1 0 SEP Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen: Geachte Statengriffie,

Transcriptie

1 Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen: Femmie Smit maandag 8 september :16 Statengriffie Input Provinciale Statenvergadering 10 september 2014_07_27_Input Dierenbescherming op FBP Overijssel UIT pdf; 2014_07_27_Input Dierenbescherming op FBP Overijssel UIT pdf Geachte Statengriffie, Hierbij de vraag vanuit de Dierenbescherming om onze input die wij geleverd hebben aan GS op het faunabeheerplan en faunabeleid, tevens door te sturen naar PS-leden, zodat zij deze input nog mee kunnen nemen in de besluitvorming t.a.v. agendapunt 6 tijdens de vergadering van 10 september, graag tezamen met deze . Bij voorbaat dank voor uw medewerking. Geachte Provinciale Statenleden, Op 10 september besluit u over de verordening beheer en schadebestrijding dieren in Overijssel en het daarbij behorende faunabeleid en tevens faunabeheerplannen. De Dierenbescherming heeft hier eerder advies over gegeven aan GS. GS heeft onze inbreng niet verwerkt omdat zij een ander standpunt heeft ten aanzien van het faunabeheer. De Dierenbescherming hoopt dat PS aangeeft dat er wel een aantal aanpassingen nodig zijn in de verordening, beleid en uitvoeringsplannen, zodat zowel mens als dier in harmonie met elkaar samen kunnen leven. De Dierenbescherming heeft met name grote zorgen t.a.v. het beleid en uitvoering van ganzen. Zij is van mening dat schade aan gewassen beperkt kan blijven als zowel in de zomer als in de winter, buiten de productievelden, voldoende rustgebieden aanwezig zijn. Dus juist niet, door zoals Overijssel van plan is, rust in zomer en winter op te heffen om te proberen aantallen te reduceren (vechten tegen de bierkaai). Rustgebieden zijn die natuurgebieden waar rust, ruimte en voedsel aanwezig is voor ganzen om te kunnen broeden, rusten en foerageren. Op velden waar ganzen niet welkom zijn, dient, als alternatieven zoals het kanon en linten niet werken, verjaging effectief en snel plaatst te vinden (dat kan met verschillende middelen, zoals honden, agrilaser, robotvogel, vogel afweerpistool of als laatste redmiddel met het geweer). De provincie en de agrariër hebben er baat bij als deze verjaging meer gestuurd kan worden dan nu het geval is. Dit levert minder schade op (kostenbesparing provincie en een tevreden agrariër). Door een aantal betaalde krachten in te huren voor het verjagen van dieren waar nodig, die inspringen zodra de lokale jager niet kan komen bij een schademelding omdat hij bv. op dat moment aan het werk is, kan schadebestrijding met veel minder dierenleed en minder schade plaatsvinden. Zolang er elders voldoende rust heerst, is dit goed mogelijk. Dat bewijst de provincie Flevoland, die een soortgelijk systeem al jaren lang handhaaft en waar afschot en schade zeer beperkt is (zie faunabeheerplan pag. 32 voor hoofdlijnen van deze aanpak en verder voor meer detail: pdf). Zie voor overzicht van afschot van zomerganzen en schade in alles provincies: in Nederland.pdf). De Dierenbescherming hoopt op een gewijzigde aanpak in provincie Overijssel, en hoopt daarbij op uw steun. Verruiming van de mogelijkheden tot schadebestrijding in natuurgebieden in de door GS voorgestelde verordening is niet aan te raden omdat het niet zal leiden tot een oplossing voor het schadeprobleem. Voor vragen kunt u terecht bij ondergetekende. PROVING IALE STATEN VAN OVE RÜSSEL Met vriendelijke groet, Dr. Femmie Smit Programmamanager in het wild levende dieren Reg.nr. K_ Dat. ontv.: Routing 1 0 SEP 2014 a.d. Bijl.:

2 Dierenbescherming Scheveningseweg 58 Postbus 85980, 2508 CR Den Haag T M femmie.smit@dierenbescherming.nl Aanwezig op ma / wo / do / vr

