Wijziging Subsidieregeling milieugerichte technologie 2002 (Demo en Gave)

Transcriptie

1 VROM Wijziging Subsidieregeling milieugerichte technologie 2002 (Demo Gave) 28 februari 2002/ De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ording Milieubeheer, Gelet op artikel 15.13, eerste tot met derde lid, van de Wet milieubeheer; Besluit: Artikel I In de Subsidieregeling milieugerichte technologie word na artikel 10 twee paragraf twee artikel ingevoegd, luidde: Paragraaf 4b. Subsidieprogramma Demonstratieproject mobiele bronn 2002 Artikel 10b 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. mobiele bron: bron van emissies van milieubelastde gass, deeltjes of geluid, niet zijnde e stationaire installatie; b. wegvoertuig: motorrijtuig dat is toegelat tot het verkeer op de weg ingevolge hoofdstuk III van de Wegverkeerswet 1994; c. stads- streekbus: autobus die bedoeld is voor het opbaar personvervoer; d. touringcar: autobus die bedoeld is voor het beslot personvervoer; e. bijzonder voertuig: voertuig dat niet behoort tot de voertuigcategorieën, bedoeld onder b tot met d, doch bedoeld is voor het vervoer van person of goeder op de opbare weg of daarbuit; f. batterij: voorziing voor reversibele opslag van elektrische ergie, g. vaartuig: bedrijfsmatig gebruikt vaartuig dat bestemd is voor het verricht van werkzaamhed op of aan de Nederlandse vaarweg of het transport van goeder person over die vaarweg, met inbegrip van de territoriale water. 2. Op de in deze paragraaf gehanteerde begripp bromfiets, personauto s, bestelwags, autobuss, vrachtwags speciale voertuig zijn de desbetreffde begripsomschrijving in artikel 1, eerste lid, van het Voertuigreglemt van toepassing. 3. Het Subsidieprogramma demonstratieproject mobiele bronn 2002 heeft tot doel het stimuler van op vermindering van milieubelasting gerichte innovaties aan mobiele bronn in Nederland van vervanging van convtionele mobiele bronn in Nederland door mobiele bronn die het milieu minder belast. 4. E project komt voor subsidie in aanmerking indi: a. het e preconcurrtieel ontwikkelings-, demonstratie-, marktintroductie- of e toepassingsproject betreft, waarbij voor de onderscheid soort voertuig per projectcategorie e minimumaantal voertuig is betrokk waarvoor e minimumbedrag aan subsidiabele kost per project geldt, welke aantall bedrag zijn opgom in de onderstaande tabel: of, b. het e knisoverdrachtsproject betreft, waarbij het gaat om knis die is opgedaan in project met mobiele bronn, waarvoor subsidie is toegekd op grond van de regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ording Milieubeheer van 6 maart 1998, nr. DGM/SP , houdde vaststelling voor 1998 van programma s subsidieplafonds op grond van het Subsidiebesluit milieugerichte technologie, de Regeling milieugerichte technologie 1999, de Subsidieregeling milieugerichte technologie 2000, de Subsidieregeling milieugerichte technologie 2001, of deze regeling, voorzover die knisoverdracht niet reeds deel uitmaakte van die project, waarvan de subsidiabele kost hoger zijn dan ,-. 5. E project als bedoeld in het vierde lid, heeft voorts betrekking op: a. bromfiets die aangedrev word door e elektromotor waarvoor de elektrische ergie uitsluitd wordt geleverd door e batterij of e brandstofcel; b. personauto s die zijn uitgerust met e elektromotor waarvoor de Uit: Staatscourant 11 maart 2002, nr. 49 / pag. 15 1

2 elektrische ergie uitsluitd wordt geleverd door e batterij of e brandstofcel; c. personauto s die zijn uitgerust met e combinatie van e elektromotor e verbrandingsmotor, waarbij de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat de elektrische ergie voor e actieradius van t minste 24 kilometer aanegeslot stadsverkeer uitsluitd wordt geleverd door e batterij of e brandstofcel; d. personauto s die: 1 o. zijn uitgerust met e combinatie van e elektromotor e verbrandingsmotor, waarbij het piekvermog van de voor de aandrijving bestemde elektromotor t minste 15% van het maximumvermog van de verbrandingsmotor bedraagt, 2 o. blijks de vermelding in het ktekregister behor tot de ergieefficiëntieklasse A, bedoeld in bijlage 4 bij het Besluit etikettering ergiegebruik personauto s; e. personauto s die: 1 o. door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzi zijn van de mogelijkheid om op aardgas te rijd, 2 o. op aardgas rijd voldo aan de eis voor het jaar 2005, zoals vastgelegd in rij B van punt van bijlage I bij richtlijn nr. 