C & B Masterscriptie. Marieke Hoetjes. Jos Hornikx. Mark Reessink S

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "C & B Masterscriptie. Marieke Hoetjes. Jos Hornikx. Mark Reessink S"

Transcriptie

1 . Cursus: Titel Ondertitel Eerste lezer Tweede lezer Naam Student: Studentnummer: adres student: C & B Masterscriptie Is een statistisch zwak argument overtuigender dan een anekdotisch sterk argument? Het effect van argumentkwaliteit en evidentietype op de overtuigingskracht van argumenten. Marieke Hoetjes Jos Hornikx Mark Reessink S mark.reessink@student.ru.nl Telefoonnummer student: Datum:

2 Samenvatting In deze studie is proefpersonen gevraagd een rangschikking te maken van acht verschillende argumentaties op basis van wat zij verwachten dat overtuigend is voor een ander. Hierbij is gebruik gemaakt van vier verschillende evidentietypen (anekdotische-, statistische-, causale-, en expertevidentie) die verschilden in kwaliteit (sterk en zwak). Er zijn tot op heden niet veel onderzoeken die de overtuigingskracht van statistische-, causale-, anekdotische- en expertevidentie met elkaar vergeleken hebben. De studies die dit wel deden (Hoeken & Hustinx, 2002; Hornikx, 2007; Hornikx & Hoeken, 2005) lieten zien dat anekdotische evidentie minder overtuigend was dan statistische- causale- en expertevidentie. Uit de studie van Hornikx (2007) bleek dat statistische evidentie het meest overtuigend werd verwacht, gevolgd door expertevidentie, causale evidentie en tot slot anekdotische evidentie. Hornikx (2007) heeft dit gemeten door gewone taalgebruikers (niet communicatiedeskundigen) een rangschikking te laten maken in hoeverre zij een argument voor een ander overtuigend vonden, ook wel verwachte overtuigingskracht. In tegenstelling tot het onderzoek van Hornikx (2007) wordt in deze studie argumentkwaliteit als variabele meegenomen. De respondenten dienden voor deze studie een rangschikking te maken van acht argumentaties (één sterke en één zwakke variant voor elk evidentietype). De proefpersonen rangschikten de argumentaties van het meest overtuigend voor een ander naar het minst overtuigend voor een ander. In overeen stemming met de studie van Petty en Cacioppo (1986) laten de resultaten zien dat argumenten van sterke kwaliteit overtuigender zijn dan argumenten van lage kwaliteit. Alle argumenten van het zelfde evidentietype met een sterke kwaliteit kregen een hogere verwachte overtuigingskracht toegekend dan de zwakke argumenten. Daarnaast bleek dat de proefpersonen de hoogste verwachte overtuigingskracht toekenden aan statistische evidentie, gevolgd door expertevidentie, causale evidentie en anekdotische evidentie. Deze studie heeft voor het eerst voor alle vier de evidentietypen een sterke en zwakke variant meegenomen wat het mogelijk maakte om een vergelijking te maken tussen verschillende sterke en zwakke evidentietypen. De resultaten laten zien dat sterke statistische evidentie als het meest overtuigend werd verwacht en zwakke anekdotische evidentie het minst overtuigend. Opvallend was dat zwakke statistische evidentie als overtuigender werd verwacht dan sterke en zwakke causale- en anekdotische evidentie. Deze resultaten laten zien dat toekomstige campagnes beter gebruik maken van statistische evidentie (ook als deze een zwakke argument kwaliteit heeft) dan van causale- of anekdotische evidentie om de ontvanger te overtuigen. 1

3 Inleiding In gezondheidsbrochures wordt vaak een specifiek soort gedrag aanbevolen, zoals het stoppen met roken, gezonder eten of het niet rijden onder invloed van verdovende middelen. In een voorlichtingsbrochure over bijvoorbeeld stoppen met roken kunnen de voordelen hiervan aangeprezen worden, zoals een betere adem, minder kans op kanker of een betere conditie. Het aandragen van voordelen van het aangeprezen gedrag wordt ook wel pragmatische argumentatie genoemd; argumentatie op basis van voor- en nadelen (Schellens & Verhoeven, 1994). Wanneer die argumenten niet sterk genoeg zijn om iemand te overtuigen kan er evidentie ingezet worden om het argument te ondersteunen en de lezer te overtuigen. De evidentie kan de wenselijkheid van de gevolgen benadrukken of de waarschijnlijkheid dat de gevolgen optreden. Neem bijvoorbeeld de volgende stelling: Als je veel groente en fruit eet word je gezond. Mocht deze stelling ondersteuning nodig hebben van de wenselijkheid dan kan evidentie er als volgt uit zien: Door het eten van veel groenten en fruit krijg je veel vitaminen binnen en voel je je gezonder. Bij deze stelling zou evidentie ter ondersteuning van de waarschijnlijkheid er als volgt uit kunnen zien: Volgens hoogleraar Klop, voedingsdeskundige, leidt het eten van 250 gram groente en 2 stuks fruit tot een vitalere gesteldheid en gaat op die manier het lichaam langer mee. Volgens Areni en Lutz (1988) vinden lezers het beoordelen van de wenselijkheid gemakkelijker dan het beoordelen van de waarschijnlijkheid. Schellens en De Jong (2004) concluderen dan ook in hun studie dat door de makers van voorlichtingsbrochures vaker evidentie aangedragen wordt die de waarschijnlijkheid ondersteunt dan evidentie die de wenselijkheid ondersteunt. Er kan gebruik gemaakt worden van vier typen evidentie om de waarschijnlijkheid en de wenselijkheid van de consequenties van het aanbevolen gedrag te ondersteunen: statistische evidentie, expertevidentie, causale evidentie en anekdotische evidentie. Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de overtuigingskracht van de verschillende evidentietypen (bijvoorbeeld Hoeken & Hustinx, 2002; Hornikx, 2007; Hornikx & Hoeken, 2005). De studie van Hornikx (2007) heeft laten zien dat gewone taalgebruikers (niet communicatie deskundigen) goede ideeën hebben over welke evidentietypen overtuigender zijn. Hornikx (2007) heeft in dit onderzoek gebruik gemaakt van de vier eerder genoemde evidentietypen. Het evidentietype was hiermee een variabele die effect had op de uiteindelijke rangschikking van overtuigende evidentietypes. Een variabele die mogelijk ook effect kan hebben op de rangschikking is de kwaliteit van de evidentie. Het zou zo kunnen zijn dat sterke evidentie als overtuigender wordt ervaren dan zwakke evidentie. Evidentiekwaliteit is in de 2

4 studie van Hornikx (2007) echter niet meegenomen als variabele. De wetenschappelijke toevoeging van deze studie is het onderscheid in argumentkwaliteit binnen elk evidentietype. In het huidige onderzoek wordt, net als in de studie van Hornikx (2007), een rangschikking gemaakt door gewone taalgebruikers van de verwachte overtuigingskracht van evidentietypen. Hierbij wordt er voor elk type evidentie een sterke en zwakke variant ontwikkeld. De uitkomsten bieden inzicht in de vraag of argumentkwaliteit van invloed is op de verwachte overtuigingskracht van de verschillende evidentietypen. Evidentietypen Zoals eerder vermeld kan evidentie aangevoerd worden om mensen te overtuigen. De evidentie kan aangedragen worden ter ondersteuning van de wenselijkheid en waarschijnlijkheid van de gevolgen van het aanbevolen gedrag. Het begrip evidentie kan als volgt worden gedefinieerd: data (facts or opinions) presented as proof for assertion (Reynolds & Reynolds, 2002, p. 429). In eerdere onderzoeken (bijvoorbeeld: Hoeken & Hustinx, 2002; Hornikx, 2007; Hornikx & Hoeken, 2005) zijn vier evidentietypen onderzocht, namelijk anekdotische evidentie, statistische evidentie, causale evidentie en expertevidentie. Anekdotische evidentie is het aanhalen van een specifiek geval of voorbeeld. Statistische evidentie wordt gevormd door de getalsmatige samenvatting van een aantal specifieke gevallen. Bij causale evidentie is er sprake van een oorzaak-gevolg-relatie. Hierbij wordt het optreden van het gevolg verklaard of voorspeld met behulp van deze relatie. Bij expertevidentie wordt er een deskundige op het betreffende gebied aangehaald. Deze definities zijn opgesteld met behulp van Hoeken en Hustinx (2002) en Rieke en Sillars (1984). In tabel 1 wordt van elk evidentietype een voorbeeld gegeven aan de hand van de stelling uit de inleiding: Als je veel groente en fruit eet, ben je gezond. 3

5 Tabel 1 Voorbeelden van anekdotische evidentie, statistische evidentie, causale evidentie en expertevidentie. Evidentietype Anekdotische evidentie Statistische evidentie Causale evidentie Expertevidentie Voorbeeld van evidentietype Merel eet veel groente en fruit en zij is erg gezond. Van alle mensen die 2 stuks fruit en 250 gram groente per dag eten is 60 procent gezond. Het eten van 2 stuks fruit en 250 gram groente per dag zorgt ervoor dat men voldoende vitaminen binnen krijgt en daardoor blijft men gezond. Volgens hoogleraar Klop, voedingsdeskundige, leidt het eten van 250 gram groente en 2 stuks fruit tot een vitalere gesteldheid en gaat op die manier het lichaam langer mee. Overtuigingskracht van evidentietypen In verschillende studies is onderzoek gedaan naar de relatieve overtuigingskracht van evidentietypen (bijvoorbeeld: Hoeken, 2001; Hoeken & Hustinx, 2002; Hoeken & Van Wijk, 1997). In slechts enkele studies is een vergelijking gemaakt tussen alle vier bovengenoemde evidentietypen (bijvoorbeeld: Hoeken & Hustinx, 2002; Hornikx 2007; Hornikx & Hoeken, 2005). Hoeken en Hustinx (2002) hebben onderzocht wat het verschil was in overtuigingskracht tussen anekdotische evidentie, statistische evidentie, causale evidentie en expertevidentie wanneer een standpunt ondersteund werd op het gebied van de waarschijnlijkheid. In deze studie werd gebruik gemaakt van twintig standpunten. Deze werden verdeeld in vijf gelijke groepen. In elke groep werden de standpunten ondersteund door een ander evidentietype daarnaast was er één groep waarbij de standpunten niet ondersteund werden door evidentie. Proefpersonen moesten beoordelen hoe waarschijnlijk het was dat de gevolgen van het standpunt zouden optreden. De studie liet zien dat het gekozen evidentietype een effect heeft op de acceptatie van het standpunt. Het type evidentie dat gebruikt werd om de stelling te ondersteunen had namelijk een grote invloed op de acceptatie van het standpunt. De resultaten van de studie lieten zien dat anekdotische evidentie ter ondersteuning van een waarschijnlijkheidsstandpunt minder overtuigend was dan statistische evidentie, causale evidentie en expertevidentie. De overtuigingskracht van statistische evidentie, causale evidentie en expertevidentie verschilden niet van elkaar. Hornikx en Hoeken (2005) onderzochten de overtuigingskracht van evidentietypen op eenzelfde wijze als het onderzoek van Hoeken en Hustinx (2002). In de studie van Hornikx en 4

