AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN"

Transcriptie

1 Den Haag, 1 7 JUN 2013 Kenmerk: DGB Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/02154) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 19 maart 2012, nr. 12/00481, X "Z, inzake MIMIfflVMnuainnMD BV te WÊHBHê betreffende de voorlopige aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Naar aanleiding van uw brief van 7 mei 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Als middel van cassatie draag ik voor: Schending van het recht, met name van artikel 12a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 2008; hierna: Wet Vpb 1969) en/of in samenhang met het leerstuk van fraus legis en/of artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht, doordat het Hof heeft beslist dat de herinvesteringsreserve (hierna: HIR) niet aan de winst hoeft te worden toegevoegd nu de HIR vóór de belangenwijziging op de herinvestering is afgeboekt en de door de wetgever aangebrachte duidelijke volgorde in artikel 12a Wet Vpb 1969 niet kan worden opgerekt met een beroep op fraus legis, zulks evenwel ten onrechte omdat: a) de herinvestering die leidt tot de aanwending van de HIR is gedaan nadat het uiteindelijke belang in belanghebbende is gewijzigd; b) de herinvestering die leidt tot de aanwending van de HIR materieel door de nieuwe aandeelhouder is gedaan en de wetgever voor die situatie niet heeft beoogd de heffing over de HIR uit te stellen; c) doel en strekking van artikel 12a Wet Vpb 1969 worden miskend, indien de HIR niet bij belanghebbende in de heffing van vennootschapsbelasting wordt betrokken. Pagina 1

2 Feiten 6 H 6 De activiteiten van belanghebbende bestaan uit de belegging in verhuurde onroerende zaken. Belanghebbende heeft in 2007 al haar onroerende zaken verkocht en voor de daarbij behaalde winst van ultimo 2007 een HIR gevormd. «* ' * Tot 30 december 2008 zijn de aandelen in belanghebbende in handen van > BV (25%) en van BMHiiMBMBHDBl (25%) en (50%). De aandelen in belanghebbende zijn op 18 december 2008 verkocht aan BHHMHHI Beheer BV (hierna: Hi Beheer BV). De directie van belanghebbende wordt tot 30 december 2008 gevoerd door Mi Beheer BV is een vennootschap die zich samen met haar dochtervennootschappen bezighoudt met het beleggen in verhuurde onroerende zaken. E 4. Mi Beheer BV heeft een belang van 94% in het samenwerkingsverband X> ï> (hierna: MOI GBR). DMB GBR is voor fiscale doeleinden transparant.» 5. n GBR heeft in Duitsland gelegen verhuurde woningen in eigendom, welke zijn gefinancierd met een lening van de Westdeutsche Immobilienbank te Mainz (hierna: WI bank). In mei 2008 heeft de WI f bank, Hl Beheer BV medegedeeld dat vanwege een aanzienlijke J waardedaling van de onroerende zaken, Hl Beheer BV uiterlijk 1 juli van haar schuld moet aflossen op straffe van opzegging van P het verleende krediet per 1 juli H l Beheer BV heeft inzage gevraagd in het taxatierapport dat de waardedaling ondersteunt. De WI bank heeft de inzage geweigerd en het krediet per 1 juli 2008 opgezegd. E Er is namens WI bank beslag gelegd op de huurinkomsten. De doorhb Beheer BV aangespannen civiele procedure was ten tijde van de rechtbankuitspraak van 3 juli 2012 nog niet afgerond (zie r.o van de rechtbankuitspraak). Pagina 2

3 un 6. Uit de notulen van de vergadering van aandeelhouders van belanghebbende van 10 september 2008 blijkt dat de vergadering akkoord gaat met het aangaan van de verplichtingen tot aankoop van Duitse D onroerende zaken middels overname van een belang van 89% in HM GBR als vervangende investeringen. Voor de overname van het 89%-belang in tf WÊÊ GBR geldt als voorwaarde dat de onderhandelingen tot verkoop van alle aandelen in belanghebbende tussen de directie van belanghebbende p en Beheer BV tot overeenstemming hebben geleid.» * E 7. Op 28 oktober 20IJ8 hebben belanghebbende en M Beheer BV een Ç "Verpflichtungsvertrag" afgesloten, waarin is vastgelegd dat Hl-Baheer BV 89% van haar belang in MM GBR voor zal verkopen aan belanghebbende. Uit artikel 5 blijkt dat hiertoe een koopovereenkomst zal worden afgesloten. In het "Verpflichtungsvertrag" ontbreken bepalingen omtrent het moment van eigendomsoverdracht, de betaling, garanties en eventuele boeten ingeval de koop niet tot stand komt. g fc? g f P 8. Op 18 december 2008 hebben de aandeelhouders van belanghebbende de aandelen in belanghebbende verkocht aan flub Beheer BV voor een koopprijs die is gebaseerd op de intrinsieke waarde van de aandelen per.^ 30 september 2008 van Op die intrinsieke waarde is een bedrag van in mindering gebracht vanwege de vanaf 30 september 2008 aan tfll Beheer BV toekomende verwachte nettowinst van belanghebbende. Hierna resteert een koopprijs van In artikel 3 van de koopovereenkomst van 18 december 2008 komen partijen overeep dat geen garanties worden verstrekt ten aanzien van cijfers, feiten en omstandigheden die verband houden cje onroerende zaken die in 2008 door belanghebbende zijn verworven Kort na het sluiten van de koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen in belanghebbende hebben belanghebbende en IOD Beheer BV op 18 december 2008 een overeenkomst afgesloten waarbij 100 Beheer By 89% van haar belang infjbji GBR verkoopt aan belanghebbende. Belanghebbende is de koopprijs van schuldig gebleven. Namens belanghebbende geschiedt de ondertekening op basis van een aan een notarisklerk verleende mondelinge machtiging. Pagina 3

4 10. Op 30 december 2008 zijn de aandelen in belanghebbende bij notariële akte overgedragen aan Mi Beheer BV tegen de eerder overeengekomen prijs van Ingevolge artikel 7 van de akte zijn met ingang van 30 september 2008 alle lusten en lasten van de aandelen voor rekening van de koper. De koopsom wordt door Hl beheer BV nagenoeg geheel voldaan door overname van de schulden van de oude aandeelhouders aan belanghebbende. Volgens de bij de koopovereenkomst van 18 december 2008 gevoegde concept overnamebalans hebben de voormalige aandeelhouders op 30 september 2008 een schuld aan belanghebbende van » Toelichting OP onderdeel a van het middel t «Uit het bovenstaande feitencomplex heeft het Hof in r.o afgeleid dat het belang bij de aandelen in belanghebbende is overgegaan op 30 december 2008, de dag waarop de aandelen notarieel zijn overgedragen. Naar mijn mening gaat dat oordeel er ten onrechte aan voorbij dat voor de vraag of het uiteindelijke belang in belanghebbende is gewijzigd, een materiële toets moet worden aangelegd. Die materiële toets blijkt uit de Nota naar aanleiding vanshet verslag, Kamerstukken II, , , nr. 6, blz. 39, waarin over de begrippen "uiteindelijke zeggenschap" en "uiteindelijke gerechtigdheid" het volgende is opgemerkt: "De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen of het geen aanbeveling verdient de begrippen «uiteindelijke zeggenschap» en «uiteindelijke gerechtigdheid» te definiëren. (...) Zoals is aangegeven in het nader rapport aan de Koningin zijn de begrippen «uiteindelijke zeggenschap» en «uiteindelijke gerechtigdheid» welbewust niet gedefinieerd. Een dergelijke algemene formulering maakt een materiële toetsing mogelijk, waarmee zoveel mogelijk wordt voorkomen dat figuren worden gehanteerd die weliswaar in de vorm, maar niet In resultaat, afwijken van de in de wet omschreven situaties." In de wettelijke bepaling van artikel 12a (voorheen: 15e) Wet Vpb 1969 is uiteindelijk gekozen voor het begrip "belang" omdat in de praktijk dnduidelijkheid bleek te bestaan over de begrippen^gerechtigdheid" en "zeggenschap". Het begrip "belang" komt ook in andere bepalingen in de Wet Vpb voor en moet, conform de uitleg bij die bepalingen, materieel worden getoetst (zie Nota van wijziging, Kamerstukken II, , , nr. 7, blz. 16). Pagina 4