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeschapp van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-Stat met betrekking tot de maatregel die moet word gom teg de luchtverontreiniging door gass afkomstig van motor met elektrische ontsteking in motorvoertuig (PbEG L 76); f. personauto s die door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzi zijn van de mogelijkheid om op waterstof te rijd; g. bestelauto s die aangedrev word door e elektromotor waarvoor de elektrische ergie uitsluitd wordt geleverd door e batterij of e brandstofcel; h. bestelauto s die zijn uitgerust met e combinatie van e elektromotor e verbrandingsmotor, waarbij de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat de elektrische ergie voor e actieradius van t minste 24 kilometer aanegeslot stadsverkeer uitsluitd kan word geleverd door e batterij of e brandstofcel; i. bestelauto s die: 1 o. zijn uitgerust met e combinatie van e elektromotor e verbrandingsmotor, waarbij het piekvermog van de voor de aandrijving bestemde elektromotor t minste 15% van het maximumvermog van de verbrandingsmotor bedraagt, 2 o. per kilometer t minste 20% minder CO 2 uitstot dan bestelauto s met e convtionele aandrijving die dezelfde brandstof verbruik die onderling e sterke gelijkis verton, waarbij de CO 2 -emissie wordt vergelek op basis van de lgte maal de breedte van het voertuig, naar analogie van de methode die wordt gehanteerd bij het vaststell van het relatieve verbruik van personauto s als omschrev in het Besluit etikettering ergiegebruik personauto s; j. bestelauto s die: 1 o. door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzi zijn van de mogelijkheid om op aardgas te rijd, 2 o. op aardgas rijd voldo aan de eis voor het jaar 2005, zoals vastgelegd in rij B van punt van bijlage I bij de in onderdeel e goemde richtlijn; k. bestelauto s die door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzi zijn van de mogelijkheid om op waterstof te rijd; l. stads- streekbuss, die zijn uitgerust met e elektromotor waarvoor de elektrische ergie uitsluitd wordt geleverd door e batterij of e brandstofcel; m. stads- streekbuss, die: 1 o. zijn uitgerust met e combinatie van e elektromotor e verbrandingsmotor waarvan bij e voertuig met e lgte van twaalf meter of minder het vermog van de verbrandingsmotor niet meer bedraagt dan 100 kw, 2 o. zijn uitgerust met e dieselmotor die zodanig is ontworp wordt gebruikt dat de emissie vergelijkbaar is met of geringer is dan de emissie van e stads- of streekbus die is uitgerust met e dieselmotor die voldoet aan de eis voor het jaar 2000, zoals vastgelegd in rij A van punt van bijlage I bij richtlijn nr. 88/77/EEG van de Raad van de Europese Gemeschapp van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de Lid-Stat met betrekking tot maatregel teg de emissie van verontreinigde gass deeltjes door voertuigmotor met compressieontsteking de emissie van verontreinigde gass door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopde motor met elektrische ontsteking (PbEG L 36), 3 o. t minste ti kilometer lokaalemissievrij kunn rijd; n. stads- streekbuss, die: 1 o. zijn uitgerust met e dieselmotor, 2 o. voldo aan de eis voor het jaar 2005, waarvoor de grswaard zijn vastgelegd in rij B1 van punt onder 2 o, goemde richtlijn; o. stads- streekbuss, die: 1 o. zijn uitgerust met e verbrandingsmotor, 2 o. voldo aan de eis voor het jaar 2005, waarvoor de grswaard zijn vastgelegd in rij C van punt o, goemde richtlijn; p. stads- streekbuss, die per kilometer t minste 20% minder CO 2 uitstot dan stads- streekbuss met e convtionele aandrijving met e gelijk vervoerspottieel, uitgedrukt in het aantal te vervoer passagiers, die dezelfde brandstof verbruik, waarbij de vergelijking van de CO 2 -emissie zonodig geschiedt op basis van e gelijk vervoerspottieel; q. vrachtauto s, touringcars speciale voertuig, die zijn uitgerust met e elektromotor waarvoor de elektrische ergie uitsluitd wordt geleverd door e batterij of e brandstofcel; r. vrachtauto s, touringcars speciale voertuig, die: 1 o. zijn uitgerust met e combinatie van e elektromotor e verbrandingsmotor, waarvan het vermog van de verbrandingsmotor niet meer bedraagt dan 100 kw, 2 o. zijn uitgerust met e dieselmotor die zodanig is ontworp wordt gebruikt dat de emissie vergelijkbaar is met of geringer is dan de emissie van e stads- of streekbus met e dieselmotor die voldoet aan de eis voor het jaar 2000, zoals vastgelegd in rij A van punt van bijlage I bij de in onderdeel m, 2 o, goemde richtlijn; s. vrachtauto s, touringcars speciale voertuig, die: Uit: Staatscourant 11 maart 2002, nr. 49 / pag. 15 2

