De verzilvering van een groeibelofte

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De verzilvering van een groeibelofte"

Transcriptie

1 De verzilvering van een groeibelofte Eric J. Bartelsman 1 Economisch en Sociaal Instituut Vrije Universiteit Amsterdam Jeroen Hinloopen 2 Universiteit van Amsterdam en Technische Universiteit Delft 14 september Correspondentie: ESI, Vrije Universiteit, de Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam; ebartelsman@econ.vu.nl. 2 Correspondentie: Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie, Sectie Financiering en Organisatie, Roetersstraat 11, 1018 WB Amsterdam; jeroenh@fee.uva.nl; 1

2 1. Inleiding De oorzaak van de toenemende inzet van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) in de laatste vier decennia is de snelle technologische vooruitgang in de productie van ICTgoederen en -diensten. Als rekening wordt gehouden met de verbeteringen in productkwaliteit dan is de prijs van een computer sinds 1960 met ongeveer 15 procent per jaar gedaald. Ten opzichte van andere componenten van de finale vraag dalen de prijzen van ICT investeringen in het algemeen al veertig jaar met gemiddeld 8,5 procent per jaar. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het belang van ICT-kapitaal als productiefactor in de loop der jaren fors is toegenomen. Daarnaast is ook het aandeel van ICT-goederen -en diensten in zowel de finale vraag als productie gegroeid. Er lijkt sprake te zijn van een heuse digitaliseringsgolf. Deze ontwikkeling begint nu ook duidelijk waarneembaar te worden in het beschouwend economische landschap. Zowel flitsende weekbladen voor jonge ondernemers als statige jaarbundels voor ervaren beleidsmakers staan bol van impressies over de nieuwe economie. Uit de veelheid van meningen van even zovele economen blijkt echter dat het nog niet duidelijk is wat nu precies de economische implicaties zijn van de ICT opmars. Volgens sommige zal er een nieuwe economie ontstaan die verlost is van economische schaarste. Anderen temperen dit optimisme en benadrukken dat de economische gevolgen van de ICT ontwikkelingen nihil zijn. Zonder de pretentie te hebben uitputtend te zijn, willen wij in deze bijdrage een poging doen om wat orde te scheppen in deze kakafonie. Daartoe geven we in eerste instantie aan wat de theoretisch te verwachten economische gevolgen kunnen zijn van de alsmaar voortschrijdende ICT (r)evolutie. Beginnend met de identificatie van de fundamentele aangrijpingspunten van ICT in het economisch proces schetsen we wat uiteindelijk de te verwachten gevolgen kunnen zijn voor de macro-economische ontwikkeling. Volgens onze analyse zijn deze groot: een permanente niveauverhoging van het Bruto Binnenlands Product (BBP) vanwege de structureel verbeterde aansluiting tussen vraag en aanbod, en een permanente groeiversnelling van het BBP vanwege de structureel verhoogde productiviteit van kenniswerkers. Uit deze theoretische analyse volgt logischerwijs een blauwdruk voor economische beleid dat erin voorziet zo optimaal mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheden die de nieuwe technologie biedt. Voor deze blauwdruk onderscheiden we drie globale deelgebieden van beleid: (i) de kennismarkt; (ii) de ICT markt; en (iii) alle overige markten. Algemeen kan gesteld worden dat het beleid op de eerste twee van deze markten vooral gericht moet zijn op het wegnemen van knelpunten voor economische activiteit aldaar, terwijl het beleid op alle overige markten vooral gericht moet zijn op de accommodatie van de door ICT aangezwengelde mogelijkheden. Dit laatste zullen we voor een aantal deelmarkten verder concretiseren. Naast deze theoretische bespiegelingen geven we kort aan wat empirisch terug gevonden kan worden over de rol van ICT voor productie en productiviteit. Hierbij worden Nederlandse gegevens vergeleken met die van de V.S. (zie ook het pre-advies van Bart van Ark elders in deze bundel). Uit deze vergelijking komt duidelijk naar voren dat de rol van ICT in het economisch proces in Nederland achterblijft bij die in de V.S. Omdat uit onze analyse blijkt dat ICT van (groot) belang kan zijn voor toekomstige economische groei is het belangrijk om te achterhalen waarom Nederland in dit opzicht achterloopt op de V.S. We zullen dan ook een poging doen om enkele tentatieve antwoorden te geven op deze prangende (beleids)vraag. Voordat we ons betoog vervolgen willen we benadrukken dat er niet zoiets bestaat als een nieuwe economie. De belangrijkste waarneming is dat de afgelopen decennia communicatie en informatieverwerking veel beter en veel goedkoper is geworden. Maar communicatie en informatieverwerking is natuurlijk niet iets nieuws, dat bestaat als sinds het begin der tijden. Wat van belang is om te onderkennen is dat door de voortschrijdende ICT (r)evolutie de rol van bepaalde mechanismen in het economische proces, die altijd al 2

3 aanwezig zijn geweest, prominenter wordt. De nieuwe economie blijkt dan ook een oude bekende te zijn. 2. De tekenen van een schijnbaar nieuwe economie Het gemompel over een nieuwe economie, dat begon rond 1995, begint zo langzamerhand uit te monden in een oorverdovende herrie. Ieder kwartaal als er weer een schatting wordt gepresenteerd van het BBP in de V.S. valt de groei van arbeidsproductiviteit hoger uit dan was verwacht, terwijl de inflatie steeds beneden de verwachtingen uitkomt. En dit alles bij een zeer laag werkloosheidsniveau. Zou de Solow paradox, die stelt dat computers overal te zien zijn behalve in de productiviteitscijfers, dan eindelijk door de feiten zijn achterhaald? Het is in ieder geval zo dat de daling van de prijzen van ICT-hardware de afgelopen veertig jaar ronduit spectaculair is geweest (zie figuur 1). In 1999 maande Robert Gordon nog tot voorzichtigheid (zie Gordon [1999]). Hij zag geen reden om te concluderen dat de matig tot lage groei van arbeidsproductiviteit van de jaren zeventig en tachtig nu structureel op een hoger niveau zou liggen. Ten eerste corrigeerde hij de recente arbeidsproductiviteitsgroei voor het feit dat de conjunctuur aan het aantrekken was. 3 Vervolgens observeerde hij dat de resterende versnelling van arbeidsproductiviteitsgroei ten opzichte van de vorige decennia volledig toe te schrijven is aan verbeteringen in de ICT producerende sector zelf. 2.1 Growth accounting Een jaar van ongekende economische groei en enkele empirische studies later is het standpunt van Gordon voor de V.S. nauwelijks meer te verdedigen. Dat blijkt als nader bekeken wordt waar deze economische groei aan toegeschreven kan worden met behulp van growth accounting. Met deze techniek kan worden uitgerekend wat de bijdrage is van afzonderlijke productiefactoren aan de macro-economische groei (of arbeidsproductiviteitsgroei) en wat er van deze groei kan worden toegeschreven aan de totale factorproductiviteit (TFP), oftewel aan de Hicks-neutrale technologische vooruitgang. 4 Hierbij wordt de groei van productie gelijk gesteld aan een gewogen gemiddelde van de groei van de productiefactoren plus de bijdrage van de TFP. De gewichten voor iedere productiefactor zijn gelijk aan het bestedingsaandeel aan die factor. Deze methodologie verkapitaliseert op dusdanige wijze alle bestedingen die toekomstige nutsstromen kunnen veroorzaken dat er in principe geen ruimte moet overblijven voor een bijdrage van TFP; goed gemeten zou deze witte ruis moeten zijn. Een positieve bijdrage van deze laatste factor wijst dan op het bestaan van een economiebrede externaliteit. 2.2 Groeicijfers: Nederland en de V.S. In tabel 1 en 2 staan recente groeicijfers van arbeidsproductiviteit voor respectievelijk de V.S. en Nederland, uitgesplitst naar bijdrage per productiefactor. Hieruit blijkt dat in de meest recente jaren de bijdrage van ICT aan de arbeidsproductiviteitsgroei in V.S. uitkomt op ongeveer 1 procentpunt per jaar. In Nederland is dit voor dezelfde periode ¼ procentpunt. Verder blijkt dat in deze periode de arbeidsproductiviteitsgroei in Nederlandse marktsector fors lager is dan in de V.S. Met enige voorzichtigheid kan worden gekeken worden naar de bijdrage van TFP. Zowel in de V.S. als in Nederland is deze in de tweede helft van de jaren negentig 0,6 3 Dit argument wordt ontkracht door recente bevindingen van Baily et al. [2000]. Zij laten zien dat procyclische productiviteit vooral voorkomt bij bedrijven die structureel krimpen. In de huidige periode van kleine, snelgroeiende productieve bedrijven is cyclische deze bron van toenemende productiviteit niet waarschijnlijk. 4 Deze methodologie is vooral uitgedragen door Dale W. Jorgenson (zie bijvoorbeeld Jorgenson et al. [1987]). 3