3 Postbus 85980, 2508 CR Den Haag Gedeputeerde Staten van Overijssel Eenheid Natuur en Milieu Postbus GB ZWOLLE Ons kenmerk UIT Uw kenmerk Datum 27/07/2014 Onderwerp Zienswijze Dierenbescherming Faunabeheerplan Behandeld door Femmie Smit Geacht College, Hierbij op de valreep de zienswijze van de Dierenbescherming op het faunabeheerplan Overijssel Ten eerste complimenten aan de opstellers. Het is een lang maar goed geschreven en helder verhaal. Het zal de opstellers niet verbazen dat de Dierenbescherming ondanks de gedegenheid van het stuk, toch een zienswijze indient, simpelweg omdat zij vanuit het welzijn van de dieren in het wild redeneert. De Dierenbescherming is ervan overtuigd dat haar input, mits verwerkt door de Faunabeheereenheid (FBE), niet alleen het welzijn van de dieren verbetert, maar ook de belangen van agrariërs en terreinbeheerders ten goede komt. Zij hoopt dan ook dat de FBE onze punten opneemt in haar plan, of waar afstemming met provincie noodzakelijk is vanwege afwijkend provinciaal beleid en vereiste regierol vanuit de provincie, deze punten in overleg met hen opneemt. Hieronder de zienswijze/input vanuit de Dierenbescherming. Uitgangspunt Dierenbescherming t.a.v. regulatie van dieren De Dierenbescherming accepteert natuurlijke regulatie van dieren in het wild door predatie, ziekte of voedselschaarste. Ingrijpen met dodelijke mechanische middelen zoals het geweer, die een hoop verstoring opleveren, niet alleen voor de doeldieren, maar ook voor andere aanwezige soorten, en dierenleed doordat dieren niet snel worden gedood, staat de Dierenbescherming in principe niet achter. Als schade (aan gewassen of flora- en fauna) aanwezig is, verkeersveiligheid in het geding, of dieren uitzichtloos lijden (herstel in de opvang en terugzetten in natuur niet mogelijk), en diervriendelijkere alternatieven niet effectief bleken te zijn, kan doden met het geweer noodzakelijk zijn. Echter, dit ontslaat ons niet van de verplichting om verder te zoeken naar innovatieve alternatieven die in de toekomst afschot en schade kunnen voorkomen. Uitgangspunten Dierenbescherming t.a.v. faunabeheer t.b.v. voorkomen van schade aan flora- en fauna Lang geleden, voor de aanwezigheid van (intensieve) landbouw en infrastructuur, was de Nederlandse biodiversiteit veel hoger en de bodem nutriëntarm. Nederland heeft ervoor gekozen om de landbouw te intensiveren en de infrastructuur uit te breiden. Dit heeft tot gevolg dat er een hoog stikstofgehalte in grote delen van Nederland in het milieu zit. Een enkel natuurgebied (waar Overijssel er een aantal van heeft) daargelaten. Een volgend gevolg is dat een groot deel van onze biodiversiteit is verdwenen omdat zij (planten/dieren) niet kunnen overleven bij hoge stikstofgehaltes. Echter, een paar plant- en diersoorten profiteren van deze ontwikkeling. Zij zijn óf stikstofminnend óf profiteren op andere wijze van de veranderde omgeving. Met name generalisten, zoals de vos en kraai profiteren van de nieuwe situatie. De Dierenbescherming is van mening dat de dieren die profiteren van het veranderde milieu, inclusief exoten, niet gestraft moeten worden met de dood omdat zij zich goed aanpassen aan het door de mens veranderde milieu. Wel kan zij zich vinden in aanpassingen in de omgeving, zodat overlast minder wordt door het wegnemen van de oorzaak. Dit kan door minder intensieve landbouw en initiatieven zoals red de rijke weide van de Vogelbescherming te omarmen, of door op innovatieve wijze intensief gebruikte landbouwpercelen on- of minder toegankelijk te maken voor die dieren die niet mee mogen profiteren van de productie. Scheveningseweg 58 / Postbus 85980, 2508 CR Den Haag / T Info@dierenbescherming.nl /

