TECHNISCH REGLEMENT 2016 CLUB KLASSE

Transcriptie

1 TECHNISCH REGLEMENT 2016 CLUB KLASSE VERSIE 1.0

2 Dutch Time Attack Championship 2015 Technisch Reglement Club klasse V1.0 Inhoud Inleiding 2 Wijzigingen t.o.v. het reglement Algemeen 3 2 Motorisch 3 3 Aandrijving 5 4 Ophanging 5 5 Chassis 6 6 Interieur 8 7 Elektronica 9 8 Deelnemers eisen 10 1 P a g i n a

3 Inleiding De Club klasse fungeert als opstart klasse binnen het Toyo Tires Time Attack Kampioenschap. Deze klasse is bedoeld om (nieuwe) deelnemers met een beperkt aangepaste auto te laten kennismaken met het Time Attack kampioenschap. Voor meer informatie omtrent de klasse indeling wordt verwezen naar het sportief reglement. Wijzigingen t.o.v. het 2015 reglement Artikel 1.1: Afwijkingen reglement nieuw toegevoegd; Artikel 2.3: De volgende wijzigingen: o Toegestaan: Aan de pomp verkrijgbaar verwijderd; o Toegestaan: (Race) benzine toegevoegd; o Niet toegestaan: Racebenzine verwijderd. Artikel 3.3: Het voertuig moet voorzien zijn van een werkende achteruit versnelling toegevoegd; Artikel 5.6: gewijzigd naar een verplichting tot een 4 punts rolkooi; Artikel 6.3: gewijzigd naar een verplichting tot een 4 punts gordel; Artikel 6.6: reglement inzake camera s toegevoegd; Artikel 7.2: inzake verlichting, beschermende folie toegevoegd. Concept wijzigingen reglement 2017 Voor het 2017 seizoen worden de volgende wijzigingen overwogen: Het opnemen van aanvullende verplichtingen inzake de kleding, betreffende de vereiste tot het dragen van een deugdelijk racepak is doorgeschoven naar P a g i n a

4 1 Algemeen 1.1 Afwijken van het reglement De organisatie dan wel het hoofd van de technische commissie behoud zich te allen tijde het recht voor om af te wijken van het technisch reglement op het moment dat de veiligheid onomstotelijk niet in het geding is. 1.2 Staat van het voertuig Het voertuig dient in goede conditie te verkeren en representatieve uitstraling te hebben binnen het Time Attack deelnemersveld. Indien bij de keuring zaken worden geconstateerd waarin het technisch reglement niet voorziet, welke de technische commissie als onveilig beoordeelt, dan kan de technische commissie besluiten het voertuig op basis hiervan af te keuren. 1.3 Niet voldaan het reglement De organisatie behoudt zich het recht voor deelnemers te weigeren en het recht op deelname te ontnemen als blijkt dat aan één of meerdere artikelen van dit reglement niet voldaan kan worden. Restitutie van deelnamegelden is in deze situatie niet van toepassing. 1.4 Vragen/contact Bij vragen inzake het technisch reglement kan de deelnemer zich wenden tot de technische commissie via 2 Motorisch 2.1 Motor Geen restricties. 2.2 Drukvulling Geen restricties. Voor de regelgeving omtrent het gebruik van screamerpipes wordt verwezen naar artikel Brandstof Toegestaan: (Race) benzine, diesel, LPG, E85 (Bio ethanol). Niet toegestaan: Alcohol, nitromethaan en zelf vervaardigde brandstof. 2.4 Brandstofsysteem Algemeen Aan het brandstofsysteem worden de volgende eisen gesteld: 1. Het brandstofsysteem dient in goede staat te verkeren; 2. Het volledige brandstof systeem dient lekvrij te zijn; 3. Slangen en overige componenten dienen deugdelijk gemonteerd te zijn en mogen niet kunnen schuren tegen scherpe delen. 3 P a g i n a