5 Het oordeel van het Hof dat het uiteindelijke belang in (de waardeontwikkeling van de aandelen in) belanghebbende eerst op het moment van de notariële levering van de aandelen op 30 december 2008 is gewijzigd, getuigt mijns inziens van een onjuiste rechtsopvatting. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat voor de vraag of het uiteindelijke belang in belanghebbende is gewijzigd een materiële toets geldt. Voorts gaat het Hof er aan voorbij dat het uiteindelijke belang in een vennootschap ook op een andere wijze kan overgaan dan door een aandeelhouderswisseling. In dat kader zijn de arresten van 21 februari 2001, nrs en , BNB 2001/160 en BNB 2001/161 van belang. Uit die arresten blijkt dat een optiehouder in relatie tot de vennootschap die het optierecht heeft verleend, ondanks de civielrechtelijke en feitelijke verschillen tussen een aandeelhouder en een optiehouder, op één lijn kan worden gesteld met een aandeelhouder van die vennootschap. De levering van de aandelen bij notariële akte is geschied op 30 december Uit de leveringsakte blijkt dat alle lusten en lasten van de aandelen vanaf 30 september 2008 voor rekening van de koper komen. Vanaf 30 september 2008 E komt de nettowinst van belanghebbende aan Ml Beheer BV toe (zie punt 8 onder de feiten). De feiten duiden er mijns inziens op dat het uiteindelijke belang in (de waardeontwikkeling van de aandelen in) van belanghebbende op 30 september E 2008 is overgegaan op Ml Beheer BV. Dat betekent dat het belang in belanghebbende is gewijzigd voordat belanghebbende op 18 december 2008 heeft geherinvesteerd in de Duitse onroerende zaken door het verwerven van een 89%- t> belang in MM GBR. In dit verband merk ik op dat de Inspecteur terecht het standpunt heeft ingenomen dat bij de overeenkomst van 18 december 2008 sprake is van een herinvestering, nu op dat moment zowel de economische als juridische eigendom van het 89%-belang in GBR overgaat (zie r.o van de hofuitspraak). In het op 28 oktober 2008 tussen partijen afgesloten "Verpflichtungsvertrag" is slechts de verplichting overeengekomen tot het afsluiten van een koopovereenkomst. Op dat moment is vanwege het ontbreken van de overdracht van de eigendom van het 89%-belang in GBR nog geen sprake van een herinvestering door belanghebbende. Het Hof heeft zijn oordeel dat het uiteindelijke belang in belanghebbende eerst op het moment van de notariële levering van de aandelen op 30 december 2008 is gewijzigd met name gebaseerd op het bepaalde in artikel 13 van de koopovereenkomst ter zake van de aandelen in belanghebbende. In artikel 13 van Pagina 5

6 un de koopovereenkomst is bepaald dat alle baten en lasten van de aandelen in belanghebbende vanaf leveringsdatum voor rekening van koper komen. Nu in artikel 1 van de koopovereenkomst is opgenomen dat de levering van de aandelen zal plaatsvinden op 19 december 2008, is het oordeel van het Hof in het licht van de gedingstukken onbegrijpelijk. Gelet op de in de koopovereenkomst opgenomen leveringsdatum van 19 december 2008 dient voor de toepassing van artikel 13 van de koopovereenkomst te worden uitgegaan van die leveringsdatum. Het Hof heeft op basis van artikel 13 van de koopovereenkomst niet kunnen concluderen dat het uiteindelijke belang in (de waardeontwikkeling van de aandelen in) belanghebbende per 30 december 2008 is gewijzigd. Toelichting op onderdeel b van het middel Mocht uw Raad van mening zijn dat het uiteindelijke belang in belanghebbende op 30 december 2008 is gewijzigd, dan komt de vraag aan de orde of de samenhang van de feiten en omstandigheden er toe leidt dat aan de formele volgorde van de aanwending van de HIR en de aandelenoverdracht voorbij moet worden gegaan. Bij een bevestigend antwoord op die vraag vindt»artikel 12a Wet Vpb 1969, ondanks de letterlijke bewoordingen, wel toepassing. Onder de reikwijdte van artikel 12a Wet Vpb 1969 valt mijns inziens ook de situatie waarin een herinvestering weliswaar plaatsvindt vóór de belangenwijziging, maar het aannemelijk is dat de herinvestering is geschied ten behoeve van degene die nâ de belangenwijziging direct of indirect een belang verkrijgt in de belastingplichtige. Voor het onderhavige geval spitst de kwestie zich toe op de vraag of er gelet op de feiten en omstandigheden sprake is van een rechtstreekse samenhang tussen de herinvestering in de Duitse onroerende zaken middels de verkrijging van het 89%- t> belang in «MJlGBR, leidende tot benutting van de HIR, en de overdracht van de aandelen in belanghebbende, waardoor de HIR vanuit materieel oogpunt door de nieuwe aandeelhouder is benut. Indien dat het geval is, verzet artikel 12a Wet Vpb 1969 zich ertegen dat gebruik kan worden gemaakt van artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 15e Wet Vpb 1969 (thans: artikel 12a) volgt dat de wetgever van mening is dat wanneer de HIR onder een nieuwe aandeelhouder wordt aangewend, de heffing over die HIR op een onbedoelde manier wordt uitgesteld. Deze bepaling is als volgt toegelicht: Pagina 6

7 "4.1.2 Handel in vennootschappen met een vervangingsreserve De problematiek inzake de handel in vennootschappen met een vervangingsreserve ligt in het verlengde van de problematiek inzake de verliescompensatie. Ook bij de handel in vennootschappen met een vervangingsreserve gaat het erom om door overdracht van aandelen een belastingvoordeel te behalen. Het belastingvoordeel bestaat uit een uitstel van belastingheffing. Als een vervangingsreserve Is gevormd en de bestaande aandeelhouders er 'weinig brood meer in zien' om de vennootschap te laten herinvesteren, kunnen zij de vrijval van de reserve ten gunste van het fiscale resultaat voorkomen door de vennootschap te laten uitdragen dat nog steeds een vervangingsvoornemen aanwezig is en de aandelen vervolgens te verkopen. Door de aandelen over te dragen en de reserve aan te wenden onder de nieuwe aandeelhouder, wordt de heffing over de reserve op een onbedoelde manier uitgesteld. Hetzelfde zou zich, zonder nadere maatregelen, kunnen voordoen bij de in dit wetsvoorstel voorgestelde herinvestermgsreserve. In beginsel kan de inspecteur zich tegen deze opzet verweren door de aanwezigheid van een vervangingsvoornemen te betwisten, maar dat blijkt in de praktijk zeer moeilijk. Daarom is in het voorstel opgenomen dat bij een vennootschap waarvan de bezittingen in belangrijke mate bestaan uit beleggingen, de vervangingsreserve vrijvalt bij een belangrijke wijziging van de aandeelhouders. De overweging achter deze benadering is, dat vennootschappen waarvan de bezittingen in belangrijke mate bestaan uit beleggingen veelal vennootschappen zijn waarvan de materiële onderneming geleidelijk wordt beëindigd, en waar na verloop van tijd slechts een kasgeldvennootschap overblijft." MvT, Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 3, blzn In het Belastingplan 2013 is de regeling van artikel 12a Wet Vpb 1969 tegen de handel in HIR-lichamen verduidelijkt. De regeling is eveneens aangescherpt door de invoering van een wettelijke vermoeden dat er een verband is tussen de verwerving van het bedrijfsmiddel en de belangenwijziging, indien de belangenwijziging plaatsvindt binnen zes maanden nadat het bedrijfsmiddel is verworven, tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2013 is door de wetgever opnieuw opgemerkt dat de situatie waarin het HIR-lichaam een bedrijfsmiddel verwerft van degene die eveneens het belang in het lichaam gaat overnemen, strijdig is met doel en strekking van de wet: "(...) De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) bevat een antimisbruikbepaling tegen de handel in lichamen met een herinvesteringsreserve (HIRlichaam). Het betreft veelal lege of vrijwel lege vennootschappen waarin nauwelijks nog vermogensbestanddelen zitten en waarvan de onderneming is gestaakt, maar die nog wel een herinvesteringsreserve (HIR) hebben. In de situatie van een belangenwijziging in het HIR-lichaam van 30% of meer zal de HIR, onder Pagina 7

