Handleiding. Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de BOSS GT-PRO Guitar Effects Processor. Opmaak van deze handleiding

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Handleiding. Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de BOSS GT-PRO Guitar Effects Processor. Opmaak van deze handleiding"

Transcriptie

1 Handleiding Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de BOSS GT-PRO Guitar Effects Processor. Lees alvorens dit toestel te gebruiken aandachtig de volgende pagina s: BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES (p. 2) VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL (p. 3 4) BELANGRIJKE OPMERKINGEN (p. 5 6) Deze pagina s bevatten belangrijke informatie i.v.m. de correcte bediening van het toestel. Om zeker te zijn dat u alle functies van uw nieuwe toestel voldoende beheerst, dient u de handleiding in haar geheel te lezen. Bewaar de handleiding binnen handbereik als een handige referentie. Opmaak van deze handleiding Tekst of een cijfer tussen vierkante haakjes [ ] verwijst naar toetsen. [WRITE] WRITE-toets [SYSTEM] SYSTEM-toets EXP pedal is een afkorting van expression pedal (zwelpedaal). Referenties zoals (p. **) verwijzen naar andere pagina s in deze handleiding. Copyright 2005 BOSS CORPORATION Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag, in welke vorm dan ook, worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van BOSS CORPORATION.

2 WAARSCHUWING: Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht, om het risico op brand of elektrische schokken te reduceren. ATTENTIE Risico op elektrische schok NIET OPENEN ATTENTION: RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR WAARSCHUWING: HET DEKSEL (OF DE ACHTERKANT) NIET VERWIJDEREN, OM HET RISICO OP ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE REDUCEREN. BINNENIN BEVINDEN ZICH GEEN ONDERDELEN DIE DOOR DE GEBRUIKER ONDERHOUDEN KUNNEN WORDEN. LAAT ONDERHOUD AAN ERKEND PERSONEEL OVER. Het symbool van de bliksemflits met pijl in een gelijkzijdige driehoek dient om de gebruiker te waarschuwen voor de aanwezigheid van niet geisoleerd gevaarlijk voltage binnenin het apparaat. Dat voltage kan krachtig genoeg zijn om een elektrische schok bij mensen te veroorzaken. Het uitroepteken in een gelijkzijdige driehoek dient om de gebruiker te wijzen op belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies in de documentatie bij product. INSTRUCTIES OMTRENT HET GEVAAR VOOR BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDING VAN PERSONEN. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES BEWAAR DEZE INSTRUCTIES WAARSCHUWING - Bij het gebruik van elektrische producten moet u de nodige voorzorgsmaatregelen nemen, o.a.: 1. Lees deze instructies. 2. Bewaar deze instructies. 3. Besteed de nodige aandacht aan de waarschuwingen. 4. Volg alle instructies. 5. Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water. 6. Maak het apparaat alleen met een droge doek schoon. 7. Zorg dat de ventilatieopeningen niet bedekt zijn. Volg de instructies van de fabrikant voor de installatie. 8. Installeer het apparaat niet in de buurt van warmtebronnen, zoals radiatoren, verwarmingselementen, kachels of andere apparaten die warmte produceren (inclusief versterkers). 9. Als de bijgeleverde stekker niet in het stopcontact past, laat het verouderde stopcontact dan door een elektricien vervangen. 10. Zorg dat niemand op de stroomkabel loopt of aan de kabel trekt, vooral in de buurt van de stekker en van de plaats waar de kabel uit het apparaat komt. 11. Gebruik alleen accessoires of uitbreidingen die door de fabrikant goedgekeurd worden. 12. Bij onweer of als u het apparaat voor lange tijd niet gebruikt, dient u de stekker uit het stopcontact te halen. 13. Laat al het onderhoud aan erkend onderhoudspersoneel over. Onderhoud is vereist wanneer het apparaat op enigerlei wijze beschadigd is, bijvoorbeeld als de stroomkabel of de stekker beschadigd is, als er vloeistof of objecten in het apparaat terecht zijn gekomen, als het apparaat aan regen of vochtigheid heeft blootgestaan, niet normaal functioneert of is gevallen. For the U.K. IMPORTANT: THE WIRES IN THIS MAINS LEAD ARE COLOURED IN ACCORDANCE WITH THE FOLLOWING CODE. BLUE: BROWN: NEUTRAL LIVE As the colours of the wires in the mains lead of this apparatus may not correspond with the coloured markings identifying the terminals in your plug, proceed as follows: The wire which is coloured BLUE must be connected to the terminal which is marked with the letter N or coloured BLACK. The wire which is coloured BROWN must be connected to the terminal which is marked with the letter L or coloured RED. Under no circumstances must either of the above wires be connected to the earth terminal of a three pin plug. 2

3 VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL INSTRUCTIES TER VOORKOMING VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN OF VERWONDING VAN PERSONEN Over WAARSCHUWING en OPGEPAST Over de Symbolen WAAR- SCHUWING OPGEPAST Wordt gebruikt voor instructies die de gebruiker wijzen op levensgevaar of ernstige verwondingen bij onjuist gebruik van het toestel. Wordt gebruikt voor instructies die de gebruiker wijzen op het risico op verwondingen of materiële schade bij onjuist gebruik van het toestel. * Materiële schade verwijst naar schade of andere ongunstige effecten die aan het huis en de hele inboedel, huisdieren inbegrepen, worden toegebracht. NEEM STEEDS HET VOLGENDE IN ACHT Het -symbool maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het symbool hier links duidt op algemene verwittigingen of waarschuwingen, of vestigt de aandacht op gevaar. Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die nooit mogen worden uitgevoerd (verboden zijn). De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies verboden is. Het symbool hier links betekent dat het toestel nooit mag worden gedemonteerd. Het -symbool maakt de gebruiker attent op zaken die moeten worden uitgevoerd. De tekening in de cirkel geeft aan wat er precies dient te gebeuren. Het symbool hier links betekent dat de stekker van de stroomkabel moet worden uitgetrokken. Waarschuwing 001 Lees onderstaande instructies en de handleiding voor u dit toestel gebruikt a Maak het toestel niet open of breng geen interne wijzigingen aan Probeer het toestel niet zelf te herstellen of vervang geen onderdelen (behalve als deze handleiding specifieke instructies hiertoe geeft). Wend u voor onderhoud steeds tot uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler (zie Informatie ) Gebruik of bewaar het toestel nooit op plaatsen die: onderhevig zijn aan extreme temperaturen (bv. direct zonlicht in een gesloten voertuig, bij een verwarmingsbuis, op een warmtebron); vochtig zijn (bv. badkamer, wasplaats, natte vloer); nat zijn; blootgesteld zijn aan regen; stoffig zijn; blootgesteld zijn aan sterke trillingen Dit toestel dient u alleen te gebruiken met een door Roland aanbevolen rack of standaard Als u het toestel met een door Roland aanbevolen rack of standaard gebruikt, moet u de rack of standaard waterpas en op een stabiele plaats opstellen. Als u geen rack of standaard gebruikt, moet u nog altijd zorgen dat u het toestel opstelt op een oppervlak dat waterpas is, dat het toestel voldoende ondersteunt en waarop het toestel stabiel staat.... Waarschuwing 008a Sluit dit toestel enkel aan op een stroombron van het type dat in de handleiding beschreven is, of zoals op de achterzijde van het toestel vermeld Plooi of buig de stroomkabel niet overmatig en plaats er geen zware voorwerpen op. Anders kan de kabel beschadigd raken, wat schade en kortsluiting kan veroorzaken. Bij beschadigde kabels is er gevaar voor brand of schokken! Dit toestel kan, al dan niet in combinatie met een versterker en een hoofdtelefoon of luidsprekers, mogelijk een geluidsniveau produceren dat permanente gehoorschade kan veroorzaken. Vermijd langdurig gebruik bij een hoog of onaangenaam volumeniveau. Als u enig gehoorverlies of suizende oren gewaarwordt, stop dan meteen het gebruik van dit toestel en raadpleeg een oorspecialist Zorg dat er geen voorwerpen (bv. brandbare materialen, muntstukken, spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank enz.) in het toestel kunnen binnendringen a Zet het toestel onmiddellijk uit, haal de stekker uit het stopcontact en vraag een nazicht bij uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler (zie onder Informatie ) indien: de stroomkabel of de stekker beschadigd zijn; rook of ongewone geuren vrijkomen; voorwerpen of vloeistof in het toestel terechtgekomen zijn; het toestel in de regen heeft gestaan (of op een andere manier nat is geworden); het toestel niet normaal schijnt te werken of een duidelijke verandering in prestaties vertoont.... 3

4 Waarschuwing 013 In gezinnen met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden tot de kinderen zelf alle essentiële regels voor een veilig gebruik van het toestel kunnen volgen Bescherm het toestel tegen zware schokken. (Laat het niet vallen!) Vermijd om dit toestel samen met een overdreven aantal andere toestellen op hetzelfde stopcontact aan te sluiten. Wees vooral voorzichtig met verlengsnoeren: het totale vermogen van alle toestellen die u op het verlengsnoer aansluit, mag nooit het nominale vermogen (watt/ampère) van het verlengsnoer overschrijden. Een overdreven belasting kan de isolatie van het snoer doen opwarmen en zelfs doen doorsmelten Voor u dit toestel in het buitenland gebruikt, raadpleegt u best uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler (u vindt een lijst onder Informatie ) Speel een cd-rom NOOIT af op een gewone audio-cd-speler. Het geluidsniveau zou zo hoog kunnen zijn dat het permanente gehoorschade veroorzaakt. Ook beschadiging van luidsprekers of andere apparaten is mogelijk Plaats geen voorwerpen die water bevatten (bv. bloemenvazen) op dit toestel. Vermijd het gebruik van insecticides, parfum, alcohol, nagellak, spuitbussen enz. in de buurt van het toestel. Veeg vloeistof op het toestel altijd meteen weg met een droge, zachte doek.... Opgepast 101a Plaats het toestel zo dat een goede ventilatie niet gehinderd wordt. 102a Neem de stroomkabel altijd bij de stekker vast als u hem in een stopcontact steekt of hem er uittrekt. 103a Op gezette tijden moet u de stekker loskoppelen en met een droge doek schoonmaken om al het stof en ander vuil van de pennen te verwijderen. Trek de stekker ook uit het stopcontact als het apparaat voor een langere tijd niet gebruikt wordt. Als er zich tussen de stekker en het stopcontact stof ophoopt, wordt de isolatie minder betrouwbaar en is er mogelijk brandgevaar Tracht te voorkomen dat kabels en snoeren verstrikt geraken. Houd alle kabels en snoeren ook buiten het bereik van kinderen Klim nooit op het toestel en plaats er geen zware voorwerpen op a Neem de stroomkabel of de stekker nooit met natte handen vast als u hem in een stopcontact steekt of hem er uittrekt a Trek de stekker uit het stopcontact en koppel alle externe apparaten los, alvorens het toestel te verplaatsen a Schakel het toestel uit en trek de stekker uit het stopcontact alvorens het toestel schoon te maken a Trek de stekker uit het stopcontact wanneer u gevaar voor blikseminslagen in uw buurt vermoedt.... 4

5 BELANGRIJKE OPMERKINGEN 291b Behalve de punten onder BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES en VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL op p. 2 en 3 dient u ook de volgende instructies te lezen en op te volgen: Stroomvoorziening 301 Sluit dit toestel niet aan op een stopcontact dat al gebruikt wordt door een apparaat met een omvormer (zoals een koelkast, wasmachine, magnetron of airco) of met een motor. Naar gelang van de manier waarop dit elektrische apparaat wordt gebruikt, kan de stroombron storingen of een hoorbare brom veroorzaken. Als het niet haalbaar is om een apart stopcontact te gebruiken, sluit dan een ontstoringsfilter aan tussen dit toestel en het stopcontact. 307 Voor u dit toestel op andere apparaten aansluit, moet u alle toestellen uitzetten. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten. 308 Hoewel de ledjes en het LCD-scherm uitgeschakeld worden zodra u het toestel met de POWER-schakelaar uitzet, betekent dat niet dat het toestel dan volledig van de stroombron is afgekoppeld. Als u de stroom volledig wilt afsluiten, zet u eerst de POWER-schakelaar uit en haalt u vervolgens de stekker uit het stopcontact. Daarom sluit u de stekker van de stroomkabel best aan op een makkelijk bereikbaar stopcontact. Plaatsing 351 Het gebruik van dit toestel vlak bij versterkers (of andere apparaten met grote stroomtransformators) kan een brom veroorzaken. In dat geval kunt u het toestel anders richten of verder van de bron van interferentie weg plaatsen. 352a Dit toestel kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit toestel niet in de buurt van dergelijke ontvangers. 352b Er kan storing optreden als apparaten voor draadloze communicatie, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit toestel gebruikt worden. Deze storingen kunnen voorkomen bij een inkomende of uitgaande oproep, of tijdens het gesprek. Als u dit probleem hebt, kunt u de draadloze apparaten verder uit de buurt van het toestel plaatsen of uitschakelen. 354a Stel het toestel niet aan direct zonlicht bloot, zet het niet naast een warmtebron, laat het niet in een afgesloten voertuig staan of stel het op geen enkele andere manier aan extreme temperaturen bloot. Overmatige hitte kan het toestel vervormen of verkleuren. 355b Als het toestel verplaatst wordt naar een plek waar de temperatuur en/of vochtigheid erg verschillend is, kunnen zich druppeltjes (condensatie) in het toestel vormen. Schade of storingen kunnen het gevolg zijn, als u het toestel in deze toestand gebruikt. Laat daarom het toestel een aantal uren staan voor u het gebruikt, tot de condensatie volledig verdampt is. Onderhoud 401a Voor een gewone schoonmaakbeurt gebruikt u een zachte, droge doek, eventueel licht bevochtigd met water. Voor hardnekkig vuil gebruikt u een doek met een mild, nietagressief detergent. Veeg daarna het toestel goed droog met een zachte, droge doek. 402 Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of eender welk oplosmiddel, om mogelijke verkleuring en/of vervorming te vermijden. Herstellingen en data 452 Houd er rekening mee dat de data in het geheugen van het toestel bij een herstelling gewist kunnen worden. Maak altijd een back-up van belangrijke data met een midi-apparaat (bv. een sequencer) of computer, of maak notities (indien mogelijk). Bij reparaties wordt het nodige gedaan om dataverlies te vermijden. Helaas is het soms onmogelijk om data te herstellen (bv. als de schakelingen van het geheugen zelf defect zijn). Roland Corporation wijst elke verantwoordelijkheid voor dergelijk gegevensverlies af. Back-up van het geheugen 501b Dit apparaat bevat een batterij die het geheugen van stroom voorziet als de hoofdstroom is uitgeschakeld. Als deze batterij bijna leeg is, verschijnt de onderstaande boodschap op het scherm. Zodra deze boodschap verschijnt, vervangt u de batterij zo snel mogelijk om het verlies van alle data in het geheugen te vermijden. Voor het vervangen van de batterij raadpleegt u uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler (zie Informatie ). 5

6 BELANGRIJKE OPMERKINGEN Verdere voorzorgen 551 Onthoud dat de inhoud van het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan als gevolg van een defect of verkeerd gebruik van het toestel. Om het risico te vermijden dat u belangrijke gegevens zou verliezen, raden we u aan regelmatig een back-up van dergelijke gegevens te maken met een midi-apparaat (bv. een sequencer) of computer. 552 Gegevens die in het geheugen opgeslagen werden, kunnen jammer genoeg niet hersteld worden als ze eenmaal gewist zijn. Roland Corporation wijst elke verantwoordelijkheid voor dergelijk gegevensverlies af. 553 Wees voorzichtig genoeg bij het gebruik van de toetsen, schuifknoppen en andere bedieningsorganen, en bij het gebruik van jacks en aansluitingen. Een ruw gebruik kan defecten veroorzaken. 556 Neem bij het aansluiten en loskoppelen van alle kabels steeds de connector zelf vast trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen of schade aan interne elementen van de kabel. 557 Bij normale werking produceert het toestel een kleine hoeveelheid warmte. 558a Om uw buren niet te storen, probeert u het volume best op een redelijk niveau te houden. U kunt ook een hoofdtelefoon gebruiken, zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral later op de avond). 559a Als u het toestel gaat vervoeren, verpak het dan indien mogelijk in oorspronkelijke verpakking (inclusief vulling). Zoniet dient u voor een gelijkaardige verpakking te zorgen. 561 Gebruik alleen het juiste zwelpedaal (EV-5; wordt apart verkocht). Als u andere zwelpedalen aansluit, riskeert u storingen of beschadiging van het toestel. 562 Gebruik een kabel van Roland om de verbinding te maken. Als u een kabel van een andere producent gebruikt, neem dan de volgende voorzorgen: Sommige verbindingskabels hebben een weerstand. Gebruik geen kabels met een weerstand om dit toestel aan te sluiten. Bij het gebruik van een dergelijke kabel kan het geluidsniveau erg laag of onhoorbaar zijn. Contacteer de producent van de kabel voor meer informatie over de specificaties van de kabel. Gebruik van cd-roms 801 Vermijd aanraking van of krassen op de glanzende onderzijde van het schijfje (hier zijn de gegevens opgeslagen). Beschadigde of vuile cd-roms kunnen niet altijd correct gelezen worden. Houd uw cd-roms schoon met een cdreiniger van een gespecialiseerde winkel. Copyright 852a Als u audiosignalen via een digitale aansluiting met een extern instrument uitwisselt, kan dit toestel een opname maken zonder de gebruikelijke beperkingen van het Serial Copy Management System (SCMS). Dat komt omdat het toestel uitsluitend voor muzikale producties is bestemd. Het valt niet onder dergelijke beperkingen zolang het gebruikt wordt om stukken (bv. uw eigen composities) op te nemen die geen inbreuk op de auteursrechten van anderen vormen. (SCMS is een functie die kopieën in de tweede graad of verdere kopieën via een digitale aansluiting verhindert. Deze functie is in MD-recorders en andere digitale audio-apparatuur ingebouwd om auteursrechten te beschermen.) 853 Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden die de auteursrechten van derden kunnen schenden. Wij wijzen elke verantwoordelijkheid af met betrekking tot de schending van auteursrechten van derden door het gebruik van dit apparaat. 204 * Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. 206e * De schermafbeeldingen in deze documenten worden gebruikt met toestemming van Microsoft Corporation. 206j * Windows heet officieel Microsoft Windows operating system. 207 * Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. 209 * Mac OS is een handelsmerk van Apple Computer, Inc. 220 * Alle productnamen in dit document zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars. 231 * OMS is een geregistreerd handelsmerk van Opcode Systems, Inc. 232 * FreeMIDI is een handelsmerk van Mark of the Unicorn, Inc. 6

7 Inhoud VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL...3 BELANGRIJKE OPMERKINGEN...5 Voornaamste eigenschappen...10 Hoe heet het en waarvoor dient het?...11 Voorpaneel...11 Achterpaneel...13 Signaalverloop...14 Hoofdstuk 1: Geluidsweergave...15 Aansluitingen maken...15 Het toestel inschakelen...16 Het ingangsniveau regelen...17 Het uitgangsniveau regelen...17 Het SUB OUT -niveau regelen...17 De MAIN OUT -versterker selecteren (Main Output Select)...17 De SUB OUT -versterker selecteren (Sub Output Select)...18 Het toestel uitschakelen...18 Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren...19 Wat is een patch?...19 Hoe selecteert u een patch? (Patch Change)...19 De klank regelen met de knoppen...20 Het effect in- en uitschakelen...20 Effecten snel instellen (QUICK FX)...21 Bestaande patchinstellingen oproepen...21 Preciezere effectinstellingen...22 De volgorde van de effecten aanpassen (Effect Chain)...22 Patches een naam geven (Patch Name)...23 Hoofdstuk 3: Uw klanken opslaan...24 Patches opslaan (Patch Write)...24 Patches kopiëren (Patch Copy)...24 Patches omwisselen (Patch Exchange)...25 Patches initialiseren...25 Patches initialiseren met een klank die lijkt op wat u wilt bekomen...26 Instellingen volgens hun effect opslaan (User Quick Settings)...26 PREAMP/SPEAKER-opties naar een ander kanaal kopiëren...27 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters...28 PREAMP/SPEAKER-simulator (voorversterker/ luidspreker)...28 OVERDRIVE/DISTORTION DELAY De HOLD-functie (Hold Delay)...34 CHORUS REVERB COMP (Compressor) WAH FX-1/FX ACS (Advanced Compressor)...37 LM (Limiter)...37 TW (Touch Wah)...37 AW (Auto Wah)...38 TM (Tone Modify)...38 GS (Guitar Simulator)...38 TR (Tremolo)...39 PH (Phaser)...39 FL (Flanger)...40 PAN...40 VB (Vibrato)...40 UV (Uni-V)...41 RM (Ring Modulator)...41 SG (Slow Gear)...41 DF (Defretter)...41 STR (Sitar Simulator)...42 FB (Feedbacker)...42 AFB (Anti-feedback)...43 HU (Humanizer)...43 SL (Slicer)...43 WSY (Wave Synth)...44 SEQ (Sub Equalizer)...44 FX HR (Harmonist)...45 Harmonist-toonladders creëren (User Scale)...46 PS (Pitch Shifter)...46 PB (Pedal Bend)...47 OC (Octave)...47 RT (Rotary) CE (2 x 2 Chorus)...48 AR (Auto Riff)...48 Nieuwe frasen creëren (Userfrase)...49 SYN (Guitar Synth)...49 AC (Acoustic Processor)...50 SH (Sound Hold)...51 SDD (Sub Delay)...51 EQ (Equalizer) LOOP (External Effects Loop) 1/ PRE LOOP AMP CTL (Amp Control) 1/ MASTER NS (Noise Suppressor)...54 Patch Level...55 Output...55 Master BPM...55 FV (Foot Volume)...55 FX CHAIN (Effect Chain) NAME (Patch Name) ASSIGN

8 Inhoud Hoofdstuk 5: Nieuwe effecttypes creëren (Customize)...57 COSM-voorversterkers aanpassen...57 Luidsprekers aanpassen...58 Overdrive/Distortion aanpassen...59 Pedal Wah aanpassen...60 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen...61 Opmerkingen over de pedaalfuncties...61 Instructies voor het gebruik...61 De werking van de externe voet-schakelaar instellen (CTL 1, 2, 3, 4)...62 De werking van het externe zwelpedaal instellen (EXP1, 2)...63 De werking van een extern midi-apparaat instellen (CC#7, CC#80, CC#1)...64 Bediening van het voetvolume (FV) voor individuele patches (EXP1/CC#7 Foot Volume)...65 Externe bedieningsorganen voor individuele patches instellen (Assign)...66 Quick Settings...66 Manual Settings...67 Internal Pedal System...70 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten...72 Wat kunt u met midi doen?...72 Opmerkingen over midiboodschappen die verzonden en ontvangen kunnen worden...73 De midifuncties instellen...73 Midigegevens verzenden en ontvangen...75 Data naar een extern midi-apparaat verzenden (Bulk Dump)...75 Data van een extern midi-apparaat ontvangen (Bulk Load)...76 De Program Change Map...77 De Program Change Map activeren/deactiveren (MIDI Map Select)...78 Patchnummers op een extern midi-apparaat selecteren vanaf de GT-PRO...78 Over MIDI...79 Hoe midiboodschappen worden verzonden en ontvangen...79 Twee soorten midiboodschappen van de GT-PRO...79 Over de midi-implementatie...80 Hoofdstuk 8: De GT-PRO met de FC-200 gebruiken...81 De functies voor de FC-200 instellen...81 De GT-PRO in FC-200-modus zetten...81 Het CTL-pedaal van de FC-200 instellen (FC-200 CTL Pedal)...81 Het aantal beschikbare banken beperken (FC-200 Bank Limit)...81 De timing van patchwissels instellen (FC-200 Program Change Out)...82 Banken selecteren met de nummerpedalen (FC-200 Bank Change)...82 Instellingen van de GT-PRO naar de FC-200 verzenden Aansluiten...82 Instellingen naar de FC-200 verzenden...83 De GT-PRO met de FC-200 bedienen Aansluiten...83 Patches selecteren...83 Het CTL-pedaal en EXP-pedaal van de FC Effecten met de pedalen van de FC-200 in/uitschakelen (Manual Mode) Manual-modus activeren...85 Effecten selecteren die u met de pedalen wilt aan- en uitzetten...85 Geavanceerde instellingen De FC-200 automatisch met de instellingen van de GT- PRO instellen zodra u de GT-PRO inschakelt...87 Manual-modus...87 Een extern midi-apparaat aansluiten in FC-200-modus.87 Hoofdstuk 9: De GT-PRO via USB op een computer aansluiten Voor u de USB-aansluiting maakt Over de bijgeleverde software...88 Driver Mode...88 De Driver Mode instellen...88 USB-functies instellen Input/Output van het digitale audiosignaal...89 Direct Monitor -instellingen...89 De output van de GT-PRO opnemen met een computer Effecten van de GT-PRO toevoegen aan de audioweergave van de computer De GT-PRO vanaf de computer bedienen Hoofdstuk 10: Andere functies Allerlei parameters regelen met het gitaarvolume Het kanaal van de voorversterker (A/B) dynamisch selecteren...92 Bepaalde effectparameters wijzigen met het gitaarvolume (Assign Source)...93 Het algemene geluid aan de omgeving aanpassen (Global) Het algemene geluid regelen...94 Main Global EQ...94 Total NS...94 Total REVERB...94 Sub Global EQ...95 De outputbestemming selecteren...95 Output Channel...95 USB/Digital Out...95 De contrastwaarde van het scherm aanpassen (LCD Contrast) De input van de GT-PRO selecteren (Input Select)

9 Inhoud De klank van de input van de GT-PRO regelen (Input Level/Input Presence)...97 Effectgeluiden na een patchwissel laten doorspelen (Patch Change Mode)...97 Identieke Preamp-instellingen in alle patches (Preamp Mode)...98 De System Preamp instellen...98 Beperking van de beschikbare patches (Patch Extent)...98 De EXP Pedal Mode wijzigen bij een patchwissel (Assign Hold)...99 De functies van de knoppen instellen (Knob Mode).99 Het Output/Input-niveau selecteren MAIN OUT Level SUB OUT Level LOOP 1/2 SEND Level LOOP 1/2 RETURN Level Het effectniveau controleren met de Level Meter De gitaar stemmen (Tuner/Bypass) De stemfunctie inschakelen Schermweergave bij het stemmen Hoe stemmen? De stemfunctie instellen Appendices De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset).103 Lijst van fabrieksinstellingen Midi-implementatietabel Specificaties GT-PRO Software systeemvereisten Installatie & configuratie van het USBstuurprogramma Installatie van de Special Driver Mac OS X Instellingen van het stuurprogramma Mac OS Installatie van de Standard Driver Mac OS X Mac OS Configuratie van de Special Driver De latentietijd regelen Gebruik van ASIO Direct Monitor Problemen oplossen Foutmeldingen Problemen bij het gebruik van de GT-PRO Problemen met het geluid Andere problemen Problemen met de USB Driver Problemen met het USB-stuurprogramma De Special Driver verwijderen Patch List User Patch Preset Patch Index Stuurprogramma: installatie (Windows) Over de Driver-modi Installatie van de Special Driver Windows XP Windows Windows Me/ Installatie van de Standard Driver Windows XP/ Windows Me Windows Instellingen van het stuurprogramma Over de input- en outputapparaten Instellingen van het input-/outputapparaat Software-instellingen Stuurprogramma: installatie (Macintosh) Over de Driver-modi

10 Voornaamste eigenschappen Professionele gitaareffecten De beste analoge onderdelen, een AD/DA-omzetter van de hoogste kwaliteit voor een superieur breed dynamisch bereik, gebalanceerde XLR- en digitale (coaxiale) aansluitingen: de GT-PRO is in alle opzichten gericht op het allerbeste geluid en biedt de professionele gitarist een effectprocessor van onovertroffen kwaliteit, die terecht het label PRO draagt. Geavanceerde COSM-versterker/luidsprekers De GT-PRO biedt versterker/luidsprekersystemen die gelijktijdig gebruikt kunnen worden. Deze COSM-versterker/ luidsprekers bieden 46 verschillende versterkertypes, waaronder een aantal nieuwe modellen. U kunt versterkers op allerlei manieren combineren, bv. door twee versterkers samen te mixen of door ze in stereo te gebruiken. Bovendien kunt u de combinatie van versterker en luidsprekers aanpassen, zodat u naar hartelust originele versterkertypes kunt creëren. Een waaier aan COSM-effecten U kunt maar liefst vijftien verschillende effecten combineren en gelijktijdig gebruiken, in eender welke volgorde. Op die manier creëert u een ongelofelijk spectrum van klankvariaties. De GT-PRO biedt een brede waaier aan nieuwe effecten, waaronder stereo dual delay, spring & modulation reverb, sitar simulator, wave synth enz. De GT-PRO is uitgerust met Quick FX voor een snelle en efficiënte bediening van verschillende onderdelen, en verder ook met EZ Tone en allerlei andere indrukwekkende functies. Kortom, de GT-PRO is werkelijk het ultieme multi-effectapparaat en vormt een hoogtepunt in de gitaareffectentechnologie van BOSS. Solo Switch / Dynamic Sense / Internal Pedal System De COSM-versterkers bieden voor elk kanaal een Solo Switch, die bij het inschakelen de klank meteen een krachtiger gevoel geeft. Bovendien biedt Dynamic Sense een geruisloze overgang tussen twee COSM-versterkers naar gelang van de nuances van uw spel. U kunt de verschillende effecten zelfs met de volumeknop van de gitaar bedienen. Dankzij het Internal Pedal System kunt u de pedalen automatisch bedienen. Samen met de andere functies verhoogt dat systeem de expressiviteit van uw uitvoering. External Loop & Amp Control De GT-PRO biedt drie externe loop setups om externe effectprocessors aan te sluiten. U kunt de volgorde wijzigen waarin de effecten van de GT-PRO zijn aangesloten, maar als twee sets aansluitingen in stereo worden gebruikt, kunt u bovendien krachtig communiceren door externe ruimtelijke effecten te gebruiken. De GT-PRO beschikt ook over twee amp control -jacks: hiermee kunt u het kanaal op een aangesloten voorversterker selecteren en externe apparaten bedienen die met een voetschakelaar zijn uitgerust. FC-200 Mode, talrijke aansluitingen De GT-PRO biedt ook een FC-200-modus, zodat u een FC-200 MIDI foot controller kunt gebruiken (wordt apart verkocht). Bedien uw effecten in alle vrijheid, zonder u om de afmetingen van het rack te bekommeren, en met een functionaliteit die de klassieke apparaten ruim overtreft. Bovendien bieden de INPUT en DIRECT OUT -jacks op het achterpaneel meer gebruiksgemak in racksystemen. Dankzij de USB-aansluiting kunt u de GT-PRO ook op een computer aansluiten. Met de bijgeleverde GT-PRO Editor/ Librarian -software kunt u de nodige bewerkingen vanaf een computer maken. De GT-PRO biedt de nodige flexibiliteit voor eender welke locatie, of het nu op een podium is, in een studio of bij thuisopnames. COSM (Composite Object Sound Modeling) Composite Object Sound Modeling (COSM) is de innovatieve en krachtige technologie voor geluidsmodellering van BOSS/Roland. COSM analyseert de vele factoren die het originele geluid vormen, zoals de elektrische en fysische eigenschappen van het origineel, en maakt dan een digitaal model dat hetzelfde geluid kan reproduceren. 10

11 Hoe heet het en waarvoor dient het? Voorpaneel fig INPUT INPUT-jack Hier sluit u de gitaar aan. LEVEL-knop Regelt het niveau van de signalen die via de INPUTjacks (op het voor- en achterpaneel) binnenkomen. PEAK-indicatielampje Geeft de status van het ingangsniveau aan. Dit indicatielampje gaat branden vanaf 6 db onder het niveau waarop vervorming optreedt. 2. OUTPUT PHONES-jack Hier sluit u een hoofdtelefoon aan. * De output van de PHONES-jack is een mix van de output van de MAIN OUT - en SUB OUT -uitgangen. MAIN-volumeknop Regelt het volume van de MAIN OUT -uitgangen. SUB-volumeknop Regelt het volume van de SUB OUT -uitgangen (1/4 jacks). * De output van de SUB OUT XLR-uitgang heeft een vast niveau, ongeacht de positie van de SUB-volumeknop. 3. Scherm Hier verschijnt allerlei informatie over de GT-PRO. Het linker scherm toont het banknummer. 4. PATCH/VALUE-schijf Met deze schijf kunt u patches selecteren en instellingen wijzigen. 5. PREAMP/SPEAKER TYPE-knop Selecteert het type voorversterker. GAIN-knop Regelt het vervormingsniveau van de voorversterker. BASS-knop Regelt het geluid van de voorversterker in de lage frequenties. MIDDLE-knop Regelt het geluid van de voorversterker in de middentonen. TREBLE-knop Regelt het geluid van de voorversterker in de hoge frequenties. PRESENCE-knop Regelt het geluid van de voorversterker in de ultrahoge frequenties. LEVEL-knop Regelt het volume van de voorversterker. PREAMP/SPEAKER aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. TYPE VARIATION-toets Schakelt de type-variationfunctie in/uit. CHANNEL-toets Schakelt tussen kanaal A en B van de voorversterker. SOLO-toets Schakelt de solofunctie (p. 29) in en uit. SPEAKER-toets Selecteert het type luidspreker. 11

12 Hoe heet het en waarvoor dient het? 6. COMP aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 7. OS/DS aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 8. WAH aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 9. EQ aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 10. DELAY aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 11. CHORUS aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 12. REVERB aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 13. FX-1 aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 14. FX-2 aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 15. AMP CTL 1 aan/uit-toets Schakelt Amp Control 1 in en uit. 16. AMP CTL 2 aan/uit-toets Schakelt Amp Control 2 in en uit. 17. PRE LOOP aan/uit-toets Schakelt de pre loop in en uit. 18. LOOP 1/2 aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 19. ASSIGN aan/uit-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 21. OUTPUT SELECT-toets Hiermee selecteert u de geschikte output voor het aangesloten apparaat. Selecteer altijd de juiste instelling voor u begint te spelen. 22. SYSTEM-toets Hiermee kunt u de algemene systeeminstellingen van de GT-PRO selecteren. Het indicatielampje gaat branden als de GT-PRO op uw computer is aangesloten. 23. EXIT-toets Met deze toets kunt u opdrachten ongedaan maken. 24. WRITE-toets Druk op deze toets om instellingen op te slaan. 25. SHIFT-toets Schakelt de Shift-functie in of uit. Als Shift is ingeschakeld en u draait aan de PATCH/VALUEschijf, dan verandert de waarde in sprongen van tien. Bovendien verandert de functie van bepaalde toetsen zodra Shift is ingeschakeld. 26. TUNER/BYPASS-toets Druk op deze toets om de stemfuncties te gebruiken. 27. NAME/FX CHAIN-toets Hiermee geeft u patches een naam (p. 23) of stelt u de effect chain in (p. 22). 28. MASTER-toets Druk op de toets om de status te wijzigen. 29. PATCH LEVEL-knop Regelt het volume van de geselecteerde patch. 30. POWER-schakelaar Schakelt het toestel in en uit. 20. PARAMETER-toetsen Druk op deze toetsen om parameters te selecteren. Om meteen de belangrijkste parameters te selecteren, drukt u op een van deze toetsen terwijl u de andere toets ingedrukt houdt. Bij items met weinig parameters springt de GT-PRO dan meteen naar de laatste (of eerste) parameter. 12

13 Hoe heet het en waarvoor dient het? Achterpaneel fig AMP CTL 1 / AMP CTL 2 Als u de AMP CONTROL -functie gebruikt (p. 54), sluit u hier een versterker aan om van kanaal te wisselen. 2. CTL 3/4 / EXP PEDAL 2 Hier sluit u de optionele voetschakelaars (zoals de FS- 6/FS-5U) of het zwelpedaal (zoals de EV-5) aan. * Standaard is nog geen functie aan deze jacks toegewezen. 3. CTL 1/2 Hier sluit u de optionele voetschakelaars aan (zoals de FS-6/FS-5U). 4. EXP PEDAL 1 Sluit hier een optioneel zwelpedaal aan (zoals de EV-5). * In de fabrieksinstellingen is dit automatisch ingesteld voor het voetvolume (p. 55). 5. MIDI IN/OUT/THRU Sluit hier een FC-200 (p. 81) of een ander extern midiapparaat aan om midigegevens te verzenden en te ontvangen. 6. USB-connector Sluit deze connector met een USB-kabel op uw computer aan om data tussen de GT-PRO en uw computer uit te wisselen. 7. DIGITAL OUT Deze uitgang geeft een digitaal audiosignaal. 8. LOOP 1/2 SEND/RETURN Hier sluit u externe effectprocessors aan als u LOOP 1/ 2 gebruikt (p. 52). 9. SUB OUT R/L (MONO) Deze jacks geven ongebalanceerde outputsignalen. Sluit hier versterkers, mengpanelen of andere apparaten aan. 10. SUB OUT R/L Deze XLR-aansluitingen geven een gebalanceerde output. Sluit hier versterkers, mengpanelen of andere apparaten aan. * De SUB-volumeknop (p. 17) en het SUB OUT Level (p. 100) hebben geen invloed op de SUB OUT R/L - aansluitingen. De uitgangssignalen hebben altijd een vast niveau (+4 dbu). 11. GND LIFT -schakelaar Koppelt de 1:GND -pen los van de aarding van de input. Zet de schakelaar op ON als hinderlijke brom of ruis van aardlussen ontstaat. Bij de GT-PRO staat deze schakelaar normaal op OFF. 12. MAIN OUT R/L (MONO) Deze jacks geven ongebalanceerde outputsignalen. 13. PRE LOOP SEND/RETURN Hier sluit u externe effectprocessors aan als u PRE LOOP gebruikt (p. 53). 14. DIRECT OUT / TUNER OUT De signalen van de INPUT-jacks (vooraan en achteraan) worden onveranderd naar deze uitgang gestuurd. Gebruik deze uitgang om stemapparaten en gelijkaardige apparaten aan te sluiten. 15. INPUT Hier sluit u de gitaar aan. Als u de GT-PRO in een racksysteem installeert, is dit bovendien ook de ingang voor de signalen van andere rackapparaten. * Deze jack kan niet gelijktijdig met de INPUT-jack op het voorpaneel gebruikt worden. De INPUT-jack op het voorpaneel krijgt voorrang. 13

14 Hoe heet het en waarvoor dient het? Signaalverloop Computer Recorder enz. Audiosignaal Stuur- of midisignaal Control IN (MIDI) Control OUT (MIDI) GT-PRO IN (Audio) GT-PRO OUT (Audio) Externe effectprocessor Gitaarversterker Externe effectprocessor USB RETURN 2 SEND 2 RETURN 1 SEND 1 AMP CTL 2 AMP CTL 1 RETURN SEND (=USB In) (=Guitar In) EXP PEDAL 1 <Input Select> CTL PEDAL 1, 2 CONTROL USB Mix Level DIGITAL OUT CTL PEDAL 3, 4/ EXP PEDAL 2 USB/Digital Out Level (van USB) USB MAIN Loop 1/2 Output USB Mix Digital Channel Channel Out SUB MULTI EFFECTS (You can (U change kunt de the volgorde order in van which de effecten the effects aanpassen) are connected) <Input Select> Pre Loop (Voor) GUITAR IN (Achter) Tuner BYPASS DIRECT OUT/TUNER OUT Zwelpedaal Voetschakelaar Gitaar PHONES MAIN VOLUME MAIN OUT L/R MAIN SUB OUT L/R (1/4" jack) SUB SUB VOLUME (XLR-aansluiting) Zwelpedaal Voetschakelaar Hoofdtelefoon Gitaarversterker Mengpaneel Stemapparaat ) Externe effectprocessor 14

15 -50 0 Hoofdstuk 1: Geluidsweergave Aansluitingen maken fig Hoofdstuk Gitaar Front Panel Mengpaneel Digitale recorder enz. Hoofdtelefoon Stemapparaat enz. CENT CENT Zwelpedaal (Roland EV-5 enz.) Voetschakelaar (FS-6 enz.) Zwelpedaal (Roland EV-5 enz.) Gitaarversterker Externe effectprocessor Externe effectprocessor OUTPUT INPUT INPUT OUTPUT MIDI IN MIDI OUT OUTPUT INPUT Externe effectprocessor Midisequencer enz. MIDI Foot Controller Roland FC-200 Computer 15

16 Hoofdstuk 1: Geluidsweergave * Om defecten en/of schade aan luidsprekers of andere toestellen te voorkomen, dient u steeds het volume dicht te zetten en alle toestellen uit te schakelen alvorens ze aan te sluiten. * Draai het volume van de versterker pas open als alle aangesloten apparaten zijn ingeschakeld. * Als u het systeem in mono gebruikt, sluit u de kabel aan op de MAIN OUT L (MONO) -jack. * Gebruik alleen het juiste zwelpedaal (Roland EV-5 of Roland FV-300L; wordt apart verkocht). Als u andere zwelpedalen aansluit, riskeert u storingen of beschadiging van het toestel. * Dit instrument is uitgerust met gebalanceerde XLRaansluitingen. De bedrading van deze aansluitingen ziet u op het onderstaande diagram. Als u andere apparaten wilt aansluiten, controleert u best de bedradingsdiagrammen van die apparaten. fig.xlrjack * Als u het toestel gebruikt met een zwelpedaal op EXP PEDAL 1 of EXP PEDAL 2, zet u het minimumvolume op MIN. * Als u een voetschakelaar (de optionele FS-6) op CTL 1/2 of CTL 3/4 aansluit, zet u de MODE- en POLARITYschakelaars zoals hieronder wordt getoond. fig * Als u een voetschakelaar (de optionele FS-5U) op SUB EXP PEDAL/SUB CTL 1, 2 aansluit, zet u de polariteitschakelaar zoals hieronder wordt getoond. fig MODUS POLARITEIT Als u zwelpedalen op EXP PEDAL 1 en EXP PEDAL 2 aansluit, gebruikt u de instellingen die op p. 63 en p. 65 worden beschreven. Als u de voetschakelaars op CTL 1/2 en CTL 3/4 aansluit, gebruikt u de instellingen die op p. 62 worden beschreven. Voor meer informatie over AMP CTL 1 en AMP CTL 2, zie p. 54. Voor meer informatie over LOOP SEND/RETURN, zie p Het toestel inschakelen Wanneer alles is aangesloten (p. 15), zet u alle toestellen in de juiste volgorde aan. Door toestellen in de verkeerde volgorde aan te zetten, riskeert u defecten en/of schade aan luidsprekers en andere toestellen. 1. Controleer voor u het toestel inschakelt het volgende: Zijn alle externe apparaten correct aangesloten? Staat het volume van de GT-PRO, uw versterker en alle aangesloten apparaten op nul? 2. Zet de GT-PRO aan met de POWER-schakelaar op het voorpaneel. Op het scherm verschijnt het volgende. Na enkele seconden staat het apparaat in de normale speelmodus. Het scherm dat nu verschijnt, wordt het Play -scherm genoemd. fig d * U kunt de speciale, optionele Roland PCS-31 aansluitkabel gebruiken om twee voetschakelaars te verbinden. fig PCS-31 Polariteitschakelaar * Bij het inschakelen van het toestel is de patch geselecteerd die het laatst werd gebruikt voor u het toestel uitschakelde. * Dit toestel is met een beveiligingscircuit uitgerust. Na het inschakelen duurt het eventjes (enkele seconden) voor het toestel in werking treedt. 3. Schakel vervolgens de eventuele externe effectprocessors in en ten slotte de gitaarversterker. Wit Rood 16