4 procentpunt hoger dan in de eerste helft van de jaren negentig. Uit gedetailleerde sectorale berekeningen van Jorgenson en Stiroh [2000] blijkt dat in de V.S. de TFP acceleratie buiten de informatiesectoren ongeveer ½ procentpunt bedraagt. Het lijkt er dus op dat ICT-producten en -diensten de arbeidsproductiviteit in andere sectoren ten goede komt. Deze bevindingen moeten echter met de nodige terughoudendheid worden geïnterpreteerd. De TFP-reeks is notoir om haar cyclische patronen en hoog ruisgehalte. Pas achteraf kan de groei in de huidige cyclus worden vergeleken met de groei in eerdere cycli. Dan is ook met meer zekerheid te zeggen wat nu precies de bijdrage is van de TFP aan de macro-economische groei. Wat wel met zekerheid uit de cijfers naar voren komt, is dat de bijdrage van ICTkapitaal aan de macro-economische groei in de V.S. veel groter is dan in Nederland. Dit laatste is vooral toe te schrijven aan het feit dat in Nederland zowel de groeivoet als het bestedingsaandeel van ICT-kapitaal fors achterloopt op die in de V.S. Zo blijkt de verhouding van ICT-investeringen tot het BBP, de ICT-quote, in Nederland structureel lager te zijn dan in de V.S. In 1999 bijvoorbeeld kwam de ICT-quote in de V.S. uit op 2,1 procent, terwijl er voor Nederland 1,2 procent opgetekend kon worden. (zie figuur 2). Bovendien blijkt dat in de periode de groeivoet van reële ICT-investeringen in de V.S. uitkomt op 30,6, een stuk hoger dan de Nederlandse groeivoet van 17,9. 5 Wat is nu het verhaal achter deze groeicijfers? Is er - vooral in de V.S. - sprake van een nieuwe economie of kunnen de waarnemingen verklaard worden met behulp van aloude economische principes? Als ICT inderdaad een factor is die de economische groei positief beïnvloedt, dan is het voor beleidsmakers van groot belang om te weten wat de oorzaak is van de achterblijvende ICT-investeringen in Nederland. Echter, om een antwoord te kunnen geven op deze vraag is het eerst noodzakelijk om na te gaan hoe ICT-investeringen uiteindelijk doorwerken op de economische groei. In wat volgt doen we daartoe een poging. 3. ICT en economische groei: een belofte? In deze paragraaf zullen we pogen aannemelijk te maken dat de getoonde cijfers inderdaad te verklaren zijn met behulp van een klassiek economische redenering (zie ook Bartelsman en Hinloopen [2000]). Anders gezegd, we zullen aangeven langs welke kanalen ICT-producten en -diensten uiteindelijk zouden kunnen doorwerken in de ontwikkeling van het BBP. 3.1 De intrede van ICT in de economie Op een fundamenteel niveau zijn er twee vormen te onderscheiden waarin ICT haar intrede heeft gedaan in het economische proces. Ten eerste door de creatie van nieuwe finale goederen (zoals PC s) en ten tweede door de efficiëntie van informatieverwerking en communicatie te verhogen. 6 In een recent artikel stelt Gorden [2000] dat nieuwe producten continu op de markt worden gebracht, zonder dat daardoor een nieuwe economie ontstaat met bijbehorende beschouwingen. Wij onderschrijven deze visie en concentreren ons in ons betoog op ICT als een technologie die de efficiëntie van informatieverwerking en communicatie verhoogt. Naar ons idee is het vooral dit aspect van de ICT (r)evolutie waarin een verklaring voor de mogelijke toename in TFP-groei gezocht moet worden. De genoemde efficiëntieverhoging heeft direct gevolgen voor twee fundamentele aspecten van het economische proces: (i) transactiekosten gaan omlaag; en (ii) de productiviteit van kenniswerkers neemt toe. 7 Het zijn deze twee fundamentele 5 De cijfers voor de V.S. zijn overigens verkregen met hedonische deflatoren. Indien deze worden toegepast op de Nederlandse ICT-investeringen dan ligt de groeivoet rond de 26 procent per jaar. 6 Strikt genomen leidt een efficiëntere verwerking van informatie tot efficiëntere communicatie. 7 Daarnaast kunnen vraag- en aanbodcurves veranderen door de infiltratie van ICT; de aanbodcurve kantelt omdat in productieprocessen waarbij gebruikt gemaakt wordt van kennis de marginale kosten dalen ten opzichte van de vaste kosten; de vraagcurve kantelt omdat gebruikersexternaliteiten vaker en in sterkere mate zullen optreden. 4

5 aangrijpingspunten waarop onze hypothese omtrent de doorwerking van ICT op het BBP gebaseerd is Transactiekosten Economische transacties, of ze nu plaatsvinden tussen mensen onderling, tussen mensen en bedrijven, tussen mensen binnen bedrijven, of tussen bedrijven onderling, gaan gepaard met transactiekosten. Onder transactiekosten vallen bijvoorbeeld transportkosten en zoekkosten, maar ook de kosten voor toezicht op naleving van langdurige afspraken. 8 Het verstorende effect van deze transactiekosten is welbekend: ze drijven een wig tussen vraag en aanbod. Te hoge transactiekosten kunnen er zelfs toe leiden dat op zichzelf gewenste transacties niet tot stand komen. Door de inzet van ICT kan op vele terreinen de communicatie tussen partijen die een economische transactie willen sluiten efficiënter verlopen. Bijvoorbeeld bij bemiddeling op de arbeidsmarkt, bij de logistiek van een productieproces,, bij consumptief winkelen (ecommerce), bij professioneel winkelen (business-to-business commerce), etc. Anders gezegd, door gebruik te maken van ICT kunnen transactiekosten dalen. 9 Zo is een groot gedeelte van het aanbod op de huizenmarkt verzameld op één website waardoor de zoekkosten voor vragers én aanbieders lager zijn. En autofabrikanten die onderdelen willen kopen of verkopen hoeven niet meer stand en land af te lopen maar kunnen terecht op de pas opgerichte Ford- GM-DaimlerChrysler-site. Wat is er nu empirische bekend over deze mogelijke daling van transactiekosten door de inzet van ICT? In een rapport gebaseerd op expert opinions voor verschillende bedrijfstakken schat de zakenbank Goldman-Sachs dat elektronische professionele handel (business-to-business) tot een transactiekostenbesparing kan leiden van in totaal 5% van het BBP in een periode van 5 tot 10 jaar (zie Goldman-Sachs [1999]). In sommige bedrijfstakken kunnen de besparingen zelfs oplopen tot 25% van de kosten. Minder duidelijk - in kwantitatieve zin - zijn de economische gevolgen van het ontstaan van nieuwe markten en/of de groei van bestaande markten vanwege dalende transactiekosten. In het eerste geval ontstaat er een nieuwe markt met bijbehorend economisch surplus. In het tweede geval is er sprake van een toename in het reeds bestaande consumenten- en producentensurplus. Een voorbeeld van de tweede situatie is de markt voor tweedehands goederen via on-line veilingen. Omdat koper en verkoper niet meer op dezelfde locatie en plek hoeven te zijn en omdat het zoeken tussen miljoenen aangeboden goederen pijlsnel kan gebeuren, is deze markt de laatste twee jaar spectaculair gegroeid Kennisproductie Het tweede belangrijke economische gevolg van het gebruik van ICT-goederen en -diensten is het effect ervan op de productiviteit van kenniswerkers. Kennisproducenten voeren onderzoek & ontwikkeling (O&O) uit om nieuwe producten te ontwikkelen (productinnovaties), of om bestaande producten op een efficiëntere manier voort te brengen (procesinnovaties). Door de inzet van ICT-goederen en diensten in dit kennisproductieproces kan het aantal bruikbare proces- en/of productinnovaties toenemen bij eenzelfde inzet van middelen. Anders gezegd, door het gebruik van ICT-goederen en -diensten kan de 8 Het bestaan van imperfecte en/of asymmetrische informatie valt impliciet ook onder transactiekosten. Sommige theoretici houden het erop dat informatiegebrek leidt tot begrensde rationaliteit met bijbehorend (imperfect) gedrag. Vooral voor de analyse van de informatiekosten verlagende effecten van ICT is het belangrijk om informatie te zien als een product dat verhandeld kan worden en dat onderdeel vormt van transactiekosten. 9 Behalve een verlaging van transactiekosten kan ICT ook een verschuivingen teweeg brengen in de manier waarop transactiekosten neerslaan in het BBP. Zo verschuift bij elektronisch winkelen een deel van de vervoerskosten van de huishoudsector naar de marktsector. En bij het elektronisch boeken van reizen verschuift een deel van de zoekkosten van de marktsector naar de huishoudsector. Deze boekhoudkundige noties worden in dit betoog verder buiten beschouwing gelaten. 5