8 mm uw omstandigheden, aan de winst moeten worden toegevoegd. Met deze toevoeging beoogt de wetgever te voorkomen dat de belastingclaim op de HIR op een onbedoelde manier kan worden uitgesteld dan wel illusoir kan worden gemaakt. In de praktijk blijken echter structuren te worden opgezet waarmee wordt getracht deze regeling te ontgaan. Deze structuren komen er kortweg op neer dat het HIRlichaam een bedrijfsmiddel verkrijgt en eerst daarna het belang in het lichaam wordt overgedragen. Op de aanschafprijs van dit bedrijfsmiddel is reeds de HIR toegepast, waardoor deze ten tijde van de belangenwijziging niet meer aanwezig is en de antimisbruikbepaling, zo wordt betoogd, niet zou kunnen worden toegepast. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de situatie dat het HIR-lichaam een bedrijfsmiddel verwerft van degene die eveneens het belang in het lichaam gaat overnemen. Het kan ook zo zijn dat het bedrijfsmiddel van een derde wordt verkregen op instigatie van degene die het belang in het HIR-lichaam gaat overnemen. Deze structuren zijn ongewenst daar zij strijdig zijn met doel en strekking van de wet. Alhoewel de bestrijding van bepaalde van deze structuren met succes plaatsvindt, blijkt dat belastingplichtigen steeds de grens opzoeken. Het opsporen en vaststellen van de feitelijke omstandigheden in het betreffende geval is voorts zeer tijdrovend. Tevens is gebleken dat structuren die beogen genoemde anti-misbruikbepaling te omzeilen, nog steeds worden opgezet. Om dit te voorkomen wordt voorgesteld enerzijds de regeling te verduidelijken voor situaties waarbij op basis van de gegevens al kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een samenstel van rechtshandelingen dat onder de huidige anti-misbruikbepaling valt. Anderzijds wordt een aanscherping voorgesteld waardoor er bij een belangenwisseling die plaatsvindt binnen zes maanden nadat het bedrijfsmiddel is verworven, een verband tussen de belangenwijziging en de verwerving van het bedrijfsmiddel aanwezig wordt geacht. In deze situaties dient de HIR die is afgeboekt op de verkrijgingsprijs van het bedrijfsmiddel aan de winst te worden toegevoegd. Tevens wordt een tegenbewijsregeling voorgesteld. Omdat de voorgestelde regeling uitgaat van een verband tussen de verwerving van het bedrijfsmiddel en de belangenwijziging in het geval de verwerving zich binnen zes maanden voor die belangenwijziging voordoet, zou deze in bepaalde situaties onredelijk kunnen uitwerken. De belastingplichtige kan een beroep doen op deze tegenbewijsmogelijkheid indien er kortweg ten tijde van de verwerving van het bedrijfsmiddel geen sprake was van een voornemen tot vervreemding van het belang in de belastingplichtige." Kamerstukken II 2012/2013, , nr. 15, blzn. 3-4 en (TNvW). De strekking van artikel 12a Wet Vpb 1969 is de toepassing van artikel 3.54 Wet IB 2001 uit te sluiten in alle gevallen waarin een derde een voordeel behaalt door gebruikmaking van de HIR van een vennootschap waarvan de aandeelhouders geen mogelijkheden meer zien tot herinvestering door die vennootschap, terwijl de Pagina 8

9 derden zodanige mogelijkheden wel zien en de aandelen in die vennootschap overnemen. Het Hof sluit aan bij de bewust gecreëerde formele volgorde en gaat voorbij aan het feit dat in casu sprake is van een samenstel van rechtshandelingen. Het Ç samenstel van rechtshandelingen komt er in feite op neer dat M Beheer BV, als koper van belanghebbendes aandelen, gebruik maakt van de door belanghebbende gevormde HIR door deze af te boeken op onroerende zaken die, middels de X> overname van een 89%-belang in MB GBR, in belanghebbende worden p ingebracht. Waarbij het 89%-belang inflhbgbr en daarmee de vervangende E onroerende zaken afkomstig zijn van Hl Beheer BV. Dat de HIR van P belanghebbende wordt benut door de koop van het 89%-belang inhmgbr van fc* Beheer BV, die de aandelen in belanghebbende verkrijgt, wijst op een directe samenhang tussen de herinvestering en de belangenwijziging. Die samenhang blijkt ook uit het feit dat belanghebbendes aandeelhouders de directie slechts p toestemming hebben gegeven tot overname van het belang in BBGBR onder de g voorwaarde dat alle aandelen aan BD Beheer BV worden verkocht (zie punt 6 onder de feiten). In dit verband is voorts van belang dat de voormalige directie en aandeelhouders G van belanghebbende, in de persoon van haar directeur M A geen reëel onderzoek hebben gedaan naar de waarde van de door middel van HM) GBR aan te schaffen onroerende zaken en de risico's die daarmee samenhingen (zie r.o van de rechtbankuitspraak). Van betrokkenheid van de voormalige directie en aandeelhouders van belanghebbende bij de vraag in welke zaken zou worden geïnvesteerd is niets gebleken, terwijl met de vervangende investering een bedrag van ongeveer gemoeid is. Belanghebbende heeft ook niet zelf de p koopakte betreffende het belang in WH GBR ondertekend, maar een notarisklerk mondeling gemachtigd. Ter zitting voor de Rechtbank is tevens namens belanghebbende gesteld dat de voormalige directie van belanghebbende op de hoogte was van de geschillen X) tussen dehdm GBR en de WI Bank over de waarde van de onroerende zaken, de daaruit voortgekomen opzegging van het krediet en het beslag op de huurpenningen (zie r.o van de rechtbankuitspraak). Bij een verkeerde afloop p van het geschil tussen de H l GBR en WI Bank kan belanghebbende worden geconfronteerd met een executoriale verkoop door de WI Bank van de door Pagina 9

10 Hl! belanghebbende aan te schaffen onroerende zaken. In navolging van de Rechtbank ben ik van mening dat een zakelijk handelende koper voor de daaraan verbonden risico's maatregelen treft, alvorens die risico's te aanvaarden. Uit de gedingstukken blijkt niet dat belanghebbende dat heeft gedaan. Het vorenstaande wijst erop dat belanghebbende geen enkel belang heeft bij de investering in de onroerende zaken. Gelijk de Rechtbank in de onderhavige procedure heeft overwogen, wordt dat bevestigd door de bepaling in de koopovereenkomst van de aandelen waarin expliciet is opgenomen dat geen balansgaranties worden verstrekt ten'aanzien van cijfers, feiten en omstandigheden die zien op of verband houden met de onroerendé zaken die in 2Ö08 door belanghebbende zijn verworven. Anders dan belanghebbende heeft gedaan, zou een zakelijk handelend koper van aandelen zoveel mogelijk zekerheid willen verkrijgen over de onderliggende waarden van de aandelen en daartoe een balansgarantie hebben bedongen om die zekerheid zoveel mogfélïjk te verkrijgen.» In het onderhavige geval is het overduidelijk dat de aankoop van de vervangende onroerende zaken op 18 december 2008 niet is geschied onder de verantwoordelijkheid en voor rekening en risico van de voormalige aandeelhouders en directie van belanghebbende. Daarop wijst ook de omstandigheid dat de koopsom van de aandelen in belanghebbende is gebaseerd op de intrirfsieke waarde van de aandelen per 30 september Op dat moment bestaat belanghebbendes vermogen slechts uit liquide middelen en vorderingen, en behoren de onroerende zaken niet tot haar vermogen. Het is met doel en strekking van artikel 12a Wet Vpb 1969 in overeenstemming om de bepaling in het onderhavige getfal van toepassing te achten, nu er mijns inziens een directe samenhang bestaat tussen de aankoop van de Duitse J) onroerende zaken middels het overnemen van het 89%-belang in OKI GBR, leidende tot de benutting van de HIR, en de overdracht van de aandelen in belanghebbende. Gelet op doel en strekking van artikel 12a Wet Vpb 1969 dient voorkomeh te* worden dat de onder de voormalige aandeelhouders gemaakte boekwinst wordt afgeboekt op van de koper van de aandelen afkomstige vervangende onroerende zaken. Wanneer dat niet gebeurt, ontstaat namelijk alsnog het door de wetgever niet gewenste uitstel van belastingheffing, 's Hofs oordeel is derhalve strijdig met doel en strekking van artikel 12a Wet VpB Pagina 10

