Is de wettelijke regeling inzake toegang samenstelling van het strafdossier

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Is de wettelijke regeling inzake toegang samenstelling van het strafdossier"

Transcriptie

1 13/07/2012 Betreft: Inleiding - 4 Masterscriptie. Reikwijdte van interne openbaarheid. Naam: Rieke Kramer Studentnummer: Inleverdatum: 17/07/1012 Is de wettelijke regeling inzake toegang en samenstelling van het strafdossier toereikend om de verdediging 'adequate facilities' als bedoeld in art. 6 lid 3, aanhef en onder b EVRM te verschaffen? Reikwijdte van de interne openbaarheid. 1. Inleiding 2. Positie van de verdediging 2.1 Participatie bij dossiervorming Samenstelling van het dossier Processtukken Voeging van processtukken Kennisneming van het dossier 2.2 Effectiviteit van verdedigingsrechten Equality of arms Adequate facilities Transparantie en bewijsgebruik 3.1 Nederlandse rechtspraak Dev Sol-zaak 3.2 Europese rechtspraak De zaken Jasper, Fitt en Rowe & Davis De zaken Edwards & Lewis 4. Conclusie 5. Bronnenlijst

2 1. Inleiding Zoveel mogelijk [ ] de toepassing van de strafwet op den werkelijk schuldige [bevorderen] en tevens de veroordeling, kan het zijn, de vervolging van den niet-schuldige naar vermogen verhinderen. 1 Zo luidde de doelstelling van de wetgever toen op 1 januari 1926 het Wetboek van Strafvordering in werking trad. 2 Tegenwoordig zeggen wij dat strafvordering de juiste toepassing van het materiële strafrecht mogelijk maakt. Enerzijds het bestraffen van de schuldige, anderzijds het voorkomen van de bestraffing van onschuldigen, is het voornaamste doel van ons strafprocesrecht. 3 Bij juiste toepassing van het materiele strafrecht staat waarheidsvinding voorop. 4 Dat vergt instrumenten: bevoegdheden die de overheid in staat stellen de waarheid boven tafel te krijgen. Die instrumenten mogen niet naar willekeur worden ingezet. Hun toepassing is gebonden aan rechtsregels en rechtsbeginselen. Deze kennen niet enkel een instrumentele werking, maar ook een rechtsbeschermende. De rechtsbeschermende werking van rechtsregels en rechtsbeginselen ziet in de eerste plaats op de verdachte in de concrete strafzaak. Hij moet zich door het recht beschermd weten tegen al te ingrijpende handelingen van de almachtige overheid. De overheidsorganen die verantwoordelijk zijn voor het verloop van die in abstracto aangeduide procedure, het openbaar ministerie en de rechter, zijn daarmee ook verantwoordelijk voor het in concreto afwegen van de diverse belangen die in het strafgeding aan de orde zijn, en die mogelijk op gespannen voet met elkaar staan. 5 Het strafproces kan enkel functioneren als adequate verdediging mogelijk is. Voor zo n adequate verdediging is minimaal vereist dat de verdachte kennis kan nemen van het dossier. Deze interne openbaarheid behelst de kennisname van bronnen van belastende informatie, die effectieve controle van de betrouwbaarheid hiervan en het voeren van verweer mogelijk maakt. Bovendien bevordert een zorgvuldig samengesteld en compleet strafdossier een efficiënte gang van zaken op de terechtzitting. Het recht op kennisname van processtukken raakt het recht op een eerlijk proces in de kern. Een gelijke informatiepositie maakt immers een fair trial mogelijk. Uit de rechtspraak van het EHRM blijkt dat het Hof uit het recht op een fair trial, waarin het beginsel van equality of arms tussen de procesdeelnemers besloten ligt in verbinding met het in art. 6 lid 3 b EVRM geformuleerde minimumrecht to have adequate 1 Kamerstukken II 1913/14, 286, nr. 3, p Wet van 15 januari 1921, Stb G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2008, p. 11; B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2010, p. 2. Zie ook P.P.J. van der Meij, De driehoeksverhouding in het strafrechtelijk vooronderzoek, Deventer: Kluwer 2010, p J.H. Crijns, P.P.J. van der Meij & J.M. ten Voorde, Forensisch onderzoek voor Dummies Hoe leren de deskundige en de strafrechter elkaar te verstaan?, Ars Aequi 2010, p Kamerstukken II 2003/04, , nr. 1, p. 7.

3 time and facilities for the preparation of his defence, uitgangspunten heeft afgeleid die van belang zijn voor de samenstelling van het dossier en het recht op inzage. 6 Hiermee drukt het EHRM zijn stempel op de regelgeving omtrent de Nederlandse interne openbaarheid. Tot voor kort waren de Nederlandse regels over de samenstelling en inhoud van het dossier verouderd en onvolledig. In de praktijk klonken regelmatig verzoeken om aanvullingen, meestal bij onderzoek waarin volledige openheid van zaken zich moeilijk liet verenigen met het opsporingsbelang. De nieuwe regeling, de Wet inzake herziening van de regels betreffende de processtukken in strafzaken 7, komt tegemoet aan de bezwaren in de praktijk en beoogt meer duidelijkheid te bieden. Regelgeving omtrent de samenstelling en inhoud van het dossier is aangescherpt. Daarnaast zijn de bevoegdheden van de procesdeelnemers anders geregeld, waardoor in het bijzonder de rechter-commissaris een aantal extra taken krijgt. De recentelijk herziene regeling met betrekking tot processtukken doet de vraag rijzen of de wettelijke regeling inzake toegang en samenstelling van het strafdossier toereikend is om de verdediging 'adequate facilities' als bedoeld in art. 6 lid 3, aanhef en onder b EVRM te verschaffen? Op beantwoording van die vraag is mijn onderzoek gericht. 6 M.S. Groenhuijsen & G. Knigge, Het vooronderzoek in strafzaken, Tweede interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Gouda Quint 2001, p Stb. 2011, 601.

4 2. Positie van de verdediging Om helderheid te krijgen over de wenselijke positie van de verdediging met betrekking tot het strafdossier, moet de actuele positie van de verdediging in het stafproces duidelijk zijn. Ten eerste omdat de positie van de verdediging richtinggevend is voor de reikwijdte en de inkleding van de interne openbaarheid. De positie van de verdediging fungeert immers als piketpaal die de wetgever in acht neemt bij het inrichten van het strafprocesrecht. Ten tweede stelt de positie van de verdediging buitengrenzen aan de handelingsruimte van de verdediging: zij is medebepalend voor de wijze waarop de verdediging gebruik kan maken van de haar toegekende bevoegdheden. Omdat de interne openbaarheid bevoegdheden meebrengt, is het bepalen van de positie van de verdediging noodzakelijk om de reikwijdte van de interne openbaarheid te kunnen overzien. De inrichting van het strafproces met de daarbij horende waarborgen, waarvan de interne openbaarheid van het dossier er een is, wordt bepaald door de opstelling van de deelnemers aan het strafproces. Anderzijds is de wijze waarop de deelnemers aan het strafproces zich opstellen afhankelijk van de wijze waarop het is ingericht. Hieruit blijkt dat de inrichting van het strafproces en de wijze waarop de procesdeelnemers hun rollen vervullen elkaar wederzijds beïnvloeden. De opstelling van de verdediging kan dus enkel gedefinieerd worden aan de hand van de algemene visie op het huidige strafproces. Dit leidt naar de vraag hoe het huidige strafproces zich verhoudt tot het klassieke onderscheid tussen accusatoire- en inquisitoire procestypen. De onderzoeksgroep Strafvordering 2001 heeft zich diezelfde vraag gesteld en is tot de conclusie gekomen dat de typering van ons strafprocesrecht zich het best laat omschrijven als contradictoir geding. 8 Door het centraal stellen van tegenspraak wordt het dialoogkarakter van het geding onderstreept. In deze benadering wordt de agenda van het strafproces in vergaande mate bepaald door de procesdeelnemers. 9 Daaruit vloeit als algemeen uitgangspunt voort dat het strafgeding dient te worden geconcentreerd op hetgeen de betrokkenen verdeeld houdt. 10 Het typeren van het strafproces als contradictoir wordt door de onderzoeksgroep Strafvordering 2001 gerechtvaardigd aan de hand van de volgende, hier slechts puntsgewijs te noemen, nauw met elkaar samenhangende keuzen en uitgangspunten: 11 een niet-lijdelijke rechter die zelfstandig verantwoordelijk is voor de uitkomst van het strafgeding en daarmee voor enerzijds het bewerkstelligen dat schuldigen worden gestraft en anderzijds het voorkomen van de bestraffing van onschuldigen; optimalisering van de rechten van de verdediging; een evenwichtige benutting van de (zittings)capaciteit; een groter accent op de interactie van de procesdeelnemers, waarbij de aandacht zich concentreert op de feiten die omstreden zijn; waarbij de 8 M.S. Groenhuijsen & G. Knigge, Het vooronderzoek in strafzaken, Eerste interimrapport onderzoeksproject Strafvordering 2001, Deventer: Gouda Quint 2001, paragraaf Ibidem. 10 Ibidem. 11 Ibidem.

