Model gemeenschappelijke

Transcriptie

1 Model gemeenschappelijke regeling RUD Provincie Noord-Holland Sandra Mulder Margo Rol In samenwerking met Kees Barnhoorn Milieuadvies d.d. 22 januari

2 Bespreekpunten bijeenkomst provinciale coördinatoren Regionale Uitvoeringsdienst Enkele onderwerpen ter bespreking op 28 januari uitgangspunt modelgemeenschappelijke regeling: openbaar lichaam Zie ook Toelichting Aanhef Voor de modelregeling wordt voorgesteld een openbaar lichaam met als deelnemers : gemeenten, de provincie en een of meer openbare lichamen. Op de latere toetreding van waterschap of rijk wordt in het artikel Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing geanticipeerd (zie conceptmodel art. 32). 2. Takenpakket RUD Zie ook Toelichting art. 3-5 Onderscheid wordt gemaakt tussen basispakkettaken en plustaken. Vergelijk de werkwijze van huidige milieudiensten. 3. Keuze van bestuurders. Zie art. 7. In het model wijzen de raden/ps wethouders/gedeputeerden aan als bestuurders en raadsleden/prov statenleden als vervangende leden. Ook denkbaar is dat een bindende voordracht voor bepaalde leden van het ab en db wordt geregeld, bijvoorbeeld dat provinciale staten per definitie de gedeputeerde voor milieu aanwijst als voorzitter van het ab en db. Van belang is de rol die de provincie voor zich zelf ziet (meer of minder een regierol in de RUD), tevens hierbij te betrekken het aantal RUD s per provincie en/of de aanwezigheid van grote gemeenten, aanwezigheid van aantallen bedrijven en categoriën daarvan. 4. stemverhouding in de organen van de gemeenschappelijke regeling Zie toelichting artikel 11 In de bepalingen over besluitvorming moet aangeven worden hoe de weging van het stemrecht van de leden van het algemeen bestuur wordt bepaald. 5. Portefeuillehouderoverleg Zie toelichting artikel 22. Portefeuillehouders worden in de regel ingesteld om de gemeentelijke betrokkenheid in gemeenschappelijke regelingen te vergroten of borgen. 6. In de tekst zijn aangegeven: - optioneel/facultatieve artikelen: groen gearceerd - artikelen specifiek voor RUD: geel gearceerd. *** 2

3 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 5 Artikel 1 Begripsbepalingen 5 Artikel 2 Instelling, doel en beleid 6 Hoofdstuk 2 Taken 6 Artikel 3 Basistaken 6 Artikel 4 Pluspakket 6 Artikel 5 Werkzaamheden voor derden 7 Hoofdstuk 3 Het bestuur 7 Artikel 6 Bestuursorganen 7 1 Het algemeen bestuur 7 Artikel 7 Het algemeen bestuur 7 Artikel 8 Werkwijze 8 Artikel 9 Geheimhouding 8 Artikel 10 Vergaderquorum 8 Artikel 11 Besluitvorming 8 Artikel 12 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht 9 Artikel 13 Commissies 9 2 Het dagelijks bestuur 10 Artikel 14 Samenstelling 10 Artikel 15 Zittingsduur 10 Artikel 16 Werkwijze 10 Artikel 17 Geheimhouding 11 Artikel 18 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht 11 3 De voorzitter 11 Artikel 19 De voorzitter 11 Hoofdstuk 4 Bevoegdheden 12 Artikel 20 Bevoegdheden algemeen bestuur 12 Artikel 21 Bevoegdheden dagelijks bestuur 12 Hoofdstuk 5 Portefeuillehoudersoverleggen 13 Artikel 22 Portefeuillehoudersoverleggen 13 Hoofdstuk 6 Organisatiebepalingen 13 Artikel 23 Tegemoetkoming 13 Artikel 24 De directeur 13 Artikel 25 Overleg 14 3

4 Hoofdstuk 7 Financiën 14 Artikel 26 Begroting 14 Artikel 27 Jaarrekening 14 Artikel 28 Doorberekening van kosten 15 Artikel 29 Opheffing en liquidatie 16 Hoofdstuk 8 Overige bepalingen 16 Artikel 30 Archief 16 Artikel 31 Geschillen 16 Artikel 32 Toetreding 16 Artikel 33 Uittreding 16 Hoofdstuk 9 Slotbepalingen 17 Artikel 34 Slotbepalingen 17 Artikel 35 Citeertitel 17 Toelichting model gemeenschappelijke regeling 18 4

5 Model openbaar lichaam De Gedeputeerde Staten van de Provincie.: Gelet op het bepaalde in artikel. van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen toestemming van de Provinciale Staten van de provincie.; Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente (naam): Gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen toestemming van de raad van de gemeente.(naam)..; Etc. B E S L U I T vast te stellen de navolgende gemeenschappelijke regeling voor de regionale uitvoeringsdienst van de deelnemende gemeenten en de provincie. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Waar in de regeling met betrekking tot personen, een mannelijk voornaamwoord of een mannelijk functionarisbegrip wordt gebruikt, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld. Artikel 1 Begripsbepaling 1. in deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: a. De regeling: deze gemeenschappelijke regeling; b. Het openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling; c. Deelnemers: alle aan de regeling deelnemende publiekrechtelijke lichamen en rechtspersonen; d. Provinciale Staten: Provinciale Staten van de provincie.; e. Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie.; f. De raden: de raden van de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten; g. Uitvoeringsdienst: De regionale uitvoeringsdienst welke belast is met de uitvoering van de taken van toezicht op en handhaving van de milieuvoorschriften krachtens de Wabo en van de milieuwet- en regelgeving van VROM, alsook voor de utivoering van taken op het gebied van vergunningverlening krachtens deze wet en regelgeving; h. De Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen; i. Boekjaar: Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar; j. Het gebied: de rechtsgebieden van de aan deze Gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, alsmede het rechtsgebied van de provincie.., voor zover dit betreft het 5