11 Hof 's-hertogenbosch besliste in zijn uitspraak van 14 september 2012, nr. 11/00592, V-N 2012/2638, inzake de voorganger van artikel 12a Wet Vpb 1969, te weten artikel 15e Wet Vpb 1969, dat laatstgenoemd artikel van toepassing is wanneer ten tijde van de belangenwijziging weliswaar de HIR is aangewend, doch in feite sprake is van een herinvestering door de nieuwe aandeelhouder vanwege een directe samenhang tussen de herinvestering en de wijziging van aandeelhouder. Dat Hof overwoog het volgende: "dat de onderwerpelijke bepaling, gelet op de daaraan ten grondslag liggende gedachte, zich mede moet worden geacht uit te strekken tot gevallen waarin weliswaar op het onmiddellijk aan de belangwijziging voorafgaande moment geen sprake meer is van een herinvesteringsreserve, maar sprake is van een rechtstreeks verband tussen de aan die aandelenoverdracht voorafgaande herinvestering die tot aanwending van de herinvesteringsreserve leidt en de belangwijziging, zodanig dat weliswaar formeel sprake is van benutting van de herinvesteringsreserve "door de oorspronkelijke aandeelhouder(s)", maar materieel sprake is van benutting van die reserve door "de nieuwe aandeelhouders" (vgl. HR 15 april 1984, nr , BNB 1984/130 en HR 28 april 1993, nr , BNB 1993/211)." Tegen de uitspraak van Hof 's-hertogenbosch heeft de belanghebbende beroep in cassatie ingesteld, welke zaak bij uw Raad bekend is onder nummer 12/ De beslissing van Hof 's-hertogenbosch ligt in lijn met de arresten BNB 1984/130 en BNB 1993/211 over de uitleg van artikel 20, vijfde lid, Wet Vpb In die arresten oordeelde uw Raad dat er ten tijde van de aandeelhouderswijziging weliswaar sprake was van een nieuwe onderneming (BNB 1984/130) en van een onderneming die nog niet geheel of nagenoeg geheel was gestaakt (BNB 1993/211), maar dat er een directe samenhang bestond tussen de aandeelhouderswijziging en de aanvang van de nieuwe ondernemirjg, respectievelijk de gehele of nagenoeg gehele staking van de onderneming, zodat artikel 20, vijfde lid, Wet Vpb 1969 ook in die gevallen toepassing vond. Uw Raad gaf voorrang aan een ruime uitleg van artikel 20, vijfde lid, Wet Vpb 1969 op grond van doel en strekking, ten koste van een beperkte uitleg op basis van de tekst van de bepaling. Die ruime uitleg heeft ook te gelden voor de toepassing van artikel 12a Wet Vpb 1969, nu aan die bepaling en aan artikel 20, vijfde lid, Wet Vpb 1969 dezelfde gedachten ten grondslag liggen. Indien ervan uitgegaan dient te worden dat de herinvestering heeft plaatsgevonden vóór de belangenwijziging, is deze herinvestering naar mijn Pagina 11

12 mening geschied ten behoeve van de nieuwe aandeelhouder waardoor materieel sprake is van een herinvestering onder die nieuwe aandeelhouder. In het licht van de feiten en omstandigheden geeft het oordeel van het Hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting dan wel wettigen die feiten en omstandigheden slechts het oordeel dat de voorliggende situatie valt onder de reikwijdte van artikel 12a Wet Vpb Anders dan het Hof heeft beslist dient op de voet van die bepaling de HIR die op de aangekochte onroerende zaken is afgeboekt in 2008 vrij te vallen in belanghebbendes winst. Toelichting op onderdeel c van het middel In overeenstemming met vaste jurisprudentie van uw Raad heeft het Hof overwogen dat het leerstuk van fraus legis kan worden toegepast indien aan twee voorwaarden is voldaan: 1) het handelen van een belastingplichtige is uitsluitend of overwegend ingegeven door belastingverijdelende motieven en 2) daarmee wordt in strijd met doel en strekking van de wet gekomen. Het Hof onderzoekt de vraag of doel en strekking van artikel 12a Wet Vpb 1969 worden miskend indien de HIR in het onderhavige geval niet aan de winst wordt toegevoegd en beantwoordt die vraag ontkennend. Aan dat oordeel van het Hof ligt ten grondslag de opvatting dat de door de wetgever aangebrachte duidelijke volgorde in artikel 12a Wet Vpb 1969 niet kan worden opgerekt met een beroep op fraus legis. Naar mijn mening getuigt dat oordeel van een onjuiste rechtsopvatting. Uitgaande van de door de wetgever duidelijk uitgesproken ratio van artikel 12a Wet Vpb 1969, handelt belanghebbende in strijd met doel en strekking van de wet indien het door haar verlangde uitstel van heffing over de HIR wordt gevolgd. Mijns inziens prevaleert in het onderhavige geval doel en strekking van artikel 12a Wet Vpb 1969 boven de letterlijke tekst van de bepaling. Er is naar mijn mening sprake van een handelen in strijd met doel en strekking van de wet. Voor toepassing van het leerstuk van fraus legis moet in dezen ook komen vast te staan dat voor belanghebbende de verijdeling van vennootschapsbelasting de doorslaggevende beweegreden is geweest voor de p aanschaf van het 89%-belang in GBR en de verkoop van de aandelen, en de daarbij gehanteerde volgorde. Ik meen dan ook dat de uitspraak van het Hof zou moeten worden vernietigd en dat verwezen zou moeten worden voor feitelijk onderzoek naar de volstrekt overwegende bedoelingen van belanghebbende bij de rechtshandelingen. I Pagina 12

13 Op grond van het vorenstaande ben ik van oordeel dat de uitspraak van het Hof niet in stand zal kunnen blijven. Hoogachtend, DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, namens deze, DE DIRECTEUR-GENERAAL BELASTINGDIENST, loco _ Pagina 13

14 Edelhoogachtbaar College, Op 19 maart 2013 heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in het u voorliggende dossier QaMaVflBBflBWVBB.V, kenmerk 12/ Op 25 april 2013 heeft de staatsecretaris beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Op 17 juni 2013 heeft de staatsecretaris zijn beroepschrift aangevuld. Bij briefvan 18 juni 2013 is belanghebbende in de gelegenheid gesteld om, binnen acht weken na deze datum, tegen dit beroepschrift verweer te voeren. Van deze gelegenheid wenst belanghebbende nu gebruik te maken. Feitelijk kader De door de Staatsecretaris gereleveerde feiten worden afgewezen tenzij zij expliciet erkend worden. Bij dit feitelijk kader worden de volgende opmerkingen gemaakt. De door de Staatsecretaris aangehouden nummering zal hierbij worden gevolgd. 1. Belanghebbende heeft in 2007 haar onroerende zaken verkocht en heeft ter zake een herinvesteringreserve gevormd. Het herinvesteringvoornemen is aannemelijk gemaakt; met de vorming is de inspecteur akkoord gegaan. 2. Onder verwijzing naar de hierna te bespreken"tien dagen brief d.d. 5 februari 2013" bij de hoger beroep behandeling voor het Gerechtshof van dit dossier, heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat 28 oktober 2008 het moment is van investeren. In zijn feitenopstelling onder 2 verzuimt de Staatsecretaris dit mede te delen. 3. De nieuwe moedermaatschappij in belanghebbende is sedert lang in deze markt actief.

15 Deze weergave is juist De Staatsecretaris refereert hier aan de uitspraak van de Rechtbank Arnhem in eerste aanleg. Het door hem ingediende beroepschrift in cassatie ziet echter op de uitspraak in hoger beroep door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 19 maart Op 9 juli 2012, derhalve zes dagen na de uitspraak van de Rechtbank, heeft het Landgericht Mainz (hierna Lg) uitspraak gedaan in het dispuut tussen BV Beheer B.V. en de Westdeutsche Immobilien Bank te Mainz, zaaknummer 50 16/09, uitgesproken op 9 juli De uitspraak maakt, als bijlage bij de z.g. "tien dagen brief' bij het hoger beroep voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onderdeel uit van het dossier en is derhalve in het bezit van de Staatsecretaris. Op dit onderdeel zal hierna separaat worden terug gekomen. Halverwege 2008 is het project VfflHjP onder de aandacht gebracht door verwerving van het project JHBJPjnj) op 10 september 2008 hebben de voormalige aandeelhouders, daarin bijgestaan door Deloitte, accountants en belastingadviseurs, het project getoetst. fjqhi deed zich, zoals te doen gebruikelijk bij transacties in Duitsland, daarbij bijstaan door haar Duitse collega's en met deze verbonden advocaten. De Arnhemse partner was voor de Nederlandse praktijk tevens het hoofd van de z.g. German Desk. HHlPHl heeft de gevolgen van deze investeringsbeslissing ten behoeve van de aandeelhouders geprojecteerd in een bilans per 30 september 2008 Belanghebbende is van mening dat de weergave in dit punt onjuist, dan wel onvolledig is. In de pleitnotitie voor het Gerechtshof inzake het hoger beroep van belanghebbende is door haar het volgende betoogd: "Ein Verpflichtungsvertrag ist gekennzeichnet durch die Leistungspflicht einer oder mehrere Parteien und die Anspruchsberechtigung der anderen Partei(en)auf diese Leistung." Een Verpflichtungsvertrag is de uitwerking van een overeenkomst. (Aanvulling door belanghebbende op dit moment: Een Verplfichtungsvertrag is accessoir) Dit is destijds ook zo bedoeld door de oud aandeelhouders in belanghebbende. Deze lijn van handelen is conform de adviezen van de toenmalige adviseurs van belanghebbende. De uitwerking van deze adviezen is geheel door WUfllI 0JKMB> voor haar rekening genomen, (zie 6 hiervoor) Van af het moment van de ondertekening van het Verpflichtungsvertrag ontstond er dus 1. een Leistungspflicht: o voor de koper, belanghebbende, in de vorm van een, afdwingbare,.afnameverplichting van het GBR-aandeel. voor de verkoper, IflUSBHEP Beheer B.V., in de vorm van een, afdwingbare, leveringsverplichting van het voornoemde GBR-aandeel en