6 Hoeken (2005) is onderzocht of expertevidentie in Frankrijk overtuigender is dan in Nederland. Een studie van Hornikx (2003) liet namelijk zien dat expertevidentie vaker voorkwam in Franse voorlichtingsbrochures dan in Nederlandse. De resultaten van Hornikx en Hoeken (2005) lieten ten eerste een hoofdeffect zien van evidentietype op overtuigingskracht. Oftewel, niet elk type evidentie was even overtuigend. Ook in deze studie (Hornikx & Hoeken, 2005) bleken statistische-, expert- en causale evidentie overtuigender dan anekdotische evidentie, voor zowel Nederlandse als Franse proefpersonen. Uit de studie van Hornikx en Hoeken (2005) bleek vervolgens wat de daadwerkelijke overtuigingskracht was van de evidentietypen, waarbij de daadwerkelijke overtuigingskracht wordt gezien als dat wat volgens taalgebruikers overtuigend is (Hornikx, 2007). Hornikx (2007) heeft deze daadwerkelijke overtuigingskracht vergeleken met de verwachte overtuigingskracht, waarbij de verwachte overtuigingskracht wordt gezien als dat wat een taalgebruiker denkt dat overtuigend is voor een ander (Hornikx, 2007). Door gebruik te maken van dezelfde standpunten als in het onderzoek van Hornikx en Hoeken (2005) kon er een vergelijking gemaakt worden. Proefpersonen werden gevraagd een rangschikking te maken van de meest tot de minst geschikte evidentie om iemand te overtuigen. De resultaten lieten zien dat de proefpersonen de hoogste verwachte overtuigingskracht toewijzen aan statistische evidentie, gevolgd door expertevidentie, causale evidentie en anekdotische evidentie (Hornikx, 2007). De opzet van de studie van Hornikx en Hoeken (2005) verschilde van de studie van Hornikx (2007). In de studie van Hornikx en Hoeken (2005) werd de daadwerkelijke overtuigingskracht bevraagd. De proefpersonen moesten aangegeven hoe waarschijnlijk zij het standpunt vonden op een vijfpuntschaal. Bij de studie van Hornikx (2007) moesten proefpersonen de standpunten rangschikken op basis van verwachte overtuigingskracht (van meest naar minst). Om in de studie van Hornikx (2007) een vergelijking te kunnen maken tussen daadwerkelijke overtuigingskracht (de resultaten van Hornikx en Hoeken, 2005) en verwachte overtuigingskracht (Hornikx, 2007) heeft Hornikx (2007) met behulp van de resultaten uit Hornikx en Hoeken (2005) een rangschikking gemaakt. In beide studies is gebruikt gemaakt van Nederlandse en Franse proefpersonen. Dit resulteerde in twee rangschikkingen, één voor de Nederlandse en één voor de Franse proefpersonen. Door de resultaten uit de studie van Hornikx en Hoeken (2005) te rangschikken op basis van daadwerkelijke overtuigingskracht kon een vergelijking gemaakt worden met de verwachte overtuigingskracht uit de studie van Hornikx (2007). Uit de vergelijking van de daadwerkelijke met de verwachte overtuigingskracht bleek dat vijf van de acht vergelijkingen (vier voor de Nederlandse proefpersonen en vier voor de Franse proefpersonen) overlapten. Hieruit kan 5

7 geconcludeerd worden dat gewone taalgebruikers goed zijn in het selecteren van overtuigende evidentie voor anderen. Ondanks de kleine verschillen die bleken uit de vergelijking in de studie van Hornikx (2007) mag verwacht worden dat gewone taalgebruikers goed zijn in het inschatten van overtuigende evidentie. De verschillen in de rangschikking kunnen mogelijk toegewezen worden aan kleine verschillen in de opzet van het onderzoek van Hornikx (2007) en Hornikx en Hoeken (2005). In de studie van Hornikx en Hoeken (2005) was het mogelijk om voor twee evidentietypen een gelijke overtuigingskracht toe te kennen, terwijl dit bij het rangschikken in de studie van Hornikx (2007) niet kon. Hierdoor is het mogelijk dat in de studie van Hornikx en Hoeken (2005) meerdere evidentietypes een gelijke rangschikking toegekend hebben gekregen terwijl dit in de studie van Hornikx (2007) niet kon. Uit de studie van Hornikx (2007) blijkt dus dat gewone taalgebruikers goed zijn in het beoordelen van overtuigende evidentie. In de studie van Hornikx (2007) is echter geen onderscheid gemaakt in de kwaliteit van de evidentie. De vraag die hierbij gesteld kan worden is: Zijn gewone taalgebruikers ook in staat om de overtuigingskracht van evidentie goed te beoordelen wanneer van de evidentie types niet één variant wordt aangeboden maar twee varianten, één sterke en één zwakke variant? Argumentkwaliteit In de eerste zin van de inleiding worden gezondheidsbrochures aangehaald. Schellens en de Jong (2004) hebben in hun studie gezondheidsbrochures geanalyseerd. Het bleek dat in alle geanalyseerde brochures pragmatische argumentatie gebruikt werd. Bij pragmatische argumentatie worden de gevolgen van het standpunt benadrukt met de positieve of negatieve gevolgen ervan. Volgens Hoeken (2005) is het voor een sterk pragmatisch argument belangrijk dat de lezer overtuigd is dat de gevolgen van het standpunt (of handeling) zowel waarschijnlijk als wenselijk zijn. Wanneer er twijfel bestaat over de waarschijnlijkheid of de wenselijkheid dan neemt de overtuigingskracht van het standpunt af. Door het aanvoeren van evidentie ter ondersteuning van de waarschijnlijkheid of de wenselijkheid kan deze twijfel weggenomen worden. De overtuigingskracht van pragmatische argumentaties is vaak onderzocht met behulp van het Elaboration Likelihood Model (ELM) van Petty en Cacioppo (1986). Modellen als het ELM (Petty & Cacioppo, 1986) en het Heuristic-Systematic Model (HSM) (Chaiken, 1987) staan centraal in de sociaalpsychologische benadering van argumentkwaliteit. Deze modellen beschrijven het overtuigingsproces en stellen dat de boodschap centraal wordt verwerkt wanneer een ontvanger van de boodschap gemotiveerd is om de boodschap te verwerken. 6

8 Centrale verwerking wil dus zeggen dat de boodschap goed geanalyseerd wordt en daarbij alle informatie wordt verwerkt. Op basis van deze informatie maakt de lezer een afweging of hij/zij overtuigd wordt door de gestelde argumenten. Wanneer argumenten ervoor zorgen dat een centrale verwerker overtuigd wordt zijn de argumenten sterk te noemen. In het geval dat de centrale verwerker niet overtuigd wordt door de argumenten dan zijn deze zwak (Petty & Cacioppo, 1986). De andere manier om een boodschap te verwerken, is via de perifere route. Bij een perifere verwerking beoordeelt de ontvanger de boodschap op basis van perifere cues zoals bijvoorbeeld kleurgebruik, hoeveelheid argumenten en gebruik van plaatjes. De perifere verwerker wordt niet overtuigd door sterke of zwakke argumenten maar juist door de perifere cues (Petty & Cacioppo, 1986). De grootste kritiek op deze benadering wordt door onder andere O Keefe gegeven. O Keefe (1995) stelt dat onderzoeken die gebruik maken van de sociaalpsychologische benadering geen argumentkwaliteit meten maar de overtuigingskracht van het argument. Een ander perspectief op argumentkwaliteit is dat van de normatieve argumentatieleer. Bij dit perspectief wordt gebruik gemaakt van argumentatieschema s. In een argumentatieschema wordt op schematische wijze weergegeven hoe uit een stelling een conclusie volgt. Schellens en Verhoeven (1994) benoemen vragen om de argumentkwaliteit te toetsen, deze vragen worden evaluatievragen genoemd. Als de evaluatievragen bevredigend beantwoord kunnen worden, spreekt men van een sterk argument. Neem bijvoorbeeld de volgende stelling: Als je veel groente en fruit eet ben je gezond. Ter ondersteuning van deze stelling kan het volgende argument aangedragen worden: Volgens Hoogleraar Klop, voedingsdeskundige, leidt het eten van 250 gram groente en 2 stuks fruit tot een vitalere gesteldheid en gaat op die manier het lichaam langer mee. Dit is een voorbeeld van een argument op basis van een autoriteit (lijkt erg op expertevidentie). Twee evaluatievragen, volgens Schellens en Verhoeven (1994, p 131), zijn: - Is de aangehaalde autoriteit A deskundig genoeg om het standpunt op zijn gezag te aanvaarden? - Zijn er redenen om te twijfelen aan A s oprechtheid of objectiviteit? Het sociaalpsychologische perspectief is erg populair voor onderzoek naar argumentkwaliteit (Hornikx, 2013), ondanks de eerdergenoemde kritiek van O Keefe (1995). De meeste onderzoekers die gebruik maken van het model van Petty en Cacioppo (1986), gebruikten in hun onderzoek pragmatische argumentatie. Bij dit type argumentatie hebben de aangevoerde argumenten betrekking op de wenselijkheid en waarschijnlijkheid van de gevolgen en de consequenties van het beoogde gedrag. Volgens Van Enschot, Hustinx en 7

