221 II Koningen I Koningen 15: I Koningen 15: I Koningen 15: I Koningen 15:28

Transcriptie

1 Hoofdstuk voor Christus Schema 26 De koningen van Juda & Israël De regeringsperiode van koning Asa van Juda zien we verder de tijd ingaan. Zijn troonjaar was in 948 v.chr., in het twintigste jaar van Jerobeam I van het tienstammenrijk. Twintig jaar daarvoor hadden we dus het eerste jaar van Jerobeam na de dood van Salomo en de scheuring van het Rijk in tien en twee stammen. De twee stammen Juda en Benjamin die samen met de Levieten de troonopvolger van Salomo, diens zoon Rehabeam, volgden. Rehabeam begint te regeren met een troonjaar zoals het tekstverband in de Bijbel aantoont. De scheuring van het rijk van Salomo dateer ik in het najaar van 967 v.chr. Jerobeams eerste regeringsjaar loopt dan van najaar 315

2 967 tot nisan 966 v.chr. waarna zijn tweede jaar begint en zo verder. In Juda rekent men met tishrijaren en het troonjaar van Rehabeam loopt dus van tishri 967 tot tishri of najaar 966 waarna zijn eerste regeringsjaar begint. Rehabeam regeert volgens het bijbelbericht jaar. In het achttiende jaar 222 van Jerobeam begint in Juda het troonjaar van Abiam die daarna nog drie jaar regeert. In het twintigste jaar van Jerobeam 223, hebben we gezien, begint het troonjaar van Asa in Juda. Dit klopt allemaal want in het tweede jaar van Asa, leert het bijbelbericht 224, neemt in Israël Nadab, de zoon van Jerobeam, de kroon over nadat Jerobeam 22 jaar geregeerd heeft. En in het derde jaar van Asa 225 van Juda begint Baesa te regeren. Asa van Juda moet in zijn troonjaar zeer jong geweest zijn! 1 Koningen hoofdstuk 15 leert dat zijn moeder Maächa aanvankelijk als gebiedster geheerst heeft. Later heeft Asa zijn moeder afgezet. Tijdgenoot in Aram van hem is volgens het bijbelbericht; Benhadad, de zoon van Tabrimmon, de zoon van Hezion, de koning van Aram. Een overzicht geeft het volgende resultaat: Verenigd Koninkrijk: 1007/967 Salomo Juda: 967/949 Rehabeam 950/946 Abiam 221 II Koningen I Koningen 15: I Koningen 15: I Koningen 15: I Koningen 15:28 316

3 948/906 Asa Israël: 944/920 Baesa 945/944 Nadab 967/945 Jerobeam I 317

4 Over Salomo wil ik het in het volgende hoofdstuk hebben en er ook dieper op ingaan. De scheuring van het rijk was het gevolg van de afgoderij van Salomo, bericht de Bijbel 226. De scheuring was door de HERE God aan Salomo aangekondigd. Tijdens zijn leven deed God reeds tegenstanders opstaan. Zo wordt er melding gemaakt van de Edomiet Hadad 227 en van Jerobeam, de latere koning van Israël. Beiden moeten vluchten voor Salomo, maar vinden asiel in Egypte bij Sisak 228, de koning van Egypte. Vooral het Bijbelboek 1 Koningen geeft heel wat informatie over deze periode. Zo wordt er vermeld dat Hadad zozeer de genegenheid van farao Sisak won, dat deze hem de zuster van zijn vrouw, de zuster van Tachpenes, de gebiedster, tot vrouw gaf. Velikovsky, in zijn boek eeuwen in chaos, identificeert deze Tachpenes met de zuster van de vrouw van Thothmosis III van de achttiende dynastie. De koningen van Assyrië Ik volg verder de gegevens van de Khorsabadlijst 229 maar dan aangepast aan de verankering van Salmaneser III met Achab in 888 v.chr. Het resultaat is het volgende: 943/923 Assur Nerari II 965/943 Assur Dan II 226 I Koningen 11:4 227 I Koningen 11: I Koningen 11: geciteerd door Courville in The Exodus Problem and its ramification volume

5 996/965 Tiglath Pileser II Jerobeam I Het tijdstip van Jerobeam s vlucht naar Egypte kan chronologisch vrij goed gedateerd worden. Hij was door Salomo tijdens de werken aan de Millo te Jeruzalem tot opzichter benoemd van de gehele lichting van de stam Jozef. Een lichting die in de stad te werk gesteld was. Deze werken hebben dertien jaar in beslag genomen en volgden op de bouw van de tempel te Jeruzalem. Op de tijdsbalk bevinden we ons tussen 996 en 983 voor Christus. Op het eind van deze periode had Jerobeam zijn ontmoeting 230 met de profeet Ahia, die de scheuring van het rijk van Salomo aankondigde. Vanwege de afgoderij van Salomo worden tien van de twaalf stammen aan Jerobeam beloofd. Het resultaat is dat Salomo tracht Jerobeam te doden en deze vlucht naar Egypte, naar Sisak. In de bijbel wordt de farao van Egypte nu bij naam genoemd. Daarvoor wordt alleen melding gemaakt van de farao van Egypte. De voorganger van Sisak moet dan vermoedelijk de farao geweest zijn met wie Salomo verzwagerd was. In mijn variant was dit Thothmosis I die in april 986 v. Chr. sterft en in dat zelfde jaar opgevolgd wordt door Hatsjepsoet en -in co-regentschap- Thothmosis III. De vlucht van Jerobeam I naar Sisak gebeurde dus tussen 986 v.chr., het sterfjaar van Thothmosis I, en 983 v.chr., het jaar van het einde van Salomo s bouwwerken te Jeruzalem. Het feit dat Jerobeam in het huis van Sisak opgevangen kon worden getuigt reeds van de 230 I Koningen 11:29 319

6 rivaliteit tussen Hatsjepsoet en Thothmosis. De koningen van Egypte En dan komen we nu aan de grote Sesostris van Herodotos die Thothmosis III blijkt te zijn. Sesostris was een farao, volgens Herodotos 231, die met een groot leger alle volken rondom Egypte onderwierp en zelfs de Kaspische Zee bereikte. Het is alleen Thothmosis III die in aanmerking komt om met Sesostris geïdentificeerd te kunnen worden. Geen enkele andere farao heeft Egypte ooit zulk een gebiedsuitbreiding bezorgd. Velikovsky identificeert hem onweerlegbaar met de bijbelse Sisak die in het vijfde jaar van Rehabeam in het voorjaar van 961 v. Chr. Jeruzalem en de tempel plunderde. 231 Herodotos Boek 2,

7 HET ARCHEOLOGISCHE BEWIJS Verklaring voorwerpen: De vaten op de zesde rij zijn de sprengbekkens van II Kronieken 4:8. De in het daaropvolgende vers genoemde met koper overtrokken deuren kan men tamelijk rechts op de tiende rij vinden: het getalsymbool vermeldt 33 exemplaren. Op de derde rij, boven in het midden, zijn een viertal kandelaars met lampen goed te herkennen ( II Kronieken 4:20) De meest rechte kandelaar heeft drie lampen links en drie lampen rechts ( zie Exodus 25:35 en 37:21), de andere drie hebben aan iedere kant acht lampen. Zeer opvallend is het ontbreken van elk groot of klein afgodsbeeld. Ook, seksuele voorstellingen en symbolen, bij heidense godsdiensten zo gebruikelijk, zijn afwezig. De versieringen met aan dieren - of 321

8 322

9 planten - wereld ontleende motieven komen overeen met die, welke ook in I Koningen 7 vermeld worden. Verder zijn al deze religieuze voorwerpen op een merkwaardige manier beeldloos. Er is eveneens een stele bewaard gebleven met 119 steden die hij in Azië veroverde erop vermeld. Helemaal boven aan staat Kades, blijkbaar de belangrijkste stad in Retenoe of Eretsnoe wat voor Israël staat. Dit Kades wordt nu meestal geïdentificeerd met Kadesh aan de Orontes. Het bevreemdt de Egyptologen dat dit Kades boven aan de lijst staat, omdat deze stad pas in de 8ste eeuw voor Christus belangrijk werd. Het bleek toen deel uit te maken van een sterk Aram o.l.v. Hazaël. Ook hier is weer het werk van Velikovsky uiterst boeiend om te bestuderen. Hij identificeert Kades met Jeruzalem wat de heilige betekent. Ook el kuds in het Arabisch heeft dezelfde betekenis. Op mijn schema 26 laat ik deze invasie plaatsvinden in het 25ste regeringsjaar van Thothmosis III regering. Hoewel de monumenten in Egypte Thothmosis III 54 regeringsjaren toekennen heeft hij, wanneer we de gegevens van Flavius Josephus hanteren, in coregentschap met Hatsjepsoet en later met Amonhotep II, geregeerd. In zijn 23ste jaar vond, na de dood van Hatsjepsoet, zijn eerste invasie van Klein-Azië plaats. Daarna volgden jaarlijks campagnes naar Klein-Azië. Met de campagne van zijn 25 ste jaar plunderde hij de tempel te Jeruzalem. Dit jaar is dus een ankerpunt in de herziening der chronologie. Het verankert de koningslijsten van Egypte met die van Juda en Israël. De gangbare geschiedschrijving laat de Libische farao Sheshonk I in 926 v.chr als Sisak Juda binnenrukt. 323

10 324

11 Voor de Libiërs is in deze herziening der chronologie tijdens deze periode geen plaats. Zij komen pas op het toneel in de 8ste eeuw voor Christus. Het is Thothmosis III van de achttiende dynastie die als Sisak Juda binnenrukte. De Bijbel noemt de getalsterkte van het leger van Sisak; een leger van 1200 strijdwagens en ruiters - het voetvolk was niet te tellen en zal vermoedelijk bij het miljoen gelegen hebben zoals het leger van Zera. DE ONGELUKSWEG In Breasted s History of Egypt lezen we over een dramatische bespreking, ten tijde van de veldtocht, tussen farao Thothmosis III en zijn generaals betreffende de te nemen aanvalsroute naar Kadesh=Jeruzalem. Eén weg willen de generaals te allen tijde ontwijken en dat is de weg naar Aruna. Een mysterieuze weg die ongeluk zou betekend hebben. De Egyptische naam voor deze weg vindt men in de Septuagint (LXX) terug! Het is het Bijbelgedeelte dat handelt over het beruchte stuk waar Jozua in zijn strijd tegen de Amorieten, ten tijde van de inname van het Beloofde Land, de Zon doet stilstaan en de HERE God van Israël, grote stenen vanuit de hemel op de Amorieten werpt 232 en daardoor hun legers verslaat. Blijkbaar was vier eeuwen later deze geschiedenis nog niet vergeten en boezemde nog steeds de nodige angst in. Dat farao Thothmosis met het afgodsbeeld van Amon op kop dan toch besloot om deze weg te nemen betekende de overwinning van zijn god op Die van Rehabeam. 232 Jozua 10:10 325

12 Daadwerkelijk marcheerde het leger van Thothmosis III over de weg naar Aruna, Jeruzalem binnen en plunderde de tempel. Door het nemen van deze specifieke invalsweg naar Jeruzalem omzeilde Farao Sisak de versterkingsgordel die Rehabeam in de eerste drie jaar van zijn regering had laten aanleggen. Kaart