5 procespartijen daadwerkelijk in staat zijn hun rol naar behoren te spelen en erkenning van de zelfstandige positie van het slachtoffer en de getuige. In een contradictoir geding is de verdachte vrij zijn proceshouding te bepalen. Daar staat tegenover dat aan de gemaakte keuzes rechtsgevolgen kunnen worden verbonden. Zwijgen mag, maar kan betekenis hebben in de oordeelsvorming van de rechter. 12 De verdachte mag kiezen maar wordt tot op zekere hoogte aan zijn keuzen gehouden en daarop aan gesproken. Dat de verdachte binnen de bepleite contradictoire gedingstructuur moet kunnen worden gehouden aan de keuzes die hij maakt bij het uitoefenen van zijn processuele bevoegdheden, heeft in de optiek van Strafvordering 2001 consequenties voor (onder meer) de interne openbaarheid. Het concept van de verdachte als mondige procesdeelnemer stelt bijzondere eisen aan de inrichting van de procedure. Van bijzonder belang is in dit verband het recht op informatie. Een contradictoire procedure veronderstelt dat een verdachte weet wat er gaande is, en weet wat er tegen hem wordt ondernomen. Dit maakt dat de interne openbaarheid een voorwaarde is om effectieve verdediging te voeren. 2.1 Participatie bij dossiervorming Bij verschillende wetten zijn voorzieningen getroffen die mede de procespositie en de participatie van de verdediging beogen te verstevigen. Zo voorziet de op 1 januari 2010 in werking getreden Wet deskundige in strafzaken in ruimere mate dan voorheen in de mogelijkheid dat de verdediging in de verschillende fasen van de strafprocedure en in het bijzonder in het stadium van het voorbereidend onderzoek invloed uitoefent op de totstandkoming en inrichting van een deskundigenonderzoek. 13 Verder beoogt de Wet versterking positie rechter-commissaris 14 blijkens de Memorie van Toelichting het gerechtelijk vooronderzoek 15 te vervangen door een meer flexibele mogelijkheid voor de rechter-commissaris om onderzoekshandelingen te verrichten, teneinde te voldoen aan gerechtvaardigde onderzoekswensen van de verdediging. 16 De invulling door de rechter-commissaris is voornamelijk aan de orde bij het verrichten van deskundigenonderzoek en het horen van getuigen. 12 G.Knigge, Leerstukken van strafprocesrecht, Deventer: Gouda Quint 2001, p Zie art. 150 lid 1, 150a lid 3, 150b lid 2, 176, 227, 228 lid 4, 230 lid 2, 231 lid 1 en 232 Sv. Zie verder M.J. Dubelaar & J.F. Nijboer, De procespositie van deskundigen eindelijk wettelijk verankerd, DD 2008(a), 2, p en idem, De deskundige en de waarheid. Een nadere beschouwing over enkele aspecten van de toekomstige Wet deskundigen in strafzaken, DD 2008(b), 2, p Stb. 2011, Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p. 2; A.J.M. Machielse, Een requiem voor het gerechtelijk vooronderzoek, Arnhem: Gouda Quint Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p. 2. Zie ook P.P.J. van der Meij, De wankele status van de rechtercommissaris in strafzaken, NJB 2008, p en P.A.M. Mevis, Wetsvoorstel versterking rol RC: toch maar doen, DD 2009, 50, p

6 Vanuit het oogpunt van een verdachte is dit een wenselijke ontwikkeling. Op initiatief van de verdediging kunnen door de rechter-commissaris in het voorbereidend onderzoek de benodigde onderzoekshandelingen worden waardoor de zaak panklaar op de terechtzitting kan worden behandeld. Om een getuigenverhoor of ander onderzoek onder leiding van de rechter-commissaris effectief en betrekkelijk vroeg in het voorbereidend onderzoek te kunnen laten plaatsvinden, dient de verdediging zo vroeg mogelijk de beschikking te krijgen over het dossier. Als de verdediging niet vroegtijdig kan beschikken over een zo volledig mogelijk dossier, zijn de mogelijkheden om nader onderzoek te vragen beperkt. Dossiervorming in strafzaken is echter een ongoing process. 17 Het is niet realistisch te denken dat een dossier kort na het eerste verdachtenverhoor reeds compleet zou kunnen zijn. 18 Maar deze recent aangenomen wet heeft wel degelijk meerwaarde ten opzichte van de voorheen bestaande praktijk. De situatie waarin de verdediging en de rechter-commissaris in de aanloop naar een getuigenverhoor enkel moeten afgaan op een stamproces-verbaal, al dan niet aangevuld met de inmiddels door de verdachte afgelegde verklaringen, mag niet meer voorkomen. In het laatste kwartaal van 2009 is een conceptwetsvoorstel in consultatie gebracht dat de herziening van de regels over de processtukken in strafzaken tot onderwerp heeft. Het sluit aan op het programma Versterking Opsporing en Vervolging en hangt samen met het wetsvoorstel ter versterking van de positie van de rechter-commissaris. Inmiddels is de Wet herziening regels processtukken in strafzaken een feit. 19 Samenstelling van het dossier In de wet ligt de nadruk op de verantwoordelijkheid van de officier van justitie voor de samenstelling (art. 149a Sv) en daarmee de volledigheid van het procesdossier. 20 Daartoe behoren alle stukken die voor de door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn behoudens het bepaalde in art. 149b Sv. Deze bepaling is de wettelijke grondslag voor het achterwege laten van voeging van bepaalde stukken of gedeelten daarvan. 21 Dit zijn stukken waarvan de officier van justitie de voeging geheel of gedeeltelijk achterwege laat omdat hij dat noodzakelijk acht met het oog op het onderzoeksbelang. Het achterwege laten van voeging is mogelijk als de officier van justitie van oordeel is dat de stukken niet als processtukken kunnen worden aangemerkt, dan wel dat voeging en inzage onverenigbaar zijn met de belangen die vermeld worden in art. 187d lid 1 Sv, dat wil zeggen als: (a) een 17 R.H. Hermans, Kennisneming van processtukken: een kwestie van wantrouwen?, in: R.S.T. Gaarthuis, T. Kooijmans & Th.A. de Roos (red.), Vertrouwen in de strafrechtspleging, Deventer: Kluwer 2010, p Zie ook Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p R.H. Hermans, Kennisneming van processtukken in het voorbereidend onderzoek in strafzaken, DD 2009, 39, p Stb. 2011, Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p R.H. Hermans, Nieuwe regels voor kennisneming van processtukken, DD 2012, 27, p. 290.

7 getuige daardoor ernstige overlast zal ondervinden of ernstig zal worden belemmerd in de uitoefening van zijn ambt/beroep, (b) een zwaarwegend opsporingsbelang wordt geschaad of (c) de staatsveiligheid wordt geschaad. Er moet aldus sprake zijn van zeer gewichtige redenen wil het recht op kennisneming van processtukken gedurende het gehele proces geblokkeerd worden. 22 Over de belangbeweging die hier aan ten grondslag ligt merkt de minister het volgende op: Bij de afweging van deze belangen tegenover het verdedigingsbelang dient telkens aan de hand van het relevantiecriterium te worden beoordeeld welke stukken moeten worden gevoegd. Verder speelt dat gewoonlijk niemand anders dan de officier van justitie en de politie van de aanwezigheid van in het dossier ontbrekende stukken weet of kan weten. Dit onderstreept de verantwoordelijkheid van de officier van justitie. 23 Meer dan voorheen kan de officier van justitie de kennisneming van processtukken beperken indien het belang van het onderzoek dat vordert (art. 187d lid 1 Sv). Zoals de minister terecht opmerkt brengt dit voor de officier van justitie een zwaarwegende verantwoordelijkheid mee. De wijze waarop de officier van justitie van zijn bevoegdheid gebruik maakt kan nadelige consequenties hebben voor de verdediging. Daarom is het goed dat de wetgever voorziet in een rechterlijk controlemechanisme. De officier van justitie behoeft op grond van art. 149 b lid 1 Sv een machtiging van de rechter-commissaris om relevante informatie te kunnen afschermen. De officier van justitie vordert een beschikking van de rechter-commissaris. De verdediging heeft geen rol in dit traject. In het wetsvoorstel was de mogelijkheid tot het horen van de verdediging over de vordering van de officier van justitie opgenomen. 24 Dit is voorgesteld om de participatie van de verdediging te vergroten. Het past bij een contradictoire geding-structuur om de verdediging een stem te geven in dergelijk rechtelijk controlemechanisme. Toch heeft de minister hier uiteindelijk van afgezien omdat hij verwachtte dat de verdachte tegen toewijzing van de vordering van de officier van justitie vrijwel altijd hoger beroep zou instellen. Dit is opmerkelijk omdat de adviezen van de Raad voor de rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten het horen van de verdediging in dergelijk situatie niet ontrieden, integendeel. 25 Omdat de verdediging geen rol heeft in het traject kan men zich afvragen of de rechterlijke toetsing volwaardig is. Van het achterwege laten van voeging, en van de redenen die daaraan ten grondslag liggen, maakt de officier van justitie een proces-verbaal op. Dat wordt bij de processtukken gevoegd (mits de te beschermen belangen van art. 187d lid 1 Sv zich daartegen niet verzetten). Het is uiteindelijk de 22 R.H. Hermans, Nieuwe regels voor kennisneming van processtukken, DD 2012, 27, p MvT, p R.H. Hermans, Nieuwe regels voor kennisneming van processtukken, DD 2012, 27, p MvT, p. 29.