16 2. een Anspruchsberechtigung, voor de koper, belanghebbende, in de vorm van een, afdwingbaar, recht op levering van het GBR-aandeel. voor de verkoper, WtBjVJSOBeheer B.V., in de vorm van een, afdwingbaar, recht op de verkoopopbrengst. De uitgangspunten van de transactie waren zakelijk; het Landgericht Mainz heeft dit bevestigd. Door de ondertekening van het Verpflichtungsvertrag in oktober 2008 zijn de rechten en verplichtingen, conform de in Duitsland terzake geldende Leistungpflicht/ Anspruchsberechtigung, op belanghebbende overgegaan. Door het transparante karakter van het GBR-aandeel gaat hiermede het gehele economische risico over. Dat de levering'het GBR aandeel later plaats vond doet daar niets aan af. De inspecteur^, blijkens zijn uitlatingen dezelfde mening toegedaan ( zie 2. hiervoor en onderdeel A hierna) JV Tegen deze achtergrond, overigens hierin gestéund door Verpflichtungsvertrag de uitwerking van de obligatoire koop is geweest van het D aandeel in de, transparante, GBR ^ammmwêmwêmwmwbifêmmwlmwêm%. 8. Zoals in de procedure in eerste en tweede aanleg is betoogd hebben de voormalige aandeelhouders in belanghebbende zich door middel van balansen georiënteerd op de waarde van de onderneming van belanghebbende, laatstelijk op 30 september Dit is nadat op 10 september 2008 de principe M beslissing tot koop van het project UKVVJi was genomen. Onder 6 hiervoor is dit reeds nader toegelicht. Dat deze opstelling later als ijkpunt is genomen bij de bepaling van de aandelen spreekt voor zich. 9. Kort na de levering van de aandelen wordt uitvoering gegeven aan de koop, die volgens de inspecteur op/voor 28 oktober 2008 plaats vond. De wijze waarop dit plaats vond paste geheel in de lopende praktijk van een Duitse notaris. Belanghebbende heeft daar geen enkele invloed op. 10. De levering van de aandelen heeft op 30 december 2008 plaatsgevonden. Dat de afrekening plaats vond tegen de achtergrond van de opstelling per 30 september 2008 spreekt voor zich, de voormalige aandeelhouders hadden tot die datum een, door de begeleidende accountants opgesteld, gecontroleerd overzicht, alleen de mutaties behoefden dan nog te worden verwerkt. Ook waren er dan geen dubbele kosten! Uitspraak Lg Mainz in het dispuut tussen ffafiftflflsl Beheer B.V. en de Westdeutsche Immobilien Bank te Mainz, zaaknummer 50 16/09, uitgesproken op 9 juli Ter toelichting wenst belanghebbende het volgende op te merken:

17 Op pagina 2 van deze uitspraak wordt onder punt 1 de eis van eiseres «jpjfflljjjp» E" Beheer B.V. afgewezen. Samengevat: de waarde is niet gedaald en vormt geen opzeggrond de bediening van de in de leenovereenkomst opgenomen escrow-rekening vormt een probleem, dat op zich genomen, geen opzeggrond vormt. de afkoop van de levensverzekering vormt een probleem dat, echter op zich genomen, geen opzeggrond vormt. De achteraf vastgestelde, te lage, aankoopwaarde, vormt tezamen met de problematiek rond de escrow en de levensverzekering wel een opzeggrond omdat vanaf de aankoop er dan een te lage dekking zou zijn geweest te opzichte van het in 2005 als lening verstrekte bedrag. Op pagina 3 van deze uitspraak formuleert het Lg het dispuut als volgt:"die Klägerin" (WBmmWSb Beheer B. V. " begehrt die Feststellung der Unwirksamkeit der durch die Beklagte "(de Westdeutsche Immobilien Bank te Mainz)" am und ausgesprochenen Kündigungen eines Darlehensvertrages über anfänglich EUR 6,5 Mio" In een keer omvangrijk betoog Wetarbij het Lg haar uitspraak motiveert liggen twee, onbegrijpelijke, draaipunten, die voor de onderhavige procedure van groot belang % zijn. * Ten einde dit draaipunt te kunnen begrijpen moet in gedachten gehouden worden dat Aft in oktober 2005 de Westdeutsche Immobilien Bank taxateurf flj HBt opdracht heeft 11 gegeven om het project m^holvi te taxeren. Dit taxatierapport is door de "Fachabteilung'Van dewestdeutsche Immobilien Bank beoordeeld en, blijkens het plaatsen van de stempel van de bank en de parafering door de afdeling per pagina, als basis voor de verstrekte financiering geaccepteerd. Dit rapport komt tot een Verkehrswert van Euro 8,1 Mio en een z.g. Ertragswert van meer dan Euro 10 Mio. ftf) In maart 2008 heeft de Westdeutsche Immobilien Bank, buiten medeweten van belanghebbende of haar moedermaatschappij, een nieuw rapport laten opstellen door taxateuribhftv Dit rapport, waarvan het Lg op pagina 49, op een na laatste alinea, overweegt:"( mit dem die Kündigung des Darlehensvertrags am "hilfsweise"begründet wurde)"einde citaat, is eerst in januari/maart 2010 voor belanghebbende of haar moedermaatschappij ter beschikking gekomen. Dit taxatierapport is de inspecteur ter beschikking gesteld; hij citeert er, voor zover dit voor belanghebbende negatief is, veelvuldig Uit. Zoals reeds eerder in deze procedure opgemerkt heeft het Lg een deskundige opdracht gegeven de waarde vast te stellen per april 2008, de datum van het tweede ßft rapport alsmede de waarde vast te stellen per transactiedatum in oktober B 2005(!) Dit rapport( IHBlft) is de belastingdienst ter beschikking gesteld.

18 Draaipunt i In het hiervoor reeds gereleveerde uitvoerige betoog wordt op pagina 30, derde alinea door het Lg vastgesteld dat er geen achterstanden bestonden op de opzegdatum van 1 juli Het Lg is de mening toegedaan dat zowel de problematiek rond de Escrow bepaling alsmede de afkoop van de levensverzekering op zich genomen niet kwalificeerden als een opzeggrond. Met geen woord wordt door het Lg gerept over de in het Darlehensvertrag opgenomen Cash Sweep regeling. De Cash Sweep-regeling hield in dat de Bank het recht had, indien zij meende dat de geldlener tekort schoot in de nakoming van haar verplichtingen die voortvloeiden uit het Darlehensvertrag om gedurende een jaar alle huren te incasseren om daaruit de veronderstelde achterstanden te voldoen. Conclusie tep aanzien van Draaipunt I: 1. Bij de opzegging per 1 juli 2008 bestonden er geen achterstanden in de rentebetaling en aflossing. 2. De problematiek rond de Escrow rekening alsmede de afkoop van de levensverzekering zijn geen elementen die een onmiddellijke opzegging rechtvaardigen. 3. Indien de Cash Sweepregeling zou zijn toegepast dan was er nimmer een tekort ontstaan op de Escrow/ het verschil van inzicht omtrent de hoogte van de levensverzekering. Draaipunt II De waardebepaling in ^ Het Lg overweegt op pagina 49, laatste alinea: "Die Einschätzung des Beklagten "(de Westdeutsche Immobilien Bank te Mainz)" bzw. ihres vor der Kreditkündigung zugezogenen Privatgutachters IHHDffll,. der Verkehrswert der besicherte Immobilie habe sich seit Beginn des Kreditverhältnisses von 8,1 Millionen auf ca. 4 Millionen halbiert, war nach den überzeugenden Ausführungen des Sachverständigen YJftVJ) unzutreffend. Auf die zahlreichen Einwendungen der beklagten Bank gegen das Gutachten des Sachverständigen, die dieser in der mündlichen Verhandlung vom überzeugend widerlegen konnte, kommt es aus Sicht des Gerichts nicht an ", einde citaat. Daarna treedt het Lg buiten het aan haar voorgelegde dispuut. Zij overweegt op pagina 50, tweede alinea, "Die Kammer geht mit dem Sachverständigen IflHHI davon aus, das das besicherte Grundstück bereits bei der Auszahlung des Darlehens lediglich ca 6,5 Millionen Euro war und somit nie dem in Kreditvertrag vorausgesetzten Wert von ca 8,1 Millionen EUR nicht hatte ( Ziff. 9.2 des Darlehensvertrags, Anl. BL. 5 d.a.)., einde citaat. Zij overweegt op pagina 50, derde alinea,