3 1 o. zijn uitgerust met e dieselmotor, 2 o. voldo aan de eis voor het jaar 2005, waarvoor de grswaard zijn vastgelegd in rij B1 van punt o, goemde richtlijn; t. vrachtauto s, touringcars speciale voertuig, die: 1 o. zijn uitgerust met e verbrandingsmotor, 2 o. voldo aan de eis voor het jaar 2005, waarvoor de grswaard zijn vastgelegd in rij C van punt o, goemde richtlijn; u. vrachtauto s, touringcars speciale voertuig, die per kilometer t minste 20% minder CO 2 uitstot dan vrachtwags, touringcars speciale voertuig met e convtionele aandrijving die ontworp zijn voor dezelfde toepassing die dezelfde brandstof verbruik, waarbij de vergelijking van de CO 2 -emissie zonodig geschiedt op basis van e gelijk vervoerspottieel; v. in afwijking van het vierde lid, onderdeel a, voor zover het e toepassingsproject betreft, t minste 25 vrachtauto s die: 1 o. in gebruik zijn gom op ig tijdstip, geleg in het tijdvak vanaf 2 januari 1991 tot met 31 december 2000, 2 o. zijn uitgerust met e installatie waarmee de uitstoot van deeltjes wordt beperkt tot minder dan 0,02 g/kwh, gemet volgs de methode die beschrev is in de in onderdeel m, 2 o, goemde richtlijn; w. bijzondere voertuig die zijn uitgerust met e elektromotor waarvoor de elektrische ergie uitsluitd wordt geleverd door e batterij of e brandstofcel; x. bijzondere voertuig die zijn uitgerust met e combinatie van e elektromotor e verbrandingsmotor, waarbij de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat de elektrische ergie voor e actieradius van t minste zesti kilometer aanegeslot stadsverkeer uitsluitd wordt geleverd door e batterij of e brandstofcel; y. bijzondere voertuig die: 1 o. door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant voorzi zijn van de mogelijkheid om op aardgas of lpg te rijd, of 2 o. op aardgas of lpg rijd voldo aan eis die vergelijkbaar zijn met de eis voor het jaar 2005, zoals vastgelegd in rij B van punt van bijlage I bij de in onderdeel e goemde richtlijn; z. vaartuig die zijn uitgerust met e of meer dieselmotor met e gezamlijk asvermog van 500 kw tot 3000 kw, die bestemd zijn voor de voortstuwing van het vaartuig die zijn uitgerust met e systeem ter beperking van de uitstoot van stikstofoxid, waardoor het gehalte stikstofoxid in de uitlaatgass, gecorrigeerd voor het zuurstofgehalte, onder praktijkomstandighed met t minste 75% wordt verminderd in vergelijking met ezelfde motor zonder dat systeem onder dezelfde omstandighed; aa. vaartuig die zijn uitgerust met e of meer dieselmotor met e gezamlijk asvermog van 500 kw tot 3000 kw die bestemd zijn voor de voortstuwing van het vaartuig die zodanig zijn ontworp gebouwd dat zij 20% minder CO 2 uitstot dan vergelijkbare vaartuig onder dezelfde omstandighed die op traditionele wijze zijn ontworp gebouwd; ab. vaartuig die zijn uitgerust met e of meer aardgasmotor die bestemd zijn voor de voortstuwing van het vaartuig, met e gezamlijk asvermog van 100 kw tot 3000 kw, of ac. vaartuig die zijn uitgerust met e of meer dieselelektrische aandrijving met e gezamlijk asvermog van 500 kw tot 3000 kw die bestemd zijn voor de voortstuwing van het vaartuig. 6. E wijziging van de richtlijn, goemd in het vijfde lid, onderdeel e, onder 2 o, gaat voor de toepassing van dat onderdeel onderdeel j, onder 2 o, geld met ingang van de dag waarop aan de betrokk wijzigingsrichtlijn uitvoering behoort te zijn gegev. 7. E wijziging van de richtlijn, goemd in het vijfde lid, onderdeel m, onder 2 o, gaat voor de toepassing van dat onderdeel de onderdel n, o, r, s, t v, all onder 2 o, geld met ingang van de dag waarop aan de betrokk wijzigingsrichtlijn uitvoering behoort te zijn gegev. 8. Bij de beoordeling van aanvrag tot subsidieverling word naast de in artikel 2, tweede lid, bedoelde aspect betrokk: a. de kosteffectiviteit op lange termijn van de technische vernieuwing; b. de mate waarin het project het gebruik van innovatieve techniek in mobiele bronn onder marktconforme omstandighed bevordert, c. de mate waarin het project vervanging van convtionele mobiele bronn door mobiele bronn die het milieu minder belast, bevordert. 9. In afwijking van artikel 3 kan de bereking van het uurloon de vaststelling van het opslagperctage voor algeme kost met inbegrip van indirecte loonkost kost van toezichthoudd personeel geschied overekomstig e voor de gehele organisatie van de subsidieaanvrager geldde controleerbare methodiek. 10. Kost die zijn gemaakt voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze paragraaf word niet tot de subsidiabele kost gerekd. 11. Het subsidieplafond voor het kalderjaar 2002 bedraagt , Bij de subsidieverling wordt beslist in de volgorde van ontvangst van de aanvrag, met di verstande dat, wanneer de subsidieaanvrager krachts artikel 4:5 van de Algeme wet bestuursrecht de gelegheid heeft gehad de aanvraag aan te vull, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst van de aanvraag geldt. 13. Indi het e project betreft dat betrekking heeft op voertuig, draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat de voertuig uiterlijk zesti maand na de datum waarop de subsidie is verled, in gebruik word gom of, ingeval het project de vervanging van meer dan de helft van e wagpark of meer dan 25 voertuig betreft, dat de helft van de betrokk voertuig uiterlijk zesti maand na de datum waarop de subsidie is verled, in gebruik wordt gom de overige betrokk voertuig uiterlijk binn 24 maand na de datum waarop de subsidie is verled, in gebruik word gom. 14. E aanvraag tot subsidieverling kan word ingedid door aanbieders of gebruikers van mobiele bronn of techniek die bestemd zijn voor de toepassing op mobiele bronn. E aanvraag tot subsidieverling voor e knisoverdrachtsproject kan tevs word ingedid door bedrijv of instelling, die Uit: Staatscourant 11 maart 2002, nr. 49 / pag. 15 3

4 zich beroepsmatig met het overdrag van knis bezighoud. 15. Aanvrag tot subsidieverling tot subsidievaststelling word ingedid bij de Nederlandse Onderneming voor Energie Milieu B.V., met gebruikmaking van e aldaar verkrijgbaar formulier. Aanvrag tot subsidieverling word ingedid voor 1 juli Paragraaf 4c. Subsidieprogramma klimaatneutrale gasvormige vloeibare ergiedragers 2002 Artikel 10c 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. ket: aaneschakeling van technologische process, alsmede de aaneschakeling van de organisaties waarbinn deze process word uitgevoerd, beginnd bij de productie van de grondstof eindigd bij de levering van de ergiedrager aan de eindgebruiker; b. refertieket: huidige ket, gebaseerd op het gebruik van fossiele brandstof die door e klimaatneutrale ergiedrager wordt vervang; c. klimaatneutrale ergiedrager: ergiedrager waarbij de emissiereductie van broeikasgass in de ket meer dan 80% is t opzichte van de refertieket; d. formele alliantie: samwerkingsverband van de voor de ket bodigde organisaties, waarbij de deelnemers e inttieverklaring ondertek voor de verdere uitwerking de demonstratie van de ket; e. blauwdruk voor demonstratie: gedetailleerd ontwerp op basis waarvan de deelnemers aan de formele alliantie de beslissing tot het al dan niet uitvoer van de demonstratie van de ket nem. 2. Het Subsidieprogramma klimaatneutrale gasvormige vloeibare ergiedragers 2002 heeft tot doel het bevorder van het ontwerp van kets, alsmede het tot stand brg van formele allianties voor de productie algeme toepassing van klimaatneutrale gasvormige vloeibare ergiedragers. 3. E project komt voor subsidie in aanmerking indi: a. het e preconcurrtieel haalbaarheidsproject betreft, waarbij: 1 o. de hoofdlijn van het ketontwerp inzichtelijk word gemaakt; 2 o. de vorming van e formele alliantie wordt onderzocht, 3 o. de planning erop is gericht dat het project voor 1 januari 2003 is afgerond; b. het e preconcurrtieel ontwikkelingsproject betreft, waarbij: 1 o. voorafgaand aan de indiing van de aanvraag tot subsidieverling e formele alliantie is gevormd; 2 o. e blauwdruk voor demonstratie van de ket wordt ontworp; 3 o. evtuele, bij het ketontwerp geconstateerde technische of organisatorische knelpunt word opgelost, 4 o. de planning erop is gericht dat het project vóór 1 juni 2003 is afgerond. 4. E project als bedoeld in het derde lid, komt voorts alle voor subsidie in aanmerking indi de aanvraag tot subsidieverling mede is ingedid door e partij die de mogelijkheid de capaciteit heeft om de techniek grootschalig op de markt te introducer. 5. In afwijking van artikel 3 kan de bereking van het uurloon de vaststelling van het opslagperctage voor algeme kost met inbegrip van de indirecte loonkost de kost van toezichthoudd personeel geschied overekomstig e voor de gehele organisatie van de subsidieaanvrager geldde controleerbare methodiek. 6. Kost die zijn gemaakt voorafgaand aan de indiing van de aanvraag tot subsidieverling word niet tot de subsidiabele kost gerekd. 7. Het subsidieplafond voor het kalderjaar 2002 bedraagt ,-, waarvan voor preconcurrtiële haalbaarheidsproject t hoogste ,- beschikbaar is. 8. Aanvrag tot subsidieverling word per projectcategorie gelijktijdig beoordeeld op basis van e onderlinge vergelijking van hun geschiktheid om bij te drag aan de doelstelling van dit subsidieprogramma. 9. Aanvrag tot subsidieverling kunn word ingedid door e natuurlijke of rechtspersoon, met di verstande dat e aanvraag tot subsidieverling voor e preconcurrtieel ontwikkelingsproject wordt ingedid door de deelnemers aan de formele alliantie. 10. Aanvrag tot subsidieverling tot subsidievaststelling word ingedid bij de Nederlandse Onderneming voor Energie Milieu B.V., met gebruikmaking van e aldaar verkrijgbaar formulier. E aanvraag tot subsidieverling voor e preconcurrtieel haalbaarheidsproject wordt ingedid voor 25 april 2002 voor e preconcurrtieel ontwikkelingsproject voor 17 juni Artikel II Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagteking van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant word geplaatst. s-gravhage, 28 februari De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ording Milieubeheer, J.P. Pronk. 1 Stcrt. 2001, 250, laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 2002, 41. Toelichting 1. Doel reikwijdte Deze regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling milieugerichte technologie 2002 voorziet in de invoeging van twee subsidieprogramma s, te wet: het Subsidieprogramma demonstratieproject mobiele bronn 2002, het Subsidieprogramma klimaatneutrale gasvormige vloeibare ergiedragers Deze subsidieprogramma s zijn op zichzelf niet nieuw. In de Subsidieregeling milieugerichte technologie 2001 war deze programma s ook al opgom. In deze programma s zijn echter wijziging doorgevoerd waardoor aanmelding van deze programma s bij de Europese Commissie noodzakelijk was volgs de procedure van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlemt de Raad van de Europese Gemeschapp van 22 juni 1998 betreffde e informatieprocedure op het gebied van norm technische voorschrift (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG. De aanmelding bij de Europese Commissie heeft plaatsgehad op 21 januari 2002 (notificatiummer 2002/0025/nl). Als gevolg van die aanmelding kond Uit: Staatscourant 11 maart 2002, nr. 49 / pag. 15 4

5 deze programma s niet in de reeds gepubliceerde Subsidieregeling milieugerichte technologie 2002 word opgom. 2. Subsidieprogramma demonstratieproject mobiele bronn 2002 Doel reikwijdte Het doel van het Subsidieprogramma demonstratieproject mobiele bronn 2002 (hierna: DEMO) is het door middel van subsidies wegnem van belemmering voor grootschalige toepassing van technische milieuverbetering in wegvoertuig andere typ mobiele bronn, zoals vaartuig mobiele machines. Het subsidieprogramma is aangekondigd in de nota Voertuigtechniek brandstoff (Kamerstukk II 1995/96, , nr. 2). Daarin is gesteld dat wegvoertuig onder marktcondities schoner, stiller zuiniger moet word, daarbij van overheidswege vooral beïnvloed door (emissie)normstelling evtueel fiscaal beleid. Hetzelfde geldt voor andere typ mobiele bronn. De voertuigcriteria zijn ambitieus, maar afgestemd op wat met beschikbare technologie haalbaar wordt geacht. De overweging daarbij is de positionering van DEMO naast ander beleidsinstrumtarium, zoals de milieu-investeringsaftrek de voorgom maatregel om in de Wet op de motorrijtuigbelasting (MRB) of de Wet op de belasting personauto s motorrijwiel (BPM), de tariev mede afhankelijk te mak van de emissies het brandstofverbruik. DEMO richt zich vooral op de demonstratie- marktintroductiefase van technische milieu-innovaties, terwijl andere subsidieprogramma s, zoals de Subsidieregeling stiller, schoner zuiniger van het ministerie van Verkeer Waterstaat, met name bevordering van onderzoek ontwikkeling beog of, al dan niet in combinatie met fiscale maatregel, gericht zijn op grootschalige toepassing door de markt (marktpetratie). Door middel van de gehanteerde criteria wordt overlap met andere regeling op dit gebied zo veel mogelijk voorkom ontstaat e ket van op elkaar aansluitde beleidsmaatregel. De criteria in artikel 10a, derde lid, mak duidelijk dat het in dit subsidieprogramma gaat om het subsidiër van grote project. Zo wordt voor demonstratieproject gestreefd naar project met minimaal drie zware bedrijfsvoertuig of stads- streekbuss, minimaal ti personauto s of bestelwags, of minimaal vijftwintig elektrische bromfiets. Voor vaartuig geldt ge minimumaantal. Als algeme stelregel geldt echter: hoe meer voertuig of vaartuig in e project des te liever. De publicitaire waarde van project neemt immers toe met de omvang ervan. Voertuigcriteria Als gevolg van nieuwe technologische ontwikkeling reeds lopde project, zijn de criteria om voor subsidie in aanmerking te kom, t opzichte van het Subsidieprogramma Demonstratieproject Mobiele Bronn 2001, igszins gewijzigd. De nieuwe criteria leid er onder andere toe dat alle project met hybride voertuig die als schoon of zuinig kunn word aangemerkt, in aanmerking kom voor ondersteuning. Relatief zware voertuig die naast e gewone brandstofmotor ook zijn uitgerust met e elektromotor teinde extra kracht te gerer niet om deze motorrijtuig milieuvridelijker te mak, zull niet aan de criteria voldo. Vanuit milieuoogpunt wordt namelijk niet beoogd dat de marktintroductie van grote, zware hybrid, zoals bijvoorbeeld Sport Utility Vehicles met e naar verhouding toch nog hoog brandstofverbruik wordt bevorderd. Daarnaast is het programma aangevuld met voertuig die op waterstof rijd. Waterstofauto s zijn erg schoon: totaal ge uitstoot van CO, HC deeltjes e zeer lage uitstoot van NO x. Verder kn waterstofauto s tijds het gebruik ge uitstoot van CO 2. Per voertuigcategorie geldt telks dat het eerste onderdeel de convtionele batterij elektrische aandrijving brandstofcelaandrijving betreft. Ook voertuig met e combinatie van e batterij e brandstofcel vall hieronder. E batterij is gedefinieerd als e voorziing voor reversibele opslag van elektrische ergie. Hieronder word in dit verband mede supercondsator vliegwiel verstaan. Het tweede onderdeel is voor hybride voertuig die in staat zijn om in stadsverkeer emissievrij (lokaal-emissievrij) te rijd. Dit criterium is van toepassing op voertuig met hybride aandrijving. Onder de bij personauto s bestelwags geëiste afstand van viertwintig kilometer aanegeslot stadsverkeer wordt zes maal de UDC-cyclus (Urban Driving Cycle) verstaan. Deze cyclus, die ook wel wordt aangeduid met ECE 15 cyclus, is de stadscyclus van de Europese brandstofverbruikmeting (de UDC-cyclus wordt beschrev in aanhangsel 1 van bijlage III bij richtlijn nr. 70/220/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd, betreft deel I (stadscyclus) van de aldaar beschrev proefcyclus. Alle in dit aanhangsel goemde rijvoorschrift moet word toegepast voor de CO 2 -meting). Dit criterium houdt niet alle in dat e auto e afstand van viertwintig kilometer moet kunn aflegg zonder dat daarbij vervuilde uitlaatgass (HC, CO, NO x deeltjes) word uitgestot, maar ook dat e auto in staat moet zijn om de UDC-cyclus te volg. In de praktijk betekt dit dat aan het voertuig beperkte minimumprestaties t aanzi van acceleratievermog topsnelheid (t minste vijftig kilometer per uur) word gesteld, zodat het voertuig in staat is om in stadsverkeer mee te kom zonder dat daarbij de verbrandingsmotor aanslaat. Er is gekoz voor viertwintig kilometer stadsverkeer, omdat dit globaal overekomt met de afstand die nodig is om e grote Nederlandse stad emissievrij in te rijd vervolgs weer emissievrij uit te rijd. De voorwaard word getoetst aan de hand van door de importeur of de fabrikant aangereikte specificaties van het voertuig. Hierbij wordt in eerste instantie gekek naar algeme kmerk, zoals de emissievrije actieradius de topsnelheid van het motorrijtuig. Indi de actieradius van e elektrische auto bijvoorbeeld tachtig kilometer is de topsnelheid honderd kilometer per uur, dan is direct duidelijk dat dit voertuig aan de voorwaard van het tweede onderdeel voldoet. Indi op grond van de specificaties van e hybride auto niet onmiddellijk kan word vastgesteld of het motorrijtuig aan de voorwaard voldoet, dan dit dit door de importeur of de fabrikant te word aangetoond door middel van Uit: Staatscourant 11 maart 2002, nr. 49 / pag. 15 5

6 het uitvoer van e test op de rollbank. Bij autobuss vrachtwags is gekoz voor e lokaal-emissievrije afstand van ti kilometer. De redatie daarbij is analoog aan het bovstaande voor personauto s bestelwags. De afstand is echter korter, omdat viertwintig kilometer voor zware voertuig niet haalbaar is. De geëiste ti kilometer komt overe met e rit door het ctrum van e grote stad. Voor bijzondere voertuig is deze afstand op zesti kilometer gesteld, omdat deze langer in het ctrum van e stad moet kunn werk. Het derde onderdeel bij personauto s bestelwags betreft hybride elektrische voertuig die zeer zuinig zijn. Voorbeeld bij de personauto s zijn de Toyota Prius de Honda Insight. Bij personauto s wordt voor de bepaling van het ergielabel uitgegaan van de CO 2 -uitstootwaarde, zoals gemet tijds de typegoedkeuring overekomstig richtlijn nr. 80/1268/EEG. Bij bestelwags geldt e gelijksoortige beoordeling. Omdat terzake regelgeving ontbreekt, zal de aanvrager aannemelijk moet mak dat de voertuig aan de criteria voldo. Bij dit onderdeel is de norm voor het piekvermog van e elektromotor gesteld op minimaal 15% van het maximum vermog van de verbrandingsmotor. Het piekvermog betreft het mechanische vermog dat door de elektromotor wordt afgegev. Indi e voertuig meer dan e elektromotor voor de aandrijving gebruikt, dan wordt bij de toetsing van dit criterium het piekvermog van de elektromotor bij elkaar opgeteld. De norm is op 15% gesteld om voldode het hybride karakter van de aandrijving te waarborg. Gewone starter-alternator voertuig, die de komde jar op de markt word verwacht, voldo veelal niet aan dit criterium. Bij deze voertuig dit de gecombineerde elektromotor-dynamo hoofdzakelijk om de verbrandingsmotor te start om elektriciteit voor alle