6 productiviteit van kenniswerkers toenemen. Deze mogelijke productiviteitsverhoging verloopt langs een directe en twee indirecte kanalen. Het directe kanaal betreft het feit dat kennisverwervende activiteiten bij uitstek gebaat zijn bij een efficiëntere communicatie- en informatieverwerking. Onderzoekers kunnen beschikken over veel meer data en kunnen deze data veel efficiënter verwerken. Daarnaast stellen de alsmaar verbeterende ICT-producten onderzoekers in staat onderzoekswegen te bewandelen die voorheen niet voor hen open stonden. Zo is het vooral enorme computerkracht die het recentelijk mogelijk heeft gemaakt de eerste, ruwe blauwdruk te geven van het menselijk DNA. Het eerste indirecte kanaal betreft de diffusie en absorptie van nieuw ontwikkelde kennis. Door de inzet van ICT- producten en diensten is makkelijker om kennis te verspreiden en om relevante kennis op te nemen. En algemeen wordt aangenomen dat de productiviteit van O&O activiteiten toeneemt door een hogere absorptie- en diffusieintensiteit (zie Romer [1989], Jones en Williams [1998] en Eaton en Kortum [1999]). Tekenend in dit opzicht is dat de ontwikkeling van het World Wide Web door CERN in eerste instantie bedoeld was om onderzoeksresultaten sneller en wijder te kunnen verspreiden. Het tweede indirecte kanaal betreft de aansturing van kennisverwervende activiteiten door de vragende partij (het bedrijf zelf, maatschappelijke instanties, de overheid, etc.), al dan niet in samenwerking met onderzoeksmakelaars (zie Hinloopen [2000b]). De productiviteit van kennisontwikkeling is niet alleen afhankelijk van de snelheid waarmee resultaten in het laboratorium worden geboekt en tegen welke kosten, maar ook van de mate van bruikbaarheid van deze nieuw ontwikkelde kennis. Naarmate kenniswerkers nauwer in contact staan met de vragende partij neemt de kans toe dat de nieuw ontwikkelde kennis daadwerkelijk bruikbaar is voor de klant. Nu, tal van ICT-producten stellen de vragende partij in staat om eerder in te zien in hoeverre de door hen betaalde O&O-activiteiten resultaten opleveren. Voorzover mogelijk kan hierdoor het O&O-proces eerder worden bijgestuurd in een richting die de verwachte bruikbaarheid van de onderzoeksresultaten verhoogt. Daarnaast zal een vragende partij beter op de hoogte zijn van wat er al bekend is op het terrein waarin zij geïnteresseerd is. Gemiddeld genomen zullen uitgezette onderzoeksvragen dan ook meer in een kennislacune voorzien. Alle drie de kanalen impliceren dat door de inzet van ICT-producten en -diensten in het kennisproductieproces de groei van effectieve kennis toeneemt bij een gelijkblijvende inzet van innovatieve activiteiten. Bovendien impliceert de mogelijke productiviteitstoename van het O&O-proces dat het relatieve aandeel van de productiefactor kennis toe zal nemen. Zoals zal blijken uit het vervolg van ons betoog heeft deze structurele toename van O&Oactiviteiten, die bovendien gekenmerkt wordt door structureel grotere technologische spillovers, grote gevolgen voor de groeivoet van het BBP Een mogelijk groeipad van het BBP Om de micro-economische effecten van ICT op de macro-economische groei te bekijken, onderscheiden we groei in TFP, arbeidsproductiviteitsgroei en BBP groei. Hierbij gebruiken we de vertaalslag van TFP en de inzet van productiemiddelen naar BBP die komt uit de growth accounting literatuur. Gegeven de inzet van arbeid en kapitaal in de economie leidt hogere TFP direct tot een hoger niveau van BBP, en hogere TFP groei tot hogere BBP groei. Gegeven het productiviteitsniveau wordt BBP gegenereerd met inzet van arbeid en kapitaal Paradoxaal genoeg kan dit op de korte termijn leiden tot een lagere gemeten productiviteit omdat de arbeidsinzet in het leerproces niet direct bijdraagt tot productie (zie Nahuis [2000]). 11 Verder zijn er wat kleinere effecten. Vanwege verschuivingen in transactiekosten, zoals vervoer of zoekkosten, tussen markt- en huishoudsector vinden er wat veranderingen plaats in BBP. Ook zal een deel van de extra tijd bij huishoudens die gewonnen wordt vanwege, bijvoorbeeld, efficiëntere boodschappen, besteed worden in marktactiviteiten. Dit vindt zijn weerslag in een verruiming van het arbeidsaanbod en zal in evenwicht leiden tot een verhoging van het BBP. 6

7 In figuur 3 hebben we een mogelijk groeipad van het BBP weergegeven dat gedreven wordt door twee effecten. Ten eerste is er een verschuiving van de productiviteit naar een hoger niveau gedurende een transitieperiode. Ten tweede is er een mogelijk permanente versnelling van TFP. Vanaf tijdstip t 1 doet ICT merkbaar haar intrede in het economisch proces. Na tijdstip t 2 sluiten vraag en aanbod structureel beter op elkaar aan en is het kennisproductieproces structureel effectiever geworden. In de tussenliggende periode versnelt de groei door de toename in effectiviteit van het kennisproductieproces én de steeds betere aansluiting tussen vraag en aanbod. Dit tweede effect is na t 2 uitgewerkt en draagt dan niet meer bij aan een BBP versnelling. Indien het kennisproductieproces dan daadwerkelijk structureel efficiënter is geworden dan kan het verloop van het BBP vanaf t 2 overeenkomen met de bovenste stippellijn. Zoals gezegd zijn door ICT transactiekosten lager met als gevolg dat het aanbod in het algemeen beter aansluit op de vraag. Hierdoor is de toegevoegde waarde per eenheid productiemiddel (dat wil zeggen, de gewogen som van arbeids- en kapitaalinzet) hoger. Op micro-economisch niveau zijn er duidelijke aanwijzingen van een hogere TFP als gevolg van inzet van ICT. 12 Op termijn mag dan verwacht worden dat ook de productiviteit op macroeconomisch niveau toeneemt (zie Bartelsman en Doms [2000]). Dit komt omdat (i) meer en meer bedrijven ICT gaan inzetten bij het productieproces; (ii) per saldo het marktaandeel van bedrijven met hoge TFP door de tijd heen toeneemt; en (iii) toetreders per saldo productiever zijn dan de uittredende bedrijven die ze vervangen. Verder zullen vanwege de toegenomen concurrentiedruk op productmarkten bedrijven meer geneigd zijn om naar innovatie te kijken als bron van winst (bijvoorbeeld door hun producten te differentiëren). Bovendien is de efficiëntie van het innovatieproces, of kennisproductie, toegenomen vanwege ICT. Op termijn mag dus verwacht worden dat er permanent meer wordt uitgegeven aan O&O. Dit kan resulteren in een permanent hogere groeivoet van TFP. 4. Investeren in groei In paragraaf 2 hebben we laten zien dat de bijdrage van het gebruik van ICT kapitaal aan de macro-economische groei in Nederland fors achterloopt op die in de V.S. en dat de oorzaak hiervan ligt in het relatief lage niveau van de Nederlandse ICT investeringen. Daarna hebben we aangegeven wat de micro-economische effecten zijn van het gebruik van ICT en hoe deze kunnen doorwerken op de macro-economische groei. Uit onze analyse blijkt dat gesignaleerde groeibelofte niet alleen afhangt van investeringen in ICT, maar ook van de accommodatie van ICT in andere sectoren. In het algemeen moet economisch beleid er dus op gericht zijn om zowel de verdere ontwikkeling van ICT te stimuleren als ook de accommodatie van deze technologie in andere sectoren. In de onderhavige paragraaf concentreren we ons op het eerste deel van deze beleidsopdracht. In de volgende paragraaf komt het beleid gericht op de accommodatie van ICT-goederen en -diensten in andere sectoren aan bod. 4.1 De markt voor ICT Voor de beantwoording van de vraag waarom de ICT-investeringen in Nederland achterblijven bij die in de V.S. is het in eerste instantie van belang om te weten wat nu de kenmerken zijn van de markt voor ICT. In deze paragraaf zetten we deze kenmerken op een rijtje. Overigens volgt hieruit een aantal suggesties voor economisch beleid. Voorzover nodig zullen wij deze suggesties concretiseren. In ICT-markten zijn productie- en distributiekosten veelal laag in vergelijking tot de vaste kosten. Daarnaast spelen netwerkexternaliteiten vaak een rol; voor een klant neemt de waarde van een product toe naarmate meer mensen hetzelfde product gebruiken. ICT-markten zullen derhalve neigen naar een dynamische structuur waarop op ieder moment één product 12 Zie Brynjolfsson en Hitt [1998], of Bartelsman et al. [1998]. 7

