De kritiek uit de literatuur op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De kritiek uit de literatuur op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden"

Transcriptie

1 De kritiek uit de literatuur op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Een onderzoek naar de toepassing van elementen uit het Duitse en Belgische recht om de kritiek uit de literatuur met betrekking tot verschillende rechtsinstrumenten af te zwakken Naam: Yvonne Boer ANR: s Afstudeerrichting: strafrecht Scriptiebegeleider: dhr. prof. mr. P. Vlaardingerbroek Tweede lezer: mw. mr. R. Heerkens Afstudeerdatum: 27 februari 2014 om 15.00u 1

2 Voorwoord In het kader van mijn opleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg heb ik deze scriptie geschreven. Naar aanleiding van de colleges Jeugdstrafrecht, die ik heb gevolgd in mijn eerste jaar van mijn master, heb ik besloten mijn scriptie op dit gebied te schrijven. De DNA-afname bij minderjarigen vond ik het meest interessant, en dat is dan ook het onderwerp van deze scriptie geworden. Hierbij wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken die mij hebben gesteund tijdens het schrijven van deze scriptie. In de beginperiode van het schrijven van deze scriptie ben ik begeleid door mevrouw mr. R. de Jong. Na haar vertrek van de Universiteit is mijn begeleiding overgenomen door de heer prof. mr. P. Vlaardingerbroek. Beide wil ik graag bedanken voor de opbouwende kritiek, de goede begeleiding en de bemoedigende woorden. Daarnaast wil ik graag mevrouw mr. R. Heerkens bedanken die als tweede lezer plaats heeft genomen in de Examencommissie en mij van bruikbaar commentaar heeft voorzien om de laatste puntjes op de i te zetten. Als laatste wil ik mijn ouders en mijn broertje bedanken voor de steun die zij mij hebben getoond tijdens het schrijven van deze scriptie. Op moeilijke momenten tijdens het schrijven van deze scriptie waren zij er voor mij en ben ik er in geslaagd om deze scriptie op papier te zetten. Hiernaast wens ik de lezers van mijn scriptie veel plezier toe tijdens het lezen. Yvonne Boer, februari

3 Inhoudsopgave Voorwoord 02 Inleiding 05 Hoofdstuk 1: Het Nederlandse jeugdstrafrecht met betrekking tot DNA-afname en -opslag Jeugdstrafrecht DNA-afname Tussenconclusie 15 Hoofdstuk 2: Rechtsinstrumenten met betrekking tot de DNA-afname en -opslag bij jeugdigen Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind De Beijing Rules General Comment no Tussenconclusie 23 Hoofdstuk 3: Het Duitse en Belgische jeugdrecht met betrekking tot DNA-afname en - opslag Duits jeugdstrafrecht DNA-afname en -opslag in Duitsland Tussenconclusie Belgisch jeugdbeschermingsrecht 28 3

4 3.5 DNA-afname en -opslag in België Tussenconclusie 32 Hoofdstuk 4: Kritiek in de Nederlandse literatuur in vergelijking met het recht in Duitsland en België Kritiek in de Nederlandse literatuur De kritiek in het licht van het Duitse en Belgische recht Tussenconclusie 43 Hoofdstuk 5: Conclusies en aanbevelingen Inleiding Conclusies Beantwoording hoofdvraag Aanbevelingen 47 Literatuur 50 4

5 Inleiding Probleemomschrijving De DNA-afname en -opslag bij jeugddelinquenten is in Nederland een veel besproken onderwerp. Dit kan worden geconcludeerd uit de vele artikelen die al over dit onderwerp zijn geschreven. Volgens Bruning en Berger betekenen de recente wetswijzigingen ten aanzien van de registratie van justitiële gegevens van minderjarigen als de wettelijke mogelijkheden tot DNA-afname bij minderjarige delinquenten een forse inbreuk op het recht op privacy van minderjarigen. 1 En volgens Defence for Children houdt de wet (de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) geen rekening met de kwetsbare positie van kinderen, hun bijzondere positie in het jeugdstrafrecht en de bescherming op grond van het VN-Kinderrechtenverdrag. 2 Dit zijn slechts twee opmerkingen uit het scala van kritiek in de literatuur, dat is geleverd op de Nederlandse wet omtrent de DNA-afname en -opslag bij jeugddelinquenten. De wet die de bevoegdheden regelt omtrent de DNA-afname en -opslag bij delinquenten is de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (verder: Wet DNA) die op 1 februari 2005 in werking is getreden. Hiermee wordt aan een grote groep veroordeelden de verplichting opgelegd om DNA-materiaal af te staan voor de opsporing, voorkoming, vervolging en berechting van strafbare feiten, aldus de preambule van de wet. Volgens art. 2 jo. art 1 Wet DNA mag de Officier van Justitie veroordeelden die ouder zijn dan twaalf jaar, verplichten om hun DNA af te staan. De belangenafweging die hier wordt gemaakt, is die tussen de inbreuk op de privacy van verdachte en de snellere opsporing van criminelen waarbij de snellere opsporing vaak belangrijker wordt gevonden. 3 Uit art. 2 lid 2 Wet DNA volgt dat de Officier van Justitie het bevel tot afgeven van DNA niet hoeft af te geven als het niet aannemelijk is dat het belangrijk zou kunnen zijn voor de eventuele opsporing, voorkoming, vervolging en berechting van strafbare feiten of als er al een DNA-profiel bestaat van de veroordeelde. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de wet geen ruimte laat voor een andere, generieke toepassing voor minderjarigen. De wet strekt er namelijk toe om toekomstige delicten op een efficiënte manier op te sporen en recidive tegen te gaan. 4 Uit artikel 7 van de Wet DNA blijkt dat de jeugdige geen bezwaar kan aantekenen tegen de 1 Bruning & Berger 2008, p Defence for Children 2013 < laatst bekeken: 20 februari Bruning & Berger 2008, p HR 13 mei 2008, NJ 2008, 627; HR 13 mei 2008, NJ 2008,

6 afname zelf, maar wel tegen het bepalen en het verwerken van zijn of haar DNA-profiel. Het opgeslagen DNA-profiel wordt pas na een twintig, dertig of zelfs tachtig jaar verwijderd, volgt uit art. 18 Besluit DNA-onderzoek bij veroordeelden, en een jeugdige kan dus lang nadeel ondervinden van deze registratie. Onderzoeksvraag In hoeverre zou de toepassing van elementen uit het Duitse en/of Belgische recht in het Nederlandse recht de kritiek op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, met betrekking tot jeugddelinquenten, in het licht van verschillende rechtsinstrumenten kunnen afzwakken? Onderzoeksdoel Zoals hierboven al omschreven is de DNA-afname en -opslag bij jeugddelinquenten in Nederland een veelbesproken onderwerp, waar veel kritiek op is vanuit de Nederlandse literatuur. De DNA-afname bij jeugdigen is sinds 2006, het jaar van de oprichting van de DNA-databank, exceptioneel gegroeid in Nederland en de vraag is of dit verenigbaar is met verschillende internationale rechtsinstrumenten. In Duitsland en België regelt men het jeugdrecht anders, en ook de DNA-afname en -opslag wordt daar op een andere manier ingevuld dan in Nederland. Het onderzoeksdoel is het doen van aanbevelingen met betrekking tot wijzigingen van de Wet DNA waarmee de kritiek in de Nederlandse literatuur, over de strijd met verschillende rechtsinstrumenten, afzwakt. Dit streven wordt verwezenlijkt door het Nederlandse recht te vergelijken met het Duitse en Belgische recht. Deze landen zijn gekozen vanwege het feit dat deze landen om ons heen liggen en daarmee dezelfde soort cultuur kennen, en het jeugdrecht er anders wordt ingevuld dan hier, en mede daardoor de DNA-afname en -opslag bij jeugdigen ook anders is. Theoretisch kader: Het theoretische kader van waaruit er wordt gewerkt is het Nederlandse, Duitse en Belgische recht. Er wordt hierbinnen gekeken naar het strafrecht, meer specifiek de wetten omtrent de DNA-afname en -opslag bij veroordeelden. In deze wetten wordt er vervolgens aandacht besteed aan de artikelen die betrekking hebben op de DNA-afname en -opslag bij jeugdige delinquenten. Het internationale theoretische kader waar gebruik van wordt gemaakt is het Internationaal Verdrag Inzake de Rechten van het Kind, het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens, de Beijing Rules en General Comment no