5 Brandstoftank en brandstofpompen Indien de brandstoftank en/of brandstofpompen zich in het rijdercompartiment bevinden dienen deze van het rijdercompartiment afgesloten te worden middels een schot. Brandstofleidingen Ten aanzien van de brandstofleidingen gelden de volgende eisen: 1. Brandstofleidingen mogen zich in het rijdercompartiment bevinden mits: o Deze geen koppelingen bevatten. Een koppeling in het schutbord is wel toegestaan; o Gebruik is gemaakt van staal omvlochten leidingen; 2. Brandstofleidingen mogen door de cardan/uitlaat tunnel lopen. 2.5 Uitlaat De uitlaat moet gasdicht zijn en aan een zij of achterkant van de auto uitmonden. Het maximaal toegestane geluidsniveau zal voorafgaand aan het evenement kenbaar gemaakt worden. 2.6 Screamerpipe Onder een open screamerpipe wordt verstaan; het direct dumpen van uitlaatgassen vanuit de wastegate in de atmosfeer zonder deze terug te voeren terug in het uitlaatsysteem. Aan het gebruik van een screamerpipe worden de volgende eisen gesteld: 1. Open screamerpipes zijn alleen toegestaan in combinatie met de kledingvoorschriften zoals opgenomen in artikel 8.4; 2. De screamerpipe mag niet zodanig geconstrueerd zijn dat er een verhoogd risico op brand ontstaat, wat bij de technische keuring door de keurmeesters beoordeeld zal worden. Bij twijfel wordt geadviseerd vooraf contact op te nemen met technische commissie. Opmerking: screamerpipes brengen inherent een hoger geluidsniveau van het voertuig met zich mee, daarom wordt aangeraden wordt deze terug de uitlaat in de leiden. Een hoger uitlaatniveau brengt diskwalificatie risico s voor de rijder met zich mee. 2.7 Oil Catch en/of breather tank Indien OEM carterontluchting verwijderd /onderbroken is moet een catchtank met een inhoud van tenminste 500ml gemonteerd zijn waarop de carterontluchting aangesloten dient te zijn. Een los filter op het kleppendeksel is verboden. 2.8 Overlooptank koelvloeistof Een overlooptank voor koelvloeistof met een minimale inhoud van 500ml is verplicht en dient deugdelijk gemonteerd te zijn. Het volledige koelvloeistofsysteem dient lekvrij te zijn. 4 P a g i n a

6 2.9 Smeersysteem De OEM oliepomp mag vervang worden door een dry sump systeem. Het smeersysteem moet aan de volgende vereisten te voldoen: 1. Moet volledig lekvrij zijn; 2. Alle componenten van het smeersysteem moeten deugdelijk bevestigd te zijn; 3. De componenten mogen zich in beginsel niet in de buurt van bewegende delen of de uitlaat bevinden. Een uitzondering hierop vormen leidingen onder voorwaarden deze afdoende zijn beschermd middels een stalen buis of een schild; 4. Alle componenten van het smeersysteem zoals olieleidingen, pompen, koelers etc. dienen zich buiten het rijdercompartiment te bevinden. 5. De carterplug dient geborgd te zijn Nitrous oxide systemen Elke vorm van nitrousoxide (NOS) inspuitsystemen is verboden. 3 Aandrijving 3.1 Aandrijflijn Alle vormen van aandrijflijnen zijn toegestaan en mogen gewijzigd worden onder voorwaarde dat voorzien zijn van een herkeuring door de RDW. 3.2 Koppeling Geen restricties. 3.3 Versnellingsbak 1. Alle typen versnellingsbakken zijn toegestaan. In gebruik wordt gemaakt van een automatische versnellingsbak mag de auto niet gestart kunnen worden wanneer de auto in drive of reverse staat; 2. Het voertuig moet voorzien zijn van een werkende achteruit versnelling. 3.4 Aandrijfassen 1. De aandrijfassen dienen geborgd te zijn; 2. De stofhoezen dienen lekvrij te zijn. 4 Ophanging 4.1 Draagarm/fusee/stuurinrichting 1. De kogels dienen geborgd te zijn. 2. OEM draagarmen mogen niet verlicht worden. 3. De draagarmen, kogels en stuurhuis dienen spelingvrij te zijn. 4.2 Schokbrekers Het voertuig dient voorzien te zijn van tenminste vier deugdelijke schokbrekers (veer met demper). 5 P a g i n a

7 4.3 Wielspacers/adapters Het gebruik van maximaal 1 wielspacer per wiel is toegestaan. Bij het gebruik van een wielspacer dient men er voor te zorgen dat de wielbout of moer tenminste 15mm in de hub of op de stud gedraaid kan worden als het wiel gemonteerd is. 4.4 Remmen Remsysteem Aan het remsysteem worden de volgende eisen gesteld: 1. Per wiel is minimaal 1 hydraulisch bediende rem verplicht. 2. Het hydraulisch systeem dient gescheiden te zijn (voor-achter of diagonaal). 3. Het volledige remsysteem moet lekvrij zijn. Remleidingen Leidingen dienen in goede staat en beschermt te zijn tegen doorschuren door zowel bewegende als scherpe delen. Remschijven Aan de remschijven worden de volgende eisen gesteld: 1. Behoudens haarscheurtjes dienen de remschijven vrij van scheuren te zijn; 2. De remschijven dienen van voldoende dikte te zijn. 4.5 Wielen De wielen (combinatie velg en band) mogen per kant maximaal 30mm buiten de spatbordrand uitsteken. 4.6 Banden Alleen personenwagenbanden met een ECE Keurmerk zijn toegestaan. Minimale snelheidsindex H(210km/h). Indien de wedstrijdleiding een sessie als een wet race verklaart, dienen de banden een minimale profieldiepte van 2mm te hebben over het hele loopvlak. 5 Chassis 5.1 Constructie Er mag uitsluitend deelgenomen worden met een voertuig met fabriekschassis. Buizen chassis/silhouette auto s zijn niet toegestaan. 5.2 Modificaties chassis Modificaties aan het chassis zijn toegestaan mits aan de volgende vereisten wordt voldaan: 1. Geen inbreuk wordt gedaan op de sterkte en veiligheid van het chassis; 2. Magnesium mag niet in het plaatwerk of chassis verwerkt zijn. 6 P a g i n a