4 Aanbevelingen vanuit de Dierenbescherming voor het Faunabeheerplan Faunabeheerplannen leggen sinds hun intrede zo n 10 jaar geleden de focus op het onderbouwen van de noodzaak om bepaalde dieren te verstoren en/of te doden om schade en overlast te voorkomen. De grondslag is gelegd in artikel 10 van het Besluit faunabeheer. De Dierenbescherming is van mening dat effectieve schade- en overlastbestrijding meer inhoudt dan alleen het doden van dieren. Slimme inrichtingsmaatregelen, aanpassingen in de agrarische bedrijfsvoering, het aanwijzen van leefgebieden voor onder andere ganzen en innovatie op het gebied van verjaag- en weringsmiddelen om productievelden en wegen vrij te houden van overlastgevende dieren zijn allemaal onderdeel van het faunabeheer. Helaas zien wij deze brede aanpak, met uitzonderingen voor reeën en weidevogel- en korhoenbescherming, niet terug in het faunabeheerplan (FBP). Inrichtingsmaatregelen, zoals het ongeschikt maken van gebieden waar ganzen broeden daar waar ze niet welkom zijn, is niet opgenomen in het ganzenbeheer. Voor ganzen is nergens rust gecreëerd. De Dierenbescherming is van mening, en dit wordt ook onderbouwd door praktijkvoorbeelden, dat ganzen minder overlast veroorzaken als er binnen een provincie jaarrond ganzenrust gebieden zijn, terwijl daarbuiten snel en adequaat verjaagd wordt. Ook op het gebied van preventieve maatregelen is men weinig innovatief of stimulerend richting de gebruiker. Men verwijst simpelweg naar het handboek van het Faunafonds. Vreemd genoeg verwijst men in 4.3 (pag. 29) wel naar de monitoring van de effectiviteit van schadebeperkende en preventieve beheermaatregelen. Echter, in het FBP komt men hierop niet in detail terug, waardoor het niet mogelijk is om de uitspraak dat de inzet van preventieve maatregelen zoals voor ganzen (Hoofdstuk 7, paragraaf 5, pag. 43 ganzen) niet het gewenste resultaat heeft bereikt, moeilijk te interpreteren. Een gemiste kans, temeer omdat in de faunabeheereenheid die partijen zitten die samen met hun achterban een verschil kunnen maken voor de dieren in het wild, maar ook voor de door hen vertegenwoordigde agrariërs. De Dierenbescherming zou het op prijs stellen als de FBE, tezamen met de provincie bekijkt hoe het faunabeheer breder ingestoken kan worden zodat via een integrale benadering mens-dierconflicten diervriendelijker opgelost kunnen worden dan via het doden van dieren. M.a.w., straf dieren die zich aan kunnen passen aan het door de mens veranderde milieu niet door ze te doden bij mens-dierconflicten, maar pas diervriendelijkere maatregelen toe. Graag zou de Dierenbescherming de volgende maatregelen opgenomen zien in het faunabeheerplan. - Beschrijf in welke mate men werkt aan habitatveranderingen zodat deze waar mogelijk, minder geschikt worden voor met name ganzen (de kruidenrijke graslanden op pag. 89 mogelijk een maatregel die ten nadelen is van de gans?) - Zorg ervoor dat daar waar overstappen naar kruidenrijk grasland niet plaatsvindt (om welke reden dan ook) dat dieren zoals ganzen daar niet van kunnen eten door deze op innovatie wijze weg te houden o Investeer in innovatie op het gebied van diervriendelijkere verjaagmethoden Ontwikkel een systeem waarbij visuele en akoestische verjaagmiddelen afgewisseld worden en alleen aan gaan op moment dat overlastgevende dieren aanwezig zijn op productievelden (detectiesysteem) soortgelijk systeem bestaat al om olievijvers in USA vrij te houden van vogels o Creëer draagvlak voor diervriendelijkere verjaagmethoden door instructiedagen te organiseren voor het goed gebruik van bv. de agrilaser om dieren te verjagen o o Monitor de effectiviteit van alle dodende en niet-dodende maatregelen Als diervriendelijkere alternatieven niet afdoende werken, zorg er dan voor dat in elk geval in de voorwaarden van de ontheffing opgenomen is dat na schademelding, binnen zeer korte tijd (half uur) de verantwoordelijke jachthouder aanwezig is om verjaging met ondersteunend afschot te laten plaatsvinden - Zorg voor voldoende leefgebied voor dieren in het wild, dus jaarrond rust en ruimte in geschikte gebieden, ook voor ganzen Provincie kan ondersteunen door de regie op de leefgebieden voor ganzen waar geen rust voor is opgenomen in de plannen, op zich te nemen en tevens door bij te dragen aan innovatie op het gebied van diervriendelijkere alternatieven. Advies per diersoort Ganzen (H7) zie bovenstaande aanbevelingen Smient, Knobbelzwaan, Wilde eend, Meerkoet (H8, 9, 10, 11) geen ontheffing voor afschot op voorhand nodig. Dalende trend in aantallen. Schade zeer gering. Afschot was ook gering de laatste jaren

5 en zal niet bijgedragen hebben op schadevermindering. Ontheffing voor verjaging met vogelafweerpistool voldoende. Zwarte kraai (H12) zie bovenstaande aanbevelingen Ree (H16) Dierenbescherming vindt het afschieten van gezonde reeën ter voorkoming van dierenleed in geval zij ziek worden bij hogere dichtheden niet gegrond. Mocht het zo zijn dat dieren in nood zijn omdat zij ziek zijn, dan kan op dat moment afschot ter voorkoming van onnodig lijden altijd nog plaatsvinden. Afschot ten behoeve van verkeersveiligheid is alleen acceptabel als maatregelen ter voorkoming van aanrijdingen (wildspiegels, ecoducten e.d.) op termijn ingevoerd worden. Vos (H17) zie aanbevelingen Grofwild (H18) pag. 135 GWWD is inmiddels over gegaan naar Wet dieren. Pag Staat nu in het kopje: Edelhert/Edelhert. Moet zijn Edelhert/Damhert. In zijn algemeenheid is de Dierenbescherming van mening dat ook in Overijssel ruimte zou moeten zijn voor grofwild, inclusief Wilde Zwijnen. Dierenbescherming hoopt dat op termijn de FBE, samen met provincie, gebieden aanwijst waar zwijnen welkom zijn. M.a.w. dat men de nulstand los gaat laten. Steenmarter (H21) men zegt dat men in uitzonderlijke gevallen steenmarters wil vangen en dan? Verplaatsen/Doden? Exoten (H22) Dierenbescherming is voorstander van een positieflijst, ingesteld door de landelijke overheid, met op deze lijst dieren die gehouden mogen worden. Deze dieren zijn welzijnstechnisch goed te houden en zouden geen gevaar mogen vormen voor de inheemse flora- en fauna mochten zij ontsnappen of losgelaten worden. Dieren die hier al gevestigd zijn, accepteert zij als zijnde inheems. Daarmee is de Dierenbescherming dan ook niet voor het afgeven van aanwijzingen t.b.v. het doden van uitheemse en verwilderde diersoorten (inclusief verwilderde katten). Ook hier weer wordt gesproken over het vangen van dieren (Siberische eekhoorn en Marterhond). En dan? Heeft men overleg met Stichting Aap gehad over wat te doen met deze dieren? Opvangen? Doden? De Dierenbescherming wenst de opstellers en provincie succes met het doornemen van ons commentaar, en hoopt dat zij onze aanbevelingen overneemt. Heeft u vragen? Neem dan contact op met Femmie Smit, femmie.smit@dierenbescherming.nl, Met vriendelijke groet, Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren Dr. Femmie Smit Programmamanager in het wild levende dieren Achtergrondinformatie Kruidenrijkgrasland en ganzen Het voordeel van meer kruidenrijk grasland en minder toegang tot eiwitrijk grasland, is dat de draagkracht voor bv. ganzen omlaag gaat omdat zij minder voedsel tot hun beschikking hebben. Bij goede doorvoering zal geleidelijk het aantal ganzen, op natuurlijke wijze, afnemen. Hierdoor zal eutrofiëring en overbegrazing in natuurgebieden na enige tijd vanzelf afnemen, omdat het aantal dieren dat voor kan komen in die gebieden zich aan zal passen aan de voedselbeschikbaarheid. Kruidenlijk grasland en predatie weidevogel Kruidenrijk grasland is een betere omgeving voor weidevogels waardoor zij beter bestand zijn tegen predatie. Predatoren zoals vos en kraai kunnen samen leven met weidevogels, mits de condities voor de weidevogels op andere gebieden op orde zijn. Ook als het niet mogelijk de habitatcondities voor weidevogels te verbeteren, dan nog is de Dierenbescherming tegen predatorenbeheer t.b.v. het behoud van weidevogels. Selectief weg halen van een aantal predatorensoorten geeft ruimte voor andere predatorensoorten waarop men geen maatregelen kan nemen omdat deze strenger beschermd zijn. Hierdoor zal predatorafschot nauwelijks bijdragen aan de weidevogeloverleving.

6 Postbus 85980, 2508 CR Den Haag Gedeputeerde Staten van Overijssel Eenheid Natuur en Milieu Postbus GB ZWOLLE Ons kenmerk UIT Uw kenmerk Datum 27/07/2014 Onderwerp Zienswijze Dierenbescherming Faunabeheerplan Behandeld door Femmie Smit Geacht College, Hierbij op de valreep de zienswijze van de Dierenbescherming op het faunabeheerplan Overijssel Ten eerste complimenten aan de opstellers. Het is een lang maar goed geschreven en helder verhaal. Het zal de opstellers niet verbazen dat de Dierenbescherming ondanks de gedegenheid van het stuk, toch een zienswijze indient, simpelweg omdat zij vanuit het welzijn van de dieren in het wild redeneert. De Dierenbescherming is ervan overtuigd dat haar input, mits verwerkt door de Faunabeheereenheid (FBE), niet alleen het welzijn van de dieren verbetert, maar ook de belangen van agrariërs en terreinbeheerders ten goede komt. Zij hoopt dan ook dat de FBE onze punten opneemt in haar plan, of waar afstemming met provincie noodzakelijk is vanwege afwijkend provinciaal beleid en vereiste regierol vanuit de provincie, deze punten in overleg met hen opneemt. Hieronder de zienswijze/input vanuit de Dierenbescherming. Uitgangspunt Dierenbescherming t.a.v. regulatie van dieren De Dierenbescherming accepteert natuurlijke regulatie van dieren in het wild door predatie, ziekte of voedselschaarste. Ingrijpen met dodelijke mechanische middelen zoals het geweer, die een hoop verstoring opleveren, niet alleen voor de doeldieren, maar ook voor andere aanwezige soorten, en dierenleed doordat dieren niet snel worden gedood, staat de Dierenbescherming in principe niet achter. Als schade (aan gewassen of flora- en fauna) aanwezig is, verkeersveiligheid in het geding, of dieren uitzichtloos lijden (herstel in de opvang en terugzetten in natuur niet mogelijk), en diervriendelijkere alternatieven niet effectief bleken te zijn, kan doden met het geweer noodzakelijk zijn. Echter, dit ontslaat ons niet van de verplichting om verder te zoeken naar innovatieve alternatieven die in de toekomst afschot en schade kunnen voorkomen. Uitgangspunten Dierenbescherming t.a.v. faunabeheer t.b.v. voorkomen van schade aan flora- en fauna Lang geleden, voor de aanwezigheid van (intensieve) landbouw en infrastructuur, was de Nederlandse biodiversiteit veel hoger en de bodem nutriëntarm. Nederland heeft ervoor gekozen om de landbouw te intensiveren en de infrastructuur uit te breiden. Dit heeft tot gevolg dat er een hoog stikstofgehalte in grote delen van Nederland in het milieu zit. Een enkel natuurgebied (waar Overijssel er een aantal van heeft) daargelaten. Een volgend gevolg is dat een groot deel van onze biodiversiteit is verdwenen omdat zij (planten/dieren) niet kunnen overleven bij hoge stikstofgehaltes. Echter, een paar plant- en diersoorten profiteren van deze ontwikkeling. Zij zijn óf stikstofminnend óf profiteren op andere wijze van de veranderde omgeving. Met name generalisten, zoals de vos en kraai profiteren van de nieuwe situatie. De Dierenbescherming is van mening dat de dieren die profiteren van het veranderde milieu, inclusief exoten, niet gestraft moeten worden met de dood omdat zij zich goed aanpassen aan het door de mens veranderde milieu. Wel kan zij zich vinden in aanpassingen in de omgeving, zodat overlast minder wordt door het wegnemen van de oorzaak. Dit kan door minder intensieve landbouw en initiatieven zoals red de rijke weide van de Vogelbescherming te omarmen, of door op innovatieve wijze intensief gebruikte landbouwpercelen on- of minder toegankelijk te maken voor die dieren die niet mee mogen profiteren van de productie. Scheveningseweg 58 / Postbus 85980, 2508 CR Den Haag / T Info@dierenbescherming.nl /

7 Aanbevelingen vanuit de Dierenbescherming voor het Faunabeheerplan Faunabeheerplannen leggen sinds hun intrede zo n 10 jaar geleden de focus op het onderbouwen van de noodzaak om bepaalde dieren te verstoren en/of te doden om schade en overlast te voorkomen. De grondslag is gelegd in artikel 10 van het Besluit faunabeheer. De Dierenbescherming is van mening dat effectieve schade- en overlastbestrijding meer inhoudt dan alleen het doden van dieren. Slimme inrichtingsmaatregelen, aanpassingen in de agrarische bedrijfsvoering, het aanwijzen van leefgebieden voor onder andere ganzen en innovatie op het gebied van verjaag- en weringsmiddelen om productievelden en wegen vrij te houden van overlastgevende dieren zijn allemaal onderdeel van het faunabeheer. Helaas zien wij deze brede aanpak, met uitzonderingen voor reeën en weidevogel- en korhoenbescherming, niet terug in het faunabeheerplan (FBP). Inrichtingsmaatregelen, zoals het ongeschikt maken van gebieden waar ganzen broeden daar waar ze niet welkom zijn, is niet opgenomen in het ganzenbeheer. Voor ganzen is nergens rust gecreëerd. De Dierenbescherming is van mening, en dit wordt ook onderbouwd door praktijkvoorbeelden, dat ganzen minder overlast veroorzaken als er binnen een provincie jaarrond ganzenrust gebieden zijn, terwijl daarbuiten snel en adequaat verjaagd wordt. Ook op het gebied van preventieve maatregelen is men weinig innovatief of stimulerend richting de gebruiker. Men verwijst simpelweg naar het handboek van het Faunafonds. Vreemd genoeg verwijst men in 4.3 (pag. 29) wel naar de monitoring van de effectiviteit van schadebeperkende en preventieve beheermaatregelen. Echter, in het FBP komt men hierop niet in detail terug, waardoor het niet mogelijk is om de uitspraak dat de inzet van preventieve maatregelen zoals voor ganzen (Hoofdstuk 7, paragraaf 5, pag. 43 ganzen) niet het gewenste resultaat heeft bereikt, moeilijk te interpreteren. Een gemiste kans, temeer omdat in de faunabeheereenheid die partijen zitten die samen met hun achterban een verschil kunnen maken voor de dieren in het wild, maar ook voor de door hen vertegenwoordigde agrariërs. De Dierenbescherming zou het op prijs stellen als de FBE, tezamen met de provincie bekijkt hoe het faunabeheer breder ingestoken kan worden zodat via een integrale benadering mens-dierconflicten diervriendelijker opgelost kunnen worden dan via het doden van dieren. M.a.w., straf dieren die zich aan kunnen passen aan het door de mens veranderde milieu niet door ze te doden bij mens-dierconflicten, maar pas diervriendelijkere maatregelen toe. Graag zou de Dierenbescherming de volgende maatregelen opgenomen zien in het faunabeheerplan. - Beschrijf in welke mate men werkt aan habitatveranderingen zodat deze waar mogelijk, minder geschikt worden voor met name ganzen (de kruidenrijke graslanden op pag. 89 mogelijk een maatregel die ten nadelen is van de gans?) - Zorg ervoor dat daar waar overstappen naar kruidenrijk grasland niet plaatsvindt (om welke reden dan ook) dat dieren zoals ganzen daar niet van kunnen eten door deze op innovatie wijze weg te houden o Investeer in innovatie op het gebied van diervriendelijkere verjaagmethoden Ontwikkel een systeem waarbij visuele en akoestische verjaagmiddelen afgewisseld worden en alleen aan gaan op moment dat overlastgevende dieren aanwezig zijn op productievelden (detectiesysteem) soortgelijk systeem bestaat al om olievijvers in USA vrij te houden van vogels o Creëer draagvlak voor diervriendelijkere verjaagmethoden door instructiedagen te organiseren voor het goed gebruik van bv. de agrilaser om dieren te verjagen o o Monitor de effectiviteit van alle dodende en niet-dodende maatregelen Als diervriendelijkere alternatieven niet afdoende werken, zorg er dan voor dat in elk geval in de voorwaarden van de ontheffing opgenomen is dat na schademelding, binnen zeer korte tijd (half uur) de verantwoordelijke jachthouder aanwezig is om verjaging met ondersteunend afschot te laten plaatsvinden - Zorg voor voldoende leefgebied voor dieren in het wild, dus jaarrond rust en ruimte in geschikte gebieden, ook voor ganzen Provincie kan ondersteunen door de regie op de leefgebieden voor ganzen waar geen rust voor is opgenomen in de plannen, op zich te nemen en tevens door bij te dragen aan innovatie op het gebied van diervriendelijkere alternatieven. Advies per diersoort Ganzen (H7) zie bovenstaande aanbevelingen Smient, Knobbelzwaan, Wilde eend, Meerkoet (H8, 9, 10, 11) geen ontheffing voor afschot op voorhand nodig. Dalende trend in aantallen. Schade zeer gering. Afschot was ook gering de laatste jaren

8 en zal niet bijgedragen hebben op schadevermindering. Ontheffing voor verjaging met vogelafweerpistool voldoende. Zwarte kraai (H12) zie bovenstaande aanbevelingen Ree (H16) Dierenbescherming vindt het afschieten van gezonde reeën ter voorkoming van dierenleed in geval zij ziek worden bij hogere dichtheden niet gegrond. Mocht het zo zijn dat dieren in nood zijn omdat zij ziek zijn, dan kan op dat moment afschot ter voorkoming van onnodig lijden altijd nog plaatsvinden. Afschot ten behoeve van verkeersveiligheid is alleen acceptabel als maatregelen ter voorkoming van aanrijdingen (wildspiegels, ecoducten e.d.) op termijn ingevoerd worden. Vos (H17) zie aanbevelingen Grofwild (H18) pag. 135 GWWD is inmiddels over gegaan naar Wet dieren. Pag Staat nu in het kopje: Edelhert/Edelhert. Moet zijn Edelhert/Damhert. In zijn algemeenheid is de Dierenbescherming van mening dat ook in Overijssel ruimte zou moeten zijn voor grofwild, inclusief Wilde Zwijnen. Dierenbescherming hoopt dat op termijn de FBE, samen met provincie, gebieden aanwijst waar zwijnen welkom zijn. M.a.w. dat men de nulstand los gaat laten. Steenmarter (H21) men zegt dat men in uitzonderlijke gevallen steenmarters wil vangen en dan? Verplaatsen/Doden? Exoten (H22) Dierenbescherming is voorstander van een positieflijst, ingesteld door de landelijke overheid, met op deze lijst dieren die gehouden mogen worden. Deze dieren zijn welzijnstechnisch goed te houden en zouden geen gevaar mogen vormen voor de inheemse flora- en fauna mochten zij ontsnappen of losgelaten worden. Dieren die hier al gevestigd zijn, accepteert zij als zijnde inheems. Daarmee is de Dierenbescherming dan ook niet voor het afgeven van aanwijzingen t.b.v. het doden van uitheemse en verwilderde diersoorten (inclusief verwilderde katten). Ook hier weer wordt gesproken over het vangen van dieren (Siberische eekhoorn en Marterhond). En dan? Heeft men overleg met Stichting Aap gehad over wat te doen met deze dieren? Opvangen? Doden? De Dierenbescherming wenst de opstellers en provincie succes met het doornemen van ons commentaar, en hoopt dat zij onze aanbevelingen overneemt. Heeft u vragen? Neem dan contact op met Femmie Smit, femmie.smit@dierenbescherming.nl, Met vriendelijke groet, Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren Dr. Femmie Smit Programmamanager in het wild levende dieren Achtergrondinformatie Kruidenrijkgrasland en ganzen Het voordeel van meer kruidenrijk grasland en minder toegang tot eiwitrijk grasland, is dat de draagkracht voor bv. ganzen omlaag gaat omdat zij minder voedsel tot hun beschikking hebben. Bij goede doorvoering zal geleidelijk het aantal ganzen, op natuurlijke wijze, afnemen. Hierdoor zal eutrofiëring en overbegrazing in natuurgebieden na enige tijd vanzelf afnemen, omdat het aantal dieren dat voor kan komen in die gebieden zich aan zal passen aan de voedselbeschikbaarheid. Kruidenlijk grasland en predatie weidevogel Kruidenrijk grasland is een betere omgeving voor weidevogels waardoor zij beter bestand zijn tegen predatie. Predatoren zoals vos en kraai kunnen samen leven met weidevogels, mits de condities voor de weidevogels op andere gebieden op orde zijn. Ook als het niet mogelijk de habitatcondities voor weidevogels te verbeteren, dan nog is de Dierenbescherming tegen predatorenbeheer t.b.v. het behoud van weidevogels. Selectief weg halen van een aantal predatorensoorten geeft ruimte voor andere predatorensoorten waarop men geen maatregelen kan nemen omdat deze strenger beschermd zijn. Hierdoor zal predatorafschot nauwelijks bijdragen aan de weidevogeloverleving.