Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 24 SEPTEMBER 2015 F N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F N VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering in de persoon van de Vlaamse Minister en Begroting, Financiën en Energie, met kantoor te 1210 Brussel, Koning Albert II-laan 19 die het geding hervat, ingesteld door de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de Administratie van de btw, registratie en domeinen, (sedert 1 september 2013) Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Italiëlei 4, bus 3, eiser, vertegenwoordigd door mr. Geoffroy De Foestraets, advocaat bij het Hof van Cassatie, en bijgestaan door mr. Stefaan De Vleeschouwer, advocaat bij de balie te Brussel, beiden met kantoor te 1000 Brussel, Dalstraat 67, waar de eiser woonplaats kiest,

2 24 SEPTEMBER 2015 F N/2 tegen B. G., verweerster, bijgestaan door mr. Evi Vrijders, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2610 Antwerpen (Wilrijk), Berkenlaan 45, waar de verweerster woonplaats kiest. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 5 november Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft op 10 maart 2015 een schriftelijke conclusie neergelegd. Het Vlaams Gewest heeft een akte van geding hervatting neergelegd. Het Hof geeft akte van de hervatting van het door de Belgische Staat ingestelde geding. Afdelingsvoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste onderdeel 1. Het dwangbevel inzake successierechten is een taxatietitel waarin de belastingschuld geconcretiseerd wordt, wat betekent dat daarin melding moet worden

3 24 SEPTEMBER 2015 F N/3 gemaakt van het belastbare feit, het bedrag en de hoedanigheid van de schuldenaar. Dat dwangbevel is een bestuurshandeling waarop de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen van toepassing is. Krachtens artikel 3 van die wet moet de opgelegde motivering in de akte de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen en moet zij afdoende zijn. Onder afdoende motivering moet elke motivering worden verstaan die een redelijke grondslag voor de beslissing vormt. 2. De appelrechters stellen vast dat : - de verweerster en haar drie kinderen op 31 januari 1996 een aangifte van nalatenschap indienden waarin zij één vierde blote eigendom van een nijverheidsgebouw gelegen te 9100 Sint-Niklaas, Hoge Heerweg 32 hebben vermeld; - het tijdelijk vruchtgebruik toekwam aan Gofatra International nv ingevolge een notariële akte van 15 september 1992; - het vruchtgebruik verstreek op 15 september 2002 en de verweerster geen bijkomende aangifte indiende; - bij brief van 18 januari 2008 de notaris, die de oorspronkelijke aangifte van nalatenschap had ingediend, werd verzocht om een nieuwe aangifte in te dienen overeenkomstig artikel 37, 4, Wetboek Successierechten; - op 14 februari 2008 aan de verweerster een dwangbevel werd betekend, uitgevaardigd op diezelfde dag, waarin ze werd aangemaand om een bedrag van ,75 euro te betalen, te vermeerderen met een boete wegens laattijdige indiening van de aangifte. 3. De appelrechters stellen tevens vast dat: - in het dwangbevel werd gewezen op het feit dat de blote eigendom van één vierde van het nijverheidsgebouw te Sint-Niklaas, Hoge Heerweg 32 tot de nalatenschap behoorde en dat het vruchtgebruik op dit onroerend goed toebehoorde aan Gofatra International nv voor een periode van 10 jaar, te beginnen vanaf 15 september 1992;

4 24 SEPTEMBER 2015 F N/4 - in het dwangbevel tevens werd vermeld dat het eventueel vruchtgebruik op het pand te Sint-Niklaas actueel is geworden op 15 september 2002 en dat door de realisatie van deze voorwaarde de actieve samenstelling van de nalatenschap in het voordeel van de verweerster wordt vermeerderd en zij derhalve hierover de successiebelasting verschuldigd is; - in het dwangschrift werd vermeld dat de belastingplichtige een bijkomend recht verschuldigd was van ,75 euro; - de administratie zich beroept op artikel 47 Wetboek Successierechten. 4. De appelrechters oordelen dat: - het dwangbevel het belastbare feit en de hoedanigheid van de schuldenaar duidelijk maakte en derhalve op dat punt afdoende gemotiveerd was; - het feit dat op dat moment enkel verwezen werd naar artikel 37 Wetboek Successierechten zonder te verduidelijken dat hiermee artikel 37, 2, Wetboek Successierechten werd bedoeld, hieraan geen afbreuk doet. 5. Door het dwangschrift nietig te verklaren om reden dat het geen verantwoording bevat voor het bedrag aan bijkomende rechten dat de administratie vordert en aan de hand waarvan de belastingplichtige moet kunnen nagaan op welke wijze de administratie tot de bepaling van dit bedrag is overgegaan, terwijl uit de voormelde vaststellingen van het arrest blijkt dat het dwangschrift het belastbare feit, de omvang en de oorzaak van de fiscale schuld en derhalve de afdoende motieven waarop het steunt vermeldt, schenden de appelrechters artikel 3 Wet Motivering Bestuurshandelingen. Het onderdeel is gegrond. Overige grieven 6. De overige grieven kunnen niet tot ruimere cassatie leiden.

5 24 SEPTEMBER 2015 F N/5 Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Gent. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, en de raadsheren Koen Mestdagh, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 24 september 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche. K. Vanden Bossche K. Moens B. Wylleman K. Mestdagh B. Deconinck E. Dirix