Gebruik van motorfunc es en motorinterfaces

Transcriptie

1 Gebruik van motorfunc es en motorinterfaces

2 INLEIDING De nieuwe Prosoft biedt heel wat nieuwe mogelijkheden voor het aansturen en controleren van motoren. We onderscheiden daarbij 3 mogelijkheden: Het aansturen van 230V motoren via relaisuitgangen Het aansturen van 24V DC motoren via een DC motorinterface Het aansturen van 230V AC motoren via een AC motorinterface Belangrijk om weten daarbij is dat nagenoeg alle nieuwe functionaliteiten ook van toepassing zijn voor de vroegere motorinterfaces van zodra de centrale is geupgraded naar de nieuwe Prosoft Zowel voor een motorfunctie alsook voor een uitgang van een motorinterface blijft het belangrijk dat je, net zoals bij een relaisuitgang, naast het invullen van een naam ook een ruimte en icoon selecteert.

3 INHOUD INLEIDING INHOUD 1 HET AANSTUREN VAN 230V MOTOREN VIA RELAISUITGANGEN De 4 mogelijkheden: Aansturen met 2 relaisuitgangen via vermogen en richting: Aansturen met 2 relaisuitgangen in een OP-NEER combinatie: Aansturen met 3 relaisuitgangen in een OP-NEER-STOP combinatie: Aansturen met 1 relaisuitgang via pulssturing: Motorparameters: Instellingen: Geavanceerd: Zonfunctie: Windbescherming: Eindelooppunten: HET AANSTUREN VAN 24V DC MOTOREN VIA EEN DC MOTORINTERFACE Definiëren van de 4 motoren Motorparameters HET AANSTUREN VAN 230V AC MOTOREN VIA EEN AC MOTORINTERFACE Definiëren van de 4 motoren Motorparameters Extra functionaliteiten van de nieuwe 4-voudige AC motorinterface TDS CONTACT

4 1 HET AANSTUREN VAN 230V MOTOREN VIA RELAISUITGANGEN 1.1 De 4 mogelijkheden: Aansturen met 2 relaisuitgangen via vermogen en richting: Deze werkwijze is identiek aan de vorige Prosoft versies. Daarbij duid je een relais als vermogenrelais aan en een tweede relais als richtingsrelais: Het vermogenrelais zal aanschakelen wanneer de motor wordt aangestuurd. Het richtingsrelais wordt gebruikt voor het aansturen van een separaat wisselrelais om de draairichting van de motor te kiezen. In de Prosoft programmatiesoftware staan de draairichtingen standaard gespecifieerd als 0% en 100%. Enkel wanneer de 100% richting gekozen wordt, zal het richtingsrelais aanschakelen. Standaard geldt 0% voor de OP richting en 100% voor de NEER richting. Je kan deze benaming bij 0% en 100% naar wens wijzigen. Aansluitschema: 1

5 1.1.2 Aansturen met 2 relaisuitgangen in een OP-NEER combinatie: Bij deze werkwijze zal de ene relais aanschakelen wanneer voor de OP-richting wordt gekozen en de andere wanneer voor de NEER-richting wordt gekozen: Aansluitschema: Aansturen met 3 relaisuitgangen in een OP-NEER-STOP combinatie: Bij deze werkwijze zal een eerste relais aanschakelen wanneer voor de OP-richting wordt gekozen, een tweede wanneer voor de NEER-richting wordt gekozen en een derde wanneer de motor moet worden afgeschakeld: 2

6 Aansluitschema: Aansturen met 1 relaisuitgang via pulssturing: Deze werkwijze wordt gebruikt voor het aansturen van motoren waarbij pulsbediening de enige mogelijkheid is. Een typisch voorbeeld hiervan is de motor van een garagepoort: Aansluitschema: 3

7 Wanneer dit principe wordt toegepast, raden we aan om tevens gebruik te maken van eindeloopcontacten. Enkel via eindeloopcontacten kan de TELETASK installatie immers steeds de juiste stand van de motor weergeven. Zo ook wanneer de poortopener via de afstandsbediening van de poortopener wordt bediend in plaats van via de TELETASK-installatie. 1.2 Motorparameters: Voor iedere motor kunnen diverse extra parameters ingesteld worden. Deze extra parameters vind je onderaan bij de motorfunctie of motorinterface. Deze parameters zijn te selecteren via 5 tabbladen: - Instellingen - Geavanceerd - Zonfunctie - Windbescherming - Eindelooppunten Instellingen: Via het eerste tabblad kan je bepalen over welk motortoepassing het gaat: Het is belangrijk om dit correct in te vullen. Zo zal je TELETASK installatie bij bijvoorbeeld de keuze rolluik rekening houden met het feit dat het rolluik bij een as-omwenteling vanuit een volledig geopend rolluik bij aanvang een grotere afstand zal afleggen. Anderzijds zal deze keuze ook bepalen welke parameters je verder kan invullen: bijvoorbeeld bij de keuze venetiaanse blinden zal je ook de looptijd voor het openen en sluiten van de lamellen kunnen specifiëren. Na het kiezen van de motortoepassing kan je ook de benaming (OP/NEER, LINKS/RECHTS, OPEN/DICHT,.) en pijlaanduiding ingeven waarmee je in de visualisatie of op een display de aanduiding van de motorrichting wenst te zien: Tenslotte specifieer je op dit tabblad ook de looptijden. We maken daarbij een onderscheid tussen: - De looptijd voor het openen - De looptijd voor het sluiten - De looptijd voor de lamellen (afhankelijk van de gekozen motortoepassing) 4

8 1.2.2 Geavanceerd: Op dit tabblad kies je of je al dan niet een procentuele indicatie van de motorpositie in je visualisatie of op een display wenst. Er zijn 3 mogelijkheden: - Geen procentuele indicatie van de motorpositie - Enkel een aanduiding bij volledig geopend en gesloten toestand (0 en 100%) - Een continue procentuele aanduiding van de motorpositie Mocht niet de volledige looptijd van de motor effectief zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer een gedeelte van het raam aan de binnenzijde afgedekt is door een verlaagd plafond, kan het zinvol zijn om dit gedeelte van de looptijd ook effectief als niet zichtbaar te specifiëren. Wanneer de gebruiker via een toets de zonwering naar een welbepaald percentage wensen te sturen, bedoeld hij of zij immers het percentage van het zichtbare gedeelte. Ook op het einde van de looptijd kan dit voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de tijd die een rolluik nodig heeft tussen het net beneden zijn van de onderste lat en het helemaal aansluiten van de bovenste lat. Dit is een tijd waarmee de klant geen rekening houdt wanneer hij het rolluik naar een bepaald percentage stuurt. Bijgevolg kan je deze tijden in de Prosoft software specifiëren: vanaf de volledig geopende positie heet dit Pre-run 0% en vanaf de volledig gesloten positie heet dit Post-run 100% : Zonfunctie: Dit derde tabblad biedt een zeer eenvoudige oplossing voor een veelvuldig gestelde vraag met betrekking tot zonwering. Kan de zonwering of het rolluik vanaf het overschrijden van een bepaald lichtniveau automatisch naar een bepaalde positie gestuurd worden? Om dit makkelijk mogelijk te maken kan je onder dit tabblad een lichtsensor aan een motor koppelen. Het kan zijn dat de zonfunctie naast licht ook afhankelijk is van andere parameters. Bijvoorbeeld een zonwering mag naar beneden gaan bij teveel zonlicht maar enkel indien ook de buitentemperatuur een bepaalde waarde overschrijdt. Daarom kan je hier naast een sensor ook voor een andere keuze opteren zoals een 5

9 conditie of vlag. In een conditie kan je immers meerdere voorwaarden in een EN of OF verband combineren. Wanneer een motor omwille van Zonfunctie naar een bepaalde positie wordt gestuurd, zal dit ook aangeduid worden met extra symbool op het display en in de visualisatie. Eenmaal je een voorwaarde voor de Zonfunctie ingevuld hebt worden je nog drie bijkomende parameters gevraagd: Motor positie bij zonfunctie: naar welke positie moet de motor gaan indien deze voorwaarde is voldaan? Actievertragingstijd: hoelang moet deze voorwaarde voldaan zijn alvorens de motor mag aangestuurd worden. Minimale aanhoudtijd: hoelang bedraagt de minimale tijd dat de motor een positie moet aanhouden? Windbescherming: Het werkingsprincipe van dit derde tabblad is grotendeels gelijklopend met het tabblad Zonfunctie. De motor nu naar een gekozen positie gestuurd worden van zodra de windsnelheid een bepaalde drempel heeft overschreden. 6

10 Ook wanneer de windbescherming actief is zal dit met een extra icoontje op het display of in de visualisatie aan de gebruikers duidelijk gemaakt worden. Eenmaal je de voorwaarde voor de windbeveiliging hebt ingesteld is er een wezenlijk verschil tussen de zonfunctie en de windbeveiliging voor wat betreft de bijkomende parameters en de werking: Windbescherming motorpositie: naar welke positie moet de motor gaan bij Windbescherming? In tegenstelling tot de Zonfunctie kan je hier enkel kiezen voor het volledig op of neer sturen van de motor. Een tussenliggende positie is dus hier niet mogelijk. Minimale aanhoudtijd: hoelang moet de motorpositie minstens worden aangehouden bij Windbescherming? In tegenstelling tot de Zonfunctie zal de motor eenmaal de Windbescherming niet meer actief is niet naar een geopende stand gaan. Van zodra de Windbescherming wordt opgegeven kan de gebruiker de motor terug zelf bedienen Eindelooppunten: Deze laatste parameter wordt vooral benut voor het bedienen van motoren die toegang verlenen en/of motoren die ook buiten de TELETASK installatie om bediend worden. Een typisch voorbeeld hiervan is een garagepoortopener die bijvoorbeeld ook via afstandsbediening vanuit de wagen kan bediend worden. Wanneer er geen extra maatregelen worden genomen heeft dit tot resultaat dat de gebruikers niet kunnen vertrouwen op de status die in hun visualisatie op bedieningspaneel getoond wordt. Om dit op te lossen plaatst men dan eindeloopcontacten op de poort. Deze contacten worden potentiaalvrij aangesloten op een digitale ingang van de TELETASK installatie en koppel je vervolgens hier aan de motorfunctie in kwestie. Hiermee zal de TELETASK installatie, ook wanneer de eindgebruiker de poort via de afstandsbediening van de poortopener bedient, steeds de juiste status weergeven. 7

11 2 HET AANSTUREN VAN 24V DC MOTOREN VIA EEN DC MOTORINTERFACE 2.1 Definiëren van de 4 motoren Het definiëren van de uitgangen van een motorinterface verloopt op de vertrouwde manier wat betekent dat je 3 zaken moet instellen: - De ruimte (bijvoorbeeld Keuken ) - Het icoon (bijvoorbeeld Motor ) - De naam (bijvoorbeeld Aanrecht ) Enkel wanneer deze 3 parameters correct ingevuld zijn, zal de uitgang op de juiste plaats in de visualisatie of op de AURUS TFT verschijnen. 2.2 Motorparameters De motorparameters zijn volledig gelijklopend aan motorparameters van een motorfunctie (zie 1.2). 3 HET AANSTUREN VAN 230V AC MOTOREN VIA EEN AC MOTORINTERFACE 3.1 Definiëren van de 4 motoren Het principe voor het definiëren van de 4 motoren is zowel voor de vroegere 4-voudige AC motorinterface TDS13524 als ook voor de nieuwe 4-voudige AC motorinterface TDS13526 volledig gelijklopend aan de methode van de DC motorinterface (zie 2.1). 3.2 Motorparameters Het instellen van de motorparameters verloopt, voor de vroegere 4-voudige AC motorinterface TDS13524 en de nieuwe 4-voudige AC motorinterface TDS13526, zoals bij een gewone motorfunctie (zie 1.2). Er is echter één kleine uitzondering onder het Geavanceerd tabblad. Wanneer bij de aansluiting van de motoren de richtingen omgekeerd zijn aangesloten, is het niet langer noodzakelijk om de bedrading om te keren. Voortaan kan je eenvoudig hier de richting omkeren door het aanduiden van de optie Invert motor direction : 3.3 Extra functionaliteiten van de nieuwe 4-voudige AC motorinterface TDS13526 De nieuwe 4-voudige motorinterface TDS13526 voert steeds een controle uit op de looptijd van een motor. Indien deze afwijkt van de werkelijk vereiste looptijd zal de TDS13526 deze automatisch corrigeren. Je kan deze automatische looptijdcorrectie onder het tabbblad Geavanceerd eveneens uitschakelen: 8

12 Daarnaast vind je onder dit zelfde tabblad bijkomend de mogelijkheid om motorlimieten in te stellen: Hiermee kan je er voor zorgen dat een motor niet zal lopen naar 0% of 100% maar reeds zal stoppen op een vroegere waarde. Bijvoorbeeld je wenst dat de American stores nooit helemaal openen maar op een bepaalde hoogte van het plafond gesloten blijven. Ook omgekeerd kan bijvoorbeeld gevraagd worden dat een zonwering op een bepaalde hoogte boven de vensterbank stopt. Deze percentages waarop de motor reeds vervroegd moet stoppen kan je dus hier specifiëren. Als uitzondering hierop kan je een motor via een LOCAL MOOD toch naar een verder percentage gestuurd worden. 9

13 CONTACT Karrewegstraat Deinze T E info@stagobel.be TELETASK domotica Koen Debruyne Pieterjan Bulteel T E koen.debruyne@stagobel.be T E pieterjan.bulteel@stagobel.be TDSFMOTOR, editie 22/03/16