Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten De rol van toegevoegde tekst

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten De rol van toegevoegde tekst"

Transcriptie

1 www. tijdschriftvoortaalbeheersing.nl Uitgave: Amsterdam University Press Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten De rol van toegevoegde tekst Jos Hornikx TVT 36 (1): DOI: /TVT HORN Abstract Claims supported by high-quality evidence have been found to be more persuasive than claims supported by low-quality evidence. However, Hoeken and Hustinx (2007) showed that this effect was only observed in short texts (a claim with evidence), but not in longer texts (where information unrelated to the evidence was added at the end of the text). The current experiment was conducted to examine whether this effect of text length could be explained by distraction (the additional text at the end distracts the reader) or by dilution (the additional text makes the fragment less diagnostic for claim evaluation). Participants (N = 629) read two texts with high/low-quality evidence. The text was presented in three versions: short, long with additional information at the end, or new in comparison to Hoeken and Hustinx (2007) long with additional information at the start. The data found support for the distraction explanation: an effect of evidence quality on persuasiveness was observed in the short text, and in the longer text with additional information at the start, but not in the longer text with additional information at the end. Keywords: argumentation schemes, evidence quality, dilution, distraction, persuasiveness 1 Inleiding In de argumentatietheorie spelen argumentatieschema s een belangrijke rol. In die schema s wordt gepreciseerd op welke manier een argument ondersteuning biedt voor een standpunt. Een argumentatieschema is de typologische karakterisering van het soort rechtvaardiging of ontkrachting dat in de argumentatie wordt nagestreefd (Van Eemeren, Grootendorst, & VOL. 36, NO. 1,

2 Snoeck Henkemans, 1997, p. 24). Bij autoriteitsargumentatie, bijvoorbeeld, wordt een deskundige bron aangevoerd om een standpunt aannemelijk te maken (bv. Walton, 1997). Verschillende onderzoekers hebben classificaties voorgesteld van argumentatieschema s (bv. Garssen, 1997; Kienpointner, 1992; Schellens, 1985; Walton, Reed, & Macagno, 2008). Bij die schema s zijn ook criteria geformuleerd in de vorm van kritische vragen om de kwaliteit van een gegeven argumentatie te beoordelen. Twee normatieve criteria bij het autoriteitsargument zijn, bijvoorbeeld, een hoge deskundigheid en een hoge betrouwbaarheid van de aangevoerde bron (Walton, 1997). Deze criteria zijn geformuleerd door argumentatietheoretici. Een relevante vraag is of deze criteria ook worden herkend door gewone taalgebruikers. Mercier en Sperber (2011) stellen in hun Argumentative Theory of Reasoning dat gewone taalgebruikers goed zijn in het herkennen van argumenten van hoge en lage kwaliteit. Naast deze theorie zijn er ook empirische onderzoeken opgezet om deze vraag te beantwoorden, bijvoorbeeld in studies naar overtuigende evidentie. Evidentie bestaat uit data die worden aangedragen als ondersteuning voor een standpunt (Reynolds & Reynolds, 2002). Wanneer een deskundige wordt opgevoerd, bijvoorbeeld, wordt zo n bewijsvoering expertevidentie genoemd. Drie andere, veel gebruikte, evidentietypen zijn anekdotische evidentie, statistische evidentie en causale evidentie (zie Hoeken & Hustinx, 2002). Terwijl in de argumentatietheorie het argumentatieschema een vertrekpunt is voor argumentkwaliteit, ligt de interesse in de literatuur over overtuigen en debatteren (bijvoorbeeld Reinard, 1988; Klopf & McCroskey, 1969) juist bij het materiaal dat wordt aangedragen voor zo n argumentatieschema. Het spreekt voor zich dat, wanneer evidentie van een bepaald type wordt aangedragen, er een argumentatieschema ontstaat (voor de relatie tussen evidentietypen en schema s: Hoeken & Hustinx, 2009; Hornikx, 2003). De criteria voor autoriteitsargumentatie, bijvoorbeeld, kunnen dus vertaald worden naar criteria voor expertevidentie. Op die manier kan evidentie van hoge kwaliteit worden afgezet tegen evidentie van lage kwaliteit. In eerdere experimenten is nagegaan of gewone taalgebruikers gevoelig zijn voor evidentiekwaliteit. Dat zou het geval zijn wanneer standpunten in hogere mate worden geaccepteerd na onderbouwing van evidentie van hoge kwaliteit dan na onderbouwing van evidentie van lage kwaliteit. Een overzicht van deze experimenten wordt in 2.1 gegeven. Uit dat overzicht blijkt dat evidentiekwaliteit voorspellend is voor de acceptatie van standpunten in korte teksten. Bij langere teksten, waarin tekst is toegevoegd, blijkt dit effect te verdwijnen. Het huidige onderzoek is opgezet om twee mogelijke verklaringen na te gaan voor deze rol van toegevoegde tekst. 108 VOL. 36, NO. 1, 2014

3 Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten 2 Evidentiekwaliteit en tekstlengte 2.1 Evidentiekwaliteit en de acceptatie van standpunten In een aantal experimenten zijn aan proefpersonen standpunten voorgelegd met evidentie van hoge kwaliteit en evidentie met lage kwaliteit. In Hornikx (2006, studie 1) kregen Nederlandse en Franse proefpersonen 20 standpunten voorgelegd waarvan sommige ondersteund waren met statistische evidentie en andere met expertevidentie. De kwaliteit van statistische evidentie was gemanipuleerd via de steekproefgrootte en de kwaliteit van de expertevidentie via de deskundigheid van de expert ten opzichte van het standpunt dat werd ondersteund. De Nederlandse proefpersonen accepteerden de standpunten in hogere mate na evidentie van hoge dan van lage kwaliteit. Voor de Franse proefpersonen werd zo n effect van evidentiekwaliteit niet gevonden (noch voor expert- noch voor statistische evidentie). In andere studies is het effect van de kwaliteit van expertevidentie op de acceptatie van standpunten wel gevonden: voor proefpersonen uit Nederland (Hornikx & Ter Haar, 2013, studie 1), India (Hornikx & De Best, 2011) en Duitsland (Hornikx & Ter Haar, 2013, studie 1). Voor statistische evidentie werd het effect van evidentiekwaliteit nogmaals geobserveerd in Nederland (Hornikx & Ter Haar, 2013, studie 1), maar niet in Duitsland (Hornikx & Ter Haar, 2013, studie 1 en 2). Als laatste is het effect van de kwaliteit van anekdotische evidentie onderzocht door Hoeken en Hustinx (2009, studie 3). Zij lieten proefpersonen 16 standpunten beoordelen, waarvan sommige werden ondersteund door anekdotische evidentie van hoge kwaliteit (een vergelijkbaar geval in standpunt en evidentie) of van lage kwaliteit (een onvergelijkbaar geval in standpunt en evidentie). De standpunten met anekdotische evidentie van hoge kwaliteit bleken overtuigender dan die met anekdotische evidentie van lage kwaliteit. In twee recente onderzoeken zijn meerdere normatief zwakke varianten vergeleken met een normatief sterke variant van evidentie. In Hoeken, Timmers en Schellens (2012) ging het om anekdotische evidentie en expertevidentie. Bij de anekdotische evidentie bestonden de zwakke varianten uit een onvergelijkbaar geval (zoals hierboven) en een geval dat weliswaar vergelijkbaar was met het geval in het standpunt maar op een irrelevant kenmerk. Bij de expertevidentie waren er vijf zwakke varianten, bijvoorbeeld een bron met eigenbelang in het standpunt of een deskundige die te weinig expertise heeft. Bij anekdotische evidentie bleek de evidentie van hoge kwaliteit overtuigender dan de twee varianten van evidentie van lage kwaliteit; bij expertevidentie bleek evidentie van hoge kwaliteit alleen Hornikx 109

4 overtuigender dan drie van de vijf varianten van lage kwaliteit. Waar dit onderzoek standpunten over de wenselijkheid betrof (bijvoorbeeld De toegenomen consumptie van vruchtendranken is een goede zaak ), ging het in het onderzoek van Hoeken, Šorm en Schellens (2014) om standpunten over de waarschijnlijkheid (bijvoorbeeld Verplichte rijlessen van mensen boven de 70 jaar kan hun rijangst doen afnemen ). Bij expertevidentie werd een variant van hoge kwaliteit ontwikkeld en vier zwakke varianten, bijvoorbeeld een bron met eigenbelang of een bron zonder deskundigheid. Bij causale evidentie waren er, naast de variant van hoge kwaliteit, drie zwakke varianten, zoals een implausibele verklaring. Bij anekdotische evidentie ging het om een variant van hoge kwaliteit en twee van lage kwaliteit. In totaal werden er negen vergelijkingen gemaakt tussen evidentie van hoge kwaliteit en evidentie van lage kwaliteit. Een verschil in de acceptatie van het standpunt werd in zeven van die vergelijkingen geobserveerd (bij twee zwakke varianten van expertevidentie, bij alle drie de zwakke varianten van causale evidentie en bij beide zwakke varianten van anekdotische evidentie). 2.2 Evidentiekwaliteit in langere teksten Studies met korte standpunten zonder context zijn een logisch vertrekpunt om na te gaan of taalgebruikers gevoelig zijn voor variaties in evidentiekwaliteit. Zulke studies zijn hoog intern valide, maar zijn weinig ecologisch valide: de resultaten hebben weinig zeggingskracht voor de manier waarop taalgebruikers in de werkelijkheid teksten met standpunten en evidentie beoordelen. In meer ecologisch valide experimenten is het effect van evidentiekwaliteit onderzocht in een natuurlijke context, namelijk langere teksten waarin meer staat dan alleen het standpunt en het argument. In Hoeken en Van Wijk (1997) kregen proefpersonen een lange, natuurlijke tekst voorgelegd over de verhoging van belastingen in Haaksbergen. Deze verhoging werd gebruikt om meer straatlantaarns te plaatsen om op die manier het aantal inbraken terug te dringen. Dit standpunt werd ondersteund met anekdotische evidentie van hoge kwaliteit (goede vergelijkbaarheid tussen Haaksbergen in het standpunt en Oldenzaal in de evidentie) of met anekdotische evidentie van lage kwaliteit (slechte vergelijkbaarheid tussen Haaksbergen en studentenstad Leiden). Hoewel de manipulatie van evidentiekwaliteit geslaagd bleek (proefpersonen vonden Oldenzaal vergelijkbaarder met Haaksbergen dan Leiden met Haaksbergen), lieten de resultaten van Hoeken en Van Wijk (1997) zien dat overtuigingen, attitudes en stemgedrag niet verschilden voor proefpersonen die de tekst met Oldenzaal of de tekst met Leiden hadden gelezen. Een soortgelijke studie werd 110 VOL. 36, NO. 1, 2014

5 Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten uitgevoerd door Hornikx en Houët (2009). Om de ecologische validiteit zo hoog mogelijk te laten zijn werd een realistische brief, over afvalverwerking in Nijmegen, voorgelegd aan de doelgroep: Nijmegenaren. In de brief werd de verhoging van de vuilniszakkenprijs op de afvalwerking onderbouwd met succes in Tilburg (normatief sterke anekdotische evidentie) en Wassenaar (normatief zwakke anekdotische evidentie). In de helft van de brieven werd één van de steden genoemd als voorbeeld uit een grotere steekproef; deze statistische evidentie had betrekking op een proef bij 14 Nederlandse gemeenten. In de setting zonder statistische evidentie werd, net als in Hoeken en Van Wijk (1997), geen effect van evidentiekwaliteit gevonden op attitude, overtuigingen en gedragsintentie. In de twee brieven mét statistische evidentie, echter, bleek de attitude hoger te zijn bij normatief sterke anekdotische evidentie dan bij de normatief zwakke anekdotische evidentie. In die twee brieven fungeerde de anekdotische evidentie als representatief voorbeeld voor de grotere steekproef van gemeenten. Waar evidentiekwaliteit dus een effect heeft op de overtuigingkracht van standpunten in korte teksten, lijkt dit effect kleiner of afwezig in langere teksten. Deze conclusie is gebaseerd op studies met lange óf korte teksten; sterker bewijs wordt gevonden in het onderzoek van Hoeken en Hustinx (2007). Zij vergeleken het effect van evidentiekwaliteit op overtuigingskracht voor 16 korte en lange teksten. In elke tekst stond een standpunt met anekdotische evidentie van hoge of lage kwaliteit. De lange teksten bestonden telkens uit de korte teksten met aanvullende informatie die niet van belang was voor de anekdotische evidentie. Hoeken en Hustinx (2007) rapporteerden een interactie-effect tussen evidentiekwaliteit en lengte: het effect van kwaliteit op overtuigingskracht werd gevonden voor de korte teksten (anekdotische evidentie van hoge kwaliteit was overtuigender dan van lage kwaliteit), maar niet voor de langere teksten. Het materiaal van Hoeken en Hustinx (2007) heeft als groot voordeel dat er meerdere standpunten zijn voorgelegd, waardoor het gevonden effect gemakkelijker kan worden gegeneraliseerd naar meerdere standpunten (zie Meuffels & Van den Bergh, 2005). Door de keuze voor verschillende standpunten is er slechts één evidentietype meegenomen: anekdotische evidentie. Hoeken en Hustinx (2007) geven de beperking aan van deze keuze aan. Het huidige onderzoek heeft daarom als eerste doel om de mogelijke interactie tussen tekstlengte en evidentiekwaliteit te onderzoeken voor anekdotische, statistische en expertevidentie. Omdat Hoeken en Hustinx (2007) zo n interactie rapporteren en er geen aanleiding is om te verwachten dat dit effect afhangt van het evidentietype, is de hypothese als volgt geformuleerd: Hornikx 111

6 Hypothese 1 De interactie tussen evidentiekwaliteit en tekstlengte zoals Hoeken en Hustinx (2007) rapporteren, treedt op voor anekdotische, expert- en statistische evidentie 2.3 Afleiding of dilution als verklaring? Hoeken en Hustinx (2007) observeren dat evidentiekwaliteit een effect heeft op de overtuigingskracht van standpunten in korte teksten, maar niet in lange teksten. Volgens het Elaboration Likelihood Model (Petty & Cacioppo, 1986; Petty, Rucker, Bizer, & Cacioppo, 2004) zijn mensen alleen gevoelig voor de kwaliteit van argumenten in een persuasieve boodschap indien ze gemotiveerd en bekwaam zijn om de boodschap nauwkeurig te analyseren en erover na te denken. Hoeken en Hustinx (2007, p. 628) verklaren hun bevindingen aan de hand van een gebrek aan bekwaamheid van de proefpersonen, namelijk door afleiding: It could be that the additional text distracts the participants focus on the arguments. De extra informatie zou de proefpersonen afleiden van de relevante informatie. In de korte teksten, waarin geen extra context wordt gegeven, is dit uitdrukkelijk niet het geval: The absence of context may have helped the participants to focus their attention completely on the argument itself thereby increasing the chance that they notice the differences in quality (p. 629). De twee soorten teksten in Hoeken en Hustinx (2007) verschilden eigenlijk op twee manieren: niet alleen in de lengte (wel of geen extra irrelevante informatie), maar ook in de positie van evidentie in de tekst. In de korte tekst was de evidentie de laatste informatie voordat proefpersonen de acceptatie over het standpunt moesten aangeven. In de langere teksten was de extra, niet-diagnostische informatie de laatste informatie vóór het oordeel over de acceptatie. Afleiding lijkt daarmee inderdaad een plausibele verklaring voor het gevonden effect, maar er is nog een andere kandidaat. Het idee dat de extra informatie, die irrelevant is voor de acceptatie van het standpunt, de proefpersonen afleidt van de relevante informatie, lijkt op een ander effect, dat in de psychologie bekend staat als het dilution effect (Nisbett, Zukier, & Lemley, 1981; Tetlock, Lerner, & Boettger, 1996) of het nondiagnosticity effect (Troutman & Shanteau, 1977). In hun artikel presenteren Nisbett en collega s vijf studies. In één van die studies, representatief voor de rest, werd aan proefpersonen gevraagd om gedrag van bepaalde studenten te voorspellen, bijvoorbeeld hoeveel films deze studenten de afgelopen tijd hadden gezien. Over die studenten was diagnostische informatie gegeven die relevant was voor het oordeel (studie Engels of medische studie) en in de helft van de gevallen was ook niet-diagnostische informatie toegevoegd (bv. religieuze 112 VOL. 36, NO. 1, 2014

7 Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten achtergrond en hobby s). De resultaten lieten zien dat proefpersonen hun oordeel in hogere mate differentiëren bij de diagnostische informatie (het oordeel bij de student Engels is anders dan bij de student medische wetenschappen), maar dat dit veel minder het geval is wanneer er ook extra informatie wordt gegeven die irrelevant is voor het oordeel. Die extra informatie zorgt er dus voor dat de totale informatie die proefpersonen kunnen meenemen in hun oordeel relatief minder diagnostisch is; de relevantie van de informatie wordt als het ware verdund ( diluted ). Is in Hoeken en Hustinx (2007) sprake geweest van een dilution effect of van afleiding? De vergelijking tussen de korte tekst en de lange tekst met evidentie vooraan kan die vraag niet beantwoorden; voor die studie zijn beide verklaringen mogelijk. Om te ontrafelen welk van de verklaringen het meest plausibel is er een andere conditie nodig, namelijk een langere tekst met evidentie achteraan. Bij deze conditie zijn er, op basis van dilution en afleiding, twee verschillende verwachtingen te formuleren. Als er sprake zou zijn van dilution, dan zou er geen effect van kwaliteit op overtuigingskracht moeten optreden in de nieuwe conditie die eindigt met evidentie. Ook in dat geval bevat het grootste gedeelte van de tekst informatie die niet-diagnostisch is voor de beoordeling van het standpunt. Als er sprake zou zijn van afleiding, dan zou er in die nieuwe conditie juist wel een effect van evidentiekwaliteit moeten optreden. In die conditie is er juist geen afleiding tussen de evidentie en het oordeel over de acceptatie van het standpunt net als in de korte tekst. Figuur 1 laat de tegengestelde verwachtingen zien. Figuur 1 Dilution en afleiding als voorspellingen van een effect van evidentie kwaliteit in drie varianten van teksten met standpunt en evidentie Hornikx 113

8 Het huidige onderzoek heeft als tweede, en meest voorname, doel om na te gaan of de interactie tussen toegevoegde tekst en kwaliteit is te verklaren door dilution of door afleiding (onderzoeksvraag 1): Onderzoeksvraag 1 Wordt de interactie tussen toegevoegde tekst en evidentiekwaliteit verklaard door afleiding of door dilution? Die vraag wordt gespecificeerd in twee tegengestelde verwachtingen, die betrekking hebben op afleiding (2a) en op dilution (2b): Hypothese 2a Hypothese 2b Evidentiekwaliteit heeft een effect op de overtuigingskracht bij korte teksten en bij langere teksten met toegevoegde, irrelevante informatie vooraan en evidentie achteraan, maar niet bij dergelijke langere teksten met evidentie vooraan Evidentiekwaliteit heeft een effect op de overtuigingskracht bij korte teksten, maar niet bij langere teksten met toegevoegde, irrelevante informatie (ongeacht of evidentie vooraan of achteraan staat) 3 Methode In een experiment kregen proefpersonen twee verschillende teksten voorgelegd waarin telkens een standpunt naar voren werd gebracht met ondersteunende evidentie. In de verschillende teksten varieerde de evidentie in kwaliteit, type en structuur. 3.1 Materiaal De 16 standpunten uit Hoeken en Hustinx (2007) zijn voorgelegd aan 20 studenten (leeftijd: M = 22.90, SD = 2.02; 70% vrouw). 1 Zij beoordeelden de waarschijnlijkheid van elk standpunt op een 7-puntsschaal. De twee standpunten die onder of rond het middelpunt van de schaal scoorden (zie Hornikx & Hoeken, 2005) en die vervolgens door de 20 studenten in onderling overleg als geschikt werden beschouwd, gingen over een eetcafé ( Door de wijnkaart uit te breiden zal bij een eetcafé de drankomzet flink stijgen ; M = 3.45) of lesauto s ( Door de lesauto s in opvallende kleuren te spuiten, zal een rijschool meer nieuwe aanmeldingen krijgen ; M = 4.05). Voor elk standpunt zijn drie structuren ontwikkeld met als vertrekpunt de korte tekst uit Hoeken en Hustinx (2007). Feitelijk gezien is de 114 VOL. 36, NO. 1, 2014

9 Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten factor structuur een samentrekking van twee elementen: of er wel of geen toegevoegde tekst is en, indien er tekst is toegevoegd, op welke positie de toevoeging heeft plaatsgevonden. In de korte tekst was er een aanleiding met een standpunt (STANDPUNT) en ondersteunende evidentie (EVIDEN- TIE). In de langere tekst bestond de toegevoegde tekst uit 139 extra woorden (TOEVOEGING). Die extra informatie was ofwel het einde van de tekst ofwel het startpunt van de tekst. In voorbeeld (1) staan de drie onderdelen in de variant waar de extra informatie aan het begin van de tekst wordt gegeven: (1) (TOEVOEGING) Eetcafés horen bij Nederland. In zowel dorpen als steden kun je eetcafés vinden. Soms zijn ze decennia oud en worden ze ook al jaren door dezelfde eigenaar uitgebaat. In andere gevallen zijn ze relatief recent, zoals in nieuwbouwwijken. In dat geval zorgen ze juist voor de broodnodige gezelligheid en sfeer, die vaak ontbreekt in zulke wijken. Gemeentes kijken ook met veel interesse naar het reilen en zeilen van de eetcafés. Ze vinden eetcafés namelijk belangrijk voor de levendigheid en de leefbaarheid van hun wijken. In de meeste eetcafés staan populaire gerechten op de menukaart, zoals soep, maaltijdsalades en vleesgerechten als saté en spare ribs. Voor de omzet in eetcafés zijn de weekenden natuurlijk erg belangrijk. Ook bij bijzondere gelegenheden zoals lokale evenementen kan het goed druk zijn. Desondanks zijn het soms ook zware tijden voor de eetcafés in Nederland. (STANDPUNT) Eetcafé Het Hommeltje in Heerlen is een goedlopend eetcafé waar je tegen een lage prijs goed en veel kunt eten. Echter, de drankconsumptie laat nogal te wensen over. Een goede mogelijkheid om de drankomzet van dit eetcafé te verhogen is door de wijnkaart flink uit te breiden. (EVIDENTIE) Bij het eetcafé Den Dikke Dragonder in Kerkrade, dat zich op dezelfde doelgroep richt, heeft het uitbreiden van de wijnkaart voor een flinke verhoging van de drankomzet gezorgd. De evidentie die in voorbeeld (1) is weergegeven onder (EVIDENTIE) is anekdotische evidentie: eetcafé Den Dikke Dragonder wordt aangevoerd als ondersteuning voor het standpunt over eetcafé Het Hommeltje. De anekdotische evidentie van lage kwaliteit werd door Hoeken en Hustinx (2007) gemanipuleerd op de vergelijkbaarheid tussen het geval in de evidentie en het geval in het specifieke standpunt en zag er als volgt uit: Bij het toprestaurant Da Vinci in Maasbracht, de trotse bezitter van een vermaarde Michelin-ster, heeft het uitbreiden van de wijnkaart voor een flinke verhoging van de drankomzet gezorgd. Hornikx 115

10 Naast de anekdotische evidentie uit Hoeken en Hustinx (2007) is ook statistische evidentie en expertevidentie gebruikt. Ook voor deze twee typen is een variant van hoge kwaliteit en een variant van lage kwaliteit ontwikkeld. Op deze manier waren er in totaal 18 varianten van elke tekst: variërend in structuur (drie soorten), evidentietype (drie soorten) en evidentiekwaliteit (twee soorten). De statistische evidentie gaf bewijs over een groot aantal gevallen; in navolging van Hornikx (2006) was er bij de hoge kwaliteit sprake van een groot aantal en een hoog percentage ( Een Nederlands onderzoek bij 104 eetcafés liet zien dat een uitbreiding van de wijnkaart bij 74% van die eetcafés tot een flinke verhoging van de drankomzet heeft geleid ) en was er bij de lage kwaliteit sprake van een kleiner aantal en een lager percentage ( Een Nederlands onderzoek bij 28 eetcafés liet zien dat een uitbreiding van de wijnkaart bij 36% van die eetcafés tot een flinke verhoging van de drankomzet heeft geleid ). Bij de expertevidentie werd een deskundige aangevoerd, van wie de belangeloosheid werd gemanipuleerd (zie Hoeken et al., 2014). Bij de hoge kwaliteit had de deskundige geen belang in het standpunt ( Dr. Glastra, gepromoveerd op horeca-bedrijfsvoering en nu werkzaam als hoogleraar Retailmarketing aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, stelt dat het uitbreiden van de wijnkaart tot een flinke drankomzet leidt ), maar bij de lage kwaliteit was dit uitdrukkelijk wel het geval ( Dr. Glastra, gepromoveerd op horeca-bedrijfsvoering en nu werkzaam als verkoopdirecteur van wijnhandelaar Colaris uit Weert (Limburg), stelt dat het uitbreiden van de wijnkaart tot een flinke drankomzet leidt ). 3.2 Proefpersonen Aan het experiment namen 629 proefpersonen deel, van wie 53.6% vrouw was. De proefpersonen waren gemiddeld jaar oud (SD = 14.21; range: 15-84). Het opleidingsniveau liep uiteen van basisonderwijs (1%), middelbaar onderwijs (13%) en beroepsonderwijs (22%) tot hoger onderwijs (27%) en universiteit (37%). De proefpersonen werden willekeurig verdeeld over de achttien versies van het materiaal. Tussen deze versies was geen verschil in de gemiddelde leeftijd van de proefpersoon (F (17, 611) = 1.60, p =.06), de verdeling in geslacht (χ² (17) = 12.67, p =.76) en de verdeling in opleiding (χ² (68) = 67.51, p =.49). 3.3 Instrumentatie De vragenlijst bestond uit een serie vragen op 7-puntsschalen die identiek waren voor beide teksten: overtuigingskracht van evidentie, het gemak om een oordeel over overtuigingskracht te geven, de begrijpelijkheid van de tekst, de motivatie om te lezen en de betrokkenheid bij het onderwerp. 116 VOL. 36, NO. 1, 2014

11 Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten Omdat de analyses in de eerste plaats per tekst zijn gedaan, is hieronder over de betrouwbaarheid van de schalen ook per tekst gerapporteerd. De belangrijkste afhankelijke variabele was de overtuigingskracht van evidentie. Deze werd gemeten aan de hand van de acceptatie van het standpunt dat werd gegeven na elke tekst ( vraag 1 genoemd), zoals Door de wijnkaart uit te breiden zal bij eetcafé Het Hommeltje in Heerlen de drankomzet flink stijgen. Na het standpunt volgden drie items: zeer onwaarschijnlijk zeer waarschijnlijk, zeer ongeloofwaardig zeer geloofwaardig en zeer onaannemelijk zeer aannemelijk (tekst 1: α =.94; tekst 2: α =.95). Om afleiding na te gaan werd in de eerste plaats het gemak gemeten waarmee de proefpersoon een oordeel over het standpunt had gegeven. Dit werd gedaan met Likertschalen die telkens volgden na één van de drie uitspraken: Ik vond het gemakkelijk om vraag 1 te beantwoorden, Ik kon me bij vraag 1 gemakkelijk herinneren waar de tekst over ging en Ik moest diep nadenken voordat ik vraag 1 kon beantwoorden (geïnspireerd op de fluency-schaal van Lee, Keller, & Sternthal, 2010). Het tweede item bleek niet betrouwbaar samen te hangen met de andere items (tekst 1: α =.58; tekst 2: α =.65); item 1 en 3 werden samengenomen (tekst 1: r(627) =.43, p <.001; tekst 2: r(629) =.39, p <.001). In de tweede plaats werd de begrijpelijkheid van de tekst gemeten, telkens met drie items: Ik vond de tekst over het eetcafé / de rijschool: moeilijk gemakkelijk, ingewikkeld eenvoudig, onduidelijk duidelijk (tekst 1: α =.85; tekst 2: α =.92). Als controle is bij proefpersonen nagegaan hoe gemotiveerd ze waren om de vragen te beantwoorden en hoe betrokken ze bij het onderwerp waren. De motivatie om vraag 1 te beantwoorden werd gemeten met Likertschalen die volgden na elk van de drie uitspraken: Ik was gemotiveerd om vraag 1 zo goed mogelijk te beantwoorden, Ik vond het interessant om vraag 1 te beantwoorden en Ik vond het leuk om vraag 1 te beantwoorden (geïnspireerd op de engagement-schaal van Lee et al., 2010; tekst 1: α =.83; tekst 2: α =.87). De betrokkenheid bij het onderwerp werd gemeten met drie van de vier items uit Wegman (1994): In welke mate houden eetcafés/ lesauto s u persoonlijk bezig?, Denkt u ooit na over eetcafés/lesauto s? en Hoe belangrijk zijn eetcafés/lesauto s voor u? (tekst 1: α =.88; tekst 2: α =.91). Ter afsluiting werd er van de proefpersoon gevraagd naar hun leeftijd, geslacht een hoogst genoten opleiding (huidig of afgerond). 3.4 Onderzoeksontwerp Iedere proefpersoon kreeg één van de 18 varianten aangeboden, voor elk van de twee teksten. Het experiment had een 3 (structuur: kort, lang met Hornikx 117

12 evidentie vooraan, lang met evidentie achteraan) x 3 (evidentietype: anekdotisch, statistisch, expert) x 2 (evidentiekwaliteit: hoog, laag) x 2 (tekst: eetcafé, lesauto) ontwerp. De structuur, het type en de kwaliteit van de evidentie werden als tussenproefpersoonfactoren aangeboden. Het experiment had in het onderwerp van de tekst een binnenproefpersoonontwerp: de evidentieconditie werd zowel voor de tekst over eetcafés als voor de tekst over lesauto s beoordeeld. 3.5 Procedure en statistische toetsing In de instructie werden proefpersonen uitgenodigd om hun oordeel te geven over twee onderwerpen: een eetcafé en lesauto s. Proefpersonen werden individueel benaderd en werden willekeurig aan één van de varianten toegewezen. Het invullen van de papieren vragenlijst duurde tussen de tien en vijftien minuten. Hypothese 1 is beantwoord door het effect van kwaliteit na te gaan bij de twee condities van Hoeken en Hustinx (2007): korte teksten en lange teksten met evidentie vooraan. Onderzoeksvraag 1 met bijbehorende hypothesen, over de interactie tussen structuur en kwaliteit, is beantwoord door twee contrastanalyses (zie Van den Bercken & Voeten, 2002), één voor elke mogelijke verklaring (afleiding of dilution). Bij afleiding is de lange tekst met evidentie vooraan vergeleken met de korte tekst en de lange tekst met evidentie achteraan; bij dilution zijn de twee lange teksten afgezet tegen de korte. De resultaten in de volgende paragraaf worden gegeven voor de gemiddelde overtuigingskracht van evidentie gebaseerd op de twee teksten, omdat er geen interacties werden gevonden tussen tekstonderwerp en de andere factoren. 2 Alle effecten die bij de eerste tekst (niet) significant waren, waren dat ook (niet) bij de tweede tekst. 4 Resultaten 4.1 Voorafgaande analyses Enkele correlaties tussen overtuigingskracht en de andere vier afhankelijke variabelen bleken significant. Omdat dergelijke correlaties werden gevonden tussen overtuigingskracht aan de ene kant en motivatie (r(629) =.14, p <.001) en betrokkenheid (r(629) =.26, p <.001) aan de andere kant, werden deze twee variabelen als covariaat meegenomen in alle variantie-analyses 118 VOL. 36, NO. 1, 2014

13 Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten die hieronder worden gerapporteerd. Alle resultaten waren hetzelfde als in de gevallen waarin beide covariaten niet werden meegenomen. 4.2 Onderzoeksvraag en hypothesen Het experiment was met name opgezet om na te gaan of de interactie tussen toegevoegde tekst en kwaliteit te verklaren is door afleiding of door dilution (onderzoeksvraag 1). Er bleek in de eerste plaats een hoofdeffect van kwaliteit op overtuigingskracht (F (1, 609) = 20.82, p <.001, n 2 =.03): evidentie van hoge kwaliteit (M = 4.34, SD = 1.06) bleek overtuigender dan evidentie van lage kwaliteit (M = 3.89, SD = 1.13). Dit hoofdeffect werd niet gekwalificeerd door een interactie met type (F (4, 609) = 1.22, p =.30), wat betekent dat dit effect optrad voor anekdotische, statistische en expertevidentie. Om hypothese 2a over afleiding te toetsen werd er een specifieke contrastanalyse uitgevoerd voor de interactie tussen kwaliteit en structuur. Uit die analyse bleek ondersteuning voor hypothese 2a (F (1, 621) = 20.57, p <.001, n 2 =.03). Om hypothese 2b te toetsen werd er een specifieke contrastanalyse uitgevoerd voor dilution. Uit die analyse bleek geen ondersteuning voor hypothese 2b (F (1, 621) < 1) 3. Figuur 2 laat zien dat het verschil tussen de overtuigingskracht van hoge en lage kwaliteit wel optreedt bij korte teksten en de langere teksten met evidentie achteraan, maar niet bij langere teksten met evidentie vooraan. Het antwoord op onderzoeksvraag 1 is dus dat afleiding de verklaring is voor de interactie tussen toegevoegde tekst en evidentiekwaliteit. Figuur 2 Het effect van evidentiekwaliteit bij de drie tekstvarianten (na de M staat de SD tussen haakjes) Hornikx 119

14 Het effect dat de contrastanalyse liet zien tussen structuur en kwaliteit kan verder mogelijk verklaard worden door het gemak voor proefpersonen om een oordeel over overtuigingskracht te geven ( gemak ) en de begrijpelijkheid van de tekst ( begrip ). Er bleek geen effect van de structuur op gemak (F (2, 626) = 1.62, p =.20), maar wel op begrip (F (2, 626) = 6.26, p <.01, n 2 =.02). Een posthoc toetst met Sidak-correctie liet zien dat het begrip hoger was bij de korte tekst (M = 5.95, SD = 0.91) dan bij de lange tekst met evidentie vooraan (M = 5.62, SD = 1.01). Als begrip wordt meegenomen als covariaat in de contrast-analyses, dan worden dezelfde resultaten gevonden als voorheen (afleiding: F (1, 620) = 19.79, p <.001, n 2 =.03; dilution: F (1, 620) < 1). Begrip lijkt dus geen sterke verklaring te zijn voor de interactie tussen structuur en kwaliteit. Voor de volledigheid is het effect van kwaliteit per type structuur nagegaan (zie ook figuur 2). Bij de korte teksten (F (1, 201) = 7.24, p <.01, n 2 =.04) en bij de langere teksten met evidentie achteraan de tekst trad dit effect op (F (1, 203) = 15.90, p <.001, n 2 =.07). Bij de langere teksten waar de evidentie vooraan de tekst stond, trad geen effect van kwaliteit op (F (1, 201) = 1.13, p =.29). Dit suggereert ook dat de interactie die Hoeken en Hustinx (2007) vonden voor anekdotische evidentie hier wordt gerepliceerd voor drie evidentietypen, maar dit bleek niet het geval te zijn. Hoewel de unieke effecten bij kort en bij lang, vooraan in de richting van het voorspelde effect gingen, was de interactie tussen kwaliteit en structuur (kort en lang, vooraan) niet significant: F (1, 404) = 1.49, p =.22. Hypothese 1 vindt daarmee geen ondersteuning. De variantie-analyse liet verder een hoofdeffect van evidentietype zien (F (2, 609) = 6.59, p <.001, n 2 =.02). Uit een post-hoc analyse met Sidakcorrectie bleken anekdotische (M = 4.17, SD = 1.09) en statistische evidentie (M = 4.26, SD = 1.09) overtuigender dan expertevidentie (M = 3.92, SD = 1.15). Als laatste bleken het hoofdeffect voor structuur (F (2, 609) < 1), de interactie tussen structuur en type (F (4, 609) < 1), de interactie tussen type en kwaliteit (F (4, 609) = 1.22, p =.30) en de interactie tussen type, structuur en kwaliteit niet significant (F (4, 609) < 1). Tabel 1 geeft de overtuigingskracht van evidentie weer al naar gelang de structuur, het type en de kwaliteit. 120 VOL. 36, NO. 1, 2014

15 Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten Tabel 1 Overtuigingskracht van evidentie in functie van structuur, type en kwaliteit structuur type hoge kwaliteit lage kwaliteit M SD n M SD n kort totaal anekdotisch statistisch expert lang, evidentie achteraan lang, evidentie vooraan totaal anekdotisch statistisch expert totaal anekdotisch statistisch expert Conclusie en discussie 5.1 Wat laat dit onderzoek zien? Volgens de theorie van Mercier en Sperber (2011) zijn gewone taalgebruikers goed in het maken van een onderscheid tussen sterke en zwakke argumenten. De empirische bewijsvoering hiervoor komt onder andere uit experimenten waarin evidentie van hoge kwaliteit is vergeleken met evidentie van lage kwaliteit. Dat standpunten onderbouwd met evidentie van hoge kwaliteit acceptabeler worden gevonden dan standpunten onderbouwd met evidentie van lage kwaliteit doet suggereren dat taalgebruikers beschikken over normen voor sterke argumenten precies zoals er ook normatieve criteria zijn geformuleerd in de argumentatietheorie. Als ze over dergelijke normen zouden beschikken, dan passen ze deze echter niet toe wanneer er toegevoegde tekst in het fragment van standpunt-evidentie staat, lieten met name Hoeken en Hustinx (2007) zien. In dit experiment is nagegaan of dit effect van toegevoegde tekst kon worden verklaard door afleiding (H2a: de irrelevante tekst op het einde leidt mensen af bij hun oordeel) of door dilution (H2b: de irrelevante tekst maakt de tekst minder diagnostisch voor het oordeel over het standpunt). In het experiment werd ondersteuning gevonden voor afleiding als verklaring, maar niet voor dilution. Dit betekent dat taalgebruikers hun herkenning van de kwaliteit van evidentie niet meenemen bij het oordeel Hornikx 121

16 over het standpunt als er een irrelevante tekst is toegevoegd tussen die evidentie en dat oordeel. Dat toegevoegde fragment achteraan leidt dus af om de herkende evidentiekwaliteit toe te passen op het oordeel over het standpunt. Het experiment liet verder zien dat het ingeschatte begrip van de tekst lager was bij die lange tekst met evidentie vooraan dan bij de korte tekst. Dit experiment toont ook aan dat het toevoegen van tekst een effect van evidentiekwaliteit niet in de weg hoeft te staan, zoals de resultaten van Hoeken en Hustinx (2007) suggereren en het dilution effect voorspelt. Bij een langere tekst met evidentie achteraan treedt wel degelijk een effect van evidentiekwaliteit op. Een praktische implicatie van deze bevinding is dat tekstschrijvers er goed aan doen om hun sterke evidentie achteraan hun tekst te noemen of daar te herhalen. Wanneer de sterke evidentie vooraan of middenin de tekst staat, profiteert de acceptatie van het standpunt niet mee met de kwaliteit van de aangedragen evidentie. Met het huidige experiment kon de interactie van Hoeken en Hustinx (2007) tussen tekstlengte (kort, lang met evidentie vooraan) en evidentiekwaliteit verder worden onderzocht voor drie evidentietypen. De voorspelde interactie (H1) trad niet op, al was het wel zo dat een effect voor evidentiekwaliteit werd gevonden voor de korte tekst en niet voor de lange tekst met evidentie vooraan. Doordat er drie evidentietypen zijn gebruikt in het materiaal, kan het effect van evidentietype op de acceptatie van het standpunt worden vergeleken met bestaande onderzoeken. In dit experiment bleken anekdotische en statistische evidentie overtuigender dan expertevidentie. In veel onderzoeken waren statistische en expertevidentie even overtuigend (bijvoorbeeld Hoeken & Hustinx, 2002; Hornikx & De Best, 2011; Hornikx & Hoeken, 2005; Hornikx & Ter Haar, 2013). Interessant is dat anekdotische evidentie zo effectief bleek in deze studie: overtuigender dan expertevidentie (in contrast met Hoeken & Hustinx, 2002; Hornikx & Hoeken, 2005) en even overtuigend als statistische evidentie (in contrast met de meta-analyse van Allen & Preiss, 1997). Een verklaring zit in de aard van het standpunt: in deze studie ging het om een specifiek standpunt. Zoals Hoeken en Hustinx (2009, studie 2) al lieten zien, zijn statistische en anekdotische evidentie even overtuigend ter ondersteuning van een specifiek standpunt waarin een concreet geval in het standpunt staat, zoals Het Hommeltje. 5.2 Evaluatie en vervolgonderzoek De huidige studie is een toevoeging aan lopend onderzoek naar evidentiekwaliteit. Door ten opzichte van Hoeken en Hustinx (2007) een tekstvariant voor te leggen die niet alleen relatief lang was maar die ook evidentie achteraan positioneerde, kon worden aangetoond dat afleiding 122 VOL. 36, NO. 1, 2014

17 Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten de verklaring is voor de rol van toegevoegde tekst. In dit onderzoek zijn afleiding en dilution tegen elkaar afgezet. Hoewel er andere verwachtingen werden genoteerd voor beide concepten, is het niet zo dat ze elkaar volledig uitsluiten. In beide gevallen gaat het om niet-relevante, toegevoegde informatie die het potentieel moeilijker maakt om een juist oordeel te vormen. De resultaten laten wel zien dat die toegevoegde informatie niet storend hoeft te zijn: als de informatie vooraan de tekst staat, leidt die niet af voor de taak die volgt op de tekst. Met andere woorden: de positie van de toegevoegde tekst ten opzichte van het standpunt en de evidentie en het te maken oordeel speelt een belangrijke rol. Een andere opmerking betreft de formulering van de hypothesen. Ingegeven door de resultaten van Hoeken en Hustinx (2007) zou het effect van evidentiekwaliteit in sommige gevallen wel en in andere gevallen niet optreden. Zo zwart-wit hoeft het niet te zijn; het effect zou ook groter kunnen zijn in het ene geval dan in het andere geval. Dit zou te maken kunnen hebben met de relatieve lengte van de toegevoegde informatie in verhouding tot het standpunt en de evidentie. De mate van afleiding zou groter kunnen zijn naarmate de toegevoegde informatie langer is. De resultaten van dit experiment zijn gevonden voor drie evidentietypen en voor twee teksten, waardoor er een goede mate van generalisatie is voor evidentietype en een matige voor tekstonderwerp. Uiteraard is replicatie van belang voor meerdere teksten, al lijkt het effect enige robuustheid te hebben. Proefpersonen kregen namelijk direct na de eerste tekst een tweede tekst voorgelegd met dezelfde manipulatie en dezelfde vragen. Dat zou ze geholpen kunnen hebben om bij de tweede tekst gemakkelijker de evidentiekwaliteit te beoordelen, ook in de lange tekst met evidentie vooraan. Ondanks deze herhaalde blootstelling werden bij de tweede tekst dezelfde effecten gevonden tussen evidentiekwaliteit en tekststructuur: toegevoegde informatie leidt niet af als deze vooraan de tekst staat. Noten 1. Met dank aan Hans Hoeken en Lettica Hustinx voor het beschikbaar stellen van hun materiaal. 2. Er bleken geen significante interacties tussen aan de ene kant de tekst (eetcafé of lesauto s) en aan de andere structuur (F (2, 611) < 1), type (F (2, 611) = 1.30, p =.27), kwaliteit (F (1, 611) < 1), structuur x type (F (4, 611) < 1), kwaliteit x type (F (2, 611) = 1.39, p =.25), structuur x kwaliteit (F (2, 611) < 1) en structuur x kwaliteit x type (F (4, 611) < 1). 3. De contrastanalyse voor afleiding was zowel significant bij de eerste tekst (F (1, 621) = 15.83, p <.001) als bij de tweede tekst (F (1, 621) = 9.48, p <.01); de contrastanalyse voor dilution was niet significant bij de eerste of tweede tekst (beide: F (1, 621) < 1). Hornikx 123

18 Bibliografie Allen, M., & Preiss, R.W. (1997). Comparing the persuasiveness of narrative and statistical evidence using meta-analysis. Communication Research Reports, 14, Bercken, J. van den, & Voeten, M. (2002). Variantie-analyse: De GLM-benadering. Groningen: Wolters-Noordhoff. Eemeren, F.H. van, Grootendorst, R., & Snoeck Henkemans, F. (1997). Handboek argumentatietheorie. Groningen: Martinus Nijhoff. Garssen, B.J. (1997). Argumentatieschema s in pragma-dialectisch perspectief: Een theoretisch en empirisch onderzoek. Amsterdam: IFOTT. Hoeken, H., & Hustinx, L. (2002). De relatieve overtuigingskracht van anekdotische, statistische, causale en autoriteitsevidentie. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 24, Hoeken, H. & Hustinx, L. (2007). The influence of additional information on the persuasiveness of flawed arguments by analogy. In F.H. Van Eemeren, J.A. Blair, C.A. Willard, & B. Garssen (Red.), Proceedings of the sixth conference of the International Society for the Study of Argumentation (pp ). Amsterdam: Sic Sat. Hoeken, H., & Hustinx, L. (2009). When is statistical evidence superior to anecdotal evidence in supporting probability claims? The role of argument type. Human Communication Research, 35, Hoeken, H., Šorm, E., & Schellens, P.J. (2014). Arguing about the likelihood of consequences: Laypeople s criteria to distinguish strong arguments from weak ones. Thinking and Reasoning, 20, Hoeken, H., Timmers, R., & Schellens, P.J. (2012). Arguing about desirable consequences: What constitutes a convincing argument? Thinking and Reasoning, 18, Hoeken, H., & Wijk, C. van (1997). De overtuigingskracht van anekdotische en statistische evidentie. Taalbeheersing, 19, Hornikx, J. (2003). De relatieve frequentie van verschillende evidentietypen in Nederlandse en Franse persuasieve voorlichtingsbrochures. In L. van Waes, P. Cuvelier, G. Jacobs, & I. de Ridder (Red.), Studies in taalbeheersing, volume 1 (pp ). Assen: Van Gorcum. Hornikx, J. (2006). De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke expertevidentie in Nederland en Frankrijk. In H. Hoeken, B. Hendriks, & P.J. Schellens (Red.), Studies in taalbeheersing, volume 2 (pp ). Assen: Van Gorcum. Hornikx, J., & Best, J. de (2011). Persuasive evidence in India: An investigation of the impact of evidence types and evidence quality. Argumentation and Advocacy, 47, Hornikx, J., & Haar, M. ter (2013). Evidence quality and persuasiveness: Germans are not sensitive to the quality of statistical evidence. Journal of Cognition and Culture, 13, Hornikx, J., & Hoeken, H. (2005). Is expertevidentie overtuigender in Frankrijk dan in Nederland? Tijdschrift voor Taalbeheersing, 27, Hornikx, J., & Houët, T. (2009). De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke anekdotische evidentie in het bijzijn van statistische evidentie. In W. Spooren, M. Onrust, & J. Sanders (Red.), Studies in taalbeheersing, volume 3 (pp ). Assen: Van Gorcum. Kienpointner, M. (1992). Alltagslogik: Struktur und Funktion von Argumentationsmustern. Stuttgart / Bad Cannstatt: Friedrich Frommann. Klopf, D.W., & McCroskey, J.C. (1969). The elements of debate. New York: Arco. Lee, A.Y., Keller, P.A., & Sternthal, B. (2010). Value from regulatory construal fit: The persuasive impact of fit between consumer goals and message concreteness. Journal of Consumer Research, 36, Mercier, H., & Sperber, D. (2011). Why do humans reason? Arguments for an argumentative theory. Behavioral and Brain Sciences, 34, VOL. 36, NO. 1, 2014

19 Het effect van evidentiekwaliteit op de beoordeling van standpunten Meuffels, B., & Bergh, H. van den (2005). De ene tekst is de andere niet: The language-as-afixed-effect fallacy revisited: Methodologische implicaties. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 27, Nisbett, R.E., Zukier, H., & Lemley, R.E. (1981). The dilution effect: Non-diagnostic information weakens the implications of diagnostic information. Cognitive Psychology, 13, Petty, R.E., & Cacioppo, J.T. (1986). Communication and persuasion: Central and peripheral routes to attitude change. New York: Springer. Petty, R.E., Rucker, D.D., Bizer, G.Y. & Cacioppo, J.T. (2004). The Elaboration Likelihood Model of persuasion. In J.S. Seiter & G.H. Gass (Red.), Perspectives on persuasion, social influence, and compliance gaining (pp ). Boston: Allyn & Bacon. Reinard, J.C. (1988). The empirical study of the persuasive effects of evidence: The status after fifty years of research. Human Communication Research, 15, Reynolds, R.A., & Reynolds, J. L. (2002). Evidence. In J.P. Dillard, & M. Pfau (Red.), The persuasion handbook: developments in theory and practice (pp ). Thousand Oaks, CA: Sage. Schellens, P.J. (1985). Redelijke argumenten: Een onderzoek naar normen voor kritische lezers. Dordrecht: Foris. Tetlock, P.E., Lerner, J., & Boettger, R. (1996). The dilution effect: Judgmental bias, conversational convention, or a bit of both? European Journal of Social Psychology, 26, Troutman, C.M., & Shanteau, J. (1977). Inferences based on nondiagnostic information. Organizational Behavior and Human Performance, 19, Walton, D.N. (1997). Appeal to expert opinion: Arguments from authority. University Park, PA: Pennsylvania State University Press. Walton, D.N., Reed, C., & Macagno, F. (2008). Argumentation schemes. Cambridge: Cambridge University Press. Wegman, C. (1994). Factual argumentation in private opinions: Effects of rhetorical context and involvement. Text, 14, Over de auteur Jos Hornikx is universitair hoofddocent Communicatie- en Informatiewetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen, Erasmusplein 1, 6525 HT Nijmegen, j.hornikx@ let.ru.nl. Hornikx 125

De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke anekdotische evidentie in het bijzijn van statistische evidentie

De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke anekdotische evidentie in het bijzijn van statistische evidentie De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke anekdotische evidentie in het bijzijn van statistische evidentie Jos Hornikx & Thomas Houët Vanuit normatief oogpunt zou de kwaliteit van

Nadere informatie

Hoe goed zijn taalgebruikers in het selecteren van overtuigende evidentie?

Hoe goed zijn taalgebruikers in het selecteren van overtuigende evidentie? Hoe goed zijn taalgebruikers in het selecteren van overtuigende evidentie? 1 Inleiding Argumentkwaliteit heeft veel aandacht gekregen van onderzoekers die zich bezighouden met argumentatieleer en overtuigende

Nadere informatie

De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke expertevidentie in Nederland en Frankrijk

De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke expertevidentie in Nederland en Frankrijk Studies in Taalbeheersing, volume 2 De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke expertevidentie in Nederland en Frankrijk Jos Hornikx Hornikx en Hoeken (2005) lieten zien dat normatief

Nadere informatie

C & B Masterscriptie. Marieke Hoetjes. Jos Hornikx. Mark Reessink S

C & B Masterscriptie. Marieke Hoetjes. Jos Hornikx. Mark Reessink S . Cursus: Titel Ondertitel Eerste lezer Tweede lezer Naam Student: Studentnummer: E-mailadres student: C & B Masterscriptie Is een statistisch zwak argument overtuigender dan een anekdotisch sterk argument?

Nadere informatie

DE VOORKEUR VOOR EXPERTEVIDENTIE IN NEDERLAND EN FRANKRIJK. Jos Hornikx, Bedrijfscommunicatie, Radboud Universiteit Nijmegen

DE VOORKEUR VOOR EXPERTEVIDENTIE IN NEDERLAND EN FRANKRIJK. Jos Hornikx, Bedrijfscommunicatie, Radboud Universiteit Nijmegen DE VOORKEUR VOOR EXPERTEVIDENTIE IN NEDERLAND EN FRANKRIJK Jos Hornikx, Bedrijfscommunicatie, Radboud Universiteit Nijmegen 1 Inleiding Als er argumentatie wordt gebruikt in overtuigende teksten, dan bestaat

Nadere informatie

Kan claimacceptatie voorspeld worden uit evaluaties van argumentaties?

Kan claimacceptatie voorspeld worden uit evaluaties van argumentaties? Kan claimacceptatie voorspeld worden uit evaluaties van argumentaties? Cursus: Titel: Naam begeleider: Naam Student: Studentnummer: E-mailadres student: Theoretisch gestuurd Bachelorwerkstuk Kan claimacceptatie

Nadere informatie

De redelijkheid en overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke argumenten

De redelijkheid en overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke argumenten Rian Timmers Ester Šorm Peter Jan Schellens Hans Hoeken De redelijkheid en overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke argumenten 1. Introductie 1 Uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

Masterscriptie Communicatie & Beïnvloeding Radboud Universiteit Nijmegen Eerste begeleider: Dr. J. Hornikx Tweede begeleider: Dr. A.

Masterscriptie Communicatie & Beïnvloeding Radboud Universiteit Nijmegen Eerste begeleider: Dr. J. Hornikx Tweede begeleider: Dr. A. Argumentatieschema s vanuit het perspectief van de taalgebruiker Een onderzoek naar in hoeverre taalgebruikers in staat zijn de verschillende source-based arguments te onderscheiden. Masterscriptie Communicatie

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/94863

Nadere informatie

De relatieve overtuigingskracht van anekdotische, statistische, causale en autoriteitsevidentie

De relatieve overtuigingskracht van anekdotische, statistische, causale en autoriteitsevidentie CEES KOOLSTRA, ALLERD PEETERS EN HERMAN SPINHOF HANS HOEKEN EN LETTICA HUSTINX De relatieve overtuigingskracht van anekdotische, statistische, causale en autoriteitsevidentie 1. Inleiding 1 In populaire

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem (In)effectiviteit van Angstcommunicaties 1 (In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem (In)effectiveness

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit. Running head: Desistance van Criminaliteit. 1 De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van Criminaliteit. The Influence of Personal Goals and Financial Prospects

Nadere informatie

Masterscriptie. Hoeveel leken wegen op tegen een expert: redeneren mensen volgens het Bayesiaanse model?

Masterscriptie. Hoeveel leken wegen op tegen een expert: redeneren mensen volgens het Bayesiaanse model? Hoeveel leken wegen op tegen een expert: redeneren mensen volgens het Bayesiaanse model? Naam: Jordy Boekema S4278798 E-mail J.Boekema@student.ru.nl Telefoon: 06-15944744 Titel: Docent: J.M.A. Hornikx

Nadere informatie

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Met opmaak: Links: 3 cm, Rechts: 2 cm, Boven: 3 cm, Onder: 3 cm, Breedte: 21 cm, Hoogte: 29,7 cm Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Stigmatisation of Persons

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/43233

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Universiteit Utrecht Eindwerkstuk Communicatie en Informatiewetenschappen. Studentnummer: 3660575

Universiteit Utrecht Eindwerkstuk Communicatie en Informatiewetenschappen. Studentnummer: 3660575 Maakt de bron het verschil? Een experimenteel onderzoek naar de invloed van evidentie en brontype op de overtuigingskracht van een gesproken, audiovisuele boodschap Universiteit Utrecht Eindwerkstuk Communicatie

Nadere informatie

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars Management Summary Wat voor een effect heeft de vorm van een bericht op de waardering van de lezer en is de interesse in nieuws een moderator voor dit effect? Auteur Tessa Puijk Organisatie Van Diemen

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

OVERTUIGEND OVERTUIGEN

OVERTUIGEND OVERTUIGEN OVERTUIGEND OVERTUIGEN Experimenteel onderzoek naar de rol van gender van de bron, waargenomen bronkwaliteit en type evidentie in een persuasieve boodschap Bachelor Eindwerkstuk, derde versie Communicatie-

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Uit (mijn) onderzoek

Uit (mijn) onderzoek Uit (mijn) onderzoek blijkt Experimenteel onderzoek naar de invloed van de perceptie van de bron op de overtuigingskracht van objectieve versus subjectieve statistische evidentie Bachelor Eindwerkstuk

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs The Relationship between Existential Fulfilment, Emotional Stability and Burnout

Nadere informatie

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1 Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer Stigmatization of Patients with Lung Cancer: The Role of

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Argumentkwaliteit en overtuigingskracht in het Elaboration Likelihood Model: Welke dimensies spelen een rol?

Argumentkwaliteit en overtuigingskracht in het Elaboration Likelihood Model: Welke dimensies spelen een rol? L. Hustinx, R. van Enschot en H. Hoeken Argumentkwaliteit en overtuigingskracht in het Elaboration Likelihood Model: Welke dimensies spelen een rol? 1. Inleiding 1 Op het gebied van de persuasieve Samenvatting

Nadere informatie

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en Effecten van een op MBSR gebaseerde training van hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en compassionele tevredenheid. Een pilot Effects of a MBSR based training program of hospice caregivers

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

Hedendaags theoretisch en empirisch onderzoek naar argumentatieschema s

Hedendaags theoretisch en empirisch onderzoek naar argumentatieschema s www. tijdschriftvoortaalbeheersing.nl Uitgave: Amsterdam University Press Hedendaags theoretisch en empirisch onderzoek naar argumentatieschema s Henrike Jansen en Jos Hornikx TVT 36 (1): 1 9 DOI: 10.5117/TVT2014.1.JANS

Nadere informatie

Uit onderzoek blijkt dat 75% van de studenten in één keer geslaagd is. óf Bij mij in de klas zijn drie van de vier studenten in één keer geslaagd.

Uit onderzoek blijkt dat 75% van de studenten in één keer geslaagd is. óf Bij mij in de klas zijn drie van de vier studenten in één keer geslaagd. Alet Krikken 2012 Uit onderzoek blijkt dat 75% van de studenten in één keer geslaagd is. óf Bij mij in de klas zijn drie van de vier studenten in één keer geslaagd. Een onderzoek naar de invloed van argumenttype

Nadere informatie

Effect van bronkwaliteit op overtuigingskracht van objectieve en subjectieve evidentie

Effect van bronkwaliteit op overtuigingskracht van objectieve en subjectieve evidentie Effect van bronkwaliteit op overtuigingskracht van objectieve en subjectieve evidentie Bachelor Eindwerkstuk Communicatiestudies, Faculteit Geesteswetenschappen Bachelor Communicatie- en Informatiewetenschappen

Nadere informatie

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen This full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/41024

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

Jos Hornikx publications August 18, 2015

Jos Hornikx publications August 18, 2015 Journal articles (international) Hornikx, J. (2005). A review of experimental research on the relative persuasiveness of anecdotal, statistical, causal, and expert evidence. Studies in Communication Sciences,

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/119402

Nadere informatie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/129739

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Is expertevidentie overtuigender in Frankrijk dan in Nederland?

Is expertevidentie overtuigender in Frankrijk dan in Nederland? Hornikx, J., & Hoeken, H. (2005). Is expertevidentie overtuigender in Frankrijk dan in Nederland? Tijdschrift voor Taalbeheersing, 27 (1), 42-57. Is expertevidentie overtuigender in Frankrijk dan in Nederland?

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

Het afwegen van de mening van een deskundige en een groep leken bij het innemen van een standpunt

Het afwegen van de mening van een deskundige en een groep leken bij het innemen van een standpunt Het afwegen van de mening van een deskundige en een groep leken bij het innemen van een standpunt Weighing an expert opinion and the opinion of a group of laymen Bachelorscriptie (LET_CIWB35) Colette Kuppens

Nadere informatie

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F. Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie

Nadere informatie

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Onderzoek met het Virtuele Lab Social Cognition in Psychologically Healthy Adults Research with the Virtual Laboratory Anja I. Rebber Studentnummer: 838902147

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders?

Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders? Pesten in het Buitengewoon Secundair Onderwijs: Wie Zijn de verdedigers? Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders? Remy Gregoor Eerste begeleider: Tweede begeleider: mw. dr. Nicole

Nadere informatie

De relatieve frequentie van verschillende evidentietypen in Nederlandse en Franse persuasieve voorlichtingsbrochures

De relatieve frequentie van verschillende evidentietypen in Nederlandse en Franse persuasieve voorlichtingsbrochures De relatieve frequentie van verschillende evidentietypen in Nederlandse en Franse persuasieve voorlichtingsbrochures Jos Hornikx Overtuigende teksten, waarin lezers worden aangespoord een bepaalde handeling

Nadere informatie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit

Nadere informatie

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally

Nadere informatie

Determinanten van Career Decision Self-Efficacy. Determinants of Career Decision Self-Efficacy

Determinanten van Career Decision Self-Efficacy. Determinants of Career Decision Self-Efficacy Determinanten van Career Decision Self-Efficacy Determinants of Career Decision Self-Efficacy Irma M.Wilst-Blom Eerste begeleider : Dr. J.E.M.M. Syroit Tweede begeleider : Dr. W.J. Pouwelse Student : Mw.

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

Motivationele oriëntatie bij sociale vergelijking: Wanneer, waarom en met wie vergelijken?

Motivationele oriëntatie bij sociale vergelijking: Wanneer, waarom en met wie vergelijken? Motivationele oriëntatie bij sociale vergelijking: Wanneer, waarom en met wie vergelijken? Motivational orientation in social comparison: When, Why en with whom to compare? Dirk J. van Os eerste begeleider:

Nadere informatie

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en Identificatie met de Organisatie op Status en Zelfwaardering. The Civil Servant

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

CSRQ Center Rapport over onderwijsondersteunende organisaties: Samenvatting voor onderwijsgevenden

CSRQ Center Rapport over onderwijsondersteunende organisaties: Samenvatting voor onderwijsgevenden CSRQ Center Rapport over onderwijsondersteunende organisaties: Samenvatting voor onderwijsgevenden Laatst bijgewerkt op 25 november 2008 Nederlandse samenvatting door TIER op 5 juli 2011 Onderwijsondersteunende

Nadere informatie

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Test-taker Attitudes of Job Applicants: Test Anxiety and Belief in Tests as Antecedents of

Nadere informatie

De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten

De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten The Moderating Influence of Social Support on the Relationship between Mobbing at Work

Nadere informatie

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners van Somatische en Psychogeriatrische Afdelingen Validation of the Depression List (DL) and the Geriatric

Nadere informatie

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1 De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress en Energie bij Moeders The Effect of MBSR-training on Mindfulness, Perceived Stress

Nadere informatie

Relatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen. Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability

Relatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen. Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability Running head: EIGENWAARDE, MOTIVATIE EN EMPLOYABILITY 1 Relatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability Inge

Nadere informatie

Werkbevlogenheid bij Wethouders: De Bijdrage van Zingeving en Veerkracht en de Rol van Werkdruk en. Emotionele Werkstressoren

Werkbevlogenheid bij Wethouders: De Bijdrage van Zingeving en Veerkracht en de Rol van Werkdruk en. Emotionele Werkstressoren WERKBEVLOGENHEID BIJ WETHOUDERS 1 Werkbevlogenheid bij Wethouders: De Bijdrage van Zingeving en Veerkracht en de Rol van Werkdruk en Emotionele Werkstressoren Work Engagement of Municipal Executive Councillors:

Nadere informatie

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. Abstract: - 3 experimenten - Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden. - Studie 1&2: consumenten verwachten

Nadere informatie

Summary 124

Summary 124 Summary Summary 124 Summary Summary Corporate social responsibility and current legislation encourage the employment of people with disabilities in inclusive organizations. However, people with disabilities

Nadere informatie

Verschillen in het Gebruik van Geheugenstrategieën en Leerstijlen. Differences in the Use of Memory Strategies and Learning Styles

Verschillen in het Gebruik van Geheugenstrategieën en Leerstijlen. Differences in the Use of Memory Strategies and Learning Styles Verschillen in het Gebruik van Geheugenstrategieën en Leerstijlen tussen Leeftijdsgroepen Differences in the Use of Memory Strategies and Learning Styles between Age Groups Rik Hazeu Eerste begeleider:

Nadere informatie

Evidentie voor de ongekende kracht van bronkwaliteit.

Evidentie voor de ongekende kracht van bronkwaliteit. Masterscriptie Communicatiestudies, Universiteit Utrecht Evidentie voor de ongekende kracht van bronkwaliteit. Onderzoek naar het effect van bronkwaliteit op de overtuigingskracht van statistische en anekdotische

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

De Invloed van Werkeisen en Hulpbronnen op de. Psychische Vermoeidheid en het Plezier in het Werk bij Werknemers. and Work Satisfaction of Employees

De Invloed van Werkeisen en Hulpbronnen op de. Psychische Vermoeidheid en het Plezier in het Werk bij Werknemers. and Work Satisfaction of Employees De Invloed van Werkeisen en Hulpbronnen op de Psychische Vermoeidheid en het Plezier in het Werk bij Werknemers The Influence of Job Demands and Job Resources on Psychological Fatigue and Work Satisfaction

Nadere informatie

Mentaal Weerbaar Blauw

Mentaal Weerbaar Blauw Mentaal Weerbaar Blauw de invloed van stereotypen over etnische minderheden cynisme en negatieve emoties op de mentale weerbaarheid van politieagenten begeleiders: dr. Anita Eerland & dr. Arjan Bos dr.

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/64333

Nadere informatie

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een Vergelijking met Rusten in Liggende Positie The Effectiveness of a Mindfulness-based Body Scan: a Comparison with Quiet Rest in the Supine

Nadere informatie

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Relatie tussen Attitude, Sociale Invloed en Self-efficacy en Intentie tot Contact tussen Ouders en Leerkrachten bij Signalen van Pesten

Nadere informatie

Geloof in een Rechtvaardige Wereld en Afkeuring van Geweldsslachtoffers: De Invloed

Geloof in een Rechtvaardige Wereld en Afkeuring van Geweldsslachtoffers: De Invloed Geloof in een Rechtvaardige Wereld en Afkeuring van Geweldsslachtoffers: De Invloed van Sociale Categorisering, Persoons-identificatie, Positie-identificatie en Retributie Belief in a Just World and Rejection

Nadere informatie

LinkedIn Profiles and personality

LinkedIn Profiles and personality LinkedInprofielen en Persoonlijkheid LinkedIn Profiles and personality Lonneke Akkerman Open Universiteit Naam student: Lonneke Akkerman Studentnummer: 850455126 Cursusnaam en code: S57337 Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 (SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 Psychologische Inflexibiliteit bij Kinderen: Invloed op de Relatie tussen en de Samenhang met Gepest worden en (Sociale) Angst Psychological

Nadere informatie

Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias

Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias Falende Interpretatie? De Samenhang van Faalangst met Interpretatiebias Failing interpretation? The Relationship between Test Anxiety and Interpretation Bias Kornelis P.J. Schaaphok Eerste begeleider:

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen REACTIEVE AGRESSIE Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve Agressie Pien S. Martens Open Universiteit Heerlen Naam student: Pien Sophie Martens Studentnummer: 850945172

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering The Relationship between Daily Hassles and Depressive Symptoms and the Mediating Influence

Nadere informatie

Relatie Tussen Organisatie-Onrechtvaardigheid, Bevlogenheid en Feedback. The Relationship Between the Organizational Injustice, Engagement and

Relatie Tussen Organisatie-Onrechtvaardigheid, Bevlogenheid en Feedback. The Relationship Between the Organizational Injustice, Engagement and Onrechtvaardigheid, bevlogenheid en feedback 1 Relatie Tussen Organisatie-Onrechtvaardigheid, Bevlogenheid en Feedback The Relationship Between the Organizational Injustice, Engagement and Feedback Nerfid

Nadere informatie

Master Thesis. Early Career Burnout Among Dutch Nurses: Comparing Theoretical Models. Using an Item Response Approach.

Master Thesis. Early Career Burnout Among Dutch Nurses: Comparing Theoretical Models. Using an Item Response Approach. 1 Master Thesis Early Career Burnout Among Dutch Nurses: Comparing Theoretical Models Using an Item Response Approach. Burnout onder Beginnende Nederlandse Verpleegkundigen: een Vergelijking van Theoretische

Nadere informatie

Motivatie, Inspiratie en Charisma. Motivation, Inspiration and Charisma

Motivatie, Inspiratie en Charisma. Motivation, Inspiration and Charisma Motivatie, Inspiratie en Charisma Een onderzoek naar de effecten van inspiratie en charisma op motivatie binnen Alpe d HuZes Motivation, Inspiration and Charisma A study exploring the effects of inspiration

Nadere informatie

Wat maakt iemand tot een goede service employee/verkoper?

Wat maakt iemand tot een goede service employee/verkoper? Wat maakt iemand tot een goede service employee/verkoper? Churchill et al. (1985): Meta-analyse 116 artikelen belangrijkste determinanten v succes: (1) persoonlijke kenmerken (uiterlijk; sociale achtergrond;

Nadere informatie

Peer feedback on complex tasks by tutors trained in content knowledge or tutoring skills

Peer feedback on complex tasks by tutors trained in content knowledge or tutoring skills Peer feedback on complex tasks by tutors trained in content knowledge or tutoring skills Ya Ping (Amy) Hsiao, Francis Brouns, Jan van Bruggen and Peter B. Sloep amy.hsiao@ou.nl Centre for Learning Sciences

Nadere informatie