7 Subvragen: - Wat zijn de uitgangspunten van het Nederlandse jeugdstrafrecht en hoe is de positie van jeugddelinquenten geregeld in de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden? - Is de DNA-afname en -opslag bij jeugddelinquenten verenigbaar met de artikelen uit het EVRM en het IVRK? - Wat zijn de uitgangspunten van het Duitse en Belgische jeugdrecht en hoe is de positie van jeugddelinquenten geregeld in de wet met betrekking tot DNA-afname en -opslag? - Wat is de kritiek die naar voren komt in de Nederlandse literatuur en kan dit worden afgezwakt door toepassing van elementen uit het Duitse of Belgische recht? Deze subvragen zullen elk in een apart hoofdstuk worden behandeld, gevolgd door een conclusie aan het einde van elk hoofdstuk. In hoofdstuk vijf sluit ik af met mijn conclusies, de beantwoording van mijn hoofdvraag en het doen van aanbevelingen. Wetenschappelijke relevantie: In dit onderzoek wordt er geprobeerd een manier te vinden om de DNA-afname en -opslag bij jeugdigen zo vorm te geven dat er minder kritiek op zal zijn. Door de vergelijking met Duitsland en België komt er wellicht een alternatieve regeling naar voren, die men zou kunnen gebruiken in de Nederlandse wetgeving omtrent de DNA-afname en -opslag bij jeugdigen. Het is wetenschappelijk interessant om te onderzoeken of de kritiek die wordt genoemd in de Nederlandse literatuur zal afzwakken als er elementen van het Duitse en/of Belgische recht worden ingevoerd in het Nederlandse recht. Maatschappelijke relevantie: De maatschappelijke relevantie zit in de aanvaardbaarheid van de DNA-afname en -opslag bij de jeugdigen. Op dit moment wordt de inbreuk geaccepteerd, omdat men zich veilig wil voelen. Er wordt een veilig gevoel gecreëerd door DNA af te nemen bij minderjarige delinquenten en dit profiel op te slaan in de DNA-databank, omdat de maatschappij gelooft dat dit de herhaling van delicten tegenhoudt. Het is streven naar wijzigingen in de wet waarbij de inbreuk op de rechten van de minderjarige in verhouding staat tot het dienen van de maatschappij. Er wordt geprobeerd een balans te creëren tussen de inbreuk en het belang van de opsporing. 7

8 Hoofdstuk 1: Het Nederlandse jeugdstrafrecht met betrekking tot DNA-afname en -opslag In dit hoofdstuk wordt in het kort omschreven hoe het jeugdstrafrecht er in Nederland uitziet. Vervolgens zal in dit hoofdstuk ook de regeling omtrent de DNA-afname en - opslag aan bod komen. Duidelijk zal worden welke regels van toepassing zijn voor minderjarigen en welke rechtsmiddelen hiertegen openstaan. 1.1 Jeugdstrafrecht Kinderen in de leeftijd van nul tot twaalf jaar, kunnen in Nederland niet strafrechtelijk worden vervolgd. 5 Echter, er kan wel een opsporingsonderzoek plaatsvinden jegens de twaalfminners als het gaat om een strafbaar feit. 6 In de leeftijd vanaf twaalf tot achttien jaren kan dit wel, zij vallen dan onder het jeugdstrafrecht, volgend uit art. 77a Wetboek van Strafrecht (verder: Sr). Het jeugdstrafrecht is te vinden in Titel VIIIA Eerste Boek Sr. Vanaf achttien jaar geldt het volwassenenstrafrecht. Het Nederlandse recht kent hier echter wel uitzonderingen op. Minderjarigen van zestien of zeventien jaar kunnen berecht worden via het volwassenenstrafrecht. De rechter kan daartoe grond vinden in de ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan. 7 Daarnaast kan het jeugdstrafrecht worden opgelegd aan personen van achttien tot eenentwintig jaar oud, indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan. 8 Op 26 november 2013 is door de Eerste Kamer het Wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht aangenomen. Dit wetsvoorstel voert het adolescentenstrafrecht in in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering. Het adolescentenstrafrecht is bedoeld voor de groep vijftien- tot drieëntwintigjarigen en zorgt voor maatwerk bij het opleggen van een straf rond de leeftijd van achttien jaar. Het wetsvoorstel zal op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden. 9 5 Art. 486 Sv. 6 Art. 487 Sv. 7 Art. 77b Sr. 8 Art. 77c Sr. 9 Kamerstukken I 2012/13, 33498, A. 8

9 De doelen van het jeugdstrafrecht zijn hetzelfde als in het volwassenenstrafrecht: vergelding, generale en speciale preventie, maar de nadruk in het jeugdstrafrecht ligt op de speciale preventie. Dit kan zelfs zo ver gaan, dat dit doel in strijd komt met de andere doelen. Speciale preventie in het jeugdstrafrecht houdt in dat recidive voorkomen moet worden en dat de opvoedingssituatie van de minderjarige verbeterd moet worden. 10 Materieel strafrecht In principe gelden voor minderjarigen dezelfde materiële bepalingen als in het volwassenenstrafrecht. Art. 77a Sr noemt de bepalingen die niet gelden voor minderjarigen. In de plaats van deze artikelen zijn de artt. 77d tot en met 77gg Sr van toepassing. Art. 77g Sr bepaalt dat niet de straffen uit het commune strafrecht worden opgelegd, maar de straffen genoemd in art. 77h Sr. Ten behoeve van een goede strafrechtspleging en de bevordering van een juiste toepassing van het strafrecht wordt er documentatie opgenomen van verdachten. De wet kent twee systemen waarin documentatie wordt opgenomen: de justitiële documentatie en het persoonsdossier. Onder justitiële documentatie wordt verstaan: een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende justitiële gegevens die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd. 11 Art. 1 sub a Wet Justitiële en Strafvorderlijke Gegevens (verder: WJSG) omschrijft justitiële gegevens als bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon inzake de toepassing van het strafrecht of de strafvordering. Onder het persoonsdossier wordt verstaan: een dossier waarin zijn opgenomen de aan rechterlijke autoriteiten uitgebrachte rapporten over onderzoeken naar het gedrag of de levensomstandigheden van een natuurlijk persoon in verband met tegen hem aanhangige strafzaken, de tenuitvoerlegging van aan hem opgelegde straffen of maatregelen of zijn reclassering, volgend uit art. 1 sub 2 WJSG. Het doel van het persoonsdossier is de bevordering van een juiste toepassing van het strafrecht, volgend uit art. 40 lid 1 WJSG. Formeel strafrecht Voor minderjarigen gelden in principe dezelfde formele bepalingen als in het volwassenenstrafrecht, tenzij in de artt. 488a tot en met 505 Wetboek van Strafvordering 10 Bartels 2011, p Art. 1 sub e WJSG. 9

10 (verder: Sv) afwijkende bepalingen staan. 12 In Boek 4 Titel II staan de bepalingen die van toepassing zijn op jeugdige personen in het formele strafrecht. Uit art. 502 Sv volgt dat de minderjarige, of het Openbaar Ministerie, binnen veertien dagen in hoger beroep kan bij het gerechtshof. De behandeling in hoger beroep hoeft niet te worden gedaan door een in jeugdige personen gespecialiseerde rechter. 13 Uit art. 489 lid 1 Sv volgt dat als de jeugdige verdachte geen raadsman heeft, deze ambtshalve wordt toegevoegd als de Officier van Justitie (verder: OvJ) in een strafbeschikking een taakstraf van meer dan twintig uur wil opleggen of een geldboete van meer dan 115,- of als tegen hem een vervolging is aangevangen wegens een feit waarvan in eerste aanleg de rechtbank kennis neemt. Uit lid 2 volgt dat er ook ambtshalve een raadsman zal worden toegevoegd als de veroordeelde diens bijstand behoeft gelet op de aard van een krachtens art. 77u of 77ee, eerste lid, in verband met art. 14i, derde lid, van het Sr, af te nemen verhoor. De raadsman zal soms optreden vanuit zijn vertegenwoordigende rol van de verdachte en soms vanuit zijn eigen bevoegdheden. Op grond van art. 503 lid 1 Sv komen alle bevoegdheden die krachtens het Sv of het Sr zijn toegekend aan een verdachte die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt ook toe aan zijn raadsman. In deze gevallen handelt de raadsman dus uit zijn eigen bevoegdheid. Als hij optreedt namens een verdachte die de leeftijd van zestien jaren al wel heeft bereikt, zal hij handelen als gemachtigde van zijn cliënt. 14 Uit art. 495a lid 1 Sv volgt dat de verdachte die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt verplicht is om in persoon te verschijnen op de terechtzitting. Voldoet de verdachte hier niet aan, dan kan het gerecht zijn medebrenging gelasten. Uit art. 495b lid 1 Sv volgt dat terechtzittingen met betrekking tot minderjarigen in principe achter gesloten deuren plaatsvinden. In dit lid staat ook dat de voorzitter aan personen bijzondere toegang tot de besloten zitting kan verlenen en dat het slachtoffer, of de nabestaanden van het slachtoffer, toegang wordt verleend tenzij de voorzitter anders beslist vanwege bijzondere redenen. Echter, de voorzitter van de rechtbank kan een uitzondering maken op de regel dat de terechtzitting achter gesloten deuren plaatsvindt. Dit is mogelijk als het belang van de openbaarheid van de zitting zwaarder moet wegen dan het belang van de bescherming van 12 Art. 488 Sv. 13 HR 21 mei 1991, NJ 1991, 752, ro Bartels 2011, p

11 de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, diens medeverdachte, ouders of voogd. 15 De uitspraak vindt wel plaats in het openbaar, ingevolge art. 121 Grondwet. Naast de jeugdige verdachte zijn ook de ouders of voogd verplicht om de terechtzitting bij te wonen. Voldoen ze niet aan deze verplichting, dan kan het gerecht hun medebrenging gelasten DNA-afname DNA-afname bij delinquenten wordt geregeld door de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (verder: Wet DNA). Onder veroordeelde wordt verstaan een persoon die is veroordeeld wegens een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld voor een gevangenisstraf of een taakstraf, die militaire detentie opgelegd heeft gekregen, aan wie een maatregel is opgelegd tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege of een terbeschikkingstelling met voorwaarden, plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders of plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (ook als deze persoon is ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogen ) of de persoon aan wie bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd. Onder veroordeelde wordt ook verstaan de minderjarige die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld tot een straf (voor zover het de jeugddetentie of taakstraf betreft) als bedoeld in art. 77h, eerste lid onder a Sr. 17 De GPV-fractie vroeg tijdens de behandeling van het wetsvoorstel, dat in het Wetboek van Strafvordering een voorziening treft ten behoeve van DNA-onderzoek van celmateriaal ter opsporing van strafbare feiten, aandacht voor de positie van minderjarigen. Er wordt geen expliciete aandacht gegeven aan de minderjarigen, daar waar zij wel behoefte hadden aan een uitdrukkelijke beschouwing. 18 De Minister zag geen reden om minderjarigen uit te sluiten of anders te behandelen. 19 De leden van de fractie GroenLinks vragen zich af of alle misdrijven, genoemd in art. 67 lid 1 Sv, kunnen worden aangemerkt als ernstige misdrijven. De fractie vraagt zich af of de afname van DNA in het geval van een gestolen telefoon niet disproportioneel is en of de belangenafweging in deze situatie niet in het voordeel van de veroordeelde zou moeten uitvallen. 20 De Minister antwoordt dat de minderjarige die wordt 15 Art. 495b lid 2 Sv. 16 Art. 496 lid 1 Sv. 17 Art. 2 Wet DNA; art. 1 lid 1 sub c jo. art. 1 lid 2 Wet DNA. 18 Kamerstukken II 1991/92, , nr. 5, p Kamerstukken II 1992/93, , nr.6, p Kamerstukken II 2002/03, , nr. 4, p

12 veroordeeld voor schuldheling in beginsel DNA af moet staan. Vervolgens licht hij toe dat er in het wetsvoorstel voor de Wet DNA een uitzonderingsgrond is opgenomen voor het geval dat redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde. Mocht de DNA-afname disproportioneel zijn, dan kan er een beroep worden gedaan op de uitzonderingsgrond in de Wet DNA. De belangenafweging moet naar het oordeel van de regering niet in het voordeel van de veroordeelde uitvallen. De belangen van de veroordeelde dienen minder zwaar te wegen dan de belangen van toekomstige slachtoffers en van de samenleving. 21 Daarnaast werd er ook geen reden gezien om het DNA-profiel van minderjarigen te vernietigen als ze achttien jaar worden omdat deze namelijk van belang blijven om misdrijven op te kunnen sporen en recidive te voorkomen. 22 Naar mijn mening heeft de Minister te kort stil gestaan bij de positie van de minderjarige in de Wet DNA. Op vragen van de GPV en GroenLinks is mijns inziens kort en onbevredigend geantwoord en de Minister is tijdens de behandeling te kort ingegaan op hoe de Wet DNA zich verhoudt tot de doeleinden van het jeugdstrafrecht. Dit alles terwijl juist de positie van de minderjarige zo belangrijk is, omdat het hier gaat om een zwakkere partij die meer aandacht behoeft dan het nu gegeven is. Celmateriaal zal niet worden afgenomen als er al een DNA-profiel is verwerkt van de persoon of als aannemelijk is dat de afname niet bijdraagt aan de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde. 23 Bij deze laatste uitzondering worden in de Memorie van Toelichting twee soorten excepties genoemd die eronder vallen. Ten eerste als het gaat om misdrijven waarbij het DNA-onderzoek geen betekenis heeft voor de opheldering daarvan. En ten tweede zal er geen DNA-onderzoek plaatsvinden als dit niet kan worden gerechtvaardigd. De Memorie van Toelichting spreekt dan over een persoon waarvan het niet aannemelijk is dat deze ooit eerder een strafbaar feit heeft gepleegd en dit in de toekomst ook nooit meer zal kunnen doen. Hieronder valt bijvoorbeeld de vrouw die na jaren van mishandeling haar man ernstig letsel toebrengt of zelfs doodt Kamerstukken II 2002/03, , nr. 5, p Aanhangsel Handelingen II 2009/10, nr. 1321, p Art. 2 lid 1 Wet DNA. 24 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p

13 Op grond van art. 7 Wet DNA kan een bezwaarschrift worden ingediend tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel. Dit kan binnen veertien dagen na het afnemen van het celmateriaal of binnen veertien dagen na de mededeling van de OvJ dat er voldoende celmateriaal in beslag is genomen om het DNA-profiel te bepalen en te verwerken. Er kan dus geen bezwaar worden ingediend tegen de afname van het celmateriaal zelf. Als de rechtbank het bezwaarschrift gegrond verklaart, moet het celmateriaal worden vernietigd. Als de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond verklaart, staan er verder geen rechtsmiddelen meer open voor de klager. 25 Nadat het DNA-profiel is bepaald en verwerkt, wordt deze vervolgens opgeslagen in de DNA-databank die is ondergebracht bij het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI). 26 De bewaartermijnen van de DNA-profielen in de DNA-databank volgen uit art. 18 Besluit DNA-onderzoek in strafzaken (verder: Besluit DNA). Het DNA-profiel kan worden verwijderd twintig jaar na een einduitspraak als bedoeld in de artt. 351 en 352 lid 2 Sv. Deze uitspraak moet zijn gedaan in verband met een misdrijf waarop een gevangenisstraf staat van minder dan zes jaar. Het DNA-profiel wordt ook na twintig jaar vernietigd als een strafbeschikking wegens het misdrijf volledig ten uitvoer is gelegd. Mocht de betrokkene vroegtijdig overlijden dan wordt het DNA-profiel twaalf jaar na het overlijden vernietigd. Bij een einduitspraak in de zin van de artt. 351 en 352 lid 2 Sv die is gedaan in verband met een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaar of meer staat, wordt het DNA-profiel na dertig jaar vernietigd. Daarnaast wordt het DNA-profiel na dertig jaar vernietigd als de strafbeschikking wegens dat misdrijf volledig ten uitvoer is gelegd. Overlijdt de betrokken persoon vroegtijdig dan wordt het DNA-profiel twintig jaar na overlijden vernietigd. Als het recht tot strafvordering door verjaring is vervallen wordt het DNA-profiel ook verwijderd. Uit lid 2 van art. 18 Besluit DNA volgt dat de termijnen van twintig en dertig jaren ook weer kunnen worden verlengd met twintig of dertig jaren, liggend aan het gepleegde misdrijf. Dit kan gebeuren als tegen de betrokkene een einduitspraak is gedaan als bedoeld in de artt. 351 en 352 lid 2 Sv voor een ander misdrijf, of als de strafbeschikking volledig ten uitvoer is gelegd van een ander misdrijf. Uit lid 3 van art. 18 Besluit DNA volgt dat de termijn van dertig jaar nog eens kan worden verlengd met twintig jaar als de gevangenisstraf die is opgelegd meer dan twintig jaar is. Als er levenslang is opgelegd of als de vrijheidsbenemende maatregel meer dan veertig jaar 25 HR 30 mei 2006, NJ 2006, 313, ro Art. 1 lid 1 sub h jo. 14 Besluit DNA. 13

14 bedraagt, dan wordt het DNA-profiel pas na tachtig jaar vernietigd. Afwijkend van de eerste drie leden van art. 18 Besluit DNA wordt het DNA-profiel pas na tachtig jaar vernietigd als het gaat om één van de misdrijven genoemd in de artt. 240b t/m 250 Sr. Vanaf de oprichting van de DNA-databank tot aan 31 december 2012 zijn er profielen van minderjarigen opgenomen. In 2011 waren dit nog profielen, dit betekent een stijging van 17% in In 2009 waren dit er en in 2006 zelfs maar Dit betekent dat er van 2006 tot 2012 een stijging heeft plaatsgevonden van maar liefst 1146%! In 2006 waren er geregistreerde minderjarige verdachten, in 2011 bedroegen dat er (nader voorlopige cijfers) en in 2012 waren dat er (voorlopige cijfers). Een geregistreerde verdachte is een natuurlijk persoon die wordt verdacht van het plegen van een geregistreerd misdrijf, een misdrijf dat door de politie is vastgelegd in een proces-verbaal van aangifte of in een ambtshalve opgemaakt procesverbaal. 29 Hoewel de opname van DNA-profielen van minderjarigen per jaar flink blijft stijgen, neemt de registratie van minderjarige verdachten per jaar juist af. In 2009 was er van 2,72% van het aantal geregistreerde minderjarigen een DNA-profiel opgenomen in de DNA-databank, in 2012 is dit 3,26%. De Hoge Raad heeft zich in een aantal arresten uitgelaten over de DNA-afname bij minderjarigen. In onderstaande arresten oordeelt de Hoge Raad over een generieke uitzondering voor minderjarigen. Hoge Raad 13 mei De OvJ had in onderhavige zaken bevolen dat van de veroordeelde celmateriaal moet worden afgenomen. Tegen dit bevel heeft de veroordeelde, in beide zaken, op grond van art. 7 Wet DNA een bezwaarschrift ingediend. In eerste aanleg heeft de Rechtbank het bezwaarschrift tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel gegrond verklaard. De Rechtbank was van oordeel dat de belangen van de veroordeelde zwaarder moeten wegen dan die van het algemene belang van beveiliging. Volgens de Rechtbank dient de beslissing tot het bepalen en verwerken van het DNAprofiel te berusten op een zorgvuldige afweging, waarbij onder meer van belang zijn de leeftijd van de veroordeelde ten tijde van het begaan van het misdrijf, de reële ernst van het 27 DNA Jaarverslag 2012, p DNA Jaarverslag 2009, p. 12; DNA Jaarverslag 2006, p Centraal Bureau voor de Statistiek 2013 < laatst bekeken: 20 februari HR 13 mei 2008, NJ 2008, 627; HR 13 mei 2008, NJ 2008,

15 feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de zwaarte van de opgelegde straf of maatregel, de mate van eventuele recidive en de overige persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. 31 In beide zaken is er cassatie in het belang der wet ingesteld. De Hoge Raad stelt dat de Wet DNA ertoe strekt gepleegde en eventuele toekomstige strafbare feiten van de veroordeelde op efficiënte wijze op te sporen alsmede veroordeelden te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. Uit de tekst van de wet blijkt dat bij iedere veroordeelde genoemd in art. 1 Wet DNA celmateriaal af moet worden afgenomen, behoudens de uitzonderingen in art. 2 lid 1 Wet DNA. In casu gaat het om de uitzondering genoemd in art. 2 lid 1 sub b Wet DNA. Volgens de wetsgeschiedenis ziet de maatstaf aard van het misdrijf op misdrijven waarbij DNA-onderzoek geen bijdrage kan leveren aan de opsporing en de maatstaf 'bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd' hangt samen met de persoon van de veroordeelde. De Rechtbank heeft andere maatstaven mee laten wegen in zijn beoordeling die afbreuk doen aan het beoogde systeem van de wetgever. De wetgever zag op een systeem van ruime afname van DNA-materiaal waarin slechts voor twee uitzonderingen plaats was, die beperkt worden uitgelegd en hierbij is geen generieke uitzondering mogelijk voor minderjarigen. De beschikking van de Rechtbank Rotterdam wordt vernietigd door de Hoge Raad in het belang der wet. 1.3 Tussenconclusie In Nederland vallen minderjarigen onder het jeugdstrafrecht als zij de leeftijd van twaalf jaren, doch die van achttien jaren nog niet hebben bereikt. Er zijn twee uitzonderingen op deze hoofdregel: minderjarigen van zestien of zeventien jaar kunnen worden berecht volgens het volwassenenstrafrecht en personen van achttien tot en met eenentwintig jaar kunnen volgens het jeugdstrafrecht worden berecht. DNA-afname bij (jeugd)delinquenten wordt geregeld door de Wet DNA. Nadat het DNAprofiel is bepaald en verwerkt, wordt dat vervolgens opgeslagen in de DNA-databank die is ondergebracht bij het NFI. Dit DNA-profiel kan na twintig of dertig jaar worden vernietigd, en in sommige gevallen is deze termijn zelfs langer. Op 13 mei 2008 heeft de Hoge Raad bepaald dat de uitzonderingen uit art. 2 lid 1 Wet DNA beperkt moeten worden uitgelegd en er hierbij geen generieke uitzondering mogelijk is voor minderjarigen. 31 Rb Middelburg 15 februari 2006, RK 05/412; Rb Amsterdam 14 februari 2006, LJN AV

16 Hoofdstuk 2: Rechtsinstrumenten met betrekking tot de DNA-afname en -opslag bij jeugdigen In dit hoofdstuk komen de rechtsinstrumenten aan bod waarmee de DNA-afname en - opslag bij jeugdigen wellicht strijd op kan leveren. Deze rechtsinstrumenten zullen één voor één aan bod komen en zullen worden ingeleid met een kleine introductie. Vervolgens wordt er gekeken of er artikelen zijn van deze rechtsinstrumenten waarmee de Wet DNA in strijd zou kunnen zijn. 2.1 Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder: EVRM) In de Tweede Wereldoorlog groeide de belangstelling voor de rechten van de mens in een hoog tempo. In 1948 werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aanvaard door de Verenigde Naties. Vervolgens werd op 4 november 1950 de Europese Conventie ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden ondertekend. Het Verdrag trad in werking op 3 september In Nederland is het Verdrag in werking getreden op 31 augustus 1954 en ook een aantal toegevoegde Protocollen zijn ondertekend en geratificeerd door Nederland. 32 Uit art. 93 Grondwet (verder: GW) volgt dat alleen die bepalingen van het Verdrag verbindende kracht hebben, als ze naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden. De Nederlandse wetgever hoeft de bepalingen hiervoor niet om te zetten naar Nederlands recht, de rechter kan de regel gedragsconform interpreteren. 33 Bepalingen uit het Nederlandse recht vinden geen toepassing als deze niet verenigbaar zijn met een ieder verbindende bepaling uit het Verdrag. 34 Een verdere uitwerking van art. 8 EHRM door de wetgever was dus niet nodig, de rechter kan dit artikel meteen toepassen. Art. 8 kan naar zijn inhoud een ieder verbinden, en heeft dus rechtstreekse werking. 35 Art. 13 EHRM daarentegen heeft geen rechtstreekse werking volgens de Hoge Raad: dat art. 13 van het Verdrag van Rome aan de bij dit verdrag betrokken Staten de verplichting oplegt de eigen wetgeving zodanig in te richten dat in de daar bedoelde gevallen daadwerkelijke rechtshulp kan worden verkregen en deze bepaling zich dan ook naar haar aard niet voor rechtstreekse toepassing door de rechter leent Harteveld e.a. 2004, p Harteveld e.a. 2004, p Art. 94 GW. 35 Harteveld e.a. 2004, p HR 24 februari 1960, BNB 1960,

17 Artikel 8 Art. 8 heeft betrekking op het recht tot eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven. In lid 2 staan de uitzonderingen die hierop mogen worden gemaakt. Inmenging van het openbaar gezag is alleen mogelijk voor zover dit bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Bij de afname van DNA in het Nederlands jeugdrecht wordt er geen rekening gehouden met het recht dat is opgenomen in art. 8 van het EVRM. Als er DNA wordt afgenomen van een minderjarige, is dit een inbreuk op zijn privéleven. Zijn DNA wordt afgenomen en vervolgens opgeslagen in de DNA-databank, waarin dit vervolgens jaren opgeslagen wordt. De gegevens die zijn opgeslagen in de DNA-databank kunnen worden ingezien door ambtenaren werkzaam bij het NFI en medewerkers van de nationale contactpunten, volgend uit art. 15 lid 1 Besluit DNA. Op grond van art. 15 lid 2 Besluit DNA verstrekt het NFI gegevens uit de DNA-databank aan leden van de rechterlijke macht die belast zijn met de vervolging en de rechtspraak, aan de ambtenaren van de politie bedoeld in art. 2 onder a, c en d Politiewet, aan de militairen van de Koninklijke Marechaussee bedoeld in art. 141 onder c Sv, aan een landelijke eenheid als bedoeld in art. 25 lid 1 sub b Politiewet, aan de Justitiële Informatiedienst en aan het Centraal Justitieel Incassobureau. Deze verstrekking van gegevens is dus wel degelijk een inbreuk op de privacy, want er zijn vele instanties die toegang kunnen krijgen tot de gegevens van de minderjarige en deze in kunnen zien. Deze inbreuk mag alleen worden gemaakt als deze wordt gerechtvaardigd door één van de gronden genoemd in het tweede lid van art. 8 EVRM. De inbreuk op het recht op privéleven van de minderjarige moet worden afgewogen tegen het belang dat de overheid heeft om deze inbreuk te maken. In Van der Velden vs. Nederland oordeelde het Hof dat de afname van DNA, het opstellen van een DNA-profiel en het opslaan van dit DNA-profiel in de DNA-databank een inbreuk oplevert van art. 8 lid 1 EVRM. Echter, het Hof stelt dat deze inbreuk kan worden gerechtvaardigd door lid 2 van art. 8 EVRM. Het Hof oordeelt dat de inmenging is voorzien bij de Wet DNA, en dat deze noodzakelijk is in een democratische samenleving. Allereerst draagt de DNA-afname en opslag bij aan de rechtshandhaving en ten tweede kan de persoon wiens DNA is afgenomen en opgeslagen snel van de verdachtenlijst worden 17

18 geschrapt bij een gepleegd misdrijf. Het Hof acht de inbreuk op art. 8 lid 1 EVRM gerechtvaardigd door lid 2, waardoor er geen schending is van art. 8 EVRM. 37 In W. vs. Nederland oordeelt het Hof hetzelfde als in Van der Velden vs. Nederland. Gelet op het feit dat het DNA-materiaal anoniem en gecodeerd wordt opgeslagen, ziet het Hof geen reden om af te wijken. Ook het feit dat het in deze zaak om een minderjarige gaat, maakt geen verschil: the Court sees no reason to diverge from its findings in Van der Velden on account of the mere fact that the applicant is a minor. 38 Uit bovenstaande arresten van het EHRM kan worden geconcludeerd dat de Wet DNA geen inbreuk maakt op art. 8 EVRM. Per situatie kan wel met behulp van de proportionaliteitseis uit art. 8 lid 2 EVRM worden gekeken of een uitzondering uit de Wet DNA van toepassing is. Artikel 13 Uit art. 13 volgt een recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel. Tegen de afname van DNA staat geen rechtsmiddel open, alleen tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel. Wel staat er een civiele procedure open, al voor de afname van het DNA. Doordat men in Nederland gesubsidieerde rechtsbijstand kent, heeft een ieder recht op toegang tot de rechter en gaat het hier om een daadwerkelijk rechtsmiddel. Er is geen schending met art. 13 van het EVRM Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (verder: IVRK) De Verklaring van de Rechten van het Kind werd op 20 november 1959 tot stand gebracht, als reactie op de Tweede Wereldoorlog. In 1979 diende Polen een voorstel in om van deze Verklaring een Verdrag te maken. Uiteindelijk werd het Verdrag pas na tien jaar onderhandelen op 20 november 1989 aangenomen; op 2 september 1990 trad het Verdrag in werking. In Nederland is het Verdrag op 8 maart 1995 in werking getreden. Het Verdrag voegt alle kinderrechten samen, en dit geeft ook meteen de waarde aan die het Verdrag heeft. Daarnaast introduceert het Verdrag participatierechten, besteedt het meer aandacht aan bepaalde onderwerpen en bevat het beginselen en regelingen die voorheen alleen in niet-bindende regelingen te vinden waren EHRM 7 december 2006, no / EHRM 20 januari 2009, no / Rb Alkmaar 27 januari 2009, LJN BH Blaak e.a. 2012, p

19 Uit art. 93 GW volgt dat de bepalingen van het Verdrag die naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden, verbindende kracht hebben. De wetgever hoeft de bepalingen hiervoor niet om te zetten naar Nederlands recht. Bepalingen uit het Nederlandse recht vinden geen toepassing als deze niet verenigbaar zijn met een ieder verbindende bepaling uit het Verdrag. 41 Door de formulering van lid 1 van art. 3 IVRK kan worden aangenomen dat deze bepaling directe werking heeft. Voor de leden 2 en 3 wordt dit lastiger. 42 Er is slechts een beperkt aantal uitspraken waar de rechter ingaat op de rechtstreekse werking van art. 3, maar een eenduidige lijn is hierin niet te vinden. 43 Art. 16 IVRK begint met de woorden een kind heeft recht op en deze woorden geven aan dat het artikel directe werking heeft. 44 Ook over art. 40 IVRK zijn de meningen verdeeld, in een aantal uitspraken wordt rechtstreekse werking aangenomen en in andere uitspraken wordt de rechtstreekse werking afgewezen. Volgens de Tweede Kamer komt in ieder geval art. 40 lid 2 IVRK voor directe werking in aanmerking, en dit wordt bevestigd door de Hoge Raad in Artikel 3 Art. 3 IVRK stelt dat bij alle maatregelen die betrekking hebben op kinderen, de belangen van het kind de eerste overweging moeten vormen. Ook maatregelen die niet in het IVRK staan vallen onder deze bepaling. 46 Daarnaast verplicht het artikel de lidstaat om het kind te verzekeren van de bescherming en zorg die het nodig heeft. Het is dus een actief recht voor de lidstaat. De Nederlandse regering stelt dat het in overeenstemming met het IVRK is dat, in het geval van conflicterende belangen, het belang van het kind in de regel de doorslag moet geven. Dit ondanks het feit dat het belang van het kind geen absolute voorrang heeft op andere belangen. 47 Echter, de vraag is of de Wet DNA de belangen van het kind wel als eerste overweegt. Bij de Wet DNA staat juist het belang van de maatschappij primair. 48 Dit belang van de maatschappij wordt belangrijker gevonden dan het belang van de minderjarige, en hierdoor is het mogelijk om DNA af te nemen bij een minderjarige, dit te verwerken en vervolgens 41 Art. 94 GW. 42 Weijers & Imkamp 2011, p de Graaf e.a. 2012, p Blaak e.a. 2012, p Kamerstukken II 1992/93, (R1451), nr. 3, p. 9; HR 16 december 2003, LJN AL Ruitenberg 2003, p Kamerstukken II 1992/93, , nr.3, p De Kinderombudsman 2013, p

20 op te slaan in de DNA-databank. Het belang van het kind geeft hier dus niet de doorslag, ondanks wat volgt uit de genoemde MvT. Verschillende keren heeft de rechter geoordeeld over een bezwaarschrift waar art. 3 IVRK aan de orde kwam. Na het arrest van de Hoge Raad op 13 mei 2008, is er één keer een belangenafweging gemaakt op grond van art. 3 IVRK door de rechtbank. De Rechtbank Roermond oordeelde, in navolging van de Hoge Raad, dat er geen plaats is voor een generieke uitzondering voor minderjarigen. Vervolgens maakt de rechter een belangenafweging, die in dit geval negatief uitpakt voor de minderjarige. 49 Hierna zijn er geen uitspraken meer geweest waarin deze belangenafweging als zodanig is gemaakt. Daarom is het niet uit te sluiten dat de Wet DNA nooit in strijd zal zijn met art. 3 IVRK. Artikel 16 Het recht op privacy is in het IVRK opgenomen in art. 16. Dit artikel heeft een sterke gelijkenis met art. 8 EVRM, dat in de vorige paragraaf is behandeld. Echter, in het IVRK staat in het tweede lid geen uitzondering op het recht, maar het recht dat het kind heeft op bescherming tegen deze inmenging of aantasting door de wet. De beperkingsgronden die wel worden genoemd in art. 8 EVRM zijn dus niet tevens opgenomen in het IVRK. 50 Dit artikel moet worden gezien in samenhang met art. 40 IVRK en met General Comment no. 10. Het recht op privacy wordt internationaal zeer belangrijk gevonden. Art. 16 IVRK is een aantal keer aangevoerd door de raadsman, maar werd niet gehonoreerd door de rechter omdat er geen sprake zou zijn van een willekeurige of onrechtmatige inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de minderjarige. 51 Artikel 40 In art. 40 IVRK gaat het vooral om de rechten die kinderen hebben die in aanraking komen met het strafrecht. Het kind mag niet op een manier behandeld worden die afbreuk doet aan zijn of haar gevoel van waardigheid en eigenwaarde. Er moet rekening worden gehouden met de leeftijd van het kind en met de wenselijkheid van het bevorderen van de herintegratie van het kind en van de aanvaarding door het kind van een opbouwende rol in 49 Rb Roermond 11 mei 2011, LJN BQ Ruitenberg 2003, p Rb Maastricht 24 februari 2009, LJN BH4137; Rb Maastricht 24 februari 2009, LJN BH

21 de samenleving. 52 Een belangrijk onderdeel van art. 40 IVRK is dat het privéleven van de minderjarige volledig moet worden geëerbiedigd tijdens alle stadia van het proces en dat er rekening moet worden gehouden met de bijzondere positie van de minderjarige in het strafproces. 53 Dit artikel moet worden gezien in samenhang met art. 16 IVRK en met General Comment no. 10. Het recht op privacy wordt internationaal namelijk zeer belangrijk gevonden. De Rechtbank Zwolle-Lelystad oordeelt dat de DNA-afname geen afbreuk doet aan het gevoel van waardigheid en eigenwaarde van de minderjarige. Daarnaast vindt hij ook niet dat dit de herintegratie van het kind in de samenleving in de weg staat en acht daarmee dat er geen strijd is met art. 40 IVRK. 54 De Rechtbank Maastricht oordeelt dat er geen strijd is met art. 40 IVRK, met de korte motivering dat de opname van het DNA-profiel in de DNAdatabank de maatschappelijke ontwikkeling en de herintegratie niet hoeft te bemoeilijken. Helemaal uitsluiten doet de Rechtbank het dus niet De Beijing Rules Tijdens een congres van de Verenigde Naties (verder: VN) over misdaadpreventie en levenskwaliteit werd er geopperd om een rechtsinstrument te ontwikkelen dat vergaande normen zou moeten bevatten voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Dit rechtsinstrument zou dan uitgaan van de rechten van het kind en zijn ontwikkeling. Dit rechtsinstrument werd vervolgens opgesteld, de Beijing Rules, en in 1985 aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN. 56 De Beijing Rules zijn niet juridisch bindend, maar vormen minimumgrenzen waar de lidstaten van uit kunnen gaan tijdens het opstellen van regels en wetgeving omtrent dit gebied. Een aantal artikelen uit de Beijing Rules heeft wel (indirect) een bindend karakter gekregen omdat ze zijn verwerkt in de artt. 37 en 40 van het IVRK. 57 Artikel 8 Uit art. 8 van de Beijing Rules volgt dat in alle fases van het strafproces het recht op privacy van de minderjarige moet worden beschermd. Dit om te voorkomen dat er schade 52 Art. 40 lid 1 IVRK. 53 Art. 40 lid 2 sub b onderdeel vii IVRK; General Comment No , p Rb Zwolle-Lelystad 26 maart 2010, LJN BM Rb Maastricht 24 februari 2009, LJN BH4137; Rb Maastricht 24 februari 2009, LJN BH Blaak e.a. 2012, p Blaak e.a. 2012, p

22 ontstaat aan de kant van de jeugdige. Jeugdigen zijn bijzonder gevoelig voor stigmatisering en uit onderzoek is gebleken dat labelling verschillende nadelige effecten heeft op jongeren. 58 Zoals in de vorige paragrafen al uitvoerig aan bod is gekomen, wordt er bij de Wet DNA niet voldoende rekening gehouden met het recht op privacy van de minderjarige. Het bevel tot afname van het DNA is een gevolg van de straf die een minderjarige wordt opgelegd, en behoort daarmee nog bij het strafproces. De Nederlandse rechter heeft nog niet veel aandacht besteed aan de Beijing Rules, en als het aan de orde kwam werd het zeer kort behandeld en werd er geen strijd aangenomen. 59 Artikel 21 Dit artikel moet samen worden gezien met art. 8 van de Beijing Rules. Art. 21 stelt dat de gegevens van een minderjarige delinquent vertrouwelijk moeten zijn en niet openbaar mogen zijn voor derde partijen. Daarnaast staat in het tweede lid dat deze gegevens niet meer gebruikt dienen te worden bij een eventuele nieuwe procedure tegen de betrokken persoon als hij inmiddels meerderjarig is. Dit om de stigmatisering te voorkomen zoals blijkt uit het commentaar bij art. 8 Beijing Rules. In Nederland wordt er DNA afgenomen bij de minderjarige, dit wordt opgenomen in de documentatie en deze wordt niet verwijderd als hij meerderjarig wordt. In tegendeel, deze documentatie kan zelfs veel langer worden bewaard. Net zoals het geval is bij art. 8 Beijing Rules, heeft de Nederlandse rechter ook nog niet veel aandacht besteed aan art. 21 Beijing Rules. In de gevallen dat het artikel aan bod kwam werd er geen strijd aangenomen en werd het maar kortstondig behandeld General Comment no. 10 Het Comité is gerechtigd om algemene commentaren te geven met betrekking tot het IVRK. Deze commentaren hebben tot doel om op nationaal niveau de implementatie te bevorderen en daarnaast om de lidstaten bij te staan om inhoud te geven aan de verdragsverplichtingen. In 2007 is General Comment no. 10 geformuleerd dat betrekking heeft op de uitleg van het IVRK inzake jeugdstrafrecht. Hiernaast heeft het commentaar ook een externe waarde, omdat ngo s lidstaten op grond 58 Commentary art. 8 The Beijing Rules Rb Maastricht 24 februari 2009, LJN BH Rb Maastricht 24 februari 2009, LJN BH

23 van dit commentaar kunnen aanspreken op hun wetgeving, beleid en rechtspraak aan te passen Tussenconclusie In dit hoofdstuk zijn een aantal internationale rechtsinstrumenten aan de orde gekomen waar de Wet DNA mogelijk mee in strijd is. Aan bod zijn gekomen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, de Beijing Rules en General Comment no. 10. Uit het EVRM hebben we de artt. 8 en 13 nader bekeken. Het EHRM acht de Wet DNA niet in strijd met art. 8 EVRM omdat de inmenging is voorzien bij de wet en dat deze noodzakelijk is in een democratische samenleving. Over art. 13 EVRM heeft de Rechtbank in Alkmaar geconcludeerd dat er wel een daadwerkelijk rechtsmiddel openstaat ook al zijn de kosten hoger, omdat men in Nederland gesubsidieerde rechtsbijstand kent. Bij het IVRK gaat het om de artt. 3, 16 en 40. Het is niet uit te sluiten dat art. 3 IVRK geen strijdigheid zal opleveren met de Wet DNA, omdat de rechter na Hoge Raad 13 mei 2008 slechts één keer een belangenafweging heeft gemaakt met betrekking tot art. 3 IVRK. De artt. 16 en 40 IVRK gaan beide over het recht op privacy. De Nederlandse rechter oordeelde in een aantal arresten dat er geen strijd is met de artt. 16 en 40 IVRK. Echter, de Rechtbank Maastricht achtte het niet uitgesloten dat de opname van het DNA-profiel in de DNA-databank de maatschappelijke ontwikkeling en de herintegratie bemoeilijkt. De twee artikelen uit de Beijing Rules die in dit onderzoek belangrijk worden geacht, zijn de artt. 8 en 21. Art. 8 Beijing Rules is een vrij algemeen artikel, dat nader wordt gespecificeerd in art. 21 Beijing Rules. Beide artikelen komen nauwelijks aan bod in de jurisprudentie en in de gevallen dat dit wel gebeurde werd er niet diep op ingegaan. Ook hier blijft het dus onduidelijk of de Wet DNA in overeenstemming is met de genoemde artikelen. 61 Weijers & Imkamp 2011, p

24 Hoofdstuk 3: Het Duitse en Belgische jeugdrecht met betrekking tot DNA-afname en -opslag In de vorige hoofdstukken is duidelijk geworden hoe het Nederlandse strafrecht voor minderjarigen en de regeling van de DNA-afname en -opslag bij jeugddelinquenten is geregeld. Vervolgens is er onderzocht of de Nederlandse wetgeving omtrent DNA-afname en -opslag in strijd zou kunnen zijn met bepaalde artikelen uit verschillende rechtsinstrumenten. In dit hoofdstuk wordt in het kort omschreven hoe het jeugdrecht eruit ziet in Duitsland en in België. Vervolgens wordt de DNA-afname en -opslag zoals dit is geregeld in deze landen bestudeerd. Per land zal worden afgesloten met een korte conclusie. 3.1 Duits jeugdstrafrecht In 1953 kreeg het Jugendgerichtsgesetz (verder: JGG), dat van toepassing is op jongeren en jongvolwassenen, pas de vorm zoals men het nu kent in Duitsland. 62 In Duitsland is men pas strafrechtelijk vervolgbaar als de leeftijd van veertien jaar is bereikt, volgend uit 19 Strafgesetzbuch (verder: StGB). Tot en met zeventien jaar wordt men gezien als minderjarige, tussen de achttien en eenentwintig jaar als jongvolwassene. 63 Uit 105 JGG volgt dat het jeugdstrafrecht ook kan worden toegepast op jongvolwassenen als zij een feit begaan dat naar algemene voorschriften bedreigd wordt met een straf. Het jeugdrecht in Duitsland heeft als hoofddoel (her)opvoeding en daarnaast als nevendoelen vergelding en preventie. 64 Dit is ook de reden dat de opvoedingsmaatregelen op de eerste plaats komen in het Duitse jeugdstrafrecht. Alleen als deze maatregelen geen uitkomst bieden wordt er over gegaan op de jeugdstraffen. 65 Het schuldbesef is een belangrijk element in het Duitse jeugdstrafrecht. Als er bij de minderjarige geen verantwoordelijkheidsbesef is, dan ontbreekt de schuld. Zonder schuld is de minderjarige niet strafbaar en kunnen er alleen nog civielrechtelijke maatregelen worden genomen tegen deze persoon. 66 Uit art. 5 JGG volgt dat eerst moet worden gekeken of een opvoedingsmaatregel een voldoende straf is voor de minderjarige. Blijkt de opvoedingsmaatregel niet voldoende te 62 Kurtovic & Weijers 2010, p JGG. 64 Kurtovic & Weijers 2010, p Weijers & Imkamp 2011, p JGG. 24

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

DNA-onderzoek bij veroordeelden

DNA-onderzoek bij veroordeelden Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.2.3 DNA-onderzoek bij veroordeelden algemene informatie bronnen ministerie van Veiligheid en Justitie: www.rijksoverheid.nl, januari 2011 brochure de wet DNA-onderzoek

Nadere informatie

Standpunt Defence for Children inzake de afname van DNA-materiaal bij minderjarigen Datum laatste wijziging document: 16 september 2016

Standpunt Defence for Children inzake de afname van DNA-materiaal bij minderjarigen Datum laatste wijziging document: 16 september 2016 Defence for Children ECPAT Postbus 11103 2301 EC Leiden Standpunt Defence for Children inzake de afname van DNA-materiaal bij minderjarigen Datum laatste wijziging document: 16 september 2016 Standpunt

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van );

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van ); BEATRIX Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; Gelet op de artikelen 151a, zesde

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. ;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. ; -` Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2015, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. ; Gelet

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni 2012 Rapportnummer: 2012/101 2 Feiten Verzoekster was werkzaam bij het gerechtshof te Den Haag. Op

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie = POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

Datum: 2 april 2013 3 de Kinderombudsman KOM001/ 2013

Datum: 2 april 2013 3 de Kinderombudsman KOM001/ 2013 1 2 Datum: 2 april 2013 3 4 Inhoudsopgave Afkortingenlijst 3 Hoofdstuk 1: Inleiding 4 Hoofdstuk 2: Casuïstiek 5 Hoofdstuk 3: Kinderrechten 8 Hoofdstuk 4: Wet DNA-V en kinderrechten 12 4.1 Wet DNA-V 12

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Inhoud Inleiding 2 DNA-onderzoek 2 De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden 3 Voor wie? 4 Waar? 6 De afname 7 Hoe lang blijven gegevens bewaard? 7 Voordelen 8 Bezwaar

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers

Inhoud. 1 Inleiding 15 Ido Weijers Inhoud 1 Inleiding 15 2 Geschiedenis van het jeugdstrafrecht 19 2.1 Inleiding 19 2.2 Heropvoeding 21 2.3 Niet het delict maar de toekomst van het kind 24 2.4 Psychologisering van het criminele kind 29

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

DE VOLWASSEN CONSEQUENTIES VAN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN VOOR EEN KIND

DE VOLWASSEN CONSEQUENTIES VAN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN VOOR EEN KIND DE VOLWASSEN CONSEQUENTIES VAN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN VOOR EEN KIND EEN LITERATUURONDERZOEK NAAR DE INACHTNEMING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN MINDERJARIGEN IN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 551 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Deze factsheet heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201112631/1/V2. Datum uitspraak: 22 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

De uitvoering van het jeugdstrafrecht Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Dit memo heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 185 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET 3 april 2003 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 685 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

TOEPASSING VAN DNA-ONDERZOEK BIJ MINDERJARIGE VEROORDEELDEN IN HET LICHT VAN (INTER)NATIONALE BEPALINGEN

TOEPASSING VAN DNA-ONDERZOEK BIJ MINDERJARIGE VEROORDEELDEN IN HET LICHT VAN (INTER)NATIONALE BEPALINGEN TILBURG UNIVERSITY TOEPASSING VAN DNA-ONDERZOEK BIJ MINDERJARIGE VEROORDEELDEN IN HET LICHT VAN (INTER)NATIONALE BEPALINGEN DOOR NICOLE PRIEMS ANR 802526 SCRIPTIE IN DE STRAFRECHTSWETENSCHAPPEN IN HET

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

De positie van het slachtoffer in het strafproces. 3.2. De benadeelde. 3.3. Nabestaanden. 3.4. Splitsing van de vordering door de benadeelde

De positie van het slachtoffer in het strafproces. 3.2. De benadeelde. 3.3. Nabestaanden. 3.4. Splitsing van de vordering door de benadeelde 3. Schadevergoeding (voegen) 3.2. De benadeelde Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen

Nadere informatie

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1 Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd ECLI:NL:HR:2014:381 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-02-2014 Datum publicatie 19-02-2014 Zaaknummer 13/02084 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Het opschrift van de Eerste afdeling van Titel IIIA van het Eerste Boek komt te luiden: EERSTE AFDELING Definities

Het opschrift van de Eerste afdeling van Titel IIIA van het Eerste Boek komt te luiden: EERSTE AFDELING Definities [2 juni 2015] Implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van

Nadere informatie

Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNAafname

Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNAafname Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNAafname bij jeugdigen Prof. mr. drs. M.R. Bruning en mr. M.J.F. Berger 1 Nederland behoort tot één van de Europese landen

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 200702235/2. Datum uitspraak: 1 2 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Ook zet het CBP vraagtekens bij de noodzaak voor het van toepassing verklaren van het gehele hoofdstuk VIII van de AWBZ.

Ook zet het CBP vraagtekens bij de noodzaak voor het van toepassing verklaren van het gehele hoofdstuk VIII van de AWBZ. POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN de Minister van Justitie DATUM 2

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van Juridische Zaken, nr. ;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van Juridische Zaken, nr. ; Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden in verband met de Wet herziening ten nadele Op de voordracht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Rapport Ingetrokken of niet? Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Openbaar Ministerie te Rotterdam,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 421 Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNA-afname bij jeugdigen

Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNA-afname bij jeugdigen Strafblad Je u g d s t r a f r e c h t Recht op privacy van minderjarige delinquenten over justitiële documentatie en DNA-afname bij jeugdigen Prof. mr. drs. M.R. Bruning en mr. M.J.F. Berger 1. Inleiding

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM 18

Nadere informatie

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 24 november 2006 (01.12) (OR. en) 15445/1/06 REV 1 COPEN 119 NOTA van: het voorzitterschap aan: de Raad nr. vorig doc.: 15115/06 COPEN 114 nr. Comv.: COM(2005) 91 def.

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Nadere informatie

INHOUD. Afkortingen / XIII

INHOUD. Afkortingen / XIII INHOUD Afkortingen / XIII HOOFDSTUK 1 Inleiding / 1 1.1 De zin van het jeugdstrafrecht / 1 1.1.1 Strafrechtelijke minderjarigheid / 1 1.1.2 Beperkte en geleidelijk toenemende strafrechtelijke verantwoordelijkheid

Nadere informatie

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens Geldend van t/m heden

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens Geldend van t/m heden Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens Geldend van 01-01-2016 t/m heden Wet van 7 november 2002 tot wijziging van de regels betreffende de verwerking van justitiële gegevens en het stellen van regels

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Onderwerp Voorstel van de wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvootschtiften en

Onderwerp Voorstel van de wet tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvootschtiften en _-(ij PERSOONSG EG EVEN S Aangetekend Aan de Minister van Veiligheid en Justitie De heet drs. S.A.Blok 0 Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Autoriteit Persoonsgegevens Postbus93374,2509AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg3o,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 85 Wet van 28 februari 2013 tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

==================================================================== Artikel 1

==================================================================== Artikel 1 Intitulé : LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van enkele artikelen van het Wetboek van Strafvordering van Aruba (AB 1996 no. 75) inzake de verlening van toevoegingen in strafzaken

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet dieren met het oog op de versterking van het instrumentarium ten behoeve van de opsporing, vervolging en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 ECLI:NL:RBAMS:2017:5462 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-08-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer 13/751411-17 RK-nummer: 17/4077 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

Datum 8 februari 2018 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over het bericht 'Lage straf door trage rechtsgang'

Datum 8 februari 2018 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over het bericht 'Lage straf door trage rechtsgang' > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus 20101 2500 EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus 20101 2500 EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN de minister van Economische Zaken,

Nadere informatie