TOEPASSING VAN DNA-ONDERZOEK BIJ MINDERJARIGE VEROORDEELDEN IN HET LICHT VAN (INTER)NATIONALE BEPALINGEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "TOEPASSING VAN DNA-ONDERZOEK BIJ MINDERJARIGE VEROORDEELDEN IN HET LICHT VAN (INTER)NATIONALE BEPALINGEN"

Transcriptie

1 TILBURG UNIVERSITY TOEPASSING VAN DNA-ONDERZOEK BIJ MINDERJARIGE VEROORDEELDEN IN HET LICHT VAN (INTER)NATIONALE BEPALINGEN DOOR NICOLE PRIEMS ANR SCRIPTIE IN DE STRAFRECHTSWETENSCHAPPEN IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN TEN OVERSTAAN VAN DE EXAMENCOMMISSIE VAN DE FACULTEIT RECHTSWETENSCHAPPEN AAN DE UNIVERSITEIT VAN TILBURG (MW. MR. R. DE JONG EN MW. MR. V.M. SMITS) OP DONDERDAG 19 JULI OM UUR

2 I battle for the creation of a human world that is, a world of reciprocal recognition Franz Fanon 2

3 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 6 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN 7 INLEIDING 8 I. DE HUIDIGE REGELGEVING MET BETREKKING TOT DE AFNAME EN HET BEWAREN VAN DNA-MATERIAAL BIJ MINDERJARIGE VEROORDEELDEN Inleiding De wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Het debat met betrekking tot minderjarigen Afname van DNA-materiaal en opslag in de databank Bewaartermijnen Bezwaar Conclusie 19 II. DE WET DNA-V IN HET LICHT VAN INTERNATIONALE BEPALINGEN Inleiding Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind Art. 3 IVRK Art. 16 IVRK Art. 40 IVRK Doorwerking IVRK Het Comité De Beijing Rules General Comment no Art. 8 EVRM Conclusie 33 III. RECHTERLIJKE UITSPRAKEN Inleiding Uitspraken voor cassatie in belang der wet 34 3

4 3.2.1 Rechtbank Middelburg 29 juni Rechtbank Rotterdam 17 november 2005, Rechtbank Breda 9 december Rechtbank Arnhem 13 maart Rechtbank Groningen 5 september Cassatie in belang der wet Uitspraken ná cassatie in belang der wet Rechtbank Maastricht 24 februari Rechtbank Dordrecht 10 juni 2009 en Rechtbank Alkmaar 29 juli Rechtbank Haarlem 10 december Rechtbank Zwolle-Lelystad 10 februari 2010 en 22 december Rechtbank Breda 17 oktober Rechtbank Roermond 4 april Conclusie 43 IV. DE KNELPUNTEN UIT DE WET DNA-V GETOETST AAN (INTER)NATIONALE BEPALINGEN Inleiding Stigmatisering van de jeugdige Stigmatisering en de memorie van toelichting Stigmatisering en internationale bepalingen Tussenconclusie en verbetervoorstellen De privacy van de minderjarige veroordeelde De privacy en internationale bepalingen Tussenconclusie en verbetervoorstellen De bewaartermijnen Tussenconclusie en verbetervoorstellen Bezwaar Tussenconclusie en verbetervoorstellen De reikwijdte van de wet DNA-V Tussenconclusie en verbetervoorstellen Conclusie 54 V. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Inleiding 56 4

5 5.2 De onderzoeksvraag beantwoord Aanbevelingen Aanpassing van de wet DNA-V en het Besluit DNA-onderzoek strafzaken Adviezen aan de rechterlijke macht 58 LITERATUURLIJST 59 JURISPRUDENTIELIJST 63 BIJLAGE I 64 5

6 VOORWOORD Voor u ligt het sluitstuk van mijn Master in het Strafrecht aan de Universiteit van Tilburg. Het onderwerp van deze scriptie heeft zich aangediend naar aanleiding van het vak Jeugdrecht, jeugdbescherming en Jeugdbeleid I. Al tijdens het eerste college van dit vak was het voor mij duidelijk dat ik mijn scriptie wilde gaan schrijven op het gebied van het jeugdstrafrecht en na verscheidende mislukte pogingen tot het bedenken van een geschikt onderwerp, ontstond uiteindelijk dit onderzoek. Bang gemaakt door de vele gruwelverhalen van andere studenten stond ik eerlijk gezegd niet echt te springen om een begin te maken met het schrijven van deze scriptie. Daar waar ik eerst nog voorzichtig het koude water met mijn tenen aan het aftasten was, bleek het, zoals zo veel dingen in het leven, het beste om maar de sprong in het koude diepe te wagen en snel naar de overkant te zwemmen. Met uiteindelijk dit onderzoek als resultaat. Aan het begin van dit schrijfproces heb ik mij plechtig voorgenomen om geen voorwoord te maken waarin vervallen wordt in verschrikkelijke clichés. Ik wilde niet de hond van de buren bedanken en ook niet mijn gehele familie, want, zo dacht ik, ík ben toch degene die bloed, zweet en tranen in deze scriptie heeft gestoken en ík ben degene die elk woord op papier heeft moeten zetten. Toch moet ik ruim woorden later mijn standpunt, zoals een goed juriste betaamt, herzien. Weliswaar heb ík elk woord op papier gezet, maar dit zou niet zijn gelukt zonder de hulp van een aantal mensen. Allereerst; mijn scriptiebegeleidster Romy de Jong, bedankt voor de fijne begeleiding en goede feedback. Daarnaast Theo ten Velde; bedankt voor het enthousiasme en de aangedragen ideeën. Een speciaal woord van dank gaat uit naar mijn ouders, zonder hun onvoorwaardelijke vertrouwen in mij zou ik niet zijn waar ik nu was. En ten slotte mijn vriendinnen, voor hun begrip, hulp en oppeppende woorden. Nicole Priems 6

7 LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN Art. Comité DD EHRM EU EVRM FJR Handvest HR IVRK JJI LJN MvT NFI NJ NOvA NVvR OM P-G Rb. Red. RSJ Sr Stb. Sv VN Wet DNA-V Wet RO Wbp Artikel Het Internationale Comité inzake de Rechten van het Kind Delikt en Delinkwent Europees Hof voor de Rechten van de Mens Europese Unie Europees Verdrag inzake de Rechten van het Mens Tijdschrift voor Familie en Jeugdrecht Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie Hoge Raad Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind Justitiële Jeugdinrichtingen Landelijk Jurisprudentie Nummer Memorie van Toelichting Nederlands Forensisch Instituut Nederlandse Jurisprudentie Nederlandse Orde van Advocaten Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak Openbaar Ministerie Procureur-Generaal Arrondissementsrechtbank Redactie Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming Wetboek van Strafrecht Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Wetboek van Strafvordering Verenigde Naties Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Wet op de Rechterlijke Organisatie Wet bescherming persoonsgegevens 7

8 INLEIDING Stel: je hebt als zestienjarige na een uit de hand gelopen ruzie op het schoolplein een leerstraf gekregen waarna er celmateriaal is afgenomen en opgeslagen in de DNA-databank. Als je 32 bent ga je dollars wisselen bij de bank om daarna met je gezin op vakantie te kunnen gaan. Buiten drink je een blikje cola en gooit deze in de buurt van het bankfiliaal weg. Een kwartier later is de bank doelwit van een gewapende overval. Door de registratie in de DNA-databank kan je op basis van het DNA op het blikje als verdachte wordt aangemerkt. De kans dat er dan rekening wordt gehouden met het feit dat een jeugdzonde lang geleden is en nauwelijks vergelijkbaar is met de ernst van een gewapende bankoverval is klein. De kans dat je als verdachte aan een grondig politieverhoor wordt onderworpen is groot. 1 Wellicht dat het bovengenoemde citaat van de website van defence for children een overdreven doemscenario schetst, maar het maakt wel duidelijk dat niet lichtzinnig gedacht moet worden over de consequenties van de opname van een DNA-profiel in de DNA-databank. Sinds 2005 is namelijk de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (hierna: wet DNA-V) in werking getreden 2, waardoor het voor een grote groep veroordeelden verplicht werd om DNA-materiaal af te staan, waarna dit materiaal werd opgeslagen in een databank. 3 Het doel hiervan is dat de afname van DNA-materiaal en de opslag van DNA-profielen zou helpen bij de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Dit doel zou de inbreuk op de privacy van deze veroordeelden rechtvaardigen. Door de inwerkingtreding van deze wet DNA-V dienen ook sommige minderjarige veroordeelden DNAmateriaal af te staan. In de wet DNA-V is namelijk geen aparte regeling opgenomen ten aanzien van minderjarige veroordeelden. Conform art. 2 wet DNA-V dient van iedere persoon die is veroordeeld wegens een misdrijf zoals omschreven in art. 67 lid 1 Sv, celmateriaal te worden afgenomen ten behoeve van het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. Volgens Bruning en Berger 4 is de consequentie van deze bepaling dat ook minderjarigen aan wie een taakstraf is opgelegd in het Justitieel casusoverleg of via de Wet OM-afdoening een oproep krijgen voor het afstaan voor DNAmateriaal. Het is de vraag of de privacy van de minderjarige veroordeelde hiermee niet onevenredig wordt geschonden, zeker gezien het feit dat het hier vaak gaat om relatief lichte delicten. Tevens is het gevaar voor stigmatisatie, dat in de van Dale wordt omschreven als brandmerken, van Wet DNA-V, Stb. 2004, Van den Heuvel 2006, p Bruning en Berger 2008, p

9 minderjarige veroordeelden, aanwezig, nu zij gedurende tientallen jaren worden aangemerkt als potentiële recidivisten. Het Nederlandse jeugdstraf(proces)recht, dat van toepassing is op minderjarigen van twaalf tot achttien jaar, treedt vanuit een andere doelstelling op tegen ongewenst strafbaar gedrag. Waar het volwassenenstrafrecht vooral repressief optreedt en leedtoevoeging voorop staat, heeft het jeugdstrafrecht vooral een pedagogische insteek waarbij vooral heropvoeding en gedragsverandering belangrijk zijn. 5 Het Nederlandse jeugd(straf)procesrecht kenmerkt zich door een speciaal pakket van straffen en maatregelen, de als hoofdstraffen aangeduide sancties zijn de jeugddetentie, de taakstraf en de geldboete, 6 de maatregelen die een minderjarige opgelegd kan krijgen zijn de PIJ-maatregel 7 en de gedragsbeïnvloedende maatregel. 8 Ook vanuit Europees en Internationaal oogpunt wordt onderkend dat er voor een minderjarige verdachte meer waarborgen dienen te zijn, vooral art. 3 en 40 IVRK en een aantal resoluties en aanbevelingen zijn van belang. 9 Wat mij betreft is het merkwaardig dat de wetgever gekozen heeft voor deze wet DNA-V, waarbij geen onderscheid tussen minderjarigen en volwassenen is gemaakt. De pedagogische insteek die het jeugdstraf(proces)recht kenmerkt lijkt niet te zijn toegepast in de wet DNA-V. Op grond van de voornoemde problematiek is het van belang om te zien of de thans geldende regelgeving betreffende de afname en het bewaren van DNA-materiaal in overeenstemming is met de doelen en de uitgangspunten van het (internationale) jeugdstraf(proces)recht. Mijn centrale onderzoeksvraag zal zijn: Dient de huidige regeling met betrekking tot de afname en het bewaren van DNA-materiaal bij minderjarige veroordeelden te voldoen aan bijzondere voorwaarden, beoordeeld in het licht van de grondbeginselen van het (internationale) jeugdstraf(proces)recht en zo ja, hoe dient deze regeling er dan uit te zien? Om tot de beantwoording van mijn centrale onderzoeksvraag te komen zal ik allereerst in hoofdstuk één de huidige regelgeving met betrekking tot de afname en het bewaren van DNA-materiaal bij minderjarige veroordeelden bespreken. Hierbij zal literatuuronderzoek worden verricht. De relevante bepalingen uit de wet DNA-V en de memorie van toelichting zullen worden besproken. In hoofdstuk 5 Wolthuis en Eijgenraam 2006, p Doek en Vlaardingerbroek 2009, p Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. 8 Doek en Vlaardingerbroek 2009, p. 544 en UN GA A/resolution 40/33, 1985, UN GA A/resolution 45/112, 1990, UN GA A/resolution 45/113, 1990 en General comment no.10, CRC/C/GC/10. 9

10 twee zal ik vervolgens alle internationale bepalingen, waaraan de minderjarige veroordeelde bescherming kan ontlenen, bespreken. In hoofdstuk drie worden de relevante rechterlijke uitspraken met betrekking tot het bepalen en verwerken van een DNA-profiel van een minderjarige veroordeelde uiteengezet. Hierbij zal een vergelijking gemaakt worden tussen de uitspraken die zijn gedaan voordat de Hoge Raad in 2008 arrest wees en de uitspraken die daarna zijn gedaan. In dit hoofdstuk zal aldus jurisprudentieonderzoek worden verricht. In hoofdstuk vier zal ik de knelpunten van de wet DNA-V bespreken en bezien of de wet aanpassing behoeft op deze punten. De scriptie besluit ik in hoofdstuk vijf met de beantwoording van de onderzoeksvraag, waarna door mij een aantal voorstellen tot verandering van de betreffende regeling wordt gedaan. Ook bij deze laatste twee hoofdstukken zal ik literatuuronderzoek verrichten. 10

11 HOOFDSTUK 1: DE HUIDIGE REGELGEVING MET BETREKKING TOT DE AFNAME EN HET BEWAREN VAN DNA-MATERIAAL BIJ MINDERJARIGE VEROORDEELDEN 1.1 Inleiding De wet DNA-V is op 1 februari 2005 gefaseerd in werking getreden 10 en was vooralsnog alleen beperkt tot personen veroordeeld tot een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf 11 en tot veroordeelde zeer actieve veelplegers. 12 De wet is echter sinds 1 mei 2010 volledig in werking getreden 13 en van toepassing op personen veroordeeld voor ieder misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. 14 Ook (bepaalde) minderjarige veroordeelden dienen DNA af te staan. In het navolgende zal de Wet DNA-V verder besproken worden. In paragraaf 2 komen onder meer de doelen en de reikwijdte van de wet aan bod. In paragraaf 3 wordt het politieke debat dat is gevoerd bij de wet DNA-V met betrekking tot minderjarigen besproken. In paragraaf 4 worden de regels omtrent afname van DNA en opslag in de DNA-databank uiteengezet. In paragraaf 5 en 6 worden achtereenvolgens de bewaartermijnen en het bezwaar behandeld. Dit hoofdstuk besluit met een conclusie. 1.2 De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Door de totstandkoming van deze wet werd het voor een grote groep veroordeelden verplicht om DNA-materiaal af te staan, waarna dit materiaal werd opgeslagen in een databank. 15 Een doel hiervan is dat de afname van DNA-materiaal en de opslag van DNA-profielen zou helpen bij de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Volgens de memorie van toelichting zijn de personen tot wie het DNA-onderzoek zich richt, blijkens hun veroordeling, in staat geweest om een ernstig misdrijf te plegen. 16 Naar het oordeel van de wetgever kan de zwaarte van het misdrijf rechtvaardigen dat DNA wordt bepaald en verwerkt. Dit doel zou de inbreuk op de privacy van deze veroordeelden rechtvaardigen. Een tweede doel van de wet DNA-V is volgens de memorie van toelichting dat de afname en het bewaren van DNA-materiaal een preventieve werking zou hebben. Doordat een DNA-profiel wordt opgeslagen in een databank wordt de pakkans verhoogd en heeft dit een afschrikwekkende werking Stb. 2005, Stb. 2007, Stb 2008, Stb. 2010, Art. 2 lid 1 wet DNA-V. 15 Van den Heuvel 2006, p Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p. 2. (MvT). 17 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p. 6. (MvT). 11

12 In art. 1 lid 1 sub c en lid 2 j.o. art. 2 van de wet DNA-V is omschreven wanneer men als veroordeelde wordt aangemerkt. Men wordt als veroordeelde aangemerkt wanneer een veroordeling heeft plaatsgevonden voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis 18 is toegestaan, wanneer men veroordeeld is tot een (voorwaardelijke) gevangenisstraf, taakstraf of jeugddetentie, wanneer aan de persoon die ontslagen is van rechtsvervolging een maatregel is opgelegd 19 of aan de persoon aan wie bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd. Ten aanzien van minderjarigen geldt aldus de regel dat zij DNA-materiaal moeten afstaan wanneer zij veroordeeld zijn voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, wanneer jeugddetentie of een PIJ-maatregel is opgelegd of wanneer een taakstraf is opgelegd door de rechter, via het Justitieel casusoverleg of via een onherroepelijke strafbeschikking. 20 De hoofdregel is derhalve dat DNA-materiaal wordt afgenomen wanneer men als veroordeelde kan worden aangemerkt. De Officier van Justitie is dan zelfs verplicht om de afname te bevelen. 21 In art. 2 lid 1 sub a en b wet DNA-V zijn op deze hoofdregel twee uitzonderingen gemaakt. De eerste uitzondering houdt in dat geen celmateriaal van de veroordeelde wordt afgenomen wanneer van deze persoon reeds een DNA-profiel is verwerkt op grond van art. 151a, eerste lid, tweede volzin, of art. 195a, eerste lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, dan wel op grond van art. 23, eerste lid, onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze eerste uitzondering spreekt voor zich. 22 De tweede uitzondering, die is geformuleerd in art. 2 sub b wet DNA-V, houdt in dat geen celmateriaal wordt afgenomen wanneer redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde. 23 Volgens de memorie van toelichting dient DNA-onderzoek achterwege te blijven wanneer komt vast te staan dat geen opsporingsbelang van reeds gepleegde strafbare feiten of een relevant recidivegevaar aanwezig is. Dit zou slechts in twee situaties het geval zijn. In de eerste plaats wanneer DNA-onderzoek geen rol speelt, zoals bij meineed. 24 In de tweede plaats wanneer er een bijzondere omstandigheid aanwezig is waaronder 18 Art. 67 lid 1 Sv. 19 De maatregelen die kunnen worden opgelegd zijn: TBS, strafrechtelijke opvang verslaafden, plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (de PIJ-maatregel). 20 Bruning en Berger 2008, p Art. 2 lid 1 wet DNA-V. 22 Art. 2 lid 1 sub a wet DNA-V. 23 Art. 2 lid 1 sub b wet DNA-V. 24 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p. 12. (MvT). 12

13 het misdrijf is gepleegd. In de memorie van toelichting wordt het voorbeeld van een vrouw genoemd die nooit met justitie in aanraking is geweest en na jarenlange mishandeling haar echtgenoot ernstig letsel toebrengt of zelfs doodt. 25 Deze uitzonderingen zijn mede in de wet DNA-V opgenomen met het oog op art. 8 lid 2 EVRM, dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer slechts rechtvaardigt wanneer dit noodzakelijk is in een democratische samenleving. De regering ziet het recht om een bezwaarschrift in te dienen tegen de opname in een databank als waarborg voor proportionele toepassing van het DNA-onderzoek bij veroordeelden Het debat met betrekking tot minderjarigen Wat opvalt, na bestudering van de parlementaire stukken, is het debat dat is gevoerd over DNAonderzoek bij minderjarigen, of eigenlijk meer het gebrek daaraan. Bij het conceptwetsvoorstel, dat overigens beperkt was tot veroordeelden wegens gewelds- en zedenmisdrijven, zijn adviezen ontvangen van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ), het College van procureurs-generaal, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Raad van Hoofdcommissarissen. 27 Geen van allen gaat in op de positie van minderjarigen in de wet DNA-V. Dat is op zijn minst merkwaardig te noemen, zeker voor een organisatie als de RSJ die volgens de Instellingswet RSJ: rechtspraak en advisering op het gebied van de jeugdbescherming en op het gebied van de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen tot hun taken heeft. 28 Ik vraag mij overigens af waarom bij de latere uitbreiding van de wet DNA-V niet opnieuw advies is gevraagd aan de hiervoor genoemde organisaties. In de memorie van toelichting wordt tevens met geen woord gesproken over de positie van minderjarigen in de wet DNA-V 29 en tijdens de discussie in de Tweede Kamer zijn Groenlinks en de SP de enige fracties die een kritische vraag met betrekking tot minderjarigen stellen. De Groenlinksfractie vraagt zich af of het niet disproportioneel is om een minderjarige te verplichten celmateriaal voor DNA-onderzoek af te staan, indien hij door de kinderrechter wordt veroordeeld tot een leerstraf van 25 uur wegens schuldheling omdat hij een mobiele telefoon in bezit had waarvan later blijkt dat deze gestolen is. 30 De minister (van Justitie) antwoordt hier slechts zeer kort op dat diefstal, verduistering en schuldheling misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is, en dat dit betekent dat bij personen die wegens deze misdrijven zijn veroordeeld, in beginsel DNA-onderzoek plaatsvindt. Daarna verwijst de minister slechts naar de uitzonderingsmogelijkheid voor het geval dat 25 Kamerstukken II 2003/04, 28685, nr. 11. (MvT). 26 Kamerstukken II 2002/03, 28685, nr. 3, p. 12. (MvT). 27 Adviezen zijn ter inzage gelegd bij het Informatiepunt Tweede Kamer. 28 Instellingswet RSJ. 29 Kamerstukken II 2002/03, 28685, nr. 3. (MvT). 30 Kamerstukken II 2005/06, 28685, nr. 5 p (MvT). 13

14 redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde. 31 Ook de leden van de SP-fractie stellen een vraag aan de minister, namelijk waarom personen die ontslagen zijn van alle rechtsvervolging, maar aan wie wel een maatregel is opgelegd, toch DNA moeten afstaan. In dat verband vragen zij zich af of dat met name bij jeugdigen niet een stigmatiserend effect heeft. 32 De minister stelt: van het verwerken van DNA-profielen en celmateriaal van personen die zijn ontslagen van alle rechtsvervolging en aan wie een maatregel is opgelegd, wordt noch in zijn algemeenheid, noch in het bijzonder ten aanzien van jeugdigen een stigmatiserend effect verwacht. 33 Een verdere motivatie of onderbouwing ontbreekt. Tijdens een latere discussie is, wederom door de fractie Groenlinks, de vraag aan de minister gesteld waarom bij de categorie veroordeelden de toepassing van taakstraffen en jeugdigen noodzakelijk is. 34 De minister antwoordt ook hier dat hij geen reden ziet om een andere regeling met betrekking tot minderjarigen in te voeren. De argumentatie die hij hiervoor gebruikt is mijns inziens gebrekkig. Ik citeer: Het gaat om een categorie veroordeelden. Dat is de reden dat wij voor jeugdigen op dit punt geen andere regeling moeten invoeren. Wij lopen al te vaak op tegen de drempel dat bij de leeftijd van 18 jaar de gegevens vervallen in het geval van jeugdigen. Het gaat om de kans op recidive. Die ligt bij jeugdigen helaas niet anders dan bij volwassenen. Het gaat hier om een maatregel in het belang van de opsporing. Derhalve zie ik geen motief om bij acceptatie voor de categorie van vier jaar of eventueel andere categorieën een uitzondering te maken of een andere regeling te treffen voor jeugdigen. Daartoe zou alleen reden zijn als uit de feiten blijkt dat de vooronderstellingen die ik bij volwassenen heb totaal anders liggen bij jeugdigen. Dat is niet het geval. 35 Wat de minister eigenlijk zegt is dat er bij andere regelingen al te vaak een uitzondering wordt gemaakt met betrekking tot minderjarigen en dat dit juist daarom de reden is geweest dat er in de wet DNA-V geen uitzondering ten aanzien van minderjarigen is opgenomen. Mijns inziens is dit een merkwaardige redenering, het feit dat in andere regelingen een uitzondering is gemaakt ten aanzien van minderjarigen is naar mijn mening juist een argument om dat ook te doen in de wet DNA-V. Mijn conclusie is dat het debat dat is gevoerd omtrent minderjarigen zeer summier is en dat de minister naar mijn mening geen goede argumentatie gebruikt om zijn standpunt te onderbouwen. Zo legt hij niet verder uit waarom hij geen stigmatisatie van jeugdigen verwacht en op de vraag van 31 Kamerstukken II 2005/06, , nr. 5, p. 14 en 15. (MvT). 32 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 5, p.10. (MvT). 33 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 5, p.10. (MvT). 34 Handelingen Tweede Kamer 2003/04, , nr. 60, p Handelingen Tweede Kamer 2003/04, , nr. 60, p

15 Groenlinks waarom jeugdigen tevens behoren tot de categorie veroordeelden en indirect ook de vraag waarom geen onderscheid is gemaakt tussen minderjarigen en volwassenen, antwoordt de minister slechts dat jeugdigen ook veroordeelden zijn. Daarna geeft hij aan dat al te vaak wordt aangelopen tegen de drempel dat bij de leeftijd van achttien jaar de gegevens vervallen in het geval van jeugdigen. Mijns inziens is dit geen argument om dezelfde regeling van toepassing te verklaren op minderjarigen en volwassenen, maar juist een reden om wel onderscheid te maken tussen deze twee groepen. Het feit dat tegen deze drempel wordt aangelopen betekent dat in andere regelingen wél onderscheid is gemaakt tussen minderjarigen en volwassenen en dat deze twee groepen dus een aparte behandeling verdienen. 1.4 Afname van DNA-materiaal en opslag in de databank Wat is DNA nu precies? DNA is een molecuul dat de complete erfelijke informatie van het menselijk lichaam bevat. De afkorting staat voor Deoxyribo Nucleic Acid (Desoxyribonucleïnezuur). 36 DNA bevindt zich in de kern van elk van onze cellen (hetgeen er circa 100 triljoen zijn), met uitzondering van rode bloedcellen. Elke DNA-molecuul is samengesteld uit twee ketens van bouwstenen (nucelobasis), die in een dubbele spiraal met elkaar zijn verbonden. Er zijn vier soorten nucelobases, te weten A (Adenine), T (Thymine), C (Cytosine) en G (Guanine). 37 De beide strengen zijn als een soort ritssluiting met elkaar verbonden, waarbij een A altijd gekoppeld is aan een tegenoverliggende T en een C altijd aan een G. 38 Ieder mens heeft een uniek DNA-profiel. 39 Het celmateriaal dat primair wordt afgenomen om een DNA-profiel te bepalen en verwerken is wangslijmvlies. Indien dit onmogelijk is door bijvoorbeeld het verzet van de verdachte of doordat het geen geschikt celmateriaal oplevert, dan worden er bloed of haarwortels afgenomen, zonodig met behulp van de sterke arm, aldus art. 5 lid 1 wet DNA-V. De afname geschiedt volgens art. 5 lid 2 wet DNA-V door een arts of verpleegkundige. Wanneer de veroordeelde daartegen geen bezwaar maakt, kan de afname geschieden door een daartoe door de Officier van Justitie aangewezen opsporingsambtenaar dan wel door een medewerker van een penitentiaire inrichting, een tbsinrichting of van een justitiële jeugdinrichting. 40 Het is voldoende wanneer uit het proces-verbaal of de verklaring niet blijkt dat de veroordeelde bezwaar heeft. 41 Het bevel tot afname van celmateriaal wordt gegeven door de Officier van Justitie die in eerste Boumans 2008, p Art. 3 lid 3 Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. 41 Van den Heuvel 2006, p

16 aanleg vonnis heeft gewezen, dan wel door de Officier van Justitie die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd. 42 Dit bevel is volgens art. 3 Wet DNA-V gedagtekend en ondertekend en bevat de plaats waar en de datum en het tijdstip waarop het bevel ten uitvoer zal worden gelegd. Het bevel bevat tevens: een omschrijving van het misdrijf waarvoor de betrokkene is veroordeeld en de strafbeschikking, het vonnis of arrest waarbij de veroordeling heeft plaatsgevonden, voorzover mogelijk de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en woon- of verblijfplaats van de veroordeelde, het rechtsmiddel dat openstaat en de termijn waarbinnen dit rechtsmiddel kan worden aangewend. Indien noodzakelijk kan de Officier van Justitie de aanhouding van de veroordeelde bevelen om het celmateriaal af te nemen. 43 Wanneer het celmateriaal is afgenomen legt het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) het celmateriaal vast in een centraal register (ook wel: DNA-databank). De directeur van het NFI is de formele beheerder van de databank, maar de minister van Justitie is de eindverantwoordelijke. 44 Een DNA-profiel wordt in de DNA-databank opgenomen in de vorm van een serie getallen en letters, evenals de code van de identiteitszegel die bij het DNA-profiel hoort. Hiermee kan het dossier en het celmateriaal van het DNA-profiel worden teruggevonden. In de databank worden geen persoonsgegevens opgenomen. 45 Na opname van een DNA-profiel in de databank wordt dit DNAprofiel vergeleken met alle daarin aanwezige DNA-profielen om zo te bekijken of er een match is tussen twee sporen of tussen een spoor en een persoon. Op deze manier kunnen via de DNAdatabank personen worden gekoppeld aan sporen van onopgeloste misdrijven. 46 In de DNA-databank bevinden zich niet alleen de DNA-profielen van veroordeelden, ook het celmateriaal van onbekende verdachten aangetroffen op de plaats delict en de DNA-profielen van overleden slachtoffers van strafbare feiten zijn vastgelegd in de DNA-databank. 47 De vraag die hier zou kunnen ontstaan, is waarom het opslaan van een DNA-profiel van een minderjarige veroordeelde in de databank stigmatiserend of in strijd met de privacy zou kunnen zijn, wanneer geen persoonsgegevens worden opgeslagen. De identiteit van de veroordeelde wordt immers pas bekend wanneer er een match ontstaat tussen twee sporen of tussen een spoor en een persoon. Met andere woorden, de identiteit van de veroordeelde wordt niet bekend wanneer hij geen nieuwe strafbare feiten pleegt. Het stigmatiserende effect en de mate van schending van de privacy zijn hierdoor slechts gering. Aan de andere kant kan beargumenteerd worden dat opslag van 42 Art. 2 lid 1 wet DNA-V. 43 Art. 4 lid 1 wet DNA-V. 44 Meulenbroek 2009, p Meulenbroek 2009, p Van den Heuvel 2006, p

17 een DNA-profiel wél stigmatiserend kan werken voor een jeugdige omdat hij na zijn veroordeling niet met een schone lij kan beginnen, maar gedurende twintig tot tachtig jaar 48 bestempeld wordt als crimineel. De gedachte achter het jeugdstrafrecht is juist dat jeugdigen moeten kunnen leren van hun fouten en daarmee niet jarenlang opnieuw worden geconfronteerd. Aan deze problematiek wordt later nog verder aandacht besteed. 1.5 Bewaartermijnen DNA-profielen mogen niet onbeperkt worden opgeslagen in de databank. De termijnen voor het bewaren van DNA-profielen wordt gedifferentieerd naar de zwaarte van de misdrijven waarvoor iemand is veroordeeld. Hiermee wordt beoogd zoveel mogelijk recht te doen aan het in art. 8 EVRM neergelegde beginsel van proportionaliteit. 49 Tevens zijn er in art. 10 en 11 Wbp regels opgenomen met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens. Hieruit blijkt dat de persoonsgegevens niet langer bewaard mogen blijven in een vorm die de betrokkene identificeert, dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of vervolgens worden verwerkt. Bovendien mogen slechts persoonsgegevens worden verwerkt indien zij toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn. In art. 18 van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken zijn de termijnen opgenomen waarna het NFI het DNA-profiel dient te vernietigen. Het NFI dient het DNA-profiel te vernietigen, twintig jaar nadat een einduitspraak is gedaan 50 in verband met een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een maximale gevangenisstraf van minder dan zes jaar is gesteld of nadat een strafbeschikking volledig ten uitvoer is gelegd. De termijn vangt al aan bij de einduitspraak, de straf moet dan nog ten uitvoer worden gelegd. Bij de strafbeschikking vangt de termijn pas aan nadat de straf volledig ten uitvoer is gelegd. Een DNA-profiel dient na dertig jaar vernietigd te worden, nadat een einduitspraak is gedaan in verband met een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een maximale gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld of nadat een strafbeschikking volledig ten uitvoer is gelegd. Belangrijk is derhalve dat niet gekeken wordt naar de straf die de rechter uiteindelijk oplegt, maar naar de maximale straf die in de wettelijke omschrijving is vastgelegd. Als bijvoorbeeld verdachte A doodslag 51 ten laste wordt gelegd, kan hierop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren worden opgelegd. Wanneer de rechter besluit om verdachte A te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaren, kan zijn DNA-profiel dertig jaar 48 Zie hierover par Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p. 16. (MvT). 50 Als bedoeld in de artikelen 351 en 352 lid 2 Sv. 51 Art. 287 Sr. 17

18 bewaard blijven in de DNA-databank omdat op doodslag naar de wettelijke omschrijving een maximale gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld. Deze regeling is naar mijn mening in sommige gevallen disproportioneel. Gedacht kan worden aan de situatie dat de rechter slechts een zeer geringe straf oplegt voor een delict waarop naar de wettelijke omschrijving een maximale gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld. Wanneer de rechter van mening is dat de verdachte het ten laste gelegde feit slechts in zeer beperkte mate kan worden verweten en daarom een geringe straf oplegt, kan zijn DNA-profiel toch dertig jaar worden bewaard in de databank. De regeling zou naar mijn mening beter voldoen aan de eis van proportionaliteit wanneer niet gedifferentieerd wordt naar de maximale straf die in de wettelijke omschrijving is vastgelegd, maar naar de uiteindelijke straf die door de rechter wordt opgelegd. Het DNA-profiel dient tevens te worden vernietigd na het vervallen van het recht tot strafvordering door verjaring. Conform art. 70 lid 1 Sr is de kortste verjaringstermijn drie jaar (voor overtredingen) en de langste twintig jaar (voor misdrijven waarop gevangenisstraf van meer dan tien jaar is gesteld). Overigens verjaren misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld niet. 52 Wanneer er sprake is van een zedendelict mag het DNA-profiel pas na tachtig jaar vernietigd worden. Als de veroordeelde overlijdt, mag zijn DNA-profiel nog twaalf 53 of twintig 54 jaar worden bewaard. Mijns inziens is deze termijn van tachtig jaar soms een knelpunt wanneer het gaat om minderjarigen die voor een zedendelict een pij-maatregel opgelegd hebben gekregen. Er zijn situaties waarbij het niet gerechtvaardigd kan zijn om deze lange termijn van tachtig jaar te hanteren, zoals een jongen van veertien en van vijftien jaar die seks hebben gehad met een meisje van dertien en hiervoor een pij-maatregel opgelegd hebben gekregen. 55 Een dergelijke gebeurtenis wordt in onze huidige samenleving afgekeurd en een pij-maatregel kan hier dan ook gerechtvaardigd zijn, maar het is de vraag of dat ook geldt voor de lange bewaartermijn van tachtig jaar. 1.6 Bezwaar Op grond van art. 7 wet DNA-V kan de veroordeelde binnen veertien dagen na de dag waarop het celmateriaal van de veroordeelde is afgenomen, dan wel veertien dagen na de schriftelijke mededeling van de Officier van Justitie 56 dat er voldoende celmateriaal in beslag is genomen, een bezwaarschrift indienen tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. Het bezwaarschrift 52 Art. 70 lid 2 Sr. 53 Bij misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is gesteld. 54 Bij misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld. 55 Een dergelijke zaak is recent gewezen, zie Rb. Den Bosch 22 augustus 2011, LJN BR5370 en BR Art. 6 lid 3 wet DNA-V. 18

19 wordt ingediend bij de rechtbank en behandeld volgens de raadkamerprocedure. 57 Het bezwaarschrift kan zich enkel richten op het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde, dat wil dus zeggen dat tegen de afname van celmateriaal als zodanig geen rechtsmiddel openstaat. De achterliggende gedachte bij deze opzet van de wet is volgens de memorie van toelichting dat de rechtswaarborgen qua zwaarte zoveel mogelijk dienen te passen bij hetgeen in de betreffende beslissing of handhaving op het spel staat. 58 De voornaamste bezwaren van de veroordeelde zouden zijn gericht tegen het bepalen van zijn DNA-profiel en het verwerken daarvan in de DNA-databank. Zelf vind ik dit geen sterk argument, zeker voor minderjarigen kan de afname van DNA-materiaal een grote inbreuk op de persoonlijke integriteit opleveren, vooral daar waar het gaat om kleine misdrijven waarvoor een taakstraf is opgelegd. Daarbij zullen lang niet alle minderjarigen een bezwaarschrift indienen wanneer hun DNA-materiaal eenmaal is afgenomen. Het is denkbaar dat zij de gevolgen van de afname niet kunnen overzien of dat zij niet goed worden voorgelicht over hun recht om een bezwaarschrift in te dienen. Hier is zeker een belangrijke taak weggelegd voor de raadsman, deze dient de jeugdige veroordeelde te wijzen op het feit dat een bezwaarschrift indienen tegen het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel van belang kan zijn. Geen DNA-profiel wordt bepaald op basis van het afgenomen celmateriaal wanneer de bezwaartermijn nog openstaat of wanneer bij een ingediend bezwaarschrift deze niet is ingetrokken of een beslissing is genomen. 59 Wanneer de rechtbank het bezwaar gegrond verklaart wordt het afgenomen celmateriaal van de veroordeelde vernietigd. 60 Deze procedure is mijns inziens nog vatbaar voor verbetering. Wanneer het bezwaar tegen het bepalen en verwerken van het DNAprofiel wordt toegekend, dient het DNA-materiaal dat reeds is afgenomen te worden vernietigd. Het zou veel tijd en geld schelen wanneer er voordat DNA-materiaal wordt afgenomen een bezwaartermijn van zes weken openstaat. In hoofdstuk drie kom ik terug op de beoordeling van deze bezwaarschriften door rechters. 1.7 Conclusie Uit dit hoofdstuk is gebleken dat er in de wet DNA-V, in tegenstelling tot het straf(proces)recht, geen onderscheid is gemaakt tussen volwassenen en minderjarigen. Het is opvallend dat de organisaties die een advies hebben ingediend bij het conceptwetsvoorstel van de wet DNA-V geen van allen ingaan op de positie van de minderjarige veroordeelde. Ook de politieke discussie over minderjarigen 57 Knoppers 2007, p Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p. 39. (MvT). 59 Art. 7 lid 4 wet DNA-V. 60 Art. 7 lid 5 wet DNA-V. 19

20 en de wet DNA-V is beperkt, alleen SP en Groenlinks stellen enkele kritische vragen, die de minister vervolgens kort beantwoordt met het antwoord dat jeugdigen ook veroordeelden zijn. Naar mijn mening miskend de minister dat minderjarigen zwakker zijn en dat zij daardoor meer bescherming nodig hebben dan volwassenen. In de voorafgaande paragrafen is tevens besproken wat DNA is, op welke wijze het DNA-materiaal mag worden afgenomen en hoe de opslag van het DNA-materiaal in de DNA-databank is geregeld. Ook de bezwaarschriftprocedure tegen het bepalen en verwerken van een DNA-profiel is aan de orde gekomen. 20

21 HOOFDSTUK 2: DE WET DNA-V IN HET LICHT VAN INTERNATIONALE BEPALINGEN 2.1 Inleiding Het Nederlandse jeugd(straf)procesrecht kenmerkt zich door een speciaal pakket van straffen en maatregelen waarbij vanuit een andere doelstelling wordt opgetreden tegen ongewenst strafbaar gedrag. Waar het volwassenenstrafrecht vooral repressief optreedt en waar leedtoevoeging voorop staat, heeft het jeugdstrafrecht vooral een pedagogische insteek waarbij vooral heropvoeding en gedragsverandering belangrijk zijn. 61 Volgens Bartels is de beschermingsgedachte, die zich het beste laat omschrijven als de gedachte dat iemand anders dan de jeugdige zelf een oordeel vormt over wat in het belang van de minderjarige is, kenmerkend bij deze pedagogische insteek. 62 Minderjarigen zijn kwetsbaarder dan andere groepen in de samenleving en hebben daardoor meer bescherming nodig. Ook vanuit Europees en Internationaal oogpunt wordt onderkend dat er voor een minderjarige verdachte meer waarborgen dienen te zijn, vooral art. 3, 16 en 40 IVRK en een aantal resoluties en aanbevelingen zijn hierbij van belang. 63 Ook art. 8 EVRM, dat het recht op privacy bevat, is hier belangrijk. In het navolgende zullen de desbetreffende bepalingen worden besproken om te bezien welke rechten, specifiek met betrekking tot de afname en het bewaren van DNAmateriaal, toekomen aan minderjarigen. 2.2 Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind trad op 8 maart 1995 voor Nederland in werking door raticificatie en bevat zowel privaatrechtelijke als strafrechtelijke rechten voor minderjarigen. 64 Het IVRK is niet het enige juridische instrument waarmee de rechtspositie van jeugdige (verdachten) gestalte heeft gekregen. De Algemene Vergadering van de VN heeft reeds in 1985 en 1990 al resoluties aangenomen die betrekking hebben op jeugdigen in het straf(proces)recht. Het betreft achtereenvolgens de Beijing Rules 65, de Riyadh Guidelines 66 en de Havana Rules 67. Deze resoluties hebben geen bindende werking, maar gelden als aanbevelingen aan de lidstaten. Overigens is een gedeelte van de bepalingen uit deze resoluties overgenomen in het IVRK. Ook op Europees niveau zijn door de Raad van Europa aanbevelingen aangenomen met betrekking tot de aanpak van jeugdcriminaliteit. 68 Ten slotte is het Internationaal Comité inzake de Rechten van het Kind 61 Wolthuis en Eijgenraam 2006, p Bartels 2007, p UN GA A/resolution 40/33, 1985, UN GA A/resolution 45/112, 1990, UN GA A/resolution 45/113, 1990 en General comment no.10, CRC/C/GC/ Doek en Vlaardingerbroek 2009, p UN GA A/resolution 40/33, UN GA A/resolution 45/112, UN GA A/resolution 45/113, Weijers en Imkamp 2008, p

22 gerechtigd om zogenaamde General Comments te formuleren, welke tot doel hebben de implementatie op nationaal niveau te bevorderen en lidstaten te helpen inhoud te geven aan de verplichtingen die voortvloeien uit het IVRK. 69 Deze resoluties, aanbevelingen en General Comments worden in het navolgende slechts behandeld voor zover zij relevant zijn in het kader van DNAonderzoek bij minderjarige veroordeelden Art. 3 IVRK De bepalingen uit het IVRK die in dit verband van belang zijn, zijn art. 3, 16 en 40 IVRK. Art. 3 lid 1 IVRK is een zogenaamde paraplu-bepaling en dient gelezen te worden in het licht van de andere inhoudelijke bepalingen van het IVRK. 70 Art. 3 lid 1 IVRK bepaalt dat bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, de belangen van het kind altijd de eerste overweging vormen. Hiermee is niet bepaald wat dat belang van het kind moet inhouden. 71 Volgens Ingelse impliceert dit dat het belang van het kind dient te worden meegewogen in de eerste overweging en dat dit belang duidelijk zwaarder behoort te wegen dan in een normale belangenafweging waarin geen minderjarige is betrokken. 72 In dit verband kan tevens art. 24 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) worden genoemd. In dit Handvest zijn rechten verenigd die tot nu toe waren opgenomen in verschillende wetgevingsinstrumenten, zoals nationale en Europese wetgevingen, de internationale verdragen van de Raad van Europa, de Verenigde Naties en de Internationale Arbeidsorganisatie. Art. 24 van dit Handvest gaat specifiek over de rechten van kinderen en in deze bepaling wordt onder meer een koppeling gemaakt met de belangrijke kernartikelen van het IVRK, waaronder aldus art. 3 IVRK. Art. 24 Handvest is van belang voor de rechtspositie van jeugdigen omdat het rechtstreekse werking heeft in alle lidstaten van de Europese Unie Art. 16 IVRK Art. 16 IVRK bevat het recht op privacy en art. 16 lid 1 IVRK bepaalt dat geen enkel kind mag worden onderworpen aan willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn of haar privéleven, in zijn of haar gezinsleven, zijn of haar woning of zijn of haar correspondentie, noch aan enige onrechtmatige aantasting van zijn of haar eer en goede naam. Art. 16 lid 2 IVRK bepaalt dat het kind recht heeft op 69 Weijers en Imkamp 2008, p Ingelse 2008, p Weijers en Imkamp 2008, p Ingelse 2008, p Brummelaar en Kalverboer 2011, p

23 bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of aantasting. Dit artikel waarborgt identieke rechten als art. 8 EVRM en zal later in dit hoofdstuk worden besproken Art. 40 IVRK Art. 37 en 40 IVRK zijn specifiek gericht op de jeugdige verdachte en het straf(proces)recht. Art. 37 IVRK is van belang voor kinderen die van hun vrijheid zijn beroofd en wordt in dit verband niet verder uitgewerkt. In art. 40 IVRK worden uitvoerig de rechten van minderjarige verdachten tijdens het gehele strafrechtelijke traject, vanaf het moment van beschuldiging, onderzoek, arrestatie, tenlastelegging tot en met de eventuele procedure en veroordeling uiteengezet. Het artikel verplicht landen een apart systeem van jeugdstraf(proces)recht op te zetten. 74 De Nederlandse overheid heeft ten aanzien van art. 40 IVRK twee voorbehouden gemaakt. Het eerste voorbehoud is gemaakt bij art. 40 lid 2 sub b onder III IVRK en ziet op de aanwezigheid van een rechtskundige of anderszins deskundige raadsman gedurende het strafproces. In de memorie van toelichting bij de goedkeuring van het IVRK wordt hierover het volgende gezegd: Artikel 489, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor dat ongevraagd een raadsman moet worden toegevoegd wanneer het feit wordt vervolgd voor de rechtbank. Een toevoeging van een raadsman in gevallen dat vervolging plaatsvindt voor de kantonrechter, is in Nederland niet in alle gevallen aangewezen. Op dit punt dient een voorbehoud te worden gemaakt. 75 Ook bij art. 40 lid 2 sub b onder V IVRK heeft de Nederlandse overheid een voorbehoud gemaakt. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van beroep door een hogere bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit of rechterlijke instantie tegen een schuldigverklaring. Hoger beroep is echter uitgesloten bij lichte delicten, in die gevallen kan de veroordeelde minderjarige beroep in cassatie instellen. Het gaat dan evenwel niet om een nieuwe beoordeling van de zaak, doch slechts om de vraag of geen schending van het recht heeft plaatsgevonden. 76 Met betrekking tot DNA-onderzoek bij minderjarige veroordeelden zijn met name art. 40 lid 1 en lid 2 sub b onder VII IVRK van belang. Art. 40 lid 1 IVRK bepaalt dat de Staten die partij zijn, het recht van ieder kind erkennen dat wordt verdacht van, vervolgd wegens of veroordeeld terzake van het begaan van een strafbaar feit, op een wijze van behandeling die geen afbreuk doet aan het gevoel van waardigheid en eigenwaarde van het kind, die de eerbied van het kind voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van anderen vergroot, en waarbij rekening wordt gehouden met de leeftijd van het kind en met de wenselijkheid van het bevorderen van de herintegratie van het kind en van de aanvaarding door het kind van een opbouwende rol in de samenleving. Art. 40 lid 1 IVRK 74 Meuwese, Blaak & Kaandorp 2005, p Kamerstukken II 1992/93, , nr. 3, p. 50. (MvT). 76 Kamerstukken II 1992/93, , nr. 3, p. 50. (MvT). 23

24 vult aldus het belang van het kind verder in met behulp van deze algemene uitgangspunten. 77 Met name de ontwikkeling van de jeugdige en zijn reïntegratie in de samenleving worden sterk benadrukt. Het strafrechtssysteem mag geen nadelige invloed hebben op de ontwikkeling van de jeugdige, waarbij gedacht kan worden aan het gevaar van stigmatisatie. 78 Volgens Mijnarends ligt aan het begrip reïntegratie de veronderstelling ten grondslag dat de sociale omgeving een aandeel heeft in de criminaliteit en kan bijdragen aan het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsbesef van het kind. Dit verantwoordelijkheidsbesef kan pas werkelijk ontstaan wanneer het kind het gevoel heeft serieus te worden genomen en een plaats heeft in de gemeenschap. 79 Het belang van reïntegratie is onder meer, dat het een bijdrage kan leveren aan het beperken van recidive onder jeugdigen. 80 Met betrekking tot de ontwikkeling van de jeugdige is vooral het sanctiearsenaal van belang. Het strafrecht, en daarmee tevens het jeugdstrafrecht, dient onder andere ter bescherming van de maatschappij waardoor handhavend moet kunnen worden opgetreden tegen ongewenst gedrag. 81 Art. 40 lid 1 IVRK stelt in dit verband dat de jeugdige respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden van anderen moet worden bijgebracht, hetgeen in de soort sanctie tot uitdrukking kan worden gebracht. Het is aldus mogelijk om pedagogische of beschermende elementen op te nemen in de straf die wordt opgelegd aan een jeugdige. 82 Art. 40 lid 3 sub b en 40 lid 4 IVRK onderschrijven dit en kennen daarbij een prominente rol toe aan buitengerechtelijke afdoeningsmogelijkheden en niet-vrijheidsbenemende sancties. Art. 40 lid 2 sub b onder VII IVRK bepaalt nog eens expliciet dat de staten die partij zijn dienen te waarborgen dat het privéleven van het kind volledig wordt geëerbiedigd tijdens alle stadia van het proces. Uit de travaux preparatoires bij het IVRK kan worden afgeleid dat de achterliggende gedachte vooral de bescherming van de jeugdige tegen negatieve gevolgen van het strafproces was. 83 Art. 40 lid 2 sub b onder VII IVRK is een lex specialis van art. 16 IVRK en richt zich, in tegenstelling tot art. 16 IVRK waarin een algemeen recht op privacy is geformuleerd, volledig op de strafprocessuele privacy van de minderjarige verdachte. 84 Daarbij kent art. 40 lid 2 sub b onder VII IVRK, in tegenstelling tot art. 8 lid 1 en 2 EVRM, geen beperkingsgronden. Belangrijker is dat naast de negatieve verplichting tot onthouding van het maken van inbreuken op het recht van privacy, vooral de positieve verplichting op de Nederlandse overheid rust om gedurende het gehele proces de privacy te 77 Weijers en Imkamp 2008, p Weijers en Imkamp 2008, p Mijnarends 1999, p Mijnarends 1999, p Mijnarends 1999, p Mijnarends 1999, p Detrick 1991, p Weijers en Imkamp 2008, p

25 waarborgen. 85 Het is van belang om te weten tot hoe ver het strafproces reikt en wat derhalve wordt bedoeld met gedurende het gehele proces. Wellicht kan een jeugdige in het kader van DNAonderzoek geen bescherming ontlenen aan deze bepaling wanneer duidelijk wordt dat de grenzen van het strafproces slechts reiken tot aan de veroordeling. Noch het IVRK zelf, noch de memorie van toelichting bij de goedkeuring van het IVRK verschaffen hierover duidelijkheid. 86 Ook in de literatuur en jurisprudentie wordt aan dit punt veelal voorbij gegaan. 87 Enkel Mijnarends stelt dat onder het privacybeginsel al die zaken moeten worden verstaan die inbreuk maken op het privéleven van de jeugdige, waaronder het verbod tot het opstellen van een strafblad, het recht op lichamelijke integriteit en het koppelen van bestanden. 88 Op grond hiervan kan beargumenteerd worden dat DNA-onderzoek bij minderjarige veroordeelden onder de reikwijdte van art. 40 lid 2 sub b onder VII IVRK valt. De bescherming van de privacy reikt dusdanig ver dat deze niet eindigt bij de veroordeling Doorwerking IVRK Zoals hiervoor al kort genoemd is het IVRK in 1995 geratificeerd door Nederland. Hierdoor is het verdrag ook juridisch bindend geworden en is voor de Nederlandse regering de internationale verplichting ontstaan het verdrag uit te voeren. 89 Uit de bepalingen van het IVRK, en dan met name de jeugdstrafrechtbepalingen, kan worden afgeleid dat de naleving vooral een verplichting is van de nationale overheden. 90 Burgers kunnen zich slechts rechtstreeks beroepen op een bepaling uit het IVRK wanneer hieraan rechtstreekse (of directe) werking toekomt. Schokkenbroek beschrijft rechtstreekse werking als het onderzoeken of de internationale norm inroepbaar is voor, en toepasbaar door, de nationale instanties, speciaal de nationale rechter. 91 Volgens Mijnarends heeft een bepaling directe werking wanneer de verdragsnorm zodanig is geformuleerd dat aanpassing via wetgeving achterwege kan blijven en het nationale recht de mogelijkheid biedt dat deze internationale norm direct in de rechtsorde kan doorwerken. 92 De Nederlandse overheid heeft in de memorie van toelichting bij de goedkeuringswet IVRK reeds aan enkele bepalingen rechtstreekse werking toegekend, waaronder ook art. 40 lid 2 IVRK. 93 Voorts bepaalt in Nederland de rechter uiteindelijk of aan een verdragsbepaling rechtstreekse werking toekomt. Hierbij wordt gelet op de aard, inhoud, strekking en formulering van een bepaling. 85 Mijnarends 1999, p Detrick Zie onder andere; Meuwese, Blaak & Kaandorp 2005, Knoppers 2007, Ingelse 2008, Moerman 2010, De Jonge en van der Linden 2007, Bruning en Berger 2008, Wolthuis en Eijgenraam 2006 en Weijers en Imkamp Mijnarends 1999, p Meuwese, Blaak & Kaandorp 2005, p Weijers en Imkamp 2008, p Schokkenbroek 1996, p Mijnarends 1999, p Kamerstukken II 1992/93, , nr. 3 (MvT). 25

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

DNA-onderzoek bij veroordeelden

DNA-onderzoek bij veroordeelden Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.2.3 DNA-onderzoek bij veroordeelden algemene informatie bronnen ministerie van Veiligheid en Justitie: www.rijksoverheid.nl, januari 2011 brochure de wet DNA-onderzoek

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van );

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van ); BEATRIX Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; Gelet op de artikelen 151a, zesde

Nadere informatie

De kritiek uit de literatuur op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

De kritiek uit de literatuur op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden De kritiek uit de literatuur op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Een onderzoek naar de toepassing van elementen uit het Duitse en Belgische recht om de kritiek uit de literatuur met betrekking tot

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. ;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. ; -` Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. ; Gelet

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Inhoud Inleiding 2 DNA-onderzoek 2 De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden 3 Voor wie? 4 Waar? 6 De afname 7 Hoe lang blijven gegevens bewaard? 7 Voordelen 8 Bezwaar

Nadere informatie

Standpunt Defence for Children inzake de afname van DNA-materiaal bij minderjarigen Datum laatste wijziging document: 16 september 2016

Standpunt Defence for Children inzake de afname van DNA-materiaal bij minderjarigen Datum laatste wijziging document: 16 september 2016 Defence for Children ECPAT Postbus 11103 2301 EC Leiden Standpunt Defence for Children inzake de afname van DNA-materiaal bij minderjarigen Datum laatste wijziging document: 16 september 2016 Standpunt

Nadere informatie

Datum: 2 april 2013 3 de Kinderombudsman KOM001/ 2013

Datum: 2 april 2013 3 de Kinderombudsman KOM001/ 2013 1 2 Datum: 2 april 2013 3 4 Inhoudsopgave Afkortingenlijst 3 Hoofdstuk 1: Inleiding 4 Hoofdstuk 2: Casuïstiek 5 Hoofdstuk 3: Kinderrechten 8 Hoofdstuk 4: Wet DNA-V en kinderrechten 12 4.1 Wet DNA-V 12

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers Inhoud 1 Inleiding 15 2 Geschiedenis van het jeugdstrafrecht 19 2.1 Inleiding 19 2.2 Heropvoeding 21 2.3 Niet het delict maar de toekomst van het kind 24 2.4 Psychologisering van het criminele kind 29

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Aan de minister van Justitie Ontwerpbesluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte

Aan de minister van Justitie Ontwerpbesluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Aan de minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM 18

Nadere informatie

Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNAafname

Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNAafname Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNAafname bij jeugdigen Prof. mr. drs. M.R. Bruning en mr. M.J.F. Berger 1 Nederland behoort tot één van de Europese landen

Nadere informatie

Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNA-afname bij jeugdigen

Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNA-afname bij jeugdigen Strafblad Je u g d s t r a f r e c h t Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNA-afname bij jeugdigen Prof. mr. drs. M.R. Bruning en mr. M.J.F. Berger 1. Inleiding

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Inhoudsopgave 1. Onderwerp 2 2. Doelstelling 2 3. Toepassingsgebied 2 4. Uitgangspunten 2 5. Toestemming 2 6. Werkwijze 3 6.1 Algemeen 3 6.2

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie = POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

DE VOLWASSEN CONSEQUENTIES VAN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN VOOR EEN KIND

DE VOLWASSEN CONSEQUENTIES VAN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN VOOR EEN KIND DE VOLWASSEN CONSEQUENTIES VAN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN VOOR EEN KIND EEN LITERATUURONDERZOEK NAAR DE INACHTNEMING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN MINDERJARIGEN IN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN

Nadere informatie

ANPR IJsselland. Onderzoek naar de verwerking van no-hits bij de inzet van Automatic Number Plate Recognition. Regionaal politiekorps IJsselland

ANPR IJsselland. Onderzoek naar de verwerking van no-hits bij de inzet van Automatic Number Plate Recognition. Regionaal politiekorps IJsselland ANPR IJsselland Onderzoek naar de verwerking van no-hits bij de inzet van Automatic Number Plate Recognition Regionaal politiekorps IJsselland Rapportage van Definitieve Bevindingen College bescherming

Nadere informatie

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

De uitvoering van het jeugdstrafrecht Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201112631/1/V2. Datum uitspraak: 22 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Deze factsheet heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 341 Besluit van 25 augustus 2003, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Dit memo heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 85 Wet van 28 februari 2013 tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Inhoudsopgave 1. Onderwerp 2 2. Doelstelling 2 3. Toepassingsgebied 2 4. Uitgangspunt 2 5. Toestemming 2 6. Werkwijze 3 6.1 Algemeen 3 6.2

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.

Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Een onderzoek naar de strijdigheid van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verhouding tot de gedachtegang van artikel 77a Sr en het IVRK. door Leah Hamans (ANR

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540

ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 ECLI:NL:GHSGR:2008:BO1540 Instantie Datum uitspraak 16-07-2008 Datum publicatie 25-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-006152-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van Juridische Zaken, nr. ;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van Juridische Zaken, nr. ; Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden in verband met de Wet herziening ten nadele Op de voordracht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Onderwerp Voorstel van de wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvootschtiften en

Onderwerp Voorstel van de wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvootschtiften en _-(ij PERSOONSG EG EVEN S Aangetekend Aan de Minister van Veiligheid en Justitie De heet drs. S.A.Blok 0 Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Autoriteit Persoonsgegevens Postbus93374,2509AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg3o,

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Betreffende wetsvoorstel: 34126 Wijziging van het Wetboek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 072 Wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische

Nadere informatie

Slachtofferhulp. concept wetsvoorstel betreffende hétieggen van conservatoir beslag door de staat voor slachtoffers van misdrijven.

Slachtofferhulp. concept wetsvoorstel betreffende hétieggen van conservatoir beslag door de staat voor slachtoffers van misdrijven. ~,tl~ 3 / Nootailfafiltoor 7: ~.,1 e d 1ff 0 Postbus 14208 3508 SH Utrecht Pallas Athertedreef 27 3561 PE Utrecht 03023401 16 F 030 231 76 55 info@s~achtofferhuip.fli w www.s}achtofferhulp.ni / Ministerie

Nadere informatie

Het CBP voldoet hierbij aan dit verzoek. Kader

Het CBP voldoet hierbij aan dit verzoek. Kader POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20 TEL 070-381 13 00 FAX 070-381 13 01 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17 Inhoudsopgave Voorwoord / 5 Lijst van gebruikte afkortingen / 13 Deel I Het materiële strafrecht 1. Inleiding / 17 2. Straffen / 19 2.1 Hoofdstraffen ex artikel 9 Sr / 19 2.2 Bijkomende straffen / 20 3.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 086 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 190 Besluit van 5 april 2006, houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 182 Besluit van 15 mei 2015 tot wijziging van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht in verband met de implementatie

Nadere informatie

Aan de Minister voor Rechtsbescherming De heer drs. S. Dekker Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Dekker,

Aan de Minister voor Rechtsbescherming De heer drs. S. Dekker Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Dekker, RSJ Postbus 30137 2500 GC Den Haag www.rsj.nl Aan de Minister voor Rechtsbescherming De heer drs. S. Dekker Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum : 29 maart 2019 E-mail : advies@rsj.nl Uw kenmerk : 2477367

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 30 Wet van 31 januari 2018 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de eginselenwet verpleging ter beschikking

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 487 Wet van 26 september 1996 tot wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Inleiding Dit wetsvoorstel

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet, de eginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de eginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere strafrechtelijke

Nadere informatie

Regeling OM-afdoening

Regeling OM-afdoening JU Regeling OM-afdoening Regeling van de Minister van Justitie van 16 januari 2008, nr. 5525695/08, tot wijziging van enkele ministeriële regelingen in verband met de invoering van de Wet OM-afdoening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 31 415 DNA-onderzoek in strafzaken Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Rapport Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gedeeltelijk gegrond.

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon

Ons kenmerk z Contactpersoon Vertrouwelijk/Aangetekend Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 F 070 8888 501

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus 20101 2500 EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus 20101 2500 EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN de minister van Economische Zaken,

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 3 juni 2013 doorkiesnummer 06-18609322 e-mail uw kenmerk 377747 Voorlichting@rechtspraak.nl Advies Wetsvoorstel

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 575 Wet van 20 december 2007, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de jeugdzorg met het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBROT:2017:6331 ECLI:NL:RBROT:2017:6331 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/049808-15 en 10/231146-15

Nadere informatie

ANPR Rotterdam-Rijnmond

ANPR Rotterdam-Rijnmond ANPR Rotterdam-Rijnmond Onderzoek naar de verwerking van no-hits bij de inzet van Automatic Number Plate Recognition Regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond Rapportage van Definitieve Bevindingen College

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4290 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 12-05-2010 Datum publicatie 12-05-2010 Zaaknummer 24-002146-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017-2018 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:GHSHE:2017:978 ECLI:NL:GHSHE:2017:978 Instantie Datum uitspraak 17-02-2017 Datum publicatie 10-03-2017 Gerechtshof 's-hertogenbosch Zaaknummer 20-003836-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Ons kenmerk z Onderwerp Verzoek om wetgevingsadvies onderdelen Wijzigingswet financiële markten 2018

Ons kenmerk z Onderwerp Verzoek om wetgevingsadvies onderdelen Wijzigingswet financiële markten 2018 Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl de Minister van Financiën, Postbus 20201

Nadere informatie

INHOUD. Afkortingen / XIII

INHOUD. Afkortingen / XIII INHOUD Afkortingen / XIII HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1 1.1 De zin van het jeugdstrafrecht / 1 1.1.1 Strafrechtelijke minderjarigheid / 1 1.1.2 Beperkte en geleidelijk toenemende strafrechtelijke verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 200702235/2. Datum uitspraak: 1 2 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie