Noties Informatica. In java fungeren objecten als een model voor de elementen waarin een probleem kan worden opgesplitst

Transcriptie

1 s Informatica Hoofdstuk 1 Object Klasse Methode Parameters Type Velden Toestand Compiler Resultaten (returnwaarde) In java fungeren objecten als een model voor de elementen waarin een probleem kan worden opgesplitst Een klasse beschrijft de aard van een object Een actie waarmee een object gemanipuleerd wordt. Zijn de aanvullende informatie die ervoor zorgen dat de methode zijn taak goed uitwerkt *bestaat zoland de methode uitgevoerd wordt Bevat het soort data, maar niet de waarde Zijn de eigenschappen van een object *bestaan zolang het object leeft Waarden die de velden van een object bevatten De compiler zet een hogere programmeertaal om in machine taal Waarde die een methode van een object retourneerd Hoofdstuk 2 Constructor Bereik van variabele Toekenningsstatement Formele parameter Deel van de broncode die het object aanmaakt (altijd zelfde naam als klasse) Is het deel van de broncode vanwaar de variabele kan worden benaderd Regel die met een = de rechterwaarde opslaat in de variabele die genoemd word aan de linkerkant Naam in definitie van methode (vb ticketkost ) Actuele parameter Doorgegeven waarde (vb 500 ) Accessor methode Mutator methode Lokale variabele Vraagt informatie op over toestand van object Wijzigt de toestand van een object Een variabele die enkel binnen een methode bestaat. *bestaat zolang de methode uitgevoerd wordt

2 Hoofdstuk 3 Abstractie Modularisatie Object type Primitief type Klassendiagram Objectdiagram Overlading Interne methodeaanroep Externe methodeaanroep Hoofdstuk 4 Collectieobject Lus Details negeren en het groter beeld oplossen Complex probleem opsplitsen in kleinere problemen Als een variabele verwijst naar een feitelijk object Als een variabele feitelijke data bevat Diagram dat de klassen bevat van een toepassing en hun onderlinge relaties Diagram dat de objecten en hun onderlinge relaties op een bepaald moment tijdens de uitvoering van een toepassing toont. Als een klasse meer dan een constructor of meer dan een methode met dezelfde naam bevat, maar met andere parameters Een methode roept een andere methode van de zelfde klasse aan Een methode roept een methode van een ander object aan met behulp van puntnotatie (vb hours.increment() ) Object die een willekeurig aantal andere objecten kan bevatten (vb ArrayList ) En implementatie die kan worden gebruikt om een reeks statement steeds opnieuw uit te voeren Eigenschappen while-lus Hoeft niet gerelateerd te zijn aan een collectie Hoeft niet elk element te behandelen Geen expliciete index Alle elementen wil verwijderen: while-lus + iterator Eigenschappen for-each-lus Itereert over ALLE elementen van een collectie kan alleen voor collecties gebruikt worden Eigenschappen for-lus Handig als je weet hoeveel keer je moet itereren Handig als je een lusteller wilt Een paar elementen wil verwijderen: for-lus met iterator Iterator Object waarmee alle elementen van een collectie bekeken kunnen worden

3 Casten Anonieme objecten Array Objecten omzetten in objecten van andere types Objecten zonder naam Type collectie waarin een onveranderlijk aantal elementen kan worden opgeslagen (vb int[] hourcounts = new int[24] van 0 tot 23) elementen van een array gedragen zich als variabelen (vb hourcounts[3]-2 ) Hoofdstuk 5 Java-bibliotheek Documentatie Import-commando Onveranderlijke objecten Map Set Acces-modifier Informatie verbergen Static Klassenvariabele Bibliotheek dat veel handige klassen bevat B e v a t i n f o r m a t i e o v e r a l l e k l a s s e n i n d e bibliotheek(constructor, methodes,...), maar niet de implementatie Regel die aangeeft welke bibliotheken we gebruiken Inhoud of toestand van object niet veranderd kan worden (vb String ) Collectie van paren {sleutel, waarde} Collectie waarin elk afzonderlijk element maar één keer opgeslagen kan worden, en heeft geen bepaalde volgorde Sleutelwoord dat de zichtbaarheid van een veld, constructor of methode definieert. (public >< private) Principe dat zegt dat interne informatie van een klasse onzichtbaar moet zijn voor andere (beter voor modularisatie) Sleutelwoord dat een klassevariabele definieerd Een klasse variabele wordt maar een keer aangemaakt, onafhankelijk van het aantal instanties. Hoofdstuk 6 Syntax errors Logic errors Fouten tegen de grammatica van de taal -> Compiler Fouten tegen de logische uitvoering of bugs -> Meestal onduidelijk waar ze vandaan komen

4 Testen Debuggen Assertion Zien of er fouten aanwezig zijn Zoeken waar de fout is (plaats oorzaak niet altijd plaats fout) en corrigeren Expressie voor een voorwaarde waarvan we verwachten dat die waar is Hoofdstuk 7 Change or Die Coupling (afhankelijkheid) Cohesie Klassencohesie/Methodecohesie Constant software aanpassen, dus kwaliteit code is verreist: Coupling en Cohesie Onderlinge verbondenheid. Als afhankelijkheid sterk is, moeten aanpassingen aan klasse 1 ook toegepast worden aan klasse 2. We streven naar een ZWAKKE afhanklijkheid Beschrijft hoe goed een stuk code verwijst naar een logische taak. Sterke cohesie betekend dat elk stukje code verantwoordelijk is voor EEN goed afgebakende zaak (hoeveel taken krijgt de methode te verwerken?) Refactoring Klasse opnieuw bekijken en herschrijven om Cohesie te verhogen en afhankelijkheid te verlagen Klasse opsplitsen in 2 of meerdere klassen Methodes opsplitsen Extreme programming Hoofdstuk 8 Overerving Superklasse Subklasse Substitutie/Polymorphisme Polymorphisme Met twee aan computer, Alle code heeft unit tests, Structuur waarmee een klasse wordt gedefinieerd als een uitbreiding van een andere klasse Klasse die uitgebreid wordt door een andere klasse Klasse die een uitbreiding is (erft alle velden en methodes van de superklasse) Objecten van subklassen kunnen worden gebruikt waar een superklasse verwacht wordt Een variabel object kan verschillende types bevatten

5 Hoofdstuk 9 Overerving tip : een subklasse erft over van een superklasse, maar de superklasse weet niks van zijn subklassen. (vb: klasse Item met CD en DVD als subklassen. De klasse Item kan geen methode bevatten die afprint of het een CD of DVD is. Die methode moet in elk van de subklassen geïmplementeerd worden. Maar ook in superklasse! Beide methodes hebben dezelfde signatuur, en de methode van de superklasse voldoet aan de statische type-check, maar de subklasse versie wordt opgeroepen tijdens uitvoering ) Statische type Dynamische type Overriding Polymorfisme van methodes PROTECTED acces-modifier Type zoals het gedeclareerd is in het declaratie statement van een variabele (vb: Vehicle v1 = new Car(), statische type is Vehicle ) Type van het object dat opgeslagen is in de variabele (vb: Vehicle v1 = new Car(), dynamische type is Car ) Zie Overerving tip boven Overriding heeft altijd voorrang: machine zoekt eerst de methode in de klasse van de variabele, indien niet gevonden zoekt hij in zijn superklasse. Tot er geen superklassen meer zijn. Methodeaanroepen in Java zijn polymorf. Dezelfde methodeaanroep kan op verschillende tijdstippen verschillende methodes aanroepen, afhankelijk van het dynamische type van de gebruikte variabele van die aanroep (vb: in een for-each-lus van Vehicles, eens word de gewenste methode toegepast op een Car, eens op een Fiets. De methode kan in elk van die subklassen iets anders uitvoeren ) Betekend enkel zichtbaar voor subklassen Hoofdstuk 10 Abstracte Methode Abstracte Klasse Multiple Inherritance Signatuur van een methode zonder body (en sleutelwoord abstract staat ervoor. Het stuurt de methode door naar een subklasse Klasse die niet bedoeld is om instanties van te maken, maar die als superklasse dient. Situatie waarin een klasse van meerdere superklassen overerft. Wordt niet geaccepteerd in java, buiten voor interfaces

6 Interface Specificatie voor een type (typenaam en een stel methodes) die geen implementatie voor de methode definieert. (vb: public class callbackhandler implements CallBackHandler :p ) => maakt meer eenvoudige overerving en is dus de voorkeur als de superklasse geen methodes moet implementeren Hoofdstuk 12 Exception Ongecontroleerde exceptions Gecontroleerde Exceptions Exception-Handler Assertion (zie HS6) Hoofdstuk 13 CRC kaart Scenario (use-case) Prototype Design Pattern Object dat informatie geeft over programmafout (word opgegooid en stopt de methode). Als het niet opgevangen wordt door en client stopt het programma. Exceptions waarvoor geen controles van de compiler nodig zijn Exceptions waarvoor wel controles van de compiler nodig zijn. Hier eist Java het gebruik van throwsclausules en try-blokken Programmacode die statements bewaakt waarin een exception kan worden opgegooid Bewering die bij normale uitvoering van het programma waar moet zijn (word gebruikt om fouten op te sporen gemakkelijker te maken) Class - Responsabilities - Collaborators Diagram waarop deze elementen worden verduidelijkt (naam, methodes en klassen waarmee hij samenwerkt) Geval dat wordt gebruikt om de interacties in een systeem inzichtelijker te maken Versie van een systeem waarin sommige functies nog niet volledig zijn (en gesimuleerd worden) Combinatie van een omschrijving van vaak voorkomende automatiseringsprobleem

7 Aanvullingen Algoritmes Correctheid Tijdscomplexiteit Ruimtecomplexiteit Testen Preconditie Postconditie Invariant Formeel aan tonen van de juistheid van een algoritme. Het moet voldoen aan een aantal eigenschappen (meestal verband tussen invoer en resultaat, plus de eindigheid) Bepaalt hoe de uitvoeringstijd zich verhoud tot de grootte van de invoer Bepaalt het geheugenverbruik Uitstekende manier om fouten op te sporen, maar niet om de correctheid te bewijzen (vinden van een tegenvoorbeeld). Testen hebben meestal als eigenschap dat het programma een aantal keer dient uitgevoerd te worden Een preconditie is een voorwaarde waaraan moet voldaan zijn vooraleer een welbepaald stuk code mag uitgevoerd worden. Een postconditie is een voorwaarde waaraan zeker voldaan is nadat een stuk code werd uitgevoerd. Een invariant is een conditie waaraan op een bepaalde plaats in het programma steeds voldaan is. => Moet STEEDS waar zijn. (bv voor een lus: moet juist zijn voor de lus, en na elke opeenvolging van de lus)

8 Extras If tests: Boolean true of false of : < > <= >= ==!= && = logische en = logische of! = logische negatie!valstrik!: Strings vergeleken met == is onbetrouwbaar. Gebruik equals Polymorphisme: soms is een variabele van type veranderd, maar heeft de compiler het niet door. Het nieuwe type tussen haakjes zetten kan soms helpen: Vehicle c; Car c = new Car(); v=c; //correct c=v; //fout c = (Car) v; // OK