Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden."

Transcriptie

1 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Een onderzoek naar de strijdigheid van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verhouding tot de gedachtegang van artikel 77a Sr en het IVRK. door Leah Hamans (ANR ) scriptie in de strafrechtswetenschappen te verdedigen tegenover de Examencommissie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Tilburg. (Mr. drs. B. van der Vorm. en Mr. drs. A.L.M. de Brouwer) op Datum afstuderen: 25 juni 2009.

2 Hoofdstuk 1 Inleiding. 1.1 Inleiding. pagina Onderzoeksvraag. pagina Plan van aanpak. pagina 6 Hoofdstuk 2 De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. 2.1 De geschiedenis van het wetsvoorstel DNAonderzoek bij veroordeelden. pagina Memorie van Toelichting op de wet. pagina 10 Hoofdstuk 3 Strijdigheid met enkele fundamentele grondrechten. 3.1` Inleiding. pagina Standpunt kabinet betreffende strijdigheid wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en artikel 7 en 8 EVRM. pagina Kamervragen en kamerantwoorden betreffende strijdigheid wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en artikel 7 en 8 EVRM. pagina Is er nu sprake van schending van artikel 7 en 8 EVRM? pagina 22 Hoofdstuk 4 De positie van minderjarigen in de Nederlandse strafrechtspleging. 4.1 Inleiding. pagina De positie van het kind in de Nederlandse strafrechtspleging door de jaren heen. pagina De gedachtegang achter artikel 77a Sr. pagina 29 Hoofdstuk 5 Het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind. 5.1 Inleiding. pagina Het ontstaan van het IVRK. pagina 33 2

3 5.3 De inhoud van het verdrag. pagina Artikel 40 IVRK pagina Artikel 8 Beijing Rules. pagina 40 Hoofdstuk 6 Rechterlijke uitspraken. 6.1 Inleiding. pagina Bezwaren gegrond. pagina Rechtbank Middelburg, 29 juni pagina Rechtbank Groningen, 25 januari pagina Rechtbank Amsterdam, 14 februari 2006 pagina Bezwaren ongegrond. pagina Rechtbank Amsterdam, 14 februari pagina Rechtbank Rotterdam, 17 november pagina Rechtbank Zutphen, 15 december pagina Rechtbank Leeuwarden, 3 juli pagina Rechtbank Breda, 9 december pagina Cassatie in belang der wet. pagina Hoge Raad 13 mei pagina Rechtbank Amsterdam 27 juni pagina 55 Hoofdstuk 7 Samenvatting en conclusie. 7.1 Inleiding. pagina Samenvatting. pagina Eigen mening. pagina Conclusie: beantwoording onderzoeksvraag en aanbevelingen. pagina 66 Literatuurlijst. pagina 69 Parlementaire stukken. pagina 72 Jurisprudentie. pagina 73 3

4 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Inleiding Op 21 mei 2008 stond er in de Volkskrant een artikel over de Puttense moordzaak. In deze zaak werd de 23-jarige stewardess Christel Ambrosius verkracht en vermoord in het huis van haar oma. Op het been van Christel werd een spermadruppel gevonden. In 1995 werden Wilco Viets en Herman du Bois onterecht veroordeeld voor deze moord. Zij werden gezien als verdachten, omdat ze de middag van de moord door getuigen waren gezien in een Mercedes in de buurt van het huis van de oma van Christel. Echter het DNA dat werd gevonden in de spermadruppel kwam niet overeen met het DNA van Wilco en Herman. Toch werden de twee mannen veroordeeld. In 2002 werd er door het gerechtshof in Leeuwarden na een herziening besloten dat de twee mannen onterecht veroordeeld waren en werden Wilco Viets en Herman du Bois vrijgesproken. In 2008 werd er bekend gemaakt dat een andere man een match had met het DNA dat was achter gelaten op het been van Christel. Deze constatering kwam echter pas een jaar nadat de man zijn DNA had afgestaan. Eén reden hiervoor is dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) nog andere DNA-profielen moest verwerken. 1 De verdachte van de Puttense moordzaak heeft bovendien het proces vertraagd door bezwaar aan te tekenen voor DNA-afname. Hij weigerde om in een DNA-databank opgenomen te worden. In de Volkskrant van 21 mei 2008 wordt hierover het volgende bericht: De man werd in 2005 veroordeeld voor mishandeling van zijn toenmalige vriendin. Toen had hij een groot probleem, want kort daarvoor was een wet van kracht geworden die het mogelijk maakt veroordeelden voor zwaardere delicten, waaronder mishandeling, te verplichten DNA af te staan. 2 Het gaat hier over de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, die net in werking was getreden, toen de verdachte veroordeeld werd voor mishandeling van zijn vriendin. Om die reden zou zijn DNA met reeds gepleegde strafbare feiten vergeleken worden. Echter omdat het NFI van duizenden veroordeelden celmateriaal moest afnemen, kreeg hij pas twee jaar na zijn veroordeling te horen dat er een match was gevonden met de moord op Christel Ambrosius. In maart 2007 moest de Delftenaar wangslijm afstaan en pas op 20 mei 2008 is hij opgepakt door de politie. Volgens de politie bewijst deze arrestatie dat de DNA- 1 Ahli & Van Dongen, Putten-verdachte bungelde drie jaar, De Volkskrant 21 mei Ahli & Van Dongen,

5 databank een succes is. Deze databank is opgericht in 2001, maar komt pas echt tot zijn recht eind Toen werd de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden aangenomen en op 12 januari 2005 is de wet gefaseerd in werking getreden. 3 De Volkskrant vermeldde op 21 mei 2008: Inmiddels zitten er DNA-profielen van personen in en profielen van sporen op de plaats van een misdrijf. De databank koppelt elke week gemiddeld vijftig keer een DNA-profiel uit sporen aan een persoon Onderzoeksvraag De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden van 16 september 2004, trad op 12 januari 2005 in werking. 5 Deze wet bepaalt dat iedereen die veroordeeld is voor een strafbaar feit waarop artikel 67 lid 1 Sv betrekking heeft, verplicht DNA moet afstaan. Hiermee worden alle gevallen bedoeld, waar voorlopige hechtenis van toepassing is. Het DNA profiel wordt dan in een databank opgeslagen en kan zo met reeds begane strafbare feiten worden vergeleken. Deze wet is ingesteld ten behoeve van de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. De wet zou dus ook preventief kunnen werken. Onderzoek zou moeten aantonen of mensen minder snel nog een strafbaar feit plegen, wanneer ze weten dat hun gegevens in een databank opgeslagen zullen worden. Wanneer uit het onderzoek zou blijken dat de wet inderdaad preventief kan werken, klinkt dit als muziek in de oren. Er zitten echter ook wat haken en ogen aan deze wet. Zo moet iedereen die veroordeeld is voor een strafbaar feit waarop artikel 67 lid 1 Sv van toepassing is, verplicht DNA afstaan. De veroordeelde kan wel bezwaar aantekenen op grond van artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, maar dit bezwaar wordt alleen ontvankelijk verklaard als het gericht is tegen het verwerken van het DNA. Hiermee wordt bedoeld het gebruik van het DNA-materiaal van de veroordeelde om reeds gepleegde strafbare feiten op te lossen. Wanneer de veroordeelde recidiveert, kan het DNA ook gebruikt worden om toekomstige strafbare feiten mee te vergelijken. Over de afname zelf kan geen bezwaar worden gemaakt. Bovendien maakt de wet geen onderscheid tussen minderjarige en meerderjarige veroordeelden. Dit staat haaks op de gedachtegang van de Nederlandse rechtsorde. Deze 3 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, Stb. 2004, 465, in werking getreden bij besluit van 12 januari 2005, Stb. 2005, Ahli & Van Dongen, Stb. 2005, 18. 5

6 maakt namelijk op grond van artikel 77a Wetboek van Strafrecht (verder: Sr.) en verder, wel onderscheid. Er kan gesteld worden dat de minderjarige in het Nederlandse strafprocesrecht meer wordt beschermd dan de meerderjarige. Het enkele feit dat de strafmaat voor minderjarigen al veel korter is dan bij meerderjarigen toont aan dat de minderjarige in een bijzondere positie verkeert. Bovendien is er in artikel 40 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (verder: IVRK) vastgesteld dat een kind die als verdachte wordt beschouwd, in alle fasen van het strafprocesrecht moet worden beschermd. De wet DNA-onderzoek wijkt dus af van de nationale wet en van internationale verdragen. De onderzoeksvraag is dan ook: In hoeverre is er sprake van strijd tussen artikel 40 IVRK bij de invoering van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en de gedachtegang achter artikel 77a WvSr? 1.3 Plan van aanpak In het tweede hoofdstuk van deze scriptie zal allereerst de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden grondig bekeken worden. Hiervoor zal de Memorie van Toelichting op de wet van belang zijn. Bovendien zijn er veel kamerstukken met betrekking tot invoering van de wet. Door gedegen onderzoek te doen naar de bedoeling van de wet, kan er een beter beeld gevormd worden over de wet. Ook zijn er enkele grondrechten waarmee de wet mogelijkerwijs mee in strijd is. Hoofdstuk 3 zal achterhalen welke grondrechten in de verdringing komen, sinds de wet is ingevoerd. Bovendien wordt er gekeken wanneer er sprake is van strijdigheid met enkele grondrechten en in hoeverre dit een probleem oplevert voor de wet zelf. In hoofdstuk 4 zal de positie van minderjarigen in het Nederlandse rechtssysteem onder de loep genomen worden. Er zal dan in het bijzonder gekeken worden naar de verhoudingen van minderjarigen en meerderjarigen in het strafrecht. Hierbij komt artikel 77a Sr aan de orde. Aan de hand van deze informatie kan er een beeld gevormd worden over de positie van het kind in de Nederlandse strafrechtspleging. Dit beeld is van belang bij de uiteindelijke beantwoording van de onderzoeksvraag. Vervolgens zal in hoofdstuk 5 het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (verder: IVRK) worden behandeld. Met name artikel 40 IVRK is van belang voor deze scriptie. Dit verdrag waarborgt de rechten van het kind. Na dit hoofdstuk kan er dus beoordeeld worden in hoeverre de wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in overeenstemming is met het IVRK. Hoofdstuk 6 zal de jurisprudentie met betrekking tot 6

7 dit onderwerp behandelen. Er zijn veel bezwaren ingediend door verdachten, maar in dit onderzoek zal er alleen ingegaan worden op de bezwaren door minderjarige verdachten. De uitspraken van de rechters geven goed weer hoe de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in de praktijk tot uiting komt en in hoeverre rechters vinden dat de wet in strijd is met het IVRK. Dit is zeer belangrijk voor de uiteindelijke beantwoording van de onderzoeksvraag. Deze volledige beantwoording van de onderzoeksvraag zal plaatsvinden in het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 7, waar ook de samenvatting en aanbevelingen worden geformuleerd. 7

8 Hoofdstuk 2: De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden 2.1 Geschiedenis van het wetsvoorstel DNA-onderzoek bij veroordeling Vanaf 1994 werd DNA gebruikt in strafzaken. Dit DNA werd dan vergeleken met DNA dat op de plaats van het delict was aangetroffen. Vanaf 1994 zijn de technische mogelijkheden enorm gegroeid. Tegenwoordig kan er uit veel kleinere celmaterialen DNA worden geselecteerd en doordat de kwaliteit van de DNA-profielen is verbeterd, levert dit betere resultaten op bij DNA-vergelijking. Door deze vooruitgangen moest de wetgeving rondom DNA ook mee veranderen. Het afnemen van DNA werd steeds vaker ingezet bij de opsporing van strafbare feiten, mede omdat de kwaliteit van het DNA-profiel met sprongen vooruit ging. Hierdoor ontstond er medio 1999 vanuit de samenleving een roep naar een grootscheepse DNA-databank, waardoor onschuldigen kunnen worden vrijgepleit en daders kunnen worden gevonden en veroordeeld. 6 Naar aanleiding van deze ontwikkelingen is er een wetsvoorstel opgesteld om het toepassen van DNA in strafzaken te kunnen verruimen. 7 In dit wetsvoorstel wordt besloten dat DNA afgenomen kan worden in de gevallen dat iemand wordt verdacht van een misdrijf waarop voorlopige hechtenis is toegelaten. Door dit wetsvoorstel zal de effectiviteit van de opsporing door middel van DNA kunnen verbeteren. Niet alleen komt dat door de verlaging van de grens voor gedwongen DNA-afname naar misdrijven waarop vier jaar of meer gevangenisstraf staat, maar door het wetsvoorstel kan er al DNA afgenomen worden als dat in belang van het onderzoek is. Hierdoor zal het aantal DNA-profielen aanzienlijk stijgen in de databank. De Tweede Kamer maakt zich wel zorgen over het gebruik van het DNA. Deze mag namelijk alleen een strafrechtelijk doel dienen. Dat wil zeggen dat DNA-onderzoek slechts gericht mag zijn op het vergelijken van DNA-profielen of het vaststellen van uiterlijke waarneembare persoonskenmerken van een onbekende verdachte (art. 138a Sv). Op 2 mei 2000 komt de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing (verder: CRS) en het College van Advies voor de Justitiële Kinderbescherming met een advies 8 waarin de toepassing van DNA-afname wordt besproken bij mensen die al gestraft zijn. Dit betreft mensen die veroordeeld zijn voor ernstige geweldsdelicten en zedenmisdrijven en die hun straf hebben uitgezeten. Er kan dus gesteld worden dat hier voorbij wordt gegaan aan het 6 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p Kamerstukken II 1999/00, 26271, nr. 6, p Kamerstukken II 1999/ VI, nr

9 vereiste dat DNA in de onderzoeksfase wordt gebruikt. In het advies komt wel naar voren dat aan een tweetal vereisten moet worden voldaan, voordat men DNA mag afnemen van veroordeelden. Er kan slechts DNA afgenomen worden als dit niet in de opsporingsfase heeft plaatsgevonden en de DNA-afname moet een preventief effect hebben op het gedrag van de veroordeelde. Met andere woorden: door de afname van DNA moet de kans kleiner worden dat hij nogmaals de fout zal ingaan. Het afgenomen DNA kan vervolgens vergeleken worden met DNA van eerdere zaken. Hierbij ligt allereerst de prioriteit bij ernstige levens- en zedendelicten. Vanwege het feit dat het NFI het enorm druk heeft met alle zaken waar DNA vergeleken moet worden, worden eerst alleen de ingrijpende zaken behandeld. In het advies van de CRS en het College van Advies voor de Justitiële Kinderbescherming komt naar voren dat de wet verder wel ingevoerd zal worden voor alle gevallen waarop voorlopige hechtenis is toegestaan. De CDA-fractie betwijfelt echter of dit wel voldoende is. Bepaalde delicten zoals zwaar lichamelijk letsel door schuld (art 308 Sr) vallen buiten de wet DNAonderzoek bij veroordeelden, omdat op deze delicten geen voorlopige hechtenis is toegestaan. De CDA-fractie refereert hierbij naar enkele buurlanden, als Engeland en Duitsland, waarbij DNA praktisch altijd afgenomen kan worden bij delicten waarvoor gevangenisstraf mogelijk is. 9 Als reactie op dit vraagstuk wordt gesteld dat in Nederland alle maatregelen die in het belang zijn van het onderzoek, zoals het nemen van vingerafdrukken niet ter identificatie, tegen de wil van de verdachte kunnen worden toegepast. De grens voor het tegen de wil van de verdachte afnemen van vingerafdrukken, voorzover deze maatregel is gericht op het koppelen van de verdachte aan het strafbare feit, staat in artikel 61a lid 1 sub b jo. lid 2 Sv. 10 Vingerafdrukken nemen om daarmee de identiteit van de verdachte vast te stellen, kan in het belang van het onderzoek worden bevolen (art. 61a lid 1 Sv) en kan worden toegepast bij onderzoek naar strafbare feiten waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegestaan. 11 De Tweede Kamer stelt dat een verlaging van de grens voor toepassing van DNAonderzoek naar een aantal geweldsdelicten en culpoze delicten die met minder dan vier jaar gevangenisstraf worden bedreigd dan wel naar alle strafbare feiten waarop gevangenisstraf staat, een niet goed te onderbouwen doorbreking vormt van het systeem 9 Kamerstukken II 1999/00, 26271, nr. 9, p Kamerstukken II 1999/00, 26271, nr. 9, p Stamhuis 2007 (T&C Sv), art. 61a Sv, aant. 2. 9

10 van het Wetboek van Strafvordering en reeds daarom niet wenselijk is. 12 Bovendien levert een DNA-onderzoek een zwaardere inbreuk op de lichamelijke integriteit op dan het nemen van vingerafdrukken. Voor het afnemen van vingerafdrukken, niet ter identificatie, moet iemand al verdacht zijn van een strafbaar feit waarop inverzekeringstelling is toegestaan. Dan kan DNA-onderzoek, dat veel ingrijpender is, niet toegepast worden bij personen die veroordeeld zijn voor minder zware strafbare feiten. Uit het advies van het CSR en het College van Advies voor de Justitiële Kinderbescherming komt dus naar voren dat een wettelijke regeling voor DNA-onderzoek bij veroordeelden verantwoord zou zijn, wanneer er sprake was van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven. Met andere woorden: zij vinden het toepassen van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden op alle gevallen waar voorlopige hechtenis is toegestaan, te zwaar. Beide adviesorganen zijn echter wel van mening dat de rechter bevoegd is om te beslissen ten tijde van de veroordeling of de veroordeelde zijn DNA moet afstaan. Aan de hand van deze adviezen en de enorme roep vanuit de samenleving en de media naar verbetering rondom de wetgeving over DNA-onderzoek in strafzaken besluit de toenmalige Minister van Justitie Donner een wetsvoorstel in te dienen ter verruiming van het gebruik van DNA. Op 12 januari 2005 is de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden gefaseerd in werking getreden. 13 Dit houdt in dat de wet eerst voor enkele ernstige gewelds- en zedendelicten zal gelden, maar later voor alle gevallen waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. 2.2 Memorie van Toelichting op de wet Op 16 september 2004 trad de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden 14 in werking. Aan dit wetsvoorstel zijn veel kamerstukken gewijd. De achterliggende gedachte van de wet is dat volgens de Tweede Kamer het afnemen van DNA bij veroordeelden veel voordelen oplevert. Zo zorgt de wet voor een betere veiligheidsbeleving in de Nederlandse samenleving. De maatschappij is namelijk altijd geschokt als iemand die al veroordeeld is geweest, opnieuw een ernstig strafbaar feit pleegt. Door middel van deze wet kan zo iemand veel sneller opgespoord worden, omdat zijn DNA-profiel al bij de eerdere veroordeling in de DNA-databank terecht is gekomen. Dit levert veel minder 12 Kamerstukken II 1999/00, 26271, nr. 9, p Stb. 2005, Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, Stb

11 maatschappelijke onrust op. Bij het nieuw gepleegde strafbare feit moet dan wel DNA zijn achterbleven door de verdachte. Een ander voordeel van het inmiddels inwerking getreden wetsvoorstel is dat onopgeloste zaken kunnen worden vergeleken met DNA-profielen die in de databank opgenomen zijn. Hierdoor kan bij enkele uitzichtloze oudere zaken, maar ook recentere onopgeloste zaken, een dader opgespoord worden. Bovendien staat er in de Memorie van Toelichting 15 dat er een onderzoek heeft plaatsgevonden, dat heeft uitgewezen dat wanneer de pakkans vergroot wordt dit een afschrikwekkend effect heeft voor criminelen. 16 Dit onderzoek is niet specifiek gericht op DNA, maar de regering oordeelt dat het wel betrekking heeft op dezelfde soort gevallen. De wet zou namelijk een preventieve werking hebben, doordat mensen minder snel de fout in zullen gaan als ze weten dat hun DNA in een databank zit. Aan het wetsvoorstel van de Tweede Kamer zitten ook nadelen verbonden. Zo maakt de wet inbreuk op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van burgers. Buiten dat bestempelt de wet ook elke veroordeelde als recidivist. Het opnemen van hun DNA is namelijk bedoeld om te vergelijken met reeds begane en toekomstige strafbare feiten. Dit uitgangspunt staat het resocialisatiebeginsel in de weg. De gedachte luidt: dat wanneer mensen denken dat ze gezien worden als crimineel, ze zich ook gaan gedragen als crimineel. Toch besluit de regering hieraan voorbij te gaan. In de MvT op de wet stelt de regering dat de veroordeling de grondslag vormt van het DNA-onderzoek. Het directe onderzoeksbelang bij veroordeelden ontbreekt dus, en hierdoor kunnen er principiële bezwaren bij de afname van DNA ontstaan. Namelijk het algemeen strafvorderlijke uitgangspunt is dat dwangmiddelen die een inbreuk maken op de lichamelijke integriteit alleen bij verdenking van een strafbaar feit mogen worden toegepast en indien het onderzoek er belang bij heeft. Het gebruik van het dwangmiddel moet dus relevant zijn voor het onderzoek. Door het loslaten van het onderzoeksbelang bij de afname van DNA, worden er minder strenge eisen gesteld aan dit dwangmiddel. Dit kan disproportioneel zijn. Echter de regering oordeelt dat toepassing van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden toch rechtvaardig is, omdat de mensen die verplicht DNA moeten afstaan in staat zijn een ernstig feit te plegen. 17 Hiermee bedoelt de regering dat wanneer mensen zulke ernstige 15 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p Tulder, `Economische bijdrage op het gebied van de criminologie, Tijdschrift voor criminologie 2000/3, p Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p.2. 11

12 strafbare feiten kunnen plegen, dan hebben ze het in zich om dit nogmaals te doen. De vraag is echter of hier wel echt sprake van is. De wet wordt namelijk gefaseerd ingevoerd. De eerste fase is voor ernstige zeden- en geweldsdelicten. De wet wordt later toegepast voor alle gevallen waarvoor voorlopige hechtenis openstaat. Hieronder vallen vele delicten, die niet ernstig genoeg zijn om met zekerheid te kunnen stellen dat de dader het nogmaals zal doen. Bij het opstellen van het wetsvoorstel werd allereerst bepaald dat DNA-onderzoek bij iedereen zou plaatsvinden die veroordeeld was, ongeacht de hoogte van de straf of maatregel. 18 In de Memorie van Toelichting komt echter naar voren dat dit is heroverwogen, nadat de NOvA en het College van Procureurs-generaal een ander advies 19 hadden gegeven. Het afnemen van DNA is zo een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dat het niet proportioneel zou zijn, als het bij elke veroordeelde zou worden toegepast. Zij zijn van mening dat het alleen mag gelden voor veroordeelden van een vrijheidsbenemende straf of vrijheidsbenemende maatregel. De NOvA spreekt over een vrijheidsbenemende straf met een onvoorwaardelijk deel van tenminste één jaar. Het College spreekt niet over een minimale duur, maar stelt wel dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden alleen voor veroordeelden van een vrijheidsbenemende straf zou moeten gelden. Echter hier tegenover staat het standpunt dat bij de toepassing van DNA-onderzoek bij veroordeelden er juist zo min mogelijk naar de duur van de straf of maatregel gekeken moet worden. Dit omdat in het Nederlandse strafrecht de rechter de hoogte van de straf erg laat afhangen van de omstandigheden per geval. De regering oordeelt hierdoor dat de wet niet alleen toegepast kan worden bij veroordeelden van een vrijheidsbenemende straf. Toch is de regering het op enkele punten met de adviesorganen eens. Er moet een beperking op de wet worden aangebracht vanuit het oogpunt van proportionaliteit. Deze beperking houdt in dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden niet geldt voor personen die geen straf hebben opgelegd gekregen, of enkel een geldboete hebben gekregen of een strafrechtelijke maatregel van financiële aard. 20 De wet geldt dus wel voor mensen die zijn veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf of taakstraf of TBS met voorwaarden, dan wel TBS met dwangverpleging (art. 38 jo. 37a jo. 37b Sr). Ook mensen die zijn veroordeeld tot een plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden (ISD-maatregel, art. 38m Sr), 18 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p NOvA, `Verkenning DNA-onderzoek in strafzaken vanuit wetgevings- en juridisch perspectief. 20 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p.9. 12

13 kunnen het bevel krijgen DNA af te staan. Artikel 8 lid 1 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden noemt alle gevallen, waarop de wet van toepassing is. De wet geldt ook expliciet voor minderjarigen die zijn veroordeeld voor een vrijheidsbenemende straf zoals bedoeld in artikel 77h lid onder a Sr dan wel een vrijheidsbenemende maatregel zoals beschreven is in artikel 77s Sr. De wet geldt dus niet alleen voor veroordeelden, maar ook voor mensen die zijn ontslagen van alle rechtsvervolging en die tevens een maatregel hebben opgelegd gekregen zoals beschreven in artikel 37, 37a juncto 37b, 38, 38m. Dat het wetsvoorstel ook betrekking heeft op personen waarvan vaststaat dat het delict hen niet kan worden toegerekend, geeft aan dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden niet als een straf zoals in artikel 1 Sr staat, kan worden aangemerkt. Namelijk artikel 1 Sr stelt dat iemand alleen gestraft kan worden, als zijn gedragingen strafbaar gesteld kunnen worden. Echter in deze situatie worden mensen ook verplicht DNA af te staan, terwijl hun gedraging door de rechter niet als strafbaar wordt betiteld, bijvoorbeeld omdat er een strafuitsluitingsgrond is. Het afstaan van DNA is dus geen straf. Hoewel DNA-onderzoek bij veroordeelden gezien kan worden als een opsporingsmiddel, is er toch voor gekozen deze wet niet in het Wetboek van Strafvordering te plaatsen. De regering oordeelt namelijk dat de wet niet goed past in het WvSv. Het DNA-onderzoek heeft geen betrekking op de opheldering van concrete verdenkingen, omdat de afname na de veroordeling plaatsvindt. Bovendien is het verwerken van de DNA-profielen niet gekoppeld aan strafvorderlijke onderzoekshandeling. 21 Artikel 2 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden stelt dat van een veroordeelde, wegens een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv, door de Officier van Justitie beveelt kan worden dat diegene celmateriaal moet afstaan, ten behoeven van het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel. Dit zijn alle personen die zijn veroordeeld voor een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (art. 67 lid 1 Sv). Op deze regel heeft de wetgever twee uitzonderingsmogelijkheden opgesteld (art 2 lid 1 sub a en sub b Wet DNAonderzoek bij veroordeelden). Echter deze hebben een zeer beperkte reikwijdte. De twee uitzonderingsgronden zijn: ten eerste de situatie waarbij iemands zijn DNA al verwerkt is, op grond van artikel 151a of 195a Sv, dan wel op grond van artikel 23 Wet bescherming persoonsgegevens. De tweede uitzonderingsgrond heeft betrekking op gevallen waarbij de afname van DNA niet relevant zal zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en 21 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p.4. 13

14 berechting van strafbare feiten van de veroordeelde, vanwege de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf gepleegd is. Denk hierbij aan delicten waar DNA-afname niet proportioneel zou zijn, zoals meineed of valsheid in geschrifte. Echter het artikel geldt niet alleen voor bepaalde misdrijven, maar ook voor situaties waarbij de kans dat de veroordeelde nog een keer in de fout zal gaan, extreem klein is. Bijvoorbeeld gevallen waarbij de veroordeelde door het strafbare feit zelf ook lichamelijk gehandicapt is geworden. Er is dan een hele kleine kans dat de veroordeelde nogmaals een strafbaar feit zal plegen. Er moet wel voorzichtig omgesprongen worden met de beoordeling of er sprake is van een recidivegevaar. De Tweede Kamer stelt dat de uitzonderingsgrond verder gaat dan de feitelijke onmogelijkheid dat iemand recidiveert, maar dat er altijd een objectieve waardeerbare omstandigheid vereist is. Enkel berouw of een belofte van de veroordeelde is onvoldoende. Het is heel moeilijk om in abstracto aan te geven wanneer er sprake is van een klein of een groot recidivegevaar, daarom zal de tweede uitzonderingsgrond (art 2 lid 1 sub b Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) door toepassing in concrete gevallen, aan de hand van de omstandigheden en de persoon van de veroordeelde, door beoordeling van de Officier van Justitie en de rechter nader gestalte krijgen. 22 Bovendien geeft Minister Donner zelf in MvT aan dat de wet het resocialisatiebeginsel tegen werkt. Zo stelt hij: Naast de inbreuken die op de grondrechten van de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer worden gemaakt, is inherent aan het wetsvoorstel dat de veroordeelden om wie het gaat min of meer nadrukkelijk als potentiële recidivisten worden benaderd. Deze benadering van veroordeelden levert enige spanning op met het resocialisatiestreven. 23 Echter deze spanning met het resocialisatiebeginsel wordt gerechtvaardigd volgens hem, omdat het belang om de maatschappij te beschermen tegen misdrijven opweegt tegen het belang van de veroordeelden. Bij deze afweging speelt het feit dat de nadelen van DNA-afname kunnen worden beperkt door het DNA op de minst ingrijpende wijze af te nemen, namelijk door de afname van wangslijmvlies, en zo snel mogelijk na de veroordeling. Verder in de MvT stelt de wetgever dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden geen concreet recidivegevaar vereist. Ten eerste is het heel moeilijk om te beoordelen of er sprake is van recidivegevaar. Voor gewelds- en zedendelicten kan er gekeken worden naar een analyse van de WODC- 22 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p

15 Recidivemonitor. Hieruit komt voort dat meer dan vijftig procent van de mensen die veroordeeld zijn tot een ernstig geweldsdelict binnen vijf jaar opnieuw met justitie in aanraking komt. Bij plegers van een zedenmisdrijf ligt het percentage op veertig procent. De tweede reden waarom er geen concreet recidivegevaar is, vereist bij de toepassing van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is omdat een deel van de wet betrekking heeft op het oplossen van reeds gepleegde strafbare feiten. Het inschatten van recidivegevaar heeft daar niets mee te maken. 24 Concluderend kan er gesteld kunnen worden dat de regering van mening is dat de wet voldoet aan het proportionaliteitsbeginsel, omdat de veroordeling de grondslag vormt van de DNA-afname. Dat deze afname een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer wordt door de regering gerechtvaardigd, omdat het in het belang is van het opsporen, vervolgen en berechten van reeds gepleegde en toekomstige strafbare feiten. Er kan dus gesteld worden dat er een verplaatsing is ontstaan van het vereiste dat er sprake moet zijn van een verdenking van een strafbaar feit ex art. 27 Sv naar het vereiste dat iemand veroordeeld moet zijn door een strafrechter. Met andere woorden: het wetsvoorstel verruimt de mogelijk tot afname van DNA door deze toe te staan aan personen die al veroordeeld zijn. 25 Wel geeft Minister Donner aan dat er de wet spanning oplevert met het resocialisatiebeginsel. Echter deze spanning wordt gerechtvaardigd, omdat het algemeen maatschappelijk belang om de maatschappij tegen ernstige stafbare feiten te beschermen, zwaarder weegt dan de belangen van de veroordeelde. 24 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p Kamerstukken II 2002/03, 28685, A blz

16 Hoofdstuk 3: Strijdigheid met enkele fundamentele grondrechten 3.1 Inleiding In deze scriptie wordt de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden vergeleken met artikel 40 IVRK en artikel 77a Sr, om zo te achterhalen of er sprake is van strijdigheid met deze verdragsbepaling en dit artikel. Echter buiten deze problematiek om, zijn er nog meer heikele punten met betrekking tot de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. In dit hoofdstuk wordt er kort een tussenstap gemaakt naar andere mogelijke problemen met de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Hiervoor is gekozen, zodat er een completer beeld gevormd kan worden over de wet. De Tweede Kamer gaf in de MvT aan dat de wet strijd op kan leveren met bijvoorbeeld de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van de verdachte. Kortom, de wet zou in strijd kunnen zijn met enkele fundamentele grondrechten. Of deze mogelijke strijdigheid kan worden gerechtvaardigd, zal allereerst beantwoord worden aan de hand van de visie van het kabinet. Vervolgens zullen de standpunten van Kamerleden aan de orde komen. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal mijn eigen mening naar voren komen. 3.2 Standpunt kabinet betreffende strijdigheid wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en artikel 7 en 8 EVRM. De Nederlandse samenleving bestaat uit belangrijke normen en waarden, zoals de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam (art. 10 en art. 11 Gw). Deze zijn vastgelegd in wetten en verdragen om zo de samenleving te beschermen. Grondrechten zijn opgedeeld in klassieke en sociale grondrechten. Van een klassiek grondrecht is sprake wanneer door de overheid iets wordt verboden. Sociale grondrechten moeten ervoor zorgen dat de overheid iets doet, een prestatieplicht. 26 In internationale verdragen komen deze grondrechten ook naar voren. De klassieke grondrechten bevinden zich in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder: EVRM) en het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (verder: IVBPR). Het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (verder: IVRK) behandelt alle rechten en plichten met betrekking tot kinderen. 26 Vlemminx, 2002, p

17 In hoofdstuk 6 van de Memorie van Toelichting over de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden 27 (verder: MvT) wordt een aantal grondrechten genoemd, die door invoering van de wet in de verdrukking zouden komen. De regering maakt onderscheid tussen de situatie waar personen al veroordeeld waren voor de inwerkingtreding van de wet en mensen die na de wet worden veroordeeld. In het geval dat personen veroordeeld worden na de inwerkingtreding van de wet, stelt de regering dat er twee grondrechten in het geding zijn. 28 Allereerst is er het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam, beschreven in artikel 11 van de Grondwet en artikel 8 EVRM. Ten tweede is er sprake van een mogelijke schending van het recht op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dit komt naar voren in artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM en artikel 17 IVBPR. Er is sprake van schending van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam wanneer er DNA-materiaal afgenomen wordt. Echter, zo stelt de Tweede Kamer, de artikelen 11 Grondwet en 8 EVRM hebben een beperkingclausule. Met andere woorden: het recht op onaantastbaarheid van het lichaam mag bij wet beperkt worden, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Zo staat er in artikel 8 lid 2 EVRM dat de beperking een legitiem doel moet dienen. Bovendien moet de beperking ook noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Dit houdt in dat de inbreuk zo min mogelijk ingrijpend mag zijn en dat er controle op de inbreuk is. In de MvT stelt de regering dat met de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is voldaan aan de vereisten opgesomd in artikel 8 lid 2 EVRM. De wet dient een legitiem doel, namelijk het opsporen en berechten van strafbare feiten van veroordeelden. Onder een legitiem doel valt volgens art. 8 EVRM onder andere het voorkomen van strafbare feiten. Wanneer de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt bekeken aan de hand van het arrest Niemitz 29 van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (verder: EHRM) kan gesteld worden, dat de wet een legitiem doel dient. Bovendien kan er volgens de Tweede Kamer gesteld worden dat er voldaan is aan het noodzakelijkheidvereiste. De overheid heeft tot plicht ervoor te zorgen dat daders zo snel mogelijk worden opgepakt, zodat de maatschappij beschermd kan worden tegen hun handelen. DNA is hier uiterst geschikt voor, omdat er geen ander opsporingmiddel zo eenvoudig kan controleren of er een match is tussen de sporen op de plaats van het delict en het DNA van de desbetreffende 27 Kamerstukken II 2002/03, , nr Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p EHRM 16 december 1992, NJ 1993,

18 persoon. Met andere woorden: de inbreuk die DNA zou maken op het recht op onaantastbaarheid van het lichaam wordt gerechtvaardigd door het algemeen belang van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. 30 Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer komt in het geding bij verwerking van het DNA-materiaal en het bewaren hiervan. Wat betreft beperkingen op dit grondrecht gelden dezelfde eisen als bij het recht op de onaantastbaarheid van de persoonlijke levenssfeer. De regering is van mening dat er is voldaan aan deze eisen door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). In deze wet staan algemene regels opgeschreven, die betrekking hebben op het verwerken van persoonsgegevens. Daarnaast staat er in artikel 2 lid 5 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden dat DNA-profielen slechts verwerkt mogen worden voor de voorkoming, opsporing, berechting en vervolging van strafbare feiten. Bovendien worden krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld aan de verwerking van DNA-profielen. Artikel 8 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is van toepassing op personen die voor de inwerkingtreding van de wet al veroordeeld waren tot een vrijheidsbenemende straf of vrijheidsbenemende maatregel. De vraag is hoe artikel 7 en 8 EVRM samen gaan met dit artikel. Artikel 7 EVRM spreekt namelijk over het feit dat er geen zwaardere straf mag worden opgelegd dan welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Het afnemen van DNA bij personen die al voor het strafbare feit zijn veroordeeld, kan gezien worden als een schending van artikel 7 EVRM. De voormalige hoogleraar De Hullu en hoogleraar Lawson hebben zich over het vraagstuk gebogen of het afnemen van DNA kan worden gezien als een straf zoals beschreven in artikel 7 EVRM. Ook het Europese Hof hanteert een aantal criteria, waarmee gekeken wordt of er sprake is van een straf. Het Hof kijkt hiervoor naar hun jurisprudentie in de zaken Welch, 31 Jamil 32 en Adamson. 33 De volgende criteria komen hierin naar voren: allereerst kijkt het Hof of de opgelegde sanctie op een veroordeling wegens een strafbaar feit volgt en ook afhankelijk is. Daarna wordt er naar de aard en het doel van de sanctie gekeken. Vervolgens is de categorisering van de sanctie naar nationaal recht van belang. Daarna bestudeert het Hof de procedures die zijn gevolgd bij de oplegging en de tenuitvoerlegging van de sanctie. Als 30 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p EHRM 9 februari 1995, NJ 1995, EHRM 8 juni1995, NJ 1999,1. 33 EHRM 7 januari 1999, no /98. 18

19 laatste komt de ernst van de sanctie aan bod. 34 Al deze criteria van het Hof zijn niet echt helder. Toch kan er gesteld worden dat het in de kern gaat om de vraag of een sanctie punitief van aard is en ingrijpend. De Hullu en Lawson oordelen allebei dat DNAonderzoek bij veroordeelden niet als een punitieve sanctie gezien kan worden. DNAonderzoek is niet ingrijpend genoeg, dat het als een straf zoals in artikel 7 EVRM staat, gezien kan worden. Bovendien kan DNA-onderzoek bij veroordeelden niet naar Nederlands recht als een straf worden gezien, aangezien er geen sprake van leedtoevoeging is. Samenvattend kan er gesteld worden dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden volgens de regering en de hoogleraren De Hullu en Lawson geen schending oplevert van artikel 7 EVRM. Artikel 8 lid 2 EVRM spreekt over de voorzienbaarheid van inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. In de MvT staat dat er een inhoudelijke kwaliteitseis aan dit criterium verbonden zit: de wettelijke bepaling die een inbreuk op een fundamenteel recht toestaat, dient helder en eenduidig te zijn, zodat de justitiabele weet waar hij aan toe is. 35 De regering oordeelt dat deze voorzienbaarheid is ingesteld, om willekeurig overheidsoptreden tegen te gaan. De burger moet weten wat de consequenties zijn van zijn handelen. Met andere woorden: de burger moet weten of zijn handelen strafbaar is of niet. Echter de regering oordeelt dat dit voorzienbaarheidsvereiste niet geldt bij de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Dit omdat het handelen sowieso al strafbaar is, ongeacht of er nu DNA afgenomen wordt. Concluderend kan er gesteld worden aan de hand van de MvT dat de regering van mening is, dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden geen schending oplevert met fundamentele grondrechten, zoals artikel 7 en 8 EVRM. 3.3 Kamervragen en kamerantwoorden betreffende strijdigheid wet DNA-onderzoek bij veroordeelden en artikel 7 en 8 EVRM In de MvT legt het kabinet uit hoe ze de problemen die de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden oplevert met enkele grondrechten, heeft opgelost. Er wordt tot de conclusie gekomen dat het wetsvoorstel geen schending van fundamentele grondrechten, zoals artikel 7 en 8 EVRM, oplevert. Echter de Tweede Kamer heeft hier toch nog zijn twijfels bij. In het kamerstuk van 10 maart komt dit in hoofdstuk 6 naar voren. Vooral met 34 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p Kamerstukken II 2002/03, , nr. 3, p Kamerstukken II 2002/03, , nr

20 betrekking tot de onmiddellijke werking hebben Kamerleden nogal wat vragen. De LPFfractie stelt dat de regering is mee gegaan met het standpunt van de oud-hoogleraar De Hullu, met betrekking tot het vereiste van voorzienbaarheid uit artikel 8 EVRM. Echter aan het standpunt van hoogleraar Lawson wordt voorbij gegaan. Hij stelt dat het vereiste van voorzienbaarheid, zoals beschreven in de Straatsburgse jurisprudentie niet strookt met de onmiddellijke werking van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Onmiddellijke werking houdt in, dat de wet niet alleen geldt voor situaties die na de inwerkingtreding voorvallen, maar de wet is ook van toepassing op hetgeen wat reeds bij de inwerkingtreding van de wet geldt. Hieronder worden dus bestaande rechtsverhoudingen en rechtsposities bedoeld. Onmiddellijke werking of rechtstreekse werking is de hoofdregel in het overgangsrecht. Dat wil zeggen dat wanneer er geen overgangsregeling getroffen is, er sprake is van onmiddellijke werking van de wet. De LPF is bang dat de regering commentaar zal krijgen van het Europese Hof op de onmiddellijke werking van de wet. Ook Groenlinks trekt zijn twijfels bij de toepassing van de wet op personen die al veroordeeld zijn op het moment dat wet inwerking treedt. Namelijk, zo stelt de fractie van Groenlinks, die personen worden geconfronteerd met een nieuwe strafrechtelijke maatregel die inbreuk maakt op hun grondrechten. 37 Ook al staat er in de adviezen van De Hullu en Lawson dat de wet geen schending oplevert met artikel 7 EVRM, de fractie van Groenlinks kan zich situaties voorstellen waarbij de afname van DNA bij mensen die reeds veroordeeld zijn, een onevenredig zware maatregel betreft. Bovendien stelt de Christenunie, is de wet ingevoerd vanwege de redelijke grote kans dat mensen nogmaals een strafbaar feit plegen. Er is gebleken dat deze kans het grootst is bij mensen die een ernstig gewelds- of zedendelict hebben gepleegd. Echter de wet wordt ook ingesteld voor mensen die enkel voor een taakstraf zijn veroordeeld. De regering besluit dat alleen mensen die na inwerkingtreding van de wet tot een taakstraf worden veroordeeld verplicht DNA moeten afstaan. Mensen die dus voor de invoering van de wet tot een taakstraf worden veroordeeld, hoeven geen DNA af te staan. Waarom maakt de regering onderscheid tussen deze twee partijen? Als reactie op deze vragen van de Tweede Kamer geeft Minister Donner van Justitie antwoord. De LPF vraagt zich af waarom de regering slechts voor het standpunt van de 37 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 4, p

21 oud-hoogleraar De Hullu heeft gekozen, terwijl hoogleraar Lawson aangeeft dat de onmiddellijke werking van de wet niet strookt met de voorzienbaarheidseis in de Straatsburgse jurisprudentie. Minister Donner beantwoordt deze vraag als volgt: De regering acht de interpretatie van het voorzienbaarheidsvereiste van artikel 8, tweede lid, EVRM, waarvan in het wetsvoorstel wordt uitgegaan, de meest aannemelijke. Het voorzienbaarheidsvereiste wil in de kern bescherming tegen willekeurig overheidsoptreden garanderen. Deze bescherming wordt geboden doordat op het moment dat de overheid celmateriaal voor DNA-onderzoek van een veroordeelde afneemt, een wet van toepassing is waaraan dit overheidshandelen kan worden getoetst. 38 Met andere woorden: de regering gaat uit van het feit dat de overheid wettelijk handelt, omdat op het moment van de DNAafname er een wet is, die dit legitimeert. Voor het feit dat de veroordeelde er op het moment van zijn veroordeling geen weet van heeft dat hem in een later stadium DNA afgenomen zal worden, verklaart de regering dat het plegen van een misdrijf sowieso niet toegestaan is. Het feit dat hij nu DNA-materiaal moet afstaan, doet hier niets aan af. Bovendien stelt de regering dat de wet geen leedtoevoeging berokkend, omdat de afname geen straf is. Mijn vraag is echter of een veroordeelde dit ook zo ervaart. Kan er niet gesteld worden dat de wet preventief werkt? Met andere woorden: plegen mensen minder snel een strafbaar feit als ze weten dat ze in een DNA-database komen? Als dat het geval is, dan hadden de veroordeelden die voor de invoering van de wet een misdrijf pleegden, misschien het strafbare feit wellicht niet gepleegd. Echter het klakkeloos van de regering stellen dat de wet geen schending oplevert met het voorzienbaarheidsvereiste, omdat de veroordeelden sowieso al geen strafbare feiten had mogen plegen, lijkt mijn inziens wat kort door de bocht. Wel geeft de regering aan dat er voor is gekozen om het standpunt van oudhoogleraar De Hullu te volgen, omdat deze aansluit bij het in Nederland geldende strafvorderlijke overgangsrecht. Wanneer er voor het standpunt van hoogleraar Lawson gekozen was, zou dit ingrijpende veranderingen in het overgangsrecht teweegbrengen. 39 De overheid was van mening dat de belangrijkste reden om te kiezen voor onmiddellijke werking van de wet, is dat dit het beste aansluit bij het doel van de wet. Namelijk het voorkomen van strafbare feiten. Als alle veroordeelden van ernstige misdrijven pas in een DNA-databank kunnen worden opgenomen, wanneer ze weer in de fout gaan, loopt de 38 Kamerstukken II 2002/03, , nr. 5, p Kamerstukken II 2002/03, , nr. 5, p

22 overheid achter de feiten aan. Het zou niet in het belang zijn van de toekomstige slachtoffers, als er gewacht zou worden met de afname van DNA. Op de vraag van Groenlinks of de wet in sommige gevallen niet onevenredig zwaar uitvalt, antwoordt minister Donner ontkennend. In het Nederlandse strafstelsel wordt er vanuit gegaan, dat alle gevallen opgesomd in artikel 67 lid 1 Sv ernstige misdrijven zijn. De fractie van Groenlinks koppelt de DNA-afname aan de hoogte van de straf, maar daar gaat het wetsvoorstel niet vanuit. Er wordt besloten dat alle misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis openstaat, gevallen zijn waar DNA-afname toegestaan is, ongeacht de hoogte van de straf. Als reactie op de vraag waarom de regering onderscheid maakt tussen mensen die veroordeeld zijn voor een taakstraf voor en na invoering van de wet, zegt de regering dat DNA-afname bij reeds veroordeelden van te ingrijpende aard is om dit ook voor veroordeelden tot een taakstraf te laten gelden. Met andere woorden: de regering geeft hier aan dat DNA-afname bij reeds veroordeelden dus wel ingrijpend van aard kan zijn en daardoor alleen proportioneel is bij veroordeelden van een vrijheidsbenemende straf of maatregel. Dit lijkt tegenstrijdig te zijn met het eerder verklaarde standpunt van de regering dat DNA-afname niet als een straf kan worden gezien. Bovendien stelt de regering dat de wet ingevoerd wordt op grond van het delict wat gepleegd is en niet naar de hoogte van de straf. Echter in deze situatie wordt er onderscheid gemaakt op grond van de hoogte van de straf. Personen die er met een taakstraf vanaf komen, hoeven geen DNA af te staan, in tegenstelling tot personen die veroordeeld zijn met een gevangenisstraf. Dit alles is naar mijn mening nogal tegenstrijdig. 3.4 Is er nu sprake van schending van artikel 7 en 8 EVRM? De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden heeft als doel de opsporing en vervolging van daders te vergemakkelijken, doordat veroordeelden hun DNA moeten afstaan voor een databank. De achterliggende gedachte is dat het percentage recidivisten bij ernstige delicten hoog is. Alle veroordeelden die opnieuw de fout in gaan, kunnen door middel van de DNA-databank eenvoudig opgespoord worden. Mits er DNA-sporen zijn achtergelaten op het plaats delict, die met het DNA in de databank vergeleken kunnen worden. De regering geeft in de MvT zelf al aan dat de wet strijdigheid oplevert met enkele grondrechten, zoals het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam (art.8 EVRM en art. 11 Gw) en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 8 EVRM, art. 10 Gw en 22

23 art. 17 IVBPR). Echter in deze wetten staan mogelijkheden om deze rechten te beperken. Er kan gesteld worden dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden hieraan voldoet in de gevallen waar personen nog niet veroordeeld zijn voor de inwerkingtreding van de wet. Toekomstige daders zullen dus bij een beroep op schending van art. 8 EVRM weinig kans van slagen hebben. Dit blijkt ook uit een arrest van de rechtbank van Amsterdam. 40 Hierin stelt de rechtbank dat DNA-afname niet in strijd is met de persoonlijke levenssfeer of lichamelijke integriteit van de veroordeelde. Echter er is ook nog een groep personen die voor de invoering van de wet al veroordeeld waren, maar die toch verplicht worden om DNA af te staan. De Tweede Kamer vraagt zich bij deze groep af of er geen sprake is van schending van artikel 7 en 8 EVRM. Al snel wordt er tot de conclusie gekomen, dat er geen sprake is van schending van artikel 7 EVRM. Namelijk meerdere deskundigen hebben zich over deze kwestie geboden en zijn tot het standpunt gekomen, dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden geen straf is, zoals beschreven in artikel 7 EVRM. Echter met betrekking tot artikel 8 EVRM is er meer onduidelijkheid. Dit blijkt ook wel aan de hand van de Kamervragen van de Tweede Kamer, die allemaal gaan over schending van artikel 8 EVRM door de onmiddellijke werking van de wet. In artikel 8 lid 2 EVRM staat dat de wet voorzienbaar moet zijn. De burger moet van te voren al weten waar hij aan toe is. De regering antwoordt hierop dat burgers sowieso geen strafbare feiten mogen plegen. Het feit dat ze niet wisten dat ze DNA moesten afstaan, doet hier niets aan af. Het Straatsburgse Hof (EHRM) heeft zich over de kwestie geboden in de zaak Van der Velden vs. Nederland. 41 Het Hof oordeelt hier dat er geen sprake is van schending van de artikelen 7, 8 en 14 EVRM. De maatregel is geen straf zoals beschreven in artikel 7 EVRM. Het Hof geeft wel aan dat er sprake is van een lichte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, maar dit kan gezien worden als noodzakelijk in een democratische samenleving. Als laatste stelt het Hof dat er geen sprake van schending van het discriminatieverbod (art 14 EVRM) is, wanneer er onderscheid gemaakt wordt tussen personen die wel en geen DNA hoeven af te staan. Kortom, met deze uitspraak wordt het standpunt van de regering bevestigd. De wet levert geen ontoelaatbare schending op van de artikelen beschreven in het EVRM. 40 Rechtbank Amsterdam 27 juni 2008, LJN BD EHRM 16 december 2006, NJ 2007,

DNA-onderzoek bij veroordeelden

DNA-onderzoek bij veroordeelden Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.2.3 DNA-onderzoek bij veroordeelden algemene informatie bronnen ministerie van Veiligheid en Justitie: www.rijksoverheid.nl, januari 2011 brochure de wet DNA-onderzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden

De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden Inhoud Inleiding 2 DNA-onderzoek 2 De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden 3 Voor wie? 4 Waar? 6 De afname 7 Hoe lang blijven gegevens bewaard? 7 Voordelen 8 Bezwaar

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie = POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Inleiding Dit wetsvoorstel

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van );

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van ); BEATRIX Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; Gelet op de artikelen 151a, zesde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 31 415 DNA-onderzoek in strafzaken Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Verkenning DNA-onderzoek in strafzaken vanuit wetgevings- en juridisch perspectief

Verkenning DNA-onderzoek in strafzaken vanuit wetgevings- en juridisch perspectief Verkenning DNA-onderzoek in strafzaken vanuit wetgevings- en juridisch perspectief Inhoud 1. INLEIDING...2 2. WAARDE VAN DNA-ONDERZOEK EN DE GRENZEN AAN HET GEBRUIK DAARVAN...3 2.1. WAARDE VAN DNA-ONDERZOEK...3

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM 18

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 29 628 Politie 28 684 Naar een veiliger samenleving Nr. 725 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 2, Rechtsstaat Samenvatting door een scholier 1842 woorden 10 november 2010 5,4 12 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Hoofdstuk 2: Geen willekeur,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 415 DNA-onderzoek in strafzaken Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

De genetische verdachte

De genetische verdachte De genetische verdachte Een onderzoek naar de reikwijdte van het begrip verdachte in de zin van art. 27 lid 1 Sv bij de toepassing van DNA-verwantschapsonderzoek. door Cindy Pirone (ANR 82.59.76) scriptie

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Betreffende wetsvoorstel: 34126 Wijziging van het Wetboek

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van Juridische Zaken, nr. ;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van Juridische Zaken, nr. ; Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden in verband met de Wet herziening ten nadele Op de voordracht

Nadere informatie

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Inhoudsopgave 1. Onderwerp 2 2. Doelstelling 2 3. Toepassingsgebied 2 4. Uitgangspunten 2 5. Toestemming 2 6. Werkwijze 3 6.1 Algemeen 3 6.2

Nadere informatie

Werkstuk Maatschappijleer putterse moordzaak

Werkstuk Maatschappijleer putterse moordzaak Werkstuk Maatschappijleer putterse moordzaak Werkstuk door een scholier 2339 woorden 19 januari 2009 6,5 13 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Verslag van de Puttense moordzaak Op 9 januari 1994 wordt

Nadere informatie

Verkenning DNA-onderzoek in strafzaken vanuit wetgevings- en juridisch perspectief

Verkenning DNA-onderzoek in strafzaken vanuit wetgevings- en juridisch perspectief Verkenning DNA-onderzoek in strafzaken vanuit wetgevings- en juridisch perspectief Inhoud 1. INLEIDING... 2 2. WAARDE VAN DNA-ONDERZOEK EN DE GRENZEN AAN HET GEBRUIK DAARVAN... 3 2.1. WAARDE VAN DNA-ONDERZOEK...3

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e), Grondslagen van Recht Week 3 2018 2019 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt de samenvatting van de stof van Hoofdstuk 14 van het boek Hoofdlijnen, dat voorgeschreven wordt in week 3. Aanvankelijk hebben

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 190 Besluit van 5 april 2006, houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere voorwerpen

waarneembare persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere voorwerpen Aan de minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 17 december 2008 van Kabinet & Communicatie doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen

persoonskenmerken van het onbekende slachtoffer en de regeling van enige andere onderwerpen 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNAverwantschapsonderzoek en DNA-onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover

Nadere informatie

Standpunt Defence for Children inzake de afname van DNA-materiaal bij minderjarigen Datum laatste wijziging document: 16 september 2016

Standpunt Defence for Children inzake de afname van DNA-materiaal bij minderjarigen Datum laatste wijziging document: 16 september 2016 Defence for Children ECPAT Postbus 11103 2301 EC Leiden Standpunt Defence for Children inzake de afname van DNA-materiaal bij minderjarigen Datum laatste wijziging document: 16 september 2016 Standpunt

Nadere informatie

BEATRIX. Besluit van. houdende wijziging van het Besluit DNAonderzoek

BEATRIX. Besluit van. houdende wijziging van het Besluit DNAonderzoek BEATRIX Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNAonderzoek in strafzaken Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van oktober 2003, directie Wetgeving, nr. /03/6; Gelet op de artikelen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 640 Besluit van 16 december 2002, houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, het besluit van 4 december 1925 tot uitvoering

Nadere informatie

DE VOLWASSEN CONSEQUENTIES VAN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN VOOR EEN KIND

DE VOLWASSEN CONSEQUENTIES VAN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN VOOR EEN KIND DE VOLWASSEN CONSEQUENTIES VAN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN VOOR EEN KIND EEN LITERATUURONDERZOEK NAAR DE INACHTNEMING VAN DE RECHTSPOSITIE VAN MINDERJARIGEN IN DE WET DNA-ONDERZOEK BIJ VEROORDEELDEN

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Samenvatting. jaren strafdreiging. 1 Staatsblad 2012, nr

Samenvatting. jaren strafdreiging. 1 Staatsblad 2012, nr Samenvatting Ten tijde van de afronding van dit onderzoek heeft een DNA-verwantschapsonderzoek in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken voor het eerst sinds de intrede van deze wetgeving in het Wetboek

Nadere informatie

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van , directie Wetgeving, nr. ;

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van , directie Wetgeving, nr. ; Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken en het Besluit politiegegevens Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van.. 2011, directie Wetgeving, nr.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

7,7. Samenvatting door een scholier 1909 woorden 22 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer

7,7. Samenvatting door een scholier 1909 woorden 22 oktober keer beoordeeld. Maatschappijleer Samenvatting door een scholier 1909 woorden 22 oktober 2009 7,7 37 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi 1.1 Een rechtsstaat heft speciale kenmerken. Een staat is gekenmerkt door het hoogste

Nadere informatie

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis SAMENVATTING Tekst en uitleg maart 2017 Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis 2 College voor de Rechten van de Mens Aanleiding Een verdachte die in voorlopige hechtenis zit, is nog niet

Nadere informatie

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing 3.2 De bevoegdheid van de officier van justitie tot het geven van een gedragsaanwijzing 3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing Zoals in het voorgaande aan de orde kwam, kunnen bepaalde tot ernstige

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA

Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Richtlijn Forensische Geneeskunde Afname celmateriaal voor DNA Inhoudsopgave 1. Onderwerp 2 2. Doelstelling 2 3. Toepassingsgebied 2 4. Uitgangspunt 2 5. Toestemming 2 6. Werkwijze 3 6.1 Algemeen 3 6.2

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 072 Wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken in verband met het vaststellen van uiterlijk waarneembare persoonskenmerken

Nadere informatie

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 344 Voorstel van wet van de leden Dijkstra en Schouw tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/101 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 13 juni 2012 Rapportnummer: 2012/101 2 Feiten Verzoekster was werkzaam bij het gerechtshof te Den Haag. Op

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 32 529 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Kinderbijslagwet en de Wet Landelijk Bureau Inning

Nadere informatie

Kale kikker of toch kale kip?

Kale kikker of toch kale kip? Kale kikker of toch kale kip? Martine Wouters Het slachtoffer is de afgelopen jaren steeds centraler komen te staan in de Nederlandse straf(proces)wetgeving. 1 Vanaf 1 januari 2014 is het mogelijk om conservatoir

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar Samenvatting aangemelde strafzaken Toegangscommissie CEAS 2006/0001 wetenschapper Indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar een strafzaak, die heeft geleid tot onherroepelijke veroordelingen

Nadere informatie

Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs

Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs Korte omschrijving werkvorm: De leerlingen luisteren naar een radiofragment van Goedemorgen Nederland en lezen een tekst uit dagblad Trouw over de bewijsvoering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 4 VERSLAG Vastgesteld, 10 maart 2003 De vaste commissie

Nadere informatie

Onderzoeksrapport Taskforce TBS Den Haag, december 2012

Onderzoeksrapport Taskforce TBS Den Haag, december 2012 Onderzoeksrapport TaskforceTBS2012 DenHaag,december2012 TaskforceTBS: dhr.mr.r.g.a.beaujean,stafbureaulovs mw.mr.k.bruil,gerechtshofarnhem mw.mr.c.a.m.eijgenraam,arrondissementsparket sgravenhage dhr.mr.a.m.vangorp,rechtbankarnhem

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen.

Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen. Rapport Geen vervolging, geen sepot Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de hoofdofficier van justitie

Nadere informatie

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)

Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Uitspraken CRvB inzake boetes en overgangsrecht (in kader Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving) Inleiding Op 24 november 2014 heeft de CRvB de eerste uitspraak gedaan over boetes

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen en verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten Allen, die deze zullen zien of horen

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving α Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag An de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 746 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten tot versterking van de strafrechtelijke

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 Rapport Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den

Nadere informatie

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn

De indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar zijn Samenvatting aangemelde strafzaken Toegangscommissie Dossiernummer: CEAS 2006/0001 wetenschapper Indiener vraagt de Commissie een onderzoek in te stellen naar een strafzaak, die heeft geleid tot onherroepelijke

Nadere informatie

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd Kennislink.nl Discussieer mee: Allemaal de beste van de klas?! Onderwerpen Publicaties Over Kennislink Nieuwsbrief Zoek Leven, Aarde & Heelal Gezondheid, Hersenen & Gedrag Mens & Maatschappij Energie &

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

https://www.rechtspraak.nl/sitecollectiondocuments/orientatiepunten-en-afspraken-lovs.pdf 2

https://www.rechtspraak.nl/sitecollectiondocuments/orientatiepunten-en-afspraken-lovs.pdf 2 34 846 Voorstel van wet van het lid Markuszower tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen bij bepaalde gewelds- en zedendelicten (Wet hoge minimumstraffen)

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2007:BB2884

ECLI:NL:HR:2007:BB2884 ECLI:NL:HR:2007:BB2884 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 20-11-2007 Zaaknummer 02209/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BB2884

Nadere informatie