on-board voorziing, zoals verlichting, vtilatie achterruitverwarming, op te wekk. De overige onderdel betreff voertuig die zeer zuinig of zeer schoon zijn in vergelijking met hun convtionele alternatief of word aangedrev door e verbrandingsmotor met aardgas of waterstof als brandstof. Het is niet vereist dat het voertuig uitsluitd op deze brandstof kan rijd. Net als in het geval van LPG-voertuig zull de voertuig veelal ook op bzine kunn rijd. De voertuigcriteria om in aanmerking te kom voor e subsidie zijn, waar mogelijk, gebaseerd op voorschrift documt van de Europese Unie, waarin de emissieeis de bijbehorde meetmethod word beschrev. Knisoverdracht Knisoverdrachtproject kunn mede word ingedid door bedrijv instelling, die zich beroepsmatig met het overdrag van knis bezighoud. Daarbij wordt gedacht aan schol, opleidingsinstitut, uitgeverij brancheorganisaties. Bromfiets met verbrandingsmotor zijn e belangrijke bron van vervuiling, met name in de sted. Elektrisch aangedrev bromfiets kunn e groot deel van die vervuiling terugdring. Het gevaar is echter dat de geïntroduceerde voertuig gekocht word door e doelgroep die zich nu per fiets of te voet voortbeweegt. Daarom zal bij project met elektrische bromfiets het beoordelingscriterium, zoals goemd in het achtste lid, onder 3 o, de mate waarin het project vervanging van door verbrandingsmotor aangedrev voertuig bevordert, zwaar word meegewog. Wegnem van belemmering Voor alle project geldt dat van de beoordelingsaspect, goemd in de artikel 2, tweede lid, 10a, achtste lid, het meeste gewicht wordt toegekd aan de beoordelingscriteria van artikel 10a, achtste lid, omdat daaraan de bijdrage aan de kern van het programma het wegnem van belemmering voor de marktintroductie van op milieugebied innovatieve voertuig vaartuig wordt afgemet. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het wegnem van aarzeling bij fabrikant om in de productie te invester van koudwatervrees bij pottiële gebruikers, verbetering van het imago, reductie van introductierisico s om het wegnem van (e deel van) de meerkost. De mate waarin aan de beoordelingsaspect wordt voldaan, wordt beoordeeld aan de hand van onder meer resultat van haalbaarheidsstudies, in zowel economisch, technisch als marketingtechnisch opzicht. Te dk valt aan het geval dat door toepassing van technische vernieuwing e voertuig vijfti proct duurder wordt bij overigs gelijke prestaties. Als de technische vernieuwing tot gevolg heeft dat de milieubelasting die door dit voertuig wordt veroorzaakt, aanzilijk daalt als de opzet van het project het aannemelijk maakt dat volgde voertuig op termijn voor marktconforme prijz kunn word aangebod, komt het project voor subsidie in aanmerking. Van de beoordelingsaspect uit artikel 2, tweede lid, wordt het meeste gewicht toegekd aan het derde onderdeel wel met name aan onbekdheid van de nieuwe technologie, aan de onderdel d g wel met name aan verbetering van de gebruiksmogelijkhed van de betrouwbaarheid. De uitvoering van dit programma is gemandateerd aan Novem B.V. te Utrecht. Aanvrag kunn word ingedid tot 1 juli Informatie over emissie-eis, het programma het aanvraagformulier kunn word opgevraagd bij: Novem, Duurzame Mobiliteit Postbus RE Utrecht tel , fax , 3. Subsidieprogramma klimaatneutrale gasvormige vloeibare ergiedragers 2002 Het kabinet heeft in de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid (deel 1, juni 1999) het beleid geformuleerd om het binnlandse aandeel in de reductieverplichting voor broeikasgass van het Kyoto-protocol te realiser. Om te kom tot e oplossing van het klimaatprobleem op de langere termijn wordt er op gewez dat e verbreding van de technologische vernieuwing nodig is. In dit kader wordt de inzet van klimaatneutrale ergiedragers (vervangers voor bzine, diesel aardgas) bepleit om tot vergaande CO 2 -reducties te kom. In het in juni 2001 versch Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) bepleit het kabinet de aanpak van transitiemanagemt om te kom tot e duurzame ergiehuishouding. Uit: Staatscourant 11 maart 2002, nr. 49 / pag. 15 6

7 Transitiemanagemt is e procesgerichte sturing waarbij onzekerheid, complexiteit samhang kernbegripp zijn, aldus het NMP4, p.74. De aanpak van de overheid bij de inzet van klimaatneutrale gasvormige vloeibare ergiedragers (Gave) is vanaf de start procesgericht geweest. Het kabinet ziet Gave dan ook als e voorbeeld van transitiemanagemt. Gave is ook voor de overheid e leerproces. Zij wil met Gave naast het stimuler van innovatie ook ler hoe zij dit proces zo effectief mogelijk kan vormgev. De uitgebreide monitoring op verschillde niveaus het expliciet mak van de leerdoel zijn de belangrijkste compont van dit leerproces van de overheid. Uit de invtarisatiefase van Gave is geblek dat de ontwikkeling omtrt klimaatneutrale vervangers voor bzine, diesel aardgas niet vanzelf op gang kom. Er blijk gerichte impuls nodig te zijn om belemmering in de markt weg te nem. Gave ondersteunt derhalve de introductie van klimaatneutrale gasvormige vloeibare ergiedragers. Hoofddoel van Gave is om voor het jaar 2010 de demonstratie te realiser van gehele kets voor de productie tot met de toepassing van klimaatneutrale gasvormige vloeibare ergiedragers. Het traject dat Gave doorloopt om dit te bereik, is als volgt opgebouwd. In 2001 is gestart met preconcurrtiële haalbaarheidsproject waarbij de hoofdlijn van het ketontwerp inzichtelijk werd gemaakt formele allianties werd gevormd door de organisaties uit de voorgestelde ket. Het aan elkaar schakel van ketcompont betrokk organisaties bleek e noodzakelijke cruciale eerste stap om de introductie van klimaatneutrale vervangers voor bzine, diesel aardgas te ondersteun. Op hoofdlijn dide zo de informatie beschikbaar te kom over de technische, milieutechnische, economische infrastructurele kmerk van de invoering van klimaatneutrale ergiedragers. Tevs legd de betrokk organisaties hun samwerking vast in e formele alliantie. In 2002 wordt nog emaal de mogelijkheid gebod dergelijke preconcurrtiële haalbaarheidsproject uit te voer. Voorts zull in 2002 de plann door betrokk partij verder word uitgewerkt door middel van preconcurrtiële ontwikkelingsproject. Doelstelling van deze project is te kom tot e blauwdruk voor demonstratie. Hierbij kunn technische organisatorische knelpunt bij het ketontwerp word opgelost. Tijds de uiteindelijke demonstratie zal de technische organisatorische realiseerbaarheid van de productie toepassing van klimaatneutrale brandstoff aangetoond moet word. Doelgroep voor dit subsidieprogramma zijn organisaties person, die de introductie van klimaatneutrale brandstoff will kunn bevorder. Bij dit subsidieprogramma word de ingedide project van ezelfde projecttype (preconcurrtiële haalbaarheidsproject of preconcurrtiële ontwikkelingsproject) onderling in e tderprocedure met elkaar vergelek. Bij de beoordeling van de mate waarin e project bijdraagt aan de doelstelling van het programma, wordt het meeste gewicht toegekd aan de milieuverdiste de slaagkans van het project, zoals goemd in artikel 2, tweede lid. Voor het aspect milieuverdiste wordt in aanmerking gom de pottiële CO 2 -emissiebeperking de pottiële beperking van overige milieuemissies op het tijdstip dat de techniek algeme wordt toegepast. Bij dit aspect wordt tevs gekek naar de termijn waarop deze emissiebeperking gerealiseerd kunn word naar de meerkost per ton vermed CO 2. De slaagkans van het project wordt beoordeeld aan de hand van de mate waarin sprake is van deelname aan het project van organisaties uit de (te ontwerp) ket de mate waarin concreet gemaakt wordt welke stapp nodig zijn om tot e succesvolle demonstratie te kom. De slaagkans zal groter zijn indi de voorgestelde ket beter voorbereid is op nieuwe technologische infrastructurele ontwikkeling. Bij de beoordeling van e preconcurrtieel ontwikkelingsproject wordt bij het aspect slaagkans eves betrokk de mate waarin zicht is op financiering van de demonstratie van de ket, als ook op het verkrijg van de voor de demonstratie van de ket bodigde vergunning ontheffing. Verder wordt bij e preconcurrtieel ontwikkelingsproject bij het aspect doelmatigheid waarmee door middel van het project knis kan word verspreid, gekek naar de mate waarin nu al uitwerking is gegev aan monitoring van de demonstratie van de ket. Van het totale beschikbare bedrag voor project die in het kader van dit subsidieprogramma in 2002 kunn word uitgevoerd, wordt e deel in eerste instantie gereserveerd voor preconcurrtiële haalbaarheidsproject. Indi na afhandeling van de ingedide aanvrag voor preconcurrtiële haalbaarheidsproject blijkt dat het gereserveerde bedrag niet is uitgeput, zal het resterde deel beschikbaar kom voor preconcurrtiële ontwikkelingsproject. De uitvoering van dit subsidieprogramma is bij mandaat opgedrag aan Novem B.V. te Utrecht. Alvors Novem e beslissing neemt op e aanvraag tot subsidieverling, wordt overekomstig de mandaatbeschikking advies ingewonn van e onafhankelijke commissie. Deze commissie bestaat uit t minste drie led die door Novem zijn boemd. De tekst van het subsidieprogramma het aanvraagformulier kunn word opgevraagd bij: Novem, Duurzame Energievoorziing Postbus RE Utrecht tel , fax: , De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ording Milieubeheer, J.P. Pronk. Uit: Staatscourant 11 maart 2002, nr. 49 / pag. 15 7