8 zittingsrechter die beslist of hij over voldoende informatie beschikt voor een goede beoordeling van de zaak. Hij kan bevelen bepaalde stukken alsnog te doen overleggen (art. 315 lid 1 Sv). Wel zal daarbij de betrokkenheid van de rechter-commissaris of de raadsheer-commissaris aangewezen zijn. Als het dossier ondanks de wens de achtergehouden stukken alsnog te doen overleggen om zwaarwegende redenen niet wordt aangevuld met de ontbrekende informatie, zodat geen goede beoordeling van de zaak mogelijk is, beslist de zittingsrechter wat daarvan de consequenties moeten zijn. Gelet op de strekking van art. 359a Sv behoort bewijsuitsluiting of de niet-ontvankelijkheid van het OM tot de mogelijkheden, aldus de Memorie van Toelichting. In het geval de rechter opzettelijk van informatie onthouden wordt, die relevant is voor de beantwoording van de vragen van art. 348 en 350 Sv, is niet-ontvankelijkheid van het OM echter het enige juiste gevolg. Processtukken De belangrijkste wijzigingen met betrekking tot processtukken betreffen het proces-verbaal. Het opmaken en/of inzenden van een proces verbaal wordt niet in alle omstandigheden meer nodig geacht. Art. 152 (oud) Sv bepaalde dat opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal opmaken van het door hen opgespoorde strafbare feit of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden. Deze verbaliseringsplicht was al niet absoluut. In de rechtspraak was namelijk aanvaard dat een opsporingsambtenaar af kan zien een proces-verbaal op te maken op grond van de volgende overweging: 'Ingeval hetgeen door hen is verricht of bevonden naar hun, aan toetsing door de officier van justitie onderworpen, oordeel redelijkerwijs niet van belang kan zijn voor enige door de rechter in het eindonderzoek te nemen beslissing.' 26 In deze overweging kan het relevantiecriterium al worden herkend: in het dossier dienen de stukken te worden gevoegd die redelijkerwijze van belang kunnen zijn voor de beantwoording van de vragen van art. 348 en 350 Sv, hetzij in voor de verdachte belastende zin, hetzij in voor hem ontlastende zin. 27 In het nieuwe art. 152 lid 2 Sv is het afzien van het opmaken van een proces-verbaal wettelijk vastgelegd: het opmaken van een proces-verbaal kan onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie achterwege worden gelaten. Daarnaast kan op grond van art. 156 lid 3 Sv de toezending van het proces-verbaal aan het dossier, met instemming van de officier van justitie, achterwege worden gelaten. 26 HR 19 december 1995, NJ 1996, 249 (Zwolsman). 27 A. Franken, Regels voor het strafdossier, DD 2010, 24, p. 403.

9 Volgens de Memorie van Toelichting staat voorop dat, als de zaak naar verwachting tot een strafrechtelijke afdoening leidt, alles wat voor de later oordelende rechter van belang is, geverbaliseerd dient te worden. Ook dient steeds een proces-verbaal te worden opgemaakt als verwacht mag worden dat over een sepot geklaagd wordt (art. 12 Sv). Meer in het algemeen geldt dat het openbaar ministerie de regie over de opsporing houdt. 28 Voeging van processtukken Nieuw is dat, op grond van art. 34 Sv, de verdediging expliciet de mogelijkheid geboden wordt een gemotiveerd verzoek bij de officier van justitie in te dienen om bepaalde stukken die zij van belang acht voor de beoordeling van de zaak bij de processtukken te voegen (lid 1). Met het oog op de onderbouwing van zijn verzoek kan de verdachte de officier van justitie tevens toestemming vragen om kennis te nemen van die documenten (art. 34 lid 2 Sv). De officier van justitie kan de inzage en het voegen slechts weigeren indien hij van mening is dat de stukken niet kunnen aangemerkt als processtukken dan wel hij oordeelt dat zwaarwegende belangen (art. 187d lid 1 Sv) zich daartegen verzetten. De weigering behoeft schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris (art. 34 lid 3 Sv). 29 Om druk op de ketel te houden kan de rechter-commissaris op verzoek van de verdachte, de officier van justitie die in gebreke blijft te beslissen over het kennisnemen en het voegen van de desbetreffende stukken, een termijn stellen binnen welke de officier van justitie een beslissing moet nemen. De verdachte kan tegen deze beslissing geen bezwaarschrift indienen. Hij kan hooguit later, ter terechtzitting, bezwaar maken bij de zittingsrechter. Dit alles laat onverlet dat de officier van justitie kan beslissen het verzoek om bepaalde stukken te voegen (en het verzoek om de desbetreffende stukken vooraf te mogen inzien) niet te honoreren. Weigeren is mogelijk als hij van oordeel is dat de stukken niet als processtukken kunnen worden aangemerkt, dan wel dat de (inzage en) voeging onverenigbaar zijn met de belangen die vermeld worden in art. 187d lid 1 Sv. Voeging kan derhalve achterwege gelaten worden als daardoor: (a) een getuige ernstige overlast zal ondervinden of ernstig zal worden belemmerd in de uitoefening van zijn ambt/beroep, (b) een zwaarwegend opsporingsbelang wordt geschaad of (c) de staatsveiligheid wordt geschaad. Voor de beslissing om het verzoek niet te honoreren, heeft hij wel een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris nodig. Kennisneming van het dossier Art. 30 Sv regelt het recht van de verdachte om kennis te nemen van de processtukken, dat wil zeggen: de stukken uit het dossier dat op zijn zaak betrekking heeft. Omdat met de inwerkingtreding van de Wet versterking positie rechter-commissaris het gerechtelijk voor onderzoek wordt afgeschaft, is de 28 MvT, p MvT, p. 12.

10 redactie van lid 1 enigszins aangepast. De belangrijkste wijziging is dat de officier van justitie in het voorbereidend onderzoek kennisneming van de processtukken toestaat, in elk geval vanaf het eerste verhoor na aanhouding. 30 Op verzoek van de verdachte kan de rechter-commissaris na de officier van justitie te hebben gehoord de officier van justitie die in gebreke blijft de kennisneming te verlenen, een termijn stellen. Niettemin kan de officier van justitie, evenals voorheen, de verdachte de kennisneming van bepaalde stukken onthouden indien het belang van het onderzoek dat vordert. Wat er onder het belang van het onderzoek verstaan moet worden is in de wet niet nader gedefinieerd. Het doel van de bepaling is de bescherming van de waarheidsvinding. Onthouden van processtukken is alleen gerechtvaardigd indien de verdachte door kennisneming van de inhoud van de processtukken de waarheidsvinding ernstig zou kunnen belemmeren. 31 Art. 31 Sv, betreffende processtukken waarvan de kennisneming in ieder geval niet mag worden onthouden, is ongewijzigd. De verdachte kan, evenals voorheen, onder bepaalde voorwaarden een afschrift van de stukken krijgen (art. 32 lid 1 (nieuw) Sv). Het onderzoek mag door de verkrijging van afschriften niet worden opgehouden. Dat was ook naar oud recht het geval. 32 Nieuw is dat de officier van justitie kan bepalen dat van bepaalde processtukken, in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in het belang van de opsporing en vervolging van (andere) strafbare feiten of op andere zwaarwegende gronden aan het algemeen belang ontleend, geen afschrift wordt verstrekt (art. 32 lid 2 (nieuw) Sv). In de Memorie van Toelichting worden als voorbeelden onder andere gegevensdragers met kinderpornografisch materiaal en video-opnamen van jeugdige getuigen, genoemd. De verdachte kan daartegen binnen 14 dagen een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Art. 33 Sv heeft betrekking op het recht van de verdachte om in beginsel alle stukken in te zien nadat hij ter terechtzitting is gedagvaard of nadat jegens hem een strafbeschikking is uitgevaardigd. Inhoudelijk is er, op enkele redactionele wijzigingen na, niet veel veranderd. Nieuw is wel dat, ook na dagvaarding of uitvaardiging van een strafbeschikking, de kennisneming van stukken kan worden geweigerd als de officier van justitie op de grond dat een getuige door kennisneming ernstige overlast zal ondervinden of ernstig zal worden belemmerd in de uitoefening van zijn ambt/beroep, een zwaarwegend opsporingsbelang wordt geschaad en/of de staatsveiligheid wordt geschaad. De wet zorgt voor duidelijkheid over de samenstelling van het dossier voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting. De doelmatigheid wordt daarmee gediend, maar het neemt niet weg dat ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting door de verdediging om toevoeging van stukken aan het 30 Art. 30 SV lid 2 laatste volzin. 31 C.P.M. Cleiren & J.F. Nijboer, Strafvordering: tekst&commentaar, Deventer: Kluwer 2011, p R.H. Hermans, Nieuwe regels voor kennisneming van processtukken, DD 2012, 27, p. 290.