6 samenwerkingsgebied.., zoals vastgesteld door de Provinciale Staten van. bij hun besluit van. 2. Waar in deze regeling artikelen van de Provinciewet of Gemeentewet, dan wel andere wettelijke regelingen van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, tenzij anders vermeld, in die artikelen voor de provincie, Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koningin, respectievelijk de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester, gelezen: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Artikel 2 Instelling, doel en beleid 1. Er is een openbaar lichaam welke rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wet, genaamd 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te. 3. Het openbaar lichaam is ingesteld ter behartiging van de belangen van de deelnemers op het gebied van de uitvoering van taken van toezicht op en handhaving van de milieuvoorschriften krachtens de Wabo en van de milieuwet- en regelgeving van VROM, alsook voor de uitvoering van taken op het gebied van vergunningverlening krachtens deze wet- en regelgeving. 4. Het openbaar lichaam heeft de volgende bevoegdheden: a. Het openbaar lichaam heeft de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten; b. Het openbaar lichaam is bevoegd tot het op verzoek en ten behoeve van één of meerdere deelnemers en/of derden verrichten van diensten; Hoofdstuk 2 Taken Artikel 3 Basistaken 1. Zoals bepaald bij of krachtens art (..) van de Wet Milieubeheer en art. ( ) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, worden door de deelnemers aan de uitvoeringsdienst de taken opgedragen zoals opgenomen in het krachtens deze wetten vastgestelde Basistakenpakket. 2. Naast de taken op het gebied van toezicht, handhaving en vergunningverlening behoren tot het takenpakket van de uitvoeringsdienst ook coördinerende, afstemmende en adviserende taken die voor de deelnemers tezamen worden verricht. Artikel 4 Pluspakket 1. In aanvulling op de taken uit het basistakenpakket kan de uitvoeringsdienst, voor zover dit geen verstoring veroorzaakt in de uitvoering van de taken uit het basistakenpakket, op verzoek van een deelnemer ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de zorg voor de omgeving verrichten. 2. Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de in het eerste lid en de in artikel 3 genoemde taken worden door of namens het dagelijks bestuur en elk van de deelnemers schriftelijke werkafspraken gemaakt in de vorm van (meerjaren) contracten, waarin in ieder geval is vastgelegd welke producten en diensten de uitvoeringsdienst aan de deelnemers zal leveren en wat de kosten daarvan zullen zijn. 6

7 Artikel 5 Werkzaamheden voor derden 1. Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 3 en 4 bedoelde taken, kan de dienst op verzoek van derden adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van zorg voor de omgeving verrichten. Onder derden wordt verstaan: niet-deelnemers aan de regeling Hoofdstuk 3 Bestuursorganen Artikel 6 Bestuursorganen 1. Het openbaar lichaam kent, onverminderd de mogelijkheid tot het instellen van bestuurscommissies als bedoel in artikel 13 van deze regeling de volgende bestuursorganen: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. 1. Het algemeen bestuur Artikel 7 Het Algemeen bestuur 1. Het openbaar bestuur heeft een algemeen bestuur. De raden van de gemeenten, provinciale staten en de algemeen besturen van de deelnemende openbare lichamen wijzen uit hun besturen ieder één lid van het algemeen bestuur aan. 2. De raad van elke deelnemende gemeente provincie wijzen, in ieder geval één vervangend lid van het algemeen bestuur aan die de door hen benoemde leden bij ontstentenis of verhindering vervangen. De vervangende leden dienen lid te zijn van de betreffende raad respectievelijk Provinciale Staten 3. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar, en treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad respectievelijk Provinciale Staten afloopt. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen. 4. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur gekozen. De gemeente waarvan een lid in het algemeen bestuur tot voorzitter is benoemd, is bevoegd in diens plaats een extra lid in het algemeen bestuur te brengen. 5. Wanneer het lidmaatschap van een lid van het algemeen bestuur afloopt doordat hij geen lid meer is van de raad of het College van B&W, houd dit lid tevens op lid of plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur te zijn. 6. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het algemeen bestuur. 7. Indien tussentijds de plaats van een lid vacant komt, wijst de betrokken raad respectievelijk Provinciale Staten zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. 8. Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen. 9. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen. 10. Wanneer iemand wordt aangesteld om een vacante plaats in het algemeen bestuur te vervullen, treedt hij af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden. 7

8 11. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één der deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van het lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die in dienst van één der deelnemers dan wel van het lichaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht werkzaam zijn. Artikel 8 Werkwijze 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. 2. Het algemeen bestuur vergadert eenmaal per kwartaal. Meerdere vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig acht, of wanneer tenminste 1/5 e van de leden van het algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoekt. Het algemeen bestuur vergadert in ieder geval twee maal per jaar. 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren zijn gesloten wanneer 1/5 e van het aantal leden hierom verzoekt of de voorzitter dit nodig acht. 4. Het algemeen bestuur kan zich in de vergaderingen laten bijstaan door adviseurs. 5. Artikel 15, eerste lid Gemeentewet en artikel 15, eerste lid Provinciewet, Artikel 33 Waterschapswet en X8 Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het algemeen bestuur. Artikel 9 Geheimhouding 1. Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Artikel 10 Vergaderquorum 1. Het algemeen bestuur kan slechts vergaderen en besluiten nemen indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is. 2. Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in lid 1 niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden. 3. Op vergaderingen als bedoeld in lid 2 het is bepaalde van lid 1 niet van toepassing, met dien verstande dat het algemeen bestuur over de begroting, een begrotingswijziging en de jaarstukken alleen kan beraadslagen en voorlopige besluiten kan nemen. De niet aanwezige leden hebben de mogelijkheid om binnen tien werkdagen te reageren op het verslag van de vergadering. Indien er niet wordt gereageerd, wordt men geacht ingestemd te hebben met de voorlopige besluiten. De voorlopige besluiten worden binnen tien werkdagen omgezet in definitieve besluiten of, afhankelijk van de reacties, de besluiten vervallen. Artikel 11 Besluitvorming 1. Ieder lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering één stem. 2. Besluiten worden genomen met een meerderheid van stemmen, tenzij in de regeling anders is bepaald. 8

9 3. Indien de stemmen met betrekking tot een bepaald voorstel staken, wordt het betrokken onderwerp aangehouden tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ingeval de stemmen bij herstemming over besluiten met betrekking tot benoeming, voordracht of aanbeveling van personen staken, beslist de voorzitter. 4. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling. Artikel 12 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht 1. Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemers de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze bepaling. 2. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad of Provinciale Staten die dit lid heeft aangewezen de door één of meerdere leden van deze raad of Provinciale Staten gevraagde of ongevraagde inlichtingen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid, op de wijze die door dit bestuursorgaan is bepaald. 3. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad of Provinciale Staten die dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem gevoerde beleid, op de wijze die door dat bestuursorgaan is bepaald. Artikel 13 Commissies 1. Het algemeen bestuur kan adviescommissies als bedoel in artikel 24 van de Wet en bestuurscommissies als bedoeld in artikel 25 van de Wet instellen. 2. Hij gaat pas over tot instelling van een commissie als bedoeld in lid 1 na verkregen toestemming van alle deelnemers. 3. Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld: a. De samenstelling; b. De bevoegdheid /bevoegdheden; c. De werkwijze; d. De openbaarheid van vergaderingen; e. Het toezicht van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur; f. De verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur; g. De verantwoording aan het algemeen bestuur; h. Wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie geregeld. 4. De voorzitter van de commissie is het lid van het dagelijks bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort. Hij heeft in de commissie een adviserende stem. 9

10 2. Het dagelijks bestuur Artikel 14 Samenstelling 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit 5 leden en de voorzitter. 2. De leden en plaatsvervangende leden worden uit en door het algemeen bestuur gekozen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur. 3. Het algemeen bestuur bewaakt bij de aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur een evenwichtige spreiding over het werkgebied van het openbaar lichaam. Artikel 15 Zittingsduur 1. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt of wanneer het lid van het dagelijks bestuur als zodanig ontslag neemt. 2. Beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt van rechtswege het einde van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur met zich mee. 3. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door overlijden, ontslag of om een andere reden tussentijds zijn opengevallen vindt plaats binnen twee maanden na het tijdstip waarop de vacature is ontstaan. Een tussentijds tot lid van het dagelijks bestuur benoemd lid treedt af op het moment waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou aftreden. 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijden ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. 5. Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien dezen het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Artikel 16 Werkwijze 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig oordelen. 2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur. 3. De voorzitter en elk lid hebben één stem. In het geval de stemmen staken, heeft de voorzitter een doorslaggevende stem. 4. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, tenzij in de regeling anders is bepaald of het dagelijks bestuur niet anders bepaald. 5. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 6. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering. 7. Op de vergadering, bedoeld in het zesde lid, is het vijfde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen en besluiten, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 8. Bij het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen betreffende personen wordt schriftelijk gestemd, in de overige gevallen mondeling. 10

11 Artikel 17 Geheimhouding 1. Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft. 2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het algemeen bestuur haar opheft. Artikel 18 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze bepaling. 2. Het dagelijks bestuur geeft, ieder tezamen en afzonderlijk, uit eigen beweging dan wel op verzoek van het algemeen bestuur of een of meer leden daarvan, aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die nodig zijn voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. 3. De aflegging van verantwoording als bedoeld in het eerste lid, alsmede het na voorafgaand verzoek verstrekken van inlichtingen als bedoeld in het tweede lid, geschieden op de wijze zoals is aangegeven in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur. 4. Het algemeen bestuur is bevoegd in het reglement van orde voor zijn vergadering nadere regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop door het dagelijks bestuur dan wel de leden ervan inlichtingen dienen te worden verschaft respectievelijk verantwoording dient te worden afgelegd. 5. Het algemeen bestuur kan regelen van welke besluiten van het dagelijks bestuur kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het algemeen bestuur. Daarbij kan het algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan. 6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter. 3 De voorzitter Artikel De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen. 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het algemeen bestuur en voorzitter van het dagelijks bestuur. 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door de plaatsvervangende voorzitter. Deze wordt aangewezen tijdens de eerste vergadering van het algemeen bestuur. 11

12 4. De stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend. 5. De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen. Hoofdstuk 4 Bevoegdheden Artikel 20 Bevoegdheden Algemeen Bestuur 1. Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 2 genoemde taken berust bij het algemeen bestuur alle bevoegdheid, die niet bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter is opgedragen. 2. Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde, is het algemeen bestuur in ieder geval belast met en bevoegd tot: a. Het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit,wijziging van of opheffing van de regeling; b. Het aangaan van geldleningen en van rekening-courantovereenkomsten; c. Het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldleningen door anderen aan te gaan; d. Het kopen, ruilen, bezwaren of vervreemden en in erfpacht aannemen of uitgeven van roerende of onroerende zaken; e. Het doen van uitgaven voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgaven zijn geraamd, is goedgekeurd; f. Het voeren van rechtsgedingen en beroepsprocedures. Artikel 21 Bevoegdheden Dagelijks Bestuur Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot: a. Het dagelijks beheer van het lichaam; b. De voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen ebstuur zal worden beraadslaagd en besloten; c. De uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur; d. Het toezicht op het beheren van de financiën van het lichaam; e. Het toezicht en beheren van de eigendommen van het lichaam; f. Het nemen van conservatoire maatregelen, voordat wordt besloten tot het voeren van rechtsgedingen, het instellen van bezwaar en beroep alsmede het vragen om een voorlopige voorziening.. 6. Het dagelijks bestuur oefent, indien en voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en naar de door deze te stellen regels, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit, met uitzondering van: a. Het vaststellen, dan wel wijzigen van de begroting; b. Het vaststellen van de rekening; c. Benoeming, schorsing en ontslag van de directeur. 12

13 Hoofdstuk (5) Portefeuillehoudersoverleggen Artikel Het dagelijks bestuur kan één of meer portefeuillehoudersoverleggen instellen voor bestuurlijk overleg en afstemming met betrekking tot de belangen en taken en zaken van financiële aard. 2. Een portefeuillehouderoverleg bestaat uit de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten welke geen lid uit hun gemeente hebben aangewezen voor het algemeen bestuur. 3. Het dagelijks bestuur kan, na instemming van het portefeuillehouderoverleg, vertegenwoordigers van andere deelnemers en instellingen toelaten tot bijeenkomsten van het portefeuillehouderoverleg. In de vergaderingen kunnen deze vertegenwoordigers hun inbreng leveren ten aanzien van te behandelen onderwerpen. Hoofdstuk 6 Organisatiebepalingen Artikel 23 Tegemoetkoming 1. Het algemeen bestuur kan voor zijn leden, de leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen. De verordening bevat regels omtrent de hoogte en de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten. 2. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten, mede rekening houdende met de tegemoetkoming in de kosten welke de bestuurder ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van gemeentelijk- of provinciaal bestuur. 3. Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, ingesteld met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Artikel 24 De directeur 1. De uitvoeringsdienst heeft een directeur die onder verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur belast is met de leiding van de uitvoeringsdienst en met de zorg voor een juiste taakvervulling door de uitvoeringsdienst. 2. De directeur van het lichaam fungeert als ambtelijke secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur legt de instructie van de directeur vast in een Directiestatuut. 3. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden, naast de voorzitter, meeondertekend door de directeur. 4. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat op voordracht van ten minste 3 leden van het algemeen bestuur de directeur. 5. Het algemeen bestuur bepaalt in een organisatieverordening de hoofdstructuur van de organisatie, de directie, de taken, de bevoegdheden en de werkwijze van de ambtelijke organisatie. 6. Het algemeen bestuur stelt, na het Georganiseerd Overleg, een rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling vast die op het personeel van de Omgevingsdienst van toepassing is. 7. Het dagelijks bestuur is, binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie, belast met het aanstellen als ambtenaar, het tewerkstellen op 13

14 arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en met het schorsen en ontslag van het personeel van het samenwerkingsverband, de directeur van de uitvoeringsdienst uitgezonderd. Het dagelijks bestuur neemt daarbij de door het algemeen bestuur vastgestelde rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling in acht. 8. Het dagelijks bestuur kan de in het vorige lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur van de dienst, tenzij het ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard welke rechtstreeks onder de directeur ressorteren. Artikel 25 Overleg 1. Het openbaar lichaam voert periodiek bestuurlijk overleg met de deelnemers omtrent de inhoud en het niveau van uitvoering van wettelijke taken. Tijdens dit bestuurlijk overleg wordt in ieder geval behandeld: a. de duur en kosten van de taakuitvoering; b. de opzegtermijn van de dienstverlening; c. De verrekening van eventuele desintegratiekosten bij vroegtijdige uittreding. 1. De bevoegdheden van het openbaar lichaam kunnen worden gewijzigd in geval va n noodzakelijke aanpassing aan landelijke en/of Europese wetgeving. Het algemeen stuur dient tot de wijziging te besluiten. Hoofdstuk 7 Financiën Artikel 26 Begroting 1. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast inzake het financieel- en administratieve beheer van het lichaam. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. 2. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks voor 1 april een ontwerpbegroting van het lichaam voor het komende kalenderjaar, met bijbehorende toelichting, toe naar de raden van de gemeenten. 3. In de begroting wordt onder andere aangegeven welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van het lichaam. 4. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. 5. De deelnemers kunnen binnen 6 weken na toezending van de ontwerpbegroting hun zienswijzen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt, alvorens verzending van de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur, de commentaren en zienswijzen van de deelnemers toe. 6. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waar deze voor dient, vast. Terstond na de vaststelling zendt het dagelijks bestuur de begroting naar de deelnemers, en in ieder geval voor 15 juli naar Gedeputeerde Staten. 7. Het bepaalde in dit artikel is ook van toepassing wanneer het wijzigingen van de begroting betreft. Artikel 27 Jaarrekening 1. Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen kalenderjaar, met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks voor 1 juni ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur en de deelnemers. 14

15 2. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar vast op uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop zij betrekking heeft. 3. het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling in het algemeen bestuur met bijbehorende stukken aan Gedeputeerde staten. De jaarrekening dient in ieder geval voor 15 juli te worden verzonden. 4. Het algemeen bestuur kan besluiten de blijkens de jaarrekening behaalde negatieve resultaten geheel of ten dele: a. Af te boeken van reserves, voor zover aanwezig; b. Voor gelijke delen ten laste te brengen van de deelnemende gemeenten. 5. Het algemeen bestuur kan besluiten de blijkens de jaarrekening behaalde positieve resultaten geheel of ten dele: a. Te bestemmen voor een egalisatiereserve; b. Uit te keren aan deelnemers in gelijke delen. Artikel 28 Doorberekening van kosten 1. Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid, gehoord de raden van de gemeenten en gedeputeerde staten, nadere regels vast stellen met betrekking tot de door de deelnemers te betalen financiële bijdragen. 2. De kosten van de taken als bedoeld in hoofdstuk 2 worden, voor zover deze niet uit andere inkomsten worden bestreden, door de deelnemers voldaan: a. voor zover het de taakvervulling betreft als bedoeld in artikel 3 lid 2 op basis van een jaarlijks vastgesteld inwonertarief; b. voor zover de taakvervulling betreft als bedoeld in artikel 3 lid 1, artikel 4 en artikel 5 op basis van jaarlijks vastgestelde uurtarieven. 3. Bij de kostentoerekening worden naast de directe uitvoeringskosten tevens de overheadkosten verdisconteerd. 4. De uitvoeringsdienst kan ieder kwartaal voorschotnota s indienen bij de deelnemers. 5. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. 6. Indien enig jaar een batig saldo oplevert wordt dit saldo toegevoegd aan het weerstandsvermogen van de uitvoeringsdienst. Het weerstandsvermogen mag maximaal 10% van de jaaromzet bedragen. Voor zover het batig saldo van enig jaar zou leiden tot een weerstandsvermogen van meer dan 10% van de jaaromzet, wordt het saldo boven de 10% gerestitueerd op basis van de in lid (..) opgenomen verdeelsleutel, tenzij een meerderheid van de deelnemers gemotiveerd instemt met een doelreservering van het batig saldo voor de uitvoeringsdienst. Het algemeen bestuur stelt hiertoe een voorstel vast. 7. Indien enig exploitatiejaar een nadelig saldo oplevert en het weerstandsvermogen ontoereikend is om dit nadelige saldo te dekken, stelt het algemeen bestuur een plan vast dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo. Het algemeen bestuur bepaalt tevens of en zo ja, tot welk bedrag de gemeenten zullen bijdragen in het nadelig exploitatiesaldo. Het bedoelde plan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de raden van gemeenten en gedeputeerde staten gedurende een termijn van acht weken in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening ten aanzien van het plan naar voren te brengen. 8. Wanneer het algemeen bestuur overeenkomstig het gestelde in het vorige lid een besluit heeft genomen omtrent het bijdragen door de deelnemers in het nadelig exploitatiesaldo, 15

16 wordt het nadelige exploitatie door de deelnemers gedragen in verhouding tot het aantal uren, gebaseerd op de taken genoemd in Hoofstuk 2 dat door iedere afzonderlijke deelnemer wordt afgenomen van de omgevingsdienst en zoals dit is vastgesteld in de schriftelijke afspraken als bedoeld in artikel 4, tweede lid. 9. Het algemeen bestuur kan een regeling vaststellen voor heffing van leges voor het op aanvraag leveren van diensten. Artikel 29 Opheffing en liquidatie 1. Deze gemeenschappelijke regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de betrokken bestuursorganen van de deelnemers. 2. Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan opgesteld na alle deelnemers te hebben geraadpleegd. 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel. 4. Toewijzing van personeel aan de deelnemers vindt plaats bij besluit van het algemeen bestuur. 5. Bij de ontbinding van het lichaam in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft het lichaam voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is. Hoofdstuk 8 Overige bepalingen Artikel 30 Archief 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Archiefwet. 2. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbestanden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van (.) Artikel 31 Geschillen 1. Voordat een geschil wordt neergelegd bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken, wordt geprobeerd gezamenlijk tot overeenstemming te komen. 2. Wanneer niet tot overeenstemming kan worden gekomen, ook niet door Onze Minister, zal het geschil worden voorgelegd aan de bevoegde rechter ingevolge artikel.grondwet. Artikel 32 Toetreding 1. Een gemeente, provincie, waterschap, het Rijk kan toetreden krachtens daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen. De deelneming gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en het orgaan van de deelnemer. Artikel 33 Uittreding 1. Een deelnemer kan uit de regeling treden indien het taken betreft als genoemd in artikel 4 van deze regeling. Dit geschiedt wanneer meer dan de helft van het aantal deelnemers instemt met de afwikkeling van de financiële en organisatorische gevolgen hiervan. 16

17 2. Indien een deelnemer geen plustaken meer wil afnemen, zal in het kader van de in het eerste lid bedoelde afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan een toewijzing van personeel aan deze deelnemer plaatsvinden en zal er een compensatie verschuldigd zijn voor de overige rechten en verplichtingen. De hoogte van compensatie wordt nader bepaald door het algemeen bestuur. 3. De hoeveelheid toe te wijzen personeel wordt bepaald op basis van de begroting over het jaar voorafgaand aan het jaar van uittreding. 4. Uittreden kan slechts plaatsvinden met ingang van 1 januari van het jaar, volgende op dat waarin de voor uittreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden. Hoofdstuk 9 Slotbepalingen Artikel 34 Slotbepalingen 1. het algemeen bestuur beslist in alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet. 2. Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd. 3. Wijziging van deze regeling kan geschieden bij besluit van het algemeen bestuur, genomen in een openbare vergadering waarin meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en met een meerderheid van stemmen is besloten. 4. Indien het algemeen bestuur een wijziging van deze regeling wenselijk acht, zendt het dagelijks bestuur de ontwerpwijziging met een toelichting aan de raden van de deelnemende gemeenten en de Provinciale Staten van de provincie. Deze organen hebben de gelegenheid hun zienswijzen binnen 6 weken na dagtekening naar voren te brengen. 5. De Provinciale Staten is belast met de verzending van deze regeling aan Onze Minister. 6. Alle deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van deze regeling, alsmede de registratie van deze regeling. Artikel 35 Citeertitel 1. Deze regeling kan worden aangehaald als: en treedt in werking d.d.. Aldus vastgesteld door: Provincie Handtekening Voorzitter Provinciale Staten Gemeente Handtekening Voorzitter Gemeenteraad. 17

18 Toelichting Model Aanhef Afhankelijk van de deelnemers en de redenen waarom zij een gemeenschappelijke regeling aangaan kan de aanhef uitgebreid worden uitgelegd, al naar gelang de behoefte en noodzaak. Een voorbeeld van een uitgebreide aanhef is: Gemeenschappelijke Regeling De Blauwe Stad De Raden, de Colleges van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeesters van de gemeenten Reiderland, Scheemda en Winschoten, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn. Overwegende: dat de gemeenten Reiderland, Scheemda en Winschoten reeds ter zake van een verdere ontwikkeling en uitvoering van het plan De Blauwe Stad samenwerken in de rechtsvorm van een gemeenschappelijke regeling genaamd Intergemeentelijk Samenwerkingsverband De Blauwe Stad, ingesteld door de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Reiderland, Scheemda en Winschoten; dat de functie van genoemde gemeenschappelijke regeling momenteel is beperkt tot die van een gemeenschappelijk fonds; dat genoemde gemeenten het wenselijk achten hun samenwerking in het kader van De Blauwe Stad uit te breiden en te versterken; dat genoemde gemeenten hebben besloten met inachtneming van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen een nieuwe gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Regeling De Blauwe Stad aan te gaan met meer taken en bevoegdheden dan bovengenoemde gemeenschappelijke regeling; dat de genoemde gemeenten op grond van de ervaringen met de gemeenschappelijke regeling tot nu toe het noodzakelijk achten de regeling te wijzigen conform de hierna volgende tekst. Gelet op: artikel 39 Wet gemeenschappelijke regelingen; artikel 36 van deze gemeenschappelijke regeling. Besluiten: de gemeenschappelijke regeling De Blauwe Stad te wijzigen volgens de hierna volgende tekst. Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Begripsbepalingen zijn voor lezers die niet bekend zijn met de gemeenschappelijke regeling van belang. Daarnaast is het voor iedereen duidelijk wat er precies bedoeld wordt met welke aanduiding. De regeling met betrekking tot het mannelijk en vrouwelijk voornaamwoord kan uiteraard weggelaten worden, dit is slechts een verduidelijking van de terminologie met betrekking tot haar of zijn bevoegdheden. 18

19 De begripsbepalingen kunnen ook uitgebreid worden met een heleboel woorden. Er zijn echter een aantal woorden die wel genoemd moeten worden in verband met de duidelijkheid, namelijk: De wet, de deelnemers (zijn het gemeenten of doet de provincie ook mee?) en de samenwerkingsvorm (openbaar lichaam, centrumgemeente etc.) De samenwerkingsvorm is van belang met betrekking tot de bevoegdheden die uit de wet voortvloeien aan het openbaar lichaam, en in mindere mate aan de centrumgemeente. Lid 2 is niet noodzakelijk om bij te voegen, maar is wel een handig middel om organen aan te duiden. Anders moet er in de regeling worden uitgelegd welk orgaan nu bedoeld wordt; op deze manier is het gelijk aan het begin duidelijk. Artikel 2 Instelling, doel en beleid De vestigingsplaats en de naam van het samenwerkingsverband dienen te worden neergelegd in de gemeenschappelijke regeling. Het doel van het samenwerkingsverband dient ook te worden neergelegd, en wederom kan de definiëring worden uitgebreid. Hoe beter gedefinieerd, hoe duidelijker ook het doel wordt voor enerzijds de deelnemers en anderzijds buitenstaanders. Lid 4 De bevoegdheden welke worden overgedragen dienen, voor eigen duidelijkheid, zo nauwkeurig mogelijk omschreven worden in de gemeenschappelijke regeling. In dit model zijn de over te dragen bevoegdheden niet heel uitgebreid en nauwkeurig beschreven, aangezien nog niet duidelijk is welke bevoegdheden worden overgedragen aan het samenwerkingsverband en welke in mandaat worden ondergebracht. De bevoegdheden in lid 4 zijn daarom slechts een voorbeeld. Daarnaast dient er ook te worden bekeken welke bevoegdheden aan welk orgaan worden overgedragen. De makkelijkste oplossing blijft toch de delegatie aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur heeft de mogelijkheid om de bevoegdheden naar het dagelijks bestuur te delegeren of mandateren in een delegatie- en mandaatbesluit. Hoofdstuk 2 taken Artikel 3 en 4 Basistaken en pluspakket Er is in het model gekozen voor een onderverdeling van basistaken en het pluspakket. De basistaken worden wettelijk verankerd waardoor deelnemers in de uitvoeringsdienst verplicht zijn deze taken bij de dienst af te nemen. De zogenoemde plustaken zijn optionele taken (bijvoorbeeld RO) waar door deelnemers kan worden gekozen deze af te nemen. Door ook het pluspakket op te nemen in het model kan gekozen worden voor een breder takenpakket van de uitvoeringsdienst. Hoofdstuk 3 Het bestuur 1 Het algemeen bestuur Artikel 7 het algemeen bestuur Het aantal leden in het algemeen bestuur is variabel. Afhankelijk van de bestuurlijke drukte en andere relevante obstakels moet bekeken worden hoeveel leden plaatsnemen in het algemeen bestuur. Hieronder volgen een aantal mogelijkheden: 1) aantal leden op basis van deelnemers; Gemeenschappelijke regelingen met relatief weinig deelnemers kunnen ervoor kiezen om alle deelnemers te laten vertegenwoordigen in het algemeen bestuur. Zo blijft er invloed en 19

20 betrokkenheid vanuit alle gemeenten. Echter, gemeenschappelijke regelingen met veel deelnemers zorgt voor bestuurlijke drukte. 25 deelnemers betekent 25 leden in het algemeen bestuur. In deze gevallen zijn er een aantal mogelijkheden. Daarnaast zijn er nog andere verdeelsleutels denkbaar, bijvoorbeeld: a. aantal leden op basis van inwoners: Hierbij kan gedacht worden aan een verdeelsleutel per regio. Een regio met inwoners kan bij een verdeelsleutel van inwoners dus twee leden in het algemeen bestuur plaatsen, tegenover een regio met inwoners, die dan één lid in het algemeen bestuur kan plaatsen. N.B. Er is vanuit de regio gesproken over vertegenwoordiging van een regio in het algemeen bestuur. Niet alle gemeenten hebben behoefte aan deelname aan de uitvoeringsdienst en/of geen tijd om zich bezig te houden met het algemeen bestuur. b. Aantal leden op basis van afname en bijdrage; c. En andere mogelijke verdeelsleutels. Wanneer voor een verdeelsleutel is gekozen (of juist niet) komen er andere aspecten aan bod. In ieder geval moet er voor gezorgd worden dat er plaatsvervangers van de leden in het algemeen bestuur worden aangewezen. Zo wordt eventuele absentie van leden ondervangen en het besluitvormingsproces niet gehinderd. Leden in het algemeen bestuur die niet naar behoren presteren of het vertrouwen van hun raad verliezen, kunnen door die raad ontslagen worden. Hetzelfde geldt voor leden uit de provincie, alleen moet dan in plaat van de raad, de Provinciale Staten worden gelezen. Artikel 8 Werkwijze Het wettelijk minimum van het aantal vergaderingen van het algemeen bestuur is vastgesteld op 2 maal per jaar. Echter wordt in de praktijk ervaren dat deze vergaderfrequentie te laag is, waardoor het zwaartepunt van de besluitvorming bij het dagelijks bestuur komt te liggen. Deze situatie is onwenselijk, aangezien het algemeen bestuur het hoogste orgaan van het openbaar lichaam is. Daarom is ervoor gekozen om in het model op te nemen dat het algemeen bestuur optioneel 4 maal per jaar vergadert, maar in ieder geval een minimumaantal van 2 vergaderingen per jaar heeft. Artikel 10 Vergaderquorum In de praktijk is gebleken dat het besluitvormingsproces onnodig gehinderd wordt doordat er niet voldoende leden van het algemeen bestuur aanwezig zijn bij vergaderingen. Dit probleem wordt ondervangen door een bepaling in de gemeenschappelijke regeling op te nemen dat een nieuwe vergadering wordt belegd, en onafhankelijk van het aantal aanwezigen, dan alsnog over dat onderwerp kan worden beslist. Dan kunnen de leden die niet aanwezig zijn alsnog hun zienswijzen naar voren brengen binnen een vastgestelde termijn. Artikel 11 Besluitvorming In een gemeenschappelijke regeling kan de stemverhouding vrij ingevuld worden. Een aantal voorbeelden van de verschillen in stemverhouding zijn bijvoorbeeld: 1. stemverhouding op basis van inwoneraantal De stemverhouding van gemeenten onderling kan worden gebaseerd op basis van het inwoneraantal van de gemeenten. Nu de provincie echter ook deelneemt in de gemeenschappelijke regeling, wordt deze optie moeilijk te verwezenlijken. Er kan wel voor 20

21 geopteerd worden om de provincie met een vastgesteld aantal stemmen in de gemeenschappelijke regeling deel te laten nemen, en de gemeentestemmen te baseren op inwoneraantal. Dit betekent dat de stem van leden van bepaalde gemeenten bijvoorbeeld dubbel telt. Daarnaast kan in de regeling worden opgenomen dat bijvoorbeeld één grote gemeente niet alleen een meerderheid van stemmen kan behalen. Door hiervan gebruik te maken, kan maatwerk worden gecreëerd. Zo kan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met inwoneraantal, maar ook gewaarborgd worden dat bepaalde leden geen doorslaggevende stem krijgen. 2. stemverhouding op basis van belangen De stemverhouding kan ook afhangen van het belang dat de deelnemende gemeenten bij de gemeenschappelijke regeling hebben. Kleinere gemeenten met weinig tot geen industrie hebben minder belang bij een RUD dan een gemeente met veel industrie, en dus veel handhaving nodig heeft. Voor deze groep gemeenten is de concentratie van expertise van groter belang. Op basis van deze optie hebben deze gemeenten dan ook een groter stemrecht in het algemeen bestuur. 3. Stemverhouding op basis van bijdrage en afname Deze verdeling wordt bijvoorbeeld gebruikt bij de DCMR. Invloed op basis van bijdrage speelt een grote rol in gemeenschappelijke regelingen waar de provincie ook in deelneemt. Het is natuurlijk onlogisch als de provincie stemrecht op basis van inwoneraantal krijgt. Dat is niet werkbaar. Dan kan deze mogelijkheid goed uitkomen. Artikel 12 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht De inlichtingen- en verantwoordingsplicht moet goed geregeld zijn in de gemeenschappelijke regeling. In de praktijk is gebleken dat niet alle bestuurders op de hoogte zijn van de mogelijkheden van de gemeenteraad om hun afgevaardigden in het algemeen bestuur ter verantwoording te roepen. Dit artikel in de model gemeenschappelijke regeling is een voorbeeld van een standaardartikel met betrekking tot de inlichtingen- en verantwoordingsplicht. Artikel 13 Commissies De bevoegdheid tot het instellen van commissies is wettelijk neergelegd bij het algemeen bestuur. Vandaar ook de keuze om dit artikel bij de uiteenzetting van het algemeen bestuur te plaatsen in plaats van elders. Er kunnen advies- en bestuurscommissies worden ingesteld, waarbij de behartiging van bepaalde belangen centraal staat. Een adviescommissie is een (tijdelijke) commissie die adviseert over onderwerpen waarvoor zij is opgericht. Aan bestuurscommissies kunnen een aantal bevoegdheden worden overgedragen die de commissie dan uitvoert in plaats van het algemeen bestuur. Een functionele bestuurscommissie heeft betrekking op het behartigen van een bepaald belang voor het gehele samenwerkingsgebied, bijvoorbeeld gezondheid. Een territoriale bestuurscommissie behartigt één of meer belangen voor een deel van het samenwerkingsgebied. Dergelijke commissies kunnen alleen voor een zogenaamde plusregio worden ingesteld. De Wgr bepaalt dat een bestuurscommissie uitsluitend met het oog op de behartiging van bepaalde belangen mag worden opgericht, en daarom niet kan fungeren als territoriale commissie, behalve in een plusregio. Een voorbeeld van een bestuurscommissie op basis van de Wgr is de GHOR. 21

22 GHOR staat voor Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen, en is een bestuurscommissie ingesteld door het veiligheidsberaad, een koepel van veiligheidsregio s. De GHOR heeft tot taken: de coördinatie, aansturing en regie van geneeskundige hulpverlening en fungeert als klankbord voor alle deelnemers. Zij geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het veiligheidsberaad. Zij is dus specifiek gericht op de geneeskunde, en niet territoriaal gericht. 2 Het dagelijks bestuur Artikel 14 Ook het aantal leden welke geplaatst wordt in het dagelijks bestuur is vrij invulbaar, zolang er maar minimaal twee leden en een voorzitter in het dagelijks bestuur vertegenwoordigd zijn. Daarnaast bestaan er een aantal mogelijkheden met betrekking tot de functieverdeling en werkgebied van het algemeen bestuur. Gelet op lid 3 met betrekking tot de evenwichtige spreiding over het werkgebied wordt verondersteld dat iedere regio vertegenwoordigd is in het dagelijks bestuur. De functie die zij bekleden kunnen betrekking hebben op hun werkgebied, bijvoorbeeld portefeuillehouders. Dit hoeven niet allen portefeuillehouders milieu te zijn, maar kunnen bijvoorbeeld ook portefeuillehouders RO zijn. Artikel 16 Werkwijze Ook in het dagelijks bestuur is de stemverhouding vrij invulbaar. Voor de leden van het dagelijks bestuur wordt veelal one man one vote gehanteerd. Een uitzondering op deze regel is echter de DCMR. Zij heeft ook een gewogen stemverhouding in het dagelijks bestuur, op basis van bijdrage. Artikel 18 Inlichtingen- en verantwoordingsplicht Ook bij het dagelijks bestuur dient de inlichtingen- en verantwoordingsplicht goed geregeld te zijn. Het dagelijks bestuur dient inlichtingen te verschaffen en verantwoording af te leggen aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan als hij/zij het vertrouwen niet meer bezit. Het algemeen bestuur kan in haar reglement termijn opnemen met betrekking tot het verschaffen van inlichtingen. Hoofdstuk 4 Bevoegdheden Artikelen 20 en 21 Bevoegdheden van het algemeen en dagelijks bestuur. De artikelen die hier zijn opgenomen betreffen de standaard bevoegdheidsregels van beide bestuursorganen. Ten aanzien van overige bevoegdheden kan het algemeen bestuur deze delegeren of mandateren, welke opgenomen kunnen worden in een zogenaamde delegatie- en mandaatbesluit. Hoofdstuk 5 Artikel 22 OPTIONEEL Portefeuillehoudersoverleggen zijn een goed middel voor gemeenten die niet deelnemen in het bestuur van het openbaar lichaam. Alle portefeuillehouders kunnen hierin deelnemen en adviseren aan het algemeen en dagelijks bestuur. Zij hebben dan een adviserende stem met betrekking tot hun regio, en op die manier invloed in het bestuur van het openbaar lichaam. Dit artikel is een voorbeeld en optioneel, en kan uitgebreid worden wanneer daar behoefte aan is. 22