17 Hoofdstuk 1: Geluidsweergave Het ingangsniveau regelen Gebruik de INPUT LEVEL -knop om het geschikte ingangsniveau voor uw gitaar te regelen. fig De MAIN OUT -versterker selecteren (Main Output Select) Selecteer het type apparaat dat op de MAIN OUT -jack is aangesloten. fig Hoofdstuk Bespeel uw gitaar met de maximale geluidssterkte die u tijdens uw spel zult produceren. 2. Regel de INPUT LEVEL -knop tot het PEAKindicatielampje eventjes brandt. * Het PEAK-indicatielampje gaat branden vanaf 6 db onder het clipping-niveau (waar de vervorming begint). * Als het ingangsniveau te hoog is, produceert de GT-PRO niet de gewenste effecten. 1. Druk op [OUTPUT SELECT]. Het Main Output Select -scherm verschijnt. fig d 3 Als u de GT-PRO met verschillende gitaren gebruikt, regelt u het ingangsniveau voor iedere patch met de INPUT LEVEL -knop, terwijl u de volumeverschillen tussen elke gitaar met SYS: Input Level regelt. Zie De klank van de input van de GT-PRO regelen (Input Level/Input Presence) (p. 97). Het uitgangsniveau regelen Regel het uitgangsniveau van de GT-PRO. fig Het uitgangsniveau van de MAIN OUT -jacks regelt u met de MAIN-volumeknop. Het SUB OUT -niveau regelen Het uitgangsniveau van de SUB OUT -jacks (de 1/4 jacks) regelt u met de SUB-volumeknop. * De output van de SUB OUT XLR-uitgang heeft een vast niveau, ongeacht de positie van de SUB-volumeknop De output van de PHONES-jack is een mix van de output van MAIN OUT en SUB OUT. Als u een hoofdtelefoon gebruikt, regelt u het gewenste volume met zowel de MAIN- als met de SUB-knop Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om het apparaat te selecteren dat op de MAIN OUT -jack is aangesloten. Waarde Kies deze instelling als u de Roland JC- JC gitaarversterker aansluit. Kies deze instelling als u een kleine gitaarversterker aansluit. SMALL AMP Kies deze instelling als u een andere comboversterker dan de JC-120 gitaarversterker aansluit (waarbij de versterker en COMBO AMP luidspreker(s) in één behuizing zitten). * Afhankelijk van uw gitaarversterker, kunt u misschien ook goede resultaten bekomen met JC-120 als instelling. Kies deze instelling als u een gitaarversterker van het stack -type aansluit STACK AMP (waarbij de versterker en de luidspreker(s) in aparte behuizingen zitten). Kies deze instelling als u de RETURN van JC-120 Return een JC-120 aansluit. Kies deze instelling als u de RETURN van COMBO Return een comboversterker aansluit. Kies deze instelling als u de RETURN van een stackversterker of een op een rack gemonteerde powerversterker gebruikt. STACK Return Selecteer STACK Return ook als u een combinatie van een powerversterker en een luidsprekerkast gebruikt. Kies deze instelling als u een hoofdtelefoon gebruikt of een meersporenrecorder LINE/PHONES voor een opname aansluit. * Als u de luidsprekersimulator gebruikt, selecteert u LINE/ PHONES. 3. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 17

18 Hoofdstuk 1: Geluidsweergave De SUB OUT -versterker selecteren (Sub Output Select) Selecteer het type apparaat dat op de SUB OUT -jack/ connector is aangesloten. fig Het toestel uitschakelen 1. Voor u het toestel inschakelt, controleert u het volgende: Staat het volume van de GT-PRO, uw versterker en alle aangesloten apparaten op nul? 2. Schakel vervolgens de eventuele externe effectprocessors uit, daarna de gitaarversterker en de andere apparaten. 3. Schakel de GT-PRO uit. 1. Druk op [OUTPUT SELECT]. 4 * Als u de stroom volledig wilt afsluiten, zet u eerst de POWERschakelaar uit en haalt u vervolgens de stekker uit het stopcontact. Zie Stroomvoorziening (p. 5). 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot SUB: Output Sel. op het scherm verschijnt. fig d 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om het apparaat te selecteren dat op de SUB OUT -jack/connector is aangesloten. Uw gitaar stemmen U kunt de ingebouwde stemfunctie van de GT-PRO gebruiken om uw gitaar te stemmen. Instructies voor het gebruik van deze functie vindt u in De gitaar stemmen (Tuner/Bypass) (p. 101). * De apparaten die u kunt selecteren zijn dezelfde als bij Main Output Select. 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Voor optimale prestaties van de GT-PRO dient u Main Output Select en Sub Output Select correct in te stellen. Kies de opties die het best bij uw configuratie passen. * De luidsprekersimulator (p. 28) werkt alleen als u Main Output Select / Sub Output Select op LINE/PHONES instelt. * U kunt het geluid niet met Main Output Select / Sub Output Select wijzigen als PREAMP/SPEAKER On/Off (p. 28) op Off staat. 18

19 Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren Wat is een patch? De GT-PRO kan 400 combinaties (of sets ) van effecten en parameterinstellingen opslaan. Elk van die sets wordt een patch genoemd. Patches zijn gerangschikt in banken (1 40) en nummers (1 10), zoals hieronder wordt getoond. fig Hoe selecteert u een patch? (Patch Change) Als het Play-scherm wordt getoond, kunt u aan de PATCH/ VALUE-schijf draaien om een patch te selecteren. fig d Hoofdstuk Userbanken (1 20) Nieuwe effectinstellingen worden opgeslagen in userbanken. De patches in deze banken worden user patches genoemd. Een U verschijnt in het rechter scherm als u een user patch gebruikt. fig d Presetbanken (21 40) De presetbanken bevatten effectinstellingen die de speciale eigenschappen van de GT-PRO ten volle benutten. De patches in deze banken worden preset patches genoemd. Hoewel u deze preset patches niet met uw eigen instellingen kunt overschrijven, kunt u de instellingen van een preset patch toch wijzigen en het resultaat als een user patch opslaan. Een P verschijnt in het rechter scherm als u een preset patch gebruikt. fig d Bank Bank Bank Bank Nummer Bank Bank - Nummer Om een andere bank te selecteren, houdt u [SHIFT] ingedrukt, zodat het indicatielampje gaat branden (Shift: ON), en dan draait u aan de PATCH/VALUE-schijf. * Gebruik de instelling op p. 98 als u een grenswaarde wilt instellen voor de patches die u met de PATCH/VALUE-schijf kunt selecteren. * Gewijzigde instellingen die u niet hebt opgeslagen, worden gewist als u een andere patch selecteert. Als u gewijzigde instellingen wilt bewaren, voert u de Write-procedure uit (p. 24). U kunt het apparaat zo instellen dat sommige effecten ook na het selecteren van een nieuwe patch in gebruik blijven. Voor meer details, zie Effectgeluiden na een patchwissel laten doorspelen (Patch Change Mode) (p. 97). Als de patch niet wordt opgeroepen Met de GT-PRO kunt u alleen in het Play-scherm een andere patch oproepen. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren (p. 16). * Als de GT-PRO in FC-200-modus staat (p. 81), is het nummer van de banken telkens één lager dan normaal (user: 0 19, preset: 20 39). 19

20 Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren De klank regelen met de knoppen Op het paneel van de GT-PRO bevinden zich acht knoppen. Met deze knoppen kunt u de klank van de geselecteerde patch snel en gemakkelijk aanpassen of wijzigen. fig Het effect in- en uitschakelen De interne effecten van de GT-PRO schakelt u in en uit met behulp van toetsen. Als het effect is ingeschakeld, brandt het indicatielampje op de AAN/UIT-toets van het effect. * [AMP CTL1], [AMP CTL2] en [PRE LOOP] schakelt u in en uit door er eenmaal op te drukken. fig Knop PREAMP/SPEAKER TYPE Selecteert het type voorversterker. * Als u op [TYPE VARIATION] drukt, kunt u variaties selecteren door de knop naar het gewenste type te draaien. Regelt het vervormingsniveau van de voorversterker. De vervorming wordt sterker als GAIN u de knop verder naar rechts draait. Regelt het geluid van de voorversterker in de lage frequenties. De lage frequenties worden BASS sterker als u de knop verder naar rechts draait. Regelt het geluid van de voorversterker in de middentonen. De middentonen worden MIDDLE sterker als u de knop verder naar rechts draait. Regelt het geluid van de voorversterker in de TREBLE hoge frequenties. De hoge tonen worden sterker als u de knop naar rechts draait. Regelt het geluid van de voorversterker in PRESENCE de ultrahoge tonen. De hoge tonen worden sterker als u de knop naar rechts draait. Regelt het volume van de voorversterker. Het LEVEL volume neemt toe als u de knop naar rechts draait. PATCH LEVEL Regelt het algemene volume. Het volume neemt toe als u de knop naar rechts draait. Als aan de knoppen draait en de nieuwe klank wilt bewaren, volg dan de procedure die beschreven wordt in Patches opslaan (Patch Write) (p. 24). Als u het toestel uitschakelt of een andere patch selecteert (Patch Change; p. 19) voor u de Writeprocedure hebt uitgevoerd, verliest u de zopas gecreëerde klank. * Als u de patch een naam wilt geven of de naam wilt wijzigen, volg dan de procedure Patches een naam geven (Patch Name) (p. 23) voor u de patch opslaat. 1. Druk op de AAN/UIT-toets van het effect dat u wilt inof uitschakelen. De instellingen van het geselecteerde effect verschijnen op het scherm. * Voor FX-1 en FX-2 worden de instellingen van het geselecteerde effect getoond. fig d 2. Druk nogmaals op de AAN/UIT-toets om het effect in of uit te schakelen. Als u een effect uitschakelt, knippert de naam van dat effect op het scherm. 3. Om een ander effect in en uit te schakelen, herhaalt u stap 1 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 5. Als u een klank met uw nieuwe instellingen wilt bewaren, volg dan de procedure Patches opslaan (Patch Write) (p. 24). * Als u de patch een naam wilt geven of de naam wilt wijzigen, volg dan de procedure Patches een naam geven (Patch Name) (p. 23) voor u de patch opslaat. Het [ASSIGN]-indicatielampje brandt als een van de Assigns (1 12) is ingeschakeld (p. 66). 20

21 Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren Effecten snel instellen (QUICK FX) Bestaande patchinstellingen oproepen Elk effect heeft enkele voorbeeldinstellingen die Quick Settings worden genoemd. U kunt snel nieuwe klanken creëren door deze Quick Settings te selecteren en te combineren. fig Net zoals bij Quick Settings, kunt u enkel die specifieke instellingen die u nodig hebt, oproepen uit de user en preset patches. Als er een preset patch is die u als materiaal wilt gebruiken, kunt u snel en gemakkelijk nieuwe patches creëren, zonder dat u veel opties moet instellen. fig Hoofdstuk Druk op de aan/uit-toets van het effect dat u wilt instellen. De parameters van het geselecteerde effect verschijnen op het scherm. Bij het bewerken verschijnt de laatst gewijzigde parameter op het scherm (behalve PREAMP/SPEAKER). 2. Druk op PARAMETER [ ]. Het Quick Setting - scherm verschijnt. fig d 1. Druk op de aan/uit-toets van het effect dat u wilt instellen. De parameters van het geselecteerde effect verschijnen op het scherm. 2. Druk op PARAMETER [ ]. Het Quick Setting - scherm verschijnt. fig d Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om de gewenste Quick Setting te selecteren. U**: User Quick Setting (p. 26) P**: Preset Quick Setting * ---: User Setting betekent dat het effect op de bovenste regel van het scherm klaar is om in de geselecteerde patch te worden bewaard, of dat de instellingen van het effect worden aangepast. * Als u in stap 1 FX-1 of FX-2 hebt geselecteerd, dan worden de instellingen gekozen van het effect dat u met de FX-1/FX- 2 Select -parameter (p. 36, p. 45) hebt geselecteerd. * Als u in stap 1 PREAMP/SPEAKER hebt geselecteerd, dan kunt u verschillende instellingen kiezen voor kanaal A en B. 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 3. Gebruik de PATCH/VALUE-schijf om de patch te selecteren met de instellingen die u wilt oproepen. * Patches worden na de Quick Settings weergegeven. fig d 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 5. Als u een klank met uw nieuwe instellingen wilt bewaren, volg dan de procedure Patches opslaan (Patch Write) (p. 24). * Als u de patch een naam wilt geven of de naam wilt wijzigen, volg dan de procedure Patches een naam geven (Patch Name) (p. 23) voor u de patch opslaat. 5. Als u een klank met uw nieuwe instellingen wilt bewaren, volg dan de procedure Patches opslaan (Patch Write) (p. 24). * Als u de patch een naam wilt geven of de naam wilt wijzigen, volg dan de procedure Patches een naam geven (Patch Name) (p. 23) voor u de patch opslaat. 21

22 Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren Preciezere effectinstellingen Elk effect bestaat uit verschillende soorten parameters. Door elk van die parameters apart in te stellen, kunt u met meer precisie de gewenste klanken creëren. * Voor meer details over alle effectparameters, zie Hoofdstuk 4: Effecten en parameters (p. 28). fig De volgorde van de effecten aanpassen (Effect Chain) In dit deel leest u hoe u de volgorde wijzigt waarin de effecten worden toegepast. fig Druk op de aan/uit-toets van het effect dat u wilt instellen. De parameters van het geselecteerde effect verschijnen op het scherm. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de parameter te selecteren die u wilt wijzigen. Als meer dan één parameter op het scherm verschijnt, drukt u op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor naar de gewenste parameter te verplaatsen. U kunt naar de belangrijkste parameters springen door op PARAMETER [ ] (of [ ]) te drukken terwijl u PARAMETER [ ] (of [ ]) ingedrukt houdt. Bij items met weinig parameters springt de GT-PRO dan meteen naar de laatste (of eerste) parameter. 3. Draai aan de VALUE-schijf om de waarde van een parameter te wijzigen. 4. Herhaal stap 2 en 3 voor eventuele andere parameters die u wilt wijzigen. 5. Als u ook parameters van andere effecten wilt wijzigen, herhaalt u stap 1 tot en met Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 7. Als u een klank met uw nieuwe instellingen wilt bewaren, volg dan de procedure Patches opslaan (Patch Write) (p. 24). * Als u de patch een naam wilt geven of de naam wilt wijzigen, volg dan de procedure Patches een naam geven (Patch Name) (p. 23) voor u de patch opslaat. 1. Druk tweemaal op [NAME/FX CHAIN]. Het Effect Chain -scherm verschijnt. fig d * Effecten die in kleine letters verschijnen, zijn uitgeschakeld. 2. Gebruik de PATCH/VALUE-schijf of PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen naar het punt waarop u een effect wilt invoegen. * DGT wijst op output naar de DIGITAL OUT - of USBaansluiting. 3. Druk op de aan/uit-toets van het effect dat u wilt toevoegen. Het gekozen effect wordt op de plaats van de cursor toegevoegd. * Gebruik [MASTER] om de ruisonderdrukker in te stellen, [ASSIGN] om het voetvolume te regelen en [OUTPUT SELECT] om de Digital Out -waarde te selecteren. 4. Als u nog meer wijzigingen in de volgorde wilt aanbrengen, herhaalt u stap 2 en 3. * Zelfs tijdens het aanpassen van de volgorde kunt u kunt effecten in- en uitschakelen. Terwijl links en rechts van de cursor effecten verschijnen, drukt u op de aan/uit-toets van het gewenste effect om het in of uit te schakelen. 5. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 6. Als u de volgorde wilt bewaren, volg dan de instructies in Patches opslaan (Patch Write) (p. 24). * Als u de patch een naam wilt geven of de naam wilt wijzigen, volg dan de procedure Patches een naam geven (Patch Name) (p. 23) voor u de patch opslaat. 22

23 Hoofdstuk 2: Uw eigen klanken (patches) creëren Patches een naam geven (Patch Name) U kunt elke patch een naam geven (Patch Name) van maximaal zestien tekens. Het een goed idee om namen toe te kennen die verwijzen naar de specifieke klank van de patch of naar het nummer waarin u de patch wilt gebruiken. fig Hoofdstuk Druk op [NAME/FX CHAIN]. Het Patch Name -scherm verschijnt. fig d Cursor 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor naar de gewenste positie te verplaatsen. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een teken te selecteren. Bij het wijzigen van de tekens kunt u de volgende functies gebruiken: Toets INS DEL CAPS Functie Voegt een spatie toe. Verwijdert het teken op de cursorpositie en verplaatst de volgende tekens naar links. Wijzigt het teken op de cursorpositie van hoofdletter naar kleine letter of omgekeerd. 4. Als u nog andere wijzigingen in de naam wilt aanbrengen, herhaalt u stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 6. Als u een patchnaam wilt opslaan, voert u de procedure uit die beschreven wordt in Patches opslaan (Patch Write) (p. 24). 23

24 Hoofdstuk 3: Uw klanken opslaan Patches opslaan (Patch Write) Als u met de Quick Settings een klank hebt gecreëerd of als u de parameters van een klank hebt gewijzigd, dient u de Write -procedure uit te voeren om de klank in een user patch op te slaan. fig Patches kopiëren (Patch Copy) U kunt een preset of user patch naar een andere user patch kopiëren. fig ,4 1. Druk op [WRITE]. Op het scherm verschijnt de bestemming van de user patch. fig d 1,3 Bestemming: user patch 1. Selecteer de patch die u wilt kopiëren. Zie Hoe selecteert u een patch? (Patch Change) (p. 19). 2. Druk op [WRITE]. Op het scherm verschijnt de bestemming van de user patch. fig d Bestemming: user patch 2. Met de PATCH/VALUE-schijf selecteert u een user patch als bestemming voor uw klank. * Deze stap is overbodig als de huidige user patch geschikt is. * Druk op [EXIT] om de Write-procedure te annuleren. Het Play-scherm verschijnt opnieuw. * Om een bestemming voor uw klank te selecteren, kunt u ook de procedure volgen die wordt beschreven in Hoe selecteert u een patch? (Patch Change) (p. 19). 3. Druk op [WRITE]. De GT-PRO selecteert de opgeslagen patch en u keert naar het Play-scherm terug. * De klank die eerder op dezelfde bestemming was opgeslagen, wordt tijdens de Write-procedure gewist. 3. Met de PATCH/VALUE-schijf selecteert u een user patch als bestemming. * Druk op [EXIT] om te annuleren. Het Play-scherm verschijnt opnieuw. * Om een bestemming voor de kopie te selecteren, kunt u ook de procedure volgen die wordt beschreven in Hoe selecteert u een patch? (Patch Change) (p. 19). 4. Druk op [WRITE]. De GT-PRO selecteert de opgeslagen patch en u keert naar het Play-scherm terug. * De klank die eerder in deze user patch was opgeslagen, wordt tijdens het kopiëren gewist. 24

25 Hoofdstuk 3: Uw klanken opslaan Patches omwisselen (Patch Exchange) Met de GT-PRO kunt u twee user patches van positie omwisselen. In dit deel leest u hoe dat gaat. fig ,5 Patches initialiseren U kunt de oorspronkelijke standaardinstellingen van de user patches herstellen (initialiseren). Dat is handig als u met een schone lei een nieuwe patch wilt creëren. fig ,4 Hoofdstuk 1. Selecteer de eerste patch. Zie Hoe selecteert u een patch? (Patch Change) (p. 19). 2. Druk op [WRITE]. 3. Druk op PARAMETER [ ]. De inhoud van het scherm wijzigt en de GT-PRO is klaar om de patch te selecteren die u met de eerste wilt omwisselen. fig d Bestemming: user patch 1. Selecteer de user patch die u wilt initialiseren. Zie Hoe selecteert u een patch? (Patch Change) (p. 19). 2. Druk op [WRITE]. 3. Druk tweemaal op PARAMETER [ ]. Op het scherm verschijnt de bestemming van de user patch. fig d Bestemming: user patch 4. Met de PATCH/VALUE-schijf selecteert u de user patch die u met de eerste wilt wisselen. * Druk op [EXIT] om te annuleren. Het Play-scherm verschijnt opnieuw. * Om een bestemming voor uw klank te selecteren, kunt u ook de procedure volgen die wordt beschreven in Hoe selecteert u een patch? (Patch Change) (p. 19). 5. Druk op [WRITE]. De patch op de ene geheugenplaats wordt gewisseld met de patch op de andere geheugenplaats en u keert naar het Play-scherm terug. * U kunt de PATCH/VALUE-schijf gebruiken om een andere user patch voor de initialisatie te selecteren. * Druk op [EXIT] om te annuleren. Het Play-scherm verschijnt opnieuw. 4. Druk op [WRITE]. De GT-PRO selecteert de geïnitialiseerde patch en het Play-scherm verschijnt opnieuw. * De klank die in de patch was opgeslagen, wordt tijdens de initialisatie gewist. 25

26 Hoofdstuk 3: Uw klanken opslaan Patches initialiseren met een klank die lijkt op wat u wilt bekomen Als u al een duidelijk idee hebt over het soort klank dat u wilt creëren, dan kunt u zich heel wat moeite besparen door aan de slag te gaan met een patch die min of meer op de gewenste klank lijkt. U past de instellingen dan verder aan, tot u het beoogde resultaat verkrijgt. Behalve de patches die u tijdens het spelen kunt gebruiken, biedt de GT-PRO ook een collectie voorbeeldinstellingen die bijzonder handig zijn bij het creëren van nieuwe patches. Dit zijn de zogenaamde EZ Tones. U kunt de EZ Tones gebruiken om snel de instellingen te vinden die op de gewenste klank lijken. fig ,6 3,5 Instellingen volgens hun effect opslaan (User Quick Settings) U kunt instellingen niet alleen in de vorm van patches opslaan, maar ook op basis van hun effect. Dergelijke instellingen kunt u dan in andere patches gebruiken, net zoals bij preset Quick Settings (p. 21). Sla uw favoriete instellingen op in de vorm van effecten om nadien gemakkelijk nieuwe patches te kunnen maken. Effecten die u kunt opslaan PREAMP voor elk kanaal EQ OVERDRIVE/DISTORTION WAH DELAY LOOP 1/2 CHORUS FX-1/FX-2-effecten REVERB ASSIGN COMP fig ,7 3,4 4 1,5 1. Selecteer de user patch die u wilt initialiseren. Zie Hoe selecteert u een patch? (Patch Change) (p. 19). 2. Druk op [WRITE]. 3. Druk driemaal op PARAMETER [ ]. Op het scherm verschijnt de geselecteerde EZ Tone. fig d 4. Selecteer de EZ Tone met de PATCH/VALUE-schijf. 5. Druk op PARAMETER [ ]. De cursor staat op het nummer van de patch die u gaat initialiseren. fig d EZ Tone Bestemming: user patch 6. Met de PATCH/VALUE-schijf selecteert u de bestemming voor de geïnitialiseerde patch. * Druk op [EXIT] om te annuleren. Het Play-scherm verschijnt opnieuw. 7. Druk op [WRITE]. De GT-PRO selecteert de geïnitialiseerde patch en het Play-scherm verschijnt opnieuw. * De klank die in de patch was opgeslagen, wordt tijdens de initialisatie gewist. 1. Druk op [WRITE]. 2. Druk op de aan/uit-toets van het effect waarvan u de instellingen wilt bewaren. Op het scherm verschijnt de bestemming waar u de instellingen kunt opslaan. fig d 2 2 Bestemming effect Bij Assign 1 12 (p. 66) Druk meermaals op [ASSIGN] om het assign-nummer te selecteren dat u wilt opslaan. * Voor PREAMP/SPEAKER wordt het kanaal opgeslagen dat voor Channel Select (p. 28) is geselecteerd. * Voor FX-1/FX-2 worden de effecten opgeslagen die voor FX1/ FX2 Select (p. 36, p. 45) zijn geselecteerd. 3. Met de PATCH/VALUE-schijf selecteert u de bestemming voor de instellingen. 26

27 Hoofdstuk 3: Uw klanken opslaan 4. Als u de naam (12 tekens) van de User Quick Setting wilt wijzigen, gebruik dan PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen en gebruik de PATCH/ VALUE-schijf om de tekens te wijzigen. fig d PREAMP/SPEAKER-opties naar een ander kanaal kopiëren U kunt de PREAMP/SPEAKER-instellingen van het ene kanaal naar het andere kopiëren. fig Bij het wijzigen van de tekens kunt u de volgende functies gebruiken: Toets INS DEL CAPS Functie Voegt een spatie toe. Verwijdert het teken op de cursorpositie en verplaatst de volgende tekens naar links. Wijzigt het teken op de cursorpositie van hoofdletter naar kleine letter of omgekeerd. 1,3 2,4 1. Druk op [CHANNEL A] of [CHANNEL B] om het bronkanaal te selecteren. Hoofdstuk 5. Druk op [WRITE]. De instellingen worden opgeslagen en het Play-scherm verschijnt opnieuw. 2. Druk op [WRITE]. 3. Druk op [CHANNEL A] of [CHANNEL B] om de bestemming te selecteren. Het Channel Copy -scherm verschijnt. U kunt ook aan de PATCH/VALUE-schijf draaien om de bestemming te selecteren. * Als u opnieuw op de toets van het bronkanaal drukt, wordt als bestemming toch een ander kanaal dan het bronkanaal geselecteerd. fig d Bronkanaal Doelkanaal * Druk op [EXIT] om te annuleren. Het Play-scherm verschijnt opnieuw. 4. Druk op [WRITE]. De instellingen worden gekopieerd en het Play-scherm verschijnt opnieuw. 5. Als u een gewijzigde klank wilt hem bewaren, volg dan de Write-procedure (p. 24) om hem als een user patch op te slaan. 27

28 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde beschrijvingen van alle effecten die de GT-PRO aan boord heeft en van de parameters die u kunt instellen. Het geluid dat naar de effecten wordt gestuurd, noemen we het directe geluid. Het geluid dat door het effect is gewijzigd, is het effectgeluid. De handelsmerken in dit document zijn handelsmerken van hun respectieve eigenaars. Het zijn aparte bedrijven die geen verband met BOSS hebben en die geen licentie of toestemming voor de BOSS GT-PRO hebben verleend. Hun merken worden alleen gebruikt om de apparaten te benoemen waarvan de BOSS GT-PRO de klank PREAMP/SPEAKER-simulator (voorversterker/luidspreker) COSM-technologie speelt een essentiële rol bij de simulatie van de specifieke eigenschappen van verschillende voorversterkers en wordt ook door de luidsprekersimulator gebruikt om luidsprekers van allerlei afmetingen en met verschillende kasten te simuleren. On/Off Off, On Channel Mode Single, Dual Mono, Dual L/R, Dynamic Schakelt het PREAMP/SPEAKER-effect in of uit. Bepaalt hoe de twee kanalen worden gebruikt. Single Alleen het kanaal dat met Channel Select is geselecteerd, wordt gebruikt. fig A B Dual Mono De output van kanaal A en B wordt gemengd. fig A B Dual L/R Kanaal A is het linker kanaal en kanaal B het rechter. fig A L Dynamic Wisselt tussen kanaal A en B naar gelang van het ingangsniveau van de gitaar. Dit geeft dynamische klankveranderingen als gevolg van de speldynamiek. * Voor meer informatie, zie Allerlei parameters regelen met het gitaarvolume (p. 92). fig B A B Inputniveau R Channel Select Selecteert het kanaal van de voorversterker A, B dat beïnvloed wordt. Channel Delay Time De output van kanaal B wordt lichtjes vertraagd. 0 50ms Regel deze parameter voor een gevoel van diepte en breedte in het geluid. * Deze parameter is beschikbaar als Dual Mono of Dual L/R is geselecteerd voor Channel Mode. 28

29 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Dynamic Sens Effectief als Dynamic voor Channel Mode is geselecteerd. Regel de timing waarmee van kanaal wordt gewisseld met de gevoeligheid voor het ingangsniveau. Type *1 Hiermee wordt het type voorversterker gekozen. zie Types Gain * Regelt de vervorming van de versterker. Bass * Regelt de sterkte van de lage frequenties. Middle * Regelt de sterkte van de middentonen. Treble * Regelt de sterkte van de hoge frequenties. Presence *1 Regelt de sterkte van de ultrahoge frequenties Level *1 Regelt het algemene volume van de voorversterker * Let op dat u deze waarde niet te hoog instelt. Bright *1 Off, On Schakelt de bright -optie in of uit. Off De bright-optie is uitgeschakeld. On De bright-optie is ingeschakeld voor een lichter en helderder geluid. * Afhankelijk van de Type -instelling is deze optie mogelijk niet beschikbaar. Gain SW *1 Biedt een keuze uit drie niveaus van vervorming: laag, gemiddeld en hoog. Bij de instellingen Low, Middle en High neemt de Low, Middle, High vervorming telkens toe. * De sound van elk Type werd gecreëerd met Middle als basisinstelling voor deze parameter. De normale waarde is dus Middle. Solo Sw *1 Druk op [SOLO] voor een geluid dat geschikt is voor solo s. Off, On Solo Level *1 Regelt het volume als de solofunctie ingeschakeld is SP Type (Speaker Type) *1 Zie hieronder Selecteer het type luidspreker. * Het luidspreker-simulatoreffect wordt alleen op de output van MAIN OUT toegepast als Main Output Select (p. 17) op LINE/PHONES is ingesteld. * Het luidspreker-simulatoreffect wordt alleen op de output van SUB OUT toegepast als Sub Output Select (p. 18) op LINE/PHONES is ingesteld. Off Schakelt de luidsprekersimulator uit. Original Dit is de ingebouwde luidspreker van de versterker die u met Type selecteert. 1x8 Dit is een compacte, open luidsprekerkast met één luidspreker van 8 inch. 1x10 Dit is een compacte, open luidsprekerkast met één luidspreker van 10 inch. 1X12 Dit is een compacte, open luidsprekerkast met één luidspreker van 12 inch. 2X12 Dit is een gewone open luidsprekerkast met twee luidsprekers van 12 inch. 4X10 Optimale kast voor een grote, ingebouwde versterker met 4 luidsprekers van 10 inch. 4X12 Optimale kast voor een grote, ingebouwde versterker met 4 luidsprekers van 12 inch. 8X12 Dit is een dubbele stack van twee kasten, elk met vier luidsprekers van 12 inch. Custom1 Aangepaste luidspreker 1 Custom2 Aangepaste luidspreker 2 Mic Type *1 Zie hieronder Met deze instelling selecteert u het gesimuleerde microfoontype. Microfoon met een gewone dynamiek voor DYN57 instrumenten en zang. Optimaal voor het gebruik met gitaarversterkers. DYN421 Dynamische microfoon met een versterkt laag bereik. CND451 Kleine condensormicrofoon voor gebruik met instrumenten. CND87 Condensormicrofoon, vlakke respons. Simuleert een microfoon met een volmaakt FLAT vlakke respons. Produceert een geluidsbeeld dat het directe geluid van de luidsprekers benadert (ter plaatse). Mic Dis. (Mic Distance) *1 Off Mic, On Mic Simuleert de afstand tussen de microfoon en luidspreker. Off Mic Bij deze instelling staat de microfoon verder van de luidspreker. On Mic Dit geeft een opstelling waarbij de microfoon meer naar de luidspreker is gericht. Mic Pos. (Mic Position) *1 Center, 1 10 Simuleert de positie van de microfoon. Center Simuleert een situatie waarbij de microfoon in het midden van de luidsprekerconus is opgesteld Simuleert een situatie waarbij de microfoon verder van het midden van de luidsprekerconus is opgesteld. Mic Level * Regelt het volume van de microfoon. Direct Level * Regelt het volume van het directe geluid. *1 U kunt aparte waarden instellen voor kanaal A en kanaal B. Hoofdstuk 29

30 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Types Type Type JC-120 Warm Clean Jazz Combo Full Range BrightClean Clean TWIN Pro Crunch Tweed Warm Crunch Crunch Blues Wild Crunch StackCrunch VO Drive VO Lead VO Clean MATCH Drive Fat MATCH MATCH Lead BG Lead BG Drive BG Rhythm SmoothDrive Mild Drive MS1959 (I) MS1959 (II) MS1959 (I+II) MS HiGain Power Stack JC CLEAN Dit geeft de sound van de Roland JC-120. Dit geeft een warme, gepolijste sound. Deze sound is geschikt voor jazz. Dit is een sound met een vlakke respons. Goed voor akoestische gitaar. Een helder, clean geluid. TW CLEAN Een model van een Fender Twin Reverb. Een model van een Fender Pro Reverb. Een model van een Fender Bassman 4 x 10 Combo. Dit geeft een warm crunch-geluid. CRUNCH Dit is een crunch-geluid dat een natuurlijke vervorming kan produceren. Deze sound is geschikt voor blues. Dit geeft een crunch-geluid met een wilde distortion. Dit geeft een crunch-geluid met een hoge gain. COMBO Een model van de drive sound van een VOX AC-30TB Een model van de lead sound van een VOX AC-30TB. Een model van de cleane sound van een VOX AC-30TB. Een model van de linkeringang van een Matchless D/C-30. Een model van de sound van een Matchless met aangepaste high gain. Een model van de rechteringang van een Matchless D/C-30. BG LEAD Een model met de lead sound van een MESA/Boogie comboversterker. Een model van een MESA/Boogie met TRE- BLE SHIFT SW aan. Een model van het ritmekanaal van een MESA/Boogie. Dit geeft een zachte drive sound. Dit geeft een warme drive sound. MS STACK Een model van de Input I -ingang van een Marshall Een model van de Input II -ingang van een Marshall Een model van een Marshall 1959 waarbij Input I en II parallel zijn aangesloten. Een model van een Marshall met een aangepast, versterkt middenbereik. Geeft de sound van een stackversterker met active type tone -schakelingen. R-FIER Een model van de sound van Channel 1 R-FIER Cln CLEAN Mode op de MESA/Boogie Dual Rectifier. Een model van de sound van Channel 2 R-FIER Raw RAW Mode op de MESA/Boogie Dual Rectifier. Een model van de sound van Channel 2 R-FIER Vnt1 VINTAGE Mode op de MESA/Boogie Dual Rectifier. Een model van de sound van Channel 2 R-FIER Mdn1 MODERN Mode op de MESA/Boogie Dual Rectifier. Een model van de sound van Channel 3 R-FIER Vnt2 VINTAGE Mode op de MESA/Boogie Dual Rectifier. Een model van de sound van Channel 3 R-FIER Mdn2 MODERN Mode op de MESA/Boogie Dual Rectifier. T-AMP Dit is een model van een Hughes & Kettner T-AMP Clean Triamp AMP1. Dit is een model van een Hughes & Kettner T-AMP Crunch Triamp AMP2. Dit is een model van een Hughes & Kettner T-AMP Lead Triamp AMP3. Edge Lead Een scherpe lead sound. HiGAIN SLDN Een model van een Soldano SLO-100. Drive Stack Dit geeft een drive sound met een hoge gain. Lead Stack Dit geeft een lead sound met een hoge gain. Een krachtige lead sound met extreme vervorming. Heavy Lead METAL Een model van het leadkanaal van een Peavey EVH Drive Metal Stack Deze drive sound is geschikt voor metal. Metal Lead Deze lead sound is geschikt voor metal. CUSTOM Custom1 Aangepaste versterker 1 Custom2 Aangepaste versterker 2 Custom3 Aangepaste versterker 3 30

31 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters OVERDRIVE/DISTORTION Types Dit effect vervormt het geluid en geeft een lange sustain. Het biedt dertig types distortion en drie verschillende custom -instellingen. Aan/uit Off, On Type zie Types Drive Schakelt het OD/DS-effect in of uit. Selecteert het type distortion Regelt de diepte van de distortion. Bottom Regelt de sterkte van de lage frequenties. Draai naar links voor een sound met afgesneden lage tonen; draai naar rechts (met de klok mee) om de lage tonen te versterken. Tone Regelt de klank. Draai naar links voor een milde en naar rechts voor een scherpere sound. Effect Level Regelt het volume van het overdrive/distortion-geluid Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. Type Booster Blues OD Crunch Natural OD Turbo OD Fat OD OD-1 T-Scream Warm OD Distortion Mild DS Drive DS RAT GUV DS DST+ Solid DS Mid DS Stack Modern DS Power DS R-MAN Metal Zone Heavy Metal Dit is een booster die heel goed met COSMversterkers werkt. Dit is de crunch sound van de BOSS BD-2. Een schitterende crunch sound met een extra vervorming van de versterker. Dit is een overdrivegeluid dat een natuurlijk klinkende vervorming geeft. Dit is het high-gain overdrivegeluid van de BOSS OD-2. Dit is een warm overdrivegeluid. Dit is de sound van de BOSS OD-1. Dit is een model van een Ibanez TS-808. Overdrive met bijzondere middentonen. Dit geeft een elementaire, traditionele distortion. Dit is een distortion met een milde vervorming. Dit geeft een krachtig distortiongeluid. Dit is een model van een Proco RAT. Dit is een model van een Marshall GUV NOR. Dit is een model van een MXR DISTORTI- ON+. Dit is een distortiongeluid met een edge-effect. Dit distortiongeluid heeft versterkte middentonen. Een vette sound met een extra vervorming van een stackversterker. De sound van een grote high-gainversterker. Overdrivegeluid door een stackversterker. Een model van een ROCKMAN. Dit is de sound van de BOSS MT-2. Dit geeft een zwaarder distortiongeluid. Geeft een vervormde sound die een overdrivegeluid Lead combineert met een diepe distorti- on. Loud Dit is een distortiongeluid met versterkte lage tonen. Sharp Dit is een distortiongeluid met versterkte hoge tonen. Dit distortiongeluid versterkt de lage en Mechanical hoge tonen, wat een mechanisch klinkende vervorming geeft. 60s FUZZ Een model van een FUZZFACE. Oct FUZZ Dit is een model van een ACETONE FUZZ. MUFF FUZZ Dit is een model van een Electro-Harmonix Big Muff ¼. Custom1 Custom OD/DS 1 Custom2 Custom OD/DS 2 Custom3 Custom OD/DS 3 Hoofdstuk 31

32 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters DELAY Dit effect voegt aan het directe geluid een vertraagd geluid toe, wat een vollere sound of een speciaal effect geeft. Aan/uit Off, On Schakelt het DELAY-effect in of uit. Type Zie hieronder Selecteert het type delay. Single Een delaygeluid met 0 tot 1800 ms delaytijd. Pan Deze delay is specifiek voor stereoweergave. Hiermee verkrijgt u een tap-delay-effect dat de delaytijd verdeelt en over het linker- en rechterkanaal spreidt. fig OUTPUT L INPUT Effectniveau Taptijd DELAY Feedback Delaytijd OUTPUT R Stereo Het directe geluid wordt via het linkerkanaal weergegeven en het effectgeluid via het rechter. Dual Series Deze delay bestaat uit twee aparte delays die serieel aangesloten zijn. De delaytijd heeft telkens een bereik van 0 tot 900 ms. fig D1: Delay 1 D1 D2 D2: Delay 2 Dual Parallel Deze delay bestaat uit twee aparte delays die parallel aangesloten zijn. De delaytijd heeft telkens een bereik van 0 tot 900 ms. fig D1 D2 Dual L/R Dit is een delay met aparte instellingen voor het linker- en rechterkanaal. Delay 1 gaat naar het linkerkanaal, Delay 2 naar het rechter. fig D1 L D2 R Reverse Produceert een effect waarbij het geluid achterstevoren wordt afgespeeld. Analog Dit geeft een mild, analoog delaygeluid. De delaytijd heeft een bereik van 0 tot 1800 ms. Tape Dit geeft het kenmerkende geluid van een tape echo. De delaytijd heeft een bereik van 0 tot 1800 ms. Warp Dit regelt tegelijk het feedbackniveau en volume van het delaygeluid en produceert een onwerkelijk klinkende delay. Modulate Deze delay voegt een leuk, golvend effect aan het geluid toe. Hold Tot 2,8 seconden van het geluid wordt opgenomen en herhaaldelijk afgespeeld. U kunt het fragment ook afspelen terwijl u zelf iets anders speelt en de twee lagen samen opnemen (overdub). Zo bekomt u wat sound-on-sound wordt genoemd. * Voor meer details, zie De HOLD-functie (Hold Delay) (p. 34). * Als het Type op Dual Series, Dual Parallel of Dual L/R is ingesteld en u begint onmiddellijk na een patchwissel te spelen, dan kan het zijn dat u nog niet meteen het gewenste effect te horen krijgt. * Als u het Type van Moldulate naar Hold (of van Hold naar Modulate ) overschakelt, wordt voor de volgende instellingen automatisch OFF geselecteerd, en het aangehouden geluid stopt. Als FX (1 of 2) met FB (Feedbacker: p. 42) (OSC) op ON staat. Als AR (Auto Riff: p. 48) Hold op ON staat. Als SH (Sound Hold: p. 51) Hold op ON staat. Delaytijd 0 ms 1800 ms, Dit bepaalt de delaytijd. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo krijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde tijd wordt verhoogd, wordt de tijd gesynchroniseerd met twee of vier maal de tijdsduur van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Tap Time 0% 100% (Type = Pan) Regelt de delaytijd van het linker kanaal. Deze instelling regelt de delaytijd van het L- kanaal in verhouding tot die van het R-kanaal (die als 100% wordt beschouwd). Feedback Regelt de hoeveelheid feedback. Feedback betekent dat het delaysignaal terug naar de ingang wordt gestuurd. Een hogere waarde verhoogt het aantal delayherhalingen. High Cut (high-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het highcutfilter in werking treedt. 700 Hz 11.0 khz, Flat U krijgt een zacht effectgeluid door de hoge tonen boven de ingestelde frequentie af te snijden. Als u Flat instelt, staat het high-cutfilter uit of heeft het geen effect. Delay1 Time *1 0 ms 900 ms, Dit bepaalt de delaytijd van Delay1. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo krijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde tijd wordt verhoogd, wordt de tijd gesynchroniseerd met twee of vier maal de tijdsduur van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Delay1 Feedback * Regelt de hoeveelheid feedback van Delay1. Een hogere waarde verhoogt het aantal delayherhalingen. Delay1 HiCut (Delay 1 high-cutfilter) *1 Dit bepaalt de frequentie waar het high-cutfilter van Delay1 in werking 700 Hz 11.0 khz, Flat treedt. 32

33 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Als u Flat instelt, staat het high-cutfilter uit of heeft het geen effect. Delay1 Level * Regelt het volume van Delay1. Delay2 Time *1 0 ms 900 ms, Dit bepaalt de delaytijd van Delay2. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo krijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde tijd wordt verhoogd, wordt de tijd gesynchroniseerd met twee of vier maal de tijdsduur van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Delay2 Feedback * Regelt de hoeveelheid feedback van Delay2. Delay2 Hicut (Delay 2 high-cutfilter) *1 Dit bepaalt de frequentie waar het high-cutfilter van Delay2 in werking treedt. 700 Hz 11.0 khz, Flat Als u Flat instelt, staat het high-cutfilter uit of heeft het geen effect. Delay2 Level * Regelt het volume van Delay2. Warp SW *2 Off, On Schakelt de Warp in en uit. Deze parameter is aan het CTL-pedaal toegewezen. Warp Rise Time *2 Bepaalt hoe snel het warp-delaygeluid stijgt. Warp Feedback Depth *2 Regelt het feedbackniveau van het warp-delaygeluid Warp E.Level Depth *2 Regelt het volume van het warp-delaygeluid Mod. Rate (Modulation Rate) *3 Regelt de modulatiesnelheid van het delaygeluid Mod. Depth (Modulation Depth) *3 Regelt de modulatiediepte van het delaygeluid Effect Level Regelt het volume van het delaygeluid. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. *1 Beschikbaar als Type is ingesteld op Dual Series, Dual Parallel of Dual L/R. *2 Beschikbaar als Type is ingesteld op Warp. *3 Beschikbaar als Type is ingesteld op Modulate. U kunt de waarde in sprongen van tien wijzigen door [SHIFT] ingedrukt te houden (het indicatielampje brandt) en dan aan de PATCH/VALUE-schijf te draaien. U kunt [DELAY] als tap input -toets gebruiken (alleen bij het wijzigen van instellingen) door eerst op [SHIFT] te drukken, zodat het indicatielampje brandt (Shift: ON). Als u meermaals op [DELAY] drukt, dan bepaalt het interval waarmee u op de toets drukt de waarde van de delaytijd. * Als Type op Dual Series of Dual Parallel is ingesteld, dan wordt de delaytijd voor Delay2 aangepast. Als Dual L/ R is ingesteld, dan worden beide delaytijden gewijzigd. U kunt de Master BPM wijzigen door de delaytijd op de BPM in te stellen en meermaals op [DELAY] te drukken. * Als het Type op Dual Series, Dual Parallel of Dual L/R is ingesteld, is de delaytijd van Delay 2 op de BPM ingesteld. Hoofdstuk 33

34 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters De HOLD-functie (Hold Delay) * Opname en weergave van uitvoeringen en andere handelingen gebeuren met pedalen zolang Hold is geactiveerd. Sluit externe pedalen (voetschakelaars) of een FC-200 aan. 1. Raadpleeg p. 62 p. 67 of Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen en wijs de volgende functies toe aan het aangesloten pedaal, aan de voetschakelaar of aan de FC-200-pedalen. Target: Hold Dly Rec/Dub Source Mode: Normal Target: Hold Dly Stop Source Mode: Normal 2. Druk op [DELAY] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ] tot Type op het scherm verschijnt. * Als de delay is uitgeschakeld, drukt u eenmaal op [DELAY] om hem in te schakelen. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer Hold. * Als u Hold inschakelt, kunt u gedurende 2,8 seconden geen andere handelingen uitvoeren, tot het toestel klaar is om een opname te starten. Wacht minstens 2,8 seconden voor u de volgende stap uitvoert. 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 5. Druk het pedaal in waaraan Hold Dly Rec/Dub is toegewezen. De opname start zodra u het pedaal indrukt. De bank op het linker scherm knippert terwijl de opname aan de gang is. 6. Druk nogmaals het pedaal in waaraan Hold Dly Rec/ Dub is toegewezen om de opname te stoppen. De weergave van de opgenomen gegevens begint meteen (en de bank op het linker scherm blijft branden). * De maximale opnametijd is 2,8 seconden. Zodra de opnametijd 2,8 seconden bereikt, stopt de opname automatisch, en het opgenomen fragment wordt afgespeeld. * Bij extreem korte opnametijden kan een oscillerend geluid hoorbaar zijn. 7. Als u meerdere lagen wilt opnemen, herhaalt u stap 5 en 6. * De opname wordt gewist als u een ander Type of een andere patch selecteert of als u het toestel uitschakelt. 8. Om het toestel terug klaar te zetten voor een opname, drukt u op het pedaal waaraan Hold Dly Stop is toegewezen. Het toestel staat nu weer in opnamemodus, de bank op het linker scherm verdwijnt even en begint dan te knipperen. * Als de weergave stopt, wordt het opgenomen fragment gewist. * Om opnieuw een opname te maken wacht u 2,8 seconden en daarna voert u stap 5 uit. CHORUS Dit effect voegt een lichtjes ontstemd geluid aan het originele geluid toe, wat een diepere en bredere klank geeft. Aan/uit Off, On Schakelt het CHORUS-effect in of uit. Modus Mono, Stereo1, Stereo2 Selecteert het type chorus. Mono Dit choruseffect geeft hetzelfde geluid via het L- en R-kanaal. Stereo1 Dit is een stereo-choruseffect dat verschillende chorusgeluiden naar L en R stuurt. Stereo2 Dit is een stereo-choruseffect dat ontstaat door de ruimtelijke kenmerken van het directe geluid en het effectgeluid te synthetiseren. Rate 0 100, Regelt de snelheid van het choruseffect. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Depth Regelt de diepte van het choruseffect. Voor een doubling-effect, stelt u de waarde in op 0. Pre Delay Regelt de tijd die nodig is om het effectgeluid naar de uitgang te sturen nadat het di- 0.0 msec 40.0 msec recte geluid naar de uitgang is gestuurd. Als u een langere predelaytijd instelt, kunt u een effect bekomen waarbij schijnbaar meer dan één geluid gelijktijdig wordt gespeeld (doublingeffect). Low Cut (low-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het lowcutfilter in werking treedt. Flat, 55 Hz 800 Hz Zo kunt u de lage tonen onder de ingestelde frequentie afsnijden, wat heldere, duidelijke ondertonen geeft en wat de hoge tonen van het effect accentueert. Als u Flat selecteert, heeft het low-cutfilter geen effect. High Cut (high-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het highcutfilter in werking treedt. 700 Hz 11.0 khz, Flat U krijgt een zacht effectgeluid door de hoge tonen boven de ingestelde frequentie af te snijden. Als u Flat selecteert, heeft het high-cutfilter geen effect. Effect Level Regelt het volume van het effectgeluid. 34

35 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters REVERB COMP (Compressor) Dit effect voegt galm aan het geluid toe. Aan/uit Off, On Type Schakelt het REVERB-effect in of uit. Selecteert het type galm. Allerlei ruimtelijke Zie hieronder simulaties zijn beschikbaar. Ambience Simuleert een ambience-microfoon die bij opnames en voor andere toepassingen wordt gebruikt (en die op een zekere afstand van de geluidsbron wordt geplaatst). Deze reverb accentueert niet zozeer de galm, maar wordt eerder gebruikt om een gevoel van openheid en diepte te creëren. Room Simuleert de galm van een kleine ruimte. Geeft een warme reverb. Hall1 Simuleert de galm van een concertzaal. Geeft een heldere en ruime reverb. Hall2 Simuleert de galm van een concertzaal. Geeft een warme reverb. Plate Simuleert de galm van een plate reverb (een reverb die de trilling van een metalen plaat gebruikt). Geeft een metaalachtig geluid met uitgesproken boventonen. Spring Dit simuleert de sound van een ingebouwde spring reverb van een gitaarversterker. Modulate Deze reverb voegt de gemoduleerde galm van een hall reverb toe en geeft een bijzonder aangenaam reverbgeluid. Reverbtijd 0.1 sec 10.0 sec Regelt de lengte (tijd) van de galm. Pre Delay Regelt de tijd die verstrijkt voor de galm 0 msec 100 msec weerklinkt. Low Cut (low-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het lowcutfilter in werking treedt. Flat, 55 Hz 800 Hz Zo kunt u de lage tonen onder de ingestelde frequentie afsnijden, wat heldere, duidelijke ondertonen geeft en wat de hoge tonen van het effect accentueert. Als u Flat selecteert, heeft het low-cutfilter geen effect. High Cut (high-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het highcutfilter in werking treedt. 700 Hz 11.0 khz, Flat U krijgt een zacht effectgeluid door de hoge tonen boven de ingestelde frequentie af te snijden. Als u Flat selecteert, heeft het high-cutfilter geen effect. Density 0 10 Regelt de diepte van de galm. Effect Level Regelt het volume van de galm. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. Dit effect produceert een lange sustain door het volumeniveau van het ingangssignaal gelijkmatig te spreiden. U kunt de limiter inschakelen om alleen de geluidspieken te onderdrukken en vervorming te vermijden. Aan/uit Off, On Schakelt het COMP-effect in of uit. Type Selecteert of de compressor dan wel de limiter wordt gebruikt. Compressor, Limiter Sustain (Type= Compressor) Regelt het bereik (tijd) waarin zwakke signalen worden versterkt. Hogere waarden geven een langere sustain. Attack (Type= Compressor) Regelt de sterkte van de aanslag als de snaren worden bespeeld Hogere waarden geven een scherpere aanslag, wat een duidelijker onderscheiden geluid creëert. Threshold (Type= Limiter) Kies een geschikte waarde voor het ingangssignaal van uw gitaar Als het ingangssignaal deze drempelwaarde overschrijdt, treedt de limiter in werking. Release (Type= Limiter) Regelt de tijd vanaf het punt waarop het signaal onder de drempelwaarde zakt totdat het limitereffect stopt. Tone Regelt de klank. Level Regelt het volume. Hoofdstuk 35

36 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters WAH U kunt het wah-effect in real time regelen met een zwelpedaal dat u aansluit op de EXP PEDAL 1 - of EXP PEDAL 2 -jack of met het FC-200 EXP-pedaal. FX-1/FX-2 Met FX-1 en FX-2 selecteert u een effect uit de onderstaande lijst. U kunt hetzelfde effect selecteren voor FX-1 en FX-2. Als u een zwelpedaal aansluit op de EXP PEDAL 1 -jack of het FC-200 EXP-pedaal gebruikt, kunt u het pedaal zo instellen dat het automatisch als een wah-pedaal functioneert zodra u dit effect inschakelt (p. 63, p. 64). Aan/uit Off, On Type Zie hieronder Schakelt het WAH-effect in of uit. Selecteert het wah-type. Dit geeft de sound van het CRY BABY CRY WAH wah-pedaal dat in de jaren zeventig populair was. VO WAH Dit geeft de sound van de VOX V846. Fat WAH Dit is een wah met een vette sound. Light WAH Deze wah heeft een verfijnde sound zonder ongewone kenmerken. 7String WAH Een wah met een bredere variatie voor de zevensnarige gitaar. Dit volkomen originele effect geeft een verbetering Reso WAH van de typische resonantie die door analoge synthesizerfilters wordt geproduceerd. Custom1 Custom wah 1 Custom2 Custom wah 2 Custom3 Custom wah 3 Pdl Position (Pedal Position) Regelt de positie van het wah-pedaal. Level Regelt het volume. FX-1 FX-2 Beide Enkel FX- 2 Effect ACS Advanced Compressor p. 37 LM Limiter p. 37 TW Touch Wah p. 37 AW Auto Wah p. 38 TM Tone Modify p. 38 GS Guitar Simulator p. 38 TR Tremolo p. 39 PH Phaser p. 39 FL Flanger p. 40 PAN Pan p. 40 VB Vibrato p. 40 UV Uni-V p. 41 RM Ring Modulator p. 41 SG Slow Gear p. 41 DF Defretter p. 41 STR Sitar Simulator p. 42 FB Feedbacker p. 42 AFB Anti-Feedback p. 43 HU Humanizer p. 43 SL Slicer p. 43 WSY Wave Synth p. 44 SEQ Sub Equalizer p. 44 HR Harmonist p. 45 PS Pitch Shifter p. 46 PB Pedal Bend p. 47 OC Octave p. 47 RT Rotary p. 47 2CE 2x2 Chorus p. 48 AR Auto Riff p. 48 SYN Guitar Synth p. 49 AC Acoustic Processor p. 50 SH Sound Hold p. 51 SDD Sub Delay p. 51 Aan/uit Off, On FX1/FX2 Select Zie hoger. Schakelt het effect van FX-1 (FX-2) in of uit. Selecteert het gewenste effect. 36

37 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters ACS (Advanced Compressor) LM (Limiter) Dit effect produceert een lange sustain door het volumeniveau van het ingangssignaal gelijkmatig te spreiden. U kunt het effect ook als limiter gebruiken om alleen de geluidspieken te onderdrukken en vervorming te voorkomen. Type Zie hieronder Selecteert het compressortype. BOSS Comp Een model van een BOSS CS-3. Dit is een compressor die nog een sterker effect toevoegt in de hoge tonen. Hi-BAND Light Dit is een compressor met een licht effect. D-Comp Een model van een MXR DynaComp. Dit model geeft de sound van de Dan Armstrong ORANGE SQUEEZER. ORANGE Een zwaar gebruik van dit compressoreffect Fat geeft een vette klank met versterkte middentonen. Een zwaar gebruik van dit compressoreffect Mild geeft een zacht geluid met afgesneden hoge tonen. Stereo Comp Selecteert een stereocompressor. Sustain Regelt het bereik (tijd) waarin zwakke signalen worden versterkt. Hogere waarden geven een langere sustain. Attack Regelt de sterkte van de aanslag. Hogere waarden geven een scherpere aanslag, wat een duidelijker onderscheiden geluid creeert. Tone Regelt de klank. Level Regelt het volume. De limiter dempt luide signalen en voorkomt vervorming. Type Zie hieronder Selecteert het limitertype. BOSS Limitr Selecteert een stereolimiter. Rack 160D Een model van een dbx 160X. Vtg Rack U Een model van een UREI Attack Regelt de sterkte van de aanslag als de snaren worden bespeeld Hogere waarden geven een scherpere aanslag, wat een duidelijker onderscheiden geluid creëert. Threshold Kies een geschikte waarde voor het ingangssignaal van uw gitaar Als het ingangssignaal deze drempelwaarde overschrijdt, treedt de limiter in werking. Ratio Selecteert de compressieverhouding bij signalen die de drempelwaarde overschrijden. 1: 1 : 1 Release Regelt de tijd vanaf het punt waarop het signaal onder de drempelwaarde zakt totdat het limitereffect stopt. Level Regelt het volume. TW (Touch Wah) Dit produceert een wah-effect waarbij het filter reageert op het gitaarvolume. Modus LPF, BPF Selecteert de wahmodus. LPF (Low Pass Filter) Dit geeft een wah-effect over een breed frequentiebereik. BPF (Band Pass Filter) Dit geeft een wah-effect over een beperkt frequentiebereik. Polarity Selecteert de richting waarin het filter verandert als gevolg van de input. Down, Up Up De frequentie van het filter stijgt. Down De frequentie van het filter daalt. Sens Regelt de gevoeligheid waarmee het filter reageert in de richting die door de polariteit wordt bepaald. Hogere waarden geven een sterkere reactie. Als u 0 instelt, heeft de sterkte van de aanslag geen effect. Hoofdstuk 37

38 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Frequency Regelt de centrale frequentie van het waheffect Peak Regelt de manier waarop het wah-effect in het gebied rond de centrale frequentie wordt toegepast. Hogere waarden geven een krachtiger geluid, wat het wah-effect nog versterkt. Een waarde van 50 geeft een normaal wah-geluid. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. Level Regelt het volume van het effectgeluid. AW (Auto Wah) Hierbij wijzigt het filter in een periodieke cyclus, wat een automatisch wah-effect geeft. Modus LPF, BPF Selecteert de wahmodus. LPF (Low Pass Filter) Dit geeft een wah-effect over een breed frequentiebereik. BPF (Band Pass Filter) Dit geeft een wah-effect over een beperkt frequentiebereik. Frequency Regelt de centrale frequentie van het waheffect Peak Regelt de manier waarop het wah-effect in het gebied rond de centrale frequentie wordt toegepast. Hogere waarden geven een krachtiger geluid, wat het wah-effect nog versterkt. Een waarde van 50 geeft een normaal wah-geluid. Rate 0 100, Regelt de frequentie van de auto wah. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Depth Regelt de diepte van de auto wah. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. Level Regelt het volume van het effectgeluid. TM (Tone Modify) Dit wijzigt de klank van de aangesloten gitaar. Type Zie hieronder Selecteert het type klankwijziging Een vette klank met versterkte middentonen. Fat Een heldere klank met versterkte hoge middentonen. Presence Een zachte klank waarbij de hoge tonen Mild worden afgesneden. Klank waarbij de lage frequenties worden Tight afgesneden. Klank waarbij de hoge frequenties worden Enhance versterkt. Dit geeft een klank met meer power en Resonator1, 2, 3 punch dankzij de toegevoegde resonantie in de lage frequenties en middentonen. Low Regelt de sterkte van de lage frequenties. High Regelt de sterkte van de hoge frequenties. Resonance Dit regelt de sterkte van de resonantie in de lage tonen en het middengebied als Type is ingesteld op Resonator 1, 2 of 3. Level Regelt het volume. GS (Guitar Simulator) Simuleert de kenmerken van bepaalde gitaaronderdelen, zoals elementen en allerlei body s, zodat u uit een aantal verschillende gitaartypes kunt kiezen terwijl u toch op dezelfde gitaar blijft spelen. Type Zie hieronder S H H S H HF S Hollow H Hollow S AC Selecteert het type gitaarsimulator. Verandert de klank van een single-coil-element in die van een humbucking-element. Verandert de klank van een humbuckingelement in de gemengde klank van twee single-coil-elementen. Verandert de klank van een humbuckingelement in de half tone van een single-coilelement. Verandert de klank van een een single-coilelement in een volle akoestische klank met toegevoegde resonantie van de body. Verandert de klank van een een humbucking-element in een volle akoestische klank met toegevoegde resonantie van de body. Verandert de klank van een single-coil-element in die van een akoestische gitaar. 38

39 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters H AC Verandert de klank van een humbuckingelement in die van een akoestische gitaar. P AC Verandert de klank van een piëzo-element in die van een akoestische gitaar. Low Regelt de sterkte van de lage frequenties. High Regelt de sterkte van de hoge frequenties. Body TR (Tremolo) Regelt de manier waarop de body klinkt als u het Type instelt op S Hollow, H Hollow, S AC, H AC of P AC. Bij een hogere waarde neemt de klank van de body toe. Bij een lagere waarde lijkt de klank op die van een piëzo-element. Level Regelt het volume. Tremolo is een effect dat een cyclische volumeverandering creëert. Wave Shape Regelt de verandering van het volume. Rate 0 100, BPM BPM Regelt de frequentie (snelheid) van de verandering. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Depth Regelt de diepte van het effect. PH (Phaser) Door variabel gefaseerde signalen aan het directe geluid toe te voegen, geeft het phasereffect het geluid een wervelend karakter. Type Zie hieronder Selecteert het aantal stadia dat het phasereffect gebruikt. 4 Stage Dit is een effect met vier fases. Het geeft een lichter phasereffect. 8 Stage Dit is een effect met acht fases. Het is een populair phasereffect. 12 Stage Dit is een effect met twaalf fases. Het geeft een diep phasereffect. Bi-Phase Dit is een phaser met twee seriële phase shift -schakelingen. Rate 0 100, BPM BPM Regelt de snelheid van het phasereffect. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Depth Regelt de diepte van het phasereffect. Manual Regelt de centrale frequentie van het phasereffect. Resonance Regelt de hoeveelheid resonantie (feedback). Een hogere waarde accentueert het effect, wat een ongewoner geluid geeft. Step Rate Off, 0 100, Dit regelt de cyclus van de stepfunctie, die BPM BPM de snelheid en diepte beïnvloedt. Bij een hogere waarde wordt de verandering subtieler. Kies Off als u de stepfunctie niet gebruikt. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Effect Level Regelt het volume van de phaser. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. Hoofdstuk 39

40 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters FL (Flanger) De flanger geeft een draaiend, straaljagerachtig karakter aan het geluid. Rate 0 100, Regelt de snelheid van het flangereffect. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Depth Regelt de diepte van het flangereffect. Manual Regelt de centrale frequentie waarop het effect wordt toegepast Resonance Regelt de hoeveelheid resonantie (feedback) Een hogere waarde accentueert het effect, wat een ongewoner geluid geeft. Separation Regelt de diffusie. Een hogere waarde geeft een grotere diffusie. Low Cut (low-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het lowcutfilter in werking treedt. Flat, 55 Hz 800 Hz Zo kunt u de lage tonen onder de ingestelde frequentie afsnijden, wat heldere, duidelijke ondertonen geeft en wat de hoge tonen van het effect accentueert. Als u Flat selecteert, heeft het low-cutfilter geen effect. Effect Level Regelt het volume van de flanger. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. PAN Als het volume aan de linker- en rechterkant afwisselend wijzigt, dan krijgt u bij stereoweergave een effect waarbij het gitaargeluid heen en weer tussen de luidsprekers lijkt te gaan. Wave Shape Regelt de verandering van het volume. Rate 0 100, BPM BPM Regelt de frequentie (snelheid) van de verandering. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Depth Regelt de diepte van het effect. VB (Vibrato) Dit effect geeft een vibrato door de toonhoogte licht te moduleren. Rate 0 100, Regelt de snelheid van het vibrato-effect. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Depth Regelt de diepte van het vibrato. Trigger Off, On Schakelt het vibrato in of uit. * De bedoeling is om deze parameter aan de voetschakelaar toe te wijzen (p. 66). Rise Time Dit bepaalt de tijd die verstrijkt vanaf het moment dat de trigger wordt ingeschakeld totdat het ingestelde vibrato wordt verkregen. 40

41 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters UV (Uni-V) Hoewel dit op een phasereffect lijkt, geeft het een unieke golving, die u niet met een gewone phaser kunt bekomen. Rate 0 100, Regelt de snelheid van het Uni-V-effect. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Depth Regelt de diepte van het Uni-V-effect. Level Regelt het volume. RM (Ring Modulator) Produceert een klokachtige sound door het gitaargeluid met het signaal van de interne oscillator te ringmoduleren. Het geluid klinkt onmuzikaal en mist een uitgesproken toonhoogte. Modus Normal, Intelligent Selecteert de modus van de ringmodulator. Normal Dit is een normale ringmodulator. Intelligent Door het ingangssignaal te ringmoduleren lijkt het geluid op dat van een klok. De intelligente ringmodulator wijzigt de oscillatiefrequentie volgens de toonhoogte van het ingangssignaal en produceert daardoor een geluid met een zekere toonhoogte, wat een heel ander geluid geeft dan Normal. Dit effect geeft geen bevredigend resultaat als de toonhoogte van het gitaargeluid niet correct wordt herkend. Daarom moet u aparte noten spelen in plaats van akkoorden. Frequency Regelt de frequentie van de interne oscillator Effect Level Regelt het volume van het effectgeluid. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. SG (Slow Gear) Dit geeft een aanzwellend effect (een vioolachtige sound). Sens Regelt de gevoeligheid van de slow gear. Als u een een lage waarde instelt, treedt het slow-gear-effect alleen in werking bij een hardere aanslag, terwijl geen effect verkregen wordt bij een zachtere aanslag. Als u een hogere waarde instelt, bekomt u het effect ook bij een zachtere aanslag. Rise Time Regelt het tijdsverloop tussen het moment dat u een snaar aanslaat en het punt waarop het hoogste volume wordt bereikt. DF (Defretter) Dit simuleert een fretloze gitaar. Tone Regelt de sterkte van de vervaging tussen de noten. Sens Dit bepaalt de ingangsgevoeligheid van de defretter. Attack Regelt de attack van de snaaraanslag. Depth Bepaalt de frequentie van de harmonischen. Resonance Voegt een kenmerkende resonantie toe aan het geluid. Effect Level Regelt het volume van het defrettergeluid. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. Hoofdstuk 41

42 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters STR (Sitar Simulator) Simuleert het geluid van een sitar. Tone Regelt de klank. De hoge tonen worden versterkt bij een hogere waarde. Sens Regelt de gevoeligheid van sitar. Als u een lage waarde instelt, geeft een zachtere aanslag geen sitareffect, terwijl u dit effect wel bekomt met een hardere aanslag. Als u een hogere waarde instelt, bekomt u het sitareffect zowel met een zachte als harde aanslag. Depth Regelt de diepte van het effect. Resonance Dit regelt de golving van de resonantie. Buzz Regelt de sterkte van het typische geluid dat ontstaat als de snaren in contact komen met de buzz bridge. Effect Level Regelt het volume van het sitargeluid. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. FB (Feedbacker) Dit effect is geschikt voor speeltechnieken met feedback. * Let op: de noten waarop u feedback wilt toepassen, moet u duidelijk en afzonderlijk spelen. * U kunt de voetschakelaar gebruiken om het effect in en uit te schakelen. Voor meer details, zie p. 66. Modus Selecteert OSC (oscillator) of Natural (natuurgetrouw). OSC, Natural OSC (Oscillator) Een kunstmatig feedbackgeluid wordt intern gecreëerd. Als u OSC selecteert, treedt het effect in werking nadat u een enkele noot hebt gespeeld en de noot is gestabiliseerd. Het feedbackeffect ontstaat als het effect in werking treedt, en verdwijnt als het OSC-effect wordt uitgeschakeld. Natural Analyseert de toonhoogte van het ingangssignaal en creëert dan het feedbackgeluid. Rise Time *1 Bepaalt hoeveel tijd het feedbackgeluid nodig heeft om het maximumvolume te bereiken vanaf het moment dat het effect wordt ingeschakeld. Rise Time ( ) *1 Bepaalt hoeveel tijd het feedbackgeluid van één octaaf hoger nodig heeft om het maximumvolume te bereiken vanaf het moment dat het effect wordt ingeschakeld. F.B.Level (Feedback Level) Regelt het volume van het feedbackgeluid. F.B.Level ( ) * Vibrato Rate * , BPM BPM Regelt het volume van het feedbackgeluid van één octaaf hoger. Regelt de snelheid van het vibrato als het feedbackeffect ingeschakeld is. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Vibrato Depth *1 Regelt de diepte van het vibrato als het feedbackeffect ingeschakeld is. *1 Alleen beschikbaar in OSC-modus. 42

43 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters AFB (Anti-feedback) Dit voorkomt de akoestische feedback die kan ontstaan door de resonantie van de klankkast van een gitaar. Freq1 3 (Frequency 1 3) Stelt het vast frequentiepunt in waarop de feedback wordt gewist. U kunt maximaal drie punten instellen. Depth1 3 Regelt de sterkte van de antifeedback op de drie ingestelde punten. HU (Humanizer) Hiermee kunt u menselijke klinkergeluiden creëren. Modus Picking, Auto, Random Stelt de modus in die tussen de klinkers schakelt. Picking Schakelt bij een snaaraanslag van klinker 1 naar klinker 2. De tijdsduur van de wissel stelt u met de rate -waarde in. Auto Door rate en depth in te stellen, kunt u twee klinkers (Vowel 1 en Vowel 2) automatisch omwisselen. Random Vijf klinkers (a, e, i, o, u) worden willekeurig opgeroepen door de rate en depth in te stellen. Vowel 1 *1 a, e, i, o, u Selecteert de eerste klinker. fig d Klinker 1 Klinker 2 Vowel 2 *1 a, e, i, o, u Selecteert de tweede klinker. Sens * Regelt de gevoeligheid van humanizer. Als u een lage waarde instelt, geeft een zachtere aanslag geen humanizereffect, terwijl u dit effect wel bekomt met een hardere aanslag. Als u een hogere waarde instelt, bekomt u het humanizereffect zowel met een zachte als harde aanslag. Rate 0 100, BPM BPM Regelt de cyclus waarin de twee klinkers worden gewisseld. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Depth Regelt de diepte van het effect. Manual *3 Bepaalt het punt waarop de twee klinkers worden gewisseld. Als u 50 instelt, worden klinker 1 en klinker 2 na hetzelfde interval gewisseld. Als de waarde lager is dan 50, dan is de tijd voor klinker 1 korter. Als de waarde hoger is dan 50, dan is de tijd voor klinker 1 langer. Level Regelt het volume. *1 Alleen beschikbaar in Picking- of Auto-modus. *2 Alleen beschikbaar in Picking-modus. *3 Alleen beschikbaar in Auto-modus. SL (Slicer) Hierbij wordt het geluid herhaaldelijk onderbroken, wat de indruk wekt dat een ondersteunend ritme wordt gespeeld. Pattern P1 P20 Rate 0 100, BPM BPM Selecteert het patroon waarmee het geluid in stukjes wordt gehakt. Regelt de snelheid waarmee het geluid wordt onderbroken. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Trigger Sens Regelt de triggergevoeligheid. Als u een lage waarde voor deze parameter instelt, zal bij een zachte aanslag de frase niet opnieuw worden gestart (d.w.z. de frase blijft doorspelen), maar bij hard aangeslagen noten begint de frase weer van bij het begin te spelen. Als u een hoge waarde instelt, begint de frase ook bij zacht aangeslagen noten opnieuw te spelen. Hoofdstuk 43

44 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters WSY (Wave Synth) Dit is een synthesizergeluid dat het ingangssignaal van de gitaar bewerkt. SEQ (Sub Equalizer) Dit regelt de klank als een subequalizer. Een parametrisch type wordt gebruikt voor het hoge en lage middengebied. Wave Selecteert de golfvorm waarop het synthesizergeluid is gebaseerd. Saw, Square Saw Creëert een synthesizergeluid met een zaagtandgolf ( ). Square Creëert een synthesizergeluid met een blokgolf ( ). Cutoff Freq (afsnijfrequentie) Regelt de frequentie waarop de harmonischen van een geluid worden afgesneden Resonance Regelt de hoeveelheid resonantie (en de klankkleur) van het synthesizergeluid. Hoe hoger de waarde, hoe sterker de synthesizerklank wordt beklemtoond. FLT.Sens (Filter Sensitivity) Bepaalt hoe sterk het filter op het ingangssignaal wordt toegepast FLT.Decay (Filter Decay) Bepaalt na hoeveel tijd het filtereffect beëindigd is FLT.Depth (Filter Depth) Regelt de diepte van het filter. Bij een hogere waarde zal het filter een sterker effect hebben. Synth Level Regelt het volume van het synthesizergeluid Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. Low Cut (low-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het lowcutfilter in werking treedt. Flat, 55 Hz 800 Hz Zo kunt u de lage tonen onder de ingestelde frequentie afsnijden, wat heldere, duidelijke ondertonen geeft en wat de hoge tonen van het effect accentueert. Als u Flat selecteert, heeft het low-cutfilter geen effect. Low EQ -20 db +20 db Regelt de klank van de lage frequenties. Low-Middle Frequency Bepaalt het centrum van het frequentiegebied dat door de Low-Middle EQ wordt 20.0 Hz 10.0 khz geregeld. Low-Middle Q Bepaalt de breedte van het gebied rond de low-middle frequency dat door de EQ wordt beïnvloedt. Hogere waarden beperken dat gebied. Low-Middle EQ Regelt de klank van de frequenties in het -20 db +20 db lage middengebied. High-Middle Frequency Bepaalt het centrum van het frequentiegebied dat door de High-Middle EQ wordt 20.0 Hz 10.0 khz geregeld. High-Middle Q Bepaalt de breedte van het gebied rond de high-middle frequency dat door de EQ wordt beïnvloedt. Hogere waarden beperken dat gebied. High-Middle EQ Regelt de klank van de frequenties in het -20 db +20 db hoge middengebied. High EQ -20 db +20 db Regelt de klank van de hoge frequenties. High Cut (high-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het highcutfilter in werking treedt. 700 Hz 11.0 khz, Flat U krijgt een zacht effectgeluid door de hoge tonen boven de ingestelde frequentie af te snijden. Als u Flat instelt, staat het high-cutfilter uit of heeft het geen effect. Level -20 db +20 db Regelt het volume vóór de equalizer. 44

45 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters FX-2 Behalve de effecten die FX-1 en FX-2 gemeenschappelijk hebben, kunt u in FX-2 ook de volgende effecten gebruiken. Effect HR Harmonist p. 45 PS Pitch Shifter p. 46 PB Pedal Bend p. 47 OC Octave p. 47 RT Rotary p. 47 2CE 2 x 2 Chorus p. 48 AR Auto Riff p. 48 SYN Guitar Synth p. 49 AC Acoustic Processor p. 50 SH Sound Hold p. 51 SDD Sub Delay p. 51 Waarde On/Off Off, On Schakelt het FX-2-effect in of uit. FX2 Select p. 36, zie hoger Selecteert het gewenste effect. Pre Delay *1 0 ms 300 ms, BPM BPM Bepaalt hoeveel tijd verstrijkt vanaf het moment dat het directe geluid wordt weergegeven totdat het harmonistgeluid weerklinkt. Normaal laat u deze instelling op 0ms staan. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo krijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde tijd wordt verhoogd, wordt de tijd gesynchroniseerd met twee of vier maal de tijdsduur van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Feedback Regelt de hoeveelheid feedback van het harmonistgeluid Level * Regelt het volume van het harmoniegeluid. Key Bepaal de toonsoort van de song die u speelt. Door de toonsoort op te geven, kunt C (Am) B (G#m) u harmonieën creëren die bij de toonsoort van de song passen. Deze instelling stemt als volgt overeen met de toonsoort van de song (#, b). fig Hoofdstuk HR (Harmonist) Harmonist is een effect dat na een analyse van het signaal een toonverschuiving produceert, zodat u harmonischen op basis van diatonische toonladders kunt creëren. * Omdat dit effect de toonhoogte analyseert, werkt het niet met akkoorden (twee of meer gelijktijdig gespeelde noten). Stem 1-Voice, 2-Mono, 2-Stereo Selecteert het aantal stemmen voor het pitch-shiftgeluid (harmonie). 1-Voice Eenstemmig pitch-shiftgeluid, weergave in mono. 2-Mono Tweestemmig pitch-shiftgeluid (HR1, HR2), weergave in mono. 2-Stereo Tweestemmig pitch-shiftgeluid (HR1, HR2), weergave door het linker- en rechterkanaal. Harmony *1-2 oct +2 oct, Scale 1 Scale29 Bepaalt de toonhoogte van het geluid dat aan het ingangssignaal wordt toegevoegd wanneer u een harmonie creëert. U kunt het tot twee octaven hoger of lager instellen dan het ingangsgeluid. Als u Scale 1 Scale29 instelt, bepaalt deze parameter het nummer van de user scale. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. *1 HR1 en HR2 worden apart ingesteld. 45

46 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Harmonist-toonladders creëren (User Scale) Als u voor Harmony een waarde tussen -2oct en +2oct instelt en de harmonie klinkt niet zoals gewenst, gebruik dan een user scale. U kunt 29 verschillende user scales instellen. 1. Druk op [FX-2] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ], zodat FX Select op het scherm verschijnt. 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer HR. 3. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om HR1 Harm (of HR2 Harm ) te selecteren en draai dan aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren (Scale 1-29). 4. Druk meermaals op PARAMETER [ ], totdat het User Scale -scherm wordt weergegeven. fig d 5. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen en draai aan de PATCH/VALUE-schijf om de user scale in te stellen. User: Hier wijzigt u het nummer van de user scale. DIR (Direct): Om de nootnaam van het ingangsgeluid in te stellen. U kunt ook afzonderlijke noten op uw gitaar spelen en de GT-PRO de nootnaam laten bepalen. EFF (Effect): Om de nootnaam van het uitgangsgeluid in te stellen. De pijltjes naast de nootnaam duiden op het octaaf. Eén pijltje omlaag betekent dat de afgebeelde noot een octaaf wordt verlaagd; twee pijltjes betekent een verlaging met twee octaven. Eén pijltje omhoog betekent dat de afgebeelde noot een octaaf wordt verhoogd; twee pijltjes betekent een verhoging met twee octaven. PS (Pitch Shifter) Dit effect wijzigt de toonhoogte van het originele geluid binnen een bereik van twee octaven (hoger of lager). Stem 1-Voice, 2-Mono, 2-Stereo Selecteert het aantal stemmen voor het pitch-shiftgeluid. 1-Voice Eenstemmig pitch-shiftgeluid, weergave in mono. 2-Mono Tweestemmig pitch-shiftgeluid (PS1, PS2), weergave in mono. 2-Stereo Tweestemmig pitch-shiftgeluid (PS1, PS2), weergave door het linker- en rechterkanaal. Mode *1 Fast, Medium, Slow, Selecteert de pitch-shiftermodus. Mono Een akkoord kan met een normale pitch shifter gespeeld worden. De respons wordt trager naarmate u Fast, Medium of Slow kiest, maar ook de modulatie neemt in deze volgorde af. Mono wordt voor afzonderlijke noten gebruikt. Als de toonhoogte met Assign wordt gewijzigd (p. 66), geeft dat hetzelfde effect als een pedal bend. Pitch *1 Regelt de hoeveelheid pitch shift (de wijziging van de toonhoogte) in stappen van een halve toon. Fine * Voor de fijnafstemming van de pitch shift. Een waarde van 100 voor Fine geeft evenveel verschuiving als een waarde van 1 voor Pitch. Pre Delay *1 Regelt het tijdsverloop vanaf het moment 0 ms 300 ms, dat het directe geluid wordt weergegeven BPM BPM totdat het pitch-shiftgeluid weerklinkt. Normaal laat u deze instelling op 0ms staan. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo krijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde tijd wordt verhoogd, wordt de tijd gesynchroniseerd met twee of vier maal de tijdsduur van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Feedback Regelt de hoeveelheid feedback van het pitch-shiftgeluid. Level * Regelt het volume van het pitch-shiftgeluid. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. *1 Als Voice op 2-Mono of 2-Stereo is ingesteld, kunt u twee klanken selecteren. 46

47 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters PB (Pedal Bend) Hiermee kunt u het pedaal gebruiken voor een pitchbendeffect. Als PB is geselecteerd, dan schakelt het zwelpedaal automatisch naar de pedal-bendfunctie. * Omdat dit effect de toonhoogte analyseert, werkt het niet met akkoorden (twee of meer gelijktijdig gespeelde noten). Als u een zwelpedaal aansluit op de EXP PEDAL 1 -jack of het FC-200 EXP-pedaal gebruikt, kunt u het pedaal zo instellen dat het automatisch als een pedal bend functioneert zodra u dit effect inschakelt (p. 63, p. 64). Pitch Min Stelt de toonhoogte in op het punt waarop het zwelpedaal op zijn hoogste stand staat. Pitch Max Stelt de toonhoogte in op het punt waarop het zwelpedaal helemaal ingedrukt is. Pdl Position (Pedal Position) Regelt de pedaalpositie voor pedal bend. Effect Level Regelt het volume van het pitchbendgeluid. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. OC (Octave) Voegt een noot van een octaaf lager toe, wat een rijkere sound geeft. RT (Rotary) Dit effect lijkt op de sound van een rotary-luidspreker. Speed Sel (Speed Select) Slow, Fast Deze parameter bepaalt de rotatiesnelheid van de gesimuleerde luidspreker. Rate (Slow) 0 100, BPM BPM Deze parameter regelt de rotatiesnelheid als Slow is ingesteld. Rate (Fast) 0 100, BPM BPM Deze parameter regelt de rotatiesnelheid als Fast is ingesteld. * Als voor Rate (Slow) of Rate (Fast) BPM is geselecteerd, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de waarde van de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Rise Time Deze parameter bepaalt in hoeveel tijd de rotatiesnelheid verandert als u van Slow naar Fast overschakelt. Fall Time Deze parameter bepaalt in hoeveel tijd de rotatiesnelheid verandert als u van Fast naar Slow overschakelt. Depth Deze parameter regelt de diepte van het rotary-effect. Hoofdstuk Waarde Selecteert het toonhoogtebereik voor het ingangssignaal waaraan u het effect wilt toe- Range 1, 2, 3, 4 voegen. Range 1 7de snaar, open (B) tot 1ste snaar, 24ste fret (E) Range 2 7de snaar, open (B) tot 1ste snaar, 12de fret (E) Range 3 7de snaar, open (B) tot 1ste snaar, open (E) Range 4 7de snaar, open (B) tot 4de snaar, 2de fret (E) Octave Level Regelt het volume van het geluid van één octaaf lager. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. 47

48 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters 2CE (2 x 2 Chorus) Voor het lage en hoge frequentiegebied worden twee afzonderlijke stereo-choruseffecten gebruikt, wat een meer natuurlijk chorusgeluid geeft. Xover f (Crossover Frequency) Deze parameter bepaalt de frequentie waarop de frequenties van het directe geluid in 100 Hz 4.00 khz bass- en treblebanden worden verdeeld. Low Rate 0 100, Regelt de snelheid van het choruseffect in BPM BPM het lage frequentiegebied. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Low Depth Regelt de diepte van het choruseffect in het lage frequentiegebied. Als u dit als doublingeffect wilt gebruiken, stelt u hier 0 in. Low Pre Delay Bepaalt hoeveel tijd verstrijkt vanaf het moment dat het lage frequentiegebied van het 0.0 msec 40.0 msec directe geluid wordt weergegeven tot het effectgeluid weerklinkt. Bij een langere predelay lijkt het alsof meerdere geluiden worden geproduceerd (doublingeffect). Low Level Regelt het volume van het lage frequentiegebied High Rate 0 100, Regelt de snelheid van het choruseffect in BPM BPM het hoge frequentiegebied. * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. High Depth Regelt de diepte van het choruseffect in het hoge frequentiegebied. Als u dit als doublingeffect wilt gebruiken, stelt u hier 0 in. High Pre Delay Bepaalt hoeveel tijd verstrijkt vanaf het moment dat het hoge frequentiegebied van het 0.0 msec 40.0 msec directe geluid wordt weergegeven tot het effectgeluid weerklinkt. Bij een langere predelay lijkt het alsof meerdere geluiden worden geproduceerd (doublingeffect). High Level Regelt het volume van het hoge frequentiegebied AR (Auto Riff) Hiermee kunt u automatisch een frase produceren door slechts één noot te spelen. Zo kunt u gemakkelijk uiterst snelle frasen te spelen. * Omdat dit effect de toonhoogte moet kunnen analyseren, werkt het niet met akkoorden (twee of meer gelijktijdig gespeelde noten). * De ontvangst van grote hoeveelheden midigegevens terwijl de auto riff speelt, kan het geluid verstoren. Phrase Preset1 Preset30, Selecteer de frase. User1 User10 Selecteer User 1-10 voor frasen die door de gebruiker zijn geprogrammeerd. Loop Als Loop op On staat, wordt de frase in een Off, On lus afgespeeld. Tempo 0 100, Regelt de snelheid van de frase. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo verkrijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde snelheid wordt verhoogd, wordt de cyclus gesynchroniseerd met de helft of een vierde van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Sens Regelt de triggergevoeligheid. Als u een lage waarde voor deze parameter instelt, zal bij een zachte aanslag de frase niet opnieuw worden gestart (d.w.z. de frase blijft doorspelen), maar bij hard aangeslagen noten begint de frase weer van bij het begin te spelen. Als u een hoge waarde instelt, begint de frase ook bij zacht aangeslagen noten opnieuw te spelen. Als u 0 als waarde instelt, wordt de frase niet opnieuw weergegeven. Key *1 Selecteer de toonsoort van de song die u C (Am) B (G#m) wenst te spelen. Attack Door een attack aan elke noot van de frase toe te voegen, lijkt het of alle noten worden aangeslagen. Hold Als u Hold op On zet nadat u een noot hebt gespeeld, dan blijft het effectgeluid Off, On klinken, zelfs als er geen ingangssignaal meer is. Effect Level Regelt het volume van de frase. Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. 48

49 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters *1 Beschikbaar als u een frase selecteert uit Preset1 30. SYN (Guitar Synth) Nieuwe frasen creëren (Userfrase) Naast de dertig verschillende voorgeprogrammeerde frasen, kunt u maximaal tien eigen, nieuwe frasen opslaan (userfrasen). 1. Druk op [FX-2] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ], zodat FX Select op het scherm verschijnt. 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer AR. 3. Druk meermaals op [FX-2] om Phrase te selecteren en draai dan aan de PATCH/VALUE-schijf om User 1 10 te selecteren. 4. Druk meermaals op PARAMETER [ ], totdat het User Phrase -scherm wordt weergegeven. fig d 5. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen en draai aan de PATCH/VALUE-schijf om de userfrase in te stellen. User: selecteer het nummer van de userfrase. IN: Om de nootnaam van het ingangsgeluid in te stellen. U kunt ook afzonderlijke noten op uw gitaar spelen en de GT-PRO de nootnaam laten bepalen. STEP: Regelt de stap van de frase. U kunt ook op de gitaar spelen en zo een stap verder selecteren. OUT: Waarde Om de nootnaam van het uitgangsgeluid in te stellen. Het min- (-) en plusteken (+) -C -B, C, +Db +C duiden op klanken boven of onder de ingestelde nootnaam. Pijltjes naast de nootnamen geven het octaaf weer. Eén pijltje omlaag betekent dat de afgebeelde noot een octaaf wordt verlaagd; twee pijltjes betekent een verlaging met twee octaven. Eén pijltje omhoog betekent dat de afgebeelde noot een octaaf wordt verhoogd; twee pijltjes betekent een verhoging met twee octaven. Boogje. De noot van de vorige stap wordt aangehouden. Duidt op de laatste stap. De stap die onmiddellijk voorafgaat aan de stap die met end end is gemarkeerd, wordt de eigenlijke laatste stap. Dit effect detecteert de toonhoogte van een elektrische gitaar en geeft een synthesizergeluid weer. * Als u een gitaarsynthesizer gebruikt, moet u op de volgende zaken letten. Het werkt niet correct als u een akkoord speelt. Speel daarom één noot tegelijk en demp alle andere snaren. Als u de volgende snaar wilt spelen terwijl de vorige noot nog klinkt, demp dan eerst de vorige noot en speel daarna de volgende noot met een duidelijke aanslag. Als het toestel de aanslag niet kan detecteren, dan is de klank mogelijk onjuist. Sens Regelt de ingangsgevoeligheid. De respons van de interne geluidsbron is beter bij een hogere gevoeligheid, maar dat levert ook meer fouten op. Probeer dus een zo hoog mogelijke waarde in te stellen zonder dat fouten optreden. Wave Square, Saw, Brass, Bow Selecteert de golfvorm voor de gitaarsynthesizer. Square Het toestel detecteert de toonhoogte en aanslag van het ingangssignaal en vervolgens produceert de interne geluidsgenerator een blokgolf ( ). Saw Het toestel detecteert de toonhoogte en aanslag van het ingangssignaal en vervolgens produceert de interne geluidsgenerator een zaagtandgolf ( ). Brass Het toestel verwerkt het ingangssignaal onmiddellijk en creëert een gitaarsynthesizergeluid. Het produceert een snelle geluidstoename en een scherpe sound. Bow Het toestel verwerkt het ingangssignaal onmiddellijk en creëert een gitaarsynthesizergeluid. Het produceert een zacht geluid zonder aanslag. Chromatic *1 Off, On Schakelt de chromatische functie in of uit. Als deze functie is ingeschakeld, verandert de toonhoogte van het synthesizergeluid in stappen van een halve toon. Deze functie reageert niet als de verandering van de toonhoogte minder dan een halve toon bedraagt, zoals bij het buigen van de snaren of vibrato. Daarom is dit effect geschikt voor een realistische weergave van muziekinstrumenten waarbij de toonhoogte verandert in stappen van minstens een halve toon, zoals een keyboard. Octave Shift *1 Hiermee kunt u de toonhoogte van de interne klankmodule tegenover het gitaargeluid 0, -1, -2 wijzigen in stappen van een octaaf. PWM Rate (Pulse Width Modulation Rate) *2 Geeft een brede of vette sound door de golfvorm (alleen de blokgolf) van de interne klankmodule te moduleren. Een hogere waarde versnelt de modulatiesnelheid. Hoofdstuk 49

50 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters PWM Depth (Pulse Width Modulation Depth) * Regelt de diepte van de PWM. Als u 0 instelt, wordt geen PWM-effect toegepast. Cutoff Frequency Regelt de frequentie waarop de harmonischen van een geluid worden afgesneden Resonance Regelt hoeveel de harmonischen rond de afsnijfrequentie geaccentueerd moeten wor den. Filter Sens Regelt de gevoeligheid van het filter. Als u een lagere waarde instelt, wordt het filter alleen met hardere aanslagen beïnvloed. Als u een hogere waarde instelt, wijzigt het filter zelfs bij zachtere aanslagen. Als u 0 instelt, blijft de diepte van het filter ongewijzigd, hoe sterk of zwak u ook aanslaat. Filter Decay Bepaalt na hoeveel tijd het filtereffect beëindigd is Filter Depth Regelt de diepte van het filter. Bij een hogere waarde zal het filter een sterker effect hebben. De polariteit van het filter zal tegengesteld zijn bij + en -. Attack Regelt de tijd die verstrijkt voor het synthesizergeluid het maximumpeil bereikt. Decay, Bij een lagere waarde neemt het geluid sneller toe. Bij een hogere waarde, neemt het geluid trager toe. Als u Decay instelt, neemt het geluid snel toe om vervolgens op de Release-status terug te vallen, ongeacht het ingangssignaal. * Als u Wave op Brass of Bow instelt, zal de attack vanaf een bepaald niveau niet sneller meer toenemen, zelfs als u Attack op Decay of 0 instelt. Release Dit bepaalt de tijdsduur waarin het synthesizergeluid uitsterft vanaf het moment dat het ingangssignaal beëindigd is. * Als u Wave op Brass of Bow hebt ingesteld, wordt het gitaarsignaal zelf verwerkt. Het synthesizergeluid zal met andere woorden wegvallen als het gitaargeluid beëindigd is, ongeacht de Release-waarde. Velocity Dit regelt de volumewijziging van het synthesizergeluid Als u een hoge waarde instelt, krijgt u meer volumewijzigingen afhankelijk van de kracht van de aanslag. Als u 0 instelt, krijgt u geen volumewijziging, zelfs als u anders aanslaat. Hold *1 De Hold-functie geeft een sustain van het Off, On synthesizergeluid. Als u Hold inschakelt terwijl een synthesizergeluid weerklinkt, dan wordt het geluid aangehouden totdat u deze functie uitschakelt. * De bedoeling is om deze parameter aan de voetschakelaar toe te wijzen (p. 66). Synth Level Regelt het volume van het synthesizergeluid Direct Level Regelt het volume van het directe geluid. *1 Deze parameter is beschikbaar als u Wave op Square of Saw instelt. *2 Deze parameter is beschikbaar als u Wave op Square instelt. AC (Acoustic Processor) Met deze processor kunt u het geluid van het element van een elektroakoestische gitaar wijzigen. Dat geeft een rijkere klank, alsof u vlak bij de gitaar een microfoon plaatst. Type Small, Medium, Selecteert het model. Bright, Power Small Dit is het geluid van een akoestische gitaar met een kleine klankkast. Medium Dit is een normaal, natuurgetrouw akoestisch gitaargeluid. Bright Dit is een helder akoestisch gitaargeluid. Power Dit is een krachtig akoestisch gitaargeluid. Bass Regelt de lage tonen. Middle Regelt de middentonen. Middle Freq Bepaalt het frequentiegebied dat met Middle wordt geregeld Hz 10.0 khz Treble Regelt de hoge tonen. Presence Regelt de ultrahoge tonen. Level Regelt het volume. 50

51 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters SH (Sound Hold) Hiermee kunt u een noot die u op de gitaar speelt onbeperkt aanhouden. Zo kunt u een melodie in de hogere registers spelen terwijl u een noot in het lagere register aanhoudt. * Deze functie werkt niet correct als u twee of meer noten gelijktijdig speelt. Hold Off, On SDD (Sub Delay) Schakelt het holdgeluid in en uit. Normaal wordt dit bediend met de voetschakelaar die op de CTL 1/ 2 -jack of CTL 3/4 -jack is aangesloten of wordt dit aan het CTL-pedaal van de FC-200 toegewezen (p. 66). Rise Time Bepaalt hoe snel het holdgeluid wordt geproduceerd Effect Level Regelt het volume van het holdgeluid. Dit is een delay met een maximale delaytijd van 400 ms. Dit effect is geschikt om het geluid vetter te maken. Delaytijd 0 ms 400 ms, Regelt de delaytijd. BPM BPM * Als u BPM kiest, wordt de waarde van elke parameter ingesteld volgens de Master BPM (p. 55) die voor elke patch is bepaald. Zo krijgt u effectinstellingen die bij het tempo van de song passen (als de ingestelde tijd wordt verhoogd, wordt de tijd gesynchroniseerd met twee of vier maal de tijdsduur van de BPM). Als u BPM instelt, druk dan meermaals op PARAMETER [ ] om het Master BPM -scherm weer te geven. Feedback Regelt het volume dat terug naar de ingang wordt gestuurd. Feedback verwijst naar het terugsturen van het delaysignaal naar de ingang van de delay. Hogere waarden geven meer delayherhalingen. Effect Level Regelt het volume van het delaygeluid. EQ (Equalizer) Regelt de klankeigenschappen. Voor het hoge en lage middengebied wordt een parametrische equalizer gebruikt. On/Off Off, On Schakelt de EQ in en uit. Low Cut (low-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het lowcutfilter in werking treedt. Flat, 55 Hz 800 Hz Zo kunt u de lage tonen onder de ingestelde frequentie afsnijden, wat heldere, duidelijke ondertonen geeft en wat de hoge tonen van het effect accentueert. Als u Flat selecteert, heeft het low-cutfilter geen effect. Low EQ -20 db +20 db Regelt de klank van de lage frequenties. Low-Middle Frequency Bepaalt het centrum van het frequentiegebied dat door de Low-Middle EQ wordt 20.0 Hz 10.0 khz geregeld. Low-Middle Q Bepaalt de breedte van het gebied rond de Low-Middle Frequency dat door de EQ wordt beïnvloedt. Hogere waarden beperken dat gebied. Hogere waarden beperken dat gebied. Low-Middle EQ -20 db +20 db Regelt de klank van het lage middengebied. High-Middle Frequency Bepaalt het centrum van het frequentiegebied dat door de High-Middle EQ wordt 20.0 Hz 10.0 khz geregeld. High-Middle Q Bepaalt de breedte van het gebied rond de High-Middle Frequency dat door de EQ wordt beïnvloedt. Hogere waarden beperken dat gebied. Hogere waarden beperken dat gebied. High-Middle EQ Regelt de klank van het hoge middengebied. -20 db +20 db High EQ -20 db +20 db Regelt de klank van de hoge frequenties. High Cut (high-cutfilter) Dit bepaalt de frequentie waarop het highcutfilter in werking treedt. 700 Hz 11.0kHz, Flat U krijgt een zacht effectgeluid door de hoge tonen boven de ingestelde frequentie af te snijden. Als u Flat selecteert, heeft het high-cutfilter geen effect. Level -20 db +20 db Regelt het volume vóór de equalizer. Hoofdstuk 51

52 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters LOOP (External Effects Loop) 1/2 Hiermee kunt u een extern effectapparaat op de LOOP 1/ 2 SEND - en RETURN -jacks aansluiten en samen met de effecten van de GT-PRO gebruiken. U kunt stereo-effecten bekomen door twee sets SEND/ RETURN-jacks te gebruiken. Dat is vooral doeltreffend als u ruimtelijke effecten aansluit. * U kunt LOOP 1 en LOOP 2 niet apart op verschillende posities in de effect chain invoegen (p. 22). On/Off Off, On Schakelt de LOOP 1/2 in of uit. Type Zie hieronder Selecteert het LOOP 1/2 -type. Stereo 1 De signalen worden via de SEND 1/2 -jacks in stereo verstuurd en via de RETURN 1/2 -jacks in stereo ontvangen. fig L R Externe effectprocessor SEND 1 SEND 2 RETURN 2 RETURN 1 Stereo 2 De signalen worden via de SEND 1/2 -jacks in mono verstuurd en via de RETURN 1/2 -jacks in stereo ontvangen. fig Externe effectprocessor Als Type op Stereo 1 of Stereo 2 is ingesteld Modus Normal, Direct Mix, Selecteert de LOOP-modus. Branch Out Normal Stuurt de input van LOOP naar de SEND 1/2 -jacks en de input van de RETURN 1/2 -jacks naar de post-loop-schakeling. Gebruik deze instelling als u een extern effectapparaat serieel in de effect chain van de GT-PRO wilt aansluiten. fig SEND Direct Mix Stuurt de input van LOOP naar de SEND 1/2 -jacks, mengt de input van de RETURN 1/2 -jacks met de input van LOOP (het directe geluid) en stuurt dat signaal dan naar de post-loop-schakeling. Gebruik deze instelling als u effectgeluiden van de GT-PRO wilt mengen met het geluid waarop het externe effectapparaat is toegepast. fig SEND RETURN RETURN Branch Out Stuurt de input van LOOP naar de SEND 1/2 -jacks. De input van de RETURN 1/2 -jacks wordt genegeerd. Als u deze instelling bijvoorbeeld met de reverb en delay van de GT-PRO net voor de loop gebruikt, dan kunt u de SEND 1/2 -jacks als rechtstreekse uitgang gebruiken. fig L SEND 1 SEND 2 RETURN 2 RETURN 1 SEND R S/R1 S/R2 SEND/RETURN 1 en SEND/RETURN 2 zijn in serie geschakeld. fig L Externe effectprocessor Externe effectprocessor SEND 1 RETURN 1 SEND 2 RETURN 2 Send Level Return Level Regelt het volume van de output naar het externe effectapparaat. Regelt het volume van de input van het externe effectapparaat. R S/R1&S/R2 SEND/RETURN 1 en SEND/RETURN 2 zijn parallel geschakeld. fig Externe effectprocessor SEND 1 RETURN 1 L R SEND 2 RETURN 2 Externe effectprocessor 52

53 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Als Type op S/R1 S/R2 of S/R1&S/R2 is ingesteld Select S/R1, S/R2, S/R1&S/R2 Selecteert hoe SEND/RETURN 1 en SEND/ RETURN 2 worden gebruikt. S/R1 Alleen SEND/RETURN 1 wordt gebruikt. S/R2 Alleen SEND/RETURN 2 wordt gebruikt. S/R1&S/R2 Zowel SEND/RETURN 1 als SEND/RETURN 2 worden gebruikt. Mode 1 Normal, Direct Mix, Selecteert de SEND/RETURN 1 -modus. Branch Out Normal Stuurt de input van LOOP naar de SEND 1 -jack en de input van de RETURN 1 -jack naar de post-loop-schakeling. Gebruik deze instelling als u een extern effectapparaat serieel in de effect chain van de GT-PRO wilt aansluiten. Direct Mix Stuurt de input van LOOP naar de SEND 1 -jack, mengt de input van de RETURN 1 -jack met de input van LOOP (het directe geluid) en stuurt dat signaal dan naar de post-loop-schakeling. Gebruik deze instelling als u effectgeluiden van de GT-PRO wilt mengen met het geluid waarop het externe effectapparaat is toegepast. Branch Out Stuurt de input van LOOP naar de SEND 1 -jack. De input van de RETURN 1 -jack wordt genegeerd. Als u deze instelling bijvoorbeeld met de reverb en delay van de GT-PRO net voor de loop gebruikt, dan kunt u de SEND 1 -jack als rechtstreekse uitgang gebruiken. Send 1 Level Regelt het volume van de output naar het externe effectapparaat. Return 1 Level Regelt het volume van de input van het externe effectapparaat Mode 2 Normal, Direct Mix, Selecteert de SEND/RETURN 2 -modus. Branch Out Normal Stuurt de input van LOOP naar de SEND 2 -jack en de input van de RETURN 2 -jack naar de post-loop-schakeling. Gebruik deze instelling als u een extern effectapparaat serieel in de effect chain van de GT-PRO wilt aansluiten. Direct Mix Stuurt de input van LOOP naar de SEND 2 -jack, mengt de input van de RETURN 2 -jack met de input van LOOP (het directe geluid) en stuurt dat signaal dan naar de post-loop-schakeling. Gebruik deze instelling als u effectgeluiden van de GT-PRO wilt mengen met het geluid waarop het externe effectapparaat is toegepast. Branch Out Stuurt de input van LOOP naar de SEND 2 -jack. De input van de RETURN 2 -jack wordt genegeerd. Als u deze instelling bijvoorbeeld met de reverb en delay van de GT-PRO net voor de loop gebruikt, dan kunt u de SEND 2 -jack als rechtstreekse uitgang gebruiken. Send 2 Level Return 2 Level PRE LOOP Regelt het volume van de output naar het externe effectapparaat. Regelt het volume van de input van het externe effectapparaat. U kunt een externe effectprocessor op de PRE LOOP SEND/ RETURN -jacks aansluiten en als een van de effecten van de GT-PRO gebruiken. Dat is handig als u een distortion, wah of andere externe effectprocessor vóór de effect chain wilt aansluiten (p. 22). Schakel PRE LOOP in en uit door op [PRE LOOP] te drukken. In PRE LOOP kunt u de volgorde van de effecten niet wijzigen. De effecten worden altijd vóór de INPUT LEVEL -knop op het voorpaneel aangesloten. Guitar synths, het Harmonist-effect en andere effecten met processen die de gespeelde noten detecteren, werken mogelijk niet correct als PRE LOOP wordt ingeschakeld terwijl er vervormingseffecten op PRE LOOP zijn aangesloten. PRE LOOP is niet beschikbaar als Input Select (p. 90, p. 96) op USB In is ingesteld. Hoofdstuk 53

54 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters AMP CTL (Amp Control) 1/2 Als u de kanaalkeuze-jack van uw gitaarversterker op de AMP CTL 1 -jack (of AMP CTL 2 -jack) van de GT-PRO aansluit, dan kunt u [AMP CTL 1] ([AMP CTL 2]) gebruiken om het versterkerkanaal te selecteren. U kunt twee systemen gebruiken: AMP CTL 1 en AMP CTL 2. Door de GT-PRO en uw versterkerkanalen te combineren, krijgt u nog een bredere waaier aan distortiongeluiden. Aangezien de Amp Control -instelling een van de effectparameters is die voor elke patch afzonderlijk wordt bewaard, kunt u met elke patch een ander versterkerkanaal selecteren. fig Guitar Amp (amps channel switching jack) Guitar Amp (amps channel switching jack) Open GT-PRO (AMP CTL 1/2 jack) Short GT-PRO (AMP CTL 1/2 jack) AMP CTL 1 AMP CTL 2 * Om te weten welk versterkerkanaal wordt geselecteerd als de schakeling open of gesloten is, raadpleegt u de handleiding van uw versterker of beluistert u het geluid van de versterker. Met Amp Control kunt u niet alleen versterkerkanalen selecteren, maar u kunt er ook de effecten van het externe effectapparaat mee in- of uitschakelen, net zoals met een voetschakelaar. Lit AMP CTL 1 AMP CTL 2 Off MASTER Met MASTER kunt u de volgende parameters instellen: NS (Noise Suppressor) Patch Level Output Master BPM FV (Foot Volume) NS (Noise Suppressor) De ruisonderdrukker vermindert de ruis en brom die door gitaarelementen wordt veroorzaakt. Omdat het de ruis in verhouding tot de envelope van het gitaargeluid onderdrukt (en dus rekening houdt met het verval van het gitaargeluid), heeft het weinig invloed op het gitaargeluid. Het zal het natuurlijke karakter van het geluid niet schaden. * Sluit de ruisonderdrukker in het signaalpad vóór het reverbeffect aan. Zo voorkomt u een verstoring van de galm. On/Off Off, On Schakelt de ruisonderdrukker in of uit. Deze parameter kunt u met de PATCH/VALUE-schijf instellen. Als NS op On staat, brandt het [MASTER]-indicatielampje. * Zelfs als u op [MASTER] drukt, kunt u de ruisonderdrukker niet in- of uitschakelen. Threshold Regel deze parameter naar gelang van het volume van de ruis. Als het ruisniveau hoog is, kiest u een hoge waarde. Als het ruisniveau laag is, volstaat een lagere waarde. Regel deze waarde tot het verval van het gitaargeluid zo natuurlijk mogelijk klinkt. * Hoge waarden voor de Threshold-parameter hebben mogelijk als gevolg dat geen geluid weerklinkt als u uw gitaar met een laag volume bespeelt. Release Regelt de tijdsduur vanaf het moment dat de ruisonderdrukker in werking treedt totdat het ruisniveau tot nul zakt. Detect Input, NS Input, FV Out Input Inputvolume van de input jack.þ NS Input Inputvolume van de ruisonderdrukker.þ FV Out Volume na toepassing van het voetvolume.þ Dit stuurt de ruisonderdrukker op basis van het volume van het punt dat in Detect is bepaald. 54

55 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters Patch Level Patch Level Regelt het volume van de patch. Output FV (Foot Volume) Dit effect stuurt het volume. Gewoonlijk wordt dit bediend met het zwelpedaal dat op de EXP PEDAL 1 -jack is aangesloten of met het zwelpedaal van de FC-200. * Als u de bediening van het voetvolume met de pedalen instelt, raadpleeg dan Bediening van het voetvolume (FV) voor individuele patches (EXP1/CC#7 Foot Volume) (p. 65). Output MAIN, SUB, Selecteert de gewenste output. MAIN+SUB MAIN Output via MAIN OUT. SUB Output via SUB OUT. MAIN+SUB Output via MAIN OUT en SUB OUT. Level Regelt het volume. Vol.Curve (Volume Curve) Slow1, Slow2, Normal, Fast fig Volume Selecteert hoe het volume wijzigt als reactie op het niveau dat met Volume wordt gestuurd. Hoofdstuk Master BPM Master BPM Regelt de BPM-waarde van elke patch. * BPM (beats per minute) is het aantal tellen van een kwartnoot per minuut. Als het pedaal omhoog staat Fast Normal Slow2 Slow1 Als het pedaal volledig is ingedrukt Zwelpedaal * Als u een extern midi-apparaat hebt aangesloten, dan synchroniseert Master BPM met het tempo van het externe midi-apparaat, zodat het niet meer mogelijk is om Master BPM zelf in te stellen. Om Master BPM toch zelf in te stellen, kunt u MIDI: Sync Clock (p. 74) op Internal zetten. De Master BPM -waarde instellen Door de Assign-instellingen te gebruiken (p. 66), kunt u de Master BPM instellen met een voetschakelaar die op de GT-PRO is aangesloten. Gebruik de volgende instellingen als u het voetvolume wijzigt met een zwelpedaal dat op de EXP PEDAL 2 - jack is aangesloten. Stel de EXP 2 -functie (p. 63) in op Foot Volume. Selecteer in Assign (p. 66) FV: Level als doel en EXP PEDAL 2 als bron. Bij bepaalde instellingen van de Effect Chain (p. 22) kan het zijn dat u niet het juiste voetvolume-effect bekomt. (Voorbeeld) FB (OSC-modus: p. 42) of SYN (p. 49) is in de Effect Chain na het Foot Volume ingevoegd. 55

56 Hoofdstuk 4: Effecten en parameters FX CHAIN (Effect Chain) In dit deel leest u hoe u de volgorde wijzigt waarin de effecten worden toegepast. 1. Druk tweemaal op [NAME/FX CHAIN]. Het Effect Chain -scherm verschijnt. fig d NAME (Patch Name) U kunt elke patch een naam van maximaal zestien tekens geven (Patch Name). Het een goed idee om namen toe te kennen die verwijzen naar de specifieke klank van de patch of naar de song waarin u de patch wilt gebruiken. 1. Druk op [NAME/FX CHAIN]. Het Patch Name -scherm verschijnt. fig d * Effecten die in kleine letters verschijnen, zijn uitgeschakeld. 2. Gebruik de PATCH/VALUE-schijf of PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen naar het punt waarop u een effect wilt invoegen. * DGT wijst op output naar de DIGITAL OUT - of USBaansluiting. 3. Druk op de aan/uit-toets van het effect dat u wilt invoegen. Het gekozen effect wordt op de plaats van de cursor ingevoegd. * Gebruik [MASTER] om de ruisonderdrukker te activeren, [ASSIGN] om het voetvolume te regelen en [OUTPUT SELECT] om Digital Out / USB in te stellen. 4. Als u nog meer wijzigingen in de volgorde wilt aanbrengen, herhaalt u stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 6. Als u de gekozen volgorde wilt bewaren, gebruikt u de Write-procedure (p. 24) om uw instellingen in een user patch op te slaan. * Zelfs tijdens het aanpassen van de volgorde kunt u kunt effecten in- en uitschakelen. Terwijl links en rechts van de cursor effecten verschijnen, drukt u op de aan/uit-toets van het gewenste effect om het in of uit te schakelen. Cursor 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor naar de gewenste positie te verplaatsen. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een teken te selecteren. Bij het wijzigen van de tekens kunt u de volgende functies gebruiken: Toets INS DEL CAPS Functie Voegt een spatie toe. Verwijdert het teken op de cursorpositie en verplaatst de volgende tekens naar links. Wijzigt het teken op de cursorpositie van hoofdletter naar kleine letter of omgekeerd. 4. Als u nog andere wijzigingen in de naam wilt aanbrengen, herhaalt u stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 6. Als u de naam wilt bewaren, gebruikt u de Writeprocedure (p. 24) om hem in een user patch op te slaan. ASSIGN Dit stelt u in als u meerdere effecten stuurt met een externe voetschakelaar, met een extern zwelpedaal of via MIDI of andere externe data. Voor meer details, zie Externe bedieningsorganen voor individuele patches instellen (Assign) (p. 66). 56

57 Hoofdstuk 5: Nieuwe effecttypes creëren (Customize) Met de Customize-functie van de GT-PRO kunt zelf aan de slag gaan en een compleet nieuw effect creëren door de instellingen van de Preamp/Speaker Simulator, Overdrive/Distortion en Pedal Wah aan te passen. Het resultaat kunt u in de vorm van Custom -instellingen op de GT-PRO bewaren. Type fig d U kunt die aangepaste instellingen dan ook voor andere patches gebruiken. Zie hieronder Selecteert het type voorversterker. JC Clean Dit geeft de sound van de Roland JC-120. COSM-voorversterkers aanpassen U kunt drie reeksen instellingen maken: Custom 1, Custom 2 en Custom 3. TW Clean Crunch VO Drive Een model van een Fender Twin Reverb. Dit is een crunch-geluid dat een natuurlijke vervorming kan produceren. Een model van de drive sound van een VOX AC-30TB * Als u de Custom-instellingen wijzigt, verandert ook de sound van een patch die Custom 1, 2 of 3 gebruikt. fig ,5 2,4 BG Lead MS HiGain Modern Stk Bottom fig d Een model met de lead sound van een MESA/Boogie comboversterker. Een model van een Marshall met een aangepast, versterkt middenbereik. Een model van de sound van Channel 2 MODERN Mode op de MESA/Boogie Dual Rectifier. Hoofdstuk Druk op de aan/uit-toets van PREAMP/SPEAKER om het PREAMP/SPEAKER-scherm weer te geven Edge fig d Regelt de hoeveelheid distortion in de lage frequenties. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de Typeparameter te selecteren. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om Custom 1, Custom 2 of Custom 3 te selecteren. fig d Regelt de hoeveelheid distortion in de hoge frequenties. Bass Freq (Bass Frequency) fig d 4. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de Customparameters weer te geven. 5. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. Bepaalt de frequentie die u met de BASSknop regelt Treble Freq (Treble Frequency) fig d 6. Herhaal indien nodig stap 4 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren Preamp Low fig d Bepaalt de frequentie die u met de TREBLEknop regelt Regelt de klank van de voorversterker in de lage frequenties. 57

58 Hoofdstuk 5: Nieuwe effecttypes creëren (Customize) Preamp High fig d Speaker Size fig d Regelt de klank van de voorversterker in de hoge frequenties. Luidsprekers aanpassen 5 15 Color Low fig d Selecteert de afmetingen van de luidspreker. U kunt twee reeksen instellingen maken: Custom 1 en Custom 2. * Als u de Custom-instellingen wijzigt, verandert ook de sound van een patch die Custom 1 of 2 gebruikt. fig , Color High fig d Regelt de klank van de luidspreker in de lage frequenties. 1 6 Regelt de klank van de luidspreker in de hoge frequenties. Speaker Num (Speaker Number) fig d 1. Druk op PREAMP/SPEAKER [SPEAKER]. 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om Custom 1 of Custom 2 te selecteren. fig d x1, x2, x4, x8 Selecteert het aantal luidsprekers. Cabinet fig d 3. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de Customparameters weer te geven. 4. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. Open, Close Selecteert het type luidsprekerkast. Open Dit is een open luidsprekerkast. Close Dit is een luidsprekerkast met een gesloten achterpaneel. 5. Herhaal indien nodig stap 3 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 58

59 Hoofdstuk 5: Nieuwe effecttypes creëren (Customize) Overdrive/Distortion aanpassen U kunt drie reeksen instellingen maken: Custom 1, Custom 2 en Custom 3. Type fig d * Als u de Custom-instellingen wijzigt, verandert ook de sound van een patch die Custom 1, 2 of 3 gebruikt. fig Zie hieronder Selecteert het type overdrive/distortion. 3,5 2,4 OD-1 OD-2 Dit is de sound van de BOSS OD-1. Dit geeft een overdrivegeluid met een hoge gain. CRUNCH Dit is een crunch sound. DS-1 Dit geeft een elementaire, traditionele distortion. 7 1 DS-2 METAL-1 Dit geeft een zwaarder distortiongeluid. Dit is een metalgeluid met een typisch middengebied. 1. Druk op de aan/uit-toets van OVERDRIVE/ DISTORTION om het OD/DS-scherm weer te geven. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de Typeparameter te selecteren. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om Custom 1, Custom 2 of Custom 3 te selecteren. fig d METAL-2 FUZZ Bottom fig d Dit geeft een heavy-metalgeluid. Dit geeft een elementaire, traditionele fuzz. Regelt de hoeveelheid distortion in de lage frequenties. Hoofdstuk Top fig d 4. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de Customparameters weer te geven. 5. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren Low Regelt de hoeveelheid distortion in de hoge frequenties. 6. Herhaal indien nodig stap 4 en 5. fig d 7. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren Regelt de klank in de lage frequenties. High fig d Regelt de klank in de hoge frequenties. 59

60 Hoofdstuk 5: Nieuwe effecttypes creëren (Customize) Pedal Wah aanpassen U kunt drie reeksen instellingen maken: Custom 1, Custom 2 en Custom 3. Als u de Custom-instellingen wijzigt, verandert ook de sound van een patch die Custom 1, 2 of 3 gebruikt. fig Type fig d 3,5 2, Druk op [WAH] om het Pedal Wah -scherm weer te geven. Zie hieronder Selecteert het type wah. Dit geeft de sound van het CRY BABY CRY WAH wah-pedaal dat in de jaren zeventig populair was. VO WAH Dit geeft de sound van de VOX V846. Fat WAH Dit is een wah met een vette sound. Light WAH Deze wah heeft een verfijnde, zachte sound. 7String WAH Een wah met een bredere variatie voor de zevensnarige gitaar. Q fig d 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de Typeparameter te selecteren. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om Custom 1, Custom 2 of Custom 3 te selecteren. fig d Range Low fig d Regelt de sterkte van het typische effect dat op het wahgeluid wordt toegepast. 4. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de Customparameters weer te geven. 5. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. 6. Herhaal indien nodig stap 4 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren Range High fig d Presence fig d Selecteert de klank die wordt geproduceerd als het pedaal wordt losgelaten. Selecteert de klank die wordt geproduceerd als het pedaal wordt ingedrukt Regelt de klank van het wah-effect. 60

61 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen Opmerkingen over de pedaalfuncties Elk effect van de GT-PRO telt verschillende parameters. Die kunt u aanpassen terwijl u speelt, om nog meer variatie in uw klanken te brengen. U kunt de gewenste parameters toewijzen aan externe pedalen (zwelpedalen, voetschakelaars) of externe midiapparaten (zoals de FC-200) die u op de GT-PRO aansluit. Naast dat alles biedt de GT-PRO een Internal Pedal System om effecten te bekomen waarbij de parameters automatisch en in real time worden aangepast, wat u nog meer mogelijkheden qua klankvariatie geeft. Als u de FV-functie (Foot Volume) voor individuele patches apart instelt Het voetvolume (Foot Volume: p. 55) wordt voor individuele patches bediend via het zwelpedaal dat op de EXP PEDAL 1 -jack is aangesloten of via Control Change nr. 7 (CC#7) die door de FC-200 of een ander extern midi-apparaat wordt verstuurd. Bediening van het voetvolume (FV) voor individuele patches (EXP1/CC#7 Foot Volume) (p. 65) * Als het voetvolume wordt gestuurd door een zwelpedaal dat op de EXP PEDAL 2 -jack is aangesloten, selecteert u in Assign FV: Level als doel en EXP PEDAL 2 als bron (p. 66). Instructies voor het gebruik Externe bedieningsorganen altijd voor dezelfde functies gebruiken Als u bijvoorbeeld een extern zwelpedaal uitsluitend als volumepedaal wilt gebruiken, dan kunt u de instelling van het externe pedaal (zwelpedaal of voetschakelaar) op heel de GT-PRO toepassen. De werking van de externe voet-schakelaar instellen (CTL 1, 2, 3, 4) (p. 62) De werking van het externe zwelpedaal instellen (EXP1, 2) (p. 63) Externe bedieningsorganen voor individuele patches instellen Als u effectparameters wilt toewijzen aan en bedienen met het externe pedaal dat u op de GT-PRO aansluit (voetschakelaar of zwelpedaal), gebruikt u de Assign - instellingen. U kunt Assign ook gebruiken als u functies wilt sturen met Control Change -boodschappen van een FC-200 of ander extern midi-apparaat. In elke patch kunt u maximum twaalf configuraties van instellingen toewijzen (Assign Numbers 1 12). Die bepalen met welke externe bedieningsorganen (pedalen of midiapparaat) de gekozen parameters gestuurd worden. * U kunt het Internal Pedal System met Assign gebruiken. Hoofdstuk Een extern midi-apparaat altijd voor dezelfde functie gebruiken Als u bijvoorbeeld de FC-200 (MIDI Foot Controller) via midi op de GT-PRO hebt aangesloten en het externe zwelpedaal van de FC-200 uitsluitend als volumepedaal wenst te gebruiken, stel de apparaten dan zo in dat de Control Change -boodschappen van het externe midi-apparaat als een algemene instelling voor de hele GT-PRO worden toegepast. De werking van een extern midi-apparaat instellen (CC#7, CC#80, CC#1) (p. 64) Externe bedieningsorganen voor individuele patches instellen (Assign) (p. 66) Voor het gebruik van ASSIGN zet u de onderstaande instellingen op Assignable (of Auto ). ASSIGN werkt niet als u een andere instelling selecteert. CTL 1, 2, 3, 4 (p. 62) EXP 1, 2 (p. 63) CC#7, CC#80, CC#1 (p. 64) 61

62 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen De werking van de externe voetschakelaar instellen (CTL 1, 2, 3, 4) fig De functie van de voetschakelaars die op de CTL 1/2 - en CTL 3/4 -jacks zijn aangesloten, wordt met deze procedure als algemene instelling voor de hele GT-PRO vastgelegd. * Als u een FS-6 aansluit, is de overeenkomst tussen de voetschakelaar (A/B) en de CTL-functie zoals hieronder wordt afgebeeld. 5 fig Druk op [SYSTEM]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot CTL1 Func, CTL2 Func, CTL3 Func of CTL4 Func op het scherm verschijnt. fig d CTL 4 CTL 3 CTL 2 CTL 1 * Als twee voetschakelaars met een speciale kabel worden aangesloten (Roland PCS-31, wordt apart verkocht), is de overeenkomst tussen de voetschakelaars en de CTL-functie zoals hieronder wordt afgebeeld. fig Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om de functie van de externe voetschakelaar te selecteren. 4. Herhaal indien nodig stap 2 en 3. Rood CTL 4 PCS-31 Wit CTL 3 Rood CTL 2 PCS-31 CTL 1 * Als de voetschakelaars apart worden aangesloten, zijn de instellingen voor CTL 1 en CTL 2 beschikbaar. Wit 5. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Waarde Assignable Preamp Ch A/B Solo On/Off FX-1 On/Off Comp On/Off Wah On/Off Loop On/Off OD/DS On/Off Preamp On/Off EQ On/Off FX-2 On/Off Delay On/Off Chorus On/Off Reverb On/Off Pre Loop On/Off Amp Ctl1 On/Off Amp Ctl2 On/Off Het pedaal functioneert als het bedieningsorgaan dat in elke patch afzonderlijk is ingesteld met Assign (p. 66). Schakelt tussen voorversterkerkanaal A/B. Schakelt de SOLO-functie in en uit. Schakelt FX-1 in of uit. Schakelt de COMP in of uit. Schakelt de WAH in of uit. Schakelt de LOOP 1/2 in of uit. Schakelt de OVERDRIVE/DISTORTION in of uit. Schakelt de PREAMP/SPEAKER in of uit. Schakelt de EQ in of uit. Schakelt FX-2 in of uit. Schakelt de DELAY in of uit. Schakelt de CHORUS in of uit. Schakelt de REVERB in of uit. Schakelt de PRE LOOP in of uit. Schakelt AMP CTL 1 in of uit. Schakelt AMP CTL 2 in of uit. 62

63 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen Waarde MANUAL On/Off TUNER On/Off Master BPM (TAP) Delay Time (TAP) MIDI Start/Stop MMC Play/Stop Patch Level Inc1 Patch Level Inc2 Patch Level Dec1 Patch Level Dec2 Hold Dly Rec/Dub Hold Dly Stop Solo A&B On/Off Patch Num. Inc Patch Num. Dec Patch Bank Inc Patch Bank Dec Schakelt Manual-modus (p. 85) in of uit. Schakelt de TUNER/BYPASS in of uit. Om Master BPM met tap input in te stellen. Om de delaytijd met tap input in te stellen. Stuurt de Start/Stop van externe midi-apparaten (zoals sequencers). Stuurt de Play/Stop van externe midi-apparaten (zoals harddisk-recorders). Verhoogt het patchvolume (10 eenheden). Verhoogt het patchvolume (20 eenheden). Verlaagt het patchvolume (10 eenheden). Verlaagt het patchvolume (20 eenheden). Schakelt Hold-opnames (dubbing) in of uit wanneer Hold (p. 32) als delaytype is geselecteerd. Wanneer Hold als delaytype is geselecteerd, wordt de weergave meteen stopgezet. Schakelt de SOLO-functie van de voorversterker voor zowel kanaal A als B in of uit. * Als een van de twee kanalen uitgeschakeld is, worden beide ingeschakeld. Selecteert het volgende patchnummer in dezelfde bank als de huidige patch. Selecteert het vorige patchnummer in dezelfde bank als de huidige patch. Selecteert het volgende banknummer. Selecteert het vorige banknummer. De werking van het externe zwelpedaal instellen (EXP1, 2) De functie van de zwelpedalen die op de EXP PEDAL 1 - en EXP PEDAL 2 -jacks zijn aangesloten, wordt met deze procedure als algemene instelling voor de hele GT-PRO vastgelegd. fig Druk op [SYSTEM]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot EXP1 Func of EXP2 Func op het scherm verschijnt. fig d Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om de functie van het zwelpedaal te selecteren. 5 1 Hoofdstuk 4. Herhaal indien nodig stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Waarde Auto (enkel EXP1 Func) Het pedaal wordt normaal als voetvolume - pedaal gebruikt. Als Pedal Wah (p. 36) of Pedal Bend (p. 47) is ingeschakeld, functioneert het zwelpedaal automatisch als pedal wah - of pedal bend -pedaal. Als Pedal Wah en Pedal Bend uitgeschakeld zijn, functioneert het automatisch als voetvolume -pedaal. Het pedaal wordt gebruikt als bedieningsorgaan dat voor elke patch in Assign is inge- Assignable steld (p. 66). Het pedaal wordt als voetvolume -pedaal gebruikt. Foot Volume Patch Level Het pedaal regelt het volume van de patch. Het pedaal fungeert als pedal wah -pedaal Pedal Wah wanneer Pedal Wah ingeschakeld is. Het pedaal fungeert als pedal bend -pedaal Pedal Bend wanneer Pedal Bend ingeschakeld is. 63

64 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen De werking van een extern midiapparaat instellen (CC#7, CC#80, CC#1) Dit zijn algemene instellingen voor de hele GT-PRO, waarbij de GT-PRO wordt gestuurd door Control Change - boodschappen van een FC-200 of een ander extern midiapparaat dat via midi op de GT-PRO is aangesloten. Dit deel beschrijft de instellingen voor Control Change nr. 7 (CC#7), nr. 80 (CC#80) en nr. 1 (CC#1). Als u de FC-200 gebruikt De overeenkomst tussen CC#7, CC#80 en CC#1 enerzijds en de bedieningsorganen van de FC-200 anderzijds is standaard ingesteld zoals hieronder wordt getoond. CC#7: zwelpedaal CC#80: CTL-pedaal CC#1: fig extern zwelpedaal dat op de FOOT SW/ EXP 1 -jack is aangesloten CC#7 Waarde Als u een extern zwelpedaal of het EXP-pedaal van de FC-200 gebruikt en u hebt de EXP1-functie, EXP2-functie en CC#7-functie ingesteld, zorg dan dat u aan elk pedaal een verschillende functie toewijst. Als u dezelfde functie aan verschillende pedalen toewijst, werkt de functie normaal volgens de waarde van het laatste pedaal dat u hebt bediend, maar als Assign Hold (p. 99) op On is ingesteld, bekomt u mogelijk niet het gewenste resultaat. CC#80 Het pedaal wordt normaal als voetvolume - pedaal gebruikt. Als Pedal Wah (p. 36) of Auto Pedal Bend (p. 47) is ingeschakeld, functioneert CC#7 automatisch als pedal wah - of pedal bend -pedaal. Als Pedal Wah en Pedal Bend uitgeschakeld zijn, functioneert het automatisch als voetvolume -pedaal. Het pedaal wordt gebruikt als bedieningsorgaan dat voor elke patch in Assign is inge- Assignable steld (p. 66). Het pedaal wordt als voetvolume -pedaal gebruikt. Foot Volume Patch Level Het pedaal regelt het volume van de patch. Het pedaal fungeert als pedal wah -pedaal Pedal Wah wanneer Pedal Wah ingeschakeld is. Het pedaal fungeert als pedal bend -pedaal Pedal Bend wanneer Pedal Bend ingeschakeld is. 1. Druk op [SYSTEM]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot CC#7 Func, CC#80 Func of CC#1 Func op het scherm verschijnt. fig d 3. Gebruik de PATCH/VALUE-schijf om in te stellen hoe de Control Change -boodschappen worden gebruikt. 4. Herhaal indien nodig stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Waarde Assignable Preamp Ch A/B Solo On/Off FX-1 On/Off Comp On/Off Wah On/Off Loop On/Off OD/DS On/Off Preamp On/Off EQ On/Off FX-2 On/Off Delay On/Off Chorus On/Off Reverb On/Off Pre Loop On/Off Amp Ctl1 On/Off Amp Ctl2 On/Off MANUAL On/Off TUNER On/Off Master BPM (TAP) Het pedaal functioneert als het bedieningsorgaan dat in elke patch afzonderlijk is ingesteld met Assign (p. 66). Schakelt tussen voorversterkerkanaal A/B. Schakelt de SOLO-functie in en uit. Schakelt FX-1 in of uit. Schakelt de COMP in of uit. Schakelt de WAH in of uit. Schakelt de LOOP 1/2 in of uit. Schakelt de OVERDRIVE/DISTORTION in of uit. Schakelt de PREAMP/SPEAKER in of uit. Schakelt de EQ in of uit. Schakelt FX-2 in of uit. Schakelt de DELAY in of uit. Schakelt de CHORUS in of uit. Schakelt de REVERB in of uit. Schakelt de PRE LOOP in of uit. Schakelt AMP CTL 1 in of uit. Schakelt AMP CTL 2 in of uit. Schakelt Manual-modus (p. 85) in of uit. Schakelt de TUNER/BYPASS in of uit. Om Master BPM met tap input in te stellen. 64

65 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen Waarde Delay Time (TAP) MIDI Start/Stop MMC Play/Stop Patch Level Inc1 Patch Level Inc2 Patch Level Dec1 Patch Level Dec2 Hold Dly Rec/Dub Hold Dly Stop Solo A&B On/Off Patch Num. Inc Patch Num. Dec Patch Bank Inc Patch Bank Dec Om de delaytijd met tap input in te stellen. Stuurt de Start/Stop van externe midi-apparaten (zoals sequencers). Stuurt de Play/Stop van externe midi-apparaten (zoals harddisk-recorders). Verhoogt het patchvolume (10 eenheden). Verhoogt het patchvolume (20 eenheden). Verlaagt het patchvolume (10 eenheden). Verlaagt het patchvolume (20 eenheden). Schakelt Hold-opnames (dubbing) in of uit wanneer Hold (p. 32) als delaytype is geselecteerd. Wanneer Hold als delaytype is geselecteerd, wordt de weergave meteen stopgezet. Schakelt de SOLO-functie van de voorversterker voor zowel kanaal A als B in of uit. * Als een van de twee kanalen uitgeschakeld is, worden beide ingeschakeld. Selecteert het volgende patchnummer in dezelfde bank als de huidige patch. Selecteert het vorige patchnummer in dezelfde bank als de huidige patch. Selecteert het volgende banknummer. Selecteert het vorige banknummer. Bediening van het voetvolume (FV) voor individuele patches (EXP1/CC#7 Foot Volume) Het voetvolume (Foot Volume: p. 55) wordt voor elke patch bediend via het zwelpedaal dat op de EXP PEDAL 1 -jack is aangesloten of via Control Change nr. 7 (CC#7) die door de FC-200 of een ander extern midi-apparaat wordt verstuurd. fig Druk op [ASSIGN]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot EXP1 FV of CC#7 FV op het scherm verschijnt. fig d CC#1 Waarde Assignable Foot Volume Patch Level Pedal Wah Pedal Bend Het pedaal wordt gebruikt als bedieningsorgaan dat voor elke patch in Assign is ingesteld (p. 66). Het pedaal wordt als voetvolume -pedaal gebruikt. Het pedaal regelt het volume van de patch. Het pedaal fungeert als pedal wah -pedaal wanneer Pedal Wah ingeschakeld is. Het pedaal fungeert als pedal bend -pedaal wanneer Pedal Bend ingeschakeld is. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. Hoofdstuk 4. Herhaal indien nodig stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 6. Gebruik de Write-procedure (p. 24) om de instellingen te bewaren. On/Off Druk op [ASSIGN] om de instelling van het Off, On voetvolume in of uit te schakelen. Foot Volume Min Bepaalt het volume als het pedaal helemaal losgelaten wordt. Foot Volume Max Bepaalt het volume als het pedaal helemaal ingedrukt wordt. 65

66 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen Externe bedieningsorganen voor individuele patches instellen (Assign) Hiermee regelt u voor afzonderlijke patches de functies van externe pedalen (voetschakelaars of zwelpedalen) die u op de GT-PRO aansluit en de bediening van parameters met Control Change -boodschappen van externe midi-apparaten (zoals de FC-200). In elke patch kunt u tot twaalf verschillende types (Assignnummers) instellen om te bepalen welke parameter door een bepaald bedieningsorgaan wordt gestuurd. Assign-instellingen kunt u snel en gemakkelijk aanvullen met Quick Settings. Afzonderlijke parameters kunt u ook selecteren en instellen met Manual Settings. * De CTL 1, 2, 3, 4 Function (p. 62), de EXP 1 en 2 Function (p. 63), en de CC#7, CC#80 en CC#1 Function (p. 64) moet u instellen op Assignable (of Auto ). Quick Settings Als u voorgeprogrammeerde instellingen (Quick Settings) selecteert, krijgen de parameters meteen meteen de juiste waarde. Zo kunt u snel de nodige instellingen selecteren, in plaats van elke parameter afzonderlijk in te stellen. fig Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om de Quick Settings te selecteren. Scherm Quick ASSIGN Current Setting - - -: User Setting Quick ASSIGN User Quick Setting (p. 26) U**: Quick ASSIGN Preset Quick Setting P**: U**-** ASSIGN User patch Patch Name P**-** ASSIGN Preset patch Patch Name Als u een user patch of preset patch selecteert, kunt u de Assigninstellingen van de bestaande patch kant-en-klaar gebruiken. 5. Om de Quick Settings met andere Assigns te gebruiken, herhaalt u stap Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 7. Gebruik de Write-procedure (p. 24) om de instellingen te bewaren ,3 1. Druk op [ASSIGN]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om een keuze uit Assign 1 12 te maken. Het Quick Settings -scherm verschijnt. fig d (Voorbeeld) 3. Druk op [ASSIGN] om de geselecteerde Assign in te schakelen. Telkens als u op [ASSIGN] drukt, wordt deze functie inof uitgeschakeld. Als de Assign is uitgeschakeld, knippert ASSIGN op het scherm. 66

67 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen Manual Settings Hier kunt u afzonderlijk bepalen welk bedieningsorgaan welke parameter moet sturen. fig ,4 5. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. 6. Herhaal indien nodig stap 4 en Herhaal stap 2 6 om andere Assigns te gebruiken. 8. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 9. Gebruik de Write-procedure (p. 24) om de instellingen te bewaren. 8 1,3 Target fig d 1. Druk op [ASSIGN]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om een keuze uit Assign 1 12 te maken. Hiermee stelt u de gewenste handeling in. Mogelijke commando s voor het doel (target) worden hieronder getoond. 3. Druk op [ASSIGN] om de geselecteerde Assign in te schakelen. Telkens als u op [ASSIGN] drukt, wordt deze functie inof uitgeschakeld. Als de Assign is uitgeschakeld, knippert ASSIGN op het scherm. * Assign-instellingen die niet worden gebruikt, dient u uit te schakelen. 4. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de volgende schermen weer te geven. (Voorbeeld) Met Assign 1 fig d Quick Setting Target Target Range: Min Target Range: Max Source Source Mode Active Range Low Active Range High Waarde Effect On/Off, effectparameters Schakelt het getoonde effect in of uit en stuurt de parameters van dat effect. MANUAL On/Off Schakelt Manual-modus (p. 85) in of uit. TUNER On/Off Schakelt de TUNER/BYPASS in of uit. Master BPM (TAP) Om Master BPM met tap input in te stellen. Delay Time (TAP) Om de delaytijd met tap input in te stellen. MIDI Start/Stop Stuurt de Start/Stop van externe midi-apparaten (zoals sequencers). MMC Play/Stop Stuurt de Play/Stop van externe midi-apparaten (zoals harddisk-recorders). Patch Level Inc1 Verhoogt het patchvolume (10 eenheden). Patch Level Inc2 Verhoogt het patchvolume (20 eenheden). Patch Level Dec1 Verlaagt het patchvolume (10 eenheden). Patch Level Dec2 Verlaagt het patchvolume (20 eenheden). Hold Dly Rec/Dub Schakelt Hold-opnames (dubbing) in of uit wanneer Hold (p. 32) als delaytype is geselecteerd. Hold Dly Stop Wanneer Hold als delaytype is geselecteerd, wordt de weergave meteen stopgezet. Solo A&B On/Off Schakelt de SOLO-functie van de voorversterker voor zowel kanaal A als B in of uit. * Als een van de twee kanalen uitgeschakeld is, worden beide ingeschakeld. Patch Num. Inc Selecteert het volgende patchnummer in dezelfde bank als de huidige patch. Hoofdstuk 67

68 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen Waarde Patch Num. Dec Selecteert het vorige patchnummer in dezelfde bank als de huidige patch. Patch Bank Inc Selecteert het volgende banknummer. Patch Bank Dec Selecteert het vorige banknummer. Als u de voetschakelaar gebruikt: fig maximumwaarde Target Max Verandering van de parameterwaarde * Hoewel u de waarden zo kunt instellen dat hetzelfde target door meer dan één bedieningsorgaan wordt gestuurd, moet u in een dergelijk geval opletten dat verschillende bedieningsorganen de parameter niet gelijktijdig wijzigen. Als een parameter gelijktijdig door verschillende bronnen wordt gewijzigd, kan ruis ontstaan. minimumwaarde Target Min Uit Losgelaten Voetschakelaar Aan Ingedrukt Als u het target instelt, kunt u het gewenste target sneller zoeken door [SHIFT] in te drukken, zodat het indicatielampje gaat branden, en vervolgens aan de PATCH/VALUE-schijf te draaien. Om naar de normale modus terug te keren, drukt u nogmaals op [SHIFT], zodat het indicatielampje uitgaat. Als u het zwelpedaal gebruikt: fig maximumwaarde Target Max Target-bereik fig d minimumwaarde Target Min Als het pedaal in de hoogste stand staat Zwelpedaal Als het pedaal helemaal is ingedrukt De waarde van de parameter die als target is geselecteerd, heeft een bereik dat door Min en Max wordt afgebakend. Bij gebruik van een externe voetschakelaar of een ander bedieningsorgaan dat als aan/uit-schakelaar fungeert, selecteert u Min met uit (CLOSED) en Max met aan (OPEN). Als u een extern zwelpedaal of een ander bedieningsorgaan gebruikt om de waarde aan te passen, dan wordt de waarde gewijzigd binnen het bereik dat door de minimum- en maximumwaarde is afgebakend. Als het target van het aan/uit-type is, dan wordt de mediaanwaarde van de ontvangen gegevens als scheidingslijn gebruikt om te bepalen of de functie in- of uitgeschakeld wordt. Als u het aan/uit-target met het zwelpedaal bedient: fig Aan Target Max Uit Target Min Pedaal in de hoogste stand Uit Pedaal halfweg Zwelpedaal Aan Pedaal volledig ingedrukt * Het bereik dat u kunt selecteren, hangt van de target-instelling af. * Als de minimumwaarde hoger is dan de maximumwaarde, wordt de wijziging van de parameter omgekeerd. * De waarden van instellingen kunnen veranderen als het target wordt gewijzigd nadat de minimum- en maximumwaarden zijn ingesteld. Als u het target hebt gewijzigd, controleer dan opnieuw de minimum- en maximumwaarden. 68

69 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen Source fig d Source-modus fig d De source ( bron ) is het bedieningsorgaan dat de targetparameter stuurt. Hieronder ziet u de bedieningsorganen die u als bron kunt selecteren. Waarde EXP PEDAL 1 Het zwelpedaal dat u op de EXP PEDAL 1 -jack aansluit CTL PEDAL 1 De voetschakelaar die u op de CTL 1 -jack aansluit CTL PEDAL 2 De voetschakelaar die u op de CTL 2 -jack aansluit EXP PEDAL 2 Het zwelpedaal dat u op de EXP PEDAL 2 -jack aansluit CTL PEDAL 3 De voetschakelaar die u op de CTL 3 -jack aansluit CTL PEDAL 4 De voetschakelaar die u op de CTL 4 -jack aansluit FC-200 EXP Het zwelpedaal van de aangesloten FC-200 * Control Change nr. 7 (CC#7) wordt hier gebruikt. FC-200 CTL Het CTL-pedaal van de aangesloten FC-200 * Control Change nr. 80 (CC#80) wordt hier gebruikt. INTERNAL PEDAL Zie Internal Pedal System (p. 70) WAVE PEDAL Zie Internal Pedal System (p. 70) INPUT Level De targetparameter wordt gestuurd door het niveau van het signaal van de INPUT-jack. De gevoeligheid voor het ingangssignaal regelt u met Assign Input Sens. * Voor meer informatie, zie Allerlei parameters regelen met het gitaarvolume (p. 92). MIDI CC#1 31, Control Change -boodschappen van een extern midi-apparaat (1 31, 64 95) Assign Input Sens instellen * Dit bepaalt de algemene instellingen voor Assign Bepaalt of het pedaal als een tijdelijke drukschakelaar werkt (zoals de optionele FS-5U). Waarde Normal De normale status is uit (minimumwaarde). De status is alleen aan (maximumwaarde) zolang de voetschakelaar wordt ingedrukt. Toggle U zet de instelling aan (maximumwaarde) of uit (minimumwaarde) met elke druk op de voetschakelaar. * Kies Normal als u een voetschakelaar met een veerslot aansluit (zoals de optionele FS-5L) of als u een ander apparaat dan een voetschakelaar als bedieningsorgaan gebruikt. Active Range fig d Hiermee stelt u het bereik in van de waarde van de instelling die u later met een zwelpedaal of ander bedieningsorgaan als bron wilt wijzigen. Als u dat bereik met het bedieningsorgaan overschrijdt, zal de waarde niet verder worden aangepast: het bereik stopt bij minimum of maximum. fig (Voorbeeld) Bij Act. Range Lo: 40, Act. Range Hi: 80 maximumwaarde Target Max Hoofdstuk 1. Druk op PARAMETER [ ] zodat Assign Input Sens op het scherm verschijnt. 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te in te stellen. : minimumwaarde Target Min Act.Range Act.Range Lo Hi 69

70 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen fig Aan Internal Pedal Het virtuele EXP-pedaal wordt geactiveerd door de trigger die u hebt ingesteld. Als u Source op Internal Pedal hebt ingesteld, moet u de volgende parameters instellen. Uit Uit Aan Act.Range Centrale Act.Range Lo Hi waarde Trig (Trigger) fig d * Als u een voetschakelaar of een andere aan/uit-schakelaar als bron gebruikt, laat het bereik dan op Lo: 0 en Hi: 127 staan. Bij bepaalde instellingen kan het zijn dat de waarde niet verandert. Internal Pedal System De GT-PRO heeft een functie die Internal Pedal System wordt genoemd. Die functie wijst bepaalde parameters toe aan een virtueel EXP-pedaal (het interne pedaal). Dat geeft een effect waarbij volume en klank in real time wijzigen, net zoals bij het gebruik van een echt zwelpedaal. Het Internal Pedal System biedt de volgende twee functies, waarbij u telkens de bron voor elk Assign-nummer (1 12) kunt instellen. Internal Pedal Wave Pedal * Als u het Internal Pedal of het Wave Pedal gebruikt, zet u de Source-modus van de Assign op Normal. Hiermee stelt u de trigger in die het virtuele Zie hieronder EXP-pedaal activeert. PatchChange Wordt geactiveerd als een patch wordt geselecteerd. EXP PEDAL 1 Wordt geactiveerd als u het zwelpedaal indrukt dat op de EXP PE- DAL 1 -jack is aangesloten. CTL PEDAL 1 Wordt geactiveerd als u de voetschakelaar indrukt die op de CTL 1 - jack is aangesloten. CTL PEDAL 2 Wordt geactiveerd als u de voetschakelaar indrukt die op de CTL 2 - jack is aangesloten. EXP PEDAL 2 Wordt geactiveerd als u het zwelpedaal indrukt dat op de EXP PE- DAL 2 -jack is aangesloten. CTL PEDAL 3 Wordt geactiveerd als u de voetschakelaar indrukt die op de CTL 3 - jack is aangesloten. CTL PEDAL 4 Wordt geactiveerd als u de voetschakelaar indrukt die op de CTL 4 - jack is aangesloten. FC-200 EXP Wordt geactiveerd als u het EXP-pedaal van de aangesloten FC-200 indrukt. * Control Change nr. 7 (CC#7) wordt hier gebruikt. FC-200 CTL Wordt geactiveerd als u het CTL-pedaal van de aangesloten FC-200 indrukt. * Control Change nr. 80 (CC#80) wordt hier gebruikt. MIDI CC#1 31,64 95 Wordt geactiveerd als de waarde van de Control Change -boodschappen (CC#01 31, 64 95) van een extern midi-apparaat de middelste waarde overschrijdt. Time fig d Dit bepaalt de tijd die het virtuele EXP-pedaal nodig heeft om van de losgelaten positie naar de ingedrukte positie te bewegen. 70

71 Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen Curve fig d Zie hieronder fig Dit selecteert een van de drie types die het effect van het virtuele EXP-pedaal bepalen. Linear Slow Rise Fast Rise Het kan zijn dat u geen parameterwaarden kunt wijzigen wanneer Internal Pedal of Wave Pedal als Source en de volgende functies als Target zijn ingesteld: TUNER On/Off MANUAL On/Off Patch Num. Inc Patch Num. Dec Patch Bank Inc Patch Bank Dec Let op: als u per ongeluk dat soort instellingen maakt, kunt u de patch alleen herstellen door hem te overschrijven en te bewaren. Wave Pedal Dit wijzigt de parameter die in een bepaalde cyclus als target is geselecteerd met het virtuele EXP-pedaal. Als u Source op Wave Pedal hebt ingesteld, moet u de onderstaande parameters instellen. * De volgende targets kunt u niet met het Wave Pedal bedienen: FX1/FX2 Select (FX-1, FX-2) Type (Preamp/Speaker, Overdrive/Distortion, Delay) Rate fig d Hoofdstuk Waveform fig d Bepaalt de tijd die nodig is voor één cyclus van het virtuele EXP-pedaal. Zie hieronder fig Dit selecteert een van de drie types die het effect van het virtuele EXP-pedaal bepalen. SAW TRI SIN 71

72 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten Wat kunt u met midi doen? Dankzij midi kunt u de volgende dingen met de GT-PRO doen. * Het gebruik van midi vereist dat de midikanalen van de aangesloten apparaten overeenstemmen. Als de midikanalen niet correct zijn ingesteld, kan de GT-PRO geen data met andere midi-apparaten uitwisselen. Voor het aansluiten van een FC-200, zie Hoofdstuk 8: De GT-PRO met de FC-200 gebruiken (p. 81). Bediening vanaf de GT-PRO Program Change -boodschappen versturen Als u op de GT-PRO een patch selecteert, verstuurt het toestel tegelijk een Program Change -boodschap die met het patchnummer overeenstemt. Het externe midi-apparaat reageert op de ontvangen Program Change -boodschap door nieuwe instellingen te selecteren. fig De GT-PRO met een extern midiapparaat van op afstand sturen Patchnummers selecteren Als de GT-PRO van een extern midi-apparaat een Program Change -boodschap ontvangt, wordt meteen een andere patch geselecteerd. U kunt de overeenkomst tussen Program Change - boodschappen en de patches van de GT-PRO instellen met behulp van de Program Change Map (p. 77). U zult die overeenkomst misschien moeten aanpassen als u een aantal effecten in combinatie met andere midi-apparaten wilt gebruiken. Op de afbeelding hieronder ziet u een sequencer die voor automatische begeleiding zorgt terwijl de gitaar wordt bespeeld. De patches worden automatisch gewisseld zodra de sequencer, behalve de begeleiding, ook de programmanummers verstuurt die met de patches overeenstemmen. Zo bepaalt u dus op welke punten de patches van de GT-PRO gewisseld worden. fig MIDI IN MIDI OUT MIDI OUT Control Change -boodschappen versturen Gegevens die de commando s beschrijven van externe apparaten die u op de GT-PRO aansluit (zwelpedaal, voetschakelaar enz.), worden in de vorm van Control Change -boodschappen verstuurd. Dergelijke boodschappen kunnen onder meer gebruikt worden om de parameters van een extern midi-apparaat te wijzigen. Data versturen U kunt Exclusive-boodschappen gebruiken om de instellingen van effectgeluiden en andere waarden van de GT-PRO naar andere midi-apparaten te sturen. U kunt bijvoorbeeld dezelfde instellingen naar een andere GT-PRO sturen, of de instellingen van effectgeluiden op een sequencer of een ander apparaat bewaren. MIDI IN Control Change -boodschappen ontvangen U kunt tijdens het spelen bepaalde parameters sturen door de GT-PRO Control Change -boodschappen te laten ontvangen. De parameters die u op die manier wilt sturen, stelt u in met Assign (p. 66). Gegevens ontvangen De GT-PRO kan gegevens ontvangen die vanaf een andere GT-PRO worden verstuurd of die op een sequencer zijn opgeslagen. 72

73 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten Opmerkingen over midiboodschappen die verzonden en ontvangen kunnen worden Welke midiboodschappen de GT-PRO kan verzenden en ontvangen, hangt af van de manier waarop de GT-PRO is aangesloten: via midi met een extern midi-apparaat, of via USB met een computer. De midifuncties instellen Hier volgt een beschrijving van de midifuncties van de GT- PRO. Stel ze in naar gelang van uw behoeften. fig Een aansluiting via MIDI De GT-PRO verstuurt en ontvangt alle toepasselijke midiboodschappen via de MIDI OUT en MIDI IN - aansluitingen. Als FC-200-modus is ingeschakeld (p. 81), worden via de MIDI OUT -aansluiting echter alleen boodschappen verstuurd die de FC-200 sturen. * Alle midiboodschappen die via MIDI IN worden ontvangen, worden via de MIDI THRU -aansluiting weer verstuurd. 1. Druk meermaals op [SYSTEM] tot het MIDI-scherm verschijnt. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot de parameter die u wilt instellen op het scherm verschijnt. 5 Een aansluiting via USB De GT-PRO ontvangt en verstuurt alle toepasselijke midiboodschappen van en naar de aangesloten computer (behalve de boodschappen die voor de FC-200 bedoeld zijn) Program Change - en Control Change -boodschappen worden via de MIDI IN -aansluiting ontvangen. Bovendien wordt via de MIDI OUT -aansluiting normaal niets verstuurd. Alleen in FC-200-modus worden via de MIDI OUT -aansluiting boodschappen verzonden die de FC- 200 sturen. * Midiboodschappen die via de MIDI IN -aansluiting worden ontvangen, kunnen niet via USB naar de aangesloten computer worden doorgestuurd. Boodschappen die via USB van de computer worden ontvangen, kunnen evenmin via de MIDI OUT -aansluiting worden doorgestuurd. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. 4. Herhaal indien nodig stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. MIDI RX Channel (MIDI Receive Channel) fig d Hiermee selecteert u het midikanaal waarop 1 16 midiboodschappen ontvangen worden. MIDI Omni Mode fig d Hoofdstuk * Alle midiboodschappen die via MIDI IN worden ontvangen, worden via de MIDI THRU -aansluiting weer verstuurd. Als Omni On is geselecteerd, worden op Omni Off, Omni On alle kanalen midiboodschappen ontvangen, ongeacht het ingestelde midikanaal. Zelfs als Omni On is geselecteerd, zijn de enige Exclusive-boodschappen die ontvangen worden de Device ID -data die met Device ID zijn ingesteld. MIDI TX Channel (MIDI Transmit Channel) fig d Hiermee selecteert u het midikanaal waarop 1 16, Rx midiboodschappen verzonden worden. Als u Rx instelt, is dit hetzelfde kanaal als het ontvangstkanaal. 73

74 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten MIDI Device ID fig d MIDI CTL1 OUT (MIDI CTL 1 Pedal Out) fig d 1 32 MIDI Sync Clock fig d Bepaalt de Device ID in die gebruikt wordt om Exclusive-boodschappen te verzenden. Bepaalt het controllernummer als gegevens van de voetschakelaar die op de CTL 1 - Off, 1 31, jack is aangesloten, worden verzonden in de vorm van Control Change -boodschappen. Bij Off worden geen Control Change -boodschappen verzonden. MIDI CTL2 OUT (MIDI CTL 2 Pedal Out) fig d U kunt de weergave van een sequencer of Auto, Internal ander extern midi-apparaat synchroniseren. Auto Als de midiklok van het externe apparaat niet ontvangen wordt, dan wordt de weergave met het tempo van Master BPM gesynchroniseerd. Als de midiklok van het externe apparaat wél ontvangen wordt, dan wordt de weergave daar mee gesynchroniseerd. Internal Synchroniseert de weergave met het tempo van Master BPM. * Als u een extern midi-apparaat aansluit, wordt Master BPM met het tempo van het externe midi-apparaat gesynchroniseerd, zodat de waarde van Master BPM geen invloed heeft. Om de waarde van Master BPM weer te activeren, selecteert u Internal. * Als u de weergave met het midi-kloksignaal van een extern midiapparaat synchroniseert, kunnen er mogelijk problemen in de weergave optreden vanwege fouten in de midiklok. MIDI PC OUT (MIDI Program Change Out) fig d Bepaalt het controllernummer als gegevens van de voetschakelaar die op de CTL 2 - Off, 1 31, jack is aangesloten, worden verzonden in de vorm van Control Change -boodschappen. Bij Off worden geen Control Change -boodschappen verzonden. MIDI CTL3 OUT (MIDI CTL 3 Pedal Out) fig d Bepaalt het controllernummer als gegevens van het zwelpedaal (EXP2) of de voetschakelaar (CTL 3) op de EXP PEDAL 2/ Off, 1 31, CTL 3 -jack in de vorm van Control Change -boodschappen worden verzonden. Bij Off worden geen Control Change -boodschappen verzonden. MIDI CTL4 OUT (MIDI CTL 4 Pedal Out) fig d Bepaalt of Program Change -boodschappen al dan niet worden verzonden als u op Off, On de GT-PRO een nieuwe patch selecteert. Off Er worden geen Program Change -boodschappen verzonden, zelfs als u van patch wisselt. On Als u patches selecteert, worden tegelijk Program Change -boodschappen verzonden. * Samen met Program Change -boodschappen verstuurt de GT-PRO ook Bank Select -boodschappen. Voor meer details, zie p. 77. MIDI EXP1 OUT (MIDI EXP 1 Pedal Out) Bepaalt het controllernummer als gegevens van de voetschakelaar die op de CTL 4 - Off, 1 31, jack is aangesloten, worden verzonden in de vorm van Control Change -boodschappen. Bij Off worden geen Control Change -boodschappen verzonden. fig d Bepaalt het controllernummer als gegevens van het zwelpedaal dat op de Off, 1 31, EXP PEDAL 1 -jack is aangesloten, worden verzonden in de vorm van Control Change -boodschappen. Bij Off worden geen Control Change -boodschappen verzonden. 74

75 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten Midigegevens verzenden en ontvangen Dankzij Exclusive-boodschappen kan de GT-PRO een andere GT-PRO op dezelfde manier instellen, of zijn effectinstellingen op een midisequencer of ander apparaat bewaren. Het versturen van data op die wijze wordt Bulk Dump genoemd. Het ontvangen van dergelijke data heet Bulk Load. Data naar een andere GT-PRO verzenden Sluit de apparaten aan zoals hieronder wordt getoond en stem de Device ID van beide apparaten op elkaar af. fig MIDI IN MIDI OUT Data naar een extern midiapparaat verzenden (Bulk Dump) De volgende soorten data kunnen verzonden worden. U kunt data verzenden door het bereik van het begin tot het einde van de verzending in te stellen. Verzenden fig ,3 1 Scherm System Quick #1-1 #20-10 Temp Verzonden data Systeemparameters, Harmonist-toonladders, Auto Riff -frasen en Custom-parameterinstellingen van Preamp/Speaker, Overdrive/Distortion en Wah. User Quick Settings Instellingen voor patch nummer 1-1 tot Instellingen voor de huidige patch Druk meermaals op [SYSTEM] tot het MIDI-scherm verschijnt. Aansluitingen maken Data op een midisequencer bewaren Sluit de apparaten aan zoals hieronder wordt getoond en zet de sequencer klaar om Exclusive-boodschappen te ontvangen. fig Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot Bulk Dump op het scherm verschijnt. fig d 3. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen en selecteer met de PATCH/VALUE-schijf het begin en einde van de te verzenden data. Hoofdstuk MIDI IN 4. Als de te verzenden data zijn ingesteld, drukt u op [WRITE]. De data worden verzonden. fig d MIDI OUT * Instructies voor het gebruik van de sequencer vindt u in de handleiding van de sequencer die u gebruikt. Als de verzending beëindigd is, keert het toestel terug naar het scherm van voor de verzending. 5. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 75

76 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten Data van een extern midiapparaat ontvangen (Bulk Load) Ontvangen fig Aansluitingen maken Data van een midisequencer ontvangen Sluit de apparaten aan zoals op de afbeelding. Selecteer op de GT-PRO het Device ID -nummer dat gebruikt werd om de data naar de midisequencer te verzenden. fig Druk meermaals op [SYSTEM] tot het MIDI-scherm verschijnt. MIDI OUT 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot Bulk Load op het scherm verschijnt. fig d MIDI IN Instructies voor het gebruik van de sequencer vindt u in de handleiding van de sequencer die u gebruikt. 3. Verstuur de data vanaf het externe MIDI-apparaat. Terwijl de GT-PRO de data ontvangt, verschijnt het volgende op het scherm: fig d fig d Als de GT-PRO klaar is met het ontvangen van data, verschijnt het volgende op het scherm: Op dat moment is het apparaat klaar om nog meer data te ontvangen. * Als de GT-PRO nog ontbrekende data kan ontvangen, verschijnt meteen Waiting... op het scherm. 4. Druk op [EXIT] om Bulk Load te beëindigen. Zodra u op [EXIT] drukt, verschijnt Checking... op het scherm, om aan te geven dat de GT-PRO de ontvangen data controleert. Als deze controle beëindigd is, verschijnt het Play-scherm opnieuw. * Als de GT-PRO nog ontbrekende data kan ontvangen, verschijnt meteen het Play-scherm. 76

77 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten De Program Change Map Als op de GT-PRO patches worden geselecteerd door de Program Change -boodschappen die door een extern midiapparaat worden verstuurd, dan kunt u de overeenkomst tussen de ontvangen Program Change -boodschappen en de patches zelf bepalen in de Program Change Map. fig ,5 1 De initiële Program Change Map Hieronder ziet u de oorspronkelijke instellingen van de Program Change Map. Program Change Bank Select Programmanummer Patchnummer 1 U1-1 2 U1-2 : : 127 U U U U11-2 : : 99 U U P P21-2 : : 127 P P P P21-2 : : 99 P P P P31-2 : : 127 P P P P32-2 : : 99 P P P P40-10 : : 128 P Druk meermaals op [SYSTEM] tot het MIDI-scherm verschijnt. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot Map Select op het scherm verschijnt. fig d 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer Prog.. * Als Fix geselecteerd is, kunt u de Program Change Map niet instellen (verschijnt niet op het scherm). * Voor meer informatie over MIDI Map Select : zie verder. 4. Druk op PARAMETER [ ] tot Program Map op het scherm verschijnt. fig d Bank Select Number Program Number 7 4 Patch Number 5. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen en selecteer met de PATCH/VALUE-schijf het ontvangen programmanummer en het overeenkomstige patchnummer. * Volg dezelfde stappen om Bank Select -nummers te selecteren. * Als u programma s uitsluitend met Program Change - boodschappen selecteert (zonder Bank Select), stelt u het programmanummer in (1 128) als het Bank Select -nummer 0 is. 6. Herhaal indien nodig stap 5 om de overige patchnummers op de overeenkomstige programmanummers af te stemmen, tot de Program Change Map klaar is. 7. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Hoofdstuk * Als u de MIDI Omni Mode (p. 73) op Omni Off instelt, moet u het MIDI Rx Channel (p. 73) vooraf op het zendkanaal van het externe midi-apparaat afstemmen. 77

78 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten De Program Change Map activeren/ deactiveren (MIDI Map Select) Deze parameter bepaalt of patches volgens de Program Change Map worden geselecteerd, dan wel volgens de standaardinstellingen. fig Druk meermaals op [SYSTEM] tot het MIDI-scherm verschijnt. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot Map Select op het scherm verschijnt. fig d 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer Fix of Prog.. Waarde Fix Prog 3 2 De patches worden volgens de standaardinstellingen geselecteerd. Voor meer informatie over de standaardinstellingen, zie p. 77. De patches worden volgens de Program Change Map geselecteerd. 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Bank Select -boodschap Een Bank Select -boodschap bestaat uit twee Control Change -boodschappen met de controllernummers 0 (CC#0) en 32 (CC#32). Normaal selecteert u een klank met een Bank Select -boodschap gevolgd door een Program Change -boodschap. 4 1 Patchnummers op een extern midiapparaat selecteren vanaf de GT-PRO Hieronder ziet u de overeenkomst tussen de Bank Select - en Program Change -boodschappen die de GT-PRO verzendt als u een patch op de GT-PRO selecteert. Patchnummer Program Change Bank Select U1-1 U1-2 2 : 0 : U U U U : 1 : U U P P : 2 : P P P P : 3 : P P Programmanummer 1 * Als u wilt weten of het ontvangende apparaat Bank Select - boodschappen kan herkennen, raadpleegt u best de beschrijving van Control Changes in de midi-implementatietabel in de handleiding van dat apparaat. * Als het ontvangende apparaat geen Bank Select - boodschappen kan herkennen, zal het die boodschappen negeren en alleen de Program Change -boodschappen herkennen. 78

79 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten Over MIDI MIDI staat voor Musical Instrument Digital Interface, een standaard waarmee elektronische muziekinstrumenten kunnen communiceren door boodschappen (zoals een muzikale uitvoering of de selectie van klanken) uit te wisselen. Elk midi-apparaat kan bepaalde data naar een ander midi-apparaat sturen, zelfs als de twee apparaten verschillende types zijn of door verschillende producenten zijn ontworpen. Midi verstuurt data (zoals het spelen van een noot of het indrukken van een pedaal) in de vorm van midiboodschappen. Hoe midiboodschappen worden verzonden en ontvangen Eerst bekijken we even hoe midiboodschappen verzonden en ontvangen worden. Midiconnectoren De volgende connectoren worden gebruikt om midiboodschappen uit te wisselen. Met midikabels kunt u de nodige aansluitingen maken. fig MIDI IN MIDI OUT MIDI THRU Midikanalen Midi kan met slechts één midikabel verschillende midiapparaten onafhankelijk van elkaar sturen. Dat is mogelijk dankzij de zogenaamde midikanalen. Het concept van midikanalen is enigszins vergelijkbaar met dat van tv-kanalen. Door op een tv-toestel andere kanalen te kiezen, kunt u allerlei programma s zien. Dat komt omdat de informatie van een bepaald kanaal wordt ontvangen zodra de kanalen van de zender en de ontvanger overeenstemmen. fig Zender A Zender B Zender C Deze connector ontvangt boodschappen van een ander midi-apparaat. Deze connector verzendt boodschappen van dit apparaat. Deze connector verzendt de boodschappen die via MIDI IN werden ontvangen. TV-programma s van verschillende zenders worden door de antenne ontvangen Selecteer het kanaal van de zender die u wilt bekijken Midi biedt zestien kanalen (1 16), en midiboodschappen worden ontvangen door het instrument (het ontvangende apparaat) met hetzelfde kanaal als dat van de zender. * Als Omni op On staat, worden data op alle midikanalen ontvangen, ongeacht het ingestelde midikanaal. Als u geen specifiek midikanaal nodig hebt, kunt u Omni On gebruiken. Twee soorten midiboodschappen van de GT-PRO Midi biedt allerlei soorten midiboodschappen die een brede waaier aan informatie overbrengen. Midiboodschappen zijn er in twee soorten: boodschappen die per midikanaal apart worden verwerkt (kanaalboodschappen) en boodschappen zonder verband met een specifiek midikanaal (systeemboodschappen). Kanaalboodschappen Deze boodschappen hebben betrekking op de muzikale uitvoering. Normaal sturen dergelijke boodschappen de belangrijkste aspecten. De manier waarop het ontvangende apparaat op elk type midiboodschap reageert, hangt af van de instellingen van dat apparaat. Program Change -boodschappen Deze boodschappen worden meestal gebruikt om klanken te selecteren. Het Program Change -nummer (1 128) bepaalt de gewenste klank. Op de GT-PRO kunt u ook 400 patchnummers selecteren met behulp van Bank Select - boodschappen (een soort Control Change -boodschappen). Control Change -boodschappen Deze boodschappen dienen om de expressie van een uitvoering te verhogen. Elke boodschap bevat een controllernummer. De instellingen van het ontvangende apparaat bepalen welk aspect van de klank wordt beïnvloed door Control Change -boodschappen met een bepaald controllernummer. De gekozen parameters kunnen met de GT-PRO gestuurd worden. Systeemboodschappen Systeemboodschappen zijn onder meer Exclusiveboodschappen, synchronisatieboodschappen en boodschappen die het midisysteem correct doen draaien. Exclusive -boodschappen Exclusive-boodschappen dragen informatie over de eigen, unieke klanken van het toestel of andere apparaatgebonden informatie. Over het algemeen kunnen dergelijke boodschappen alleen uitgewisseld worden tussen apparaten van hetzelfde model en dezelfde producent. Exclusiveboodschappen kunnen ook gebruikt worden om effectinstellingen op een sequencer te bewaren of om dergelijke data naar een andere GT-PRO te versturen. Hoofdstuk 79

80 Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midi-apparaten Voor het uitwisselen van Exclusive-boodschappen moet op de twee instrumenten hetzelfde Device ID -nummer ingesteld zijn. Over de midi-implementatie Dankzij midi kunnen twee instrumenten allerlei soorten boodschappen uitwisselen, maar niet alle soorten boodschappen worden door om het even welk midi-apparaat ondersteund. Twee apparaten kunnen alleen met elkaar communiceren als ze het soort boodschappen gebruiken dat ze gemeen hebben. Daarom zit in de handleiding van elk midi-apparaat een MIDI Implementation Chart (midi-implementatietabel). Die tabel toont de soorten boodschappen die het apparaat kan verzenden en ontvangen. Door de midiimplementatietabellen van twee apparaten met elkaar te vergelijken, ziet u meteen welke boodschappen ze kunnen uitwisselen. Omdat deze tabellen een gestandaardiseerd formaat hebben, kunt u ze gemakkelijk naast elkaar leggen. fig Midi-apparaat A Hier vouwen Midi-apparaat B Functie Verzenden Herkennen Opmerking De aparte publicatie MIDI Implementation is eveneens verkrijgbaar. Deze brochure geeft meer details over de manier waarop midi in dit toestel werd geïmplementeerd. Als u deze publicatie nodig hebt (als u bv. op byte-niveau gaat programmeren), contacteer dan het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler. 80

81 Hoofdstuk 8: De GT-PRO met de FC-200 gebruiken Op de GT-PRO kunt u ook de Roland FC-200 MIDI Foot Controller aansluiten (wordt apart verkocht). Dankzij de FC-200 kunt u gemakkelijker patches selecteren en met effecten werken ( Hoofdstuk 6: Effecten met pedalen bedienen (p. 61)). Om de GT-PRO en FC-200 samen te gebruiken en de bedieningsorganen van de FC-200 op de werking van de GT- PRO af te stemmen, moet u beide apparaten correct instellen. Dit deel beschrijft de instellingen die nodig zijn om de FC- 200 met de GT-PRO te gebruiken. De functies voor de FC-200 instellen Stel op de GT-PRO eerst de nodige functies voor de FC-200 in. fig De GT-PRO in FC-200-modus zetten FC-200 Mode fig d Wijzigt de nummering van de banken op de Off, On GT-PRO naar 0 39 (één lager dan normaal), wat overeenstemt met de FC-200. Off Schakelt FC-200-modus uit. De banken verschijnen weer als On Schakelt FC-200-modus aan. De banken van de GT-PRO verschijnen als 0 39, net als bij de FC-200. * Data die de bediening van de GT-PRO zelf beschrijven en data die het gebruik van een extern zwelpedaal of een externe voetschakelaar beschrijven (MIDI PC OUT, MIDI EXP1 OUT enz.; p. 74), worden niet langer via MIDI OUT verstuurd zodra FC-200-modus wordt ingeschakeld. Het CTL-pedaal van de FC-200 instellen (FC-200 CTL Pedal) 1. Druk op [SYSTEM]. 5 FC-200 CTL Pedal fig d 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de parameters weer te geven die op de FC-200 betrekking hebben. fig d (Voorbeeld) 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. 4. Herhaal indien nodig stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Regelt de werking van het CTL-pedaal van Momentary, Latch de FC-200. Momentary Het pedaal functioneert als een tijdelijke schakelaar: aan (maximumwaarde) als u het indrukt en uit (minimumwaarde) als u het loslaat. Latch Het pedaal schakelt de functie afwisselend aan (maximumwaarde) en uit (minimumwaarde) telkens als u het indrukt. Het aantal beschikbare banken beperken (FC-200 Bank Limit) Hoofdstuk FC-200 Bank Lmt fig d 0 39 Bepaalt de bovengrens van de beschikbare banken als u banken met de BANK-pedalen van de FC-200 selecteert. 81

82 Hoofdstuk 8: De GT-PRO met de FC-200 gebruiken De timing van patchwissels instellen (FC-200 Program Change Out) Instellingen van de GT-PRO naar de FC-200 verzenden FC-200 PC Out fig d De instellingen die u hebt gemaakt in De functies voor de FC-200 instellen (p. 81), verstuurt u met deze procedure van de GT-PRO naar de FC-200. Aansluiten Immediate, Wait for a NUM. Bepaalt de timing van patchwissels als u banken met de BANK-pedalen van de FC- 200 selecteert. Immediate Selecteert meteen de nieuwe patch zodra u een BANK- of nummerpedaal indrukt. Wait for a NUM. Als u een BANK-pedaal indrukt, wisselt u de bank maar niet het patchnummer van de GT-PRO. Het nummer wordt pas gewisseld als u een nummerpedaal indrukt. Banken selecteren met de nummerpedalen (FC-200 Bank Change) FC-200 Bank Chng fig d Bank Pedal Only, Use Number Pedal Bepaalt de manier waarop u met de FC-200 banken selecteert. Bank Pedal Only Telkens als u een BANK-pedaal indrukt, wisselt u de bank. De nieuwe bank verschijnt op het scherm. Telkens als u het UP-pedaal indrukt, selecteert u de volgende bank in de rij. Telkens als u het DOWN-pedaal indrukt, selecteert u de vorige bank in de rij. Use Number Pedal Als u het BANK UP -pedaal indrukt, begint het linker cijfer van de bank (het tiental) op het scherm van de FC-200 te knipperen. Als u het gewenste nummerpedaal indrukt, verschijnt dat nummer in de linker positie. Als u het BANK DOWN -pedaal indrukt, begint het rechter cijfer van de bank (de eenheid) op het scherm van de FC-200 te knipperen. Als u het gewenste nummerpedaal indrukt, verschijnt dat nummer in de rechter positie. * Een waarde die de Bank Limit van de FC-200 overschrijdt, wordt genegeerd. Om de instellingen te versturen, sluit u de MIDI OUT - connector van de GT-PRO aan op de MIDI IN -connector van de FC-200, zoals hieronder wordt getoond. fig MIDI OUT MIDI IN FC-200 Als u de GT-PRO vanaf de FC-200 wilt bedienen, sluit u de midikabels in omgekeerde zin aan (IN en OUT omwisselen). Als u de GT-PRO vanaf de FC-200 stuurt, verzendt u eerst de nodige instellingen (zie volgende pagina) naar de FC-200, vervolgens raadpleegt u De GT-PRO met de FC-200 bedienen (p. 83) en wisselt u de midikabelaansluitingen om. 82

83 Hoofdstuk 8: De GT-PRO met de FC-200 gebruiken Instellingen naar de FC-200 verzenden Als u de GT-PRO met een midikabel op de FC-200 aansluit, kunt u de instellingen van de FC-200 vanaf de GT-PRO wijzigen. De instellingen worden in de vorm van midiboodschappen naar de FC-200 verstuurd. fig De GT-PRO met de FC-200 bedienen Dit deel beschrijft hoe u de FC-200 gebruikt om patches op de GT-PRO te selecteren en effecten te bedienen. Aansluiten Als u de GT-PRO met de FC-200 bedient, sluit u de MIDI IN -connector van de GT-PRO aan op de MIDI OUT - connector van de FC-200, zoals hieronder wordt getoond. fig MIDI IN 1. Druk op [SYSTEM] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ] tot FC-200: Setup op het scherm verschijnt. fig d MIDI OUT FC Druk op [WRITE] om de data te verzenden. Op het scherm verschijnt Now sending..., en de data worden naar de FC-200 verstuurd. Op dat moment wordt de FC-200 als volgt ingesteld (voor meer informatie over deze instellingen, zie de handleiding van de FC-200): Mode: Program Change -modus * De FC-200 wordt in Control Change -modus gezet als de GT-PRO in Manual-modus staat (p. 85). Bank Select: On 3. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. * Zet de GT-PRO en de FC-200 op hetzelfde midikanaal. Zowel de GT-PRO als de FC-200 staan standaard op midikanaal 1. Patches selecteren Alleen het nummer wijzigen fig Hoofdstuk 1. Selecteer het nummer van de gewenste patch door het overeenkomstige nummerpedaal in te drukken. Het indicatielampje van het ingedrukte pedaal gaat branden en de GT-PRO selecteert de overeenkomstige patch. Als u de Program Change Map instelt (p. 77), merkt u misschien dat de banken en nummers op de FC-200 niet overeenstemmen met de banken en nummers op het scherm van de GT-PRO. Als u de banken en nummers van de FC-200 en die van de GT-PRO op elkaar wilt afstemmen, stelt u MIDI Map Select (p. 78) in op Fix. 83

84 Hoofdstuk 8: De GT-PRO met de FC-200 gebruiken Bank en nummer wijzigen fig Pedal Controllernummer Functie EXP-pedaal CC#7 CC#7-functie CTL-pedaal CC#80 CC#80-functie Pedaal op de FOOT SW/EXP 1 - jack CC#1 CC#1-functie * Dit is beschikbaar als de controllernummers die aan alle pedalen en jacks van de FC-200 zijn toegewezen, op de fabriekswaarden zijn ingesteld. 1. Druk op een BANK UP - of BANK DOWN -pedaal. De bank wordt opgeroepen en het nummer dat brandde voor u het BANK-pedaal indrukte, begint te knipperen. Zo wordt aangegeven dat de GT-PRO klaar is voor de selectie van het patchnummer (op dat moment is echter nog geen andere patch geselecteerd). * Als FC-200 Bank Change (p. 82) op Use Number Pedal is ingesteld, dan gebeurt de selectie van banken zoals beschreven op p. 82. * U kunt patches oproepen door enkel BANK-pedalen in te drukken als FC-200 Program Change Out (p. 82) op Immediate is ingesteld. 2. Selecteer het nummer van de gewenste patch door het overeenkomstige nummerpedaal in te drukken. Het indicatielampje van het ingedrukte pedaal gaat branden en de GT-PRO selecteert de overeenkomstige patch. Als de patch niet wordt opgeroepen De GT-PRO kan alleen een andere patch oproepen als het Play-scherm wordt weergegeven. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren (p. 16). Het CTL-pedaal en EXP-pedaal van de FC-200 Data die de bediening van het CTL-pedaal en EXP-pedaal van de FC-200 beschrijven, worden in de vorm van midiboodschappen (Control Changes) naar de GT-PRO verstuurd. De GT-PRO is zo geprogrammeerd dat de effecten via midiboodschappen van de FC-200 gestuurd kunnen worden. De werking van een extern midi-apparaat instellen (CC#7, CC#80, CC#1) (p. 64) Als u het voetvolume met het EXP-pedaal wilt bedienen U kunt het zwelpedaal gebruiken om het voetvolume te bedienen (CC#7 Foot Volume). Bediening van het voetvolume (FV) voor individuele patches (EXP1/CC#7 Foot Volume) (p. 65) Als u de pedaalfunctie voor elke patch afzonderlijk wilt instellen In Assign kunt u de functie van de pedalen van de FC-200 voor elke patch afzonderlijk instellen. Selecteer MIDI CC#** met dezelfde nummers als de overeenkomstige controllernummers die aan de pedalen en jacks van de FC-200 als Assign Sources zijn toegewezen. Vervolgens kunt u de effecten bedienen. Als u het CTL-pedaal en EXP-pedaal als Assign Sources hebt ingesteld, kunt u FC-200 CTL en FC-200 EXP selecteren in plaats van MIDI CC#**. * FC-200 CTL functioneert net als MIDI CC#80 en FC- 200 EXP functioneert net als MIDI CC#7. Externe bedieningsorganen voor individuele patches instellen (Assign) (p. 66) Als u een pedaal altijd voor één bepaalde functie gebruikt U kunt instellen hoe de GT-PRO moet reageren als hij de midiboodschappen (Control Changes) ontvangt die door het bedienen van de pedalen van de FC-200 worden verstuurd. 84

