Instelling. Onderwerp. Datum

Transcriptie

1 Instelling Rechtbank van Eerste Aanleg te Hasselt Onderwerp Art. 64,2de lid W.Succ.. Duo-legaat Datum 19 september 2013 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. M&D Seminars 2014 M&D SEMINARS Eikelstraat De Pinte T F info@mdseminars.be

2 Home > FISCALITEIT > Successierechten > Rechtspraak > Vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt dd Vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt dd Art. 64,2de lid W.Succ. - Duo-legaat EE/ Samenvatting De overledene had in haar testament naast 8 algemene legatarissen een VZW aangeduid als bijzondere legataris voor een geldsom van EUR op last de successierechten voor de overige legatarissen te betalen en "de benodigde gelden om juist genoemde successierechten te kunnen betalen". De ontvanger belastte in hoofde van de VZW enkel de som van EUR aan 8%, zonder rekening te houden met het bedrag aan successierechten dat naast de geldsom aan de VZW gelegateerd werd. De rechtbank is van oordeel dat de berekening correct is gebeurd. De verplichting "om iets te doen" kan immers niet beschouwd worden als een legaat en kan niet worden afgetrokken van hetgeen door andere erfgenamen wordt bekomen; anders handelen zou strijdig zijn met art.64, 2de lid, W.Succ. (zie Van Acoleyen, Successierechten, nr. 52, 3, d; Decuyper, J. en Ruysseveldt, J. Successierechten , nr.1266; Weyts, Notarieel Fiscaal Recht, deel II, De aangifte van nalatenschap, nr. 535, blz. 426; Rb. Namen, 20 oktober 2005, Rep. RJ, S ). Volledige tekst DE BURGERLIJKE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG, ZITTING HOUDENDE TE HASSELT, ELFDE KAMER.C, HEEFT HET VOLGENDE VONNIS UITGESPROKEN : IN ZAKE A.R. nr. 11/1431/A; M. J., geboren te N. op , wonende te H. M. L.,.geboren te N. op , wonende te H.-Z. J. M., geboren te W. op , wonende te M. M. P., geboren te N. op 01.03,1949, wonende te O.

3 N. A., geboren te L. op , wonende te L. J. B., geboren te L. op , wonende te A. J. P., geboren te L. op , wonende te B. J. M., geboren te H. op , wonende te B.-K. eisers, vertegenwoordigd door mr. H. V. loco mr. B. J., advocaat te P. tegen: DE BELGISCHE STAAT, FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIËN, in de persoon van de Minister van Financiën, 1000 Brussel, Wetstraat 12, ADMINISTRATIE VAN DE BTW, REGISTRATIE EN DOMEINEN, in de persoon van de ontvanger van het registratiekantoor te Hasselt, met burelen gevestigd te 3500 Hasselt, Voorstraat Verweerder, vertegenwoordigd door mr. O. loco mr. F. R., advocaat te T. VOLGT HET VONNIS: Gelet op: - het verzoekschrift op tegenspraak, dat werd neergelegd ter griffie van deze rechtbank op ; - de besluiten, aanvullende besluiten, synthesebesluiten en stukken van verweerder; - de conclusies en stukken van eisers. I. FEITEN EN VOORGAARDEN 1. Het geschil heeft betrekking op de fiscale afhandeling van de nalatenschap van mevr. J. P. overleden te Hasselt op Ingevolge haar internationaal testament gedicteerd aan notaris J. F. te L. op , neergelegd tussen de minuten van notaris J. F. te L. op 23.02,2010 heeft 2dj over haar nalatenschap beschikt als volgt: "(...) Ik legateer: 1. Aan de VZW "MS en Revalidatiecentrum" met zetel te O.: a) een bedrag van tienduizend (10.000,00) EURO maar op de last de successierechten voor mijn overige legatarissen te betalen; b) de benodigde gelden om juist genoemde successierechten te kunnen betalen; 2. Al het overige in volgende verhoudingen aan: a) M. J., M., V. (geboren N. 6 juli 1939), wonende te H. voor 17/100 met recht van plaatsvervulling;

4 b) M., L., M., G. (geboren te N. 9 juni 1941), wonende te D. S. 70, H.-Z., voor 20/100 met recht van plaatsvervulling; c) J. M., W., A. (geboren W. 29 maart 1948), wonend te M. voor 14/100 met recht van plaatsvervulling; d) M. P., K., E. (geboren N. 1 maart 1949), wonend te O voor 14/100 met recht van plaatsvervulling; e) N. A., geboren L. 11 mei 1935), wonend te L. voor 14/100; f) J. B., wonend te A. voor 7/100 g) J. P., wonend te B. voor 7/100; h) J. M., wonend te R. voor 7/ Op dienden eisers een naar vorm regelmatige aangifte van nalatenschap in (zie stuk B1, bundel verweerder). De neergelegde aangifte sloot af met een netto-actief van ,48 euro, De verschuldigde successierechten bedroegen in hoofde van eisers in totaal ,71 euro, hetgeen werd betaald op (zie stuk B2, bundel verweerder). Bij de betekening van de successierechten heeft de Ontvanger de VZW getaxeerd op een legaat van slechts ,00 euro en de andere erfgenamen op het saldo van de nalatenschap onder aftrek van ,00 euro. 3. De erfgenamen konden niet akkoord gaan met deze berekening van de successierechten. Op werd een mailbericht verzonden naar de e.a. inspecteur van het tweede registratiekantoor te Hasselt, aangevuld met mailberichten van 10 en (zie stuk B3, bundel verweerder). Bij brief van liet de ontvanger van het registratiekantoor Hasselt II aan de erfgenamen weten in het betaalbericht dat de last om de successierechten te betalen van een andere erfopvolger wordt beschouwd als een verbintenis om iets te doen en dat deze verbintenis voor de heffing van het successierecht verwaarloosd wordt. Bij brief van hebben de erfgenamen bezwaar ingediend bij de gewestelijke directeur van de registratie te Hasselt, dewelke het dossier voor advies heeft overgemaakt aan het Hoofdbestuur van de Patrimoniumdocumentatie (zie stuk B5, bundel verweerder). Op werd beslist dat het standpunt van de e.a. inspecteur werd aanvaard (zie stuk B6, bundel verweerder). Bij schrijven van hebben de erfgenamen een aanvraag tot bemiddeling ingediend bij de Fiscale Bemiddelingsdienst, welke op besliste dat het standpunt van de administratie diende gehandhaafd te blijven (zie stuk B7, bundel verweerder). 4. Bij verzoekschrift op tegenspraak van hebben de erfgenamen een tegensprekelijke procedure ingeleid bij de rechtbank van eerste aanleg. II. BEOORDELING 1. Ontvankelijkheid

5 Er worden door verweerder geen middelen van niet-ontvankelijkheid opgeworpen en de rechtbank bemerkt geen ambtshalve op te werpen excepties met betrekking tot haar bevoegdheid en de ontvankelijkheid van de eis. De eis is dan ook ontvankelijk. 2. Ten gronde 1. De vordering van de administratie is gesteund op art. 64, 2e W. Succ. Dat stelt dat: "Voor de vererving van het successierecht wordt beschouwd als legaat de verbintenis die, in een testament of andere beschikking ter zake des doods, opgelegd wordt door de overledene aan zijn erfgenaam, legataris of begiftigde om aan een met naam aangeduide derde een kapitaal of een rente te geven die in natura in de erfenis bestaat en in geld of in vervangbare zaken betaalbaar is. Kan niet beschouwd worden als een legaat, de verbintenis om iets te doen opgelegd aan een erfgenaam, legataris of begiftigde ten bate van een ander en, inzonderheid, de last opgelegd aan de erfgenamen, legatarissen of begiftigden om de rechten en kosten verbonden aan een aan een andere persoon gedaan legaat te dragen." De betwisting handel over de uitwerking van het bijzonder legaat, het zogenaamd "duo-legaat" aan de VZW "R. & MS c." Bij internationaal testament van , gedicteerd aan notaris B. I. te L.l legateerde de decujus aan deze VZW: a) Een bedrag van ,00 euro, maar op last de successierechten voor de overige legatarissen te betalen; b) De benodigde gelden om de juist genoemde successierechten te kunnen betalen. In de berekening van de e.a. inspecteur ven het tweede registratiekantoor van Hasselt werd de VZW belast over een bedrag van ,00 euro aan 8,80%. Het overige netto-actief werd in hoofde van de overige legatarissen belast aan het tarief vreemden (zie stuk B2, bundel verweerder). De rechtbank is van oordeel dat deze berekening correct is gebeurd, De verplichting "om iets te doen" kan immers niet beschouwd worden als een legaat en kan niet worden afgetrokken van hetgeen door andere erfgenamen worden bekomen; anders handelen zou strijdig zijn met art. 64, 2e W. Succ. (zie VAN ACOLEYEN, Successierechten, nr. 52, 3, d; DECUYPER, J, en RUYSSEVELDT, J. Successierechten , nr. 1266; WEYTS, Notarieel Fiscaal recht, deel II, De aangifte van de nalatenschap, nr. 535, blz. 426; Rb. Namen, 20 oktober 2005, De vordering van eisers is derhalve ongegrond. Wat betreft de kosten van de procedure dient er rekening gehouden te worden met de inwerkingtreding van de wet van betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten van een advocaat (B.S., ) en de onmiddellijke toepassing van deze wet op alle hangende gedingen vanaf (zie art. 13 en 14). Partijen hebben ter zake standpunt ingenomen. De vordering is in geld waardeerbaar en de rechtbank bemerkt geen enkele reden om af te wijken van het basisbedrag.

6 De voorschriften van de artikelen 2-30 tot 37 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken werden nageleefd. OM DEZE REDENEN: De rechtbank, rechtdoende op tegenspraak, Verklaart de vordering van eisers ontvankelijk doch ongegrond, Veroordeelt eisers tot de kosten en vereffent deze kosten aan de zijde van verweerder op een rechtsplegingvergoeding t.b.v ,00 euro. Aldus gevonnist en uitgesproken in openbare zitting van de elfde kamer C, op het gerechtshof te Hasselt op , alwaar aanwezig waren: ( )