11 dossier en de daarmee gepaard gaande kennisneming van die stukken kan worden verzocht. Als de zittingsrechter zulks noodzakelijk oordeelt, kan hij bevelen dat de stukken alsnog worden overgelegd Effectiviteit van verdedigingsrechten Uit de vrijheid die de verdachte heeft om zijn verdediging naar eigen inzicht in te richten, vloeit de aanspraak voort om te beschikken over de processuele instrumenten die hem in staat stellen zijn verdediging optimaal te voeren. De effectiviteit van deze instrumenten wordt in hoge mate bepaald door de invulling die het EVRM geeft aan beginselen die hiermee verband houden. Zo moet een procespartij de beschikking krijgen over een reasonable opportunity of presenting his case to the court under conditions which do not place him at a substantial disadvantage vis-à-vis his opponent. 34 Het door art 6 EVRM gewaarborgde fair trial komt het sterkst tot uitdrukking in samenhang met de equality of arms. Een fair trial kan immers alleen gestalte krijgen wanneer de tegenover elkaar staande partijen gelijke kansen krijgen. Uitgangspunt is dat een eerlijk proces meebrengt dat all material evidence for or against the accused aan de verdediging wordt geopenbaard. 35 Het recht op kennisneming is echter niet absoluut: 36 'In any criminal proceedings there may be competing interests, such as national security or the need to protect witnesses at risk of reprisals or keep secret police methods of investigation of crime, which must be weighed against the rights of the accused [ ]. In some cases it may be necessary to withhold certain evidence from the defence so as to preserve the fundamental rights of another individual or to safeguard an important public interest. However, only such measures restricting the rights of the defence which are strictly necessary are permissible under Article 6 1 [ ]. Moreover, in order to ensure that the accused receives a fair trial, any difficulties caused to the defence by a limitation on its rights must be sufficiently counterbalanced by the procedures followed by the judicial authorities [ ].' Deze benadering is te vergelijken met de rechtspraak van het EHRM ten aanzien van het recht van een verdachte getuigen te ondervragen, in het bijzonder wat betreft de vraag of een inbreuk op het recht van de verdachte een getuige te ondervragen tot een schending van het recht op een eerlijk proces leidt. De inperking van de verdedigingsrechten moet strikt noodzakelijk zijn gebleken en er moet een procedure worden gevolgd die deze inbreuk compenseert. Die procedure dient te beantwoorden aan de algemene eisen van adversarial proceedings en equality of arms, waarbij aan de verdachte adequate 33 Art. 315 lid 1 Sv. 34 EHRM 24 februari 1997, De Haes en Gijsels v. België, Reports 1997-I; Delcourt v. België, supra, noot EHRM 16 december 1992, nr 36, Edwards tegen het Verenigd Koninkrijk en E. Myjer, Edwards en de achtergehouden gegevens, NJCM-Bulletin 1993, p Zie bijvoorbeeld EHRM 16 februari 2000, nr /95 (Jasper tegen het Verenigd Koninkrijk).

12 facilities worden geboden. 37 Aan deze eisen wordt niet voldaan als het openbaar ministerie besluit relevante informatie achter te houden zonder de verdediging en de rechter daarover te informeren. Deze gang van zaken beantwoordt niet aan de eisen die uit art. 6 EVRM voortvloeien. 38 Indien de verdediging bepaalde stukken aan het dossier toegevoegd wil zien, dan zal zij voor dat verzoek specifieke argumenten moeten aandragen. 39 Het recht van de verdachte zelf kennis te nemen van de processtukken, kan onder omstandigheden worden beperkt indien zijn raadsman in staat is dat materiaal in te zien. 40 Dan zal die raadsman wel in de gelegenheid moeten zijn de informatie met de verdachte te delen, zodat de verdachte ook werkelijk zijn visie op de relevante feiten kan geven. 41 Het recht op kennisneming overlapt met verschillende rechten van art. 6 lid 3 EVRM; het recht om onverwijld op de hoogte te worden gesteld van de aard en de inhoud van de beschuldiging (art. 6 lid 3 onder a EVRM) en om over voldoende tijd en faciliteiten te beschikken om een verdediging voor te bereiden (art. 6 lid 3 onder b EVRM). Deze rechten zijn nauw met elkaar verbonden. 42 Voor de verwezenlijking van het recht onder (b) is immers noodzakelijk dat eerst het recht onder (a) is verwezenlijkt. 43 Beide rechten zijn ruwweg terug te brengen tot het recht op informatie en het recht van de verdachte hem ontlastende informatie in het proces in te brengen, c.q. hem belastende informatie tegen te spreken. 44 Deze rechten op informatie zijn niet onbeperkt: het komt erop neer dat verdachte over zodanige informatie beschikt, dat hij zijn verdediging kan voorbereiden. Zo vergt het recht onder (a) dat niet alleen de aard van het delict, maar ook de feitelijke en juridische grondslag voor de strafvervolging moet worden aangegeven. 45 In het voorbereidend onderzoek is echter nog niet noodzakelijk dat wordt overgegaan tot de verstrekking van bewijs dat de vervolging ondersteunt. 46 Hieruit blijkt dat er sprake is van recht op informatie in beperkte zin. De notie van faciliteiten onder (b) houdt verband de toegang tot de informatievoorziening onder (a). De verdediging moet over geschikte 37 A. Franken, Regels voor het strafdossier, DD 2010, 24, p EHRM 16 februari 2000, 28901/95 (Rowe & Davis tegen het Verenigd Koninkrijk). 39 EHRM 24 februari 1994, 1994/175 (Bendenoun tegen Frankrijk), waarin de verdediging verzocht om toevoeging van een fiscaal dossier. 40 E. Myjer, Het Dev Sol-fotoboek blijft gesloten, NJCM-Bulletin 1998, p EHRM 5 mei 2005, nr /99 (Öcalan tegen Turkije). 42 A. den Hartog, Artikel 6 EVRM: grenzen aan het streven de straf eerder op de daad te doen volgen, Antwerpen/Apeldoorn: MAKLU 1992, p P.van Dijk, F. van Hoof, A. van Rijn & L. Zwaak (Red.), Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, Antwerpen /Oxford: Intersentia 2006, p F. Pinar Ölcer, Eerlijk proces en bijzondere opsporing, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008, p Idem, p Idem, p. 632.

13 faciliteiten beschikken om van de informatievoorziening gebruik te maken. Dit is noodzakelijk om het voeren van een effectieve verdediging mogelijk te maken. 47 Equality of arms Het principe van gelijkheid van wapenen kan gezien worden als het impliciete recht op interne openbaarheid. De gelijkheid van wapenen geldt voor getuigenbewijs, maar ook voor andere informatie. 48 De ten aanzien van getuigenbewijs, leidende beginselen van onmiddellijkheid, mondelinge overdracht en tegensprekelijkheid zijn eveneens van toepassing in verband met dit meeromvattende recht op interne openbaarheid. Bij procesinformatie die zich naar haar aard niet leent voor realisering genoemde beginselen bij stukken is de middellijkheid vaak gegeven brengen zij mee dat gestreefd moet worden naar de inbreng van informatie in de meest oorspronkelijke vorm, terwijl de verdachte in de gelegenheid moet worden gesteld zich over haar inhoud uit te laten. 49 Tevens kan het onderscheid tussen getuigen à charge en à décharge kan worden doorgetrokken naar andere soorten informatie. Waar het derhalve gaat om belastende informatie die door de vervolgende autoriteit wordt ingebracht en daadwerkelijk als bewijs kan of zal worden gebruikt, geldt derhalve dat de tegensprekelijkheidseis in werking treedt en een versterkende werking heeft op het informatierecht. 50 Waar die informatie vervolgens ook ten grondslag wordt gelegd aan een bewezenverklaring is bovendien het gebruik daarvan onderhevig aan de werking van het recht op een eerlijk bewijsgebruik. Daarbij hoort dat de rechter het bewijsgebruik motiveert en uitgaat van een bewijsminimumregel. De nadere eisen die aan dat gebruik worden gesteld, worden daarmee tevens geactiveerd. Dat komt neer op een cumulatie van eisen ten aanzien van die informatie, zodat art. 6 EVRM per saldo meer voorwaarden stelt ten aanzien van belastende informatie, ongeacht de vorm van die informatie. 51 Adequate facilities Art. 6 lid 3 onder b EVRM geeft elke verdachte het recht to have adequate time and facilities for the preparation of his defence. Tot die faciliteiten behoort in elk geval dat de verdachte de mogelijkheid moet hebben om van te voren kennis te nemen van de processtukken om zodoende zijn verdediging te kunnen voeren. Het feit dat de verdediging geen inzicht heeft in de gronden waarop het oordeel in eerste aanleg is gebaseerd, kan tot gevolg hebben dat de mogelijkheden om zich in voldoende mate voor te bereiden op de procedure in appel worden beperkt. Dit speelt bijvoorbeeld in die gevallen waarin partijen alleen 47 Idem, p F. Pinar Ölcer, Eerlijk proces en bijzondere opsporing, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008, p F. Pinar Ölcer, Eerlijk proces en bijzondere opsporing, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008, p G.P.M.F. Mols, Getuigen in strafzaken, Maastricht: Kluwer 2003, p F. Pinar Ölcer, Eerlijk proces en bijzondere opsporing, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008, p. 155.

