Het is onverstandig om deze confrontatie met hem aan te gaan. Beter is het om een volwassene te roepen en die deze situatie op te laten lossen. 7

8 Oefening baart kunst 7. De hond heeft speelgoed van het kind afgepakt en het kind wil dit speelgoed terughebben. Als de hond jouw speelgoed afpakt, is dat natuurlijk niet leuk. Probeer niet zelf het speelgoed terug te pakken. De hond kan dit als een uitdaging zien ( wil je met mij vechten om dit speelgoed ) of bezitterig reageren ( dit speelgoed is nu van mij, laat me met rust ). Als je wel probeert je speelgoed terug te pakken, dan kan de hond zich aangevallen voelen en zijn bezit proberen te beschermen door bijvoorbeeld te grommen of zijn tanden te laten zien. Je kunt beter een van je ouders of een andere volwassene vragen om de situatie op te lossen. 8. De hond wil een trekspelletje met het kind spelen. Alle honden vinden het leuk om lekker te spelen. Er zijn veel spelletjes die je kunt doen met je hond, zoals dogfrisbee en een bal werpen en terug laten brengen door de hond. Trekspelletjes zijn niet geschikt: daarbij gebruikt de hond zijn tanden en dat kan fout gaan. Vooral als het spel te wild wordt, kunnen je vingers er tussen komen! En als hij elke keer wint, denkt de hond dat hij sterker is dan jij. Daarom kun je dit soort spelletjes beter niet doen met je hond. Hij kan ook denken dat hij de baas is als jij tijdens het spelen onder hem ligt. Bovendien ben je dan met je hoofd dicht bij zijn bek. Doe dat dus ook niet! 9. De hond wil iets lekkers van het kind afpakken. Net als kinderen zijn ook honden dol op wat lekkers. Als jij wat lekkers hebt, kan de hond dit willen afpakken door bijvoorbeeld tegen je op te springen. Zo hoopt de hond bij het lekkers te kunnen komen. Als je het lekkers dan hoger optilt zodat je hond er niet bij kan, ziet de hond dit als een aanmoediging om juist door te gaan en blijft hij tegen je opspringen. Het beste kun je dan maar het lekkers laten vallen en een van je ouders of een andere volwassene roepen. 10. Het kind zit achter de hond aan. Het kan een leuk spelletje zijn om achter de hond aan te kruipen of te rennen. Maar de hond begrijpt niet altijd wat je van hem wilt. Als hij bijvoorbeeld een speeltje in zijn bek heeft, kan hij denken dat je dit speeltje van hem wilt afpakken. Het kan ook zijn dat de hond geen zin heeft om met je te spelen en gewoon met rust gelaten wil worden. Als je dan achter de hond aan blijft zitten, kan de hond bijvoorbeeld ineens zijn tanden laten zien om je duidelijk te maken dat hij er nu echt genoeg van heeft. Onthoud dus goed dat ook honden soms wel en soms ook helemaal niet zin hebben om samen te spelen en dat ze ook genoeg kunnen krijgen van een spelletje. Ga dan niet door, maar respecteer dit. 8

9 Oefening baart kunst 11. Het kind komt op straat een rustige aangelijnde hond tegen. Als je op straat een rustige aangelijnde hond tegen komt, kun je de hond als het ware negeren: de hond kan immers niet bij jou komen. Als je niet bang bent voor de hond en hem wel wilt aaien, vraag dan eerst of dit mag aan je ouders, de eigenaar en de hond zelf. Je kunt de hond vragen of je hem mag aaien door rustig je hand uit te steken. Als de hond geen terugtrekkende beweging maakt, mag je hem aaien. Aai de hond niet op de kop of rug, maar op zijn borst of aan de zijkant van de hals. De hond kan anders denken dat je de baas over hem wilt spelen en dat vinden veel honden niet leuk. Als je je hand uitsteekt en de hond trekt zich terug, dan wil de hond niet geaaid worden maar met rust gelaten worden. Dan moet je natuurlijk de hond niet aaien. 12. Het kind komt op straat een onrustige aangelijnde hond tegen. Als je op straat een onrustige aangelijnde hond tegen komt, kun je de hond het beste negeren: de hond kan immers niet bij jou komen. De hond willen aaien is in dit geval geen goed idee: je kent de hond niet en bovendien is de hond onrustig, dus je weet niet hoe hij op jouw goed bedoelde aanhaling zal reageren. 13. Het kind komt op straat een rustige niet-aangelijnde hond tegen. Als je op straat een niet- aangelijnde hond tegenkomt, die rustig snuffelt, hoef je daar weinig aandacht aan te schenken. Als de hond nieuwsgierig is en even aan je wil komen snuffelen, is het belangrijk dat je rustig blijft en stil blijft staan. Waarschijnlijk vindt de hond je al snel niet meer interessant en gaat hij verder met zijn ontdekkingsreis. Als je in paniek raakt en gaat gillen, kan de hond daarvan schrikken en zich bedreigd voelen. Hij kan dan bijvoorbeeld gaan grommen. Probeer dus altijd rustig te blijven, ook als je de hond eng vindt. 14. Het kind wordt op straat tegemoet gehold door een niet-aangelijnde hond. Een onbekende hond die hard op je komt afgerend, kan behoorlijk eng zijn. Het is belangrijk dat je niet in paniek raakt, maar rustig blijft. Als je in paniek raakt en gaat gillen, kan de hond daarvan schrikken en zich bedreigd voelen. Hij kan dan bijvoorbeeld gaan grommen. Het beste kun je stil blijven staan of rustig achteruit lopen en een van je ouders of een andere volwassene roepen. Draai je niet om om weg te lopen. Het belangrijkste is dat je rustig blijft, hoe eng je de hond ook vindt. 15. Het kind wordt tegemoet geblaft door een hond achter een hek. Een hond achter een hek kan best eng zijn, vooral als hij heel hard blaft en hoog tegen het hek opspringt. Het beste kun je de hond negeren en rustig doorlopen: in principe kan de hond niet bij je komen. 9

10 Werkstuk maken Opdracht 6. Om extra verdieping van de lesstof te bereiken, kunnen de kinderen een werkstuk maken. Dit kan bijvoorbeeld gaan over het opvoeden van pups, een specifiek ras, waar je op moet letten als je een hond gaat kopen, hondengedrag, blindengeleidehonden, politiehonden etc. Op vinden de kinderen tal van onderwerpen die met honden te maken hebben. In de bibliotheek en op internet is ook veel informatie te vinden. 10

11 Op excursie Opdracht 7. Wilt u meer aandacht aan dit onderwerp besteden, dan kunt u overwegen om op bezoek te gaan bij een asiel, een dierenartspraktijk, een hondenschool, een fokker of iemand met een gelegenheidsnestje. Misschien is het mogelijk om een les van een puppycursus bij te wonen, zodat de leerlingen zien wat een pup moet leren. U kunt ook groepjes leerlingen op pad sturen om iemand uit deze sector te interviewen. Dit interview dienen de leerlingen dan uit te werken en voor hun klasgenoten te presenteren, zodat ze van elkaar leren. U kunt ook de Sophia Vereeniging uitnodigen voor een snuffelcollege op school. Zie Onder het kopje help mee kunt u meer informatie vinden. 11