Geacht College, Onderzoeksvragen

Transcriptie

1 Gemeente Geertruidenberg College van Burgemeester en Wethouders Afdeling BOR-Milieu T.a.v. mevrouw ing. S. van Orsouw Postbus GA RAAMSDONKSVEER mr. J.A.M. van Heijningen Advocaat Stationsplein Postbus AJ 's-hertogenbosch T: F: E: I: Datum 2 december 2014 Uw referentie Onze referentie /104/ibe Geertruidenberg/advies beheersovk. rivier De Donge Geacht College, Bij brief d.d. 9 oktober jl. hebt u mij gevraagd de gemeente in bovenvermelde zaak te adviseren. Gaarne voldoe ik aan uw verzoek. Op 13 oktober jl. heeft een bespreking plaatsgevonden, waarbij u een toelichting hebt gegeven op het geschil dat u hebt met een aantal belanghebbenden over de vraag tot welke diepte u verplicht bent het aan de gemeente in eigendom toebehorende gedeelte van de rivier De Donge en het Zuidergat, voor zover bestemd voor de recreatievaart, uit te baggeren. In het onderstaande vermeld ik de door u gestelde vragen, geef vervolgens een korte schets van de feiten, plaats deze in het juridische kader en kom tot slot tot concrete beantwoording van de door u gestelde vragen. Ik sluit het advies af met een aanbeveling. Onderzoeksvragen 1. Voldoet de gemeente aan haar wettelijke verplichtingen zoals opgenomen in het baggerbestek om het Zuidergat uit te baggeren tot een waterdiepte/vaardiepte van 1,20 m - NAP; 2. Welke rechten kunnen derden ontlenen aan de overeenkomst: - indien bagger aanslibt, wanneer moet de gemeente dan uitbaggeren; - hoe moet de onderhoudsverplichting worden ingevuld. 3. Kunnen derden nog opkomen tegen het inmiddels onherroepelijk geworden verkeersbesluit d.d. 24 oktober 2006, genomen door het College van Burgemeester en Wethouders, waarbij onder meer door middel van plaatsing van een bord G5.3 uit bijlage VII van het BinnenvaartPolitiereglement de waterdiepte/vaardiepte in het onder 1. van het verkeersbesluit genoemde vaarvak wordt teruggebracht naar 1,70 m -NAP. 4. Was het College van Burgemeester en Wethouders bevoegd tot het destijds nemen van dit verkeersbesluit;

2 5. Is het mogelijk jegens de gemeente een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Algemeen De gemeente heeft op 16 december 2004 de overeenkomst met Rijkswaterstaat gesloten. In deze overeenkomst is voor zover van belang bepaald dat het beheer, onderhoud en een deel van de eigendom van de rivier De Donge en het Zuidergat overgaat van de Staat naar de gemeente. In artikel 1 is beschreven wat aan de gemeente in eigendom is overgedragen. Bij notariële akte van transport d.d. 22 december 2004 is aan de gemeente in eigendom overgedragen hetgeen is gemeld in de overeenkomst. Bij Koninklijk Besluit d.d. 23 juni 2005 is onder meer bepaald: "1. De Staat brengt bij de Gemeente Geertruidenberg in beheer en onderhoud het over de in de gemeente Geertruidenberg gelegen gedeelte van de rivier De Donge met inbegrip van het Zuidergat." Bovendien is in artikel 3 van het Koninklijk Besluit bepaald dat de overgang van het beheer en onderhoud zoals hiervoor geciteerd geschiedt tegen betaling door de Staat aan de gemeente van een vergoeding groot ,-. Op 24 oktober 2006 heeft het College van Burgemeester en Wethouders een verkeersbesluit genomen. In artikel 2 van dit besluit is bepaald: "2. middels de plaatsing van het bord G5.3 (dieptebord) uit bijlage VII van het BinnenvaartPolitiereglement (BPR) de vaardiepte in het onder 1 genoemde vaarvlak terug te brengen tot 1,70 m -NAP;". De gemeente heeft besloten, de vaargeul van het Zuidergat van De Donge uit te baggeren. Hierbij wordt uitgegaan van het uitbaggeren tot een diepte van 1,20 m -NAP bij een gemiddelde waterstand 0,50 m +NAP, zodat de totale waterdiepte/vaardiepte 1,70 m bedraagt. Belanghebbenden hebben tegen de gemeente een kort geding procedure bij de civiele voorzieningenrechter