85 Hoofdstuk 8: De GT-PRO met de FC-200 gebruiken Effecten met de pedalen van de FC- 200 in/uitschakelen (Manual Mode) De GT-PRO beschikt over een Manual-modus, waarbij u de pedalen van de FC-200 gebruikt om bepaalde effecten in en uit te schakelen. Op die manier kunt u effecten in- en uitschakelen zonder het patchnummer te wijzigen. Effecten selecteren die u met de pedalen wilt aan- en uitzetten 1. Druk in Manual-modus op PARAMETER [ ] [ ]. Op het scherm verschijnen de pedalen waarmee u instellingen kunt selecteren. fig d (Voorbeeld) Manual-modus activeren fig Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om het effect te selecteren dat u aan het pedaal wilt toewijzen. 3. Herhaal indien nodig stap 1 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 1. Druk op [SHIFT], zodat het indicatielampje gaat branden. 2. Druk op PARAMETER [ ]. De GT-PRO staat nu in Manual-modus, en op het scherm verschijnt het volgende: fig d Druk op de [MODE]-toets van de FC-200 om het apparaat in Control Change -modus te zetten. verschijnt op het scherm van de FC-200. * Voor meer informatie over Control Change -modus: raadpleeg de handleiding van de FC Om Manual-modus uit te schakelen, drukt u op [EXIT]. * U kunt Manual-modus ook uitschakelen door op [SHIFT] te drukken en dan op PARAMETER [ ]. 5. Druk eenmaal of herhaaldelijk op de [MODE]-toets van de FC-200 om het apparaat in Program Change - modus te zetten. * Voor meer informatie over Program Change -modus: raadpleeg de handleiding van de FC-200. Waarde Off Preamp Ch A/B Solo On/Off FX-1 On/Off Comp On/Off Wah On/Off Loop On/Off OD/DS On/Off Preamp On/Off EQ On/Off FX-2 On/Off Delay On/Off Chorus On/Off Reverb On/Off Pre Loop On/Off Amp Ctl1 On/Off Amp Ctl2 On/Off MANUAL On/Off TUNER On/Off Hold Dly Rec/Dub Hold Dly Stop Patch Num. Inc Patch Num. Dec Patch Bank Inc Patch Bank Dec Deze functie is uitgeschakeld. Schakelt tussen voorversterkerkanaal A/B. Schakelt de SOLO-functie in en uit. Schakelt FX-1 in of uit. Schakelt de COMP in of uit. Schakelt de WAH in of uit. Schakelt de LOOP 1/2 in of uit. Schakelt de OVERDRIVE/DISTORTION in of uit. Schakelt de PREAMP/SPEAKER in of uit. Schakelt de EQ in of uit. Schakelt FX-2 in of uit. Schakelt de DELAY in of uit. Schakelt de CHORUS in of uit. Schakelt de REVERB in of uit. Schakelt de PRE LOOP in of uit. Schakelt AMP CTL 1 in of uit. Schakelt AMP CTL 2 in of uit. Schakelt MANUAL in of uit. Schakelt de TUNER/BYPASS in of uit. Schakelt Hold-opnames (dubbing) in of uit wanneer Hold (p. 32) als delaytype is geselecteerd. Wanneer Hold als delaytype is geselecteerd, wordt de weergave meteen stopgezet. Selecteert het volgende patchnummer in dezelfde bank als de huidige patch. Selecteert het vorige patchnummer in dezelfde bank als de huidige patch. Selecteert het volgende banknummer. Selecteert het vorige banknummer. Hoofdstuk 85

86 Hoofdstuk 8: De GT-PRO met de FC-200 gebruiken Als aan de Assign Source (p. 66) en aan een pedaal van de FC-200 hetzelfde controllernummer is toegewezen en u bedient dat pedaal, dan treden de instellingen van Manual-modus en van de Assign-functie tegelijk in werking. * Standaard zijn de volgende controllernummers aan de pedalen van de FC-200 toegewezen: fig #70 #71 #72 #73 #74 #75 Geavanceerde instellingen Dit deel beschrijft hoe u de FC-200 gemakkelijker kunt gebruiken. In de instructies hierboven moest u de midikabel omwisselen om de GT-PRO met de FC-200 te gebruiken, maar u kunt ook twee kabels gebruiken om de GT-PRO en FC-200 op elkaar aan te sluiten. U kunt de GT-PRO vanaf de FC-200 bedienen zonder dat u opnieuw een midikabel hoeft aan te sluiten. U kunt de FC-200 vanaf de GT-PRO instellen zonder dat u opnieuw een midikabel hoeft aan te sluiten. #65 #66 #67 #68 #69 #76 #80 #07 Als u de GT-PRO inschakelt, wordt de FC-200 geprogrammeerd met de juiste instellingen voor de GT- PRO. Als u Manual-modus gebruikt, selecteert de FC-200 automatisch de juiste instellingen voor Manual-modus. * Meer gedetailleerde instructies over de instellingen en bediening van de FC-200 vindt u in de handleiding van de FC Aansluiten Sluit de MIDI OUT -connector van de GT-PRO aan op de MIDI IN -connector van de FC-200 en de MIDI IN - connector van de GT-PRO op de MIDI OUT -connector van de FC-200, zoals hieronder wordt getoond. fig Als u de FC-200 en de GT-PRO op deze manier aansluit, moet u FC-200 Mode (p. 81) op On zetten. Zoniet riskeert u storingen. MIDI OUT MIDI IN MIDI IN MIDI OUT FC-200 * Stel de GT-PRO en de FC-200 in op hetzelfde midikanaal. Zowel de GT-PRO als de FC-200 staan standaard op midikanaal 1. Als de apparaten zijn aangesloten zoals op de afbeelding hierboven, en u wijzigt de instellingen van de FC-200 vanaf de GT-PRO ( De functies voor de FC-200 instellen (p. 81)), dan worden de instellingen van de FC-200 onmiddellijk gewijzigd. Er is m.a.w. geen aparte procedure vereist om de wijzigingen naar de FC-200 te verzenden ( Instellingen van de GT-PRO naar de FC-200 verzenden (p. 82)). 86

87 Hoofdstuk 8: De GT-PRO met de FC-200 gebruiken Als u de FC-200 op die manier aansluit, is het handig dat u voortaan instellingen kunt wijzigen zonder dat u de midikabel hoeft om te wisselen. De FC-200 automatisch met de instellingen van de GT-PRO instellen zodra u de GT-PRO inschakelt U kunt de FC-200 automatisch met de overeenkomstige instellingen van de GT-PRO programmeren door eerst de FC-200-modus van de GT-PRO te activeren en dan de GT- PRO in te schakelen. 1. Zorg eerst dat de GT-PRO en FC-200 met midikabels zijn aangesloten, zoals in Aansluiten (p. 86) werd beschreven. 2. Zet de POWER-schakelaar van de FC-200 op ON of ECONOMY om de FC-200 in te schakelen. Een extern midi-apparaat aansluiten in FC-200-modus Als u de GT-PRO met de FC-200 bedient en u wilt een bijkomend midi-apparaat gebruiken, sluit dan de MIDI IN - connector van het externe midi-apparaat aan op de MIDI THRU -connector van de GT-PRO. Zo worden midiboodschappen van de FC-200 zowel naar het externe midi-apparaat als naar de GT-PRO verstuurd, en kunt u dus de GT-PRO en het externe midi-apparaat beide met de FC-200 sturen. fig MIDI IN MIDI THRU 3. Schakel de GT-PRO in. De FC-200 wordt automatisch geprogrammeerd met de overeenkomstige instellingen van de GT-PRO. Manual-modus MIDI OUT MIDI IN MIDI IN MIDI OUT Als u op het bedieningspaneel van de GT-PRO Manualmodus inschakelt, activeert de FC-200 automatisch de instellingen voor Manual-modus, zonder dat u de FC-200 manueel hoeft in te stellen. 1. Selecteer het Play-scherm, druk op [SHIFT], zodat het indicatielampje gaat branden, en druk op PARAMETER [ ] om Manual-modus te activeren. De FC-200 activeert automatisch de instellingen voor Manual-modus. * Op dat moment staat de FC-200 in Control Change -modus. 2. Om Manual-modus uit te schakelen, drukt u op [EXIT]. De FC-200 keert automatisch naar de oorspronkelijke instellingen terug. FC-200 Control Change -boodschappen voor EXP1 OUT, CTL1 OUT, CTL2 OUT, CTL3 OUT en CTL4 OUT worden niet via de MIDI THRU -aansluiting verstuurd, zelfs niet wanneer u het externe zwelpedaal of de externe voetschakelaar van de GT-PRO gebruikt. Als u Control Change -boodschappen wilt versturen zodra u een extern zwelpedaal of een externe voetschakelaar indrukt, moet u het pedaal of de voetschakelaar op de FC-200 aansluiten. Hoofdstuk * De FC-200 staat nu in Program Change -modus. * U kunt Manual-modus ook uitschakelen door op [SHIFT] te drukken en dan op PARAMETER [ ]. U kunt CC#80 Function (p. 64) of Assign (p. 66) gebruiken om Manual-modus met het CTL-pedaal van de FC-200 in en uit te schakelen. 87

88 Hoofdstuk 9: De GT-PRO via USB op een computer aansluiten Voor u de USB-aansluiting maakt U kunt USB gebruiken om zowel digitale audiosignalen als midiboodschappen tussen de GT-PRO en uw computer uit te wisselen. U moet eerst een USB-stuurprogramma op uw computer installeren voor uw computer met de GT-PRO kan werken. Instructies voor de installatie van het stuurprogramma vindt u in Installatie & configuratie van het USB-stuurprogramma (p. 109). fig de GT-PRO met midiboodschappen te sturen. De Driver Mode instellen fig Druk op [SYSTEM]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot Driver Mode op het scherm verschijnt. fig d Computer * Het [SYSTEM]-indicatielampje van de GT-PRO gaat branden als de GT-PRO en de computer via USB zijn aangesloten. Over de bijgeleverde software De GT-PRO Software CD-ROM die bij de GT-PRO wordt geleverd, bevat het USB-stuurprogramma en speciale software om de GT-PRO op een computer aan te sluiten. De cd-rom bevat software voor Windows- en Macintoshbesturingssystemen. GT-PRO Editor Met deze software kunt u de instellingen van de GT-PRO op een computer bewerken. De klankinstellingen (patches) die u creëert, kunt u als bestanden op de computer opslaan. GT-PRO Librarian Met deze software kunt u alle patches van de GT-PRO met uw computer beheren. Driver Mode De GT-PRO werkt in twee modi. De ene modus gebruikt het speciale stuurprogramma dat u op de cd-rom van de GT- PRO vindt, de andere modus gebruikt de standaardstuurprogramma s van het besturingssysteem (Windows/ Mac OS). Het speciale stuurprogramma biedt een hoge geluidskwaliteit en betrouwbare timing bij opname, weergave en bewerkingen. Bovendien biedt het stuurprogramma u de mogelijkheid om 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om de Driver Mode in te stellen. Standard: In deze modus wordt het standaard-stuurprogramma van het besturingssysteem gebruikt. Advanced: In deze modus wordt het speciale stuurprogramma gebruikt dat u op de cd-rom vindt. * Als u GT-PRO Editor/Librarian gebruikt, stelt u Advanced in. * In werkelijkheid wordt de nieuwe modus pas geactiveerd als u het toestel uitschakelt en weer inschakelt. 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. * Als het stuurprogramma van de gekozen modus nog niet geïnstalleerd is, moet u nu de GT-PRO uitschakelen en het stuurprogramma installeren. 5. Sluit alle sequencersoftware of andere applicaties af die door de GT-PRO worden gebruikt. 6. Zet de GT-PRO uit en dan weer aan. Het stuurprogramma wordt op de computer geïnstalleerd. Midi in Standard Driver Mode Als de Driver Mode op Standard is ingesteld, kunt u de GT- PRO niet via midi gebruiken. Als u de GT-PRO via USB hebt aangesloten en u wilt midi gebruiken, dan moet u de Advanced Driver Mode selecteren. 88

89 Hoofdstuk 9: De GT-PRO via USB op een computer aansluiten USB-functies instellen Dit deel beschrijft de USB-functies van de GT-PRO. Stel deze functies in naar gelang van de manier waarop u het toestel wilt gebruiken. Input/Output van het digitale audiosignaal fig Druk op [OUTPUT SELECT] Druk op PARAMETER [ ] [ ] om het USBscherm weer te geven. 5 1 Regelt het volume van de digitale audiosignalen die via de USB-aansluiting (computer) en DIGITAL OUT -connector worden verstuurd. USB Mix Channel fig d MAIN, SUB, MAIN+SUB MAIN Mix aan MAIN OUT. SUB Mix aan SUB OUT. MAIN+SUB Mix aan MAIN OUT en SUB OUT. USB Mix Level fig d Selecteert de uitgangen die gebruikt worden voor het mixen van de digitale audiosignalen van de USB-aansluiting (computer) als Input Select (p. 90) op Guitar In is ingesteld. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. 4. Herhaal indien nodig stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. USB/DGT Out Ch. (USB/Digital Out Channel) fig d Direct Monitor -instellingen fig Selecteert het volume van de gemixte digitale audiosignalen van de USB-aansluiting (computer) als Input Select (p. 90) op Guitar In is ingesteld MAIN, SUB, MAIN+SUB Selecteert de output de USB-aansluiting (computer) en de DIGITAL OUT -connector. MAIN De output bestaat uit dezelfde signalen als die van MAIN OUT. De instellingen van Main Global EQ (p. 94) zijn geactiveerd. SUB De output bestaat uit dezelfde signalen als die van SUB OUT. De instellingen van Sub Global EQ (p. 95) zijn geactiveerd. MAIN+SUB De output bestaat uit een mix van de signalen van MAIN OUT en SUB OUT. * Alleen beschikbaar als effect-chain-instellingen (p. 22) eindigend op DGT (DIGITAL/USB OUT) geselecteerd zijn. USB/DGT Out Lev (USB/Digital Out Level) fig d 1. Druk op [SYSTEM]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot de parameter die u wilt instellen op het scherm verschijnt. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. 4. Herhaal indien nodig stap 2 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 5 Hoofdstuk 89

90 Hoofdstuk 9: De GT-PRO via USB op een computer aansluiten USB Monitor Cmd (USB Monitor Command) fig d Effecten van de GT-PRO toevoegen aan de audioweergave van de computer Stel de audio-outputpoort van de applicatie in op de GT- PRO. Deze instelling bepaalt of het commando dat de instelling van de Direct Monitor (zie Disable, Enable verder) stuurt (het zg. Direct Monitor -commando) beschikbaar is of niet. Disable Het Direct Monitor -commando is niet beschikbaar. De Direct Monitor -modus is door de GT-PRO ingesteld. Enable Het Direct Monitor -commando is beschikbaar, zodat een extern apparaat de Direct Monitor -modus kan selecteren. USB Dir Monitor (USB Direct Monitor) U kunt de GT-PRO gebruiken om effecten toe te voegen aan de audiodata die u met uw computer afspeelt, en het resultaat opnieuw op de computer opnemen. Gebruik deze functie als u effecten aan bestaande audiodata wilt toevoegen. fig fig d 4 Stuurt de output van het effectgeluid naar On, Off de PHONES -jack, de MAIN OUT -jacks of de SUB OUT -jacks. On Het effectgeluid wordt verstuurd. Selecteer On als u de GT-PRO als zelfstandig apparaat gebruikt, zonder het op een computer aan te sluiten (als u Off instelt, wordt geen geluid verstuurd). Off Selecteer Off als u audiodata intern verstuurd via een computer (Thru). * Als u het speciale stuurprogramma gebruikt, kunt u Direct Monitor On/Off sturen met een ASIO 2.0-compatibele applicatie, zoals Cubase. De output van de GT-PRO opnemen met een computer Stel uw applicatie (bv. sequencersoftware) zo in dat de GT- PRO voor audio-input wordt gebruikt. Met Effect Chain (p. 22) kunt u zelf bepalen op welk punt in de ketting het signaal naar de computer wordt gestuurd. Als u bijvoorbeeld bepaalt dat de computer het signaal aan het begin van de ketting opneemt, dan maakt u een opname van het geluid zonder toegevoegde effecten, terwijl u intussen toch de weergave met effecten hoort. * Als u de software gebruikt om het audiosignaal door te sturen, zet Direct Monitor dan op Off. 1. Druk op [SYSTEM]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot Input Select op het scherm verschijnt. fig d 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer USB In. USB In: Effecten worden toegevoegd aan de signalen die via USB worden ontvangen. * In deze modus stelt u de software zo in dat het audiosignaal niet wordt doorgestuurd (dus niet op Thru ). * PRE LOOP (p. 53) is niet beschikbaar. Guitar In: Effecten worden toegevoegd aan de signalen die via de INPUT-jacks worden ontvangen. Audiodata die u met de computer afspeelt, worden gemixt met het effectgeluid van de GT-PRO en de output-jacks die in USB Mix Channel zijn ingesteld (p. 89). 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 90

91 Hoofdstuk 9: De GT-PRO via USB op een computer aansluiten De GT-PRO vanaf de computer bedienen U kunt USB MIDI gebruiken om de GT-PRO vanaf uw computer te bedienen. Als u de Advanced Driver Mode (p. 110, p. 126) op de GT- PRO instelt, worden voor de bediening van de GT-PRO de GT-PRO Control midipoorten gebruikt (in plaats van de gewone MIDI IN/OUT -aansluitingen). Stel de midi-inputpoort en midi-outputpoort van uw editor en sequencer in op GT-PRO Control. Voor meer informatie over de midi-instellingen, zie Hoofdstuk 7: Gebruik van de GT-PRO met externe midiapparaten (p. 72). Hoofdstuk 91

92 Hoofdstuk 10: Andere functies Allerlei parameters regelen met het gitaarvolume De GT-PRO beschikt over een functie waarbij u effectparameters kunt sturen met de dynamiek van uw gitaarspel. Dat geldt niet alleen voor de touch wah. Het geeft klankveranderingen in real time, terwijl u de gitaar bespeelt. 4. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. Als u tijdens het spelen het gitaarvolume wijzigt, reageert Dynamic Sens op het volume en worden de voorversterkers geswitcht. 5. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Het kanaal van de voorversterker (A/B) dynamisch selecteren De Preamp/Speaker-functie van de GT-PRO biedt een Dynamic Mode -instelling (p. 28), waarbij u de twee voorversterkers met het gitaarvolume kunt switchen. Zo kunt u tijdens het spelen bv. met het gitaarvolume omschakelen van een crunch- naar een leadgeluid, zonder dat u van patch verandert of knoppen aanraakt. * U hoort het geluid van kanaal A bij een laag gitaarvolume, en dat van kanaal B bij een hoog volume. fig , Druk op de aan/uit-toets van PREAMP/SPEAKER en druk dan op PARAMETER [ ] [ ] tot Ch.Mode op het scherm verschijnt. fig d 2. Selecteer Dynamic met de PATCH/VALUE-schijf. fig d 3. Druk op PARAMETER [ ] tot Dynamic Sens verschijnt. fig d 92

93 Hoofdstuk 10: Andere functies Bepaalde effectparameters wijzigen met het gitaarvolume (Assign Source) Assign (p. 66) biedt een functie waarbij effectparameters met het gitaarvolume gestuurd kunnen worden, net zoals u parameters met een zwelpedaal of ander bedieningsorgaan kunt wijzigen. U kunt deze functie gebruiken om meer distortion te bekomen naarmate het gitaarvolume toeneemt, om een dieper choruseffect te verkrijgen als u een lange noot zachtjes speelt, of om allerlei andere effecten te produceren. fig ,7 2,4,6 U kunt naar de belangrijkste parameters springen door op PARAMETER [ ] (of [ ]) te drukken terwijl u PARAMETER [ ] (of [ ]) ingedrukt houdt. Bij items met weinig parameters springt de GT-PRO dan meteen naar de laatste (of eerste) parameter. 7. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. Speel met verschillende volumes op uw gitaar en regel de Input Sens terwijl u aandachtig luistert hoe de gekozen parameter wordt gewijzigd. 8. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 1. Volg de procedure die op p. 67 beschreven wordt om de parameter te selecteren die u wilt gebruiken (Assign Target) en om het bereik van de wijziging te bepalen (Target Min/Max). 2. Druk op [ASSIGN] en daarna op PARAMETER [ ] [ ] om een keuze uit Assign 1 12 te maken. fig d 8 2,3 Het kan zijn dat u geen parameterwaarden kunt wijzigen wanneer INPUT LEVEL als Assign Source (p. 69) en de volgende functies als Assign Target (p. 67) zijn ingesteld: TUNER On/Off MANUAL On/Off Patch Num. Inc Patch Num. Dec Patch Bank Inc Patch Bank Dec Let op: als u per ongeluk dat soort instellingen maakt, kunt u de patch alleen herstellen door hem te overschrijven en te bewaren. 3. Druk nogmaals op [ASSIGN] om de Assign in te schakelen. 4. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot Source op het scherm verschijnt. fig d 5. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf en selecteer Input Level. fig d 6. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot Input Sens op het scherm verschijnt. fig d Hoofdstuk 93

94 Hoofdstuk 10: Andere functies Het algemene geluid aan de omgeving aanpassen (Global) De GT-PRO beschikt over een functie waarmee u het algemene geluid tijdelijk kunt wijzigen. Dat is de zogenaamde Global -functie. Met de Global-functie kunt u uw instellingen tijdelijk aan uw materiaal of aan de omgeving aanpassen, terwijl u de instellingen van de patches onaangeroerd laat. fig db +20 db Regelt de klank in het middengebied. Mid Freq (Middle Frequency) fig d 20 Hz 10.0 khz High EQ fig d Bepaalt het centrum van het frequentiegebied dat door de Mid EQ wordt geregeld. -20 db +20 db Regelt de klank in de hoge frequenties. 1. Druk op [OUTPUT SELECT] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ] tot het Global -scherm verschijnt. fig d (Voorbeeld) 4 Total NS Dit heeft geen effect op patches waarin de ruisonderdrukker is uitgeschakeld. NS Thres (Noise Suppressor Threshold) fig d 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. 3. Herhaal indien nodig stap 1 en Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Het algemene geluid regelen Main Global EQ Regelt de klank van MAIN OUT, ongeacht de aan/uitinstellingen van de equalizer voor afzonderlijke patches. Low EQ fig d Regelt voor elke patch de drempelwaarde -20 db +20 db van de ruisonderdrukker binnen een bereik van -20 db tot +20 db. Als u meer dan één gitaar aansluit, is deze aanpassing een efficiënte manier om met al uw gitaren een evenwaardige output te verkrijgen. * Stel 0 db in als u dit in afzonderlijke patchinstellingen gebruikt. Total REVERB Dit heeft geen effect op patches waarin de reverb is uitgeschakeld. Rev Level fig d -20 db +20 db Regelt de klank in de lage frequenties. Mid EQ (Middle EQ) fig d Regelt het reverbniveau voor elke patch binnen een bereik van 0% tot 200%. 0% 200% Het reverbniveau afstellen is een efficiënte manier om het geluid aan de galm van de omgeving aan te passen. * Stel 100% in als u dit in afzonderlijke patchinstellingen gebruikt. 94

95 Hoofdstuk 10: Andere functies Sub Global EQ Regelt de klank van SUB OUT, ongeacht de aan/uitinstellingen van de equalizer voor afzonderlijke patches. Sub Low EQ USB/Digital Out USB/DGT Out Ch. (USB/Digital Out Channel) fig d fig d -20 db +20 db Regelt de klank in de lage frequenties. Sub Mid EQ (Middle EQ) fig d -20 db +20 db Regelt de klank in het middengebied. Sub Mid Freq (Middle Frequency) fig d MAIN, SUB, MAIN+SUB Selecteert de output de USB-aansluiting en de DIGITAL OUT -connector. MAIN De output bestaat uit dezelfde signalen als die van MAIN OUT. De instellingen van Main Global EQ (p. 94) zijn geactiveerd. SUB De output bestaat uit dezelfde signalen als die van SUB OUT. De instellingen van Sub Global EQ (p. 95) zijn geactiveerd. MAIN+SUB De output bestaat uit een mix van de signalen van MAIN OUT en SUB OUT. * Alleen beschikbaar als effect-chain-instellingen (p. 22) eindigend op DGT (DIGITAL/USB OUT) geselecteerd zijn. USB/DGT Out Lev (USB/Digital Out Level) fig d 20 Hz 10.0 khz Sub High EQ fig d Bepaalt het centrum van het frequentiegebied dat door de Mid EQ wordt geregeld USB Mix Channel Regelt het volume van de digitale audiosignalen die via de USB-aansluiting en DIGITAL OUT -connector worden verstuurd. -20 db +20 db Regelt de klank in de hoge frequenties. fig d De outputbestemming selecteren Output Channel Output Channel fig d PATCH, MAIN, SUB, MAIN+SUB Hiermee selecteert u de jacks die de signalen versturen. PATCH U gebruikt de output die in de Master Output (p. 55) van de patch is ingesteld. MAIN Verstuurt de signalen via de MAIN OUT -jacks. SUB Verstuurt de signalen via de SUB OUT -jacks. MAIN+SUB Verstuurt de signalen via de MAIN OUT - en SUB OUT -jacks. MAIN, SUB, MAIN+SUB MAIN Mix aan MAIN OUT. SUB Mix aan SUB OUT. MAIN+SUB Mix aan MAIN OUT en SUB OUT. USB Mix Level fig d Selecteert de uitgangen die gebruikt worden voor het mixen van de digitale audiosignalen van de USB-aansluiting als Input Select op Guitar In is ingesteld. Selecteert het volume van de gemixte digitale audiosignalen van de USB-aansluiting als Input Select op Guitar In is ingesteld. Hoofdstuk 95

96 Hoofdstuk 10: Andere functies De contrastwaarde van het scherm aanpassen (LCD Contrast) Afhankelijk van de plaats waar de GT-PRO is opgesteld, kan het scherm (aan de rechterkant) soms moeilijk leesbaar zijn. Als dat het geval is, kunt u de contrastwaarde van het scherm aanpassen. fig De input van de GT-PRO selecteren (Input Select) Hiermee selecteert u de input, d.w.z. de klanken die via de INPUT-jacks of via USB ontvangen worden en waarop effecten worden toegepast. fig Druk op [SYSTEM] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ] tot LCD Contrast op het scherm verschijnt. fig d 3 1. Druk op [SYSTEM]. 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] tot Input Select op het scherm verschijnt. fig d 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om het contrast te regelen. : Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om de input voor de effecten te selecteren. Waarde Guitar In USB In Effecten worden toegevoegd aan de signalen die via de INPUT-jacks worden ontvangen. Effecten worden toegepast op de klanken die worden afgespeeld op de computer die via USB is aangesloten. * In deze modus stelt u de software zo in dat het audiosignaal niet wordt doorgestuurd (dus niet op Thru ). * PRE LOOP (p. 53) is niet beschikbaar. 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 96

97 Hoofdstuk 10: Andere functies De klank van de input van de GT-PRO regelen (Input Level/Input Presence) De GT-PRO beschikt over een functie waarmee u de klank aan de aangesloten gitaar kunt aanpassen. Dat is nuttig als u een andere gitaar aansluit dan het instrument waarmee u de patch hebt gecreëerd. fig Als u de waarde van Input Level en Input Presence aanpast, beïnvloedt dat de ingangssignalen voor alle patches. De nuances waarmee het effectgeluid op het gitaarvolume reageert, kunnen hierdoor wijzigen, vooral bij patches waarin effecten door het gitaarvolume worden gestuurd Effectgeluiden na een patchwissel laten doorspelen (Patch Change Mode) De GT-PRO biedt een functie die bij ruimtelijke effecten (zoals reverb en delay) beschikbaar is. Het effectgeluid van een patch blijft dan verder klinken als u intussen al de volgende patch hebt geselecteerd. Als de nodige voorwaarden omtrent de effect chain en de parameterinstellingen vervuld zijn, kunt u de reverb, delay en gelijkaardige effecten verder horen uitsterven terwijl u al een nieuwe patch hebt geselecteerd. De effecten zitten in dezelfde effect chain. Als u de delay uit- of inschakelt, of als type en tijd identiek zijn Als u andere effecten uit- of inschakelt, of als de parameterinstellingen identiek zijn * Toch weerklinkt in sommige gevallen geen galm, zelfs als deze voorwaarden vervuld zijn. fig Druk op [SYSTEM] en daarna op PARAMETER [ ] [ ] om het volgende scherm weer te geven. fig d 3 1. Druk op [SYSTEM] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ] tot P.Chnge Mode op het scherm verschijnt. fig d 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. 3. Herhaal indien nodig stap 1 en Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. 4. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Input Level -20 db +20 db Regelt het ingangsniveau van de gitaar. Input Pres. (Input Presence) Regelt de klank van de hoge tonen van de -20 db +20 db gitaar. Waarde Fast De patchwissel gebeurt op de normale manier. Het toestel switcht naar de volgende patch zonder overdracht van het reverb- of delaygeluid van de vorige patch. Smooth Het toestel switcht naar de volgende patch en het reverb- of delaygeluid van de vorige patch sterft na de patchwissel verder uit. * Om een naadloze overgang te garanderen, kan het zijn dat patches met een tikje vertraging worden gewisseld. Hoofdstuk 3. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 97

98 Hoofdstuk 10: Andere functies Identieke Preamp-instellingen in alle patches (Preamp Mode) De GT-PRO geeft u de mogelijkheid om een algemene voorversterker voor gebruik in alle patches te selecteren. Dit heeft als effect dat u altijd het geluid van dezelfde gitaarversterker krijgt, welke patch u ook kiest. fig Beperking van de beschikbare patches (Patch Extent) U kunt de bovengrens van het aantal beschikbare patches vastleggen. Op die manier kunt u de GT-PRO zo instellen dat u alleen de patches kunt selecteren die u nodig hebt. fig Druk op [SYSTEM] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ] tot Preamp Mode op het scherm verschijnt. fig d 3 1. Druk op [SYSTEM] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ] tot Patch Extent op het scherm verschijnt. fig d 3 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde te selecteren. Waarde Patch System De voorversterker van de patch wordt gebruikt. Zo kunt u in elke patch afzonderlijk een andere voorversterker gebruiken. De globale voorversterker wordt gebruikt. Hierbij wordt voor alle patches dezelfde voorversterker gebruikt. 2. Draai aan de PATCH/VALUE schijf om het maximale aantal patches in te stellen. : * Als FC-200-modus (p. 81) is ingeschakeld, worden de banknummers met één cijfer verlaagd, dus van U0-1 tot P Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 3. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. De System Preamp instellen Als Preamp Mode op System is ingesteld en u regelt de voorversterker via het bedieningspaneel, dan worden deze instellingen op de globale voorversterker toegepast. Telkens als u de instellingen wijzigt, worden de opgeslagen data bijgewerkt. 98

99 Hoofdstuk 10: Andere functies De EXP Pedal Mode wijzigen bij een patchwissel (Assign Hold) Deze instelling bepaalt of de operationele status van de Assign (p. 66) bij een patchwissel al dan niet naar de volgende patch wordt overgedragen. * Assign Hold functioneert niet als de Assign Source Mode op Toggle is ingesteld (waarbij de waarde tussen Min en Max schakelt telkens als u het pedaal indrukt). fig De functies van de knoppen instellen (Knob Mode) Dit bepaalt de manier waarop instellingen worden gewijzigd als u aan de knoppen draait. fig Druk op [SYSTEM] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ] tot Assign Hold op het scherm verschijnt. fig d 3 1. Druk op [SYSTEM] en vervolgens op PARAMETER [ ] [ ] tot Knob Mode op het scherm verschijnt. fig d 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde in te stellen. 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om Assign Hold in te stellen. Waarde De Pedal Assign -status wordt overgedragen. On (Voorbeeld) Als u van patch wisselt terwijl het volume met het zwelpedaal wordt gestuurd, dan krijgt het volume van de volgende patch de waarde die door de huidige positie (hoek) van het pedaal wordt bepaald. Als in de nieuwe patch echter het wah-effect door het zwelpedaal wordt gestuurd, dan krijgt het volume de waarde die in de patch is ingesteld, en het wah-effect krijgt de waarde die door de huidige positie (hoek) van het pedaal wordt bepaald. De Pedal Assign -status wordt niet overgedragen. Off (Voorbeeld) Als u van patch wisselt terwijl het volume door het zwelpedaal wordt gestuurd, dan wordt het volume van de volgende patch bepaald door het volume dat in de nieuwe patch is ingesteld. Als u het zwelpedaal bedient en op die manier gegevens naar de GT-PRO doorstuurt, dan reageert het volume op de beweging van het pedaal. Waarde Immediate Current Setting Als u aan een knop draait, verandert de waarde meteen. Een waarde wordt pas gewijzigd van zodra de positie van de knop de waarde bereikt die in de patch is ingesteld. 3. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Hoofdstuk 3. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. 99

100 Hoofdstuk 10: Andere functies Het Output/Input-niveau selecteren U kunt een keuze maken uit de MAIN OUT -, SUB OUT - en LOOP 1/2 SEND -outputniveaus en de LOOP 1/2 RETURN -inputniveaus. Selecteer een niveau voor het aangesloten apparaat. fig Het effectniveau controleren met de Level Meter U kunt het uitgangsniveau van elk effect meten. Dat is handig om het uitgangsniveau te controleren. fig Druk op [SYSTEM] en daarna op PARAMETER [ ] [ ] om het Level -scherm weer te geven. 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om het uitgangsniveau te selecteren. : +4 dbu, -10 dbu 3. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. MAIN OUT Level fig d SUB OUT Level fig d * De SUB OUT R/L -connectoren (XLR-type) worden niet door het SUB OUT Level beïnvloed. De uitgangssignalen hebben altijd een vast niveau (+4 dbu). LOOP 1/2 SEND Level fig d LOOP 1/2 RETURN Level fig d 3 1. Druk meermaals op [SYSTEM] tot METER op het scherm verschijnt. fig d 2. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om het effect te selecteren waarvan u het uitgangsniveau wilt controleren. Het niveau van ingangssignalen van de INPUT-jack kunt u controleren door Input te selecteren. Selecteer Main Out om de uitgangssignalen van MAIN OUT te controleren. Selecteer Sub Out om de uitgangssignalen van SUB OUT te controleren. * Als het uitgangsniveau te hoog is, kan het zijn dat u niet het beoogde effect verkrijgt. Stel voor elk effect het optimale uitgangsniveau in en controleer met de meter of de naald niet te ver naar rechts wijst. 3. Druk op [EXIT] om naar het Play-scherm terug te keren. Voor meer informatie over de volgende systeeminstellingen, zie p. 62 p. 65. SYS: EXP 1 Func SYS: CC#7 Func SYS: CTL 1 Func SYS: CC#80 Func SYS: CTL 2 Func SYS: CC#1 Func SYS: EXP 2 Func SYS: CTL 3 Func SYS: CTL 4 Func 100

101 Hoofdstuk 10: Andere functies De gitaar stemmen (Tuner/ Bypass) Als u de Tuner inschakelt, stuurt de GT-PRO de input rechtstreeks en onveranderd (bypass) door naar de uitgang, en de stemfunctie wordt geactiveerd. In die omstandigheden is alles klaar om uw gitaar te stemmen. De stemfunctie inschakelen fig Hoe stemmen? 1. Speel één open noot op de snaar die u wilt stemmen. Op het scherm verschijnt de naam van de noot die het dichtst in de buurt ligt van de snaar die u hebt bespeeld. * Speel slechts één noot op die ene snaar die u wilt stemmen. 2. Stem de snaar tot de naam van de snaar op het scherm verschijnt. 7de 6de 5de 4de 3de 2de 1ste Normaal B E A D G B E 1/2 toon lager A# D# G# C# F# A# D# 1 toon lager A D G C F A D 3. Let op de stemwijzer en stem de gitaar tot in het midden staat. 4. Herhaal stap 1 3 tot alle snaren gestemd zijn. Telkens als u op [TUNER/BYPASS] drukt, wordt de stemfunctie in- of uitgeschakeld. Als deze functie is ingeschakeld, brandt het indicatielampje van de [TUNER/BYPASS]-knop. * Als u een gitaar met een tremolohendel stemt, kan het zijn dat na het stemmen van één snaar de andere weer ontstemd zijn. In dat geval moet u de snaar opnieuw op de oorspronkelijke toonhoogte afstemmen en vervolgens de andere snaren stemmen, waarbij u elke snaar herhaaldelijk fijn afstemt. De stemfunctie instellen Schermweergave bij het stemmen De stemfunctie van de GT-PRO toont de nootnaam op de bovenste regel van het scherm en de stemwijzer op de onderste rij, waardoor u het verschil kunt zien tussen het ingangsgeluid en de noot op het scherm. fig d Nootnaam fig , Druk op [TUNER/BYPASS]. Het indicatielampje gaat branden. Als het verschil met de correcte toon minder dan 50 cent bedraagt, geeft de stemwijzer de omvang van het verschil aan. Let op de stemwijzer en stem de gitaar tot in het midden staat. fig Stemwijzer Te hoog Gestemd 2. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om het Tunerscherm weer te geven. fig d (Voorbeeld) 3. Draai aan de PATCH/VALUE-schijf om een waarde in te stellen. 4. Herhaal stap 2 en 3 om de andere parameters in te stellen. Hoofdstuk Te laag 5. Druk op [TUNER/BYPASS] of [EXIT] om naar het Playscherm terug te keren. 101

102 Hoofdstuk 10: Andere functies TUNER Pitch fig d Hz Hiermee stelt u de referentietoonhoogte in. De referentietoonhoogte is de frequentie van A4 (de middelste A op een pianoklavier), die voor het begin van het concert op een instrument (zoals een piano) wordt gespeeld en die door andere instrumenten wordt gebruikt als referentie bij het stemmen. * De fabrieksinstelling voor deze waarde is 440 Hz. TUNER Out fig d Selecteert de output terwijl de stemfunctie is Mute, Bypass, Current ingeschakeld. Mute Het toestel geeft geen geluid weer. Bypass De input van de GT-PRO wordt niet verwerkt maar rechtstreeks en onveranderd naar de uitgang gestuurd. Als u de stemfunctie inschakelt en Bypass is geactiveerd, dan kunt u het volume van het directe geluid regelen met het zwelpedaal dat op de EXP PEDAL 1 -jack is aangesloten of met het EXP-pedaal van de FC-200 (midi CC#7). * Het bypassgeluid wordt in mono verstuurd. Current Kies deze waarde als u wilt stemmen met de klank van de huidige patch. * Deze optie werkt mogelijk niet correct als u effecten gebruikt die de toonhoogte detecteren (Harmonist, Auto Riff enz.). Stemfunctie in-/uitschakelen met het zwelpedaal Als u het zwelpedaal voor het voetvolume gebruikt, selecteert u een van de volgende waarden voor een van de Assign-instellingen (ASSIGN 1 12, p. 66). Met deze instelling kunt u de stemfunctie inschakelen door het zwelpedaal omhoog te laten komen. Target: TUNER On/Off Mode: Normal Target Min: On Act. Range Lo: 0 Target Max: Off Act. Range Hi: Source: EXP PEDAL 1 * U bekomt hetzelfde resultaat met het EXP-pedaal van de FC-200 als u FC-200 EXP als Source selecteert. 102

103 Appendices De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) Het herstellen van de fabrieksinstellingen van de GT-PRO wordt een Factory Reset genoemd. U kunt voor alle instellingen de oorspronkelijke waarden herstellen die bij de productie van de GT-PRO werden geselecteerd. Daarnaast kunt u ook zelf bepalen welke reeks instellingen u precies wilt herstellen. fig Schakel het toestel uit. 2. Schakel het toestel aan terwijl u de PREAMP/ SPEAKER aan/uit-toets en de [TYPE VARIATION]- toets ingedrukt houdt. Het Factory Reset -scherm verschijnt. fig d 2 De reeks instellingen die u wilt herstellen * Druk op [EXIT] om Factory Reset te annuleren. 3. Druk op PARAMETER [ ] [ ] om de cursor te verplaatsen en selecteer met de PATCH/VALUE-schijf het bereik van de instellingen die u wilt herstellen. Waarde System Systeemparameters, Harmonist-toonladders, Auto Riff -frasen en Custom-parameterinstellingen van Preamp/Speaker, Overdrive/Distortion en Wah. Quick De inhoud van de User Quick Settings #1-1 #20-10 Instellingen voor patch nummer 1-1 tot Als u de Factory Reset wilt uitvoeren, drukt u op [ENTER]. De geselecteerde instellingen worden hersteld en u keert terug naar het Play-scherm Lijst van fabrieksinstellingen Parameter Waarde TUNER TUNER Pitch A= 440Hz TUNER Out Bypass OUTPUT SELECT MAIN Output Sel. LINE/PHONES MAIN Low EQ 0dB MAIN Mid EQ 0dB MAIN Mid Freq 500Hz MAIN High EQ 0dB TOTAL NS Thres 0dB TOTAL Rev Level 100% SUB Output Sel. LINE/PHONES SUB Low EQ 0dB SUB Mid EQ 0dB SUB Mid Freq 500Hz SUB High EQ 0dB Output Channel PATCH USB/DGT Out Ch. MAIN USB/DGT Out Lev 100 USB Mix Channel MAIN USB Mix Level 100 SYSTEM LCD Contrast 16 Input Select Guitar In Input Level 0dB Input Pres. 0dB P.Chnge Mode Fast Preamp Mode Patch Patch Extent P40-10 Assign Hold On Knob Mode Immediate EXP1 Func Auto CTL1 Func Assignable CTL2 Func Assignable EXP2 Func Assignable CTL3 Func Assignable CTL4 Func Assignable CC#7 Func Auto CC#80 Func Assignable CC#1 Func Assignable Main Out Lev +4dBu Sub Out Lev +4dBu LP Send Lev -10dBu LP Retrn Lev -10dBu FC-200 Mode Off Ctl Pedal Momentary Bank Lmt 39 PC Out Wait for a NUM. Bank Chng Bank Pedal Only Appendices 103

104 Appendices Parameter Waarde USB Monitor Cmd Disable Dir Monitor On Driver Mode Advanced MIDI RX Channel 1 Omni Mode Omni On TX Channel Rx Device ID 1 Sync Clock Auto PC OUT On EXP 1 OUT CC#7 CTL1 OUT CC#81 CTL2 OUT CC#80 CTL3 OUT Off CTL4 OUT Off MIDI Map Select Fix Manual Mode Pedal 1 Preamp Ch A/B Pedal 2 Solo On/Off Pedal 3 Comp On/Off Pedal 4 OD/DS On/Off Pedal 5 Delay On/Off Pedal 6 Wah On/Off Pedal 7 EQ On/Off Pedal 8 Chorus On/Off Pedal 9 FX-1 On/Off Pedal 10 FX-2 On/Off Pedal Down Patch Num. Dec Pedal Up Patch Num. Inc 104

105 Appendices Midi-implementatietabel GUITAR EFFECTS PROCESSOR Model: GT-PRO Midi-implementatietabel Datum: 14 feb Versie: 1.00 Functie... Verzonden Herkend Opmerkingen Basic Channel Default Changed Memorized Mode Default Messages Altered X X ************** OMNI ON/OFF X X Memorized Note Number : True Voice X ************** X ************** Velocity Note ON Note OFF X X X X After Touch Key's Ch's X X X X Pitch Bend X X 0, O (0-3) O O O O O X O * 1 * 2 * 2 Bank Select Control Change Prog Change : True # O 0-99 O Program Number System Exclusive O O System Common : Song Pos : Song Sel : Tune X X X X X X System Real Time : Clock : Command X O O X Aux Message : All sound off : Local ON/OFF : All Notes OFF : Active Sense : Reset X X X X X X X X O X Opmerkingen Mode 1 : OMNI ON, POLY Mode 3 : OMNI OFF, POLY * 1 CC#0 data met een waarde van 04H of meer, en de CC#32 worden genegeerd. * 2 Herkent boodschappen bestemd voor Assign source (p. 69), Assign CC#7 (p. 64), CC#7/CC#80/CC#1 Function (p. 64) en FC-200 Manual-modus (p. 85). Een aparte publicatie met als titel MIDI Implementation is eveneens verkrijgbaar. Deze brochure geeft meer details over de manier waarop midi in dit toestel is geimplementeerd. Als u deze publicatie nodig hebt (als u bijvoorbeeld op byteniveau gaat programmeren), contacteer dan het dichtstbijzijnde Roland Service Center of een erkende Roland-verdeler. Mode 2 : OMNI ON, MONO Mode 4 : OMNI OFF, MONO O : Ja X : Nee Appendices 105

106 Appendices Specificaties GT-PRO: Guitar Effects Processor AD-omzetting 24-bits + AF methode DA-omzetting 24-bits Samplingfrequentie 44,1 khz Programmageheugens 400: 200 (User) (Preset) Nominaal ingangsniveau INPUT: -10 dbu PRE LOOP RETURN: -10 dbu LOOP 1/2 RETURN: -10 dbu/+4 dbu Ingangsimpedantie INPUT: 1 M¾ PRE LOOP RETURN: 220 k¾ LOOP 1/2 RETURN: 220 k¾ Nominaal uitgangsniveau DIRECT OUT/TUNER OUT: -10 dbu MAIN OUT/SUB OUT: -10 dbu/+4 dbu SUB OUT XLR: +4 dbu PRE LOOP SEND: -10 dbu LOOP 1/2 SEND: -10 dbu/+4 dbu Uitgangsimpedantie DIRECT OUT/TUNER OUT: 2 k¾ MAIN OUT/SUB OUT: 2 k¾ SUB OUT XLR: 600 ¾ PRE LOOP SEND: 2 k¾ LOOP 1/2 SEND: 2 k¾ Digitale uitgang EIAJ CP1201, S/P DIF Bedieningsorganen < Voorpaneel > [INPUT LEVEL]-knop [MAIN OUTPUT]-knop [SUB OUTPUT]-knop (PREAMP/SPEAKER) [TYPE]-knop [GAIN]-knop [BASS]-knop [MIDDLE]-knop [TREBLE]-knop [PRESENCE]-knop [LEVEL]-knop Aan/uit-toets [TYPE VARIATION]-toets CHANNEL-toets A, B [SOLO]-toets [SPEAKER]-toets (Effect aan/uit-toets) [COMP] [OD/DS] [WAH] [EQ] [DELAY] [CHORUS] [REVERB] [FX-1] [FX-2] [AMP CTL 1] [AMP CTL 2] [PRE LOOP] [LOOP 1/2] [ASSIGN] (Overige) PATCH/VALUE-schijf [PARAMETER]-toetsen [OUTPUT SELECT]-toets [SYSTEM]-toets [EXIT]-toets [WRITE]-toets [SHIFT]-toets [TUNER/BYPASS]-toets [NAME/FX CHAIN]-toets [MASTER]-toets [PATCH LEVEL]-knop POWER-schakelaar 106

107 Appendices <Achterpaneel> GND LIFT -schakelaar (SUB OUT) Scherm 16 tekens, 2 regels (verlicht LCD-scherm) 2 tekens, ledjes met 7 segmenten PEAK-indicatielampje Aansluitingen <Voorpaneel> INPUT -jack PHONES -jack <Achterpaneel> INPUT -jack DIRECT OUT/TUNER OUT -jack MAIN OUT -jacks L (MONO)/R SUB OUT -jacks L (MONO)/R SUB OUT -aansluitingen L/R (XLR-type) PRE LOOP SEND -jack PRE LOOP RETURN -jack LOOP 1 SEND -jack LOOP 1 RETURN -jack LOOP 2 SEND -jack LOOP 2 RETURN -jack AMP CTL 1 -jack AMP CTL 2 -jack EXP PEDAL 1 -jack CTL 1/2 -jack CTL 3/4, EXP PEDAL 2 -jack DIGITAL OUT -uitgang (coaxiaal) USB-aansluiting Midi-aansluitingen IN/OUT/THRU Stroomvoorziening 117 V / 230 V / 240 V Stroomverbruik 16 W Afmetingen 482 (W) x 305 (D) x 89 (H) mm (EIA-2U rack mount type) Gewicht 4,8 kg Accessoires Handleiding USB-kabel GT-PRO Software CD-ROM Roland Service (informatieblad) Opties MIDI Foot Controller: FC-200 (Roland), GFC-50 (Roland) Voetschakelaar: FS-5U, FS-5L Dubbele voetschakelaar: FS-6 Zwelpedaal: EV-5 (Roland), FV-300L Kabel voor voetschakelaar: PCS-31 (Roland) (1/4-inch jack (stereo) - 1/4-inch jack (mono) x 2) * 0 dbu = 0,775 Vrms Met het oog op productverbetering kunnen de specificaties en/of het uiterlijk van dit toestel zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. AF Method (Adaptive Focus method) Deze methode is eigendom van BOSS & Roland en verbetert de signaal-ruisverhouding (S/N ratio) van A/ D- en D/A-omzetters aanzienlijk. Appendices 107

108 Appendices GT-PRO Software systeemvereisten Windows Besturingssysteem: Microsoft Windows XP Professional / XP Home Edition / 2000 Professional / Me / 98SE / 98 CPU / kloksnelheid: Pentium, Celeron, Intel-compatibele processor / 600 MHz of hoger Geheugen: 128 MB of meer (256 MB of meer is aanbevolen) OMS (Mac OS 9/8) OMS versie of hoger FreeMIDI (Mac OS 9/8) FreeMIDI versie of hoger Hoewel in de meeste omstandigheden een computer met deze specificaties geschikt is voor de normale werking van de GT-PRO, kan BOSS op basis van die factoren de volstrekte compatibiliteit niet garanderen. Dat komt omdat talloze andere factoren het platform kunnen beïnvloeden, zoals verschillen tussen moederborden en de combinatie van verschillende apparaten. Computer: Een Windows -compatibele computer met een USBaansluiting Schijfruimte: 200 MB of meer Schermresolutie: 800 x 600 pixels of meer / kleuren (High Color 16 bit) of meer (1024 x 768 pixels of meer is aanbevolen) Mac OS Besturingssysteem: Mac OS X v of hoger * Dit systeem werkt niet in de klassieke omgeving van Mac OS X. Mac OS 9.x, Mac OS 8.6 CPU / kloksnelheid: PowerPC G3/600 MHz of sneller (PowerPC G4 aanbevolen) Geheugen: 256 MB of meer (512 MB of meer is aanbevolen) * U moet het virtuele geheugen uitschakelen voor u dit stuurprogramma op Mac OS 9/8 gebruikt. Computer: Apple Macintosh met een ingebouwde USB-poort Schijfruimte: 200 MB of meer Schermresolutie: 800 x 600 pixels of meer / kleuren of meer (1024 x 768 pixels of meer aanbevolen) 108

109 Installatie & configuratie van het USB-stuurprogramma Om de USB-aansluiting van de GT-PRO te gebruiken, moet u eerst het USB-stuurprogramma installeren. Het USB-stuurprogramma staat op de GT-PRO Software CD-ROM. Wat is het USB-stuurprogramma? Het USB-stuurprogramma is software die gegevens uitwisselt tussen de GT-PRO en de applicatie (sequencersoftware e.d.) die op de aangesloten computer draait. Het stuurprogramma stuurt data van de applicatie naar de GT-PRO en van de GT-PRO naar de applicatie. De GT-PRO kan zowel digitale audiosignalen als midiboodschappen ontvangen en verzenden. Application USB connector USB Driver USB cable Computer GT-PRO De informatie over de installatie en configuratie van het stuurprogramma is ingedeeld volgens het soort computer en de Driver-modus die u gebruikt. Ga nu verder met de volgende pagina s. Stuurprogramma: installatie (Windows)... (p. 110) Stuurprogramma: installatie (Macintosh)... (p. 126) 109

110 Stuurprogramma: installatie (Windows) Over de Driver-modi De GT-PRO werkt in twee modi, die elk een ander soort stuurprogramma vereisen. De ene modus gebruikt het speciale stuurprogramma dat u op de cd-rom van de GT-PRO vindt, de andere modus gebruikt het stuurprogramma van Windows. Voor u de stuurprogramma s installeert, moet u de Driver-modus van de GT-PRO instellen. Instructies voor het selecteren van de Driver-modi van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Special Driver Mode Selecteer deze modus als u de GT-PRO via USB op een computer aansluit en GT-PRO Editor of GT-PRO Librarian wilt gebruiken. Gebruik het stuurprogramma van de GT-PRO Software CD-ROM als u geluid van hoge kwaliteit met betrouwbare timing wilt opnemen, afspelen en bewerken. In Special Driver Mode worden audiosignalen tussen de GT-PRO en de computer uitgewisseld met een bit depth van 24 bits en een sample rate van 44,1 khz. Kies Special Driver Mode als u software gebruikt die 24-bits audio ondersteunt, zoals Cakewalk of Cool Edit, of ASIOcompatibele software die hoogwaardige audio kan opnemen, afspelen en bewerken, zoals Cubase of Logic. Normaal gebruikt u Special Driver Mode. * U kunt de MIDI IN/OUT -aansluitingen van de GT-PRO niet als midi-interface voor de computer gebruiken. Standard Driver Mode In dit geval gebruikt u het USB-stuurprogramma dat standaard bij Windows wordt geleverd. In Standard Driver Mode worden audiosignalen tussen de GT-PRO en de computer uitgewisseld met een bit depth van 16 bits en een sample rate van 44,1 khz. Kies deze modus als u software gebruikt die de standaardfuncties van Windows benut, zoals software die de cd-romspeler van uw computer gebruikt om audio-cd s te spelen, of het synthesizerprogramma dat deel uitmaakt van Windows. * Het stuurprogramma van Windows biedt geen ondersteuning van ASIO. * U kunt de MIDI IN/OUT -aansluitingen van de GT-PRO niet als midi-interface voor de computer gebruiken. De installatieprocedure hangt af van uw besturingssysteem. Lees een van de volgende secties, afhankelijk van het systeem dat u gebruikt. Windows XP... (p. 111) Windows (p. 114) Windows Me/98... (p. 117) 110

111 Stuurprogramma: installatie (Windows) Installatie van de Special Driver Windows XP 1 2 Maak alle USB-kabels los, behalve die van het USB-toetsenbord en de USB-muis (indien van toepassing). Open het dialoogvenster System Properties. Meld u aan met een account die beheerdersbevoegdheden heeft (bv. Administrator) Klik op het Windows Start-menu en selecteer Control Panel. 2. In Pick a category klikt u op Performance and Maintenance. 3. In or pick a Control Panel icon klikt u op het System-pictogram. fig Klik op de Hardware-tab en klik dan op [Driver Signing]. Open het dialoogvenster Driver Signing Options. Afhankelijk van uw systeem, kan het zijn dat het System-pictogram meteen in het Control Panel verschijnt (Classic View). Als dat het geval is, dubbelklik dan op Als u de Driver Signing Options wijzigt, stel dan na de installatie van het stuurprogramma de originele waarden opnieuw in In het dialoogvenster Driver Signing Options selecteert u Ignore. Als Ignore al geselecteerd is, klikt u meteen op OK. Als Ignore nog niet geselecteerd is, noteert u de huidige instelling ( Warn of Block ), daarna stelt u Ignore in en klikt u op OK. Klik op OK om het dialoogvenster System Properties te sluiten. Sluit alle applicaties. Sluit ook alle vensters. Als u antivirus-programma s en dergelijke gebruikt, sluit u die ook af. Neem de bijgeleverde cd-rom. Steek de cd-rom in de cd-romspeler van uw computer. Als Windows can perform the same action each time you insert a disk or connect a device with this kind of file op het scherm verschijnt, klikt u op Cancel. 8 9 fig In het Start-menu van Windows selecteert u Run... Het dialoogvenster Run verschijnt. Tik het pad in zoals op de afbeelding hieronder wordt getoond, en klik op OK. (station): \Driver\USB_XP2k\SETUPINF.EXE * In dit voorbeeld is de naam van het station D:, maar op uw systeem kan dat een andere letter zijn. Gebruik de naam van uw cd-romstation. De naam van het station controleren. In het Start-menu selecteert u My Computer. In het venster dat nu verschijnt, controleert u de naam van de cd-romspeler waarin u in stap 7 de cd-rom hebt gestoken. De letter (bv. D: of E:) bij het cdrompictogram is de naam van het 10 Het dialoogvenster SetupInf verschijnt. Nu is alles klaar om het stuurprogramma te installeren. Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Advanced. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). 111

112 Stuurprogramma: installatie (Windows) Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. De Found New Hardware Wizard verschijnt op het scherm. * Misschien verschijnt de boodschap Can Windows connect to Windows Update to search for software? Als dat het geval is, selecteer dan No, not this time en klik op Next. Op het scherm verschijnt Please choose your search and installation options. Selecteer Install from a list or specific location (Advanced) en klik op Next. Op het scherm verschijnt Please choose your search and installation options. Selecteer Don t search. I will choose the driver to install en klik op Next. Zorg dat in het Model -veld BOSS GT-PRO verschijnt en klik op Next. Nu start de installatie van het stuurprogramma. Als What action do you want Windows to take? (stap 4) niet op Ignore was ingesteld, dan verschijnt het dialoogvenster Hardware Installation. Een dialoogvenster met het symbool! verschijnt op het scherm. 1. Klik op Continue Anyway. 2. Ga door met de installatie. Een dialoogvenster met het symbool x verschijnt op het scherm. 1. Klik op OK Het dialoogvenster Insert Disk verschijnt. Klik op OK. Het dialoogvenster Files Needed verschijnt. Tik het volgende in het Copy files from -veld en klik daarna op OK. (station):\driver\usb_xp2k * Gebruik de naam van uw cd-romstation. Als het dialoogvenster Insert Disk niet verschijnt, gaat u verder met de volgende stap. Als What action do you want Windows to take? (stap 4) niet op Ignore was ingesteld, dan verschijnt het dialoogvenster Hardware Installation. Een dialoogvenster met het symbool! verschijnt op het scherm. 1. Klik op Continue Anyway Op het scherm verschijnt Completing the Found New Hardware Wizard. Klik op Finish. Zodra de installatie van het stuurprogramma is beëindigd, verschijnt het dialoogvenster System Settings Change. Klik op Yes. Windows start automatisch opnieuw op. Als het dialoogvenster System Setting Change niet verschijnt, start u Windows opnieuw op via het Start-menu. 112

113 Stuurprogramma: installatie (Windows) Als u de Driver Signing Options in stap 4 (p. 111) had gewijzigd, selecteert u na het opnieuw opstarten van Windows terug de oorspronkelijke waarde. 1. Meld u aan met dezelfde account als die waarmee u het stuurprogramma hebt geïnstalleerd. 2. In het Start-menu van Windows selecteert u Control Panel. 3. In Pick a category klikt u op Performance and Maintenance. 4. In or pick a Control Panel icon klikt u op het System-pictogram. Het dialoogvenster System Properties verschijnt. * Afhankelijk van uw systeem kan het zijn dat het System-pictogram meteen in het Control Panel verschijnt (Classic View). Als dat het geval is, dubbelklik dan op het System-pictogram. 5. Klik op de Hardware-tab en klik dan op Driver Signing. Het dialoogvenster Driver Signing Options verschijnt op het scherm. 6. In Driver Signing Options herstelt u de vorige waarde ( Warn of Block ) en daarna klikt u op OK. 7. Klik op OK. Het dialoogvenster System Properties wordt gesloten. Vervolgens moet u uw computer zo instellen dat background services voorrang krijgen. Dit zorgt ervoor dat de verwerking van geluid en midi vlot verloopt. Voorrang verlenen aan background services Als u deze optie niet instelt, kunnen storingen in het geluid optreden. Om ervoor te zorgen dat geluid en midi vlot worden verwerkt, stelt u de volgende optie in Open het dialoogvenster System Properties. 1. In het Start-menu van Windows selecteert u Control Panel. 2. In Pick a category klikt u op Performance and Maintenance. 3. In or pick a Control Panel icon klikt u op het System-pictogram. Klik op de Advanced-tab. Aan de rechterkant van het Performance-vak klikt u op Settings. Het dialoogvenster Performance Options verschijnt. fig Klik op de Advanced-tab. In Processor Scheduling selecteert u Background services en daarna klikt u op OK. In het dialoogvenster System Properties klikt u op OK. Het dialoogvenster System Properties wordt gesloten. Afhankelijk van uw systeem, kan het zijn dat het System-pictogram meteen in het Control Panel verschijnt (Classic View). Als dat het geval is, dubbelklik dan op het Ga nu verder met de apparaatinstellingen. ( Instellingen van het stuurprogramma (p. 123)) 113

114 Stuurprogramma: installatie (Windows) Windows Maak alle USB-kabels los, behalve die van het USB-toetsenbord en de USB-muis (indien van toepassing). Open het dialoogvenster System Properties. 1. Klik op de Start-knop van Windows en selecteer Settings Control Panel in het Startmenu. 2. In Control Panel dubbelklikt u op het System-pictogram. fig Klik op de Hardware-tab en klik dan op Driver Signing. Het dialoogvenster Driver Signing Options verschijnt op het scherm. Zorg dat File signature verification op Ignore is ingesteld. Als Ignore al geselecteerd is, klikt u meteen op OK. Als dat niet het geval is, noteert u de huidige instelling ( Warn of Block ). Selecteer vervolgens Ignore en klik op OK. Meld u aan met een account die beheerdersbevoegdheden heeft (zoals Administrator). Als u een nieuwe optie voor File signature verification hebt ingesteld, moet u na de installatie van het stuurprogramma de oorspronkelijke Klik op OK om het dialoogvenster System Properties te sluiten. Sluit alle applicaties. Sluit ook alle vensters. Als u antivirus-programma s en dergelijke gebruikt, sluit u die ook af. Neem de cd-rom. Steek de cd-rom in de cd-romspeler van uw computer. Klik op de Start-knop van Windows. In het menu dat nu verschijnt, selecteert u Run... Het dialoogvenster Run... verschijnt. In het dialoogvenster dat nu verschijnt, tikt u het volgende in het invoervak Open, en daarna klikt u op OK. fig De stationsnaam controleren Dubbelklik op het pictogram My Computer op het Bureaublad van Windows. In het venster dat nu verschijnt, controleert u de naam van het cd-romstation waarin u in stap 7 de cd-rom hebt gestoken. De letter (bv. D: of E:) bij het cdromstation is de stationsnaam (stationsnaam): \Driver\USB_XP2k\SETUPINF.EXE * In het voorbeeld hierboven is de stationsnaam D:. Op uw computer kan de stationsnaam verschillen. Gebruik de naam van uw cd-romstation. Het dialoogvenster SetupInf verschijnt. Nu is alles klaar om het stuurprogramma te installeren. Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Advanced. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. 114

115 Stuurprogramma: installatie (Windows) Als voor File signature verification (stap 4) een andere waarde dan Ignore is geselecteerd, dan verschijnt het dialoogvenster Digital Signature Not Found. Als Warn is geselecteerd 1. Klik op Yes. 2. Ga door met de installatie. Als Block is geselecteerd 1. Klik op OK. 2. Als de Found New Hardware Wizard verschijnt, klikt u op Finish. 3. Keer terug naar stap 1 (p. 114) en volg de installatieprocedure van bij het begin Het dialoogvenster Insert Disk verschijnt. Klik op OK. Het dialoogvenster Files Needed verschijnt. Tik het volgende in het invoervak Copy files from en klik daarna op OK. (stationsnaam): \Driver\USB_XP2k * Gebruik de naam van uw cd-romstation. Als het dialoogvenster Insert Disk niet verschijnt, gaat u verder met de volgende stap. Als voor File signature verification (stap 4) een andere waarde dan Ignore is geselecteerd, dan verschijnt het dialoogvenster Digital Signature Not Found. Als Warn is geselecteerd 1. Klik op Yes. 2. Ga door met de installatie Op het scherm verschijnt Completing the Found New Hardware Wizard. Klik op Finish. Het dialoogvenster System Settings Change verschijnt. Klik op Yes. Windows start automatisch opnieuw op. Als u de optie File signature verification in stap 4 (p. 114) had gewijzigd, selecteert u na het opnieuw opstarten van Windows terug de oorspronkelijke waarde. 1. Nadat Windows opnieuw is opgestart, meldt u zich aan met een account die over beheerdersbevoegdheden beschikt (zoals Administrator). 2. Op het Bureaublad van Windows klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram My Computer en vervolgens selecteert u Properties. Het dialoogvenster System Properties verschijnt. 3. Klik op de Hardware-tab en klik dan op Driver Signing. Het dialoogvenster Driver Signing Options verschijnt op het scherm. 4. Stel de optie File signature verification terug in op de oorspronkelijke waarde ( Warn of Block ) en klik op OK. De installatie van het stuurprogramma is nu beëindigd. Vervolgens kunt u best de achtergrondverwerking op uw computer activeren, zodat de verwerking van geluid en midi zo vlot mogelijk verloopt. ( Voorrang verlenen aan background services (p. 116)) 115

116 Stuurprogramma: installatie (Windows) Voorrang verlenen aan background services Activeer in Windows 2000 de achtergrondverwerking. Zoniet zult u mogelijk storingen in het geluid horen. Om ervoor te zorgen dat midi en geluid vlot worden verwerkt, volgt u deze stappen om de juiste opties in te stellen Klik op de Start-knop van Windows en selecteer Settings Control Panel in het Start-menu. In Control Panel dubbelklikt u op het System-pictogram. Klik op de Advanced-tab. Rechts van het Performance-veld klikt u op Performance Options. Het dialoogvenster Performance Options verschijnt. fig In Application response selecteert u Background services en daarna klikt u op OK. 5 Klik op OK om het dialoogvenster System Properties te sluiten. Ga nu verder met de apparaatinstellingen. ( Instellingen van het stuurprogramma (p. 123)) 116

117 Stuurprogramma: installatie (Windows) Windows Me/ Sluit de GT-PRO op de computer aan en start Windows. Maak alle USB-kabels los, behalve die van het USB-toetsenbord en de USB-muis (indien van toepassing). Sluit alle applicaties. Sluit ook alle vensters. Als u antivirus-programma s en dergelijke gebruikt, sluit u die ook af. Neem de cd-rom. Steek de cd-rom in de cd-romspeler van uw computer. Klik op de Start-knop van Windows. In het menu dat nu verschijnt, selecteert u Run... Het dialoogvenster Run... verschijnt In het dialoogvenster dat nu verschijnt, tikt u het volgende in het invoervak Open, en daarna klikt u op OK. fig (stationsnaam): \Driver\USB_Me98\SETUPINF.EXE * In het voorbeeld hierboven is de stationsnaam D:. Op uw computer kan de stationsnaam verschillen. Gebruik de naam van uw cd-romstation. Het dialoogvenster SetupInf verschijnt. Nu is alles klaar om het stuurprogramma te installeren. Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Advanced. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. Het stuurprogramma wordt automatisch geïnstalleerd. In het dialoogvenster SetupInf klikt u op OK. De stationsnaam controleren Dubbelklik op het pictogram My Computer op het Bureaublad van Windows. In het venster dat nu verschijnt, controleert u de naam van het cd-romstation waarin u in stap 3 de cd-rom hebt gestoken. De letter (bv. D: of E:) bij het cd- Als op het scherm de boodschap verschijnt dat u Windows opnieuw moet opstarten, start u Windows Ga nu verder met de apparaatinstellingen. ( Instellingen van het stuurprogramma (p. 123)) 117

118 Stuurprogramma: installatie (Windows) Installatie van de Standard Driver De installatieprocedure hangt af van uw besturingssysteem. Lees een van de volgende secties, afhankelijk van het systeem dat u gebruikt. Windows XP/ (p. 118) Windows Me... (p. 119) Windows (p. 120) Windows XP/ Sluit de GT-PRO op de computer aan en start Windows. Maak alle USB-kabels los, behalve die van het USB-toetsenbord en de USB-muis (indien van toepassing). Sluit alle applicaties. Sluit ook alle vensters. Als u antivirus-programma s en dergelijke gebruikt, sluit u die ook af. Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Standard. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. De GT-PRO wordt automatisch gedetecteerd en het stuurprogramma wordt geïnstalleerd. Als de installatie beëindigd is, start u de computer opnieuw op. Ga nu verder met de instellingen van het stuurprogramma. ( Instellingen van het stuurprogramma (p. 123)) 118

119 Stuurprogramma: installatie (Windows) Windows Me Sluit de GT-PRO op de computer aan en start Windows. Maak alle USB-kabels los, behalve die van het USB-toetsenbord en de USB-muis (indien van toepassing). Sluit alle applicaties. Sluit ook alle vensters. Als u antivirus-programma s en dergelijke gebruikt, sluit u die ook af. Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Standard. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. Windows detecteert de GT-PRO en het dialoogvenster Add New Hardware Wizard verschijnt op het scherm. fig Zorg dat Automatic search for a better driver (Recommended) geselecteerd is en klik op Next. Nu start de detectie van het stuurprogramma. Als het stuurprogramma gevonden is, begint de installatie. Als de installatie beëindigd is, brengt een dialoogvenster u hiervan op de hoogte. fig Klik op Finish. Start de computer opnieuw op. Ga nu verder met de instellingen van het stuurprogramma. ( Instellingen van het stuurprogramma (p. 123)) 119

120 Stuurprogramma: installatie (Windows) Windows 98 Eerst wordt het USB-stuurprogramma geïnstalleerd en daarna het audio-stuurprogramma. Volg deze stappen om de stuurprogramma s te installeren Sluit de GT-PRO op de computer aan en start Windows. Maak alle USB-kabels los, behalve die van het USB-toetsenbord en de USB-muis (indien van toepassing). Sluit alle applicaties. Sluit ook alle vensters. Als u antivirus-programma s en dergelijke gebruikt, sluit u die ook af. Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Standard. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Steek de installatie-cd van Windows in het cd-romstation van uw computer. Schakel de GT- PRO uit en sluit hem met de USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. Het apparaat wordt automatisch gedetecteerd en het dialoogvenster Add New Hardware Wizard verschijnt op het scherm. fig Klik op Next. Als What do you want Windows to do? verschijnt, selecteert u Search for the best driver for your device (Recommended) en klikt u op Next. fig Hieronder ziet u het dialoogvenster dat nu verschijnt. fig

121 Stuurprogramma: installatie (Windows) 8 Kruis CD-ROM drive aan en klik op Next. Nu verschijnt het volgende dialoogvenster: fig Klik op Next. Het stuurprogramma wordt geïnstalleerd. Als de installatie-cd van Windows niet in het cd-romstation zit, verschijnt mogelijk het dialoogvenster Insert Disk. Steek in dat geval de installatie-cd van Windows in het cdromstation en klik op OK. fig Als het stuurprogramma van het USB-apparaat geïnstalleerd is, verschijnt het volgende dialoogvenster op het scherm: fig Klik op Finish. Nu wordt het audio-apparaat automatisch gedetecteerd en het dialoogvenster Add New Hardware Wizard verschijnt op het scherm. fig

122 Stuurprogramma: installatie (Windows) 11 Klik op Next en ga vervolgens verder met stap Als het stuurprogramma van het audio-apparaat geïnstalleerd is, verschijnt het volgende dialoogvenster op het scherm: fig Klik op Finish. De stuurprogramma s van het USB-apparaat en van het audio-apparaat zijn nu geïnstalleerd. Start de computer opnieuw op. Ga nu verder met de instellingen van het stuurprogramma. ( Instellingen van het stuurprogramma (p. 123)) 122

123 Stuurprogramma: installatie (Windows) Instellingen van het stuurprogramma Over de input- en outputapparaten Om optimale resultaten met uw software te bekomen, moet u de juiste apparaatinstellingen selecteren. Het audiostuurprogramma van de GT-PRO ondersteunt WDM en ASIO 2.0. Audio-apparaten Outputapparaat BOSS GT-PRO WDM MME BOSS GT-PRO Out MME Inputapparaat BOSS GT-PRO WDM MME BOSS GT-PRO In MME ASIO-apparaat BOSS GT-PRO ASIO Midi-apparaten MIDI OUT MIDI IN BOSS GT-PRO Control Wanneer u BOSS GT-PRO selecteert als outputpoort voor de GT-PRO Editor/Librarian, sequencersoftware enz., dan kunt u de GT-PRO sturen met System Exclusive - en andere boodschappen. BOSS GT-PRO Control Wanneer u BOSS GT-PRO selecteert als inputpoort voor de GT-PRO Editor/Librarian, sequencersoftware enz., dan kunt gegevens van de GT-PRO ontvangen met System Exclusive - en andere boodschappen. * Voor meer informatie over het configureren van uw applicaties, raadpleegt u best de handleidingen van die applicaties. * Als u de GT-PRO niet kunt selecteren in de apparaatinstellingen van uw software, dan kan het zijn dat het stuurprogramma van de GT-PRO niet correct is geïnstalleerd. Installeer het stuurprogramma in dat geval opnieuw. WDM Gebruik dit als u de GT-PRO met de volgende applicaties of in de volgende situaties gebruikt: Traditionele applicaties zoals Media Player (zie Instellingen van het input-/outputapparaat (p. 124) voor meer informatie over de instellingen) WDM-compatibele applicaties zoals SONAR DirectSound-compatibele applicaties ASIO Gebruik dit als u de GT-PRO gebruikt met ASIO-compatibele applicaties zoals Cubase. In de ASIO-instelling van uw applicatie selecteert u BOSS GT-PRO. * Om loop-feedback of dubbele monitoring van het geluid te voorkomen, schakelt u de monitoring in uw applicatie uit, of activeert u ASIO Direct Monitor in de applicatie. * Als u de GT-PRO met ASIO gebruikt, raden we af om in uw applicatie Microsoft GS Wavetable SW Synth te activeren. (Dat geeft een lagere belasting en maakt het makkelijker om de buffer van de driver aan te passen.) MME Normaal gebruikt u WDM of ASIO. Gebruik dit in de volgende situatie, als u een applicatie gebruikt die geen ondersteuning biedt voor de WDM-drivermodus of voor ASIO: Opname of weergave van 24-bits data. 123

124 Stuurprogramma: installatie (Windows) Instellingen van het input-/outputapparaat Als u de GT-PRO met de Windows Media Player gebruikt, stelt u de input-/outputapparaten als volgt in. De manier waarop u apparaatinstellingen maakt, hangt af van de software die u gebruikt. Meer details vindt u in de handleiding van uw software. Windows XP Afhankelijk van uw systeem, kan het zijn dat het System-pictogram meteen in het Control Panel verschijnt (Classic View). Als dat het geval is, dubbelklik dan op het 1 Open het dialoogvenster Sound, Speech, and Audio Devices Properties In het Start-menu van Windows selecteert u Control Panel. 2. In Pick a category klikt u op Sound, Speech, and Audio Devices. 3. In or pick a Control Panel icon klikt u op het Sounds and Audio Devices-pictogram. Klik op de Audio-tab. fig In de groepsvakken Sound playback en Sound recording klikt u op Default device-veld. Voor deze velden selecteert u telkens het volgende apparaat: Als u de Standard Driver gebruikt, selecteert u GT-PRO of USB Audio Device. Sound playback Sound recording BOSS GT-PRO BOSS GT-PRO 4 Klik op OK om het dialoogvenster Sounds and Audio Devices Properties te sluiten. Nu is de configuratie van de audio-input/output voltooid Windows 2000/Me Open het dialoogvenster Sounds and Multimedia Properties. 1. Klik op de Start-knop van Windows en selecteer Settings Control Panel in het Startmenu. 2. In Control Panel dubbelklikt u op het Sounds and Multimedia-pictogram om het dialoogvenster Sounds and Multimedia Properties te openen. Klik op de Audio-tab. fig In de groepsvakken Sound Playback en Sound Recording klikt u op het pijltje rechts van Preferred device en u selecteert de volgende waarde in de lijst: Als het Sound and Multimediapictogram niet zichtbaar is, klikt u in de linkerkolom op Show all control panel options. Als u de Standard Driver gebruikt, selecteert u GT-PRO of USB Audio Device. Sound playback Sound recording BOSS GT-PRO BOSS GT-PRO 4 Sluit het dialoogvenster Sound, Speech, and Audio Devices Properties. Klik op OK om uw instellingen te bevestigen. Nu is de configuratie van de audio-input/output voltooid. 124

125 Stuurprogramma: installatie (Windows) Windows 98 Klik op de Start-knop van Windows en selecteer Settings Control Panel in het Start-menu. Het Control Panel verschijnt. In het Control Panel dubbelklikt u op het Multimedia-pictogram. Klik op de Audio-tab. fig In de groepsvakken Sound Playback en Sound Recording klikt u op het pijltje rechts van Preferred device en u selecteert de volgende waarde in de lijst: Als u de Standard Driver gebruikt, selecteert u GT-PRO of USB Audio Device. Sound playback Sound recording BOSS GT-PRO BOSS GT-PRO 5 Klik op OK om het dialoogvenster Multimedia Properties te sluiten. Nu is de configuratie van de audio-input/output voltooid. Software-instellingen Voor u uw software opstart, moet u de GT-PRO met een USB-kabel op uw computer aansluiten. Als u in uw applicatie de audio-input/output kunt configureren, selecteer dan BOSS GT-PRO. Meer details vindt u in de handleiding van uw software. 125

126 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) Over de Driver-modi De GT-PRO werkt in twee modi, die elk een ander soort stuurprogramma vereisen. De ene modus gebruikt het speciale stuurprogramma dat u op de cd-rom van de GT-PRO vindt, de andere modus gebruikt het stuurprogramma van Mac OS. Voor u de stuurprogramma s installeert, moet u de Driver-modus van de GT-PRO instellen. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Special Driver Mode Selecteer deze modus als u de GT-PRO via USB op een computer aansluit en GT-PRO Editor of GT-PRO Librarian wilt gebruiken. Gebruik het stuurprogramma van de GT-PRO Software CD-ROM als u geluid van hoge kwaliteit met betrouwbare timing wilt opnemen, afspelen en bewerken. In Special Driver Mode worden audiosignalen tussen de GT-PRO en de computer uitgewisseld met een bit depth van 24 bits en een sample rate van 44,1 khz. Kies Special Driver Mode als u software gebruikt die 24-bits audio ondersteunt, zoals Cakewalk of Cool Edit, of ASIOcompatibele software die hoogwaardige audio kan opnemen, afspelen en bewerken, zoals Cubase of Logic. In Special-modus kan de GT-PRO geen audiodata van de Macintosh sound manager weergeven (zoals audio-cd s of waarschuwingsgeluiden). Normaal gebruikt u Special Driver Mode. * U kunt de MIDI IN/OUT -aansluitingen van de GT-PRO niet als midi-interface voor de computer gebruiken. * Het stuurprogramma voor Mac OS 9 kan ook voor Mac OS 8.6 gebruikt worden. Zie Mac OS 9 (p. 129). Standard Driver Mode In dit geval gebruikt u het USB-stuurprogramma dat standaard bij Mac OS wordt geleverd. In Standard Driver Mode worden audiosignalen tussen de GT-PRO en de computer uitgewisseld met een bit depth van 16 bits en een sample rate van 44,1 khz. Kies deze modus als u software gebruikt die de standaardfuncties van Mac OS benut, zoals software die de cd-romspeler van uw computer gebruikt om audio-cd s te spelen, of het synthesizerprogramma dat deel uitmaakt van Mac OS. * Het stuurprogramma van Mac OS biedt geen ondersteuning van ASIO. * U kunt de MIDI IN/OUT -aansluitingen van de GT-PRO niet als midi-interface voor de computer gebruiken. * Het gebruik van de Standard Driver wordt niet door Mac OS 8.6 ondersteund. Gebruik in dat geval de Special Driver Mode. De installatieprocedure hangt af van uw besturingssysteem. Lees een van de volgende secties, afhankelijk van het systeem dat u gebruikt. Mac OS X... (p. 127) Mac OS 9... (p. 129) 126

127 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) Installatie van de Special Driver Mac OS X Installatie van het stuurprogramma Maak alle USB-kabels los, behalve die van het toetsenbord en de muis, en start uw Macintosh opnieuw op. Neem de cd-rom. Steek de cd-rom in de cd-romspeler van uw computer. In de Driver (Mac OS X)-map van de cd-rom dubbelklikt u op GTPROUSBDriver.pkg. Op het scherm verschijnt Welcome to the BOSS GT-PRO USB Driver Installer. Klik op Continue. Als tijdens de installatie het dialoogvenster Authenticate verschijnt, tik dan uw wachtwoord in Het is mogelijk dat de volgende melding verschijnt: This Installer package needs to run a program to determine if it can be installed. Do you want to continue? Als dat het geval is, klik dan op Continue om verder te gaan Op het scherm verschijnt Select a Destination. Selecteer het station waarop het besturingssysteem is geïnstalleerd en klik daarna op Continue. Op het scherm verschijnt Easy Install. Klik op Install of Upgrade. Op het scherm verschijnt Installing this software requires you to restart your computer when the installation is done. Klik op Continue Installation. Op het scherm verschijnt The software was successfully installed. Klik op Restart om uw computer opnieuw op te starten. Selecteer uw opstartschijf als station. De installatie van het stuurprogramma van de GT-PRO is nu voltooid. Ga nu verder met de instellingen van het stuurprogramma. ( Instellingen van het stuurprogramma (p. 128)) 127

128 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) Instellingen van het stuurprogramma Instellingen van het input-/outputapparaat Als u de GT-PRO wilt gebruiken met de itunes-software van uw Macintosh, selecteer dan de volgende input-/outputapparaten. De procedure voor apparaatinstellingen verschilt naar gelang van de software die u gebruikt. Meer details vindt u in de handleiding van uw software GT-PRO 7 Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Advanced. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. Open System Preferences en klik op Sound. In de Sound Effects-tab stelt u de optie Play alerts and sound effects through in op BOSS GT-PRO 44.1 khz. In de Output-tab stelt u de optie Choose a device for sound output in op BOSS GT-PRO 44.1 khz. In de Input-tab stelt u de optie Choose a device for sound input in op BOSS GT-PRO 44.1 khz. Als u alle opties hebt ingesteld, sluit u het dialoogvenster. * In de sequencer moet u voor de nodige midi-apparaatinstellingen zorgen. Meer details vindt u in de handleiding van uw sequencersoftware. Als u geluid wilt weergeven via de interne luidsprekers van uw Macintosh, selecteer dan Internal speakers in de Output-tab. Als u wilt vermijden dat waarschuwingssignalen naar de GT- PRO worden gestuurd, kiest u Internal speakers voor de optie Play alerts and sound effects Opgelet Voor u uw software met de GT-PRO gebruikt, moet u op het volgende letten: Voor u uw software opstart, moet u de GT-PRO met een USB-kabel op uw computer aansluiten. Maak de USB-kabel niet los terwijl de software draait. Sluit het programma voor u de USB-kabel van de GT-PRO loskoppelt. Schakel de slaapstand van uw Macintosh uit. De GT-PRO werkt niet in de Classic-omgeving van Mac OS X. Gebruik het apparaat dus niet in de Classic-omgeving. Afhankelijk van het Macintosh-model dat u gebruikt, zou het kunnen dat het systeem instabiel wordt als u de Macintosh opstart terwijl de GT-PRO is aangesloten. In dat geval start u eerst de Macintosh op, en sluit u pas daarna de GT-PRO aan. Software-instellingen Voor u uw software opstart, moet u de GT-PRO met een USB-kabel op uw computer aansluiten. Als u in uw applicatie de audio-input/output en midi kunt configureren, selecteer dan BOSS GT-PRO. Meer details vindt u in de handleiding van uw software. 128

129 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) Mac OS 9 Installatie van het stuurprogramma Gebruik OMS of FreeMIDI als midi-stuurprogramma. De bijgeleverde GT-PRO driver is een module om de GT-PRO met OMS of FreeMIDI te kunnen gebruiken. * OMS of FreeMIDI moeten op uw Macintosh geïnstalleerd zijn, naar gelang van het sequencerprogramma dat u gebruikt. OMS vindt u op de cd-rom in de map OMS E onder OMS (Mac OS 9). Als u meer over OMS wilt weten, raadpleeg dan het bestand OMS_2.3_Mac.pdf in dezelfde map. Koppel de GT-PRO los van uw Macintosh voor u de installatie uitvoert. Als de GT-PRO al op uw Macintosh is aangesloten voor u het stuurprogramma installeert, dan verschijnt de onderstaande boodschap wanneer u de Macintosh opstart. Volg de onderstaande instructies, naar gelang van de melding die u ziet verschijnen. Als de volgende melding verschijnt: Software needed for the USB device GT-PRO is not available. Would you like to look for the software on the Internet? klik dan op Cancel. Als de volgende melding verschijnt: The software needed to use the USB device GT-PRO cannot be found. Please refer to the device documentation to install the necessary software. klik dan op OK. Volg deze stappen om het stuurprogramma van de GT-PRO te installeren Sluit alle applicaties. Als u antivirus-programma s en dergelijke gebruikt, sluit u die ook af. Neem de cd-rom. Steek de cd-rom in de cd-romspeler. Dubbelklik op het pictogram GT-PRO Driver-E Installer (in de map Driver E (Mac OS 9) op de cd-rom) om het installatieprogramma te starten. Controleer de installatiemap en klik op Install. fig * Als u deze melding ziet verschijnen, klik dan op Continue. De andere applicaties worden gesloten en de installatie gaat verder. Uiteindelijk verschijnt de melding Installation was successful. Klik op Restart om uw Macintosh opnieuw op te starten. 129

130 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) OMS-instellingen Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Advanced. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. In de map Opcode opent u de map OMS Applications en dubbelklikt u op het pictogram OMS Setup. fig * De eerste keer dat u OMS opstart, verschijnt het dialoogvenster Create a New Studio Setup. Klik op OK. Als dit niet de eerste keer is, selecteer dan New Studio Setup in het File-menu. fig * Als het dialoogvenster Apple Talk verschijnt, selecteer dan Turn It Off. In het dialoogvenster dat daarna verschijnt, klikt u op OK. fig Nu verschijnt het dialoogvenster OMS Driver Search op het scherm. fig Klik op Search. 130

131 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) 6 Als het zoeken voltooid is, controleert u of in het dialoogvenster OMS Driver Setup de optie BOSS GT-PRO verschijnt, en vervolgens klikt u op OK. fig * Als BOSS GT-PRO niet in het dialoogvenster verschijnt, controleert u of de GT-PRO correct is aangesloten, en vervolgens start u de OMS-installatie opnieuw. Controleer of het dialoogvenster OMS MIDI Device Setup de optie GT-PRO bevat. Selecteer dan alle aankruisvakjes van de BOSS GT-PRO en klik op OK. Nu verschijnt een dialoogvenster waarmee u de instellingen in een bestand kunt bewaren. fig * Ook voor andere aangesloten midi-apparaten kruist u de poorten aan die u wilt gebruiken. Voor meer informatie over de configuratie raadpleegt u de handleiding van het midi-apparaat. * BOSS/Roland biedt geen garanties of ondersteuning voor de werking van midi-apparaten van andere producenten. Contacteer zo nodig de producent van uw midi-apparaat. Voer de gewenste bestandsnaam in en klik op Save. In Studio Setup wijzigt u de naam van het midi-apparaat dat op de GT-PRO is aangesloten als volgt. Klik op de naam van het apparaat om hem te wijzigen. BOSS GT-PRO: GT-PRO Control fig In het menu File selecteert u Save. 131

132 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) 11 In het menu Edit selecteert u OMS MIDI Setup. In het dialoogvenster OMS MIDI Setup, dat nu verschijnt, kruist u de optie Run MIDI in background aan, en vervolgens klikt u op OK. fig Sluit OMS Setup. Configureer nu de apparaatinstellingen in uw sequencerprogramma. Voor meer informatie over de configuratie raadpleegt u de handleiding van het programma. Installeer vervolgens het ASIO-stuurprogramma. ( Installatie van het ASIO-stuurprogramma (p. 135)) 132

133 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) FreeMIDI-instellingen Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Advanced. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. Open de map FreeMIDI Applications en dubbelklik op het pictogram FreeMIDI Setup. fig * De eerste keer dat u FreeMIDI opstart, verschijnt het dialoogvenster Welcome to FreeMIDI!. Klik op Continue. Als dit niet de eerste keer is, selecteer dan FreeMIDI Preferences in het menu File. fig * Als de melding OMS is installed on this computer... verschijnt, klikt u op FreeMIDI. Zorg dat in het dialoogvenster FreeMIDI Preferences de optie Use OMS when available niet is aangekruist. Als de optie toch is aangekruist, verwijdert u de selectie en start u FreeMIDI opnieuw op. In het dialoogvenster FreeMIDI Preferences selecteert u de optie GT-PRO Port, die u terugvindt onder GT-PRO Driver in het vak MIDI Configuration, en daarna klikt u op OK. fig * Als GT-PRO Driver niet in het dialoogvenster verschijnt, controleert u of de GT-PRO correct is aangesloten, en vervolgens start u de FreeMIDI-installatie opnieuw. Het dialoogvenster About Quick Setup verschijnt. fig * Als het dialoogvenster niet verschijnt, selecteert u Quick Setup in het menu Configuration. Klik op Continue. 133

134 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) 8 In het dialoogvenster dat nu verschijnt, stelt u Studio Location: in op GT-PRO,GT-PRO Port, en vervolgens klikt u op >>Add>>. fig Als u alle opties hebt ingesteld, klikt u op Done. Nu verschijnt een nieuw venster. In dit venster wijzigt u de naam van het midi-apparaat dat op de GT-PRO is aangesloten als volgt. Klik op de naam van het apparaat om hem te wijzigen. Device 1: GT-PRO Control fig In het menu File selecteert u Save om uw instellingen te bewaren. Sluit FreeMIDI Setup. Configureer nu de apparaatinstellingen in uw sequencerprogramma. Voor meer informatie over de configuratie raadpleegt u de handleiding van het programma. Installeer vervolgens het ASIO-stuurprogramma. ( Installatie van het ASIO-stuurprogramma (p. 135)) 134

135 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) Installatie van het ASIO-stuurprogramma De installatie van het midi-stuurprogramma is noodzakelijk, zelfs als u de GT-PRO alleen met audiosignalen gebruikt. Zorg dat u het midi-stuurprogramma installeert voor u het ASIO-stuurprogramma installeert. Dit deel beschrijft de installatie van het ASIO-stuurprogramma, dat uw sequencersoftware of uw software voor geluidsbewerking toegang tot de GT-PRO geeft. * Voor meer informatie over de installatie en configuratie van het ASIO-stuurprogramma raadpleegt u het bestand Readme_E.htm in de map Driver E (Mac OS 9) op de cd-rom. De GT-PRO kan geen audiodata van de Macintosh sound manager weergeven (zoals audiocd s of waarschuwingsgeluiden). ASIO (Steinberg Audio Stream In/Out Interface) is een geluidsinterface-standaard die door Steinberg Corporation wordt gepromoot. Als u de GT- PRO met ASIO-compatibele software gebruikt, verbetert de precisie van de synchronisatie, wat voor een meer geavanceerde productie-omgeving zorgt. Het ASIO-stuurprogramma van de GT-PRO ondersteunt de volgende input-/outputkanalen. Audio-input 24/16-bits 1 stereokanaal (2 monokanalen) Audio-output 24/16-bits 1 stereokanaal (2 monokanalen) Als uw ASIO-compatibele software ondersteuning biedt voor ASIO 2.0 of opname/weergave van 24-bits geluidsdata, dan geven de volgende stuurprogramma s een betere kwaliteit: ASIO-compatibele software ASIO 2.0-compatibel 24 bits compatibel Stuurprogramma x x GT-PRO ASIO bit x o GT-PRO ASIO bit o x GT-PRO ASIO bit o o GT-PRO ASIO bit Hier beschrijven we hoe u het ASIO bits -compatibele stuurprogramma installeert. 1 Kopieer [GT-PRO ASIO1.0 16bit] van de map Driver E (Mac OS 9) ASIO op de cd-rom naar de map ASIO Drivers van de ASIO-compatibele software die u gebruikt (bv. Cubase, Logic of Digital Performer). fig Start uw ASIO-compatibele software. Open het dialoogvenster Audio setting van uw ASIO-compatibele software en selecteer [GT- PRO ASIO 16bit] als ASIO Device. Het dialoogvenster Audio setting heeft in uw software misschien een andere naam. Voor meer details raadpleegt u de handleiding van uw 135

136 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) Installatie van de Standard Driver De installatieprocedure hangt af van uw besturingssysteem. Lees een van de volgende secties, afhankelijk van het systeem dat u gebruikt. Mac OS X... (p. 136) Mac OS 9... (p. 138) Mac OS X Sluit de GT-PRO op de computer aan en start de computer. Maak alle USB-kabels los, behalve die van het toetsenbord en de muis (indien van toepassing). Sluit alle applicaties. Sluit ook alle vensters. Als u antivirus-programma s en dergelijke gebruikt, sluit u die ook af. Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Standard. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. Open System Preferences en klik op Sound. fig In de Sound Effects-tab stelt u de optie Play alerts and sound effects through in op GT- PRO. Nu zet u de OUTPUT MAIN/SUB -knop van de GT-PRO terug op de oorspronkelijke positie, en u klikt op een alert in de lijst. Als het geluid hierbij vanuit de GT-PRO komt, dan wordt de GT-PRO herkend en is het stuurprogramma correct geïnstalleerd. Vanaf nu worden alle geluiden van uw Macintosh (ook waarschuwingsgeluiden) uitsluitend naar de GT-PRO gestuurd en niet naar de 136

137 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) fig In de Output-tab stelt u de optie Choose a device for sound output in op GT-PRO. fig De Main Volume -schuifregelaar beweegt niet. 9 In de Input-tab stelt u de optie Choose a device for sound input in op GT-PRO. fig Opgelet Voor u uw software gebruikt, moet u op het volgende letten. Selecteer GT-PRO in de configuratie van het audio-stuurprogramma van uw software. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van het programma. Sluit de GT-PRO met een USB-kabel op uw computer aan voor u uw sequencer of andere software opstart. Koppel de USB-kabel van de GT-PRO niet los zolang uw sequencer of andere software nog draait. Koppel de USB-kabel van de GT-PRO pas los nadat u uw sequencer of andere software hebt afgesloten. Schakel de slaapstand van uw Macintosh uit. De GT-PRO werkt niet in de Classic-omgeving van Mac OS X. Gebruik de GT-PRO dus niet in de Classic-omgeving. 137

138 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) Mac OS Sluit de GT-PRO op de computer aan en start de computer. Sluit alle applicaties. Als u antivirus-programma s en dergelijke gebruikt, sluit u die ook af. Na het opstarten van Mac OS selecteert u Apple System Profiler in het Apple-menu. Het dialoogvenster Apple System Profiler verschijnt. fig Klik op de tab Devices and Volumes. Voor u de USB-kabel aansluit, zet u de Driver Mode van de GT-PRO op Standard. Instructies voor het selecteren van de Driver Mode van de GT-PRO vindt u in De Driver Mode instellen (p. 88). Zorg dat de GT-PRO uitgeschakeld is en sluit het apparaat met een USB-kabel aan op uw computer. Zorg dat de OUTPUT MAIN - en SUB -knoppen op nul staan en schakel het toestel in met de POWER-schakelaar. Wacht ongeveer vijf seconden. Terwijl u wacht, blijft het scherm ongewijzigd, maar intussen wordt de GT-PRO gedetecteerd. Raak de muis of het toetsenbord niet aan. Om te controleren of het apparaat is gedetecteerd, selecteert u nogmaals de Apple System Profiler, en vervolgens selecteert u Update all information in het menu Commands. In het USB-vak worden drie audio-apparaten getoond. Als die apparaten correct getoond worden, is de installatie van het stuurprogramma voltooid. fig In het menu File klikt u op Quit om de Apple System Profiler te sluiten. Als ze niet correct worden getoond, koppelt u de GT-PRO los. Daarna wacht u ongeveer tien seconden en herneemt u de procedure vanaf stap

139 Stuurprogramma: installatie (Macintosh) Configuratie van de geluidsinput/-output 1 In het Apple-menu selecteert u Control Panel Sound. Het dialoogvenster Sound verschijnt. fig Het dialoogvenster Sound verschijnt. Klik op de tab Speakers of Speaker Settings. fig Zet het volume van de GT-PRO en uw geluidsapparatuur op nul en klik dan op Start Test. Nu worden testsignalen naar de GT-PRO gestuurd: eerst links, dan rechts, zoals op het scherm wordt getoond. fig In het Sound-dialoogvenster klikt u op de Input-tab. 139

Gebruik van de combinatie FC-300/GT-PRO

Gebruik van de combinatie FC-300/GT-PRO Wat u met de combinatie FC-300/GT-PRO kunt doen U kunt GT-PRO Patch wijzigingen aanbrengen. Nadat u gereed bent met Instellingen voor de FC-300 maken (Voorbereidingen voor het gebruik van de combinatie),

Nadere informatie

NOVANEX G22 GEBRUIKSHANDLEIDING

NOVANEX G22 GEBRUIKSHANDLEIDING NOVANEX G22 GEBRUIKSHANDLEIDING BELANGRIJK! Lees de instructies aandachtig voordat u de versterker de eerste keer gebruikt. Bewaar deze instructies voor de toekomst. VERSTERKER EIGENSCHAPPEN - Volledig

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Gefeliciteerd, en dank dat u voor de BOSS GT-6 Guitar Effects Processor heeft gekozen. Lees de onderstaande secties, voordat u dit apparaat gaat gebruiken: HET APPARAAT OP EEN VEILIGE

Nadere informatie

STAGESCAPE M20d ADVANCED GUIDE. Firmware Version 1.20 Addendum. Rev D Line 6, Inc.

STAGESCAPE M20d ADVANCED GUIDE. Firmware Version 1.20 Addendum. Rev D Line 6, Inc. STAGESCAPE M20d ADVANCED GUIDE Rev D Firmware Version 1.20 Addendum 2013 Line 6, Inc. Inhoudsopgave Appendix D: Fader View... D 1 Fader View Werkbalk...D 2 Menu voor het toewijzen van Faders...D 3 Menu

Nadere informatie

KC-300. Gebruiksaanwijzing. Stereo Mixing Keyboard Amplifier. Voornaamste eigenschappen

KC-300. Gebruiksaanwijzing. Stereo Mixing Keyboard Amplifier. Voornaamste eigenschappen KC-300 Stereo Mixing Keyboard Amplifier Gebruiksaanwijzing Dankuwel en gefeliciteerd met uw aankoop van de Roland KC-300 Keyboardversterker. Lees, alvorens dit toestel te gebruiken, aandachtig de volgende

Nadere informatie

Handleiding. Voornaamste eigenschappen

Handleiding. Voornaamste eigenschappen Handleiding Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw aankoop van de Roland Powered Subwoofer KCW-1. Deze handleiding bevat belangrijke informatie over de correcte bediening van het toestel. Om zeker te zijn

Nadere informatie

Bedieningen Dutch - 1

Bedieningen Dutch - 1 Bedieningen 1. Functieschakelaar Cassette/ Radio/ CD 2. Golfband schakelaar 3. FM antenne 4. CD deur 5. Schakelaar om zender af te stemmen 6. Bass Boost toets 7. CD skip/ voorwaarts toets 8. CD skip/ achterwaarts

Nadere informatie

De VS-100 gebruiken om Logic Pro/Express of GarageBand te bedienen

De VS-100 gebruiken om Logic Pro/Express of GarageBand te bedienen De VS-100 gebruiken om Logic Pro/Express of GarageBand te bedienen De VS-100 is compatibel met muziekproductiesoftware van Apple, zoals Logic Pro/Express en GarageBand. Nadat u de betreffende VS-100 control

Nadere informatie

PLL ALARM CLOCK RADIO Model : FRA252

PLL ALARM CLOCK RADIO Model : FRA252 PLL ALARM CLOCK RADIO Model : FRA252 NL HANDLEIDING NL HANDLEIDING WAARSCHUWING: OM HET RISICO OP BRAND OF ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE REDUCEREN, STEL HET APPARAAT NIET BLOOT AAN REGEN OF VOCHT. LET OP Het

Nadere informatie

Handleiding AC & BATTERY POWERED FET

Handleiding AC & BATTERY POWERED FET Handleiding AC DC AC & BATTERY POWERED FET 1 Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze voor de BOSS BD-2 Blues Driver. Lees voor gebruik van het apparaat eerst aandachtig de hoofdstukken getiteld: HET

Nadere informatie

Handleiding. Speciale V-Drums Personal Monitor. Krachtige Sound. Multifunctionele Inputs. Mobiliteit

Handleiding. Speciale V-Drums Personal Monitor. Krachtige Sound. Multifunctionele Inputs. Mobiliteit Handleiding Hartelijk dank voor uw aankoop van de PERSONAL MONITOR PM-10. Voor u dit toestel gaat gebruiken, gelieve eerst de pagina s getiteld Belangrijke veiligheidsinstructies (p. 3), Veilig gebruik

Nadere informatie

Handleiding. Voornaamste eigenschappen

Handleiding. Voornaamste eigenschappen Handleiding Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de Roland CUBE Monitor CM-30. Lees alvorens dit toestel te gebruiken aandachtig de volgende pagina's: BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES (p.

Nadere informatie

VS-20 Control Surface Plug-in voor Logic en GarageBand

VS-20 Control Surface Plug-in voor Logic en GarageBand About This Plug-in VS-20 Control Surface Plug-in voor Logic en is plug-in software die toelaat om de Cakewalk V-Studio 20 (hierna kortweg de VS-20 genoemd) te gebruiken met de muziekproductiesoftware Logic

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Gebruiksaanwijzing GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Lees de handleiding goed door vóór gebruik en bewaar hem goed voor later gebruik. Mill HT600 Gebruiksaanwijzing Belangrijke veiligheidsinformatie Wanneer u elektrische

Nadere informatie

De informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden.

De informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden. i -1 Opmerking De informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden. DE FABRIKANT OF DE VERDELER IS NIET VERANTWOORDELIJK VOOR FOUTEN OF OMISSIES IN DEZE HANDLEIDING

Nadere informatie

AAN DE SLAG MET HERCULES DJCONTROLWAVE EN DJUCED DJW

AAN DE SLAG MET HERCULES DJCONTROLWAVE EN DJUCED DJW AAN DE SLAG MET HERCULES DJCONTROLWAVE EN DJUCED DJW HERCULES DJCONTROLWAVE OVERZICHT De Hercules DJControlWave is een 2-decks DJ-controller met Bluetooth draadloze technologie. Hiermee kunt u uiterst

Nadere informatie

8 CHANNEL MUSIC MIXER CHANNEL MUSIC MIXER

8 CHANNEL MUSIC MIXER CHANNEL MUSIC MIXER 8 CHANNEL MUSIC MIXER 172.580 12 CHANNEL MUSIC MIXER 172.583 Instruction Manual Gebruiksaanwijzing Mode d Emploi Gebrauchsanleitung Brugsanvisning NL Hartelijk dank voor de aanschaf van dit SkyTec mengpaneel.

Nadere informatie

HANDLEIDING. Hartelijk dank voor uw aankoop van de Roland KD-120.

HANDLEIDING. Hartelijk dank voor uw aankoop van de Roland KD-120. HANDLEIDING Hartelijk dank voor uw aankoop van de Roland KD-120. Lees alvorens dit toestel te gebruiken aandachtig de volgende pagina s: VEILIG GEBRUIK VAN HET TOESTEL (p. 2 3) en BELANGRIJKE OPMERKINGEN

Nadere informatie

2015 Multizijn V.O.F 1

2015 Multizijn V.O.F 1 Dank u voor de aanschaf van de gloednieuwe SJ5000 Camera. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de camera gaat gebruiken en wij hopen dat u snel vertrouwd zal zijn met de camera en u veel spannende

Nadere informatie

Handleiding Plextalk PTN1. Handleiding Daisyspeler Plextalk PTN1

Handleiding Plextalk PTN1. Handleiding Daisyspeler Plextalk PTN1 Handleiding Daisyspeler Plextalk PTN1 1 DAISYSPELER PLEXTALK PTN1 Korte inleiding: Wij hopen dat u plezier zult beleven aan het beluisteren van de digitale boeken. Dit document beschrijft de hoofdfuncties

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 4500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. ROLAND DB-700 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1222276

Uw gebruiksaanwijzing. ROLAND DB-700 http://nl.yourpdfguides.com/dref/1222276 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor ROLAND DB-700. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de ROLAND DB-700 in de gebruikershandleiding (informatie,

Nadere informatie

Controlelijst bij het uitpakken

Controlelijst bij het uitpakken Onderdeelnummer: 67P4583 Controlelijst bij het uitpakken Hartelijk gefeliciteerd met uw nieuwe IBM ThinkPad X Series computer. Controleer of u alle items in deze lijst hebt ontvangen. Mocht een van de

Nadere informatie

INHOUD Pagina VOORZORGSMAATREGELEN I.V.M. VEILIGHEID... 3 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES... 3 PAKLIJST... 4 PLAATSING VAN DE LUIDSPREKERS... 4 DE

INHOUD Pagina VOORZORGSMAATREGELEN I.V.M. VEILIGHEID... 3 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES... 3 PAKLIJST... 4 PLAATSING VAN DE LUIDSPREKERS... 4 DE ACTIEF 5.1 THEATER SURROUND-SYSTEEM VOOR THUIS Gebruikershandleiding Modelnummer :ACTIVE HT1 Hit O Digitale audio INHOUD Pagina VOORZORGSMAATREGELEN I.V.M. VEILIGHEID... 3 BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES...

Nadere informatie

Handleiding. Voornaamste eigenschappen. Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de Roland CUBE-60 gitaarversterker.

Handleiding. Voornaamste eigenschappen. Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de Roland CUBE-60 gitaarversterker. Handleiding Hartelijk dank en gefeliciteerd met uw keuze van de Roland CUBE-60 gitaarversterker. Deze pagina's bevatten belangrijke informatie i.v.m. de correcte bediening van het toestel. Om zeker te

Nadere informatie

Belangrijkste functies

Belangrijkste functies Gebruikershandleiding Belangrijkste functies Nieuwe COSM-amps Deze opnieuw ontworpen COSM-amps vormen de neerslag van alle kennis over het creëren van geluid die we in de loop der jaren hebben verkregen.

Nadere informatie

AMPLIFi FX100 PILOTENHANDBOEK. Pilot s Guide also available at www.line6.com/manuals

AMPLIFi FX100 PILOTENHANDBOEK. Pilot s Guide also available at www.line6.com/manuals AMPLIFi FX100 PILOTENHANDBOEK Pilot s Guide also available at www.line6.com/manuals 2014 Line 6, Inc. Belangrijke veiligheidswaarschuwingen PAS OP ELEKTROCUTIEGEVAAR NIET OPENEN WAARSCHUWING: Om het risico

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Gebruiksaanwijzing GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Lees de handleiding goed door vóór gebruik en bewaar hem goed voor later gebruik Mill HT5512 Gebruiksaanwijzing Belangrijke veiligheidsinformatie Wanneer u elektrische

Nadere informatie

Inhoud: KLANTENSERVICE... 7 Eerste hulp bij storingen... 7 Hebt u meer ondersteuning nodig??... 8

Inhoud: KLANTENSERVICE... 7 Eerste hulp bij storingen... 7 Hebt u meer ondersteuning nodig??... 8 Inhoud: VEILIGHEID EN ONDERHOUD... 1 Veiligheid... 1 Plaats van opstelling... 1 Omgevingstemperatuur... 2 Elektromagnetische comptabiliteit... 2 Reparaties... 2 Reiniging... 2 Inhoud pakket... 3 Specificaties...

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING MPA-BOX ACTIEF OMROEPSYSTEEM

GEBRUIKSAANWIJZING MPA-BOX ACTIEF OMROEPSYSTEEM GEBRUIKSAANWIJZING MPA-BOX ACTIEF OMROEPSYSTEEM 1 1 2 4 6 8 10 5 7 9 11 12 1 15 14 1 2 4 1: hoogte buis 2: borg pen : borg bout van hoogte buis 4: borg bout statief voet Statief Statief is optioneel 2

Nadere informatie

HA<O> Model XMc-2. Gebruikers handleiding

HA<O> Model XMc-2. Gebruikers handleiding HA Model XMc-2 Dank u en gefeliciteerd met de keuze van de Hammond XMc-2, Drawbar Controller. Om het meeste uit uw instrument te halen voor de komende jaren kunt u het beste deze handleiding helemaal

Nadere informatie

NL Jam Plus. Hartelijk dank voor de aanschaf van de HMDX Jam Plus draadloze luispreker. Waar je een Jam vindt, vind je een feest!

NL Jam Plus. Hartelijk dank voor de aanschaf van de HMDX Jam Plus draadloze luispreker. Waar je een Jam vindt, vind je een feest! NL Jam Plus Hartelijk dank voor de aanschaf van de HMDX Jam Plus draadloze luispreker. Waar je een Jam vindt, vind je een feest! Lees deze instructies door en bewaar ze om ze later te kunnen raadplegen.

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter

Gebruikersveiligheid. Veiligheid bij het gebruik van elektriciteit. Phaser 7750-kleurenlaserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING (NL)

GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Gebruiksaanwijzing GEBRUIKSAANWIJZING (NL) Lees de handleiding goed door vóór gebruik en bewaar hem goed voor later gebruik. Belangrijke veiligheidsinformatie Wanneer u elektrische producten gebruikt,

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing DM-16 DJ MINGLE

Gebruiksaanwijzing DM-16 DJ MINGLE Gebruiksaanwijzing DM-16 DJ MINGLE 16 Kanaals vrij te programmeren dimmer en schakel Controller DMX-512 DJ MINGLE DM-16 C1 C2 C3 C4 C5 C6 C7 C8 M MASTER A LEVEL SPEED AUDIO FADE TiME 6.99 Manual Midi Channel

Nadere informatie

SingStar Microphone Pack Gebruiksaanwijzing. SCEH-0001 7010521 2010 Sony Computer Entertainment Europe

SingStar Microphone Pack Gebruiksaanwijzing. SCEH-0001 7010521 2010 Sony Computer Entertainment Europe SingStar Microphone Pack Gebruiksaanwijzing SCEH-0001 7010521 2010 Sony Computer Entertainment Europe Bedankt voor het aanschaffen van het SingStar Microphone Pack. Lees voor u dit product gaat gebruiken

Nadere informatie

HANDLEIDING ICR-232 WEKKERRADIO

HANDLEIDING ICR-232 WEKKERRADIO HANDLEIDING ICR-232 WEKKERRADIO www.-ices-electronics.com VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Uitleg van symbolen: Dit symbool geeft aan dat er belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies zijn opgenomen in de

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Gefeliciteerd met uw keuze voor het BOSS GS-10 gitaar effectsysteem met USB Audio Interface. Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, raden wij u aan u de volgende secties zorgvuldig

Nadere informatie

START SET DRAADLOOS SCHAKELEN

START SET DRAADLOOS SCHAKELEN START-LINE GEBRUIKERSHANDLEIDING Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen Lees deze eenvoudige instructies. Bij onjuiste installatie vervalt de garantie op dit product.

Nadere informatie

2015 Multizijn V.O.F 1

2015 Multizijn V.O.F 1 Dank u voor de aanschaf van de gloednieuwe SJ5000 Camera. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de camera gaat gebruiken en wij hopen dat u snel vertrouwd zal zijn met de camera en u veel spannende

Nadere informatie

Actieve stereo speaker met uniek LED sfeerlicht

Actieve stereo speaker met uniek LED sfeerlicht Handleiding Actieve stereo speaker met uniek LED sfeerlicht Belangrijk Wanneer het product is ingeschakeld, ziet u de functie On Mode geactiveerd. Echter, wanneer het product is aangesloten op een extern

Nadere informatie

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR START-LINE ACC-2300 GEBRUIKERSHANDLEIDING Item 70181 Versie 5.0 Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR Lees deze eenvoudige instructies.

Nadere informatie

AR280P Clockradio handleiding

AR280P Clockradio handleiding AR280P Clockradio handleiding Index 1. Beoogd gebruik 2. Veiligheid o 2.1. Pictogrammen in deze handleiding o 2.2. Algemene veiligheidsvoorschriften 3. Voorbereidingen voor gebruik o 3.1. Uitpakken o 3.2.

Nadere informatie

Afzuigkap Gebruiksaanwijzing

Afzuigkap Gebruiksaanwijzing Afzuigkap Gebruiksaanwijzing Inhoudsopgave 1.Opmerkingen 2.Functies 3..Installatie 4..Opmerkingen over installatie 5..Veiligheidswaarschuwingen 6 Gebruik 7 Onderhoud 1 Opmerkingen 1. Bedankt voor het kiezen

Nadere informatie

RR500 JUKEBOX HANDLEIDING MET AM/FM RADIO, CD SPELER EN MP4 DOCKING STATION

RR500 JUKEBOX HANDLEIDING  MET AM/FM RADIO, CD SPELER EN MP4 DOCKING STATION RR500 JUKEBOX MET AM/FM RADIO, CD SPELER EN MP4 DOCKING STATION HANDLEIDING WWW.RICATECH.COM Het icoon met bliksem schicht met pijl in een driehoek geeft aan dat er zich ongeïsoleerde onderdelen in het

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Gefeliciteerd met uw keuze voor de BOSS GT-10. 201b Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, leest u de secties getiteld HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN (p.2-3) en BELANGRIJKE

Nadere informatie

LPTTX KANAALS SOFT TOUCH DMX SCHAKELPANEEL

LPTTX KANAALS SOFT TOUCH DMX SCHAKELPANEEL 12-KANAALS SOFT TOUCH DMX SCHAKELPANEEL 1. Inleiding Dank u voor uw aankoop! Lees deze handleiding grondig voor u het toestel in gebruik neemt. Dit krachtige en veelzijdige toestel beschikt over 12 kanalen

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Bedrade afstandsbediening MWR-VH02 ENERGIE RECOVERY VENTILATIE (ERV wtw ventilatie) Ne DB98-30694A(1) Veiligheidsmaatregelen Lees deze instructies aandachtig door voordat u deze bedrade

Nadere informatie

BLUETOOTH SOUNDBAR MET SUBWOOFER

BLUETOOTH SOUNDBAR MET SUBWOOFER BLUETOOTH SOUNDBAR MET SUBWOOFER Snel installatiegids DA-10295 Welkom Dank u voor het kopen van Digitus Bluetooth Soundbar met subwoofer! Ongeacht hoe u dit product gebruikt of het nu voor het afspelen

Nadere informatie

HS-2R Radio-hoofdtelefoon van Nokia Gebruikershandleiding. 9355495 Uitgave 2

HS-2R Radio-hoofdtelefoon van Nokia Gebruikershandleiding. 9355495 Uitgave 2 HS-2R Radio-hoofdtelefoon van Nokia Gebruikershandleiding 9355495 Uitgave 2 CONFORMITEITSVERKLARING NOKIA CORPORATION verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat het product HS-2R conform is aan de bepalingen

Nadere informatie

Pilotenhandboek B Yamaha Guitar Group, Inc. Alle rechten voorbehouden.

Pilotenhandboek B Yamaha Guitar Group, Inc. Alle rechten voorbehouden. Pilotenhandboek 40-00-0402 - B www.line6.com/manuals 2018 Yamaha Guitar Group, Inc. Alle rechten voorbehouden. Even voorstellen Draadloze vrijheid voor uw pedalenbak. Beste signaalkwaliteit in deze klasse

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR A B C * Verlichting: Aan / Uit * Afbeelding van de YCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator (spannings-

Nadere informatie

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter

Gebruikersveiligheid. Elektrische veiligheid. Phaser 5500-laserprinter Gebruikersveiligheid De printer en de aanbevolen verbruiksartikelen zijn getest en voldoen aan strikte veiligheidsnormen. Als u de volgende informatie in acht neemt, bent u verzekerd van een ononderbroken

Nadere informatie

BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER

BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER Snel installatiegids DA-30501 Inhoud Vóór gebruik... 2 1. Informatie over de DA-30501... 2 2. Systeemeisen... 2 3. Overzicht... 2 Aan de slag... 3 1. De batterij van de

Nadere informatie

VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN

VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN Om kortsluiting te voorkomen, dient dit product uitsluitend binnenshuis gebruikt te worden, en alleen in droge ruimten. Stel de componenten niet bloot aan regen of vocht. Niet

Nadere informatie

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding CCS COMBO 2 ADAPTER Handleiding WAARSCHUWINGEN BEWAAR DEZE BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES. Dit document bevat belangrijke instructies en waarschuwingen die bij het gebruik van de CSS Combo 2-adapter

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. OV-BaseCore7(Z)

Gebruiksaanwijzing. OV-BaseCore7(Z) Gebruiksaanwijzing NL OV-BaseCore7(Z) Belangrijke veiligheidsinstructies Waarschuwing: Om het risico op elektrische schokken te beperken, mag u de behuizing of de achterkant niet verwijderen. Alle onderdelen

Nadere informatie

TRUST WIRELESS AUDIO / VIDEO TRANSMITTER 100V

TRUST WIRELESS AUDIO / VIDEO TRANSMITTER 100V 1 Inleiding Deze handleiding is bedoeld voor gebruikers van de TRUST WIRELESS AUDIO / VIDEO TRANSMITTER 100V. De WIRELESS AUDIO / VIDEO TRANSMITTER 100V kan gebruikt worden voor het draadloos door sturen

Nadere informatie

Handleiding voor VAT810-CO2/SD-B Luchtkwaliteit monitor

Handleiding voor VAT810-CO2/SD-B Luchtkwaliteit monitor Handleiding voor VAT810-CO2/SD-B Luchtkwaliteit monitor 1. Algemene beschrijving 2. Gebruiksvoorschriften 3. Bediening & Aansluitingen 4. Gebruiksinstructies 5. Stroomvoorziening 6. Communicatie 7. Uitgangsignaal

Nadere informatie

AMPLIFi FX100. Pilotenhandboek D Firmwareversie line6.com/support/manuals 2016 Line 6, Inc.

AMPLIFi FX100. Pilotenhandboek D Firmwareversie line6.com/support/manuals 2016 Line 6, Inc. AMPLIFi FX100 Pilotenhandboek 40-00-0409-D Firmwareversie 2.50.2 line6.com/support/manuals 2016 Line 6, Inc. Opgelet: Line 6 en AMPLIFi zijn in de VS en andere landen geregistreerde handelsmerken van Line

Nadere informatie

DUTCH GEBRUIKSAANWIJZING SCD-21 MP3 PORTABLE RADIO CD/MP3 PLAYER LENCO

DUTCH GEBRUIKSAANWIJZING SCD-21 MP3 PORTABLE RADIO CD/MP3 PLAYER LENCO DUTCH GEBRUIKSAANWIJZING SCD-21 MP3 PORTABLE RADIO CD/MP3 PLAYER LENCO WAARSCHUWING STEL DIT APPARAAT NOOIT BLOOT AAN REGEN OF VOCHT, OM HET ONTSTAAN VAN BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE VOORKOMEN. BELANGRIJK

Nadere informatie

LPTC801 8-KANAALS DIMSONCOLE

LPTC801 8-KANAALS DIMSONCOLE 8-KANAALS DIMSONCOLE 1. Inleiding Dank u voor uw aankoop! Lees deze handleiding grondig voor u het toestel in gebruik neemt. Dit toestel is uitgerust met 8 kanalen met LED aanduiding, 8 flash knoppen+

Nadere informatie

JABRA SPEAK 510. Handleiding. jabra.com/speak510

JABRA SPEAK 510. Handleiding. jabra.com/speak510 JABRA SPEAK 510 Handleiding jabra.com/speak510 2015 GN Netcom A/S. Alle rechten voorbehouden. Jabra is een geregistreerd handelsmerk van GN Netcom A/S. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectievelijke

Nadere informatie

GEBRUIKERSHANDLEIDING

GEBRUIKERSHANDLEIDING GEBRUIKERSHANDLEIDING Inhoudsopgave 02 INHOUDSOPGAVE 03 INFORMATIE 04 OVERZICHT FRONTPANEEL 06 OVERZICHT ACHTERPANEEL 08 BEDIENING VAN DE R5 08 WEKKERINSTELLINGEN 09 SLEEP TIMER INSTELLINGEN 09 DIM 09

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland CUBE-15X gitaarversterker. Lees eerst de volgende onderdelen, voordat dit apparaat wordt gebruikt. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES (pagina

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. ROLAND BR-1600 CD http://nl.yourpdfguides.com/dref/1222225

Uw gebruiksaanwijzing. ROLAND BR-1600 CD http://nl.yourpdfguides.com/dref/1222225 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

VIBRATION FEEDBACK RALLY MASTER

VIBRATION FEEDBACK RALLY MASTER VIBRATION FEEDBACK RALLY MASTER Gebruikershandleiding Versie 1.0 Hartelijk Dank Wij danken u voor de aankoop van dit product uit het Trust assortiment. Wij wensen u veel plezier bij het gebruik en raden

Nadere informatie

TRUST WIRELESS OBSERVATION SYSTEM 100M

TRUST WIRELESS OBSERVATION SYSTEM 100M 1 Inleiding Deze handleiding is bedoeld voor gebruikers van de TRUST WIRELESS OBSERVATION SYSTEM 100M. De WIRELESS OBSERVATION SYSTEM 100M is te gebruiken als beveiliging van uw eigendommen. De set beschikt

Nadere informatie

14. HANDLEIDING INSTALLATIE/ BEDRADING

14. HANDLEIDING INSTALLATIE/ BEDRADING 14. HANDLEIDING INSTALLATIE/ BEDRADING INHOUD 1. Voordat u begint... 116 2. Inhoud van de verpakking... 116 3. Algemene voorzorgsmaatregelen... 116 4. Voorzorgsmaatregelen bij installatie... 117 5. Voorzorgsmaatregelen

Nadere informatie

Data Safe I (Serial ATA) Externe vaste schijf met USB 2.0. Handleiding

Data Safe I (Serial ATA) Externe vaste schijf met USB 2.0. Handleiding Data Safe I (Serial ATA) Externe vaste schijf met USB 2.0 Handleiding Versie 1.1 Inhoudsopgave 1 Om te beginnen 1.1 Veiligheidsmaatregelen 1.2 Systeemvereisten 1.3 Inhoud verpakking 2 Handleiding driver

Nadere informatie

SONIC PORT VX PILOTENHANDBOEK. The Ultimate All-in-One Mobile Recording System. Pilot s Guide also available at www.line6.

SONIC PORT VX PILOTENHANDBOEK. The Ultimate All-in-One Mobile Recording System. Pilot s Guide also available at www.line6. SONIC PORT VX The Ultimate All-in-One Mobile Recording System PILOTENHANDBOEK Pilot s Guide also available at www.line6.com/manuals 2014 Line 6, Inc. AANSLUITINGEN Stereo line-level apparaten (zoals keyboards,

Nadere informatie

RELAY G30 Pilotenhandboek

RELAY G30 Pilotenhandboek RELAY G30 Pilotenhandboek 40-00-2007 Advanced Users Guide available @ www.line6.com/manuals Rev H Opmerkingen voor uw veiligheid OPGELET RISICO OP ELEKTRO- CUTIE. NIET OPENEN. WAARSCHUWING: Om het risico

Nadere informatie

EM1037 R1 2 Poorts KVM USB Switch met Audio

EM1037 R1 2 Poorts KVM USB Switch met Audio EM1037 R1 2 Poorts KVM USB Switch met Audio Let op het gebruik van de USB poorten : Het toetsenbord in de bovenste USB poort aansluiten. De muis in de onderste USB poort aansluiten. 2 NEDERLANDS EM1037

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-300 STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-300 STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-300 STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR A B C * Verlichting: Aan / Uit / Dimmen * Afbeelding van de YCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator

Nadere informatie

Installeren van het stuurprogramma USB-Audiostuurprogramma Installatiehandleiding (Windows)

Installeren van het stuurprogramma USB-Audiostuurprogramma Installatiehandleiding (Windows) Installeren van het stuurprogramma USB-Audiostuurprogramma Installatiehandleiding (Windows) Inhoudsopgave Installeren van het stuurprogramma... Pagina 1 Verwijderen van het stuurprogramma... Pagina 3 Problemen

Nadere informatie

TAFELMODEL KOOKPLAAT ROND

TAFELMODEL KOOKPLAAT ROND GEBRUIKSAANWIJZING TAFELMODEL KOOKPLAAT ROND counter cooker Type CC-1700 Art.nr.: 80.2300 Pagina 1 / 4 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Symbolen 3. Technische Specificaties 4. Bediening 5. Veiligheidsvoorschriften

Nadere informatie

U heeft zowel een AudioCast Zender als een AudioCast Ontvanger nodig om een compleet SoundCast AudioCast systeem te vormen!

U heeft zowel een AudioCast Zender als een AudioCast Ontvanger nodig om een compleet SoundCast AudioCast systeem te vormen! Dank U voor de aankoop van een SoundCast draadloos systeem. SoundCast producten staan garant voor de beste kwaliteit in draadloze transmissie van een geluidsbron, vrij van storingen. U heeft zowel een

Nadere informatie

Professional Supplies BORDENWARMKAST. Modelnr.: *688.050 - *688.050 - *688.050. CaterChef 60

Professional Supplies BORDENWARMKAST. Modelnr.: *688.050 - *688.050 - *688.050. CaterChef 60 Professional Supplies Modelnr.: *688.050 - *688.050 - *688.050 CaterChef 120 CaterChef 60 CaterChef 30 GEBRUIKSAANWIJZING Lees deze instructies aandachtig door alvorens het apparaat te gebruiken. 688050-51-52

Nadere informatie

Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing

Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing Harde schijf (met montagebeugel) Gebruiksaanwijzing CECH-ZHD1 7020228 Compatibele hardware PlayStation 3-systeem (CECH-400x-serie) Voorzorgsmaatregelen Lees om veilig gebruik van dit product te garanderen

Nadere informatie

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR

COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR START-LINE ACC-3500 GEBRUIKERSHANDLEIDING Item 70198 Versie 1.0 Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen COMPACTE DRAADLOZE SCHAKELAAR Lees deze eenvoudige instructies.

Nadere informatie

Comfort Contego Gebruikshandleiding

Comfort Contego Gebruikshandleiding Comfort Contego Gebruikshandleiding Lees de gebruikshandleiding voordat u dit product gaat gebruiken. Holland Comfort Contego T800 Zender Comfort Contego R800 Ontvanger 21 Inhoudsopgave Pagina Inleiding

Nadere informatie

U heeft zowel een icast Zender als een icast Ontvanger nodig om een compleet SoundCast icast systeem te vormen!

U heeft zowel een icast Zender als een icast Ontvanger nodig om een compleet SoundCast icast systeem te vormen! Dank U voor de aankoop van een SoundCast draadloos systeem. SoundCast producten staan garant voor de beste kwaliteit in draadloze transmissie van een geluidsbron, vrij van storingen. U heeft zowel een

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. Drukafspraken voor deze gebruiksaanwijzing. Hartelijk dank voor uw aanschaf van de BOSS GT-6B Bas Effect Processor.

Gebruiksaanwijzing. Drukafspraken voor deze gebruiksaanwijzing. Hartelijk dank voor uw aanschaf van de BOSS GT-6B Bas Effect Processor. Gebruiksaanwijzing Hartelijk dank voor uw aanschaf van de BOSS GT-6B Bas Effect Processor. Lees voor het gebruik van dit apparaat de volgende gedeeltes aandachtig door: VEILIG GEBRUIK VAN HET APPARAAT

Nadere informatie

AMPLIFi 30 / AMPLIFi 75 / AMPLIFi 150 Pilotenhandboek

AMPLIFi 30 / AMPLIFi 75 / AMPLIFi 150 Pilotenhandboek AMPLIFi 30 / AMPLIFi 75 / AMPLIFi 150 Pilotenhandboek 40-00-0484-A Firmwareversie 2.50.2 line6.com/support/manuals 2016 Line 6, Inc. Opgelet: Line 6 en AMPLIFi zijn in de VS en andere landen geregistreerde

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. ROLAND PM-30

Uw gebruiksaanwijzing. ROLAND PM-30 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

SONOS DOCK Productgids AVL DESCHAMPS - Benedictijnenstraat 34-8970 Poperinge - T. 0475/97 90 20 - E. stephan@avldeschamps.be - W. www.avldeschamps.

SONOS DOCK Productgids AVL DESCHAMPS - Benedictijnenstraat 34-8970 Poperinge - T. 0475/97 90 20 - E. stephan@avldeschamps.be - W. www.avldeschamps. SONOS DOCK Productgids DIT DOCUMENT BEVAT INFORMATIE DIE ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING KAN WORDEN GEWIJZIGD. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of overgedragen in enige vorm of via enige

Nadere informatie

FCC-verklaring. Veiligheidsvoorzorgen. Handleiding 02

FCC-verklaring. Veiligheidsvoorzorgen. Handleiding 02 Handleiding FCC-verklaring Dit apparaat is getest en bevonden te voldoen aan de limieten voor een digitaal apparaat van klasse B, overeenkomstig deel 15 van de FCC-regels. Deze beperkingen zijn ontwikkeld

Nadere informatie

Owner s Manual. ZT Amplifiers. Lunchbox Acoustic. Acoustic/Vocal Amplifier LBA1

Owner s Manual. ZT Amplifiers. Lunchbox Acoustic. Acoustic/Vocal Amplifier LBA1 Owner s Manual ZT ZT Amplifiers Lunchbox Acoustic Acoustic/Vocal Amplifier LBA1 Features 1 2 3 4 Top Panel I N S T R U M E N T VOLUME GAIN BASS TREBLE REVERB 3 2 1 OFF FEEDBACK CUT M I C R O P H O N E

Nadere informatie

AB x 1 HDMI switch, 3D en 4K ondersteuning

AB x 1 HDMI switch, 3D en 4K ondersteuning AB7819 5 x 1 HDMI switch, 3D en 4K ondersteuning 2 NEDERLANDS AB7819-5 x 1 HDMI switch, 3D and 4K ondersteuning Inhoudsopgave 1.0 Introductie... 2 1.1 Inhoud van de verpakking... 2 2.0 Beschrijving paneel...

Nadere informatie

Ga voor registratie van uw product en ondersteuning naar TCP320/00. Gebruiksaanwijzing

Ga voor registratie van uw product en ondersteuning naar   TCP320/00. Gebruiksaanwijzing Ga voor registratie van uw product en ondersteuning naar www.philips.com/welcome TCP320/00 Gebruiksaanwijzing 1 Belangrijk Veiligheid Belangrijke veiligheidsinstructies Lees deze instructies. Volg alle

Nadere informatie

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-3500 TUIN STEKKERDOOS SCHAKELAAR ZWAAR

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-3500 TUIN STEKKERDOOS SCHAKELAAR ZWAAR GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-3500 TUIN STEKKERDOOS SCHAKELAAR ZWAAR D C B A * * Afbeelding van de YCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator (spannings- en

Nadere informatie

2015 Multizijn V.O.F 1

2015 Multizijn V.O.F 1 Dank u voor de aanschaf van de SJ4000 WIFI Camera. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de camera gaat gebruiken en wij hopen dat u snel vertrouwd zal zijn met de camera en u veel spannende

Nadere informatie

Hoge Antennewinst Lage Ruis DVB-T binnen- en buitenantenne

Hoge Antennewinst Lage Ruis DVB-T binnen- en buitenantenne Hoge Antennewinst Lage Ruis DVB-T binnen- en buitenantenne Voor betere kwaliteitsontvangst van alle aardse TV kanalen Voor binnen- en buitenontvangst, waterbestendig volgends de IP66* norm Gelijktijdige

Nadere informatie

Gebruik van de afstandsbediening

Gebruik van de afstandsbediening Gebruik van de afstandsbediening Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van de afstandsbediening Wees voorzichtig met de afstandsbediening, hij is licht en klein. Als hij valt kan hij kapot gaan, de batterij

Nadere informatie

DF-705 Handleiding Voor informatie en ondersteuning, www.lenco.eu

DF-705 Handleiding Voor informatie en ondersteuning, www.lenco.eu DF-705 Handleiding Voor informatie en ondersteuning, www.lenco.eu Dutch V1.0 1 Waarschuwingen Voorzorgsmaatregelen en onderhoud Alleen voor gebruik binnenshuis Stel het apparaat niet bloot aan vocht of

Nadere informatie

Nederlands Tiny Audio C11 DAB+ digitale adapter met ingebouwde antenne bypass FM-modulator HANDLEIDING Lees dit aandachtig door voor gebruik

Nederlands Tiny Audio C11 DAB+ digitale adapter met ingebouwde antenne bypass FM-modulator HANDLEIDING Lees dit aandachtig door voor gebruik Nederlands Tiny Audio C11 DAB+ digitale adapter met ingebouwde antenne bypass FM-modulator HANDLEIDING Lees dit aandachtig door voor gebruik 1 Veiligheidsinstructies Stel deze radio niet bloot aan regen

Nadere informatie

Nederlandse versie. Inleiding. Hardware installatie. LC201 Sweex Powerline Ethernet Adapter 200 Mbps

Nederlandse versie. Inleiding. Hardware installatie. LC201 Sweex Powerline Ethernet Adapter 200 Mbps LC201 Sweex Powerline Ethernet Adapter 200 Mbps Inleiding Stel de Sweex Powerline Ethernet Adapter 200 Mbps niet bloot aan extreme temperaturen. Plaats het product niet in direct zonlicht of in de dichte

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Belangrijkste functies AC DC STROOM EN BATTERIJ Het eerste octaafpedaal ter wereld dat is uitgerust met een polyfonische octaaf functie, en de mogelijkheid heeft tot polyfonische

Nadere informatie

GEBRUIKSHANDLEIDING versie 1.1 AC-3500 STEKKERDOOS SCHAKELAAR

GEBRUIKSHANDLEIDING versie 1.1 AC-3500 STEKKERDOOS SCHAKELAAR GEBRUIKSHANDLEIDING versie 1.1 AC-3500 STEKKERDOOS SCHAKELAAR A B C * * Afbeelding van de AYCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator (spannings- en verbindstatus)

Nadere informatie

Handleiding. Versie 2.0 www.qwiek.nl

Handleiding. Versie 2.0 www.qwiek.nl Handleiding Versie 2.0 www.qwiek.nl Onverhoopt problemen met uw Qwiek.melody? www.qwiek.eu/faq Lees deze voorschriften voor het aansluiten en gebruiken van de Qwiek.up aandachtig door. Algemeen Lees deze

Nadere informatie