8 5.3 Deuren 1. Er dienen minimaal 2 van binnen en buiten te openen deuren aanwezig te zijn. 2. Deuren mogen vervangen worden voor lichtgewicht exemplaren onder voorwaarde dat dit wordt gecombineerd met een 6 punts rolkooi met doorbars (voor de vereiste constructie wordt verwezen naar artikel 5.6). 5.4 Motorkap De OEM motorkap mag vervangen worden mits voldoende maatregelen zijn getroffen ter borging van een adequate vergrendeling. 5.5 Schutbord Het voertuig dient een schutbord te welke de motorruimte compleet afsluit van het rijdercompartiment. 5.6 Rolbeugel/rolkooi Minimum vereiste Een 4 punts rolbeugel is verplicht, een 6 punts rolkooi wordt aangeraden. De buizen rond de bestuurder dienen bedekt te zijn met een zachte beschermlaag (rolkooipadding) met of zonder FIA keur. Gebruik 6 punts rolkooi Bij gebruik van een 6 punts rolkooi dient deze geconstrueerd te zijn volgens de basis FIA eisen (keurmerk niet verplicht). Voor afmetingen en tekeningen zie Appendix J 253 van het FIA jaarboek. Basisconstructies De rolkooi moet 1 van de volgende basisconstructies bezitten. Materiaalspecificaties: De volgende materiaalspecificaties zij vereist: 1. Koudgetrokken naadloze buis van koolstofstaal (bijvoorbeeld CrMo, Fe45). RVS/Aluminium verboden; 2. De hoofdbeugel (de omgekeerde U vorm achter de stoelen) bij constructies en moeten van 50x2 of 45x2,5 mm staal gemaakt zijn. Voor de hoofdbeugel (donker gekleurd) van gelden dezelfde eisen. Voor alle andere verbindingen moet 38x2,5 mm of 40x2 mm buis gebruikt worden; 3. De bevestigingsvoeten van de hoofdbeugel moeten op een gelaste verstevigingsplaat van minimaal 3mm dik en ten minste 120 cm2 in oppervlakte gemonteerd worden; 4. De buizen rond de bestuurder dienen bedekt te zijn met een zachte beschermlaag. Zogenaamde rolkooipadding met of zonder FIA keur. 7 P a g i n a

9 5.7 Voorruit 1. De voorruit dient in goede conditie te verkeren; 2. De vooruit mag scheuren bevatten voor zover dit het zicht niet belemmert; 3. Indien gebruik wordt gemaakt van polycarbonaat dient deze een minimal dikte van 4mm te hebben; 4. Plexiglas is verboden. 5.8 Zij en achterruiten 1. Deze dienen in goede conditie te verkeren; 2. Gebruik van polycarbonaat is toegestaan; 3. Plexiglas is verboden. 5.9 Aerodynamische aanpassingen Ten aanzien aerodynamische aanpassingen, zoals spoilers, airdams, sideskirts, wings, splitters, diffusers, scoops en underbody s, geld dat deze deugdelijk bevestigd moeten zijn Spiegels Het voertuig dient van minimaal twee zijspiegels (aan beide zijkanten één!) voorzien te zijn Sleepogen Het voertuig moet voorzien zijn van zowel voor als achter een sleepoog, welke duidelijk aangegeven dienen te worden met een contrasterende pijl. 6 Interieur 6.1 Bekleding Verwijderen van zij, achter en deurpanelen is toegestaan mits alle gaten en scherpe delen in de nabijheid van de rijder afgeschermd/af getaped zijn. Het dashboard mag vervangen worden door een andere variant. 6.2 Stoelen De keus van de stoel is vrij, waaraan de volgende eisen worden gesteld: 1. De stoel moet in een goede conditie verkeren; 2. De stoel moet deugdelijk bevestigd zijn; 3. De stoel moet vrij zijn van speling. 8 P a g i n a

10 6.3 Gordels Aan de gordels worden de volgende eisen gesteld: 1. Het voertuig dient voorzien te zijn van mimimaal een 4 puntsgordel; 2. De gordels dienen in een goede staat te verkeren; 3. De gordels dienen deugdelijk bevestigd te zijn aan het chassis op de OEM punten, of anders: o Middels een FIA gordelplaat en oog; o Aan de rolkooi (er mogen geen ogen aan de rolkooi gelast worden). Het dragen van brandwerende kleding wordt geadviseerd. 6.4 Stuur Het stuur dient in goede conditie te verkeren en deugdelijk bevestigd te zijn. 6.5 Brandblusser/brandblussysteem Een brandblusser of blusinstallatie is verplicht en moet aan de volgende vereisten voldoen: 1. Zich binnen handbereik van de bestuurder bevinden; 2. Deugdelijk bevestigd zijn, middels twee stalen banden en snelsluiters; 3. De minimale inhoud van de blusser is 1 liter. Alleen poeder, schuim en CO2 blussers zijn toegestaan. Let op De houdbaarheidsdatum mag niet verstreken zijn. 6.6 Camera s Iedere camera aanwezig in het voertuig moet stevig bevestigd zijn aan de rolkooi door middel van door de technische commissie goedgekeurde bevestigingen. 7 Electronica 7.1 Accu Aan de accu worden de volgende eisen gesteld: 1. De accu dient deugdelijk bevestigd te zijn ( gebruik van spanbanden is hierbij toegestaan). 2. De polen dienen afgedekt te zijn. 3. Indien de accu zich in het rijdercompartiment bevind, dient deze, met uitzondering van zogenaamde gelaccu s, in een vloeistofdichte bak te zijn geplaatst. 7.2 Verlichting De volgende werkende verlichting is verplicht: 1. Minimaal 1 werkend voorlicht; 2. Minimaal 1 werkend achterlicht; 3. Minimaal 2 werkende remlichten; 4. Werkende knipperlichten aan de achterzijde van het voertuig. 5. Alle naar voren gerichte verlichting dient voorzien te zijn van een beschermende folie. 7.3 Ruitenwissers Bij regen dienen voor ruitenwissers werkend en aanwezig te zijn. 9 P a g i n a

11 7.4 Killswitch Het gebruik van een killswitch is niet verplicht maar wordt sterk aangeraden. Het doel van de killswitch is het onderbreken van het gehele stroomcircuit met daarmee de brandstofpomp en motor in het geval van een ongeval of brand. Hierdoor kan de Marshall in het geval van een ongeval de stroom, en daarmee de motor en brandstofpomp, uitschakelen. Indien gebruik wordt gemaakt van een killswitch moet deze aan de volgende eisen voldoen: 1. Dient van buiten het voertuig bedienbaar te zijn en zich te bevinden onder de voorruit (mag zowel aan de linker- als rechterkant); 2. Zowel elektrische (relais) als mechanische (T pull kabel) bediening van de switch is toegestaan maar moet aangeduid worden met een aan/uit sticker aan de buitenzijde. 3. Van het gebruik van een killswitch kan afgezien worden op het moment dat het voertuig af fabriek is voorzien van een geautomatiseerd systeem waarmee het gehele stroomcircuit wordt onderbroken, bij een impact. 8 Deelnemers eisen 8.1 Rijbewijs/licentie De deelnemer moet in het bezit zijn van: 1. Een geldig Europees rijbewijs, of; 2. Een racelicentie (op minimaal club niveau), waarbij een minimum leeftijd van 18 van toepassing is. Indien een race-licentiehouder jonger is dan 18 jaar, kan i.o.m. ouders/bevoegd voogd toestemming verleend worden tot deelname. 8.2 Helm Het gebruik van een helm is gedurende alle sessies op de baan verplicht en verdient aan de volgende voorwaarden te voldoen: 1. De helm moet minimaal een ECE keurmerk bezitten; 2. De helm dient in goede conditie te verkeren. 8.3 Kleding De gedragen kleding moet de beide benen en armen geheel bedekken, waaraan de volgende eisen worden gesteld: 1. Korte broek of shirt met korte mouwen niet toegestaan; 2. Kleding gemaakt van Nylon niet toegestaan; 3. Sandalen, Slippers e.d. zijn niet toegestaan. 8.4 Kleding (bij gebruik screamerpipe) De kleding dient in goede staat te verkeren en moet aan de volgende voorwaarden voldoen: 1. Een autosportoverall met het keurmerk FIA 8856&2000 is verplicht (mag verlopen zijn). 2. Een balaclava met het keurmerk FIA 8856&2000 is verplicht (mag verlopen zijn). 3. Handschoenen met het keurmerk FIA 8856&2000 zijn verplicht (mag verlopen zijn). 8.5 Alcohol/drugs Het gebruik van alcohol en/of drugs is niet toegestaan voor en tijdens het evenement. Bij twijfel kan de organisatie de deelnemer aan een test onderwerpen en indien nodig uitsluiten van deelname zonder restitutie van deelnamegelden. 10 P a g i n a