aanhangig gemaakt en gevorderd de gemeente te veroordelen tot het uitdiepen van het Zuidergat van De Donge tot een waterdiepte/vaardiepte van primair 3 m -NAP subsidiair 2 m -NAP, meer subsidiair 1,70 m -NAP, alle diepten gemeten vanaf NAP 0 geen rekeninghoudende met een gemiddelde waterstand van +NAP 0,50. De civiele Voorzieningenrechter heeft bij vonnis d.d. 24 februari 2014 de vordering afgewezen om formele redenen. Juridisch kader Bij beoordeling van de vraag tot welke diepte de gemeente het Zuidergat dient uit te baggeren dient nagegaan te worden of er een verplichting bestaat tot het uitbaggeren van het Zuidergat tot een bepaalde diepte. De overeenkomst 2

3 Opvallend is, dat in de overeenkomst geen duidelijke definitiebepalingen zijn opgenomen. Zo wordt niet gedefinieerd wat wordt verstaan onder de in de overeenkomst gebruikte begrippen zoals: diepgang en waterdiepte/vaardiepte. Niet wordt voorgeschreven respectievelijk toegelicht, hoe deze berekend moeten worden. Dit betekent, dat nagegaan moet worden of er andere aanknopingspunten te vinden zijn om vast te stellen waartoe de gemeente verplicht is. Opgemerkt zij, dat een overeenkomst geen algemeen verbindende voorschriften omvat, doch rechten en plichten inhoudt die uitsluitend tussen partijen gelden. De gemeente heeft een overeenkomst gesloten met Rijkswaterstaat. Dit betekent, dat derden in beginsel aan deze overeenkomst geen rechten kunnen ontlenen. Het staat partijen bij de overeenkomst overigens niet onder alle omstandigheden vrij de belangen van derden bij behoorlijke nakoming van de overeenkomst te verwaarlozen. 1 In artikel 4 van de overeenkomst is met betrekking tot "Vaardiepte" het volgende bepaald: " - noordelijk gedeelte (Amer/Bergschen brug): beroepsvaart met een diepgang van 3 m; - middengedeelte (Bergschen brug/koedamstraat): recreatievaart met een diepgang van 1,70 m; - zuidelijk gedeelte (Koedamstraat/Wilhelminakanaal): beroepsvaart met een diepgang van 3 m". In dit artikel worden twee begrippen door elkaar gebruikt. In het kopje is vermeld dat dit artikel ziet op vaardiepte. In het artikel zelf wordt gesproken over diepgang. Een redelijke uitleg van dit artikel brengt met zich mee dat diepgang moet worden gelezen als vaardiepte. Dit laatste begrip wordt in het onderstaande nog nader toegelicht en gedefinieerd. Een overeenkomst die niet in alle opzichten duidelijk is dient te worden bezien in het licht van de voorgeschiedenis van de totstandkoming daarvan. Voorafgaande aan de totstandkoming is door Rijkswaterstaat aan Adviesbureau Tauw verzocht een "Kwantificering op te stellen van de hoeveelheid bagger: Traject Donge te Geertruidenberg". In dit advies is een tabel 1 opgenomen waarin onder meer zijn vermeld de breedte, diepte en gewenste bodemhoogte van de vaargeul. Van belang is vast te stellen, dat Tauw in aanmerking neemt de zogenaamde gemiddelde waterstand. Uitgangspunt zijn daarbij de dieptes -NAP. Tauw houdt daarbij rekening met de gemiddelde waterstand zijnde 0,50 +NAP. Bij de overeenkomst is een profieltekening gevoegd. In deze profieltekening is voor wat betreft het profiel van de beroepsvaart uitgegaan van een diepte van 3,50 m -NAP. Aangezien er sprake is van een gemiddelde waterstand van 0,50 m +NAP, geldt een profiel voor de beroepsvaart van 3 m. Bij het profiel voor de recreatievaart wordt uitgegaan van 1,70 m -NAP. Blijkens de tekening behorende bij de overeenkomst wordt niet vermeld de gemiddelde waterstand van 0,50 m +NAP. In de hiervoor besproken tabel 1 heeft Tauw echter expliciet de gemiddelde waterstand 1 HR 2004 ECLI:NL:HR:2004:AO