19 "Dieser Umstand führt allerdings nicht dazu, das die fristlose Kündigung vom unwirksam ist, weil sich die beklagte Bank zu Beginn des Kreditverhältnisses den Wert des besicherten Grundstücks irrtümlich zu hoch eingeschätzt hat ( mit 8,1 Millionen EUR statt mit richtigerweise 6,2 Millionen EUR) und bei Ausspruch der Kündigung vom irrtümlich meinte, der Wert der Immobilie habe sich auf zwischenzeitlich auf ca 4 Millionen EUR halbiert.", einde citaat. Conclusie ten aanzien van dit Draaipunt: Het Lg wijst, onder verwijzing naar het rapport van de door haar aangestelde taxteur ß& CWBBfc) d e stelling van de Westedeutsche Immobilien Bank voor de afwaardering ( "Halbierung") in april/juli 2008 naar ,- af. Een taalkundige analyse van deze vaststelling leidt tot de slotsom dat als "Halbierung" resulteert in ,-, het geheel, derhalve 100%, dus minstens een bedrag groot ,- moet zijn. Alle opmerkingen van de inspecteur ten aanzien van de waarde, en daaruit voortvloeiend onzakelijk handelen, moeten hier worden afgewezen. F Rfl Ten einde te voorkomen dat zij, het Lg, HJHHKSHI Beheer B.V. moet volgen in haar conclusie dat er sprake is van een onrechtmatige opzegging begint het Lg op pagina 49, voorlaatste alinea, met de vaststelling :"( mit dem die Kündigung des Darlehensvertrags am "hilfsweise"begründet wurde)"einde citaat. Het Lg verzuimt hierbij tevens melding te maken van haar vaststelling op pagina 30 1 e alinea van haar uitspraak van 9 juli 2012, dat er geen sprake is van achterstanden in de betaling van rente en aflossingen. In de passage op pagina 50, derde alinea, zie hier boven, gaat het Lg daarna geheel voorbij aan professionaliteit en deskundigheid van de "Fachabteilung" van de ^ Westdeutsche Immobilien Bank bij de beoordeling van het, in opdracht van de Westdeutsche Immobilien Bank, door taxateur VJUBBB opgestelde taxatierapport in oktober Deze afdeling binnen de Westdeutsche Immobilien Bank hééft in 2005 ten blijken van haar instemming met dit rapport als basis voor de te verstrekken financiering van ,- alle pagina's geparafeerd en voorzien van haar stempel. De Westdeutsche Immobilien Bank heeft daarbij volgens het Lg "den Wert des besicherten Grundstücks irrtümlich zu hoch eingeschätzt" en heeft bei Ausspruch der Kündigung vom 1, irrtümlich" gemeend dat" der Wert der Immobilie habe sich auf zwischenzeitlich auf ca 4 Millionen EUR halbiert." Ter vervanging van deze, door het Lg, "vastgesteldè'i, op basts van gestapelde, door de Westdeutsche Immobilien Bank gemaakte, vergissingen, te hoge waardering in oktober 2005, komt het Lg met een virtuele, in 2012 achteraf gereconstrueerde lagere waardering in oktober Deze achteraf gereconstrueerde waarde stelt het Lg in de plaats van de tussen 0ft partijen niet ter discussie staande, op basis van het rapport PU B uit oktober 2005 vastgestelde waarde.

20 Tegen deze achtergrond stelt het Lg vast dat daardoor, bij het aangaan van de lening in oktober 2005, lagere waarde moet worden aangenomen dan de tussen partijen jr overeengekomen en door QHKfiSlB Beheer B.V. gegarandeerde minimum waarde van 8,1 Mio. Het Lg. Gaat hier geheel voorbij aan het feit dat deze waarde geheel gebaseerd is op het door/namens de Westdeutsche Immobilien Bank opgemaakt taxatierapport. Naar de mening van het Lg is dit verstrekken van de garantie een ernstig plichtverzuim I; van p^hhub) Beheer B.V. immers al bij het aangaan van de lening in oktober 2005 lag volgens het Lg de waarde beneden de gegeven garantie. (!) Zelfs deze operatie construeert geen voor het Lg bevredigende overweging om de opzegging per 1 juli 2008 goed te keuren. Combinatie Draaipunt I en II Uitsluitend door de, niet kwalificerende opzeggronden Escrow en Levensverzekering, te verbinden met het, hier voor gereleveerde, ernstige plichtsverzuim van BB) Beheer B.V. veroorzaakt door de virtuele afwaardering per aankoopdatum in 2005 komt het Lg, 1. met voorbijgaan aan de Cash Sweepregeling en E 2. met het verantwoordelijk maken van BBBBBHHBI Beheer B.V. voor de Irrtümer" van de Fachabteilung" van de Westdeutsche Immobillien Bank en de door haar fift ingeschakelde taxateur JWJBJYB, tot de slotsom dat de combinatie van deze factoren leidde tot een "gravierender Pflichtverstosz, weil die Kreditsumme von insgesamt 6,5 Millionen EURO- nach SB dem Ergebnis des Gutachtens WÊH/LW- durch den Verkehrswert der besicherten Immobilie ( 6,2 Millionen EURO statt des vertraglich vereinbartem Mindestwerts von 8,1 Millionen EURO, vgl art. 9.2 des Darlehensvertrages, Anl Bl 5 z.d.a.) nur unzureichend abgedeckt wird (art 490 BGB). Tegen deze uitspraak is door WBB9HBB Beheer B.V. hoger beroep aangetekend bij het Oberland Gericht. Deze procedure loopt en zal naar verwachting een/twee jaren in beslag nemen. De uitspraak is echter bij voorraad uitvoerbaar verklaard. De Nederlandse advocaat van de Westdeutsche Immobilien Bank heeft verklaard dat de juristen van de Westdeutsche Immobilien Bank zich beraden op de executie van de uitspraak. CC Bij een executie kan de waarde tot ver beneden de doom vastgestelde waarde, ,-, dalen. Deze waardedaling komt geheel voor rekening en risico van belanghebbende 1. Onderdeel A., De herinvestering die leidt tot de aanwending van de HIR is gedaan nadat het uiteindelijk belang in belanghebbende is gewijzigd. Toelichting op Onderdeel A.

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 6 F E B 2013 Kenmerk: DGB 2013-384 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/00280) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 december 2012, nr. 11/00501, X inzake

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 17 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 17 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Haag < 2 6 FEB 2013 Kenmerk: DGB 2013-322 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/00275) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 december 2012, nr. 11/00515, ^ 2 inzake

Nadere informatie

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk:

R/?6o3. X2. i.v. te betreffende de aanslag vennootschapsbelasting. Toelichting. Den Haag, 8 SEP Kenmerk: R/?6o3 Den Haag, 8 SEP. 2017 Kenmerk: 2017-0000180894 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 17/03603) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 juni 2017, nr. 16/00344, inzake

Nadere informatie

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936

CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB 2008-4936 CxS/oiaéi cas Den Haag, 22 OKT 2008 Kenmerk: DGB 2008-4936 X ^_ Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 08/03864) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 29 juli 2008, nr.

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659

ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 98/4659 ECLI:NL:GHAMS:1999:AA7796 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 21-12-1999 Datum publicatie 04-07-2001 Zaaknummer 98/4659 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden. Uitspraak 10 oktober 2014 Nr. 13/04777 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 29 augustus 2013, nr. 12/00472,

Nadere informatie

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2012-23 d.d. 27 november 2012 (prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs, mr. F.P. Peijster en mr. J.B. Fleers, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen ECLI:NL:RBSGR:2007:BC9630 Instantie Rechtbank 's-gravenhage Datum uitspraak 01-11-2007 Datum publicatie 16-04-2008 Zaaknummer AWB 06/8273 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2010:BL5705, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:BX1337

ECLI:NL:RBBRE:2011:BX1337 ECLI:NL:RBBRE:2011:BX1337 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 22-07-2011 Datum publicatie 13-07-2012 Zaaknummer 10/2873 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is ECLI:NL:GHARL:2015:4336 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 16-06-2015 Datum publicatie 19-06-2015

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

de coöperatie Coöperatieve Rabobank [plaats] Friesland Oost U.A., gevestigd te [plaats], hierna te noemen Aangeslotene.

de coöperatie Coöperatieve Rabobank [plaats] Friesland Oost U.A., gevestigd te [plaats], hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-400 d.d. 5 november 2014 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mr. A.P. Luitingh en mr. drs. S.F. van Merwijk leden en mr. E.C. Aarts, secretaris)

Nadere informatie

D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N,

D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N, 21 October 1959. F. No. 14043. D E H O O G E R A A D D E R N E D E R L A N D E N, Gezien het beroepschrift in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-hertogenbosch van 6 Maart 1959

Nadere informatie

Informatie aan niet-opdrachtgever. Mededelings- en onderzoeksplicht. Overdrachtsbelasting. Art. 13 wet op belastingen van rechtsverkeer.

Informatie aan niet-opdrachtgever. Mededelings- en onderzoeksplicht. Overdrachtsbelasting. Art. 13 wet op belastingen van rechtsverkeer. Informatie aan niet-opdrachtgever. Mededelings- en onderzoeksplicht. Overdrachtsbelasting. Art. 13 wet op belastingen van rechtsverkeer. Klager heeft een woning gekocht die de verkoper kort daarvoor zelf

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123 ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-09-2005 Datum publicatie 05-10-2005 Zaaknummer 04/04123 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Onjuist omschreven factuur ingediend. Samenwerking met andere adviseurs. Wat is courtage?

Onjuist omschreven factuur ingediend. Samenwerking met andere adviseurs. Wat is courtage? Onjuist omschreven factuur ingediend. Samenwerking met andere adviseurs. Wat is courtage? Een notaris en een bank klagen erover dat een makelaarskantoor bij eerstgenoemde een factuur heeft ingediend voor

Nadere informatie

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald. looofoo ccts Den Haag, 2 8 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-1237 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van >( Z 15 februari 2011, nr. 10/00160, inzake Bf^^^NP te ÜÜH betreffende

Nadere informatie

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633 ECLI:NL:CBB:2002:AE1633 Instantie Datum uitspraak 09-04-2002 Datum publicatie 17-04-2002 Zaaknummer AWB 00/25 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie College van Beroep voor het bedrijfsleven

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563 ECLI:NL:GHDHA:2017:1563 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 29-03-2017 Datum publicatie 02-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-16/00505

Nadere informatie

CONCEPT BESTEMD VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN

CONCEPT BESTEMD VOOR DISCUSSIEDOELEINDEN OVEREENKOMST VAN ACHTERGESTELDE GELDLENING tussen en [ ] OVEREENKOMST VAN ACHTERGESTELDE GELDLENING DE ONDERGETEKENDEN: (1), een besloten vennootschap statutair gevestigd en kantoorhoudende te, aan de,

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 6 januari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 6 januari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, J 5 FEB 2012 Kenmerk: DGB 2012-93 Motivering van het beroepschrift in cassatie (roinummer 11/05609) tegen de uitspraak van het Gerechtsliof te Arnhem van 15 november 2011, nr. 11/00307, inzake

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 08-02-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 06/8362 IB/PVV Belastingrecht

Nadere informatie

De Hoge Raad der Nederlanden,

De Hoge Raad der Nederlanden, 2 januari 1980. nr. 19.623 DG. De Hoge Raad der Nederlanden, Gezien het beroepschrift in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Y B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. Klager is sinds enige jaren eigenaar van een tweetal panden die voorheen eigendom van klagers vader waren. Beklaagde voert al sinds jaar

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 6 juni 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 6 juni 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. DenHaag, I Q jyl2012 Kenmerk: DGB 2012-3421 Motivering van liet beroepsctirift In cassatie (rolnummer 12/02585) tegen de uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 12 april 2(312, nr. 11/3414, 11/3415 en

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-355 d.d. 20 december 2011 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mevrouw mr. J.W.M. Lenting en mevrouw mr. A.M.T. Wigger, leden, en mr. K. Schouten,

Nadere informatie

2. Conclusie Op grond van al het vorenstaande kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Wij verzoeken Uw Raad daarom de uitspraak van het Hof te

2. Conclusie Op grond van al het vorenstaande kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Wij verzoeken Uw Raad daarom de uitspraak van het Hof te i. Cassatiemiddelen l.i. Eerste middel Schending van het Nederlandse recht, met name van artikel 27, lid 5, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) (tekst tot en met 1996), van artikel 13a, lid 1,

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) NOTA VAN WIJZIGING Het

Nadere informatie

Overeenkomst van (ver)koop van aandelen. [naam vennootschap]

Overeenkomst van (ver)koop van aandelen. [naam vennootschap] Overeenkomst van (ver)koop van aandelen in [naam vennootschap] Tussen: 1. [Statutaire naam], statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam] aan de [adres], hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:6759

ECLI:NL:GHARL:2014:6759 ECLI:NL:GHARL:2014:6759 Instantie Datum uitspraak 02-09-2014 Datum publicatie 12-09-2014 Zaaknummer 13/01247 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Leeuwarden nummer: 12/00201 uitspraakdatum: 15 oktober 2013 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 04-10-2010 Datum publicatie 07-10-2010 Zaaknummer 205064 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste aanleg

Nadere informatie

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van ACCOUNTANTSKAMER BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van X B.V., gevestigd te [plaats1], vertegenwoordigd door [A], K

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 13/00784 Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats], hierna: belanghebbende,

Nadere informatie

INTENTIEOVEREENKOMST OP HOOFDPUNTEN. en gezamenlijk hierna ook te noemen Partijen,

INTENTIEOVEREENKOMST OP HOOFDPUNTEN. en gezamenlijk hierna ook te noemen Partijen, INTENTIEOVEREENKOMST OP HOOFDPUNTEN De ondergetekenden: 1. De heer.. en mevrouw..en tezamen ook de (BV), wonende en gevestigd te ( KvK.), hierna te noemen Verkoper, en 2. De heer. en mevrouw en tezamen

Nadere informatie

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543

Hoge Raad 30 november 2018, nr. 17/04543 Titel Bedrijfsopvolgingsvrijstelling van toepassing op de verkrijging van fictieve onroerende zaken I Nummer 49 / 2779 Belastingjaar/tijdvak 2014 Brondocumenten Beroepschrift in cassatie bij HR nr. 17/04543,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891 Instantie Datum uitspraak 24-01-2013 Datum publicatie 04-03-2013 Zaaknummer 11-00672 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. LJN: BO3637, Hoge Raad, 09/00760 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-04-2011 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Omzetbelasting; art. 5, lid 3, en art. 13, B, aanhef en

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 11 februari 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 11 februari 2011 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 5 MRT 2011 Kenmerk: DGB 2011-869 Motivering van liet beroepschrift in cassatie (rolnummerfll/0066jj( tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 30 december 2010, nr. 09/00514,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 ECLI:NL:GHDHA:2014:2773 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 21-03-2014 Datum publicatie 18-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-13/00269

Nadere informatie

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Brondatum: 07-07-2015 Een bestuurder is aansprakelijk gesteld voor de niet afgedragen loonheffingen van een

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF VHERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * ^ p n i a w a ï i i b.v., gevestigd te > hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

KOOPOVEREENKOMST INZAKE OVERNAME VAN ACTIVITEITEN VAN

KOOPOVEREENKOMST INZAKE OVERNAME VAN ACTIVITEITEN VAN KOOPOVEREENKOMST INZAKE OVERNAME VAN ACTIVITEITEN VAN BV KOOPOVEREENKOMST OP HOOFDLIJNEN Ondergetekenden: 1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid..bv. te. ( KvK nummer ) vertegenwoordigd

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-384 d.d. 23 oktober 2014 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. J.W.M. Lenting en mr. E.M. Dil-Stork, leden en mr. E.C. Aarts, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2018-014 d.d. 14 februari 2018 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. W.J.J. Los, mevr. mr. A. Smeeing-van Hees en F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en mevr. mr. H.C.

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM 10-07 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM Beweerdelijk onduidelijke koopakte opgesteld. Afspraken beweerdelijk niet correct vastgelegd.

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Inkomstenbelasting. Direct durfkapitaal Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 24 maart 2009, nr. CPP2009/170M, Stcrt. Nr. 68 De staatssecretaris

Nadere informatie

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. io~oo6zz hop uitspraak GERECHTSHOF 's-gravenhage Sector belasting Nummer BK-08/00456 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. S januari 2010 op het hoger beroep van de Inspecteur, de voorzitter

Nadere informatie

Als makelaar-verkoper vergoeding van koper bedongen. Registratie van andere koopsom dan de werkelijke.

Als makelaar-verkoper vergoeding van koper bedongen. Registratie van andere koopsom dan de werkelijke. Als makelaar-verkoper vergoeding van koper bedongen. Registratie van andere koopsom dan de werkelijke. Een makelaar krijgt een verkoopopdracht van een woning waarvan de opbrengst ver onder de hypothecaire

Nadere informatie

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak Datum uitspraak: 06-07-2007 Datum publicatie: 06-07-2007 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Eiseres

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885 ECLI:NL:RBDHA:2017:4885 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10052017 Datum publicatie 12052017 Zaaknummer C/09/504538 / HA ZA 16112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ondernemingsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 ECLI:NL:RBDHA:2017:6306 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 29-06-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 17_712 IBPVV Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

XXXX. Geachte heer XXXX,

XXXX. Geachte heer XXXX, Retouradres: Postbus 93122, 2509 AC Den Haag XXXX Geachte heer XXXX, Pagina 1/5 U heeft ons geschreven over de beslissing van de Belastingdienst op het namens de heren XXXX en XXXX (hierna: uw cliënten)

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292 Instantie Datum uitspraak 27-11-2012 Datum publicatie 28-11-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-1813 WWB + 11-1953

Nadere informatie

Elsevier Belastingcongres 2009

Elsevier Belastingcongres 2009 Elsevier Belastingcongres 2009 Reorganisaties Prof.mr. Gerard Meussen Radboud Universiteit Nijmegen/BDO 26.11.2009 G.T.K. Meussen 1 Inkomstenbelasting, leningen in box 1 of gefacilieerd in box 3 De terbeschikkingstellingsregelingen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:3831

ECLI:NL:RBDHA:2016:3831 ECLI:NL:RBDHA:2016:3831 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 05-04-2016 Datum publicatie 16-06-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 315 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure 1 Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162, d.d. 6 juli 2011 (mr. P.A. Offers, voorzitter, prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en mr. B.F. Keulen) Samenvatting Betalingsbeschermingsverzekering.

Nadere informatie

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ «" t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014.

«**«<*«rtr wn P: 2/7. mei 2018 heb ik de eer het volgende opte. Vooraf. TOta»^ « t(jn dbmveiplicjg' Z* T* Middel. n met 31 december 2014. P: 2/7 8 JUNI 2018 Kenmerk: 2018-0000092206 ** **va ^G^^7ms^T(l,(ro,nUm'n5r 18/M91S) te8w fle A Z nr- 16/00543, inzake Mteaïl V8n 20 maart 2018, «**«

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 52 d.d. 14 juli 2009 (mr R.J. Verschoof, voorzitter, mr drs M.L. Hendrikse en mr M.M. Mendel) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Een onderzoek naar de beslissing op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling.

Een onderzoek naar de beslissing op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling. Rapport Een onderzoek naar de beslissing op een beroepschrift tegen de afwijzing van een verzoek om uitstel van betaling. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de directeur Belastingen

Nadere informatie

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2016-004 d.d. 2 februari 2016 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. G.A. van de Watering,

Nadere informatie

CBE-1142 (030)

CBE-1142 (030) CBE-1142 (030) 253 1745 6 april 2004 beroep A. UITSPRAAK Het College van beroep voor de examens aan de Universiteit Utrecht (hierna: het College) heeft de volgende uitspraak gedaan op het beroep van: A.,

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummers 11/00311 en 11/00312 uitspraakdatum: 20 september 2011 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van X te Z (hierna:

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197 Besluit Wet op de inkomstenbelasting BES. Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197 De staatssecretaris

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00054

ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 08/00054 ECLI:NL:GHAMS:2009:BI1981 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-04-2009 Datum publicatie 29-04-2009 Zaaknummer 08/00054 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450

DenHaa9 '05JAN2010. Kenmerk: DGB 2009-6450 Qöd ^4co5 DenHaa9 '05JAN2010 Kenmerk: DGB 2009-6450 Beroepschrift in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam X van 26 november 2009, nr. 08/00445, inzake IEËli ifai«ibaélsga^aili^i

Nadere informatie

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend. Zaaknummer: 1995/147 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, dr Brommer Datum uitspraak: 4 maart 1996 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden: Fatale datum, bekendmaking

Nadere informatie

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Een makelaar is door de rechtbank als deskundige benoemd om te komen tot de verkoop

Nadere informatie

Openbaar faillissementsverslag

Openbaar faillissementsverslag Openbaar faillissementsverslag Nummer: 3 Datum: 1 augustus 2011 Gegevens: Datum uitspraak: 9 november 2010 Curator: Mr. J.W. Achterberg R-C: Mr. K.D. van Ringen Activiteiten onderneming: Het verlenen van

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 9 NOV 2011 Kenmerk: DGB 2011-6473 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 11/04540) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 2 september 2011, nr. r, 2

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 19-12-2006 Datum publicatie 02-02-2007 Zaaknummer SBR 06-1767 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 66 d.d. 29 maart 2011 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en mr. J.W.H. Offerhaus) Samenvatting Op basis van de feitelijke

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummer 13/01077 uitspraakdatum: 20 mei 2014 Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van drs.

Nadere informatie

Coöperatieve Rabobank Westelijke Mijnstreek U.A., gevestigd te Sittard, hierna te noemen Aangeslotene.

Coöperatieve Rabobank Westelijke Mijnstreek U.A., gevestigd te Sittard, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-05 d.d. 7 januari 2014 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. S.N.W. Karreman, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-22 d.d. 24 januari 2012 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris)

Nadere informatie

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde,

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde, Mandeligheid van buitenmuur. Informatie aan kopende collega-makelaar over juridisch geschil met de buren. Tijdsverloop voor indienen van klacht. Beklaagde is belast met de verkoop van een woning. Aan de

Nadere informatie

Managementvergoedingen in strijd met artikel 2:207c BW: beroepsfout advocaat

Managementvergoedingen in strijd met artikel 2:207c BW: beroepsfout advocaat Managementvergoedingen in strijd met artikel 2:207c BW: beroepsfout advocaat Enige tijd geleden heeft de rechtbank Utrecht in de nasleep van een aandelentransactie een uitspraak gewezen inzake het financiële

Nadere informatie

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 8 augustus 2001

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 8 augustus 2001 BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 8 augustus 2001 Vonnisnummer : 2000/053, 2000/088 en 2000/089 Datum : 8 augustus 2001 Rechters : mrs. Van Gijn, Ilsink en Groeneveld Middel : Winstbelasting Artikel : 7 en 33

Nadere informatie

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 van Gemeente Haarlemmermeer Baan Kleef Aan DomJur 2008-432 Rechtbank Haarlem Zaak-/rolnummer: 151558 / KG ZA 08-640 en 151565 / KG ZA 08-641 Datum: 22 december 2008 Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Bij e-mail van 21 juni 2014 heeft beklaagde een verweerschrift ingediend bij de Raad.

Bij e-mail van 21 juni 2014 heeft beklaagde een verweerschrift ingediend bij de Raad. Afwikkeling van huurovereenkomst. Onvoldoende overleg met (mede-)eigenaar. Klaagster en haar ex-partner hebben hun woning te koop aangeboden. Nadat beklaagde de ex-partner van klaagster in contact had

Nadere informatie

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2012 in de zaak tussen

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2012 in de zaak tussen Kwijtscheldingsvrijstelling mist toepassing nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de op hem rustende lijfrenteverplichting aan zijn vader niet meer voor verwezenlijking vatbaar was LJN: BV2968, Rechtbank

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-580 (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris) Klacht ontvangen op : 4 augustus 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur). Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Arnhem nummers 13/01158 en 13/01159 uitspraakdatum: 24 februari 2015 nummer / Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 Instantie Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7455 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie