Hof van Cassatie van België

Transcriptie

1 14 JANUARI 2016 F N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F N 1. G. N., 2. J. N., eisers, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187/302, waar de eisers woonplaats kiezen, tegen BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de ambtenaar gedelegeerd door de gewestelijke directeur te Gewestelijke Directie Antwerpen II, met kantoor te 2500 Lier, Kruisbogenhofstraat 24, bus 1, verweerder,

2 14 JANUARI 2016 F N/2 vertegenwoordigd door mr. Willy van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 9051 Gent, Drie Koningenstraat 3, waar de verweerder woonplaats kiest. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 2 april Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft op 4 juni 2015 een schriftelijke conclusie neergelegd. Raadsheer Bart Wylleman heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eisers voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan. III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Ontvankelijkheid 1. De verweerder voert twee gronden van niet-ontvankelijkheid aan: - het middel is niet-ontvankelijk in de mate dat het schending aanvoert van artikel 368 WIB92 aangezien deze bepaling slechts van toepassing is op roerende voorheffing gestort vanaf 1 januari 2011; - het middel is niet-ontvankelijk in de mate dat het schending aanvoert van artikel 100, eerste lid, 1, Wet Rijkscomptabiliteit aangezien deze bepaling met ingang van 1 januari 2012 werd opgeheven door artikel 127 van de Wet van 22

3 14 JANUARI 2016 F N/3 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat voor de in artikel 2 van die wet bedoelde diensten. 2. Het middel verwijt het arrest te hebben beslist dat artikel 313, tweede lid, WIB92 belet dat de genieter van roerende inkomsten terugbetaling vordert van onverschuldigd of teveel betaalde roerende voorheffing. Indien het middel gegrond zou zijn, zou alleen al de schending van die bepaling tot vernietiging kunnen leiden. De gronden van niet-ontvankelijkheid kunnen niet worden aangenomen. Middel 3. Krachtens artikel 313, eerste lid, WIB92 is de aangifte in de personenbelasting van de inkomsten van roerende goederen en kapitalen waarvoor roerende voorheffing is gekweten, facultatief, behalve voor de in fine van deze bepalingen opgesomde uitzonderingen. Artikel 313, tweede lid, WIB92 bepaalt dat de roerende voorheffing op de aldus niet aangegeven inkomsten noch met de personenbelasting wordt verrekend, noch terugbetaald. Deze bepaling verhindert dat de belastingplichtige die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om de bedoelde inkomsten niet te vermelden in zijn aangifte in de personenbelasting, alsnog terugbetaling zou vragen van de roerende voorheffing waarvan hij, in geval van aangifte, na verrekening terugbetaling had kunnen verkrijgen. Artikel 313, tweede lid, WIB92 verhindert echter niet dat de belastingplichtige die ervoor heeft geopteerd om de roerende inkomsten niet aan te geven, terugbetaling vordert van de roerende voorheffing die geheel of gedeeltelijk ten onrechte werd ingehouden en doorgestort aan de Schatkist. 4. De appelrechters stellen vast dat: - de eisers aandeelhouders zijn van Bru Textiles nv;

4 14 JANUARI 2016 F N/4 - deze vennootschap in 2003, 2005 en 2006 aan de eisers dividenden uitkeerde waarop door de nv Bru Textiles 25 pct. roerende voorheffing werd ingehouden en spontaan werd doorgestort aan de Schatkist; - de eisers de kwestieuze roerende inkomsten niet in hun aangiften in de personenbelasting hebben aangegeven; - de eisers voorhouden dat ten onrechte 25 pct. roerende voorheffing werd ingehouden, daar waar dat volgens hen slechts 15 pct. mocht zijn. 5. Door te oordelen dat artikel 313, tweede lid, WIB92 verhindert dat de eisers terugbetaling vorderen van de volgens hen teveel betaalde roerende voorheffing, geven de appelrechters aan deze bepaling een draagwijdte die ze niet heeft en verantwoorden zij hun beslissing niet naar recht. Het middel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Brussel. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Alain Smetryns, en de raadsheren Geert Jocqué, Filip Van Volsem en Bart Wylleman, en in openbare rechtszitting van 14 januari 2016 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.

5 14 JANUARI 2016 F N/5 K. Vanden Bossche B. Wylleman F. Van Volsem G. Jocqué A. Smetryns E. Dirix

6 VERZOEKSCHRIFT/1 Verzoekschrift Elektronische versie niet beschikbaar