4 meegenomen. Verdedigd kan worden, dat er sprake is van een onjuistheid/onnauwkeurigheid in deze tekening, nu verdedigbaar is, dat rekening moet worden gehouden met de gemiddelde waterstand van 0,50 m +NAP, althans dit zou een redelijke uitleg zijn. Referentiekader Algemeen Hiervoor is vermeld dat de overeenkomst onder het kopje "Vaardiepte" de diepgang van de recreatievaartuigen aangeeft. Aangezien de overeenkomst tussen partijen in beginsel niet van toepassing is dient te worden onderzocht of er sprake is van een algemeen verbindend voorschrift dat de gemeente een verplichting oplegt tot welke diepte zij het Zuidergat dient uit te baggeren. Voor zover ik heb kunnen nagaan bestaat er geen algemeen verbindend voorschrift dat voorschrijft tot welke diepte de gemeente een recreatievaart zoals het Zuidergat dient uit te baggeren. Het voorgaande laat onverlet dat de gemeente bij het nemen van besluiten ook zorgvuldig dient te handelen jegens derden en mitsdien de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht dient te nemen. De vraag is evenwel hoe deze open normen moeten worden ingevuld. Onderzocht moet worden of er normen zijn waaraan getoetst zou kunnen worden. Denkbaar is dat als referentie zouden kunnen dienen de Richtlijnen Vaarwegen 2011 van Rijkswaterstaat en/of de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN) Voor alle duidelijkheid dient te worden opgemerkt, dat de gemeente alleen gebonden is aan haar eigen beleid. De hiervoor genoemde richtlijnen en beleidsvisie zijn niet vastgesteld door de gemeente maar door andere instanties zoals Rijkswaterstaat. Dit betekent strikt genomen dat de gemeente niet aan deze richtlijnen en beleidsregels gebonden is. Desalniettemin lijkt het niet onredelijk in het kader van het onderhavige advies daarbij aansluiting te zoeken. Immers niet uit te sluiten is, dat indien een rechter zou moeten oordelen tot welke diepte de gemeente dient uit te baggeren, hij ook zal zoeken naar algemeen aanvaarde normen. In dat geval is het denkbaar dat de rechter toch betekenis kan toekennen aan de richtlijnen 2011 en de Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland, nader ook te noemen: richtlijnen en beleidsvisie, ofschoon deze geen gemeentelijk beleid zijn. Overigens dient te worden opgemerkt, dat ook de bestuursorganen die de richtlijnen en de beleidsvisie hebben vastgesteld daarvan kunnen afwijken. Ik zal in het navolgende het gemeentelijk baggerbestek inhoudende de diepte tot waartoe de gemeente het Zuidergat wil uitbaggeren toetsen aan de richtlijnen en de beleidsvisie. Alvorens daartoe over te gaan dienen een aantal begrippen te worden gedefinieerd. Uit de richtlijnen destilleer ik de volgende definities: diepgang: het gedeelte van een schip onder de waterlijn; gemiddelde waterstand: de waterstand gemeten over de periode van een jaar; waterdiepte/vaardiepte: de diepgang van een recreatieschip inclusief de kielspeling. 4

5 Richtlijnen vaarwegen 2011 Rijkswaterstaat heeft ter invulling van haar beleid afgekondigd de Richtlijnen Vaarwegen 2011, RVW 2011, Water, Wegen, Werken, Rijkswaterstaat, nader ook te noemen: "de Richtlijnen". In par. 2.6 van de Richtlijnen wordt gesproken over "diepgang" in het licht van maatgevende scheepsafmetingen. Daaronder wordt, zoals hiervoor toegelicht, verstaan het gedeelte van het schip onder de waterlijn. De Richtlijn geeft, voor zover ik heb kunnen nagaan, geen andere definitie van het begrip diepgang dan hiervoor is gehanteerd. Voor wat betreft recreatievaart zijn twee routes te onderscheiden te weten een zogenaamde "ZM "-route en een "M"-route. Indien sprake is van uitsluitend motorboten bestemd voor de recreatievaart geldt de zogenaamde M- route. De richtlijnen nemen als uitgangspunt een recreatiewater zijnde een verbindings- of ontsluitingswater. U hebt toegelicht dat het Zuidergat aan geen van beide criteria voldoet. Het Zuidergat loopt immers dood. Het Zuidergat is noch een verbindingswater, noch een ontsluitingswater. Dit betekent dat de in de richtlijnen genoemde normen voor diepgang op het Zuidergat niet van toepassing zijn. Bovendien geldt dat het Zuidergat geen zogenaamde ZMroute is doch een zogenaamde M-route. Indien de gemeente onverplicht aansluiting zou zoeken bij de normen van een verbindingswater van toepassing op een M-route, geldt dat een diepgang van 1,50 m in aanmerking wordt genomen. 2 Indien uitgegaan wordt van een diepgang van 1,50 m geldt dat voor het berekenen van de waterdiepte/vaardiepte volgens de richtlijnen rekening moet worden gehouden met een kielspeling. Zoals gezegd geldt een kielspeling voor een verbindings- of ontsluitingsroute. De richtlijnen vermelden dat bij de berekening van de waterdiepte/vaardiepte de kielspeling voor recreatievaartuigen afwijkend is van de beroepsvaart. Bij de recreatievaart kan met een geringere kielspeling worden volstaan, te weten 1,2T voor het normale en 1,1T voor het krappe profiel. 3 Onder T wordt verstaan de diepgang voor het geladen maatgevende schip zijnde 1,2 of 1,1T. Uitgaande van een diepgang van 1,50 m lijkt het redelijk te kiezen voor een kielspeling van 1,1T. Immers de gemeente is noch gebonden aan de in de richtlijn vermelde diepgang, noch aan de kielspeling. Het toepassen van 1,1T lijkt om die reden als werkhypothese een redelijke keuze. Dit leidt tot een waterdiepte/vaardiepte van 1,50 m x 1,1T = 1,65 m -NAP. De gemeente houdt rekening met de gemiddelde waterstand. Volgens Rijkswaterstaat bedraagt deze 0,50 m +NAP. Rijkswaterstaat heeft deze berekend over de periode van een jaar. Uitgaande van deze gemiddelde waterstand betekent dit dat de gemeente kan besluiten uit te baggeren tot een vaar- waterdiepte/vaardiepte van 1,15 m. De gemeente is voornemens uit te baggeren tot een diepte van 1,20 m. Dit valt binnen de hiervoor genoemde tolerantie. Nogmaals zij opgemerkt, dat de richtlijnen - strikt genomen - niet van toepassing zijn. Verdedigbaar is dat de gemeente door uit te baggeren tot 1,20 m handelt in overeenstemming met de 2 Richtlijnen Vaarwegen 2011, par , tabel 9, blz Richtlijnen Vaarwegen 2011, par , blz. 45 5

6 zorgvuldigheidsnorm en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en mitsdien niet onrechtmatig. Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN ) De beleidsvisie wijkt niet op relevante punten af van de Richtlijnen Vaarwegen. Onder "Doorvaarten basis Toervaartnet in Nederland" wordt vermeld dat voor een verbindingswater bestemd voor motorboten een diepgang geldt van 1,50 m -NAP. 4 Dit sluit aan bij de Richtlijnen Vaarwegen. In de beleidsregel is niet vermeld dat de gemeente rekening dient te houden met een kielspeling. 5 Dit betekent, dat volgens strikte toepassing van de beleidsvisie volstaan zou kunnen worden met een diepgang van 1,50 m -NAP. Indien daarop wordt toegepast de gemiddelde waterstand van 0,50 m +NAP, de gemeente tot 1 m zou kunnen uitbaggeren. BinnenvaartPolitiereglement (BPR) Het BinnenvaartPolitiereglement ziet niet op het Zuidergat. Uit bijlage 13 behorende bij het BinnenvaartPolitiereglement blijkt dat daar worden vermeld de vaarwegen: Amer en Donge, maar niet het Zuidergat. Desalniettemin is het van belang om na te gaan of het BinnenvaartPolitiereglement aanknopingspunten biedt voor de hiervoor gekozen benadering. In deel II, art afmetingen is, voor zover van belang bepaald: "1. Een schip of een samenstel moet zich voor wat betreft de in bijlage 13 vermelde vaarwegen en kunstwerken houden aan de daar aangegeven grootste lengte, breedte en diepgang." Een schip dient zich, zoals vermeld in het hiervoor geciteerde deel van het artikel te houden aan de aangegeven grootste lengte, breedte en diepgang. In de huidige bijlage 13 wordt via verwijzing door middel van een voetnoot vermeld "Bij een waterstand hoger dan of gelijk aan - NAP of zoveel minder dan de waterstand lager is dan -NAP". Het BinnenvaartPolitiereglement vermeldt in bijlage 13 via verwijzing door middel van een voetnoot van "Bij een waterstand van NAP + 0,50 m of hoger of zoveel minder als de waterstand beneden NAP + 0,50 m. is." Uit de berekeningssystematiek zoals gehanteerd in het BinnenvaartPolitiereglement wordt eveneens rekening gehouden bij bepaling van de waterdiepte/vaardiepte -NAP met de gemiddelde waterstand +NAP. Dit laatste biedt steun voor het standpunt van de gemeente, dat rekening mag worden gehouden met de gemiddelde waterstand +NAP. Verkeersbesluit 4 Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN) , blz Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN) , blz. 68 tabel Doorvaartmaten basis toervaarnet in Nederland 6

7 Het Verkeersbesluit is klaarblijkelijk gebaseerd op het BinnenvaartPolitiereglement. In het Verkeersbesluit worden de daargebruikte begrippen niet gedefinieerd. Zo wordt gesproken over het terugbrengen van de waterdiepte/vaardiepte tot 1,70 m -NAP. Hiervoor is toegelicht, dat genoemde 1,70 -NAP kan worden toegepast. Overigens is, zoals toegelicht, het niet onredelijk rekening te houden met een gemiddelde waterstand van 0,50 m +NAP. Wat daarvan ook zij, het Verkeersbesluit leidt niet tot de conclusie, dat het gemeentelijk baggerbestek om uit te baggeren tot 1,20 m onjuist zou zijn. Slotsom De gemeente is in beginsel vrij te bepalen tot welke diepte zij uitbaggert. Dit bij gebreke van verplichtingen voortvloeiende uit algemeen verbindende voorschriften, dan wel door de gemeente zelf vastgesteld beleid. Bij een redelijke toepassing van de Richtlijnen en het BinnenvaartPolitiereglement zou bij de waterdiepte/vaardiepte -NAP mogen worden betrokken de gemiddelde waterstand van 0,50 cm +NAP Indien aansluiting wordt gezocht bij de richtlijnen van andere bestuursorganen zoals Rijkswaterstaat en beleidsvisie geldt dat het standpunt van de gemeente dat zij conform haar plan wenst uit te baggeren tot 1,20 m -NAP diepte niet onzorgvuldig handelt, respectievelijk niet in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Beantwoording vragen 1. Voldoet de gemeente aan haar wettelijke verplichtingen zoals opgenomen in het baggerbestek om het Zuidergat uit te baggeren tot een waterdiepte/vaardiepte van 1,20 m - NAP; Voor zover ik heb kunnen nagaan bestaat er geen algemeen verbindend voorschrift dat de gemeente verplicht het Zuidergat bestemd voor de recreatievaart verder uit te baggeren dan conform het door de gemeente opgestelde baggerbestek te weten tot een diepte van 1,20 m - NAP. Denkbaar is dat de gemeente zou zijn gebonden aan eigen beleid. Mij is niet gebleken, dat de gemeente eigen beleid heeft vastgesteld op basis waarvan zij gebonden is aan het verder uitdiepen van het Zuidergat dan 1,20 m -NAP. Overigens zou de gemeente indien zij wel beleid zou hebben vastgesteld daarvan gemotiveerd kunnen afwijken. Indien de gemeente rekening zou houden met de richtlijnen en de beleidsvisie, waaraan zij strikt genomen niet gebonden is, dan geldt dat de gemeente door uitvoering van het baggerbestek en het uitdiepen tot 1,20 m -NAP daarmede niet in strijd lijkt te handelen. 2. Welke rechten kunnen derden ontlenen aan de overeenkomst: - indien bagger aanslibt, wanneer moet de gemeente dan uitbaggeren - hoe moet de onderhoudsverplichting worden ingevuld. De rechten en plichten uit de overeenkomst gelden tussen partijen. Dit zijn de gemeente en Rijkswaterstaat (Staat). De gemeente heeft op basis van de overeenkomst in beginsel geen 7

8 verplichtingen jegens derden. Dit laatste moet enigszins worden genuanceerd, aangezien uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat dit onder omstandigheden anders kan zijn. Dit is het geval indien sprake is van derden die belangen hebben bij een behoorlijke nakoming van de overeenkomst. Als aanknopingspunt wanneer de gemeente moet uitbaggeren lijkt het niet onredelijk aansluiting te zoeken bij de Richtlijnen. Kortheidshalve zij verwezen naar het antwoord op vraag 1 voor wat betreft de diepte tot waar moet worden uitgebaggerd. De onderhoudsverplichting moet zodanig zijn, dat de waterdiepte/vaardiepte wordt bereikt en in stand wordt gehouden. 3. Kunnen derden nog opkomen tegen het inmiddels onherroepelijk geworden verkeersbesluit d.d. 24 oktober 2006, genomen door het College van Burgemeester en Wethouders, waarbij onder meer door middel van plaatsing van een bord G5.3 uit bijlage VII van het BinnenvaartPolitiereglement de waterdiepte/vaardiepte in het onder 1. van het verkeersbesluit genoemde vaarvak wordt teruggebracht naar 1.70 m -NAP. Derden kunnen niet meer opkomen tegen het onherroepelijke verkeersbesluit. 4. Was het College van Burgemeester en Wethouders bevoegd tot het destijds nemen van het Verkeersbesluit. Zoals hiervoor aangegeven is het verkeersbesluit onherroepelijk. Dit betekent, dat het besluit niet meer kan worden aangetast. Ook de bevoegdheidsvraag is daardoor gedekt. De gemeente kan niet aansprakelijk worden gehouden doordat een van haar bestuursorganen niet bevoegd was dit besluit te nemen. Indien de belanghebbenden de gemeente dit verwijt zouden maken, geldt dat zij dit hadden moeten inbrengen in de bezwaarschriften- en mogelijk beroepsprocedure. Immers het verkeersbesluit is zowel voor wat betreft de wijze van totstandkoming alsook voor wat betreft de inhoud rechtmatig. 5. Is het mogelijk jegens de gemeente een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Derden kunnen de gemeente aan spreken op basis van onrechtmatige daad. Derden moeten dan aantonen dat aan alle elementen van de onrechtmatige daad is voldaan te weten: onrechtmatigheid; toerekenbaarheid; causaal verband; relativiteit; schade. De belanghebbenden moeten aantonen dat de gemeente jegens hem of haar onrechtmatig heeft gehandeld. Daarvan is sprake indien de gemeente handelt in strijd met de zorgvuldigheid die de gemeente jegens de belanghebbenden in het maatschappelijk verkeer betaamt. Hiertoe behoren ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. 8

9 De algemene beginselen van behoorlijk bestuur maken via de zogenaamde schakelbepaling uit het Burgerlijk Wetboek onderdeel uit van de zorgvuldigheidsnorm. De gemeente handelt onrechtmatig indien zij een algemeen verbindend voorschrift schendt. Voor zover ik heb kunnen nagaan is daarvan geen sprake. Gesteld zou kunnen worden, dat de gemeente onrechtmatig handelt indien zij niet in overeenstemming handelt met de Richtlijnen. Aangegeven is dat de gemeente strikt genomen ook niet aan de Richtlijnen is gebonden aangezien deze zijn vastgesteld door een ander bestuursorgaan dan de bestuursorganen van de gemeente. Desalniettemin behoort de gemeente op een zorgvuldige wijze invulling te geven, om het Zuidergat tot een aanvaardbare waterdiepte/vaardiepte uit te baggeren. Hiervoor is aangegeven op welke wijze de gemeente kan komen tot vaststelling van de diepte tot waar zij zou behoren uit te baggeren. Aangegeven is dat het verdedigbaar is uit te baggeren tot 1,20 m -NAP. Overigens geldt dat ook aan de andere vereisten moet worden voldaan. Zo moeten de betrokkenen aantonen dat zij schade lijden als gevolg van het niet op de voorgeschreven diepte houden, althans op een redelijke diepte houden van De Donge en het Zuidergat. Daarnaast moeten de belanghebbenden aantonen dat zij daadwerkelijke schade lijden. Indien u naar aanleiding van het vorenstaande vragen en/of opmerkingen hebt, voelt u zich dan vrij met mij hierover te overleggen. Met vriendelijke groet, Holla Advocaten J.A.M. van Heijningen bijlage: theoretisch of nautisch profiel recreatievaart 9