14 een rechtsmiddel kunnen aanwenden met vermelding van de beroepsgronden. Laten zij dit achterwege of doen zij dit buiten de daarvoor geldende termijn, dan wordt het appel niet-ontvankelijk verklaard. 52 Het EHRM achtte een dergelijke handelwijze in de zaak Hadjianastassiou in strijd met artikel 6 lid 1 juncto lid 3 onder b EVRM: The national courts must, however, indicate with sufficient clarity the grounds on which they based their decision. It is this, inter alia, which makes it possible for the accused to exercise usefully the rights of appeal available to him. 53 Transparantie en bewijsgebruik Het belang van informatie in de context van de effectuering van de verdedigingsrechten is groot. De toetsing van de eerlijkheid van het gebruik van via normschending verkregen bewijs kan immers zonder deugdelijke informatierechtsverwezenlijking niet op een acceptabele wijze worden uitgevoerd. Een deugdelijke interne openbaarheid, die voorziet in transparantie van opsporing is daarmee even cruciaal als de eis van eerlijkheid zelf. 54 Die eerlijkheid en de kwaliteit van de toetsing van de juistheid van het bewijsgebruik staan of vallen met de ter zake geboden transparantie. Ook het EHRM benadrukt de verwezenlijking van informatierechten, in de context van de toetsing van de eerlijkheid van het bewijsgebruik. 55 Myjer spreekt van het grote belang dat in Straatsburg wordt gehecht aan transparantie van de kant van politie en justitie. 56 Waar die toetsing als gevolg van een gebrekkige informatievoorziening in het geheel niet kan worden uitgevoerd, kan de eerlijkheid van het proces reeds op die basis zonder dat een inhoudelijk oordeel wordt gegeven over de beweerde onrechtmatigheid zijn aangetast. 57 Waar de informatievoorziening niet geheel heeft ontbroken, maar toch ondeugdelijk moet worden geacht omdat de verdachte niet in staat is geweest in voldoende mate op te komen tegen een door hem gewraakt optreden in het opsporingsonderzoek zal, 52 C.P.M. Cleiren & J.F. Nijboer, Strafvordering: tekst&commentaar, Deventer: Kluwer 2011, p EHRM 16 december 1992, 12945/87 (Hadjianastassiou vs. Griekenland). 54 E. Prakken & T. Spronken, Grondslagen van het recht op verdediging, in: C.H. Brants, P.A.M. Mevis & E. Prakken (red.), Legitieme strafvordering, Antwerpen/Groningen: Intersentia 2001, p F. Pinar Ölcer, Eerlijk proces en bijzondere opsporing, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2008, p E. Myjer, Van een Straatsburgs einde aan twee supermegazaken vol afspraken met getuigen, NJB 27 februari 2004, nr. 9, p EHRM 27 oktober 2004, Edwards & Lewis v. UK, EHRC 2004, 110, supra, noot 38 en EHRM 24 juni 2003, Dowsett v. UK, Reports of Judgments and Decisions 2003-VII. In het eerste geval gaven de feiten en omstandigheden van het onderzoek sterke indicaties dat er sprake was geweest van de inzet van infiltranten. Daarover werd echter zo weinig informatie gegeven dat zelfs het Hof niet kon toetsen of daarbij sprake was geweest van ontoelaatbare uitlokking. Art. 6 EVRM werd daarom op basis van de gebrekkige openbaarheid geschonden geacht. Datzelfde geldt voor Dowsett, die enerzijds niet en anderzijds te laat in het geding op de hoogte werd gesteld van informatie aangaande de vormgeving van het onderzoek.

15 indien zodanige in principe herstelbare normovertredingen in het opsporingsonderzoek niet op deugdelijke wijze zijn hersteld, het proces uiteindelijk toch als oneerlijk moet worden gekwalificeerd. 3.1 Nederlandse rechtspraak Het dossier is als zodanig niet geregeld in de wet. In het Wetboek van Strafvordering gebruikt de wetgever nergens de term dossier. Er staan wel termen als processtukken, bescheiden en stukken van overtuiging, maar nergens staat wat onder deze begrippen verstaan moet worden. Zoals in paragraaf 2.1 beschreven schept de Wet herziening regels processtukken in strafzaken 58 meer duidelijkheid omtrent de samenstelling van het dossier. Maar een concrete definitie van de genoemde termen blijft ook hier achterwege. Bij gebrek aan heldere regelgeving is het door de Hoge Raad in het Dev Sol-arrest geformuleerde relevantiecriterium de leidraad bij de beantwoording van de vraag welke stukken als processtukken moeten worden aangemerkt. 59 Dit zijn die stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn, in voor de verdachte belastende dan wel in voor hem ontlastende zin, waarbij geanticipeerd moet worden op de vragen van art. 348 en 350 Sv. 60 Met de Wet herziening regels processtukken in strafzaken is dit relevantiecriterium gecodificeerd in art. 149a (nieuw) Sv. De Hoge Raad volgde in het Dev Sol-arrest het Amsterdamse hof in de redenering dat het voor de herkenning van de verdachte gebruikte fotoboeken een opsporingsmiddel waren en als zodanig niet aan de processtukken behoefden te worden toegevoegd. Door deze constructie kon de verdachte zich niet beroepen op art. 33 Sv om de fotoboeken te kunnen inzien. De fotoboeken waren door de politie samengesteld en bevatten foto s van personen ten aanzien van wie aanwijzingen bestonden dat zij deel uitmaakten van de criminele organisatie Dev Sol. De fotoboeken waren aan de slachtoffers getoond, die vervolgens de verdachte herkenden. Van die herkenning was een proces-verbaal opgemaakt dat met de door de slachtoffers aangewezen foto s van de verdachte bij het dossier was gevoegd. De verdediging stelde dat de fotoboeken zelf als processtukken hadden te gelden, zodat nagegaan kon worden of de wijze waarop de foto s waren gepresenteerd niet suggestief was geweest. Daarmee stond het verdedigingsbelang tegen over het opsporingsbelang. Het openbaar ministerie wilde uiteraard niet prijsgeven wie het als mogelijke leden van Dev Sol in het vizier had. Toekomstig onderzoek tegen die personen zou daardoor belemmerd worden. Vanwege deze strategische redenen wilde het openbaar ministerie niet dat de verdachte de foto s in de fotoboeken zou zien. Het verdedigingsbelang was volgens het Hof echter wel gediend bij inzage van de fotoboeken. Daarom mocht de raadsvrouw van de verdachte, maar niet de verdachte zelf, de fotoboeken inzien. Met andere woorden: de middelen die ter opsporing zijn gebruikt, behoeven niet aan het dossier worden 58 Stb. 2011, HR 7 mei 1996, NJ 1996, 687 (Dev Sol). 60 HR 4 januari 2000, NJ 2000, 537.

16 toegevoegd. 61 Dit neemt niet weg dat het verdedigingsbelang met zich mee kan brengen dat de verdachte, dan wel zijn raadsman, kennis moet kunnen nemen van middelen die ter opsporing zijn gebruikt. Hiermee zijn de fotoboeken stukken, niet zijnde processtukken, waarvan desgevraagd door de verdediging kennisgenomen kan worden als het verdededigingsbelang dit vergt. Dit in tegenstelling tot stukken die aangemerkt worden als processtukken in engere zin, waarvan kennisneming uiteindelijk niet kan worden onthouden. Omdat de raadsvrouw van mening was dat het een inperking van de rechten van de verdediging inhield als de verdachte de fotoboeken niet ook mocht inzien, wilde zij de fotoboeken echter niet inzien. Op het standpunt van de raadsvrouw kom ik later in deze paragraaf nog op terug. Het Hof s-gravenhage haalt in twee uitspraken 62 het Dev Sol-arrest aan. Het eerste heeft betrekking op een fraudezaak tegen de voetbalclub Feyenoord, waarin de verdediging het verweer voerde dat het controleonderzoek van de belastingdienst op onaanvaardbare wijze samenviel met het opsporingsonderzoek van de FIOD. De verdediging bepleitte dat het openbaar ministerie lichtvaardig en onzorgvuldig tot vervolging was overgegaan en dat ten aanzien van de verdachte een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ontbrak. Het Hof achtte het echter niet aannemelijk dat bij aanwending van de controlebevoegdheden door de ambtenaren van de belastingdienst de aan de verdachte toekomende waarborgen niet in acht zijn genomen. Bepaalde interne stukken van de FIOD heeft de verdediging kunnen inzien. Maar dit bracht volgens het Hof niet mee dat de stukken aan het dossier dienen te worden toegevoegd. 63 Niet omdat de stukken slechts hadden gediend als opsporingsmiddel maar omdat de verdenking werd verantwoord door de in het dossier liggende processen-verbaal. Dat wil echter niet zeggen dat andere stukken daarop geen licht hadden kunnen werpen. Wellicht hadden bepaalde stukken stellingen van de verdediging kunnen onderbouwen. Met andere woorden er was sprake van een verdedigingsbelang. Op basis hiervan kon de verdediging vragen om voeging van de betreffende stukken, die beoordeeld moest worden volgens het relevantiecriterium en niet volgens het noodzaakcriterium. De beoordeling van het Hof sloot derhalve niet aan bij de benadering van de Hoge Raad: het moet immers gaan om stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn, die de rechter uiteindelijk op verzoek van de verdediging nog aan het dossier kan toevoegen. 64 Met de Wet herziening regels processtukken in strafzaken is het verzoek tot voeging door de verdediging gecodificeerd. In art. 34 lid 1 Sv biedt deze wet de verdediging expliciet de mogelijkheid om een gemotiveerd verzoek bij de officier van justitie in te dienen om bepaalde stukken die zij van belang acht voor de beoordeling van de zaak bij 61 J.M.W. Lindeman, Het dossier, DD april 2006, 31, p Hof s-gravenhage 8 november 2005, LJN AU5752 en Hof s-gravenhage 9 februari 2006, LJN AV J.M.W. Lindeman, Het dossier, DD april 2006, 31, p J.M.W. Lindeman, Het dossier, DD april 2006, 31, p. 469.

17 de processtukken te voegen. Met het oog op de onderbouwing van zijn verzoek kan de verdachte de officier van justitie tevens toestemming vragen om kennis te nemen van die documenten (art. 34 lid 2 Sv). Ook hier is het relevantiecriterium van toepassing. De officier van justitie kan namelijk het voegen weigeren indien hij van mening is dat de stukken niet kunnen aangemerkt als processtukken (art. 34 Sv). Gezien art. 149a lid 2 Sv wil dat zeggen: alle stukken die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn, behoudens het bepaalde in art. 149b Sv. Daarnaast kan de officier van justitie voeging weigeren als hij oordeelt dat zwaarwegende belangen (art. 187d lid 1 Sv) zich tegen voeging verzetten. Verzoeken tot toevoeging van stukken aan het dossier worden maar al te vaak weggezet als zogenaamde fishing expeditions. 65 Er moet een duidelijk omschreven doel zijn. Juist omdat de informatie uit stukken nog niet bekend is, is het doel van de verdediging tot op zekere hoogte hypothetisch. In deze situaties hanteert de rechter vaak een cirkelredenering, zoals ook te zien in HR 10 mei 2005, NJ 2005, 424. Ten laste van de verdachte was bewezenverklaard, kort gezegd, dat hij zich in een bepaalde periode schuldig gemaakt had aan het medeplegen van valsheid in geschrifte en uitkeringsfraude. Het Hof had de verzoeken van de verdediging tot toevoeging van de door de Belastingdienst aan de Gemeentelijke Sociale Dienst geleverde startinformatie afgewezen. In zijn brief verzocht de raadsman om toevoeging van de gehele administratie, waarvan de startinformatie deel uitmaakte, zoals aangeleverd door de Belastingdienst aan de sociale recherche. Volgens de verdediging was de informatie inhoudende dat de verdachte in de jaren , naast de uitkering van de sociale dienst tevens inkomsten uit arbeid in loondienst ontving, afkomstig uit een persoonsregister in de zin van de Wet persoonsregistraties bij de belastingdienst. Nu het spontaan verstrekken aan de sociale dienst van dergelijke informatie in strijd is met de Wet persoonsregistraties en het Voorschrift informatieverstrekking 1993, was de beantwoording van de vraag of de startinformatie inderdaad afkomstig is uit een persoonsregistratie van belang. Toch werd het verzoek tot toevoeging aan het dossier van de informatie, afgewezen. Het Hof overwoog in dit verband als volgt: Het verzoek tot toevoeging aan het dossier van de gehele administratie waaronder de startinformatie, wordt afgewezen, aangezien de noodzaak tot toewijzing daarvan niet is gebleken. Het Hof overwoog in dit verband in het bijzonder: Uit het proces-verbaal van de sociale recherche blijkt dat door de belastingdienst aan de sociale dienst melding is gemaakt dat de verdachte [...] in de jaren 1991 en 1992 naast een uitkering van de sociale dienst tevens inkomsten uit arbeid in loondienst heeft ontvangen. Deze informatie lijkt, gelet op haar 65 J.M.W. Lindeman, Het dossier, DD april 2006, 31, p. 471.

18 inhoud en aard, veeleer afkomstig uit een met betrekking tot de verdachte bij de belastingdienst gevormd belastingdossier, dan uit een bij die dienst aanwezig persoonsregister. Er zijn ook geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan het hof zou moeten oordelen dat deze informatie of een gedeelte daarvan deel heeft uitgemaakt van een persoonsregister, te minder nu door de raadsman niet is aangegeven uit welk persoonsregister bij de belastingdienst deze informatie dan afkomstig zou kunnen zijn en de raadsman heeft nagelaten onderzoek te doen naar de inhoud van het belastingdossier van verdachte, teneinde op eenvoudige wijze de eigen (veronder)stelling te verifiëren. 66 Het verzoek werd dus afgewezen omdat de raadsman niet kon aantonen uit welk persoonsdossier de informatie afkomstig geweest zou kunnen zijn. Om dat te achterhalen wilde hij de gevraagde informatie juist hebben. Opvallend is dat het verzoek om toevoeging van stukken door het hof ook hier met toepassing van het noodzaakcriterium is afgewezen, waarbij dus voorbij gegaan wordt aan de vraag of de gevraagde stukken volgens het relevantiecriterium als processtukken zouden moeten worden gezien. De Hoge Raad oordeelt evenwel dat de juiste maatstaf is aangelegd. Toch rijst de vraag of dat te rijmen is met de wijze waarop de relevantieregel in het Dev Sol-arrest is uitgelegd. 67 In de Dev Sol-zaak stelde de raadsvrouw zich op het standpunt dat ook kennisneming van de fotoboeken door haar alleen een inperking van de rechten van de verdediging inhield. Dit standpunt vond in Straatsburg echter geen steun: het opsporingsbelang verzette zich ertegen en dat had de Nederlandse rechter goed gemotiveerd. 68 In het huidige geval is er dus geen sprake van het ontbreken van adequate time and facilities voor de verdediging. Het EHRM spreekt zich slechts uit omtrent de vraag of het recht op adequate facilities vergt dat van stukken kennis genomen moet kunnen worden, ongeacht de benoeming daarvan naar nationaal recht. Derhalve acht het EHRM acht het denkbaar dat kennisname van processtukken aan de verdachte wordt onthouden in het belang van het onderzoek Europese rechtspraak De beoordeling van de reikwijdte van de interne openbaarheid, zal mede moeten plaatsvinden aan de hand van de maatstaven die in Straatsburg zijn ontwikkeld. Het recht op informatie volgt uit art. 6 lid 3 sub a en b EVRM. Uitgangspunt is dat een eerlijk procesvoering meebrengt dat all material evidence for or against the accused aan de verdediging wordt geopenbaard. 70 Ook ten aanzien van de vraag welke 66 HR 10 mei 2005, NJ 2005, 424, J.M.W. Lindeman, Het dossier, DD april 2006, 31, p EHRM 9 september 1998, nr / A. Franken, Kennisneming van stukken: naar Straatsburg en weer terug, in: A.H. Klip, A.L. Smeulers & M.W. Wolleswinkel, KriTies Deventer: Kluwer 2004, p EHRM 16 december 1992, nr. 4647/99 (Edwards tegen het Verenigd Koninkrijk) en E. Myjer, Edwards en de achtergehouden gegevens, NJCM-Bulletin 1993, p

19 stukken aan het dossier dienen te worden toegevoegd spreekt het EHRM onder andere in de zaak Edwards 71 van all material evidence for or against the accused. Het relevantiecriterium dat de Hoge Raad hanteert is hiervan afgeleid. 72 Het EHRM heeft aangegeven dat het enkele feit dat het dossier tot stand komt onder leiding van de officier van justitie niet hoeft te betekenen dat het beginsel van equality of arms wordt geschonden. Wel brengt een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM met zich dat aan een procespartij de mogelijkheid moet worden geboden om ten tijde van de totstandkoming van het (belangrijkste) onderzoeksmateriaal daarbij betrokken te worden en daarop effectief commentaar te kunnen leveren, indien dat onderzoeksmateriaal later een doorslaggevende rol zal spelen in de beoordeling van de zaak door de rechter. Het EHRM heeft in de zaak Rowe & Davis 73 uitgemaakt dat het recht op een eerlijk proces mee brengt dat de afweging of bepaalde stukken aan het dossier moeten worden toegevoegd niet alleen bij de officier van justitie kan worden gelegd. 74 Voorafgaande aan de behandeling van de zaak ter zitting dient de vervolgende instantie zowel belastend als ontlastend materiaal aan de verdediging te openbaren. Indien de verdediging bepaalde stukken aan het dossier toegevoegd wil zien, dan zal het voor dat verzoek specifieke argumenten moeten aandragen. 75 Het recht van de verdachte zelf kennis te nemen van de processtukken, kan onder omstandigheden worden beperkt indien zijn raadsman in staat is dat materiaal in te zien. 76 Dan zal die raadsman wel in de gelegenheid moeten zijn de informatie met de verdachte te delen, zodat de verdachte ook werkelijk zijn visie op de relevante feiten kan geven. 77 De beperking van verdedigingsrechten moet strikt noodzakelijk zijn en er moet een procedure worden gevolgd die deze inbreuk compenseert. Die procedure dient te beantwoorden aan de algemene eisen van adversarial proceedings en equality of arms, waarbij aan de verdachte adequate facilities worden geboden. Aan deze eisen wordt niet voldaan als het openbaar ministerie zelfstandig besluit relevante informatie achter te houden, zonder de verdediging en de rechter daarover te informeren. 78 Een rechter moet daarover kunnen oordelen. 71 EHRM 16 december 1992, nr. 4647/99 (Edwards tegen het Verenigd Koninkrijk). 72 A. Franken, aant. I-4.6 en I-4.7 op Algemene beschouwingen bij het onderzoek ter terechtzitting (suppl. 121, april 2001), in: A.L. Melai en M.S. Groenhuijsen e.a., Het wetboek van strafvordering, Deventer: Kluwer 2001, p en EHRM 16 februari 2000, nr /95 (Rowe & Davis tegen het Verenigd Koninkrijk). 74 A. Franken, aant. I-4.6 en I-4.7 op Algemene beschouwingen bij het onderzoek ter terechtzitting (suppl. 121, april 2001), in: A.L. Melai en M.S. Groenhuijsen e.a., Het wetboek van strafvordering, Deventer: Kluwer 2001, p EHRM 24 februari 1994, nr /86 (Bendenoun tegen Frankrijk), waarin de verdediging verzocht om toevoeging van een fiscaal dossier. 76 E. Myjer, Het Dev Sol-fotoboek blijft gesloten, NJCM-Bulletin 1998, p en J.M.W. Lindeman, Het dossier, DD 2006, EHRM 5 mei 2005, nr /99 (Öcalan tegen Turkije). 78 EHRM 16 februari 2000, nr /95 (Rowe & Davis tegen het Verenigd Koninkrijk).

20 De zaken Jasper, Fitt en Rowe and Davis In deze drie zaken stond de Engelse disclosure-procedure centraal. 79 In deze procedure moet de Crown Prosecution Service (CPS) voorafgaande aan de behandeling van de zaak ter zitting zowel belastend als ontlastend materiaal aan de verdediging dient te openbaren. 80 In het belang van het onderzoek kan de CPS de rechter echter vragen om bepaalde informatie niet aan de verdediging te hoeven openbaren. De verdediging dient hiervan, voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting, op de hoogte te zijn. De verdediging wordt daarbij in ieder geval geïnformeerd over de aard van het materiaal. Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor de verdediging om ten overstaan van de rechter haar visie op de situatie te geven. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan informatie voor de verdediging verborgen blijven zonder dat zij daarvan weet. Het gaat hier om situaties waarin informatie omtrent de aard van het materiaal er al toe kan leiden dat hetgeen dat geheim dient te blijven openbaar wordt. Wanneer sprake is van een dergelijke situatie is door het EHRM niet limitatief verwoord. Men moet hierbij vooral denken aan belangen zoals de nationale veiligheid (waaronder de bestrijding van terrorisme), de bescherming van getuigen of de geheimhouding van opsporingsmethoden, indien zij de fundamentele rechten van een ander of een belangrijk element van het algemeen belang dreigen aan te tasten. Maar in essentie is de Britse procedure erop gericht om de verdediging zoveel mogelijk in de procedure te betrekken. 81 In alle drie de zaken werd door de vervolgende instantie een beroep op de mogelijkheid om materiaal achter te houden gedaan en telkens werd dit door de Britse rechter legitiem geacht. De omstandigheden waarin de vervolgende instantie relevante informatie voor de verdediging mag achterhouden staat centraal. Het EHRM overweegt in deze zaken met verwijzing naar de zaken Doorson 82 en Van Mechelen 83 dat er omstandigheden denkbaar zijn waarin toevoeging aan het dossier van relevant bewijsmateriaal achterwege mag blijven. De desbetreffende overwegingen lijken sterk op de beoordeling van beperkingen van het ondervragingsrecht ten aanzien van anonieme getuigen. 84 [ ] the entitlement to disclosure of relevant evidence is not an absolute right. In any criminal proceedings there may be competing interests, such as national security or the need to protect witnesses at risk of reprisals or keep secret police methods of investigation of crime, which must be weighed against the 79 EHRM 16 februari 2000, nr /95 (Jasper tegen het Verenigd Koninkrijk), EHRM 16 februari 2000, nr /96 (Fitt tegen het Verenigd Koninkrijk) en EHRM 16 februari 2000, nr /95 (Rowe & Davis tegen het Verenigd Koninkrijk). 80 Noot T.N.B.M. Spronken bij EHRM 16 februari 2000, nr /96 (Fitt tegen het Verenigd Koninkrijk), EHRC 2000, afl. 4, nr. 32, p A. Franken, Kennisneming van stukken: naar Straatsburg en weer terug, in: A.H. Klip e.a. (red.), KriTies (Prakken-bundel), Deventer: Kluwer, 2001, p en EHRM 26 maart 1996, NJ 1996, 741 (Doorson). 83 EHRM 23 april 1997, NJ 1997, 635 (Van Mechelen). 84 A. Franken, Kennisneming van stukken: naar Straatsburg en weer terug, in: A.H. Klip e.a. (red.), KriTies (Prakken-bundel), Deventer: Kluwer, 2001, p. 55.

Advies Conceptwetsvoorstel implementatie EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers van strafbare feiten

Advies Conceptwetsvoorstel implementatie EU-richtlijn minimumnormen slachtoffers van strafbare feiten contactpersoon De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 7 oktober 2014 Voorlichting e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06-46116548

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 743 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en

Nadere informatie

Delikt en Delinkwent, Regels voor het strafdossier

Delikt en Delinkwent, Regels voor het strafdossier Page 1 of 9 Delikt en Delinkwent, Regels voor het strafdossier Vindplaats: DD 2010, 24, p. 403 Bijgewerkt tot: Auteur: A.A. Franken [1] 01-04-2010 Regels voor het strafdossier [2] 1. In artikel 152 Sv

Nadere informatie

Strijd om stukken: de Wet processtukken

Strijd om stukken: de Wet processtukken 57 Wetenschap Strijd om stukken: de Wet processtukken Petra van Kampen en David Hein 1 Op 1 januari 2013 is de Wet processtukken in strafzaken in werking getreden. Deze blinkt niet uit in helderheid. Ze

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING gegeven naar aanleiding van diverse verzoeken van de verdediging in de strafzaak in

Nadere informatie

De inzet van deskundigen EHRM 8 oktober 2015, nr /12 Korošec

De inzet van deskundigen EHRM 8 oktober 2015, nr /12 Korošec De inzet van deskundigen EHRM 8 oktober 2015, nr. 77212/12 Korošec Ruud Ruijters (Jaegers & Soons Advocaten) Wendy van Wendel de Joode (Belastingdienst Pdb Amsterdam) Onderwerpen EHRM Korošec vs. Slovenië¹

Nadere informatie

TOEGANG TOT HET PROCESDOSSIER VOOR DE VERDACHTE

TOEGANG TOT HET PROCESDOSSIER VOOR DE VERDACHTE TOEGANG TOT HET PROCESDOSSIER VOOR DE VERDACHTE Een onderzoek naar de rechtpositie van de verdachte onder de Wet herziening regels betreffende de processtukken in strafzaken Miquel van Koolwijk ANR 157981

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109 2 Aanleiding Verzoekster is advocaat en haar cliënt stelt dat hij op

Nadere informatie

Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Opstelten,

Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Opstelten, Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG doorkiesnummer 070 361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5692855/11/6 onderwerp Adviesaanvraag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 012 Wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 33 Wet van 22 januari 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige

Nadere informatie

De nuances tussen zwart en wit

De nuances tussen zwart en wit De nuances tussen zwart en wit Het procesdossier David Emmelkamp en Gerlof Meijer 1 De officier van justitie is als onderzoeksleider in beginsel leidend bij de selectie van onderzoeksmateriaal en de totstandkoming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 468 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de verslaglegging door

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Het recht van de verdachte op toegang tot rechtsbijstand

Hoofdstuk 1: Het recht van de verdachte op toegang tot rechtsbijstand Leidraad politieverhoor Hoofdstuk 1: Het recht van de verdachte op toegang tot rechtsbijstand Artikel 1: Consultatierecht en recht op rechtsbijstand tijdens de (politie)verhoren 1. De verdachte wordt de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij

Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij 2001 Annotaties bij: o Rechtbank Amsterdam 13 juni 1995, RR 366. o Hof Leeuwarden 7 april 1997, RR 430. o Rechtbank Rotterdam 8 april 1998, RR 471. o Hof Den

Nadere informatie

Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB. Agenda. EHRM 15 maart

Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB. Agenda. EHRM 15 maart Themamiddag formeel belastingrecht Belastingdienst & NVAB Het horen van getuigen (EHRM 15 maart 2016, nr. 39966/09, Gillissen) Ruud Lemmen, Belastingdienst GO Maastricht Marlijn Mokveld, Wladimiroff Advocaten

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 23 december 2009 Ons kenmerk: B2.1.9./1748/HD Uw kenmerk: 5622982/09/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij

Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij Lijst met publicaties van P.P.J. van der Meij 2001 Annotaties bij: o Rechtbank Amsterdam 13 juni 1995, RR 366. o Hof Leeuwarden 7 april 1997, RR 430. o Rechtbank Rotterdam 8 april 1998, RR 471. o Hof Den

Nadere informatie

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer. 3.8 Meningen van bevraagden ten aanzien van de verstekregeling 3.8.1 Verruiming mogelijkheden verdachte? Uit de verkregen reacties wordt duidelijk dat er uiteenlopende antwoorden zijn gegeven op de vraag

Nadere informatie

Recht en bijstand bij juridische procedures

Recht en bijstand bij juridische procedures Recht en bijstand bij juridische procedures In deze folder leest u meer 0900-0101 (lokaal tarief) over de juridische bijstand door Slachtofferhulp Nederland en de rechten van slachtoffers. Een wirwar van

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de herziening van de regels inzake de processtukken, de verslaglegging door de opsporingsambtenaar en enkele andere onderwerpen (herziening regels

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 85 Wet van 28 februari 2013 tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 487 Wet van 26 september 1996 tot wijziging van de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering betreffende het proces-verbaal van de terechtzitting

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

De rechterlijke toetsing ter zake van het permanent niet-voegen van relevante stukken in het dossier

De rechterlijke toetsing ter zake van het permanent niet-voegen van relevante stukken in het dossier De rechterlijke toetsing ter zake van het permanent niet-voegen van relevante stukken in het dossier M.J. Borgers 1 1 Inleiding Op 1 januari 2013 zijn twee belangrijke strafvorderlijke wetswijzigingen

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361 Rapport Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Dordrecht zijn verzoek om een voorwaardelijk sepot om te zetten in een onvoorwaardelijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen This is a postprint of De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen Wilde, B. de Nederlands Juristenblad, 2009(44/45), 2885-2886 Published version: no link

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194 Rapport Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni 2011 Rapportnummer: 2011/194 2 Klacht Verzoekers, een vrouw, een jongeman en hun advocaat klagen

Nadere informatie

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Nederlands Instituut van Psychologen

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 21 maart 2011 ADVIES 2011-102 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING Gelezen het namens [klager] ingediend verzoekschrift, welke ertoe strekt dat het Hof

Nadere informatie

Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr. 27632

Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr. 27632 Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr. 27632 1. Inleiding Het NJCM heeft kennis genomen van het door Tweede kamerlid Dittrich

Nadere informatie

De verdachte belasting- plichtige en het einde van de jacht op zijn verklaring?

De verdachte belasting- plichtige en het einde van de jacht op zijn verklaring? 16 nr. 5 juli 2013 De verdachte belastingplichtige en het einde van de jacht op zijn verklaring? De verdachte belasting- plichtige en het einde van de jacht op zijn verklaring? Mr. G.M. Boezelman en mr.