9 Hoeken (2003) zijn argumenten die volgens Petty en Cacioppo (1986) sterk zijn, ook volgens de normatieve benadering sterk. Van Enschot et al. (2003) hebben dit onderzocht door het onderzoek van Petty en Cacioppo (1986) gedeeltelijk te repliceren. Argumentaties uit eerder onderzoek van Petty en Cacioppo (1986) werden beoordeeld op basis van de evaluatievragen van Schellens en Verhoeven (1994). De resultaten van dit onderzoek lieten zien dat de argumenten die Petty en Cacioppo (1986) gebruikt hebben ook volgens de normatieve benadering gesplitst kunnen worden in sterke en zwakke argumenten (Van Enschot et al., 2003) Voor een sterk argument is het, zoals eerder vermeld, belangrijk dat de gevolgen door de lezer als waarschijnlijk én wenselijk worden geacht (Hoeken, 2005). Het beoordelen van de waarschijnlijkheid is vaak lastig (Hornikx & Hoeken, 2005) waardoor er evidentie nodig is om de waarschijnlijkheid te benadrukken. Wanneer de lezer overtuigd raakt van de waarschijnlijkheid dat de wenselijke gevolgen optreden door de aangedragen evidentie, dan is er sprake van sterke evidentie (Hornikx & Hoeken, 2005). Twee recente studies hebben onderzocht of gewone taalgebruikers gevoelig zijn voor wenselijke gevolgen (Hoeken, Timmers & Schellens, 2012) en waarschijnlijke gevolgen (Hoeken, Šorm & Schellens, 2014). Bij deze twee onderzoeken is gebruik gemaakt van argumentaties op basis van gevolgen (arguments from consequenses). Uit de onderzoeken bleek dat gewone taalgebruikers de criteria uit de argumentatietheorie goed toepassen. Een argument werd als minder overtuigend beoordeeld wanneer de criteria uit de argumentatietheorie geschonden werden. Een reden die hiervoor genoemd wordt is dat gewone taalgebruikers bekend zijn met deze criteria. Uit de studies van Hoeken et al. (2012) en Hoeken et al. (2014) bleek dat gewone taalgebruikers gevoelig zijn voor zowel de wenselijkheid als de waarschijnlijkheid van argumenten. Specifiek hebben de studies gekeken of men gevoelig was voor schendig van argument specifieke criteria. De studie van Hoeken et al. (2014) laat een belangrijk resultaat zien, namelijk dat de argumentkwaliteit gemanipuleerd kan worden door de criteria uit de argumentatieleer te gebruiken. Wanneer deze criteria geschonden worden zorgt dit voor een lagere kwaliteit en wanneer deze criteria in acht worden genomen is de kwaliteit hoger. Evidentiekwaliteit Waar de studies van Hoeken et al. (2012) en Hoeken et al. (2014) zich richtten op argumentaties op basis van gevolgen, maar niet specifiek op evidentietypen heeft de studie van Hoeken en Van Wijk (1997) dat wel gedaan. De studie van Hoeken en Van Wijk (1997) heeft een vergelijking gemaakt tussen sterke en zwakke anekdotische evidentie. Proefpersonen lazen een 8

10 tekst over een referendum in Haaksbergen over een verhoging van de gemeentelijke belasting. Dit geld werd gebruikt voor een investering in meer straatverlichting die moest leiden tot minder inbraken. De zwakke evidentie bestond uit een voorbeeld van de stad Leiden waar hetzelfde was gedaan. De sterke evidentie bestond uit een voorbeeld van de stad Oldenzaal met wederom hetzelfde scenario. De mate van gelijkenis tussen Oldenzaal en Haaksbergen is hoog. Oldenzaal is een stad die in de buurt ligt van Haaksbergen en veel dezelfde kenmerken heeft als Haaksbergen. Maar de mate van gelijkenis tussen Leiden en Haaksbergen is laag. Leiden is een studenten stad in het westen van het land en heeft weinig dezelfde kenmerken als Haaksbergen. Op deze wijze werd onderscheid gemaakt tussen sterke en zwakke anekdotische evidentie. Uit het onderzoek bleek geen verschil tussen de sterke en zwakke anekdotische evidentie wat betreft overtuigingskracht (Hoeken en Van Wijk, 1997). Het huidige onderzoek speelt hierop in door niet alleen naar anekdotische evidentie mee te nemen maar alle vier de evidentietypen. Het onderzoek van Hoeken en Van Wijk (1997) illustreert hoe anekdotische evidentie gemanipuleerd kan worden in argumentkwaliteit. Dat dit in de studie van Hoeken en Van Wijk (1997) geen verschil opleverde in overtuigingskracht wil niet zeggen dat dit ook bij de andere evidentietypes zo zal zijn. Ook is deze enkele studie van Hoeken en Van Wijk (1997) niet voldoende om harde uitspraken te kunnen doen over het verschil in overtuigingkracht tussen sterke en zwakke anekdotische evidentie. Hypothesen Op basis van de voorgaande literatuur is er een aantal onderzoekshypotheses opgesteld. Onderzoek van Hornikx (2007) heeft laten zien dat gewone taalgebruikers een goede inschatting kunnen maken welke evidentietypen overtuigend zijn en welke minder overtuigend zijn. De studies van Hoeken et al. (2012) en Hoeken et al. (2014) hebben laten zien dat gewone taalgebruikers gevoelig zijn voor de schending van criteria om sterke en zwakke argumenten van elkaar te onderscheiden. Daarnaast heeft de studie van Hornikx (2007) inzicht gegeven in de verwachte overtuigingskracht van de evidentietypen. Hierbij is echter alleen één variant per evidentietype opgenomen. In het huidige onderzoek wordt van elk evidentietype een sterke en een zwakke variant ontwikkeld. Verwacht wordt dan ook dat de sterke argumenten een hogere rangschikking krijgen dan de zwakke argumenten. Dit leidt tot de eerste hypothese: H1: De verwachte overtuigingskracht ligt hoger voor sterke argumenten dan voor zwakke argumenten. Uit de studie van Hornikx en Hoeken (2005) bleek dat statistische evidentie het meest overtuigend was, gevolgd door expertevidentie en causale evidentie, die even overtuigend 9

11 bleken. Het minst overtuigend was anekdotische evidentie. Ook bleek uit de studie Hornikx (2007) dat expertevidentie als overtuigender werd beoordeeld dan causale evidentie. Dit leidt tot de volgende hypothese: H2: De verwachte overtuigingskracht is het hoogst voor statistische evidentie, gevolgd door expertevidentie, causale evidentie en tot slot anekdotische evidentie. Hornikx (2007) liet in zijn studie zien welke evidentietype de hoogste en welke de laagste verwachte overtuigingskracht kreeg toegekend door gewone taalgebruikers. De toevoeging van argumentkwaliteit zorgt voor een mogelijke interactie tussen argumentkwaliteit en evidentietype. In navolging van het onderzoek van Hornikx (2007) zijn in deze studie opnieuw de volgens gewone taalgebruikers verwachte overtuigingskracht van evidentietypen onderzocht. Zo zijn er voor elk type evidentie meerdere varianten ontwikkeld. En vooraf getoest middels een pre-test. Met de argumentaties die resulteren uit de pre-test wordt het experiment afgenomen. Door de mogelijke interactie tussen argumentkwaliteit en evidentietype kan het voorkomen dat sommige zwakke argumentaties als overtuigender verwacht worden dan andere sterke argumentaties. Het zou kunnen dat bijvoorbeeld zwakke statistische evidentie alsnog overtuigender wordt verwacht dan andere sterke evidentietypes. Voor de ontwikkeling van toekomstige gezondheidsbrochures is dit welkome informatie. 10

12 Methode Voor deze studie rangschikten proefpersonen argumentaties voor stellingen. De argumentaties dienden te worden gerangschikt op volgorde van verwachte overtuigingskracht. Deze studie bouwt voort op de studie van Hornikx (2007) waar een vergelijking werd gemaakt tussen de verwachte overtuigingskracht en daadwerkelijke overtuigingskracht van argumenten. In tegenstelling tot de huidige studie werd in de studie van Hornikx (2007) geen onderscheid gemaakt in evidentiekwaliteit. Voor de vergelijkbaarheid van de studies (Hornikx, 2007) werd in deze studie gebruik gemaakt van dezelfde stellingen als in Hornikx (2007). Materiaal De proefpersonen kregen een achttal stellingen voorgelegd overeenkomend met de stellingen uit het onderzoek van Hornikx (2007). De stellingen gaan over betrokkenheid op het werk, tekenfilms, arbeidsproductiviteit, kansen op de arbeidsmarkt, klassieke muziek, angst om auto te rijden, gezelschapsspelletjes en schoolprestaties. Een voorbeeld (Hornikx, 2007) van een stelling over betrokkenheid op het werk is (het materiaal, waaronder dit voorbeeld, is opgevraagd bij dr. J. M. A. Hornikx): Vertegenwoordigers voelen zich meer betrokken bij hun bedrijf door het gebruik van nieuwe media, zoals een laptop met internetverbinding thuis. Volgens een vaste operationalisatie werden voor iedere stelling per evidentietype één of meerdere zwakke argumenten opgesteld. De sterke argumenten die in deze studie werden gebruikt zijn overgenomen uit de studie van Hornikx (2007). De operationalisatie van de sterke en zwakke argumenten zag er als volgt uit: Statistische evidentie Statistische evidentie is sterk wanneer er sprake is van een grote steekproef en als er een hoog percentage uit de steekproef de stelling ondersteunt (Hoeken en Hornikx, 2005). In deze studie is sterke expertevidentie overgenomen uit het onderzoek van Hornikx (2007) en is een zwakke variant ontwikkeld. In tegenstelling tot de sterke statistische evidentie had een argument met zwakke statistische evidentie een kleinere steekproef en was het percentage dat de stelling ondersteunde klein. Middels een pre-test werd onderzocht of de sterke en zwakke evidentie van elkaar verschilden in verwachte overtuigingskracht. 11

13 Expertevidentie Expertevidentie werd als sterk geoperationaliseerd door Hoeken en Hornikx (2005) indien de expert geloofwaardig en deskundig is op het betreffende gebied. Hornikx (2006) haalt in zijn studie Walton (1997) aan, waarin gesteld wordt dat expertevidentie sterk is indien de aangehaalde expert geloofwaardig, betrouwbaar en deskundig is op het betreffende gebied. De geloofwaardigheid en betrouwbaarheid werden gemanipuleerd door een passende titulatuur van de expert. De deskundigheid van de persoon in de argumentatie werd gemanipuleerd door het aanhalen van een meer of minder relevant expertisegebied. Voor de pre-test werden drie zwakke varianten van expertevidentie ontwikkeld. De expert in de eerste versie had geen passende titulatuur én geen relevant expertisegebied. De expert in de tweede variant had enkel geen passende titulatuur en de expert in de derde variant had enkel geen relevant expertisegebied. Middels de pre-test werd onderzocht of de sterke en zwakke argumentaties van elkaar verschilden en werd onderzocht welke zwakke variant als het zwakst beoordeeld werd. Causale evidentie Bij causale evidentie is er in de studie van Hoeken en Hornikx (2005) gekozen voor een uitleg die beide auteurs aannemelijk vonden. In de huidige studie zijn deze argumentaties overgenomen. Daarnaast zijn er (volgens de auteur van de huidige studie) twee minder aannemelijke argumentaties opgesteld. Een argumentatie is minder aannemelijk als de oorzaakgevolg-relatie niet op feiten berust. Middels de pre-test is er onderzocht welke van de argumentaties het sterkst en welke het zwakst waren. Anekdotische evidentie Anekdotische evidentie wordt in de studie van Hoeken en Hornikx (2005) als per definitie zwakker dan de andere typen evidentie omschreven, omdat anekdotische evidentie slechts op één geval berust, wat het minder generaliseerbaar maakt dan de andere evidentietypen. Hoeken en van Wijk (1997) zeggen over anekdotische evidentie dat deze sterk is wanneer er veel overeenkomsten en weinig verschillen zijn met de situatie in het standpunt. Opnieuw werden de sterke vormen van anekdotische evidentie overgenomen uit het onderzoek van Hornikx (2007). Zwakke anekdotische evidentie werd geoperationaliseerd door middel van een argument waar minder overeenkomsten waren met de stelling in vergelijking met de sterke variant en meer verschillen met de stelling in vergelijking met de sterke variant. 12

14 Pre-test Met behulp van een pre-test werd er gemeten of de sterk geoperationaliseerde argumenten een hogere verwachte overtuigingskracht kregen dan de zwak geoperationaliseerde argumenten en vice versa. Met behulp van de uitkomst is er per categorie een sterk en een zwak type gekozen om te gebruiken in het daadwerkelijke experiment. Het materiaal, de proefpersonen en de procedure van de pre-test worden hieronder besproken. Materiaal Voor anekdotische-, expert- en causale evidentie zijn, zoals bij de operationalisatie benoemd, meerdere zwakke argumenten opgesteld. De pre-test liet zien welke van de argumenten het zwakst werd bevonden. Voor het uiteindelijke experiment werd voor elk evidentietype bij elke stelling alleen het sterkste en het zwakste argument gebruikt. In tabel 2 staan ter illustratie de twaalf ontwikkelde argumentaties voor de stelling: Vertegenwoordigers voelen zich meer betrokken bij hun bedrijf door het gebruik van nieuwe media, zoals een laptop met internetverbinding thuis. (Sterke varianten uit: Hornikx, 2007; Zwakke varianten volgens de hierboven omschreven operationalisatie). In bijlage I zijn alle argumentaties per stelling te vinden. Tabel 2 De twaalf opgestelde argumentaties voor Vertegenwoordigers voelen zich meer betrokken bij hun bedrijf door het gebruik van nieuwe media, zoals een laptop met internetverbinding thuis zoals getoetst in de pre-test. Evidentietype Sterk Anekdotisch Zwak Anekdotisch Zwak Anekdotisch Sterk Statistisch Voorbeeld Vertegenwoordiger Dennis Claessens uit Tilburg voelt zich meer betrokken bij zijn bedrijf sinds hij thuis beschikking heeft over een laptop met internet verbinding. Communicatie medewerker David Clevers uit Tilburg voelt zich meer betrokken bij zijn bedrijf sinds hij thuis beschikking heeft over een laptop met internet verbinding. Vertegenwoordiger Dorus Cramers uit Tilburg voelt zich meer betrokken bij zijn bedrijf sinds hij een dag per week bij het bedrijf komt en daar werkt. Uit een onderzoek onder 309 Nederlandse vertegenwoordigers van verschillende bedrijven is gebleken dat 84% van hen zich meer betrokken voelt bij zijn bedrijf door het gebruik van nieuwe media, zoals een laptop thuis met internetverbinding. 13

15 Zwak Statistisch Sterk Causaal Zwak Causaal Zwak Causaal Sterk Expert Zwak Expert Zwak Expert Zwak Expert Uit een onderzoek onder 100 Nederlandse vertegenwoordigers van verschillende bedrijven is gebleken dat 35% van hen zich meer betrokken voelt bij zijn bedrijf door het gebruik van nieuwe media, zoals een laptop thuis met internetverbinding. Door het gebruik van dergelijke media hebben vertegenwoordigers meer contact met hun collega s, waardoor ze zich minder geïsoleerd en meer betrokken voelen. Door het gebruik van dergelijke media hebben vertegenwoordigers meer binding met de organisatie, waardoor ze zich minder geïsoleerd en meer betrokken voelen. Door het gebruik van dergelijke media hebben vertegenwoordigers meer keuzevrijheid in hun wijze van communiceren, waardoor ze zich minder geïsoleerd en meer betrokken raken. Prof. dr. De Gauw van de Universiteit Twente, specialist in communicatie- en informatiewetenschappen, onderstreept dat vertegenwoordigers zich meer betrokken voelen door het gebruik van nieuwe media, zoals een laptop met internetverbinding thuis. De heer Van Geel, social media goeroe, onderstreept dat vertegenwoordigers zich meer betrokken voelen door het gebruik van nieuwe media, zoals een laptop met internetverbinding thuis. De heer De Gooi van de Universiteit Twente, specialist in communicatie- en informatiewetenschappen, onderstreept dat vertegenwoordigers zich meer betrokken voelen door het gebruik van nieuwe media, zoals een laptop met internetverbinding thuis. Prof. dr. van Groen van de Universiteit Twente, specialist in Rechtsgeleerdheid, onderstreept dat vertegenwoordigers zich meer betrokken voelen door het gebruik van nieuwe media, zoals een laptop met internetverbinding thuis. Proefpersonen Aan de pre-test hebben in totaal 30 mensen meegedaan. Van deze proefpersonen hadden alle personen Nederlands als moedertaal. Nederlands als moedertaal is van belang voor een goed en juist begrip van de argumentaties. Er hoefde geen resultaten buiten de analyse gelaten te worden omdat alle proefpersonen Nederlands als moedertaal hadden. Van de 30 proefpersonen was 14

16 40% man (n=12) en 60% vrouw (n=18). De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was jaar met een range van 19 jaar tot 67 jaar. Van de proefpersonen had 66.7% een wetenschappelijke opleiding (n=20), 13,3% een hbo opleiding (n=4), 13.3% een mbo opleiding (n=4) en 6.7% een middelbare school opleiding (n=2) gevolgd of afgerond. Ontwerp De proefpersonen van de pre-test werden gevraagd om bij alle acht stellingen de twaalf argumentaties te beoordelen op een 7-punts-Likert schaal (in totaal 96 argumentaties). Bij elke stelling werden er drie argumentaties met anekdotische evidentie, twee argumentaties met statistische evidentie, drie argumentaties met causale evidentie en vier argumentaties met expertevidentie aangeboden. De acht stellingen werden ad random aangeboden. Binnen elke stelling werden de evidentietypes in een random volgorde aangeboden en per evidentietype werden de argumentaties ook random aangeboden. Het random aanbieden werd gedaan met behulp van de randomizer-functie in het programma Qualtrics. Instrumentatie De proefpersonen kregen toegang tot de pre-test in Qualtrics via een link. De proefpersonen kregen een instructie waarin werd verteld dat zij acht stellingen te zien kregen met elke keer twaalf argumenten. Er werd de proefpersonen verteld dat de argumenten gemaakt waren om de stelling aannemelijk te maken. De proefpersonen moesten op een 7-punts-schaal de verwachte overtuigingskracht voor het betreffende argument invullen. Er werd extra benadrukt dat de proefpersonen de stellingen en argumenten goed moesten lezen om een goede keuzes te kunnen maken. Procedure De pre-test werd online afgenomen met behulp van het programma Qualtrics. De proefpersonen werden benaderd via een persoonlijk bericht via het platform Whatsapp of Facebook Messenger. Voor deelname was alleen een computer, laptop, tablet of smartphone nodig met internettoegang. Nadat de proefpersonen de argumentaties beoordeeld hadden moesten ze de betreffende persoonlijke gegevens invullen en werden ze bedankt voor hun deelname. De proefpersonen kregen geen vergoeding of materiële beloning voor deelname aan de pre-test. Het deelnemen aan de pre-test duurde ongeveer 30 minuten. 15

17 Statistische toetsing De resultaten van de pre-test werden per evidentietype geanalyseerd voor iedere stelling. Anekdotische evidentie en causale evidentie hadden drie argumentaties. Om te toetsen of deze drie van elkaar verschilden is gebruik gemaakt van een ANOVA voor herhaalde metingen. Ook voor expertevidentie werd deze toets gebruikt;, hier ging het om vier argumentaties. Voor de statistische evidentie werd een t-toets voor afhankelijke metingen gebruikt omdat het om twee argumentaties ging. Resultaten pre-test Volgens de operationalisatie konden de stellingen uit het onderzoek van Hornikx (2007) als sterk worden beschouwd. Om te controleren of deze stellingen daadwerkelijk sterker waren dan de ontwikkelde zwakke stellingen is de pre-test afgenomen onder 30 proefpersonen. In deze paragraaf zullen de resultaten van de pre-test weergegeven worden. Allereerst zijn de gemiddelde waarden en standaardafwijkingen van de argumentaties berekend, deze zijn te vinden in bijlage II. Het aantal proefpersonen wordt ook weer gegeven per argument, omdat, door een fout in de programmering, proefpersonen bij stelling twee maar twee versies anekdotische evidentie in plaats van drie getoond werd. De drie argumenten zijn dus maar door 20 proefpersonen beoordeeld. Met behulp van een t-toets voor afhankelijke metingen werd gekeken of de statistische argumenten significant van elkaar verschilden. Uit de analyse bleek dat dit bij alle stellingen het geval was. De als sterk gekwalificeerde statistische argumenten bleken als overtuigender voor een ander beoordeeld te worden dan de als zwak gekwalificeerde statistische argumenten. Voor alle overige argumentaties werd een ANOVA voor herhaalde metingen uitgevoerd. Bij de argumenten met expertevidentie bleek dat de argumentaties die vooraf als sterk gekwalificeerd waren (dus passende titulatuur en relevant onderzoeksgebied) ook daadwerkelijk als sterker dan de overige argumentaties (geen passende titulatuur, geen relevant onderzoeksgebied of beiden) werden beoordeeld. Uiteindelijk werd bij zeven van de acht stellingen de zwakke versie zonder titulatuur én met het verkeerde vakgebied het zwakst bevonden. Om deze reden werden deze argumentaties met expertevidentie geselecteerd voor het experiment. Bij zowel de causale- als de anekdotische evidentie was er niet altijd een significant verschil tussen de verschillende argumentaties (in totaal vijf keer drie keer bij causale evidentie en twee keer bij anekdotische evidentie). Ook bleek in enkele gevallen dat de vooraf als sterk verwachte argumenten in de pre-test niet als het meest overtuigend voor een ander beoordeeld werden (dit was het geval bij causale evidentie van stelling 2 en causale evidentie van stelling 7). Wanneer er geen significante verschillen gevonden werden tussen de 16

18 verschillende argumentaties is er gekozen voor de twee uitersten. Het argument met de hoogste gemiddelde score werd gebruikt als argument met sterke evidentie en het argument met de laagste gemiddelde score werd gebruikt als argument met zwakke evidentie. De rapportage van alle resultaten van de pre-test is te vinden in bijlage III. In bijlage IV wordt het materiaal weergegeven voor het experiment dat met behulp van de pre-test tot stand is gekomen. Proefpersonen Aan het experiment hebben 164 personen vrijwillig deelgenomen. Van deze proefpersonen had één persoon Nederlands niet als moedertaal. Nederlands als moedertaal is van belang voor een goed en juist begrip van de argumentaties en, om deze reden werden de resultaten van deze proefpersoon buiten de analyse gelaten. Het aantal proefpersonen dat is meegenomen in de analyse komt daardoor op 163. Dit waren 64 mannen (39,3%) en 99 vrouwen (60,7%). De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen was 26,60 jaar (SD = 11,42) de jongste deelnemer was 18 jaar en de oudste 67. Van de proefpersonen hadden er 103 een wetenschappelijke opleiding (63,19%), 44 een hbo opleiding (26,99%) en 12 een mbo opleiding (7,36%) gevolgd of afgerond. Vier proefpersonen (2,45%) hadden enkel de middelbare school afgerond. Ontwerp Alle deelnemers kregen acht stellingen te zien met acht argumentaties; een sterke en een zwakke variant voor ieder evidentietype. De stellingen waren voor alle proefpersonen hetzelfde, maar werden in een random volgorde aangeboden om de betrouwbaarheid van het onderzoek te verhogen en eventuele gevolgen van de presentatievolgorde uit te sluiten. De acht argumentaties werden per stelling ook in een random volgorde aangeboden. De random volgorders werden gecreëerd door een randomiseer functie in het programma Qualtrics. Er is gebruik gemaakt van een binnenproefpersoon ontwerp. De onafhankelijke variabelen waren evidentie kwaliteit (sterk of zwak) en evidentietype (anekdotische-, statistische-, causale- of expertevidentie). De afhankelijke variabele was de verwachte overtuigingskracht. Instrumentatie De deelnemers aan het experiment konden via een online link bij de vragenlijst terecht komen. De deelnemers kregen een instructie waarin werd verteld dat zij acht stellingen te zien kregen met daarbij elke keer acht argumenten. Deze acht argumenten dienden gerangschikt te worden. Dit kon worden gedaan door in een vakje achter het argument de nummers 1 tot en met 8 in te 17

19 vullen. Voor ieder argument kon elk nummer maar een keer gebruikt worden. Nummer 1 diende toegekend te worden aan het argument dat het meest overtuigend voor een ander werd gevonden en nummer 8 aan het argument dat het minst overtuigend voor een ander werd gevonden. Per standpunt werd deze procedure herhaald. Tot slot werden er in de vragenlijst nog enkele vragen gesteld met betrekking tot leeftijd, geslacht, moedertaal en opleidingsniveau. Procedure Het experiment is online afgenomen. Deelnemers zijn via sociale media of persoonlijk benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. Op het begin scherm kregen de deelnemers een instructie voor het experiment waarin werd verteld dat ze argumentaties moesten rangschikking van meest naar minst overtuigend voor acht stellingen. Waarbij uitdrukkelijk vermeld werd dat de argumentaties iemand anders moesten overtuigen. Nadat de deelnemers alle argumentaties hadden gerangschikt kregen ze nog informatie over het doel van het onderzoek en werden ze bedankt voor hun deelname De deelnemers kregen geen vergoeding of materiële beloning voor deelname aan het experiment. De gemiddelde afname van het experiment duurde 133 minuten. Statistische toetsen Om de eerste hypothese te toetsen en te analyseren is een t-toets voor afhankelijke metingen gebruikt. Met behulp van deze toets werd getoetst of de proefpersonen een hogere rangschikking toekennen aan sterke argumenten in vergelijking met zwakke argumenten. In het onderzoek van Hornikx (2007) is gebruik gemaakt van een Friedman-toets om de gemiddelde rangschikking te berekenen van de evidentietypen. Dezelfde toets is in het huidige onderzoek gebruikt om de tweede hypothese te toetsen en de gemiddelde rangschikking van de evidentietypen te berekenen. Hornikx (2007) gebruikte een Wilcoxon signed rank toets om te kijken welke rangschikkingen significant van elkaar verschilden. In de huidige studie is gebruik gemaakt worden van dezelfde toets. Om te kijken naar de interactie tussen de evidentietypen en argumentkwaliteit is gebruik gemaakt van dezelfde toetsen, alleen nu met acht argumentaties. Dat wil zeggen om de gemiddelde rangschikking te berekenen is een Friedmantoets uitgevoerd en om te kijken of de rangschikkingen significant van elkaar verschillen is een Wilcoxon signed rank toets uitgevoerd. 18

20 Resultaten Evidentiekwaliteit De eerste hypothese luidde als volgt: De verwachte overtuigingskracht ligt hoger voor sterke argumenten dan voor zwakke argumenten. Om deze hypothese te kunnen bevestigen is een vergelijking gemaakt tussen alle sterke en zwakke argumenten en zijn de sterke en zwakke argumenten per evidentietype vergeleken. Doordat de proefpersonen een rangschikking maakten van 1 (meest overtuigend voor een ander) tot 8 (minst overtuigend voor een ander) betekent een lagere score een hogere rangschikking. Een lagere score betekent dus een hogere verwachte overtuigingskracht. Om na te gaan of de kwaliteit van de evidentie in het algemeen een effect heeft op de verwachte overtuigingskracht werd een t-toets voor afhankelijke metingen uitgevoerd. Hieruit bleek een significant effect van kwaliteit op verwachte overtuigingskracht, t (162) = , p <.001. De verwachte overtuigingskracht was hoger voor de sterke evidentie (M = 3.63, SD =.54) in vergelijking met de zwakke evidentie (M = 5.37, SD =.55). Er is ook per evidentietype gekeken of de sterke argumentatie overtuigender was dan de zwakke argumentatie. Om na te gaan of de kwaliteit van anekdotische evidentie een effect heeft op de verwachte overtuigingskracht werd een t-toets voor afhankelijke metingen uitgevoerd. Hieruit bleek een significant effect van kwaliteit op verwachte overtuigingskracht, t (162) = , p <.001. De verwachte overtuigingskracht was hoger voor de sterke anekdotische evidentie (M = 5.45, SD = 1.09) in vergelijking met de zwakke evidentie (M = 6.76, SD = 1.15). Om na te gaan of de kwaliteit van statistische evidentie een effect heeft op de verwachte overtuigingskracht werd een t-toets voor afhankelijke metingen uitgevoerd. Hieruit bleek een significant effect van kwaliteit op verwachte overtuigingskracht, t (162) = , p <.001. De verwachte overtuigingskracht was hoger voor de sterke statistische evidentie (M = 1.86, SD = 1.18) in vergelijking met de zwakke evidentie (M = 3.81, SD = 1.32). Om na te gaan of de kwaliteit van causale evidentie een effect heeft op de verwachte overtuigingskracht werd een t-toets voor afhankelijke metingen uitgevoerd. Hieruit bleek een significant effect van kwaliteit op verwachte overtuigingskracht, t (162) = , p <.001. De verwachte overtuigingskracht was hoger voor de sterke causale evidentie (M = 4.23, SD = 1.24) in vergelijking met de zwakke evidentie (M = 5.19, SD = 1.02). Om na te gaan of de kwaliteit van expertevidentie een effect heeft op de verwachte overtuigingskracht werd een t-toets voor afhankelijke metingen uitgevoerd. Hieruit bleek een significant effect van kwaliteit op verwachte overtuigingskracht, t (162) = , p <.001. De 19

21 verwachte overtuigingskracht was hoger voor de sterke evidentie (M = 2.98, SD = 1.21) in vergelijking met de zwakke evidentie (M = 5.72, SD = 1.44). Kortom, voor alle evidentietypes bleek dat de verwachte overtuigingskracht van sterke evidentietypes hoger werd beoordeeld dan voor de zwakke evidentietypes. De overtuigingskracht van evidentietypen De tweede hypothese luidde als volgt: De verwachte overtuigingskracht is het hoogst voor statistische evidentie. gevolgd door expertevidentie, causale evidentie en tot slot anekdotische evidentie. De proefpersonen moesten per standpunt elk argument een unieke rangschikking geven. Met behulp hiervan kon en gemiddelde rangschikking berekent worden. Om na te gaan of de verwachte overtuigingskracht het hoogst was voor statistische evidentie, gevolgd door expertevidentie, causale evidentie en tot slot anekdotische evidentie is een non-parametrische Friedman-toets uitgevoerd: χ² (3) = , p <.001. In tabel 3 is de gemiddelde rangschikking te zien per evidentietype. Tabel 3 De gemiddelde score, standaardafwijking, gemiddelde rangschikking en rangschikking per evidentietype (een lage score is een hogere rangschikking). Type evidentie M (n = 163) SD Gemiddelde rangschikking Rangschikking Anekdotisch Statistisch Causaal Expert Er is een Wilcoxon-toets gebruikt om te toetsen of de rangschikking van de evidentietypes, berekend met de non-parametrische Friedman-toets, significant van elkaar verschilt. Een hoge rangschikking (1) stond voor de hoogste verwachte overtuigingskracht en een lage rangschikking (8) voor de laagste verwachte overtuigingskracht. Het belangrijkste hierbij is of de evidentietypes in de unieke rangschikking (statistisch, gevolgd door expert, causaal en anekdotische) significant van elkaar verschillen. Of de overige evidentietypes (bijvoorbeeld expert en anekdotisch) significant van elkaar verschillen is ook getoetst maar toegevoegd in Bijlage V. De gemiddelde score voor statistische evidentie was significant lager (Mdn = 2.63) dan voor expertevidentie (Mdn = 4.44), z = -9.26, p >.001, r = De gemiddelde score voor expertevidentie was significant lager (Mdn = 4.44) dan voor causale evidentie (Mdn = 4.63), z = -2.30, p =.021, r =

22 De gemiddelde score voor causale evidentie was significant lager (Mdn = 4.63) dan voor anekdotische evidentie (Mdn = 6.19), z = -8.83, p <.001, r = De rangschikking laat zien dat statistische evidentie als het meest overtuigend voor een ander is beoordeeld, gevold door expertevidentie, causale evidentie en anekdotische evidentie. Deze resultaten ondersteunen de tweede hypothese. Uit meerdere Wilcoxon signed rank toetsen bleek dat ook de overige evidentietypen significant van elkaar verschilden. Deze resultaten zijn in overeenstemming met het onderzoek van Hornikx (2007). Interactie argumentkwaliteit en evidentietype In de huidige studie zijn niet alleen de vier boven genoemde evidentietypen gebruikt, er is namelijk een toevoeging gedaan in evidentiekwaliteit. Voor elk evidentietype is één sterke en één zwakke variant gebruikt. Om na te gaan voor welke evidentietypes (met kwaliteit in acht genomen) de verwachte overtuigingskracht het hoogst was is een non-parametrische Friedman toets uitgevoerd: χ² (7) = , p <.001. In tabel 4 is de gemiddelde score per evidentietype te zien. Tabel 4 De gemiddelde scores, standaardafwijking en gemiddelde rangschikking per evidentietype, met kwaliteit in acht genomen (een lage score is een hogere rangschikking). Type evidentie M (n = 163) SD Gemiddelde rangschikking Sterk anekdotisch Sterk statistisch Sterk causaal Sterk expert Zwak anekdotisch Zwak statistisch Zwak causaal Zwak expert Een Wilcoxon-toets is gebruikt om te bepalen of de verschillende evidenties significant van elkaar verschillen. Het belangrijkste hierbij is of de evidentietypes in de unieke rangschikking (zie tabel 5) significant van elkaar verschillen Een hoge rangschikking (1) stond voor de hoogste verwachte overtuigingskracht en een lage rangschikking (8) voor de laagste verwachte overtuigingskracht. Of de overige evidentietypen (bijvoorbeeld expert sterk en anekdotisch zwak) significant verschillen werd ook getoetst, dit is terug te vinden in bijlage VI. 21

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars Management Summary Wat voor een effect heeft de vorm van een bericht op de waardering van de lezer en is de interesse in nieuws een moderator voor dit effect? Auteur Tessa Puijk Organisatie Van Diemen

Nadere informatie

OVERTUIGEND OVERTUIGEN

OVERTUIGEND OVERTUIGEN OVERTUIGEND OVERTUIGEN Experimenteel onderzoek naar de rol van gender van de bron, waargenomen bronkwaliteit en type evidentie in een persuasieve boodschap Bachelor Eindwerkstuk, derde versie Communicatie-

Nadere informatie

Masterscriptie Communicatie & Beïnvloeding Radboud Universiteit Nijmegen Eerste begeleider: Dr. J. Hornikx Tweede begeleider: Dr. A.

Masterscriptie Communicatie & Beïnvloeding Radboud Universiteit Nijmegen Eerste begeleider: Dr. J. Hornikx Tweede begeleider: Dr. A. Argumentatieschema s vanuit het perspectief van de taalgebruiker Een onderzoek naar in hoeverre taalgebruikers in staat zijn de verschillende source-based arguments te onderscheiden. Masterscriptie Communicatie

Nadere informatie

Hoe goed zijn taalgebruikers in het selecteren van overtuigende evidentie?

Hoe goed zijn taalgebruikers in het selecteren van overtuigende evidentie? Hoe goed zijn taalgebruikers in het selecteren van overtuigende evidentie? 1 Inleiding Argumentkwaliteit heeft veel aandacht gekregen van onderzoekers die zich bezighouden met argumentatieleer en overtuigende

Nadere informatie

Uit onderzoek blijkt dat 75% van de studenten in één keer geslaagd is. óf Bij mij in de klas zijn drie van de vier studenten in één keer geslaagd.

Uit onderzoek blijkt dat 75% van de studenten in één keer geslaagd is. óf Bij mij in de klas zijn drie van de vier studenten in één keer geslaagd. Alet Krikken 2012 Uit onderzoek blijkt dat 75% van de studenten in één keer geslaagd is. óf Bij mij in de klas zijn drie van de vier studenten in één keer geslaagd. Een onderzoek naar de invloed van argumenttype

Nadere informatie

Uit (mijn) onderzoek

Uit (mijn) onderzoek Uit (mijn) onderzoek blijkt Experimenteel onderzoek naar de invloed van de perceptie van de bron op de overtuigingskracht van objectieve versus subjectieve statistische evidentie Bachelor Eindwerkstuk

Nadere informatie

Kan claimacceptatie voorspeld worden uit evaluaties van argumentaties?

Kan claimacceptatie voorspeld worden uit evaluaties van argumentaties? Kan claimacceptatie voorspeld worden uit evaluaties van argumentaties? Cursus: Titel: Naam begeleider: Naam Student: Studentnummer: E-mailadres student: Theoretisch gestuurd Bachelorwerkstuk Kan claimacceptatie

Nadere informatie

De (on)macht van de spreker Het effect van brongeloofwaardigheid op de overtuigingskracht van statistische en anekdotische evidentie

De (on)macht van de spreker Het effect van brongeloofwaardigheid op de overtuigingskracht van statistische en anekdotische evidentie De (on)macht van de spreker Het effect van brongeloofwaardigheid op de overtuigingskracht van statistische en anekdotische evidentie 2013 Auteur: Jenneke Dijk (579 Universiteit Utrecht 3-7-2013 Masterscriptie

Nadere informatie

De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke anekdotische evidentie in het bijzijn van statistische evidentie

De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke anekdotische evidentie in het bijzijn van statistische evidentie De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke anekdotische evidentie in het bijzijn van statistische evidentie Jos Hornikx & Thomas Houët Vanuit normatief oogpunt zou de kwaliteit van

Nadere informatie

Masterscriptie. Hoeveel leken wegen op tegen een expert: redeneren mensen volgens het Bayesiaanse model?

Masterscriptie. Hoeveel leken wegen op tegen een expert: redeneren mensen volgens het Bayesiaanse model? Hoeveel leken wegen op tegen een expert: redeneren mensen volgens het Bayesiaanse model? Naam: Jordy Boekema S4278798 E-mail J.Boekema@student.ru.nl Telefoon: 06-15944744 Titel: Docent: J.M.A. Hornikx

Nadere informatie

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie

Nadere informatie

De relatieve overtuigingskracht van anekdotische, statistische, causale en autoriteitsevidentie

De relatieve overtuigingskracht van anekdotische, statistische, causale en autoriteitsevidentie CEES KOOLSTRA, ALLERD PEETERS EN HERMAN SPINHOF HANS HOEKEN EN LETTICA HUSTINX De relatieve overtuigingskracht van anekdotische, statistische, causale en autoriteitsevidentie 1. Inleiding 1 In populaire

Nadere informatie

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl.

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl. In het kader van het project Innovatieve Dienstverlening doet kenniscentrum ICOON onderzoek naar de omstandigheden

Nadere informatie

Nieuwe Kledinglijn. Online onderzoek. Scouting rapport p november Auteur: Aeron Vos

Nieuwe Kledinglijn. Online onderzoek. Scouting rapport p november Auteur: Aeron Vos Nieuwe Kledinglijn Online onderzoek Scouting rapport p16308 3 november 2008 Auteur: Aeron Vos Inhoudsopgave Inhoudsopgave Inleiding 1 Achtergrond 1 Doelstelling 1 Methode van onderzoek 1 Steekproef 1 Rapportage

Nadere informatie

De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke expertevidentie in Nederland en Frankrijk

De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke expertevidentie in Nederland en Frankrijk Studies in Taalbeheersing, volume 2 De overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke expertevidentie in Nederland en Frankrijk Jos Hornikx Hornikx en Hoeken (2005) lieten zien dat normatief

Nadere informatie

De redelijkheid en overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke argumenten

De redelijkheid en overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke argumenten Rian Timmers Ester Šorm Peter Jan Schellens Hans Hoeken De redelijkheid en overtuigingskracht van normatief sterke en normatief zwakke argumenten 1. Introductie 1 Uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

Inhoud. Bijlage A: Ingevulde vragenlijsten 1-80 Bijlage B: Ingevulde vragenlijsten

Inhoud. Bijlage A: Ingevulde vragenlijsten 1-80 Bijlage B: Ingevulde vragenlijsten Inhoud 1. Inleiding Blz. 1 2. Theoretisch kader Blz. 2 2.1 Argumentatietype Blz. 3 2.2 Aantal argumenten Blz. 4 3. Methode Blz. 4 3.1 Design Blz. 4 3.2 Materiaal Blz. 4 3.2.1 Bronnen Blz. 5 3.2.2 Manipulatie

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse.

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse. Oefentoets 1 1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse. Conditie = experimenteel Conditie = controle Sekse = Vrouw 23 33 Sekse = Man 20 36 Van

Nadere informatie

Geniet ongekend, heerlijk en uitzonderlijk lekker

Geniet ongekend, heerlijk en uitzonderlijk lekker Geniet ongekend, heerlijk en uitzonderlijk lekker Een onderzoek naar de invloed van argumentatie in Google Adwords op de gedragsintentie van de consument. Student: Erik de Jong Studentnummer: 1788728 Email:

Nadere informatie

Profielpeiling nieuwe burgemeester

Profielpeiling nieuwe burgemeester feb ru ari 2016 Gemeente Haarlem, afdeling Data Informatie & Analyse (DIA) Digipanel Haarlem Profielpeiling nieuwe burgemeester 1 Achtergrond van het onderzoek Onlangs heeft burgemeester Bernt Schneiders

Nadere informatie

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland

Nadere informatie

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015 Gemeente Deventer Team Kennis en Verkenning Jaap Barink Juni 2015 Inhoud Samenvatting... 4 Inleiding... 6 1. Indienen melding...

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Landelijk cliëntervaringsonderzoek Landelijk cliëntervaringsonderzoek Monitor Januari t/m december 2016 Ons kenmerk: 17.0010587 Datum: 22-09-2017 Contactpersoon: Rosan Hilhorst E-mail: Contractbeheer@regiogv.nl Inhoud 1. Inleiding... 3

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland

Nadere informatie

Wat maakt een zwak argument sterker?

Wat maakt een zwak argument sterker? Wat maakt een zwak argument sterker? Een experimenteel onderzoek naar het effect van een hedge en/of een warrant bij een zwak argument op de waardering van een afwijzingsclaim Eindwerkstuk Communicatie

Nadere informatie

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland

Nadere informatie

Universiteit Utrecht Eindwerkstuk Communicatie en Informatiewetenschappen. Studentnummer: 3660575

Universiteit Utrecht Eindwerkstuk Communicatie en Informatiewetenschappen. Studentnummer: 3660575 Maakt de bron het verschil? Een experimenteel onderzoek naar de invloed van evidentie en brontype op de overtuigingskracht van een gesproken, audiovisuele boodschap Universiteit Utrecht Eindwerkstuk Communicatie

Nadere informatie

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Meervoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie

Het afwegen van de mening van een deskundige en een groep leken bij het innemen van een standpunt

Het afwegen van de mening van een deskundige en een groep leken bij het innemen van een standpunt Het afwegen van de mening van een deskundige en een groep leken bij het innemen van een standpunt Weighing an expert opinion and the opinion of a group of laymen Bachelorscriptie (LET_CIWB35) Colette Kuppens

Nadere informatie

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016 Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager FinQ 2018 Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager 14-1-2019 Projectnummer B3433 Achtergrond van de FinQ monitor Nederlanders in staat

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets

introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets introductie Wilcoxon s rank sum toets Wilcoxon s signed rank toets toetsende statistiek week 1: kansen en random variabelen week : de steekproevenverdeling week 3: schatten en toetsen: de z-toets week : het toetsen van gemiddelden: de t-toets week 5: het toetsen van varianties:

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

Het voorbeeld is niet het beste middel om te overtuigen, het is het enige middel. Of toch niet?

Het voorbeeld is niet het beste middel om te overtuigen, het is het enige middel. Of toch niet? Het voorbeeld is niet het beste middel om te overtuigen, het is het enige middel --- Albert Schweitzer 1875-1965 --- Of toch niet? Experimenteel onderzoek naar het effect van de bron op de overtuigingskracht

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen 1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen

Nadere informatie

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Statistiek in de alfa en gamma studies Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018 Wie ben ik? Marieke Westeneng Docent bij afdeling Methoden en Statistiek Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht

Nadere informatie

2 Online informatie voor patiënten. Welkom! Onderzoeksverslagen. Evaluatie van

2 Online informatie voor patiënten. Welkom! Onderzoeksverslagen. Evaluatie van Welkom! Welkom bij de vijfde PanelCom nieuwsbrief. Als lid van PanelCom houden wij u op de hoogte van onderzoeken waar u aan kunt meewerken én de onderzoeken waar u mogelijk aan hebt meegewerkt. Wij waarderen

Nadere informatie

Wat motiveert u in uw werk?

Wat motiveert u in uw werk? Wat motiveert u in uw werk? Begin dit jaar heeft u kunnen deelnemen aan een online onderzoek naar de motivatie en werktevredenheid van actuarieel geschoolden. In dit artikel worden de resultaten aan u

Nadere informatie

OV-plangedrag Breng-reizigers

OV-plangedrag Breng-reizigers OV-plangedrag Breng-reizigers Lectoraat Human Communication Development Auteurs: Daphne Hachmang Renée van Os Els van der Pool Datum: 9-9-2014 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Achtergrond onderzoek 4 2.1

Nadere informatie

Overtuigen met overtuiging

Overtuigen met overtuiging Experimenteel onderzoek naar het effect van een bronbelang en het type evidentiële argumentatie op de overtuigende werking van een boodschap Overtuigen met overtuiging Het effect van de bron en de rol

Nadere informatie

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's Versie 5.0.0 Drs. J.J. Laninga December 2015 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde ervaringsonderzoek naar

Nadere informatie

DE VOORKEUR VOOR EXPERTEVIDENTIE IN NEDERLAND EN FRANKRIJK. Jos Hornikx, Bedrijfscommunicatie, Radboud Universiteit Nijmegen

DE VOORKEUR VOOR EXPERTEVIDENTIE IN NEDERLAND EN FRANKRIJK. Jos Hornikx, Bedrijfscommunicatie, Radboud Universiteit Nijmegen DE VOORKEUR VOOR EXPERTEVIDENTIE IN NEDERLAND EN FRANKRIJK Jos Hornikx, Bedrijfscommunicatie, Radboud Universiteit Nijmegen 1 Inleiding Als er argumentatie wordt gebruikt in overtuigende teksten, dan bestaat

Nadere informatie

Een aannemelijk verhaal. Over de invloed van brongeloofwaardigheid op de overtuigingskracht van statistische en anekdotische evidentie.

Een aannemelijk verhaal. Over de invloed van brongeloofwaardigheid op de overtuigingskracht van statistische en anekdotische evidentie. Een aannemelijk verhaal Over de invloed van brongeloofwaardigheid op de overtuigingskracht van statistische en anekdotische evidentie. Thesis MA Communicatiestudies Student: Roos Bouman Studentnummer:

Nadere informatie

Beschrijvende statistieken

Beschrijvende statistieken Elske Salemink (Klinische Psychologie) heeft onderzocht of het lezen van verhaaltjes invloed heeft op angst. Studenten werden at random ingedeeld in twee groepen. De ene groep las positieve verhaaltjes

Nadere informatie

The Daily Mile. Jorien Slot-Heijs Amika Singh. Februari Mulier Instituut. The Daily Mile

The Daily Mile. Jorien Slot-Heijs Amika Singh. Februari Mulier Instituut. The Daily Mile Jorien Slot-Heijs Amika Singh Februari 2019 Mulier Instituut Inhoudsopgave Pagina 1. Inleiding en methode 3 2. 5 2.1 Bekendheid en deelname 6 2.2 Deelnemende scholen 7 2.3 Scholen in overweging 9 2.4 Gestopte

Nadere informatie

Een persoonlijk verhaal of keiharde cijfers?

Een persoonlijk verhaal of keiharde cijfers? BA eindwerkstuk Een persoonlijk verhaal of keiharde cijfers? Een onderzoek naar de overtuigingskracht van verschillende evidenties en aantallen. Anekdotische en statistische argumentatie tegenover elkaar

Nadere informatie

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden Er is onderzoek gedaan naar rouw na het overlijden van een huisdier (contactpersoon: Karolijne van der Houwen (Klinische Psychologie)). Mensen konden op internet een vragenlijst invullen. Daarin werd gevraagd

Nadere informatie

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages.

Figuur 1: Voorbeelden van 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages. MARGES EN SIGNIFICANTIE BIJ STEEKPROEFRESULTATEN. De marges van percentages Metingen via een steekproef leveren een schatting van de werkelijkheid. Het toevalskarakter van de steekproef heeft als consequentie,

Nadere informatie

Samenvatting pagina Inleiding pagina 3

Samenvatting pagina Inleiding pagina 3 Inhoudsopgave Samenvatting pagina 2 1. Inleiding pagina 3 2. Theoretisch kader pagina 5 2.1 Argumentatie volgens Toulmin pagina 5 2.2 Soorten argumentatie pagina 5 2.3 Drogredenen pagina 6 2.4 Dual-process

Nadere informatie

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017 EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017 DE SLEUTELBLOEM BAKEN ADVIESGROEP JUNI 2017 AUTEUR: ANNE MOSTERT 1 INLEIDING Voor u ligt de eindrapportage Oudertevredenheidsonderzoek van basisschool De

Nadere informatie

RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN. Bachelorscriptie. De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing. Evelien Beeren S

RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN. Bachelorscriptie. De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing. Evelien Beeren S RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN Bachelorscriptie De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing. Evelien Beeren S4517954 29-1-2016 Begeleidster: Anneke de Graaf Thema 3: Winst- en verliesframing

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein Cultuursurvey Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT Maaike Ketelaars Ton Klein Inhoudsopgave 1 Inleiding... 5 2 Eerste voorstel voor de aanpassing van de vragenlijst... 7 2.1 Oorspronkelijke

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Naam auteur(s) Nijenhuis, N Vakgebied Natuurkunde Titel Wiskunde bij Natuurkunde: de afgeleide Onderwerp Wiskunde natuurkunde transfer Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

CQ-Index Opvang. Rapportage cliëntervaringsonderzoek niet-ambulante cliënten. Levantogroep

CQ-Index Opvang. Rapportage cliëntervaringsonderzoek niet-ambulante cliënten. Levantogroep CQ-Index Opvang Rapportage cliëntervaringsonderzoek niet-ambulante cliënten Levantogroep ARGO BV 2014 www.argo-rug.nl november 2014 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 HOOFDSTUK 1. INLEIDING... 3 1.1 Inleiding...

Nadere informatie

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In

Nadere informatie

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen)

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen) Tabel 1, schematisch overzicht van abstracte begrippen, variabelen, dimensies, indicatoren en items. (Voorbeeld is ontleend aan de masterscriptie

Nadere informatie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 26 juni 2017 DATUM 26 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In

Nadere informatie

Masterscriptie. De rol van betrokkenheid bij de effectiviteit van narratieve en argumentatieve advertenties

Masterscriptie. De rol van betrokkenheid bij de effectiviteit van narratieve en argumentatieve advertenties Masterscriptie De rol van betrokkenheid bij de effectiviteit van narratieve en argumentatieve advertenties Naam Nikki Theuns Studentnummer S4141660 E-mailadres n.theuns@student.ru.nl Opleiding Master Communicatie

Nadere informatie

Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk

Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober 2017 Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk Managementsamenvatting In het kader van de totstandkoming van het

Nadere informatie

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2 Toelichting bij de criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van een

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life Retrospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin meer dan 200 personen met een lage vitamine B12 waarde zijn

Nadere informatie

Boekbespreking van Jongenelen (2013)

Boekbespreking van Jongenelen (2013) BESPREKINGSARTIKELEN Bespreking van Matching message strategies to personality characteristics: The usability of alternative variables in tailored health communication van Maaike Jongenelen. Proefschrift

Nadere informatie

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen

Nadere informatie

HET BELANG VAN DE RELATIE

HET BELANG VAN DE RELATIE HET BELANG VAN DE RELATIE Een onderzoek naar het verband tussen de werkalliantie en de motivatie voor begeleiding bij jongeren met een licht verstandelijke beperking - samenvatting eindrapport - Regioplan:

Nadere informatie

Evidentie voor de ongekende kracht van bronkwaliteit.

Evidentie voor de ongekende kracht van bronkwaliteit. Masterscriptie Communicatiestudies, Universiteit Utrecht Evidentie voor de ongekende kracht van bronkwaliteit. Onderzoek naar het effect van bronkwaliteit op de overtuigingskracht van statistische en anekdotische

Nadere informatie

Maatschappelijke waardering van Nederlandse landbouw en visserij 2017

Maatschappelijke waardering van Nederlandse landbouw en visserij 2017 Nederlandse landbouw en visserij 2017 Inhoud 1 Inleiding 03 2 Samenvatting en conclusies landbouw en visserij 3 Maatschappelijke waardering landbouw 09 4 Associaties agrarische sector 14 5 Waardering en

Nadere informatie

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs. ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs april 2016 1

Nadere informatie

I N W E L K E VO R M I S E E N S T E R K A R G U M E N T O P Z I J N B E S T?

I N W E L K E VO R M I S E E N S T E R K A R G U M E N T O P Z I J N B E S T? I N W E L K E VO R M I S E E N S T E R K A R G U M E N T O P Z I J N B E S T? EEN ONDERZOEK NAAR DE INVLOED VAN ARGUMENTKWALITEIT OP OVERTUIGINGSKRACHT EN TEKSTWAARDERING VAN EEN SLECHTNIEUWSBRIEF Abstract

Nadere informatie

Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin. Resultaten evaluatie JOGG December 2017

Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin. Resultaten evaluatie JOGG December 2017 Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin Resultaten evaluatie JOGG December 2017 Inleiding Achtergrond In het kader van de JOGG aanpak in de gemeente Roosendaal heeft op basisschool de Vlindertuin

Nadere informatie

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen

Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen Leeswijzer Jeugdgezondheidszorg Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In

Nadere informatie

Leeswijzer Jeugdmonitor Utrecht tabellen

Leeswijzer Jeugdmonitor Utrecht tabellen Leeswijzer Jeugdmonitor Utrecht tabellen In de volgende werkblad(en) staan tabellen behorend bij een bepaald thema. De tabellen zijn toegespitst op de door u opgevraagde leeftijdscategorie. In de tabellen

Nadere informatie

Nederlands Autisme Register, rapportage

Nederlands Autisme Register, rapportage Nederlands Autisme Register, rapportage 20 17 Een initiatief van: (Jong)volwassenen met autisme over zichzelf Ouders/verzorgers over hun kind met autisme Wettelijke vertegenwoordigers over hun naaste met

Nadere informatie

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Biowalking voor ouderen

Biowalking voor ouderen Biowalking voor ouderen Een pilot onderzoek naar de effecten van en ervaringen met Biowalking voor ouderen Dr. Jolanda Maas Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie 1. Inleiding IVN

Nadere informatie

Patiënteninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek Onderzoek naar ervaringen van mensen met MS

Patiënteninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek Onderzoek naar ervaringen van mensen met MS Patiënteninformatie voor deelname aan medisch-wetenschappelijk onderzoek Onderzoek naar ervaringen van mensen met MS Inleiding Geachte heer/mevrouw, Wij vragen u om mee te doen aan een medisch-wetenschappelijk

Nadere informatie

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY - eindrapport - Y. Bleeker MSc (Regioplan) dr. M. Witvliet (Regioplan) dr. N. Jungmann (Hogeschool Utrecht) Regioplan Jollemanhof

Nadere informatie

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Versie 1.0.0 Drs. J.J. Laninga juni 2017 www.triqs.nl Voorwoord Met genoegen bieden wij u hierbij de rapportage aan over het uitgevoerde cliëntervaringsonderzoek

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Introductie In dit proefschrift evalueer ik de effectiviteit van de academische discussie over de ethiek van documentaire maken. In hoeverre stellen wetenschappers de juiste

Nadere informatie

Internetpeiling ombuigingen

Internetpeiling ombuigingen Internetpeiling ombuigingen In opdracht van: Gemeente Sittard-Geleen januari 2012 Flycatcher Internet Research, 2004 Dit materiaal is auteursrechtelijk beschermd en kopiëren zonder schriftelijke toestemming

Nadere informatie

Rapportage. Trendonderzoek Interne Communicatie 2013 Resultaten online enquête

Rapportage. Trendonderzoek Interne Communicatie 2013 Resultaten online enquête Rapportage Trendonderzoek Interne Communicatie 2013 Resultaten online enquête Suzanne Janssen Universiteit Twente Bas van Glabbeek Involve Joyce Ribbers Universiteit Twente Achtergrond van het onderzoek

Nadere informatie

Van de TIMSS papieren toets naar de TIMSS tablet toets, zijn er verschillen? Eva Hamhuis Universiteit Twente Faculteit BMS Afdeling OMD

Van de TIMSS papieren toets naar de TIMSS tablet toets, zijn er verschillen? Eva Hamhuis Universiteit Twente Faculteit BMS Afdeling OMD Van de TIMSS papieren toets naar de TIMSS tablet toets, zijn er verschillen? Eva Hamhuis Universiteit Twente Faculteit BMS Afdeling OMD Voorstellen Eva Hamhuis Psychologie & Onderwijskunde Junior Onderzoeker

Nadere informatie

Werkbelevingsonderzoek 2013

Werkbelevingsonderzoek 2013 Werkbelevingsonderzoek 2013 voorbeeldrapport Den Haag, 17 september 2014 Ipso Facto beleidsonderzoek Raamweg 21, Postbus 82042, 2508EA Den Haag. Telefoon 070-3260456. Reg.K.v.K. Den Haag: 546.221.31. BTW-nummer:

Nadere informatie

Het roken neemt ongemerkt afscheid van u!

Het roken neemt ongemerkt afscheid van u! Het roken neemt ongemerkt afscheid van u! Onderzoek naar de invloed van doelen van persuasieve commerciële teksten en non profitteksten in de gezondheidsvoorlichting op de keuze van argumenten Masterscriptie

Nadere informatie

Huiswerkbegeleiding. Hoe ervaren ouders huiswerkbegeleiding, hoe zetten zij dit in en welke rol speelt de school hierin?

Huiswerkbegeleiding. Hoe ervaren ouders huiswerkbegeleiding, hoe zetten zij dit in en welke rol speelt de school hierin? Huiswerkbegeleiding Hoe ervaren ouders huiswerkbegeleiding, hoe zetten zij dit in en welke rol speelt de school hierin? 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Conclusies 8 Resultaten 1. Zetten ouders huiswerkbegeleiding

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Resultaten enquête leerbedrijven Kans op werk 2017

Resultaten enquête leerbedrijven Kans op werk 2017 Resultaten enquête leerbedrijven Kans op werk 2017 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Resultaten... 4 Aanbod vacatures... 4 Invulling vacatures... 5 Verwachte vacature ontwikkeling... 6 Geschiktheid toekomstige

Nadere informatie

Keuzes binnen MBO en HBO

Keuzes binnen MBO en HBO Keuzes binnen MBO en HBO Auteur: Marlies Rosenbrand, mei 2017 Voor u ligt de samenvatting van de belangrijkste conclusies uit het onderzoek naar de mening van opleiders 1 voor de inrichting van een specifiek

Nadere informatie