8 de markt overheerst. Immers, zowel de vraagkant (netwerkexternaliteiten) als de aanbodkant (schaalvoordelen) geeft aanleiding tot het ontstaan van concentraties. Vanwege het hierbij behorend winstpotentiëel zullen er echter veel partijen zijn die graag tot deze markt toetreden. Een (tijdelijk) dominante producent zal derhalve strategieën verzinnen om zijn marktpositie en zijn klandizie te behouden. 13 Veelal probeert een zittende producent de klanten te binden door er voor te zorgen dat deze hoge aanpassingskosten hebben als ze van leverancier wisselen. Voorzover mogelijk moet met regelgeving en toezicht er voor gezorgd worden dat deze aanpassingskosten juist zo laag mogelijk zijn, waarbij de voordelen van netwerkexternaliteiten behouden blijven. Een voorbeeld hiervan is de verplichting tot nummerportabiliteit; dit zorgt ervoor dat klanten tegen lage kosten van telefonie-aanbieder kunnen wisselen. 14 Concurrenten zullen echter naarstig investeren om met een beter product de marktleider van de troon te stoten. De geboden prijs/kwaliteit verhouding van de toetreder moet dan zo gunstig zijn dat klanten bereid zijn om van product te veranderen, ondanks de bestaande gebruikersexternaliteiten en aanpassingskosten. De bekende voorbeelden van PC tekstverwerkingssoftware geven aan dat een groot marktaandeel in deze markten inderdaad vaak van tijdelijke aard is. 15 We mogen overigens verwachten dat de lagere transactiekosten en de efficiëntere kennisproductie als gevolg van ICT deze dynamiek alleen nog maar zullen vergroten. Zelfs zonder een goed empirisch beeld te hebben, durven we te stellen dat in het algemeen het beleid op ICT markten erop gericht moet zijn om de dynamische werking ervan te stimuleren. Het is deze markt immers die de aanjager is van het in de vorige paragraaf geschetste scenario van hogere economische groei. Dit betekent niet dat concentraties altijd duiden op problemen in de mededingingssfeer. Zolang concurrenten de mogelijkheid hebben om een gok te wagen om in de markt door te breken is er geen probleem. 16 Sterker nog, als in zo n markt verwacht wordt dat de mededingingsautoriteit zal ingrijpen zodra een hoge concentratie ontstaat, zal de bereidheid om te investeren in de ontwikkeling van nieuwe producten afnemen, en daarmee ook de dynamische efficiëntie. Wel zal er toezicht moeten zijn op het gedrag van de marktleider als dat erop gericht is om (toekomstige) toetreding van andere bedrijven te bemoeilijken, of als de marktleider klanten belemmert om van leverancier te wisselen. Ook moet erop gelet worden dat de machtspositie niet gebruikt wordt om aanpalende markten te verstoren. Concreet moet de mededingingsautoriteit aandacht hebben voor koppelverkoop, beperking van de toegang tot essentiële faciliteiten en standaardisatie. Zo zorgt een verplichte decoder-standaard ervoor dat de consument deze decoder van vele concurrerende bedrijven kan kopen, terwijl hij of zij daarmee de programmering van vele concurrerende aanbieders kan ontvangen. Verder is een goed functionerende markt voor transport van digitale informatie cruciaal om de technische mogelijkheden van snellere communicatie te benutten. Het beleid moet er dan ook op gericht zijn om concurrentie op deze markt te stimuleren, en dan met name tussen de verschillende beschikbare technologieën zoals telefonie-dsl, de kabel, satelliet, digitale ether en mobiele telefonie. 17 Het is echter mogelijk dat in de toekomst breedbandige interactieve digitaal transport alleen (kosten)effectief via glasvezel de huishoudens kan bereiken. Ook al bestaat er dan concurrentie voor vervoer van aanverwante digitale diensten, er blijven informatieproducten die alleen via deze glasvezel vervoerd kunnen worden. In dat geval zou het beleid een verticale opsplitsing moeten nastreven van het 13 Zie Shapiro en Varian [1998] voor een scherpe analyse van mogelijke strategieën. 14 Deze regulering bestaat overigens niet voor adressen, maar er zijn providers die permanente forwarding services aanbieden. 15 Ook hier is empirisch werk schaars. Het dichtst in de buurt komt werk van Bresnahan en Greenstein [1999]. 16 Zie Pakes en McGuire [1994]. 17 Zie ook Hinloopen [2000c]. 8

9 glasvezelsysteem aangevuld met open-network regels voor de overblijvende natuurlijke monopolist. 18 Nu we meer inzicht hebben in de werking van de markt voor ICT kunnen we ons richting op het eerste deel van de beleidshamvraag: waarom lopen de ICT-investeringen in Nederland achter op die in de V.S.? Bij de beantwoording van deze vraag gaan we er vanuit dat de beslissing van Nederlandse en Amerikaanse bedrijven om te investeren in ICT in principe op dezelfde manier wordt gemaakt: gegeven de verwachting over toekomstige winsten, de gebruikte discontovoet, de verwachte belastingtarieven, en de te hanteren afschrijvingsregels wordt alleen in projecten met een positieve netto contante waarde geïnvesteerd. Met andere woorden, voor een ICT investering aan de marge is het netto rendement gelijk aan dat van alle alternatieve aanwendingen die openstaan voor het bedrijf. In wat volgt gaan we proberen te achterhalen waarom het blijkbaar zo is dat in de V.S. de verwachtte netto contante waarde van ICT-gerelateerde projecten zoveel vaker positief uitvalt. Daartoe onderscheiden we de kosten en de opbrengsten ICT kapitaal. 4.2 De kosten van ICT-kapitaal Dat ICT investeringen in Nederland fors achterlopen bij die in de V.S. zou kunnen komen doordat de kosten die verbonden zijn aan dit type investeringen in de V.S. een stuk lager liggen dan in Nederland. Hiervoor zijn twee mogelijke redenen aan te wijzen. Ten eerste is er het verschil in kosten van ICT-projecten. ICT goederen zijn typisch producten die op een internationale markt worden geproduceerd. We kunnen er dan ook vanuit gaan dat deze goederen in de V.S. en Nederland tegen min of meer dezelfde prijs beschikbaar zijn. Echter, met ICT hardware alleen ben je er niet. Het is ook noodzakelijk om de mensen te hebben die met de nieuwe technologie overweg kunnen. Een reden waarom de netto contante waarde van een ICT investeringstraject in Nederland lager zou kunnen uitvallen dan in de V.S. zou de bijkomende personeelskosten kunnen zijn. Deze kosten behelzen niet alleen de standaard wig (premies en belastingen), maar ook de extra kosten die gemaakt moeten worden om het personeel ICT-kundig te maken. In hoeverre wordt deze mogelijke oorzaak van achterblijvende ICT investeringen ondersteund door cijfermateriaal? Anekdotisch is er genoeg gezegd over de tekorten aan hooggeschoold ICT personeel. Maar dat betreft zowel de V.S. als Nederland. Het blijkt dat in beide landen de korte termijn aanbodelasticiteit voor kenniswerkers erg klein is. In de V.S. vloeien bijvoorbeeld extra O&O uitgaven voor de helft weg naar hogere lonen. De andere helft wordt besteed aan meer O&O werkzaamheden. In Nederland blijkt op de korte termijn dertig procent van de extra uitgaven in een hoger loon te gaan zitten terwijl de overige zeventig procent aan extra O&O activiteiten wordt besteed. 19 Op de langere termijn is te verwachten dat hierdoor het aanbod van kenniswerkers in de V.S. meer aantrekt dan in Nederland. Soortgelijk onderzoek zou overigens gedaan moeten worden voor ICT personeel in het bijzonder. Gegeven de hogere flexibiliteit van de arbeidsmarkt in de V.S. is het echter a priori te verwachten dat financiële prikkels sterker hebben doorgewerkt op het ICTgerelateerde arbeidsaanbod. Hierdoor zou het aanbod van ICT-personeel in de V.S. relatief hoger kunnen zijn dan in Nederland, met als gevolg dat de kosten van effectief ICT-kapitaal (d.w.z. ICT hardware plus het personeel dat ermee overweg kan) in de V.S. lager zijn dan in Nederland. Een tweede kostenverschil kan voortkomen uit verschillen in de werking van financiële markten. Vanwege schaars financieel kapitaal kan de hurdle rate voor ICT investeringen in Nederland hoger liggen dan in de V.S. Hoewel in de globale kapitaalmarkt het gevraagde rendement op investeringen niet sterk varieert tussen landen, kunnen verschillen in financiële instituties (zoals accounting regels en wetgeving omtrent faillissementen) er toe leiden dat het gebruik van verschillende kredietvormen per land 18 Zie Bartelsman en Canoy [2000]. 19 Voor de V.S. zie Goolsbee [1998]; voor Nederland zie Marey en Borghans [2000]. 9

10 verschilt. De kenmerken van ICT-investeringen impliceren een voorkeur voor equityfinancing. Landen waar deze financieringsvorm institutioneel wordt bevorderd zijn dan in het voordeel (zie Rajan en Zingales [2000]). En we weten dat in dit opzicht financiële markten in de V.S. verder ontwikkeld zijn dan in Nederland (zie de Haan en Hinloopen [2000]). Tegelijkertijd is de markt voor durfkapitaal in Nederland even goed ontwikkeld als in de V.S. (OECD [2000]). In hoeverre verschillen in financiële instituties dan ook verantwoordelijk zijn voor de achterblijvende ICT-investeringen in Nederland, zou dan ook het onderwerp moeten zijn van toekomstig onderzoek. 4.3 De opbrengsten van ICT-kapitaal De opbrengsten van ICT investeringen hangen af van de marktomgeving, de bescherming tegen anticoncurrerend gedrag van zittende bedrijven, de mogelijkheden om flexibel met personeel om te gaan, het opleidingsniveau van de beschikbare werknemers, etc. Indien toetreders weinig kans zien om significant marktaandeel te veroveren, of wanneer bestaande bedrijven hun marktpositie niet bedreigt zien door meer innovatieve bedrijven, is de opbrengst van een risicovol ICT traject niet aantrekkelijk vergeleken met business as usual. Vanwege de in het algemeen hogere transparantie van markten in de V.S. is het goed denkbaar dat daar in meerdere gevallen de optie business as usual minder aantrekkelijk is dan in Nederland. Een tweede oorzaak voor het verschil in ICT-investeringsopbrengsten zou gelegen kunnen zijn in de vraagkant van de markt. Indien consumenten minder nut beleven aan gedifferentieerde en steeds vernieuwende producten, dan zou de vraag naar deze producten achter kunnen blijven. De hoge penetratie van p.c. s in huishoudens in Nederland - zelfs in vergelijking tot de V.S. - geeft echter geen aanleiding om smaakverschillen als oorzaak aan te wijzen voor het verschil in opbrengst. Naar ons oordeel is het vooral de lagere druk vanuit de markt die verantwoordelijk is voor de achterblijven ICT-investeringen in Nederland. Bedrijven die neigen naar stilstand worden in de V.S. eerder afgestraft dan in Nederland. En dit heeft weer alles te maken met de mate waarin markten werken. Het is dan ook onze overtuiging dat als de marktwerking in Nederland nog verder toeneemt, dat dit ook de noodzaak voor marktpartijen tot het doen van ICT-investeringen verhoogd. 5. De verzilvering van een groeibelofte We besluiten ons betoog met een tentatieve beantwoording van het tweede deel van de beleidsvraag; op welke manier kan accommodatie van ICT in andere markten gestimuleerd worden? Voor deze beantwoording onderscheiden we de markt voor kennisproductie en de factormarkten. Enkele algemene noties voor de overige product- en dienstenmarkten komen nog terug in de conclusies. 5.1 De markt voor kennisproductie Eerder hebben we gezien dat door ICT de kennisproductie efficiënter kan verlopen (zie paragraaf 3.1.2). Met andere woorden, de marginale productiviteit van O&O activiteiten neemt toe. Dit houdt onder meer in dat de opportunity costs van niet optimaal kennisbeleid hoger komen te liggen en dat inspanningen gericht op juist beleid gemiddeld genomen beter worden beloond. Voor de formulering van dit juiste beleid is ook nu weer meer inzicht in de werking van betreffende markt noodzakelijk. Kennisproducenten voeren O&O uit waarvan de uitkomsten onzeker zijn. Het verwachte resultaat kan, direct of indirect, gebruikt worden voor proces- en/of productinnovaties. Deze kennis heeft dus economische waarde voor de kennisproducent. Echter, andere onderzoekers, waaronder concurrenten, kunnen ook baat hebben bij de O&O activiteiten van deze producent. De manier waarop deze baten ontstaan is via het kanaal van technologische spillovers; het weglekken van technologische kennis zonder dat de ontvanger 10

11 van deze kennis daarvoor hoeft te betalen. Daardoor kan het zo zijn dat de totale (maatschappelijke) waarde van een O&O inspanning hoger is dan die voor de individuele kennisproducent. Immers, vanwege de technologische spillovers kan de kennisproducent zich niet alle opbrengsten van de door hem of haar geproduceerde kennis toe-eigenen. Anders gezegd, het maatschappelijke rendement op O&O is hoger dan het private rendement. Vanuit maatschappelijk oogpunt zal er hierdoor in een vrije markt te weinig in O&O worden geïnvesteerd. 20 Tegelijkertijd zijn er ook krachten in de markt die ervoor zorgen dat er in een vrije markt vanuit maatschappelijk oogpunt teveel aan O&O zou kunnen worden gedaan. Ten eerste kan er duplicatie van onderzoek plaatsvinden door concurrenten die hetzelfde doel nastreven, terwijl maar één producent de onderzoekswedloop wint (dit is vaak het geval in de farmaceutische industrie). Verder is het mogelijk dat oude processen of producten worden vervangen door een innovatie, terwijl de oude versies van de concurrent nog steeds een economisch rendement zouden kunnen leverden (waarde vernietiging). In de economische literatuur overheerst de opvatting dat een vrije markt vanuit maatschappelijk oogpunt te weinig O&O activiteiten genereert. Zo is de schatting van Jones en Williams [1998] dat in de V.S. O&O bestedingen in de vrije markt de helft zijn van wat maatschappelijk optimaal zou zijn. Voor het formuleren van optimaal O&O beleid is het van belang te recapituleren wat nu de gevolgen zijn van ICT op deze markt. Deze waren (zie ook paragraaf 2.3): (i) de dynamiek op de markt voor kennisproductie neemt toe (de looptijd van onderzoeksprojecten wordt korter en het aantal mogelijke onderzoekswegen neemt toe); (ii) de technologische spillovers worden groter (een toename in diffusie en absorptie van nieuw ontwikkelde kennis); en (iii) de vraag naar O&O activiteiten neemt toe vanwege de toegenomen productiviteit van het kennisproductieproces en de roep uit de markt om meer gedifferentieerde producten. Deze gevolgen impliceren een aantal mogelijke knelpunten: (i) de vanuit maatschappelijk oogpunt waarschijnlijk aanwezig zijnde onderinvestering in O&O neemt toe (dit vanwege de grotere technologische spillover en het toegenomen maatschappelijke rendement op O&O); en (ii) het vanuit maatschappelijk oogpunt menselijk kapitaal verkwistende proces van creatieve destructie neemt toe. Dit laatste kan resulteren in het verloren gaan van waardevolle kennis. Het beleid op de markten voor O&O moet erop gericht zijn deze knelpunten zoveel mogelijk weg te nemen, niet in de laatste plaats omdat het vooral O&O-activiteiten zijn die in potentie kunnen leiden tot een structureel hogere economische groei. In het bijzonder kan dan gedacht worden aan het wegnemen van barrières voor schaalvergroting in de O&O-markt om zodoende het dempende effect van spillovers op O&O investeringen te verminderen. Ook zou de arbeidsmarkt voor kenniswerkers bijzondere aandacht kunnen krijgen, vooral voor wat betreft de herplaatsing van kenniswerkers. Zodoende zou de negatieve kant van het proces van creatieve destructie kunnen verminderen. Tot slot zou kunnen worden overwogen om een markt voor onderzoeksmakelaars te creëren (zie Hinloopen [2000b]). Concurrentie tussen intermediairs op de onderzoeksmarkt zou ertoe kunnen leiden dat onderzoeksgelden efficiënter worden aangewend. 5.2 De arbeidsmarkt Vanwege tal van ICT toepassingen zijn de transactiekosten voor het bij elkaar brengen van de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt afgenomen; arbeidszoekprocessen kunnen daardoor in principe sneller en vaker tot een goed besluit komen. Tegelijkertijd is de behoefte aan het koppelen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt ook toegenomen. Ten eerste is er op de O&O markt en de ICT markt een hogere dynamiek te verwachten van groei en krimp en van toe- en uittreding van bedrijven. Maar ook op andere markten is - mede vanwege hogere kennisintensiteit en snellere aanpassing aan consumentenwensen - meer dynamiek te 20 Voor een nadere beschrijving van dit marktfalen zie Hinloopen [1997, 2000a]. 11

12 verwachten in de gewenste personeelsbestanden. Ten tweede moet bestaand en beoogd personeel flexibeler kunnen worden ingezet vanwege voortschrijdende innovaties. Deze twee ontwikkelingen zetten het arbeidskoppelingsproces onder druk. Het zal immers moeilijker worden om de ideale kandidaat te vinden. Per saldo verwachten we toch dat de zoekwerkloosheid in evenwicht op een lager niveau zal uitkomen indien alle bedrijven en instellingen die zich bezig houden met arbeidsbemiddeling inderdaad ICT technologie effectief inzetten. Zoals we eerder hebben opgemerkt kan een verhoogde concurrentiedruk deze instellingen hierbij helpen. Wat is er nu empirisch bekend over de dynamiek op de arbeidsmarkt als gevolg van de ICT ontwikkelingen? Uit de enquête beroepsbevolking 1999 van het CBS blijkt dat er onder invloed van krapte op de arbeidsmarkt meer en meer gebruikt wordt gemaakt van vaste arbeidscontracten om werknemers beter te kunnen binden. Flexibiliteit wordt dan bereikt door met vast aangestelde werknemers binnen het bedrijf te kunnen schuiven. Wat empirisch nog niet goed in kaart is gebracht, zijn de veranderingen door de tijd in interne mobiliteit en de relatie met ICT. Veder heeft de verhoogde dynamiek tussen bedrijven ook implicaties voor de arbeidsmarkt. Om deze markt op een efficiënte wijze te laten ruimen moeten institutionele belemmeringen op veranderingen van werkplek zoveel mogelijk worden weggenomen. Arbeidsmarkttransities van werknemers tussen bedrijven, van bedrijf naar zelfstandigheid en van werk naar werkloosheid en omgekeerd veroorzaken kosten. Voor werknemers valt te denken aan een verlies van opgebouwde pensioenrechten, aan veranderingen in verzekeringsdekking, of aan het verlies van inkomensafhankelijke subsidies. Zoveel mogelijk zouden zulke voorziening persoonsgebonden moeten zijn, waarbij de politiek gewenste solidariteit wel intact blijft. 5.3 De kapitaalmarkt Bij de kapitaalmarkt onderscheiden we die van het fysieke en financiële kapitaal. Op de eerste van deze twee is de intrede van ICT al goed te merken. Verschillende vormen van electronische veilingen maken het mogelijk om door middel van prijsaanpassingen de bezettingsgraad te verhogen. Hierbij valt te denken aan vliegtuigstoelen, hotelkamers, maar ook aan productiecapaciteit in het algemeen. Het zou nuttig zijn om empirisch onderzoek te doen naar de penetratie van dit verschijnsel in de economie om zodoende het kwantitatieve effect ervan op macro-economisch niveau te becijferen. Overigens kan er een probleem ontstaan wanneer er marktmacht komt te liggen bij de organisator van deze veilingen. Ook nu is weer het credo dat economisch beleid zoveel mogelijk gericht moet zijn op dynamische marktwerking. Op de financiële markten speelt ICT ook een enorme rol, bijvoorbeeld als middel om de bedrijfsprocessen en het productaanbod van financiële dienstverleners te verbeteren. Deze effecten zijn echter niet anders dan in andere ICT-gebruikende markten. Interessanter is de verhoogde vraag naar risicokapitaal op de alsmaar groter wordende winner-take-all markten. Schommelt het rendement in traditionele markten zo n tien a twintig procentpunten om het gemiddelde rendement, in winner-take-all markten is het een afweging van het af en toe toucheren van een gigantische opbrengst tegenover de vaak substantiële verliezen die geleden worden. Om in deze markten als geldschieter te opereren zijn een voldoende schaalgrote en expertise van groot belang. 6. Conclusies In dit betoog hebben we een eerste poging gedaan om de gevolgen van de ICT (r)evolutie voor het economisch proces te beschrijven. De uiteindelijke gevolgtrekking van de analyse is dat infiltratie van ICT kan resulteren in een permanent hoger niveau van het BBP (vooral vanwege een in het algemeen betere aansluiting van vraag en aanbod) en in een permanent hogere groeivoet van het BBP (vooral vanwege de toegenomen efficiëntie van het kennisproductieproces). Ook hebben we gezien dat deze mogelijke geneugten van ICT niet 12

13 vanzelf tot stand komen. Economisch beleid moet er in zijn algemeenheid dan ook op gericht zijn om mogelijke knelpunten bij de benutting van ICT zoveel mogelijk weg te nemen. 7. Geraadpleegde literatuur Baily, M.N., Bartelsman, E.J. en J. Haltiwanger, 2001, Labor productivity: Structural change and cyclical dynamics, te verschijnen in Review of Economics and Statistics. Bartelsman, E.J. en M. Doms, Understanding productivity: lessons from longitudinal micro data, te verschijnen in Journal of Economic Literature. Bartelsman, E. J. en Canoy, M., 2000 De gesel van de vezel, Economisch Statistische Berichten, Bartelsman, E. J. en Hinloopen, J., 2000 ICT en economische groei: een hypothese, Economisch Statistische Berichten, Jrg. 85, No. 4254, pp Bartelsman, E. J., G. van Leeuwen en H. R. Nieuwenhuijsen, 1998 Adoption of advanced manufacturing technology and firm performance in The Netherlands, Economics of Innovation and New Technology, 6, pp Brynjolfsson, E. en L. Hitt, 1995, Information technology as a factor of production, Economics of Information and New Technology, 3, No. 3-4, pp Berry, S.T. en J. Waldfogel, 1999, Free entry and social inefficiency in radio broadcasting, RAND Journal of Economics, 30, No. 3, pp Bresnahan, T. F. en S. Greenstein, 1999, Technological competition and the structure of the computer industry, Journal of Industrial Economics, 47, No.1, pp CPB, 2000, ICT en de Nederlandse economie, werkdocument 125, Den Haag: CPB. Eaton, J. en S. Kortum, 1999, International technology diffusion: theory and measurement, International Economic Review, 40, No.3, pp Goldman-Sachs, 1999, B2B: 2B or not 2B, Goldman Sachs Investment Research. Goolsbee, A., 1998, Does government R&D policy mainly benefit scientists and engineers?, American Economic Review, 88, No.2, pp Gordon, R.J. 1999, Has the new economy rendered the productivity slowdown obsolete?, mimeo, Northwestern University, June Gordon, R.J., 2000, Does the new economy measure up to the great inventions of the past?, te verschijnen in Journal of Economic Perspectives. Haan, L. de en Hinloopen, J., 1999, Debt or Equity? An empirical study of security issues by Dutch companies, DNB Staff Reports, 41/1999, Amsterdam: De Nederlandsche Bank. Hinloopen, J., 1997, Subsidizing cooperative and noncooperative R&D in duopoly with spillovers, 1997, Journal of Economics, 66, No.2, pp Hinloopen, J., 2000a, More on subsidizing cooperative and noncooperative R&D in duopoly with spillovers, te verschijnen in Journal of Economics. Hinloopen, J., 2000b, De markt voor onderzoeksmakelaars, Economisch Statistische Berichten, Jrg. 85, No. 4244, pp Hinloopen, J., 2000c, De stille revolutie, Economisch Statistische Berichten, Jrg. 85, No. 4253, p Jorgenson, D.W., Gollop, F.M. en B. Fraumeni, 1987, Productivity and U.S. Economic growth, Amsterdam: North Holland. Jones, C.I. en J.C. Williams, 1998, Measuring the social returns to O&O, Quarterly Journal of Economics, 113, No. 4, pp Jorgenson, D.W. en K.J. Stiroh, 2000, Raising the Speed Limit: U.S. Economic Growth and the Information Age, te verschijnen in Journal of Economic Perspectives. Marey, P. en Borghans, L., 2000, Wage elasticitities of the supply of knowledge workers in the Netherlands, ROA R 2000/6E, Maastricht: Universiteit Maastricht. Nahuis, R. 2000, Knowledge and economic growth, CentER Dissertation Series, Tilburg: Tilburg University. 13

14 OECD, 2000, A new economy? the changing role of inovation and information technology in growth, Parijs: OECD. Oliner, S.D. en D.E. Sichel, 2000, The resurgence of growth in the late 1990s: Is information technology the story?, Journal of Economic Perspectives, forthcoming. Pakes, A. en P. McGuire, 1994, Computing Markov-perfect Nash equilibria: numerical implications of a dynamic differentiated product model, Rand Journal of Economics, 25, No.4, pp Rajan, R. en Zingales, L., 2000, Financial systems, industrial structure and growth, paper presented at OECD informal workshop on growth, July Romer, P.M., 1989, Endogenous technologicalcchange, Journal of Political Economy, 98, No.5, pp. s71-s102. Shapiro, C en H. Varian, 1998, Information Rules, Cambridge: Harvard Business Press. 14

15 Tabel 1 Arbeidsproductiviteitsontwikkeling in de V.S.; Arbeidsproductiviteitsgroei 1,43 1,61 2,66 Bijdrage: ICT 0,45 0,48 0,94 Overig kapitaal 0,36 0,12 0,16 Arbeidskwaliteit 0,22 0,44 0,31 TFP 0,40 0,57 1,26 Bron: Oliner en Sichel [2000] Tabel 2 Arbeidsproductiviteitsontwikkeling in Nederland; Arbeidsproductiviteitsgroei 3,1 1,1 1,3 Bijdrage: ICT 0,1 0,2 0,2 Overig kapitaal 1,0 0,3-0,2 TFP 2,0 0,7 1,3 Bron: CPB [2000] 15

ICT en economische groei: een hypothese 1

ICT en economische groei: een hypothese 1 ICT en economische groei: een hypothese 1 Eric J. Bartelsman 2 Economisch en Sociaal Instituut Vrije Universiteit Amsterdam Jeroen Hinloopen 3 Ministerie van Economische Zaken en Technische Universiteit

Nadere informatie

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D

Over de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D CPB Memorandum Hoofdafdelingen : Institutionele Analyse en Bedrijfstakken Afdelingen : Kenniseconomie en Bedrijfstakkencoördinatie Samenstellers : Maarten Cornet, Erik Canton en Alex Hoen Nummer : 27 Datum

Nadere informatie

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf M21221 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot Verklaring van verschillen tussen MKB en groot en ontwikkelingen 1993-29 Anne Bruins Ton Kwaak Zoetermeer, november 212 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot

Nadere informatie

Samenvatting. Zorgt het openstellen van de detailhandelssector voor buitenlandse concurrentie in een verbetering van de productiviteit?

Samenvatting. Zorgt het openstellen van de detailhandelssector voor buitenlandse concurrentie in een verbetering van de productiviteit? Samenvatting Dit proefschrift bestudeert de relatie tussen beleidshervormingen en productiviteitsgroei. Het beargumenteert dat het onderkennen van de diversiteit van bedrijven aan de basis ligt voor het

Nadere informatie

Introductie netwerk en analytisch kader groene groei Prof. dr. Marjan Hofkes en Prof. dr. Harmen Verbruggen

Introductie netwerk en analytisch kader groene groei Prof. dr. Marjan Hofkes en Prof. dr. Harmen Verbruggen Introductie netwerk en analytisch kader groene groei Prof. dr. Marjan Hofkes en Prof. dr. Harmen Verbruggen Vrije Universiteit Seminar Netwerk Groene Groei 8 september 2015, Den Haag Netwerk Groene Groei

Nadere informatie

ICT and economic growth. Nederlandse samenvatting

ICT and economic growth. Nederlandse samenvatting ICT and economic growth Nederlandse samenvatting ICT and economic growth Nederlandse samenvatting Nederlandstalige samenvatting van het rapport ICT and Economic Growth Opgesteld door het Centraal Bureau

Nadere informatie

Impact Cloud computing

Impact Cloud computing Impact Cloud computing op de Nederlandse zakelijke markt 2 inleiding De economische omstandigheden zijn uitdagend. Nederland is onder invloed van de schuldencrisis in een nieuwe recessie beland; de economische

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

3.2 De omvang van de werkgelegenheid 3.2 De omvang van de werkgelegenheid Particuliere bedrijven en overheidsbedrijven nemen mensen in dienst. Collectieve sector = Semicollectieve sector = De overheden op landelijk, provinciaal en lokaal

Nadere informatie

Impact Cloud computing

Impact Cloud computing Impact Cloud computing op de Nederlandse zakelijke markt De impact van Cloud Computing op de Nederlandse zakelijke markt De economische omstandigheden zijn uitdagend. Nederland is en bedrijven informatietechnologie

Nadere informatie

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Bron: O. van Vliet (2017) Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald, Sociaal Bestek, nr. 6, pp. 58-59. Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald Olaf van Vliet Universiteit Leiden Voor veel

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Nederlandstalige samenvatting van CPB Document 132, Innovation Policy: Europe or the Member States

Nederlandstalige samenvatting van CPB Document 132, Innovation Policy: Europe or the Member States Nederlandstalige samenvatting van CPB Document 132, Innovation Policy: Europe or the Member States Tegenwoordig zoekt Europa de oplossing voor de lage productiviteitsgroei bij innovatie. De groeicijfers

Nadere informatie

De impact van recessies op productiviteitsgroei

De impact van recessies op productiviteitsgroei VIVES BRIEFING 2017/10 De impact van recessies op productiviteitsgroei Van den bosch, J. en Vanormelingen, S.* KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES * Met dank aan Joep Konings

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie pilot I

Eindexamen vwo economie pilot I Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de principaal te maken kan krijgen met keuzemogelijkheden en daardoor kosten moet maken om de kwaliteit van de zorgproducenten te kunnen beoordelen

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 altijd toekennen Bij een lagere prijs

Nadere informatie

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Een bedrijf dat bereid is om te investeren in innovatie, zal er in de regel ook zeker van willen zijn dat het profiteert van deze innovatie zonder dat een concurrent de

Nadere informatie

3 Economische basis principes

3 Economische basis principes What is called economic progress is the joint effect of the activities of the three progressive groups, the savers, the scientist-inventors, and the entrepreneurs, operating in a market economy. Ludwig

Nadere informatie

Het Vijfkrachtenmodel van Porter

Het Vijfkrachtenmodel van Porter Het Vijfkrachtenmodel van Porter (een concurrentieanalyse en de mate van concurrentie binnen een bedrijfstak) 1 Het Vijfkrachtenmodel van Porter Het vijfkrachtenmodel is een strategisch model wat de aantrekkelijkheid

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat verantwoord autogebruik wordt beloond met premiekorting / onverantwoord gebruik wordt gestraft met premieverhoging, zodat voorzichtig rijgedrag

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rookremmers 1 maximumscore 2 De genoemde bijkomende/onbedoelde (maatschappelijke)

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

De productiviteitsparadox in Nederland in de jaren negentig

De productiviteitsparadox in Nederland in de jaren negentig In: Economisch Statistische Berichten, 1 december, p. 974-976 De productiviteitsparadox in Nederland in de jaren negentig De vertraging van de Nederlandse productiviteitsgroei in de jaren negentig kan

Nadere informatie

Eindexamen economie pilot vwo II

Eindexamen economie pilot vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Samenvatting Globalisering en Productiviteit Inzichten over Heterogene Bedrijven, Werknemers en Producten

Samenvatting Globalisering en Productiviteit Inzichten over Heterogene Bedrijven, Werknemers en Producten Samenvatting Globalisering en Productiviteit Inzichten over Heterogene Bedrijven, Werknemers en Producten Globalisering houdt in dat landen steeds verder met elkaar geïntegreerd raken. Deze ontwikkeling

Nadere informatie

Regionale economische prognoses 2016

Regionale economische prognoses 2016 Regionale economische prognoses 2016 Themabericht Rogier Aalders De breed gedragen economische groei in 2016 leidt tot productiegroei in alle sectoren en in alle regio s De Randstad, en daarbinnen vooral

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 710 Vragen van het lid

Nadere informatie

Modal shift en de rule of half in de kosten-batenanalyse

Modal shift en de rule of half in de kosten-batenanalyse Modal shift en de rule of half in de kosten-batenanalyse Sytze Rienstra en Jan van Donkelaar, 15 januari 2010 Er is de laatste tijd bij de beoordeling van projecten voor de binnenvaart veel discussie over

Nadere informatie

ǫ P a g 1 in / 5 a Juni 2016

ǫ P a g 1 in / 5 a Juni 2016 Pagina 1/5 Juni 2016 Introductie De Autoriteit Consument en Markt (ACM) bevordert kansen en keuzes voor bedrijven en consumenten. ACM verbetert concurrentie door te vechten tegen oneerlijke concurrentie

Nadere informatie

Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt

Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt 157 Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt M. A. Allers* Samenvatting De afgelopen 25 jaar is de Nederlandse economie vooral gegroeid doordat meer mensen zijn gaan werken. Deze extensieve economische

Nadere informatie

UIT groei en conjunctuur

UIT groei en conjunctuur Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen

Nadere informatie

Dutch Summary. Dutch Summary

Dutch Summary. Dutch Summary Dutch Summary Dutch Summary In dit proefschrift worden de effecten van financiële liberalisatie op economische groei, inkomensongelijkheid en financiële instabiliteit onderzocht. Specifiek worden hierbij

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening

Nadere informatie

MKB investeert in kennis, juist nu!

MKB investeert in kennis, juist nu! M201016 MKB investeert in kennis, juist nu! drs. B. van der Linden drs. P. Gibcus Zoetermeer, september 2010 MKB investeert in kennis, juist nu! MKB-ondernemers blijven investeren in bedrijfsopleidingen,

Nadere informatie

Eindexamen economie pilot vwo 2011 - II

Eindexamen economie pilot vwo 2011 - II Beoordelingsmodel Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore

Nadere informatie

CPB Notitie. Economierapportage maart De wereldeconomie. Datum : 27 maart 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

CPB Notitie. Economierapportage maart De wereldeconomie. Datum : 27 maart 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken CPB Notitie Datum : 27 maart 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken Economierapportage maart 2003 1 De Nederlandse economie blijft ondermaats presteren. Dit geldt zelfs indien door een voorspoedig

Nadere informatie

B².DNA. Strategische GedragsVerbetering

B².DNA. Strategische GedragsVerbetering Het begrip waarde is een modewoord. Maar wat waarde precies is weten maar weinigen. In dit artikel wordt het begrip overzichtelijk uit de doeken gedaan. Met concrete aanwijzingen voor de praktijk van de

Nadere informatie

Samenvatting. Kort overzicht. Kartels

Samenvatting. Kort overzicht. Kartels Samenvatting Kort overzicht Dit proefschrift gaat over de economische theorie van kartels. Er is sprake van een kartel wanneer een aantal bedrijven, expliciet of stilzwijgend, afspreekt om de prijs te

Nadere informatie

Alternatieve financieringsvormen voor bankkrediet. Bart P.M. Joosen

Alternatieve financieringsvormen voor bankkrediet. Bart P.M. Joosen Alternatieve financieringsvormen voor bankkrediet Bart P.M. Joosen 30 januari 2014 Aanbodzijde van de financieringsmarkt 2 Aanbodzijde van de financieringsmarkt Banken Institutionele beleggers Beurs (public

Nadere informatie

Een aardbeving is een voorbeeld van een eenmalig-permanente en continue schok en de tijdelijke uitval van elektriciteit is bijvoorbeeld een eenmalige

Een aardbeving is een voorbeeld van een eenmalig-permanente en continue schok en de tijdelijke uitval van elektriciteit is bijvoorbeeld een eenmalige Samenvatting Een economische schok is een drastische verandering in het evenwicht of de continuïteit van een systeem. De wereld wordt gekenmerkt door een veelheid van schokken. En elke schok lijkt de economie

Nadere informatie

Tentatieve berekening van de bijdrage van vermogensvolatiliteit aan consumptievolatiliteit

Tentatieve berekening van de bijdrage van vermogensvolatiliteit aan consumptievolatiliteit Tentatieve berekening van de bijdrage van vermogensvolatiliteit aan consumptievolatiliteit CPB Achtergronddocument Jasper Lukkezen en Adam Elbourne Maart 2015 3 Samenvatting In dit document maken wij een

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB07-010 13 februari 2007 9.30 uur Economie groeit 2,9 procent in 2006 De Nederlandse economie is in 2006 met 2,9 procent gegroeid. Dit is bijna twee keer

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2002-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2002-II 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 0,15 Een voorbeeld van een juiste verklaring

Nadere informatie

Economische outlook Nederlandse regio s 2 e kwartaal 2011

Economische outlook Nederlandse regio s 2 e kwartaal 2011 Economische outlook Nederlandse regio s 2 e kwartaal 2011 Verwachtingen in West-Nederland positiefst De productie van industriële bedrijven in Nederland groeide in april 2011 met 0,8% nauwelijks ten opzichte

Nadere informatie

Extra opgaven hoofdstuk 13

Extra opgaven hoofdstuk 13 Extra opgaven hoofdstuk 13 Opgave 1 Stel, dat een markt voor product X zich als volgt ontwikkelt. Aanvankelijk zijn er voor dit product veel aanbieders en veel vragers. Na verloop van tijd loopt de vraag

Nadere informatie

Starten in een dal, profiteren van de top

Starten in een dal, profiteren van de top M200715 Starten in een dal, profiteren van de top drs. A. Bruins drs. D. Snel Zoetermeer, november 2007 2 Starten in een dal, profiteren van de top Ondernemers die in 2003 een bedrijf begonnen, waren zich

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie 3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent

Nadere informatie

Regionale economische vooruitzichten 2014-2019

Regionale economische vooruitzichten 2014-2019 2014/6 Regionale economische vooruitzichten 2014-2019 Dirk Hoorelbeke D/2014/3241/218 Samenvatting Dit artikel geeft een bondig overzicht van enkele resultaten uit de nieuwe Regionale economische vooruitzichten

Nadere informatie

Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein

Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein Kans op Amerikaanse dubbele dip is klein De Verenigde Staten gaan meestal voorop bij het herstel van de wereldeconomie. Maar terwijl een gerenommeerd onderzoeksburo recent verklaarde dat de Amerikaanse

Nadere informatie

Extra opgaven hoofdstuk 11

Extra opgaven hoofdstuk 11 Extra opgaven hoofdstuk Opgave Van een landbouwbedrijf zijn de input- en outputrelaties in onderstaande tabel weergegeven. We veronderstellen dat alleen de productiefactor arbeid varieert. Verder is gegeven

Nadere informatie

Globalisering, technologische verandering en de polarisatie van de arbeidsmarkt

Globalisering, technologische verandering en de polarisatie van de arbeidsmarkt VIVES BRIEFING 207/04 Globalisering, technologische verandering en de polarisatie van de arbeidsmarkt Koen Breemersch KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES Met dank aan Cathy Lecocq

Nadere informatie

Ministerie van Financiën t.a.v. Minister J. Dijsselbloem Postbus 20201 2500 EE Den Haag

Ministerie van Financiën t.a.v. Minister J. Dijsselbloem Postbus 20201 2500 EE Den Haag Ministerie van Financiën t.a.v. Minister J. Dijsselbloem Postbus 20201 2500 EE Den Haag Datum 1/5 Geachte heer Dijsselbloem, Vereniging Eigen Huis dringt er bij het Kabinet op aan om snel stappen te zetten

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

CPB Notitie 8 mei 2012. Actualiteit WLO scenario s

CPB Notitie 8 mei 2012. Actualiteit WLO scenario s CPB Notitie 8 mei 2012 Actualiteit WLO scenario s. CPB Notitie Aan: De Deltacommissaris Drs. W.J. Kuijken Postbus 90653 2509 LR Den Haag Datum: 8 mei 2012 Betreft: Actualiteit WLO scenario's Centraal

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2005-II

Eindexamen economie 1 vwo 2005-II Opgave 1 Quartaire sector onder vuur In de periode 1998-2001 steeg de arbeidsproductiviteit in de Nederlandse economie. Die productiviteitsstijging was niet in iedere sector even groot, zoals blijkt uit

Nadere informatie

The Netherlands of 2040. www.nl2040.nl

The Netherlands of 2040. www.nl2040.nl The Netherlands of 2040 www.nl2040.nl 1 Tijden veranderen 2 Tijden veranderen 3 Nieuwe CPB scenario studie Vraag Waarmee verdienen we ons brood in 2040? Aanpak Scenario s, geven inzicht in onzekerheid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten

Nadere informatie

Bedrijven die investeren in sociale innovatie hebben minder last van de crisis

Bedrijven die investeren in sociale innovatie hebben minder last van de crisis Erasmus Concurrentie en Innovatie Monitor 2009 Bedrijven die investeren in sociale innovatie hebben minder last van de crisis Rotterdam, 6 oktober 2009 INSCOPE: Research for Innovation heeft in opdracht

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei CPB Notitie 22 december 2014 CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid en economische groei Uitgevoerd op verzoek van de vaste commissie Financiën van de Tweede Kamer CPB Notitie

Nadere informatie

Geen tekort aan technisch opgeleiden

Geen tekort aan technisch opgeleiden Geen tekort aan technisch opgeleiden Auteur(s): Groot, W. (auteur) Maassen van den Brink, H. (auteur) Plug, E. (auteur) De auteurs zijn allen verbonden aan 'Scholar', Faculteit der Economische Wetenschappen

Nadere informatie

Conjunctuur enquête. Technologische Industrie Nederland

Conjunctuur enquête. Technologische Industrie Nederland Conjunctuur enquête Technologische Industrie Nederland Gunstig beeld met internationale onzekerheden Het CBS kopt donderdag 16 februari dat het ondernemersvertrouwen in Nederland nog nooit op zo n hoog

Nadere informatie

Multiplicatoren: handleiding

Multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren van het finaal gebruik behelzen een klassieke toepassing van het traditionele inputoutputmodel

Nadere informatie

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Resultaten Conjuntuurenquete 2018 Datum, maart 2019 Inleiding In november en december 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) ruim 500 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om op reguliere

Nadere informatie

De nieuwe economie: een oude bekende

De nieuwe economie: een oude bekende EB 03745 :ric J. Bartelsman De nieuwe economie: een oude bekende vrije Universiteit amsterdam dr. Eric J. Bartelsman De nieuwe economie: een oude bekende Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 Hoe verdelen we de zorgkosten? 1 maximumscore 2 Stel het bbp op 100 en het totaal van de zorgkosten op 9 9 1,035 24 = 9 2,283328 = 20,55 1 100 1,0132 24 = 136,99 20,55 136,99 100% = 15% (en dat

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Gezinnen. Overheid. Bedrijven. Buitenland

Gezinnen. Overheid. Bedrijven. Buitenland Hoofdstuk 2 Basisinzichten Opgave 1 NBP fk 990 S = 120 Gezinnen Bg = 50 C = 820 Overheid NBPov = 90 Indir. Bel. = 70 Cov = 50 Iov = 10 NBPb = 900 Bedrijven I = 110 X = 910 M = 930 Buitenland B NBPfk Bg

Nadere informatie

KU LEUVEN ONDERZOEKSEENHEID CENTRUM VOOR ECONOMISCHE STUDIËN LEUVENSE ECONOMISCHE STANDPUNTEN 2013/138

KU LEUVEN ONDERZOEKSEENHEID CENTRUM VOOR ECONOMISCHE STUDIËN LEUVENSE ECONOMISCHE STANDPUNTEN 2013/138 KU LEUVEN ONDERZOEKSEENHEID CENTRUM VOOR ECONOMISCHE STUDIËN LEUVENSE ECONOMISCHE STANDPUNTEN 2013/138 ZIN EN ONZIN VAN EEN VERLAGING VAN DE PATRONALE LASTEN Paul De Grauwe Departement Economie, KU Leuven

Nadere informatie

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs VIVES BRIEFING 2016/09 De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs Koen Breemersch KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen, VIVES 1 DE IMPACT VAN CONCURRENTIE OP DE PRODUCTMIX

Nadere informatie

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 1. Inleiding In 2012 hebben Etil en Research voor Beleid in opdracht van de Provincie Limburg de ontwikkeling van de Limburgse arbeidsmarkt onderzocht

Nadere informatie

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag. Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit

Nadere informatie

Afname arbeidsproductiviteit in Curaçao zet voort in de periode 2009 tot en met 2011

Afname arbeidsproductiviteit in Curaçao zet voort in de periode 2009 tot en met 2011 Afname arbeidsproductiviteit in Curaçao zet voort in de periode 2009 tot en met 2011 Modus Inleiding Dainadira Eustatius De Internationale Arbeidsorganisatie (International Labour Organization, ILO) heeft

Nadere informatie

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014 Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014 Inleiding Joyce Mahabali De inkomsten van de overheid zijn de gelden die de overheid binnenkrijgt, overheidsuitgaven zijn de gelden die de overheid

Nadere informatie

Arbeidsmarktdynamiek vanuit een leeftijdsspecifiek perspectief

Arbeidsmarktdynamiek vanuit een leeftijdsspecifiek perspectief Arbeidsmarktdynamiek vanuit een leeftijdsspecifiek perspectief Anne C. Gielen Department Algemene Economie Universiteit van Maastricht 28 September 2007 1/22 Dynamiek op de arbeidsmarkt Demografische,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 600 bezoekers (2.800 2.200) 2 maximumscore

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2005-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2005-II 4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5 opgaven en omvat 21 vragen.

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5 opgaven en omvat 21 vragen. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord

Nadere informatie

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014 BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD Suriname Debt Management Office Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014 Sarajane Marilfa Omouth Paramaribo, juni 2015 1. Inleiding De totale

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II Opgave 1 Uit een krant: Uitzendbranche blijft groeien Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de uitzendbranche in het eerste kwartaal van 1998 flink is gegroeid. In vergelijking

Nadere informatie

Conjunctuurenquête voorjaar 2013

Conjunctuurenquête voorjaar 2013 Conjunctuurenquête voorjaar 2013 Vereniging FME-CWM, Zoetermeer, februari 2013 Kasper Buiting, beleidsadviseur Onderzoek en Economie www.fme.nl Vereniging FME-CWM, Zoetermeer, februari 2013 Alle rechten

Nadere informatie

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee?

Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? 80 8 Wat doen ingenieurs en wat verdienen ze ermee? Arnaud Dupuy en Philip Marey Na hun afstuderen kunnen ingenieurs in verschillende soorten functies aan

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100 Samenvatting door een scholier 1391 woorden 3 juni 2005 7 34 keer beoordeeld Vak Economie Economie de arbeidsmarkt hoofdstuk 4 en 5 Hoofdstuk 4 4.1 Werkgelegenheid in Nederland Alleen een opdracht 4.2

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II 4 Antwoordmodel Opgave voorbeeld van een juiste berekening: 84.760.000 4 = 2.080 uur 63.000 2 voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat uitzendkrachten in deeltijd werken. 3 voorbeelden

Nadere informatie