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao Aanwijzing Slachtofferzorg Parket Curaçao Samenvatting Deze aanwijzing stelt regels betreffende de bejegening van slachtoffers van misdrijven, zoals zeden, geweld- en verkeersmisdrijven. Daarbij worden

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005 Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005 Rb 's-gravenhage - De rechtbank Rotterdam (nevenvestigingsplaats 's-gravenhage) heeft vandaag in Amsterdam

Nadere informatie

Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Pleitnotities Onthouding (maar wel willen voorhouden op zitting) van processtukken

Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Pleitnotities Onthouding (maar wel willen voorhouden op zitting) van processtukken Rechtbank Amsterdam Zitting : vrijdag 23 maart 2018 Parketnummers : 13/730084-14, 13/731070-15, 13/731088-15 Pleitnotities Onthouding (maar wel willen voorhouden op zitting) van processtukken Inzake: Openbaar

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 175 Wet van 23 maart 2005 tot wijziging en aanvulling van een aantal bepalingen in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de betekening

Nadere informatie

Graag worden wij op de hoogte gehouden over de verdere voortgang van dit wetgevingsp roces.

Graag worden wij op de hoogte gehouden over de verdere voortgang van dit wetgevingsp roces. t.. Ministerie van Veiligheid en Justitie T.a.v. de heet l.w. Opstelten Postbus 20301 2500EH Den Haag 0 BD 11h II hihh II h 1h t.. t. Onderwerp: Reactie consultatie conceptvoorstel digitale processtukken

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31 De rol van de rechter bij de waarheidsvinding in de correctionele procedure. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar Belgisch, Frans en Nederlands recht. Daniel DE WOLF WAV TO KNOWLfDGE \UGrfV r die keure

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Voorts heeft de Nationale ombudsman uit eigen beweging onderzoek gedaan naar de volgende gedraging:

Voorts heeft de Nationale ombudsman uit eigen beweging onderzoek gedaan naar de volgende gedraging: Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een officier van justitie te Almelo heeft verzuimd met naam genoemde stukken, die door haar advocaat aan de officier zijn gezonden, aan het strafdossier

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 11-12-2003 Datum publicatie 12-12-2003 Zaaknummer 3498-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 3 juni 2013 doorkiesnummer 06-18609322 e-mail uw kenmerk 377747 Voorlichting@rechtspraak.nl Advies Wetsvoorstel

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Vragen aan Officieren van Justitie mbt afdoeningsbeslissingen getuige Sonja Holleeder

Parketnummers : 13/ , 13/ , 13/ Vragen aan Officieren van Justitie mbt afdoeningsbeslissingen getuige Sonja Holleeder Rechtbank Amsterdam Zitting : maandag 12 maart 2018 Parketnummers : 13/730084-14, 13/731070-15, 13/731088-15 Vragen aan Officieren van Justitie mbt afdoeningsbeslissingen getuige Sonja Holleeder Inzake:

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 16 mei 2011 ADVIES 2011-265 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal dossier

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

Een onderzoek naar het verstrekken van een strafdossier door het Openbaar Ministerie aan een curator.

Een onderzoek naar het verstrekken van een strafdossier door het Openbaar Ministerie aan een curator. Rapport Een onderzoek naar het verstrekken van een strafdossier door het Openbaar Ministerie aan een curator. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over gedraging die wordt toegerekend aan

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 475 Wet van 17 november 2016, houdende implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende

Nadere informatie

Worden de (proces)stukken in het strafproces voor de verdachte toegankelijker?

Worden de (proces)stukken in het strafproces voor de verdachte toegankelijker? Worden de (proces)stukken in het strafproces voor de verdachte toegankelijker? Onderzoek naar de Wet herziening regels processtukken in strafzaken in verhouding tot artikel 6 lid 3 sub b EVRM Onderwerp

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Bijlage: Afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid - openbaar ministerie. De onderzoeksraad voor veiligheid Openbaar Ministerie

Bijlage: Afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid - openbaar ministerie. De onderzoeksraad voor veiligheid Openbaar Ministerie Bijlage: Afstemmingsprotocol onderzoeksraad voor de veiligheid - openbaar ministerie Afstemmingsprotocol De onderzoeksraad voor veiligheid Openbaar Ministerie Inleiding Indien naar een voorval zowel een

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Ministerie van Justitie

Ministerie van Justitie ϕ1 Ministerie van Justitie Aan de Koningin Onderdeel sector straf- en sanctierecht Contactpersoon Mr. L.P. Mol Lous Registratienummer 5501938/07/6 Datum 10 september 2007 Onderwerp Nader rapport inzake

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 489 Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van

Nadere informatie

Aanvulling discussienota VPS-wetgevingsprogramma onderdeel RC en Raadkamer

Aanvulling discussienota VPS-wetgevingsprogramma onderdeel RC en Raadkamer Aanvulling discussienota VPS-wetgevingsprogramma onderdeel RC en Raadkamer In 2012 is het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS) van start gegaan. Onderdeel daarvan is de modernisering

Nadere informatie

Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per 1.1.2012

Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per 1.1.2012 Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.6.32 Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per 1.1.2012 bronnen Nieuwsbericht Schadefonds geweldsmisdrijven 6.6.2011; www.schadefonds.nl Wet van 6 juni 2011

Nadere informatie

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten. Aan de Minister van Justitie t.a.v. mw. mr. M.F.M. de Groot Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 16 januari 2006 contactpersoon mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl e-mail

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 225 Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren,

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 Rapport Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062 Rapport Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april 2012 Rapportnummer: 2012/062 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een met naam genoemde politieambtenaar van het

Nadere informatie

Nederlandse Tafeltennisbond

Nederlandse Tafeltennisbond Nederlandse Tafeltennisbond COMMISSIE VAN BEROEP Zaak: CvB 10-05/09-01herz d.d.: 29 juni 2010 Aan geadresseerde(n) Geachte mevrouw, mijnheer, In de bovengenoemde zaak doe ik u bijgesloten de uitspraak

Nadere informatie

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2], ECLI:NL:RBAMS:2013:3850 Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER Parketnummer: 13/737331-13 RK nummer: 13/2646 Datum uitspraak: 28 juni 2013 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 juni 1998 Rapportnummer: 1998/210

Rapport. Datum: 4 juni 1998 Rapportnummer: 1998/210 Rapport Datum: 4 juni 1998 Rapportnummer: 1998/210 2 KLACHT Op 7 april 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw H. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van de Fiscale

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 mei 2007 Rapportnummer: 2007/086

Rapport. Datum: 4 mei 2007 Rapportnummer: 2007/086 Rapport Datum: 4 mei 2007 Rapportnummer: 2007/086 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de officier van justitie te Groningen op 10 februari 2006 heeft geweigerd haar een kopie te verstrekken van de foto

Nadere informatie

Modernisering Wetboek van Sv. 13 april 2017 Wilma Groos en Simon van der Woude

Modernisering Wetboek van Sv. 13 april 2017 Wilma Groos en Simon van der Woude Modernisering Wetboek van Sv. 13 april 2017 Wilma Groos en Simon van der Woude Rechtbank Amsterdam 13 april 2017 Inhoud presentatie Traject modernisering werkgroep Van Dijk en IJzerman in preconsultatie;

Nadere informatie

Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,

Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok, Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Onderwerp Advies conceptwetsvoorstellen Vaststellingswet Boek 1 en 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2 Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 1 april 2011 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5683418/11/6 onderwerp

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445 Rapport Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445 2 Klacht Op 5 december 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Arnhem, ingediend door de heer F. te Doorwerth, met

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840

ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 ECLI:NL:RBDHA:2017:5840 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-06-2017 Datum publicatie 01-06-2017 Zaaknummer 09/852030-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Preadvies. van de. Adviescommissie Strafrecht. inzake

Preadvies. van de. Adviescommissie Strafrecht. inzake Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht inzake het conceptwetsvoorstel wijziging van het wetboek van strafvordering ter versterking van de positie van de rechter-commissaris (Wet versterking positie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Het opschrift van de Eerste afdeling van Titel IIIA van het Eerste Boek komt te luiden: EERSTE AFDELING Definities

Het opschrift van de Eerste afdeling van Titel IIIA van het Eerste Boek komt te luiden: EERSTE AFDELING Definities [2 juni 2015] Implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Regeling melding misstand woningcorporaties

Regeling melding misstand woningcorporaties Regeling melding misstand woningcorporaties Regeling van de procedure voor het melden van een vermoeden van een misstand en van de (rechts)bescherming van de melder en de vertrouwenspersoon integriteit.

Nadere informatie

Een onderzoek naar de manier waarop de burgemeester van Valkenswaard is omgegaan met de klachten van een belanghebbende over een besluit.

Een onderzoek naar de manier waarop de burgemeester van Valkenswaard is omgegaan met de klachten van een belanghebbende over een besluit. Rapport Bezwaar of klacht? Een onderzoek naar de manier waarop de burgemeester van Valkenswaard is omgegaan met de klachten van een belanghebbende over een besluit. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

33000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012

33000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012 33000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012 Nr. 75 Brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van

Nadere informatie

Ministerie van Justitie

Ministerie van Justitie α Ministerie van Justitie Aan de Koningin Onderdeel Directie Wetgeving Contactpersoon Mw. mr. I.M. Abels Registratienummer 5495375/07/6 Datum 17 juli 2007 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van

Nadere informatie

Het Nederlandse strafprocesrecht. Prof. mr. G.J.M. Corstens hoogleraar in het straf- en strafprocesrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen

Het Nederlandse strafprocesrecht. Prof. mr. G.J.M. Corstens hoogleraar in het straf- en strafprocesrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen Het Nederlandse strafprocesrecht Prof. mr. G.J.M. Corstens hoogleraar in het straf- en strafprocesrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen Gouda Quint bv (S. Gouda Quint-D. Brouwer en Zoon) Arnhem

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie