Sportparticipatie in Aalsmeer Resultaten nulmeting 2008

Transcriptie

1 Sportparticipatie in Aalsmeer Resultaten nulmeting 2008 P.F.M. Boekhoorn T.E.A.M. Speller Nijmegen, april 2009

2 Inhoud 1. Inleiding Nulmetingen inzake (op)groeibeleid gemeente Aalsmeer Nulmeting sportbeoefening Doelgroep en aanpak nulmeting sportbeoefening 4 2. Sportparticipatie volwassenen Aalsmeer Sportdeelname volwassenen Sportfrequentie (RSO) volwassenen Aantal beoefende sporten volwassenen Voorkeur voor sporten Organisatievorm bij het sporten Trainings- en competitieverband van sporten Voorziening en plaats van beoefening van sport Zelfbeeld volwassen sporters Sportparticipatie jongeren Aalsmeer Sportdeelname jongeren Sportfrequentie (RSO) jongeren Aantal beoefende sporten jongeren Voorkeur voor sporten Organisatievorm bij het sporten Trainings- en competitieverband van sporten Voorziening en plaats van beoefening van sport Zelfbeeld jongere sporters Sportparticipatie kinderen Aalsmeer Sportdeelname kinderen Sportfrequentie (RSO) kinderen Aantal beoefende sporten kinderen Voorkeur voor sporten Organisatievorm bij het sporten Trainings- en competitieverband van sporten Voorziening en plaats van beoefening van sport Beeld sportend kind Samenvattende overzichten en conclusies De groepen in Aalsmeer nader vergeleken Sportparticipatie Aalsmeer in landelijk perspectief Conclusies 39 Bijlage Landelijke en lokale vergelijking van sportdeelname 40 BBSO

3 1. Inleiding 1.1 Nulmetingen inzake (op)groeibeleid gemeente Aalsmeer De gemeente Aalsmeer heeft behoefte aan een helder, empirisch gefundeerd beeld van de mate waarin de doelstellingen van het gemeentelijk beleid op een aantal verwante terreinen worden gerealiseerd. Bij onderhavig onderzoek is de focus gericht op beleidsvelden die in elkaar overlopen, dan wel aan elkaar gelieerd zijn in zoverre dat zij, ruim beschouwd, met (op)groeien in Aalsmeer te maken hebben. Sportparticipatie Het onderzoek heeft tot doel zicht te geven op de stand van zaken en opbrengsten van het lokaal beleid, waaronder het sportbeleid. Hiertoe worden op verschillende momenten nulmetingen en herhalingsmetingen onder de lokale bevolking verricht zodat niet alleen een beeld ontstaat van de huidige stand van zaken omtrent sportdeelname, maar ook van de mogelijke wijzigingen daarin. Uit recent SCP-onderzoek 1 komt naar voren dat in Nederland meer wordt gesport dan ooit: 71% van de bevolking tussen de 6 en 79 jaar deed in 2007 minimaal één keer aan sport, terwijl dit eind jaren zeventig nog op 53% lag. In 2007 sportte 65% van de bevolking op min of meer regelmatige basis, namelijk minimaal twaalf keer per jaar (zoals de RSO-norm voorschrijft). De landelijke doelstelling van het ministerie van VWS dat in 2011 minimaal 65% van de Nederlandse bevolking de RSO-norm haalt, lijkt dus al te zijn bereikt. Uit deelonderzoeken is echter duidelijk dat deze norm (nog) niet overal wordt gehaald en ook door specifieke doelgroepen nog niet wordt bereikt. Zo ligt bij allochtone personen, 65-plussers, lager opgeleiden, lagere inkomensgroepen en mensen met matige tot ernstige beperkingen het percentage dat minimaal twaalf keer per jaar sport vaak fors lager dan voor de bevolking als geheel. 1.2 Nulmeting sportbeoefening Aalsmeer In voorliggend rapport wordt verslag gedaan van de resultaten van de nulmeting inzake sportbeoefening in de gemeente Aalsmeer. Hoofdvraag voor de nulmeting is: - Wat is de gemiddelde sportparticipatie van inwoners in Aalsmeer? Voor de vragenlijst bij de nulmeting is gebruik gemaakt van de Richtlijn Sportparticipatie Onderzoek (RSO). Deze meting betreft de frequentie van sporten in aantal keren per jaar met betrekking tot de als belangrijkst ervaren sporten. Vraagstellingen hebben betrekking op type sport, aantal sporten, organisatorisch verband, deelname wedstrijden en lokatie/accommodaties. Voor de nulmeting is gebruik gemaakt van de basismodule schriftelijke enquête, met opname van de items over de achtergrondkenmerken. 1 Breedveld, K., e.a., Rapportage Sport 2008, SCP e.a., december BBSO

4 Deelvragen Deelvragen zijn als volgt geformuleerd: - Welke sport of sporten heeft u in de afgelopen twaalf maanden beoefend? - Hoeveel keer heeft u in de afgelopen twaalf maanden in totaal gesport? - Welke van de(ze) sporten heeft u de afgelopen twaalf maanden het meest beoefend? - Hoeveel keer heeft u deze sport in de afgelopen twaalf maanden beoefend? - Beoefende u deze sport in de afgelopen twaalf maanden als lid, anderszins? - Heeft u voor deze sport in de afgelopen twaalf maanden deelgenomen aan cursussen, trainingen, anderszins? - Waar heeft u deze sport in de afgelopen twaalf maanden beoefend? En was dit binnen uw eigen gemeente en/of elders? - Ziet u zichzelf als sporter? Bij de analyse en beantwoording van deze hoofdvraag is op verscheidene thema s een differentiatie gemaakt naar: - de drie kernen in Aalsmeer: Dorp, Aalsmeer Oost en Kudelstaart; - achtergrondvariabelen: geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, etniciteit, inkomen, sociaaleconomische status (SES) en handicap. De analyse van (achtergrond)kenmerken, met een beoordeling van de afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde, geeft een nader beeld van (specifieke) categorieën in de sportparticipatie en van (mogelijke specifieke) doelgroepen voor nader beleid. Door de standaardisering van aanpak en vragen is een vergelijking mogelijk met andere gemeenten en/of landelijke cijfers/trends (zie beschikbaar RSO-materiaal). 1.3 Doelgroep en aanpak nulmeting sportbeoefening Bij de meting van sportparticipatie in Aalsmeer is onderzoek gedaan onder de bevolking van 6 tot 80 jaar naar de frequentie en wijze van sportbeoefening. Kinderen van 6 tot en met 11 jaar zijn, met een aangepaste formulering, via de ouders of verzorgers geënquêteerd. Ook voor jongeren van 12 tot en met 17 jaar is een aparte vragenlijst, met een aangepaste formulering, opgesteld. De verschillende respondentgroepen in Aalsmeer zijn begin januari 2009 schriftelijk benaderd met een aanbiedingsbrief van de gemeente en een vragenlijst; indien men dat wenste, was er tevens de mogelijkheid de vragenlijst via internet in te vullen. Bij de steekproeftrekking is gebruik gemaakt van de inwonersgegevens van de GBA van de gemeente Aalsmeer. Er is een ruime brutosteekproef getrokken van personen, verdeeld naar de onderscheiden leeftijdsgroepen. Tabel 1 Aalsmeer Steekproef en respons populatie 6 tot 80 jaar Aalsmeer Bruto Steekproefgrootte Respons volwassenen en % jongeren; jaar kinderen; % 6-11 jaar Totaal % BBSO

5 De gemiddelde respons op de enquête bedraagt 31% en is daarmee conform de verwachtingen. Vooral de respons van (ouders van) kinderen is hoog (42%) 2, de respons onder jongeren en volwassenen is bijna 30%. Mede gezien de omvang van de totale populatie in Aalsmeer, biedt de netto-respons ruim voldoende cases om over de verschillende doelgroepen zinvolle en betrouwbare uitspraken te doen met een differentiatie naar enkele achtergrondkenmerken. De representativiteit van de onderzoeksgegevens is gecontroleerd op basis van de feitelijke bevolkingsgegevens van Aalsmeer. Bij de volwassenen is sprake van een lichte ondervertegenwoordiging van mannen in de leeftijd en jaar, bij de jongeren is alleen een lichte ondervertegenwoordiging geconstateerd bij de jongens en meisjes van 12 jaar. Door middel van weging zijn gevonden verschillen gecorrigeerd naar sekse en leeftijd, zodat de resultaten representatief zijn voor de betreffende populatie in Aalsmeer. De resultaten van de sportmeting worden in het volgende in eerste instantie naar de drie doelgroepen gepresenteerd: volwassenen, jongeren en kinderen. In een afsluitende paragraaf worden de resultaten in een algemener kader geplaatst. 2 Door de ruime steekproef en de hoge respons, hebben de onderzoeksgegevens van de kinderen zelfs betrekking op bijna 20% van de totale kinderpopulatie van 6 tot en met 11 jaar in Aalsmeer. BBSO

6 2. Sportparticipatie volwassenen Aalsmeer 2.1 Sportdeelname volwassenen Uit de sportenquête komt naar voren dat in 2008 onder de volwassen inwoners (van 18 tot 80 jaar) in Aalsmeer 82% minimaal één keer heeft gesport; 18% heeft helemaal niet gesport. Tabel 2 Wel of niet gesport en sportfrequentie in 2008 door volwassenen Aalsmeer Sport/geen sport door volwassenen (2008) % wel gesport 82 niet gesport 18 0 keer keer (incidenteel) keer (onregelmatig) keer (regelmatig) keer of vaker (intensief) 25 Het aantal keren dat volwassenen gesport hebben, ligt gemiddeld beschouwd bij de mannen (significant) hoger dan bij de vrouwen (respectievelijk 110 en 82 keer afgelopen jaar; het gemiddelde voor alle volwassenen is 94 keer). Onder de volwassenen die helemaal niet hebben gesport, bevinden zich naar verhouding iets meer vrouwen dan mannen (20%, respectievelijk 16%). Het niet-sporten vertoont ook een verband met (een hogere) leeftijd, maar dit verband is niet rechtlijnig; zo geven de jarigen verhoudingsgewijs vaker aan níet te hebben gesport dan de groep jarigen. Naast de groep volwassenen die helemaal niet hebben gesport, is er een klein percentage dat incidenteel (minder dan één keer per maand) heeft gesport, namelijk 3%. BBSO

7 2.2 Sportfrequentie (RSO) volwassenen Uitgaande van de RSO-norm, dat wil zeggen minimaal 12 keer in een jaar gesport, blijkt dat 79% van de volwassenen in Aalsmeer aan deze norm voldoet. Tabel 3 Sportparticipatie volwassenen (RSO-norm) naar populatiekenmerken Sportparticipatie door volwassenen % (2008) (minimaal 12 keer per jaar) totaal 79 Man 81 Vrouw jr jr jr jr jr jr jr 52 Bij een hantering van de RSO-norm voor sportparticipatie blijkt dat volwassen mannen en vrouwen nagenoeg even vaak sporten. Wel is er een sterk onderscheid naar de verschillende leeftijdsgroepen; de jongeren sporten vaak (90%), de ouderen veel minder vaak (52%). De ouderen van 65 jaar en ouder bereiken de (landelijke) doelstelling van 65% sportdeelname niet. De groep jarigen sport relatief vaak, bijna net zo vaak als de groep jarigen. Het feit dat deze oudere groep vaak de beschikking krijgt over meer vrije tijd kan mogelijk een verklaring bieden voor hun (verhoogde) sportinzet. Bij een verdeling van sporters en niet-sporters op basis van de RSO-norm zijn (lichte) verschillen te herkennen in de sportparticipatie van inwoners in de onderscheiden dorpskernen; in Oost en Kudelstaart wordt gemiddeld iets vaker door volwassenen gesport dan door volwassenen in Aalsmeer-Dorp. In Oost voldoet 83% aan de RSO-norm, in Kudelstaart 81% en in Dorp 75%. Er is ook een licht (niet significant) verschil op te merken tussen de deelname van autochtone en allochtone respondenten aan sport; autochtone volwassen inwoners nemen vaker deel aan sport en de sportende autochtone volwassenen bedrijven gemiddeld meer sporten dan allochtone volwassenen. Van de autochtone volwassenen inwoners voldoet 80% aan de RSO-norm, bij de allochtone inwoners is dit 69%. Bovendien bedrijven autochtone inwoners gemiddeld 3,7 sporten en allochtone inwoners 3 sporten, bij een overall-gemiddelde van 3,5 3. De sportparticipatie van de inwoners in Aalsmeer varieert naar het SES-niveau, dat is samengevat in drie categorieën op basis van de gevolgde opleiding. Volwassenen met een laag SES-niveau (i.c. relatief lage opleiding) voldoen minder vaak aan de RSO-norm dan personen 3 Onder de volwassen respondenten in Aalsmeer heeft 10% aangegeven niet in Nederland geboren te zijn dan wel één of twee ouders te hebben die niet in Nederland zijn geboren. BBSO

8 met een hoog SES-score: bij een laag is SES voldoet 72% aan de norm, bij een midden SESniveau is dat 77% en bij een hoog SES voldoet 88% aan de RSO-norm. Volwassenen met laag SES beoefenen gemiddeld ook minder sporten dan personen met een middelbare of hogere opleiding (respectievelijk gemiddeld 2,6, 4,2 en 4,1 sporten). Bij een verdeling van de volwassen inwoners naar vier inkomenscategorieën 4, komt naar voren dat de sportparticipatie in belangrijke mate gerelateerd is aan het inkomen: hoe hoger het inkomen hoe vaker men sport en hoe meer sporten men bedrijft. Bij de laagste inkomens voldoet 65% aan de RSO-norm (35% heeft niet gesport), bij de lagere inkomens 80%, bij de hogere middeninkomens voldoet 85% aan de norm en bij de hoogste inkomens 93%. Het gemiddeld aantal beoefende sporten varieert van 2,5 bij de laagste inkomens tot 5,3 bij de hoogste inkomens. Onder de volwassenen die minimaal 12 keer per jaar sporten (79% van het totaal) zijn drie, redelijk in grootte vergelijkbare, groepen te onderscheiden: meer dan een derde deel sport onregelmatig, een derde deel sport regelmatig en bijna een derde sport intensief. Tabel 4 Sportfrequentie van volwassen sporters in Aalsmeer die aan de RSO-norm voldoen (2008) Sportfrequentie van sporters met RSOnorm % (RSO-norm) keer (onregelmatig, 1-4 x pm) keer (regelmatig; 5-9 x pm) keer of vaker (intensief; 10 x of vaker 31 pm) Van alle volwassenen geeft 82% aan geen lichamelijke beperkingen te ondervinden die consequenties hebben voor hun sportbeoefening; 18% geeft aan deze beperkingen wel te kennen. In dit geval gaat het met name om een chronische aandoening en/of, in mindere mate, een motorische beperking. Bij een nadere beoordeling van de groep met een beperking in het licht van het sporten, blijkt dat van de degenen met chronische klachten 57% 12 keer of vaker in het afgelopen jaar heeft gesport (43% dus niet of incidenteel). De deelname van deze groep ligt derhalve onder het landelijk gestelde gemiddelde (van 65%). Onder de volwassenen die een motorische beperking aangeven, heeft 65% 12 keer of vaker in het afgelopen jaar heeft gesport (35% dus niet of incidenteel). 2.3 Aantal beoefende sporten volwassenen De sportende volwassenen geven aan gemiddeld (bijna) vier sporten (in een jaar tijd) te hebben beoefend (gemiddeld 3,6). Bij de mannen ligt dit gemiddelde significant hoger dan bij de vrouwen, respectievelijk 4,2 en 3,3. Het aantal beoefende sporten is leeftijdsafhankelijk; de jongste groep geeft aan gemiddeld vijf sporten te hebben beoefend, bij de oudste groep is dit gemiddelde 2,5. 4 Inkomen tot 1500, , en meer dan 5000 euro. BBSO

9 Gezien de grote variatie die vooral jongere volwassenen (18-24 jaar) hebben aangegeven in de beoefende sporten, kan worden verondersteld dat bij deze groep ook vaker sprake is van incidenteler beoefende sporten die men wil uitproberen. Het tegenovergestelde ziet men terug bij de jarigen, die minder verschillende sporten aangeven. Tabel 5 Gemiddeld aantal beoefende sporten door volwassenen Gemiddeld aantal beoefende sporten door volwassenen (2008) Totaal 3,6 man 4,2 vrouw 3, jr 5, jr 3, jr 4, jr 4, jr 2, jr 2, jr 2,6 Als we kijken naar het gemiddeld aantal sporten door volwassenen beoefend met een verdeling naar de drie dorpskernen in Aalsmeer, blijkt dat de inwoners in deze kernen een redelijk overeenkomstig gemiddelde vertonen: Dorp 3,7; Oost 3,4 en Kudelstaart 3,7. Het aantal beoefende sporten varieert, zoals al eerder gesteld, naar etniciteit, SES en inkomen. Allochtone volwassenen beoefenen gemiddeld beschouwd minder vaak verschillende sporten, hetgeen ook geldt voor personen met een laag SES en een laag inkomen. 2.4 Voorkeuren voor sporten Uit de grote diversiteit aan sporten komen op basis van de RSO-norm een aantal sporten naar voren die minimaal 12 keer per jaar worden beoefend. Voor de volledigheid worden in de volgende tabel alle sporten met bijbehorende percentages vermeld. BBSO

10 Tabel 6 Sporten door volwassenen (sport is 12 keer of vaker door respondent beoefend in een jaar) Sporten die door volwassene 12x of meer zijn beoefend (in 2008; in %) aerobics/steps (1) 4,6 atletiek (2) 1,2 badminton (3) 2,2 basketbal (4) 0,8 biljart/poolbiljart/snooker (5) 0,8 bowling (6) - bridge (7) 1,2 dammen (8) - danssport (9) 2,3 darts (10) 0,6 duiksport (11) 0,3 fitness conditie (12) 16,1 fitness kracht (13) 11,8 golf (14) 2,0 gymnastiek/turnen (15) 1,2 handbal (16) 1,6 hardlopen/joggen/trimmen (17) 11,8 hockey (18) 0,5 honkbal/softbal (19) - jeu de boules (20) 0,2 kano (21) 0,6 karting (22) - klimsport/bergwandelen (23) - korfbal (24) 1,1 midgetgolf (25) - motorsport (26) 0,3 paardensport (27) - roeien (28) 1,0 schaatsen (29) 0,5 schaken (30) - schietsport (31) - skeeleren/skaten (32) 2,5 skiën/langlaufen/snowboarden (33) 1,9 squash (34) 0,7 tafeltennis (35) 1,1 tennis (36) 10,7 vecht- en verdedigingssporten (37) 0,8 veldvoetbal (38) 3,5 volleybal (39) 1,8 wandelsport (40) 7,8 watersport/zeilen/surfen (41) 2,2 wielrennen/mountainbiken/toerfietsen (42) 10,9 zaalvoetbal (43) 5,2 zwemsport (44) 10,5 andere sport (45) 4,1 Top tien van sporten De gegevens in de tabel leiden tot het volgende overzicht van een Top tien meest beoefende sporten onder volwassenen in Aalsmeer: 1. fitness conditie 6. zwemsport 2. fitness kracht 7. wandelsport 3. hardlopen/joggen/trimmen 8. zaalvoetbal 4. wielrennen/mountainbiken/toerfietsen 9. aerobics/steps 5. tennis 10. veldvoetbal. BBSO

11 2.5 Organisatievorm bij het sporten In de sportbeoefening kan men vaak kiezen in de organisatievorm waarin men dat wil doen: als lid van een vereniging, bij een commerciële aanbieder, ongebonden of in andere, nietlidmaatschapsgebonden vormen. Het gekozen organisatieverband is soms ook afhankelijk van de sport die men beoefent. Als men meerdere sporten beoefent, heeft men ook te maken met meerdere (organisatorische) verbanden. Bij de volwassen sporters in Aalsmeer blijkt dat de sporten in meer dan de helft van de gevallen ongebonden (niet in formeel verenigingsverband) worden beoefend. Toch wordt veel in verenigingsverband gesport; dit geldt voor bijna 40% van de sporten. Tabel 7 Sporten in organisatorisch verband (in % van totaal aantal respondenten) Organisatorisch verband van sporten door % volwassenen (2008) (meerdere antwoorden mogelijk) verenigingsverband 39 commercieel verband 27 anders georganiseerd 20 ongebonden Trainings- en competitieverband van sporten De sportende volwassenen volgen in bijna een kwart van de gevallen lessen, cursussen of trainingen bij het beoefenen van de sporten (22%), in bijna een kwart van de gevallen speelt men ook in competitieverband en/of is men deelnemer aan toernooien. In de helft van de beoefende sporten wordt deze echter beoefend zonder enig les- of competitieverband. Tabel 8 Deelname aan trainingen en competitie (in % van totaal aantal respondenten) Deelname aan trainingen en competitievormen volwassenen (2008) (meerdere antwoorden mogelijk) lessen, cursussen of trainingen 22 competitie of toernooien/sportevenementen 22 geen van deze vormen 50 % 2.7 Voorziening en plaats van beoefening van sport Onder de volwassen sporters in Aalsmeer beoefent meer dan de helft deze sport(en) in een binnensportaccommodatie; in tweederde van de gevallen wordt deze sport in Aalsmeer beoefend, in een derde elders. Onder de sporters geeft bijna 30% aan op een buitensportaccommodatie te sporten; het buitensporten wordt in een derde gevallen in Aalsmeer gedaan, in tweede van de gevallen in een andere plaats, buiten Aalsmeer. BBSO

12 Een klein deel van de volwassenen (14%) sport in een voorziening in de openbare ruimte; voor ruim 40% in Aalsmeer, voor bijna 60% elders. Wel wordt vaker in verscheidene andersoortige voorzieningen gesport (voor meer dan een derde), de helft hiervan vindt plaats in Aalsmeer, de andere helft elders. Tabel 9 Voorziening en plaats van sportbeoefening (% van totaal aantal respondenten) Sportlocatie (2008; in %) (meerdere antwoorden mogelijk) officiële binnensportaccommodatie (55% van de resp) officiële buitensportaccommodatie (29% van de resp) sportvoorziening in de openbare ruimte (14% van de resp) andersoortige voorziening (36% van de resp) in Aalsmeer elders Zelfbeeld volwassen sporters In de sportenquête is tot slot gevraagd naar het zelfbeeld dat men heeft als sporter (ziet men zichzelf als sporter?). Van alle volwassenen beantwoordt meer dan een derde deze vraag positief 5 ; mannen hebben hierin een positiever, meer uitgesproken zelfbeeld dan vrouwen. Ook wordt het zelfbeeld als sporter relatief vaak benoemd door de jongste leeftijdscategorie en het minst vaak aangegeven door de oudste leeftijdsgroep. 5 Percentages op basis van de antwoorden ja, zonder meer en ja, tamelijk op de vraag: Ziet u zichzelf als sporter?. BBSO

13 Tabel 10 Positief zelfbeeld als sporter (in % van totaal aantal volwassen respondenten) Zelfbeeld als sporter door volwassenen % (2008) totaal 36 man 41 vrouw jr jr jr jr jr jr jr 11 BBSO

14 3. Sportparticipatie jongeren Aalsmeer 3.1 Sportdeelname jongeren Uit de sportenquête komt naar voren dat in 2008 onder de jongere inwoners in Aalsmeer (van 12 tot en met 17 jaar) 92% minimaal één keer heeft gesport; 8% heeft helemaal niet gesport. Tabel 11 Wel of niet gesport en sportfrequentie in 2008 door jongeren Aalsmeer Sport/geen sport door jongeren (2008) % wel gesport 92 niet gesport 8 0 keer keer (incidenteel) keer (onregelmatig) keer (regelmatig) keer of vaker (intensief) 53 Het aantal keren dat jongeren wel gesport hebben, ligt gemiddeld beschouwd bij de jongens (significant) hoger dan bij de meisjes (respectievelijk 160 en 131 keer afgelopen jaar; het gemiddelde voor alle jongeren is 146 keer). Onder de jongeren die helemaal niet hebben gesport, zijn nagenoeg evenveel jongens als meisjes. Naast de groep jongeren die helemaal niet hebben gesport, is er een klein percentage dat incidenteel (minder dan één keer per maand) heeft gesport, namelijk 2%. Van alle jongeren geeft 96% aan geen lichamelijke beperkingen te ondervinden die consequenties hebben voor hun sportbeoefening; 4% geeft aan deze beperkingen wel te kennen. In deze gevallen gaat het met name om een auditieve aandoening en/of, in mindere mate, een chronische en verstandelijke beperking. 3.2 Sportfrequentie (RSO) jongeren Uitgaande van de RSO-norm, dat wil zeggen minimaal 12 keer in een jaar gesport, blijkt dat 90% van de jongeren (in de leeftijd 12 tot en met 17 jaar) in Aalsmeer aan deze norm voldoet. BBSO

15 Tabel 12 Sportparticipatie jongeren naar populatiekenmerken Sportparticipatie door jongeren % (2008) (minimaal 12 keer per jaar) totaal 90 jongen 90 meisje jr jr jr jr jr jr 88 Een deel van de jongeren sport minder dan 12 keer per jaar (10%) en voldoet daarmee niet aan de RSO-norm voor sporten. Er zitten hierbij lichte verschillen tussen jongeren in de drie kernen (in Dorp voldoet 92% van de jongeren aan de RSO-norm, in Oost 89% en in Kudelstaart 91%). Ook is op dit vlak een licht verschil te herkennen tussen autochtone en allochtone 6 jongeren: bij autochtone jongeren is de participatie 91%, bij allochtone jongeren 87%. Deze sportparticipatie onder de jongeren varieert ook naar schooltype: jongeren die vmboonderwijs volgen, hebben vaker een lagere sportdeelname dan jongeren die een school volgen voor havo of vwo; jongeren met een voortgezette opleiding mbo (en soms hbo) scoren op de tweede plaats volgens de RSO-norm. Van de jongeren met een vmbo-opleiding haalt 83% de RSO-norm, bij havo/vwo-scholieren is dat 98% en bij de mbo/hbo-leerlingen 89%. Bovendien blijkt dat de frequentie van het sporten onder de jongeren hoger ligt bij de degenen die thuis bij twee ouders/verzorgers wonen dan bij de jongeren die bij één ouder wonen; bij de eerste groep is vaker sprake van intensief sporten, bij de tweede groep is verhoudingsgewijs juist vaker sprake van regelmatig sporten. Onder de jongeren die minimaal 12 keer per jaar sporten, is een grote groep te vinden (60%) die intensief sport (10 keer of vaker per maand). Een kwart van deze jongeren sport regelmatig en bijna een vijfde deel van deze jongeren is een onregelmatige sporter. 6 Onder de jongere respondenten in Aalsmeer heeft 14% aangegeven niet in Nederland geboren te zijn dan wel één of twee ouders te hebben die niet in Nederland zijn geboren. BBSO

16 Tabel 13 Sportfrequentie van jongere sporters in Aalsmeer die aan de RSO-norm voldoen (12-18 jaar, 2008; in procenten) Sportfrequentie van sporters met RSOnorm % (RSO-norm) keer (onregelmatig, 1-4 x pm) keer (regelmatig; 5-9 x pm) keer of vaker (intensief; 10 x of vaker 59 pm) Onder de intensieve jeugdige sporters zijn verhoudingsgewijs meer jongens dan meisjes te herkennen (bij de jongens 68% en bij de meisjes 49%). Deze intensieve sporters komen we ook verhoudingsgewijs vaker tegen bij 15-jarigen (en ook bij 13-jarigen bijna driekwart van hen), de 16- en 17-jarigen sporten minder vaak intensief (circa 45% van hen). 3.3 Aantal beoefende sporten De sportende jongeren geven aan gemiddeld vijf sporten (in een jaar tijd) te hebben beoefend (gemiddeld 5,2; de mediaan ligt bij vier sporten).bij de jongens ligt dit gemiddelde significant hoger dan bij de meisjes, respectievelijk 5,9 en 4,6. Het aantal beoefende sporten loopt enigszins uiteen tussen de jongeren als we naar de jaren kijken, maar deze verschillen hebben geen lineair verband; wel geven de jongsten (de dertienjarigen) gemiddeld het minst aantal sporten aan. Gezien de grote variatie die circa 15% van de jongeren hebben aangegeven in de beoefende sporten (10 of meer sporten), kan worden verondersteld dat bij deze groep ook vaker sprake is van incidenteler beoefende sporten die men wil uitproberen. Tabel 14 Gemiddeld aantal beoefende sporten door jongeren Gemiddeld aantal beoefende sporten door jongeren (2008) totaal 5,2 jongen 5,9 meisje 4,6 12 jr 3,7 13 jr 4,8 14 jr 6,7 15 jr 5,7 16 jr 5,2 17 jr 5,7 BBSO

17 Bij een onderscheid naar dorpskernen komen lichte verschillen tussen de jongeren naar voren in de mate van sportparticipatie; jongeren in Kudelstaart geven een hoger gemiddeld aantal beoefende sporten aan ((5,5), dan jongeren in Dorp en Oost (respectievelijk 5,2 en 4,7). Er is geen duidelijk herkenbaar onderscheid in het aantal beoefende sporten tussen autochtone en allochtone jongeren in Aalsmeer. Wel is een licht onderscheid aan te geven in het gemiddeld aantal beoefende sporten door jongeren naar schooltype; de jongeren van havo/vwo beoefenen vaker meer sporten dan jongeren in het vmbo (respectievelijk 6,1 en 4 sporten) en de jongeren die een mbo-opleiding volgen (en soms hbo) scoren daar tussen in (gemiddeld 5,5 sporten). 3.4 Voorkeuren voor sporten bij jongeren Uit de grote diversiteit aan sporten komen op basis van de RSO-norm een aantal sporten naar voren die minimaal 12 keer per jaar worden beoefend. Voor de volledigheid worden in de volgende tabel alle sporten met bijbehorende percentages vermeld. Tabel 15 Sporten door jongeren (sport is 12 keer of vaker beoefend in een jaar) Sporten die door jongere 12x of meer zijn beoefend (in 2008; in %) aerobics/steps (1) 0,3 atletiek (2) 1,5 badminton (3) 3,5 basketbal (4) 3,1 biljart/poolbiljart/snooker (5) 2,7 bowling (6) 2,8 bridge (7) - dammen (8) 0,7 danssport (9) 3,7 darts (10) 1,9 duiksport (11) 0,5 fitness conditie (12) 3,6 fitness kracht (13) 3,2 golf (14) 1,0 gymnastiek/turnen (15) 2,6 handbal (16) 1,7 hardlopen/joggen/trimmen (17) 4,7 hockey (18) 2,4 honkbal/softbal (19) 0,7 jeu de boules (20) 0,8 kano (21) 1,4 karting (22) 1,7 klimsport/bergwandelen (23) 1,4 korfbal (24) 1,3 midgetgolf (25) 1,9 motorsport (26) 0,1 paardensport (27) 1,7 roeien (28) 0,8 schaatsen (29) 8,5 schaken (30) 0,6 schietsport (31) 0,2 skeeleren/skaten (32) 1,8 skiën/langlaufen/snowboarden (33) 3,3 squash (34) 0,5 tafeltennis (35) 3,1 tennis (36) 5,4 vecht- en verdedigingssporten (37) 1,7 veldvoetbal (38) 6,9 volleybal (39) 2,2 wandelsport (40) 0,9 watersport/zeilen/surfen (41) 2,9 wielrennen/mountainbiken/toerfietsen (42) 1,5 zaalvoetbal (43) 2,8 zwemsport (44) 4,1 andere sport (45) 1,9 BBSO

18 Top tien van sporten jongeren De gegevens in de tabel leiden tot het volgende overzicht van een Top tien meest beoefende sporten onder jongeren in Aalsmeer: 1. schaatsen 6. danssport 2. veldvoetbal 7. fitness conditie 3. tennis 8. badminton 4. hardlopen/joggen/trimmen 9. skiën 5. zwemsport 10. fitness kracht. 3.5 Organisatievorm bij het sporten In de sportbeoefening kan men vaak kiezen in de organisatievorm waarin men dat wil doen: als lid van een vereniging, bij een commerciële aanbieder, ongebonden of in andere, nietlidmaatschapsgebonden vormen. Het gekozen organisatieverband is soms ook afhankelijk van de sport die men beoefent. Als men meerdere sporten beoefent, heeft men ook te maken met meerdere (organisatorische) verbanden. Bij de jongere sporters in Aalsmeer blijkt dat de sporten voor een zeer groot deel in verenigingsverband worden beoefend (81%). Bovendien worden sporten in circa 40% van de gevallen ongebonden beoefend. Tabel 16 Sporten in organisatorisch verband (in % van totaal aantal respondenten) Organisatorisch verband van sporten door % jongeren (2008) (meerdere antwoorden mogelijk) verenigingsverband 81 commercieel verband 14 anders georganiseerd 32 ongebonden Trainings- en competitieverband van sporten De sportende jongeren volgen in bijna tweederde van de gevallen lessen, cursussen of trainingen bij het beoefenen van de sporten, in bijna 60% van de gevallen speelt men ook in competitieverband en/of is men deelnemer aan toernooien. In een derde van de beoefende sporten wordt deze echter beoefend zonder enig les- of competitieverband. Tabel 17 Deelname aan trainingen en competitie (in % van totaal aantal respondenten) Deelname aan trainingen en competitievormen jongeren (2008) (meerdere antwoorden mogelijk) lessen, cursussen of trainingen 63 competitie of toernooien/sportevenementen 59 geen van deze vormen 31 % BBSO

19 3.7 Voorziening en plaats van beoefening van sport Onder de jongere sporters in Aalsmeer beoefent tweederde deze sport(en) in een binnensportaccommodatie; in 60% van de gevallen wordt deze sport in Aalsmeer beoefend, in 40% elders. Onder de sporters geeft bijna 60% aan op een buitensportaccommodatie te sporten; voor de helft in Aalsmeer gedaan, voor de andere helft in een andere plaats, buiten Aalsmeer. Een kleiner deel van de jongeren (22%) sport (ook) in een voorziening in de openbare ruimte; voor iets meer dan de helft in Aalsmeer, voor iets minder dan de helft elders. Bovendien wordt in een kwart van de gevallen in verscheidene andersoortige voorzieningen gesport, de helft hiervan vindt plaats in Aalsmeer, de andere helft elders. Tabel 18 Voorziening en plaats van sportbeoefening (% van totaal aantal respondenten) Sportlocatie (2008; in %) officiële binnensportaccommodatie (67% van de resp) officiële buitensportaccommodatie (59% van de resp) sportvoorziening in de openbare ruimte (22% van de resp) andersoortige voorziening (26% van de resp) in Aalsmeer elders Zelfbeeld sportende jongeren In de sportenquête is tot slot gevraagd naar het zelfbeeld dat men heeft als sporter (ziet men zichzelf als sporter?). Van alle jongeren beantwoordt tweederde deze vraag positief; jongens hebben hierin een positiever, meer uitgesproken zelfbeeld dan meisjes. Ook wordt het zelfbeeld als sporter relatief vaak benoemd door de jongste leeftijdsgroepen. BBSO

20 Tabel 19 Positief zelfbeeld als sporter 7 (in % van totaal aantal respondenten) Zelfbeeld als sporter door jongeren % (2008) totaal 65 jongen 67 meisje jr jr jr jr jr jr 41 7 Percentages op basis van de antwoorden ja, zonder meer en ja, tamelijk op de vraag: Zie je jezelf als sporter?. BBSO

21 4. Sportparticipatie kinderen Aalsmeer 4.1 Sportdeelname kinderen De resultaten van de sportenquête geven aan dat in 2008 van de kinderen van 6 tot en met 11 jaar in Aalsmeer 97% minimaal één keer heeft gesport; 3% heeft helemaal niet gesport. Tabel 20 Wel of niet gesport en sportfrequentie in 2008 door kinderen Aalsmeer Sport/geen sport door kinderen (2008) % wel gesport 97 niet gesport 3 0 keer keer (incidenteel) keer (onregelmatig) keer (regelmatig) keer of vaker (intensief) 42 Onder de kinderen die helemaal niet hebben gesport, zijn (nagenoeg) evenveel jongens als meisjes. Het aantal keren dat kinderen wel gesport hebben, ligt gemiddeld beschouwd bij de jongens (significant) hoger dan bij de meisjes (respectievelijk 122 en 108 keer afgelopen jaar; het gemiddelde voor alle kinderen is 115 keer). Naast de groep kinderen die helemaal niet hebben gesport, is er een klein percentage dat incidenteel (minder dan één keer per maand) heeft gesport, namelijk 1%. De frequentie in het sporten door kinderen vertoont een sterk lineair verband met leeftijd, hoe ouder de kinderen zijn hoe meer ze sporten. Kinderen van zes jaar sporten bijvoorbeeld gemiddeld 93 keer per jaar, kinderen van 11 jaar 147 keer. Bij een verdeling van de (volwassen) inwoners naar vier inkomenscategorieën 8, komt naar voren dat de intensiteit van sportparticipatie van hun kinderen een verband vertoont met het inkomen van de ouders: hoe hoger het inkomen hoe vaker de kinderen sporten beoefenen. Ook het gemiddeld aantal beoefende sporten van de kinderen varieert: tussen 2,0 (bij de laagste inkomens) tot 5,2 (bij de hoogste inkomens; bij een overall-gemiddelde van 3,8 sporten). Uitgaande van de RSO-norm, dat wil zeggen minimaal 12 keer in een jaar gesport, blijkt dat 96% van de kinderen (in de leeftijd 6 tot en met 11 jaar) in Aalsmeer aan deze norm voldoet. 8 Inkomen tot 1500, , en meer dan 5000 euro. BBSO

22 Tabel 21 Sportparticipatie kinderen naar populatiekenmerken Sportparticipatie door kinderen % (2008) (minimaal 12 keer per jaar) totaal 96 jongen 97 meisje 95 6 jr 97 7 jr 94 8 jr 95 9 jr jr jr 95 Van alle kinderen geeft 94% (van de ouders) aan geen lichamelijke beperkingen te ondervinden die consequenties hebben voor de sportbeoefening; 6% geeft aan deze beperkingen wel te kennen. In deze gevallen gaat het met name om een chronische aandoening. 4.2 Sportfrequentie (RSO) kinderen Bij een hantering van de RSO-norm voor sportparticipatie blijkt dat jongens iets vaker sporten dan meisjes. Als we naar de leeftijden voor de RSO-norm kijken, zijn bij de onderscheiden kindergroepen slechts lichte verschillen te herkennen. Onder de kinderen die minimaal 12 keer per jaar sporten, sport ruim 40% intensief (10 keer of vaker per maand). Een derde van deze kinderen sport regelmatig en bijna een kwart van de kinderen is een onregelmatige sporter. Tabel 22 Sportfrequentie van sportende kinderen in Aalsmeer die aan de RSO-norm voldoen (6-11 jaar, 2008; in procenten) Sportfrequentie van kinderen met RSOnorm % (RSO-norm) keer (onregelmatig, 1-4 x pm) keer (regelmatig; 5-9 x pm) keer of vaker (intensief; 10 x of vaker 43 pm) BBSO

23 Onder de intensief sportende kinderen zijn verhoudingsgewijs (significant) meer jongens dan meisjes te herkennen (bij de jongens 52% en bij de meisjes 35%). Onder de regelmatig sportende kinderen vinden we juist verhoudingsgewijs meer meisjes (42%, jongens 26%); onder de onregelmatig sportende kinderen zijn evenveel jongens als meisjes. Het intensief sporten neemt vooral toe na het achtste jaar; de kinderen van 9 tot en met 11 jaar sporten veel vaker intensief (circa 55% van hen) dan de kinderen van 6 tot en met 8 jaar (gemiddeld circa 33%). Er is in dit kader een duidelijke toename in het intensief sporten vanaf de bovenbouw van de basisschool te herkennen. Bij een verdeling van de kinderen naar de dorpskernen komt naar voren dat de kinderen in Dorp, Oost en Kudelstaart nagenoeg dezelfde frequentie van sporten hebben (bij het hanteren van de RSO-norm). Er is, bij hantering van de RSO-norm, een licht verschil op te merken tussen de deelnameintensiteit van autochtone en allochtone 9 kinderen aan sport; autochtone kinderen sporten (iets vaker) intensief en allochtone verhoudingsgewijs iets vaker onregelmatig. 4.3 Aantal beoefende sporten De sportende kinderen geven aan gemiddeld bijna vier sporten (3,8 in een jaar tijd) te hebben beoefend (de mediaan ligt bij drie sporten). Bij de meisjes ligt dit gemiddelde iéts hoger dan bij de jongens, respectievelijk 3,8 en 3,7. Het gemiddeld aantal beoefende sporten loopt lineair op naar gelang de leeftijd van de kinderen: zo hebben de kinderen van zes jaar 3,1 sporten beoefend, van 10 en 11 jaar 4,6 sporten. Er is nagenoeg geen onderscheid te herkennen in het aantal beoefende sporten door autochtone en allochtone kinderen (respectievelijk 3,7 en 3,8 sporten). Tabel 23 Gemiddeld aantal beoefende sporten door kinderen Gemiddeld aantal beoefende sporten door kinderen (2008) totaal 3,8 jongen 3,7 meisje 3,8 6 jr 3,1 7 jr 3,2 8 jr 3,6 9 jr 4,0 10 jr 4,6 11 jr 4,6 9 Over de kinderen in Aalsmeer heeft 10% (van de ouders) aangegeven niet in Nederland geboren te zijn dan wel één of twee ouders te hebben die niet in Nederland zijn geboren. BBSO

24 4.4 Voorkeuren voor sporten bij kinderen Uit de diversiteit aan sporten komen op basis van de RSO-norm een aantal sporten naar voren die minimaal 12 keer per jaar door kinderen worden beoefend. Voor de volledigheid worden in de volgende tabel alle sporten met bijbehorende percentages vermeld. Tabel 24 Sporten door kinderen (sport is 12 keer of vaker door respondent beoefend in een jaar) Sporten die door jongere 12x of meer zijn beoefend (in 2008; in %) aerobics/steps (1) 0,3 atletiek (2) 1,6 badminton (3) 1,9 basketbal (4) 0,9 biljart/poolbiljart/snooker (5) 0,4 bowling (6) 2,9 bridge (7) - dammen (8) 0,4 danssport (9) 4,4 darts (10) 0,5 duiksport (11) 0,2 fitness conditie (12) 0,3 fitness kracht (13) 0,3 golf (14) 0,6 gymnastiek/turnen (15) 7,6 handbal (16) 2,1 hardlopen/joggen/trimmen (17) 1,5 hockey (18) 3,8 honkbal/softbal (19) 0,6 jeu de boules (20) 1,1 kano (21) 0,5 karting (22) 0,3 klimsport/bergwandelen (23) 0,9 korfbal (24) 0,9 midgetgolf (25) 3,1 motorsport (26) - paardensport (27) 2,2 roeien (28) 0,2 schaatsen (29) 11,1 schaken (30) 1,1 schietsport (31) 0,2 skeeleren/skaten (32) 5,1 skiën/langlaufen/snowboarden (33) 4,7 squash (34) 0,1 tafeltennis (35) 2,5 tennis (36) 5,2 vecht- en verdedigingssporten (37) 2,5 veldvoetbal (38) 7,9 volleybal (39) 1,3 wandelsport (40) 0,7 watersport/zeilen/surfen (41) 2,1 wielrennen/mountainbiken/toerfietsen (42) 1,1 zaalvoetbal (43) 1,5 zwemsport (44) 11,2 andere sport (45) 2,5 Top tien van sporten kinderen De gegevens in de tabel leiden tot het volgende overzicht van een Top tien meest beoefende sporten onder kinderen in Aalsmeer: 1. zwemsport 6. skeeleren/skaten 2. schaatsen 7. skiën/langlaufen/snowboarden 3. veldvoetbal 8. danssport 4. gymnastiek/turnen 9. hockey 5. tennis 10. midgetgolf. BBSO

25 4.5 Organisatievorm bij het sporten In de sportbeoefening kan men vaak kiezen in de organisatievorm waarin men dat wil doen: als lid van een vereniging, bij een commerciële aanbieder, ongebonden of in andere, nietlidmaatschapsgebonden vormen. Het gekozen organisatieverband is soms ook afhankelijk van de sport die men beoefent. Als men meerdere sporten beoefent, heeft men ook te maken met meerdere (organisatorische) verbanden. Bij de sporters onder de kinderen in Aalsmeer blijkt dat de sporten voor het allergrootste deel in verenigingsverband worden beoefend (87%). Bovendien worden sporten in 30% van de gevallen ongebonden beoefend. Tabel 25 Sporten in organisatorisch verband (in % van totaal aantal respondenten) Organisatorisch verband van sporten door % kinderen (2008) (meerdere antwoorden mogelijk) verenigingsverband 87 commercieel verband 14 anders georganiseerd 23 ongebonden Trainings- en competitieverband van sporten De sportende kinderen volgen in bijna tweederde van de gevallen lessen, cursussen of trainingen bij het beoefenen van de sporten, in bijna de helft van de gevallen spelen ze ook in competitieverband en/of zijn ze deelnemer aan toernooien. In bijna een kwart van de beoefende sporten wordt deze echter beoefend zonder enig les- of competitieverband. Tabel 26 Deelname aan trainingen en competitie (in % van totaal aantal respondenten) Deelname aan trainingen en % competitievormen kinderen (2008) (meerdere antwoorden mogelijk) lessen, cursussen of trainingen 64 competitie of toernooien/sportevenementen 47 geen van deze vormen Voorziening en plaats van beoefening van sport Onder de sportende kinderen in Aalsmeer beoefent driekwart deze sport(en) in een binnensportaccommodatie; in driekwart van de gevallen wordt deze sport in Aalsmeer beoefend, in een kwart elders. Onder de kinderen geeft ruim 60% aan op een buitensportaccommodatie te sporten; voor de ene helft wordt dit in Aalsmeer gedaan, voor de andere helft in een plaats buiten Aalsmeer.

26 Een klein(er) deel van de kinderen (16%) sport (ook) in een voorziening in de openbare ruimte; voor tweederde van de gevallen in Aalsmeer, voor een derde elders. Bovendien wordt in 16% van de gevallen in verscheidene andersoortige voorzieningen gesport, bijna 60% hiervan vindt plaats in Aalsmeer, ruim 40% elders. Tabel 27 Voorziening en plaats van sportbeoefening door kinderen (% van totaal aantal respondenten) Sportlocatie kinderen (2008; in %) officiële binnensportaccommodatie (74% van de resp) officiële buitensportaccommodatie (61% van de resp) sportvoorziening in de openbare ruimte (16% van de resp) andersoortige voorziening (16% van de resp) in Aalsmeer Elders Beeld sportend kind In de sportenquête is tot slot gevraagd naar het beeld dat ouders hebben van het kind als sporter (ziet men het kind als sporter?). Van alle ouders beantwoordt bijna tweederde deze vraag positief, waarbij het verschil tussen jongens en meisjes minimaal is. Tabel 28 Positief beeld kind als sporter 10 (in % van totaal aantal ouders) Beeld van kind als sporter, % volgens ouders (2008) totaal 63 jongen 64 meisje 62 6 jr 63 7 jr 54 8 jr 66 9 jr jr jr Percentages op basis van de antwoorden ja, zonder meer en ja, tamelijk op de vraag: Ziet u uw zoon of dochter als sporter?. BBSO

27 5. Samenvattende overzichten en conclusies 5.1 De groepen in Aalsmeer nader vergeleken De gegevens van de sportenquête onder kinderen, jongeren en volwassenen in Aalsmeer leveren de volgende overzichten op, die samen met enkele korte conclusies worden gepresenteerd. Sportparticipatie van inwoners in Aalsmeer Tabel 29 Wel of niet gesport en sportfrequentie (in %, 2008) Sport/geen sport volwassenen Jongeren kinderen (2008) wel gesport niet gesport niet gesport incidenteel onregelmatig regelmatig intensief In een grafiek krijgen we het volgende beeld: Grafiek 1 Wel of niet gesport en sportfrequentie naar leeftijdsgroepen (2008, in %) geen sport incidenteel onregelmatig regelmatig intensief volwassenen jongeren kinderen BBSO

28 De gemiddelde sportparticipatie over de onderscheiden leeftijdsgroepen heen beschouwd bedraagt 85% voor de leeftijd 6-79 jaar; 15% heeft niet gesport. De sportparticipatie loopt uiteen tussen de drie (hoofd)leeftijdsgroepen: hoe jonger, hoe vaker er wordt gesport; bij de oudere groep heeft bijna een vijfde deel niet gesport, bij de kinderen is dat slechts 3%. Bij de frequentie van het sporten valt op dat de volwassenen relatief vaak onregelmatig sporten, terwijl de jongeren in meer dan de helft van de gevallen intensief sporten. Ook onder de kinderen zijn, volgens de opgave van de ouders, relatief veel intensieve sporters te vinden (10 keer of vaker per maand). Het gaat daarbij vooral om kinderen (vaak jongens) vanaf negen jaar. Tabel 30 Aantal keren gesport afgelopen jaar (gemiddeld, 2008) Aantal keren volwassenen Jongeren kinderen gesport 2008 (gemiddeld) Totaal man/jongen vrouw/meisje Van de onderscheiden leeftijdsgroepen stellen jongeren in de leeftijd 12 tot en met 17 jaar het vaakst te sporten, gemiddeld circa 12 keer per maand (drie keer per week). Ook kinderen sporten relatief vaak, gemiddeld 9-10 keer per maand. Bij de volwassenen ligt de gemiddelde frequentie op 7-8 keer per maand. In alle gevallen geven de mannelijke sporters aan vaker te sporten dan de vrouwelijke sporters; dit verschil tussen de sexen is het geringst bij de kinderen. Sportparticipatie volgens RSO-norm Tabel 31 Sporten volgens RSO-norm (2008, in %) Sportparticipatie RSO-norm (2008) volwassenen Jongeren kinderen Totaal man/jongen vrouw/meisje De sportparticipatie in Aalsmeer is, bij een beoordeling op grond van de RSO-norm (minimaal 12 keer per jaar gesport), hoog. De gemiddelde sportparticipatie over de gehele groep 6-79 jaar in Aalsmeer bedraagt in dit kader 82%; 18% voldoet niet aan de RSO-norm. BBSO

29 Bij de volwassenen is de participatie bijna 80% en bij de jongeren 90%. Kinderen scoren (volgens hun ouders) erg hoog met 96%, hetgeen betekent dat bijna alle kinderen aan de RSO-norm voor sporten voldoen. Bij het hanteren van de RSO-norm blijkt dat nagenoeg geen verschillen in participatie tussen mannen en vrouwen of jongens en meisjes zijn te constateren. Sportparticipatie en populatiekenmerken Ten aanzien van de sportparticipatie zijn, in het licht van de RSO-norm, de volgende achtergrondkenmerken van de volwassen inwoners apart te benoemen: onder de groep 65-plussers in Aalsmeer wordt de landelijke doelstelling van 65% sportdeelname op grond van de RSO-norm niet bereikt; er zijn bij de volwassenen lichte verschillen in de sportparticipatie naar dorpskernen: in Oost is de sportdeelname het hoogst, gevolgd door Kudelstaart en in Dorp is de deelname het laagst; bij een verdeling naar etniciteit blijkt dat de sportdeelname van allochtone inwoners in Aalsmeer gemiddeld iets lager ligt dan bij de autochtone inwoners; bij een deel van de volwassenen met een lichamelijke beperking (vooral met chronische klachten) ligt het percentage dat minimaal twaalf keer per jaar sport lager dan voor de volwassen bevolking als geheel; de sportdeelname vertoont een relatie met de SES van de volwassen inwoner: met een laag SES voldoet men minder vaak aan de RSO-norm en men beoefent gemiddeld minder sporten dan personen met een hoog SES; het sporten van de volwassen inwoners vertoont een sterke samenhang met de hoogte van het inkomen: lagere inkomens voldoen minder vaak aan de RSO-norm en beoefenen minder sporten dan de hogere inkomens. Bij de laagste inkomens voldoet men net aan de landelijke (rso)doelstelling van 65% sportdeelname. De differentiatie naar achtergrondkenmerken onder de volwassenen in Aalsmeer, geeft aan dat enkele specifieke groepen extra aandacht behoeven indien sprake is van een beleid waarbij een regelmatige sportbeoefening wordt gestimuleerd. Ofschoon de verschillen met de referentiegroepen soms groot en soms klein zijn, kan gesteld worden dat de groepen ouderen en allochtonen, lagere sociaaleconomische groepen en gehandicapten hierbij in het oog springen. Bij de jongeren zijn twee aspecten in meer of mindere mate opmerkelijk: allochtone jongeren hebben een iets lagere sportdeelname bij een hantering van de RSO-norm dan autochtone jongeren; de sportdeelname van vmbo-leerlingen is lager dan van jongeren met een havo/vwo-opleiding. Bij de kinderen zijn de volgende aandachtspunten te benoemen: de frequentie van de sportdeelname van kinderen vertoont een sterke samenhang met het inkomen van de ouders; hoe hoger het inkomen hoe meer sporten de kinderen beoefenen; autochtone kinderen sporten iets vaker intensief en allochtone kinderen iets vaker onregelmatig. BBSO

30 Frequentie sportparticipatie (volgens RSO-norm) Tabel 32 Sportfrequentie van sporters in Aalsmeer die aan de RSO-norm voldoen Sportfrequentie volwassenen Jongeren kinderen van sporters met RSO-norm (RSO-norm) Onregelmatig Regelmatig Intensief Onder de jongeren is een groot deel te kenmerken als een intensieve sporter; van degenen die aan de RSO-norm voldoen sport bijna 60% intensief. Deze groep intensieve sporters is ook het grootst bij de kinderen, met ruim 40%. Onder de volwassenen is een redelijk gespreide driedeling te herkennen, waarbij de onregelmatige sporters licht de overhand hebben. Grafiek 2 Sportfrequentie van sporters in Aalsmeer die aan de RSO-norm voldoen onregelmatig regelmatig intensief volwassenen jongeren kinderen Gemiddeld aantal beoefende sporten Het gemiddeld aantal beoefende sporten in het afgelopen jaar ligt vooral hoog bij de jongeren; zij hebben, in meer of minder frequente vorm, gemiddeld 5 sporten beoefend. Vooral de jongens binnen deze leeftijdsgroep geven meerdere sporten aan. Het gemiddelde is bij de kinderen en de volwassenen redelijk vergelijkbaar, met bijna 4 sporten op jaarbasis. BBSO

31 Tabel 33 Gemiddeld aantal beoefende sporten Gemiddeld aantal volwassenen Jongeren kinderen beoefende sporten (2008) Totaal 3,6 5,2 3,8 man/jongen 4,2 5,9 3,7 vrouw/meisje 3,3 4,6 3,8 Meest beoefende sporten top tien Tabel 34 Meest beoefende/genoemde sporten (minimaal 12 keer beoefend) Meest beoefende sporten (2008) volwassenen Jongeren kinderen fitness conditie Schaatsen zwemsport fitness kracht Veldvoetbal schaatsen hardlopen Tennis veldvoetbal wielrennen Hardlopen gymnastiek tennis Zwemsport tennis zwemsport Danssport skeeleren/skaten wandelen fitness conditie skiën zaalvoetbal Badminton danssport aerobics Skiën hockey veldvoetbal fitness kracht midgetgolf Bij de volwassenen zijn vooral de individuele, vaak op conditiegerichte sporten populair, zoals fitness, hardlopen en wielrennen. Bij de jongere generaties is vooral een voorkeur voor zwemmen, schaatsen en veldvoetbal te herkennen, ook tennis is populair bij de jongeren. Sporten in organisatorisch verband Het sporten in verenigingsverband is erg populair bij de kinderen en jongeren in Aalsmeer; bij de sporten die zij beoefenen wordt 80-90% in verenigingsverband gedaan (bijvoorbeeld in het kader van tennis en veldvoetbal). Bij de volwassenen komt het sporten bij een vereniging veel minder voor maar toch sport bijna 40% (ook) in verenigingsverband. Bij de volwassenen komt verhoudingsgewijs vaker het ongebonden sporten voor (zie het hardlopen, wielrennen en wandelen), alsmede het sporten in commercieel verband (zie met name de populariteit van fitness bij deze groep). BBSO