Laadapparaat Type V/5A

Transcriptie

1 G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Bestnr.: Laadapparaat Type V/5A Omwille van het milieu 100% recyclingpapier Impressum Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en zetfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. Copyright 1995 by CONRAD ELECTRONIC NEDERLAND BV Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet:

2 Belangrijk! Beslist lezen! Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikname en het gebruik. Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet opvolgen van de handleiding, vervalt het recht op garantie. Voor volgschades, die hieruit ontstaan zijn wij niet aansprakelijk. Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig!! Inhoudsopgave Introductie 3 1. Gebruik waarvoor het laadapparaat doel is 3 2. Veiligheidsbepalingen 4 3. Bedieningselementen 7 4. Ingebruikname 7 5. Technische gegevens 8 6. Schema 9 Pagina Introductie Geachte klant, Hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Lees eerst deze handleiding volledig en zorgvuldig door voordat u het laadapparaat in gebruik neemt. U dient zich beslist te houden aan de aanwijzingen betreffende de veiligheid en het gebruik. Bij vragen kunt u zich wenden tot onze Technische Dienst, Nederland: Ma. vr uur 1. Gebruik waarvoor het laadapparaat bedoeld is: Het laden van accumulatoren met nominale spanningen van 12V en een nominale capaciteit van Ah. Voor het laden van de accu zijn de technische gegevens van de accu-fabrikant absoluut in acht te nemen. De automatische lader is een automatisch laadapparaat voor het laden van 12 V loodaccumulatoren met 6 cellen en een capaciteit van Ah voor de auto, motor, boot, camping en werkplaats. De hoogte van de laadstroom is afhankelijk van de laadtoestand van de accu. Het kan bij een ongeladen accu 5A bedragen en kan aan het einde van het laadproces tot 3A teruglopen. Een automatische laadcontrole schakelt de laadstroom bij het bereiken van de laadeindspanning van circa 14V af en bij het dalen van de accuspanning tot circa 12.6V weer aan. Daardoor is de volledige spanning van de accu gewaarborgd, overladen en koken van de accu's worden verhinderd en de zelfontlading geïnvelleerd. Een rode LED dient voor de netspanningscontrole en de groene LED toont de laadstroom aan. De automatische lader is tegen kortsluiting en verkeerde poling van de accu beschermd. 2 3

3 2. Veiligheidsbepalingen 2.1 Het laadapparaat is opgebouwd in veiligheidsklasse 2 met een nettransformator type VDE Het is ontstoord volgens VDE 0871 B. Het apparaat is uitgerust met een VDE-geteste netkabel met een Eurostekker en mag alleen aan een wisselspanningsnet van 230 V met randaarde aangesloten worden. 2.2 U dient er op te letten, dat de isolering van de netkabel en de netstekkers niet beschadigd of defect zijn. 2.3 Dit laadapparaat hoort niet thuis in kinderhanden. 2.4 In commerciële inrichtingen dient u zich te houden aan de ARBOvoorschriften. 2.5 In scholen, opleidingsinstituten, hobby- en doe-het-zelf-werkplaatsen dient het omgaan met laadapparatuur te gebeuren onder toezicht van geschoold personeel. 2.6 Bij het openen van de afdekking of het verwijderen van onderdelen, tenzij het met de hand mogelijk is, kunnen spanningsgeleidende delen blootgelegd worden. Ook kunnen aansluitingsplaatsen spanningsgeleidend zijn. Voor afregeling, onderhoud, reparatie of uitwisseling van onderdelen moet het apparaat van alle spanningsbronnen afgesloten zijn. Als daarna afregeling, onderhoud of reparatie aan het geopende apparaat onder spanning onvermijdelijk is, dan mag dit alleen door een vakman uitgevoerd worden, die met de daaraan verbonden gevaren en voorschriften vertrouwd is. 2.7 Condensatoren in het apparaat kunnen nog geladen zijn, zelfs wanneer het apparaat van alle spanningsbronnen afgesloten is. 2.8 Bij het vervangen van zekeringen dient u er op te letten, dat alleen zekeringen van het aangegeven type en de aangegeven stroomsterkte als vervanging gebruikt mogen worden. Het gebruik van gerepareerde zekeringen of het overbruggen van de zekering is niet toegestaan. Het apparaat is bestand tegen overbelasting en kortsluiting. Het doorbranden 4 van de binnenliggende ingangszekering duidt op een ernstig defect en moet door een vakman hersteld worden alvorens hij een nieuwe zekering kan inbouwen. 2.9 Schakel uw laadapparaat nooit in, wanneer u het van een koude naar een warme ruimte brengt. Het condenswater dat daarbij ontstaat kan onder ongunstige omstandigheden uw apparaat vernielen. Laat het apparaat oningeschakeld op kamertemperatuur komen Bij het werken met laadapparatuur is het dragen van metalen sieraden of sieraden met een geleidend vermogen zoals kettingen, armbanden, ringen etc. verboden Laadapparatuur is niet voor toepassing op mensen of dieren Bij serieschakeling van de uitgangen van een of meerdere laadapparaten kunnen levensgevaarlijke spanningen (>35 VDC) vrijkomen Ventilatiespleten van laadapparatuur mogen nooit afgedekt worden. De apparaten moeten op een harde, moeilijk ontvlambare ondergrond geplaatst worden, zodat lucht ongehinderd in het apparaat binnendringen kan. De koeling van de apparaten vindt overwegend door convectie plaats Laadapparaten en de aangesloten accu's mogen nooit zonder toezicht werken. U dient maatregelen te nemen voor de bescherming en de veiligheid van de aangesloten accu's ten opzichte van de werking van het laadapparaat (bijv. overspanning, uitval van het laadapparaat) en voor de door het aangesloten apparaat zelf uitgaande werking en gevaren (bijv. onbetrouwbare hoge stroomopname) Bij het werken onder spanning mag alleen een daarvoor uitdrukkelijk toegelaten gereedschap gebruikt worden Het aanleggen van blank metalen leidingen en contacten moet vermeden worden. Al deze plaatsen zijn door geschikte, moeilijk ontvlambare isolatiematerialen of door andere maatregelen af te dekken die daardoor tegen een directe aanraking beschermen. Ook de elektrisch 5

4 geleidende delen van de aangesloten apparaten zijn door passende maatregelen voor o.a. directe aanraking te beschermen. 3. Bedieningselementen 2.17 Als het werken zonder gevaar niet meer mogelijk is, dient u het apparaat direct uit te zetten en te beschermen tegen het gebruik van derden. U kunt aannemen dat gebruik zonder gevaar niet meer mogelijk, als: - het apparaat zichtbare beschadigingen vertoont, - het apparaat niet meer werkt, - na langdurig opslag onder ongunstige omstandigheden - de netkabel/netstekker beschadigingen vertoont Bij het laden van de loodaccumulatoren kunnen explosieve gassen ontstaan. De vorming van vlammen en vonken moet vermeden worden en in de werkplaats moet voldoende geventileerd worden Dit accu-laadapparaat bestaat uit onderdelen, zoals bijv. schakelaar en relais, welke lichtbogen of vonken opwekken kunnen. Het is daarom aan te raden om bij gebruik in een garage het apparaat op een plaats onder te brengen, die voor dat doel ingericht is Niet oplaadbare accu's mogen niet aan het apparaat aangesloten worden Het laadapparaat moet tegen vochtigheid beschermd worden en mag niet buiten gebruikt worden. 1. Handgreep 2. Laadstroom LED/voedingsspanning LED 3. Netkabel 4. Aansluitklemmen rood +, zwart - 5. Netschakelaar 4. Ingebruikname a Aansluiting Bij aanvang of beëindiging van het laadproces dient u eerst het laadapparaat uit te schakelen, voordat u de gelijkstroomverbindingen aan- of afklemd. De rode laadkabel met het (+)-teken moet op de klem van de pluspool en de zwarte laadkabel met het (-)-teken moet op de minpool van de accu aange- 6 7

5 sloten worden. Bij een in de auto ingebouwde accu welke geladen moet worden, handelt u als volgt: * laadapparaat met de accupool verbinden, welke niet met aarde van het voertuig verbonden is, * de andere pool van het laadapparaat moet uit, de buurt van de accu en uit de buurt van de benzineleiding, met aarde van het voertuig verbonden worden. * laadapparaat inschakelen. Na beëindiging van het laadproces moet u op de volgende manier te werk gaan: Gewicht : circa 2,5 kg Afmetingen (b*h*l) : 140*120*190 Doorsnede aanvoerleiding : minstens 2,5 mm Omgevingsvoorwaarden : Gebruikstemperatuurbereik : +1 C tot + 40 C Luchtvochtigheid : max. 80% Luchtdruk : 600 tot 1000 hpa 6. Schakelschema Eerst het laadapparaat uitzetten, dan de kabel naar de voertuigaarde afklemmen en daarna de kabel naar de andere accupool afklemmen. Bij langdurig gebruik met max. laadstroom van de accu wordt het koelelement in het apparaat zeer warm. Voorzichtig! Verbrandingsgevaar! Let beslist op voldoende ventilatie van het laadapparaat en bedek nooit de ventilatiespleten aan de onderzijde en bovenzijde van het apparaat. Let beslist op de veiligheidsbepalingen welke in deze handleiding vermeld staan. 5. Technische gegevens Werkspanning : 230 VAC +6/-10% Netfrequentie : 50 tot 60 Hz Opgenomen vermogen : max. 80 W Laadstroom : max. 5A bij 12V Uitschakelspanning : circa 14V Inschakelspanning : circa 12,6V Uitgangszekering : 6,3A traag Netzekering : 0,4A traag Kabel=kabel Klemme=klem *Abgleich=gevlakt 8 9