Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Stat-Geraal 2 Vergaderjaar Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- welzijnswet voor dier in verband met het invoer van e verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slacht Nr. 18 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN VELDHOVEN C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 12 Ontvang 28 juni 2011 De ondergetekd stell het volgde amdemt voor: I In de aanhef van artikel I, vervalt «Artikel 44 van» wordt «de» vervang door: De. II In artikel I, onderdeel 1, wordt in de aanhef «Het derde lid» vervang door: Artikel 44, derde lid,. III In artikel I, onderdeel 1, wordt aan het derde lid van artikel 44 e volzin toegevoegd, Onze Minister verlet, op grond van bij algeme maatregel van bestuur te stell regels, op aanvraag, voor e periode van niet meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in de vorige volzin, mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het welzijn van de slachtdier bij de slacht volgs één van de in de vorige volzin goemde rituss niet in grotere mate wordt badeeld dan de mate van badeling waarvan sprake is bij het slacht volgs het bepaalde bij of krachts het eerste tweede lid. IV In artikel I, onderdeel 2, wordt «het achtste lid» vervang door: artikel 44, achtste lid,. V Aan artikel I, word na onderdeel 2, drie onderdel toegevoegd, kst ISSN s-gravhage 2011 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 18 1

2 3. Artikel 44, negde lid, komt te luid: 9. Bij algeme maatregel van bestuur word in het belang van de bescherming van het slachtdier, telks voor e periode van vijf jaar, regels gesteld omtrt het slacht volgs de israëlitische of de islamitische ritus. Deze regels bevatt in elk geval voorschrift met betrekking tot: a. de bij het slacht te volg handelswijze; d. de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de in het derde lid bedoelde bewijsplicht. 4. Aan artikel 44 wordt na het tide lid e lid toegevoegd, 11. De voordracht voor e krachts het derde of negde lid vast te stell algeme maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekdgemaakt aan e ieder de gelegheid is gebod om binn vier wek na de dag waarop de bekdmaking is geschied, ws bedking ter knis van Onze Minister van Economische Zak, Landbouw Innovatie te brg. Gelijktijdig met de bekdmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Stat-Geraal overgelegd. 5. In artikel 110, eerste lid, wordt «44, eerste negde lid» vervang door: 44, eerste lid. VI Artikel IA komt te luid: ARTIKEL IA A. Indi het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingedide voorstel van wet houdde e integraal kader voor regels over gehoud dier daaraan gerelateerde onderwerp (Wet dier) (Kamerstukk II, 2008/09, ) tot wet is of wordt verhev, artikel 2.10 van die wet eerder in werking is getred of treedt dan, onderscheidlijk op dezelfde datum in werking treedt als, artikel I van deze wet, wordt die wet met ingang van de datum waarop deze wet in werking treedt als volgt te gewijzigd: 1. In artikel 2.10, vierde lid, komt de eerste volzin te luid: Het dod van dier volgs de israëlitische of islamitische ritus is slechts toegestaan, indi de slachtdier voorafgaand zijn bedwelmd. 2. In artikel 2.10 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, na het vierde lid e lid ingevoegd, 5. Onze Minister verlet, op grond van bij algeme maatregel van bestuur te stell regels, op aanvraag, voor e periode van niet meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in het vierde lid, mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het welzijn van het dier bij het dod volgs één van de in dat lid goemde rituss niet in grotere mate wordt badeeld dan de mate van badeling waarvan sprake is bij het dod volgs het bepaalde bij of krachts het eerste tot met het derde lid. De algeme maatregel van bestuur, bedoeld in de vorige volzin, wordt telks voor e periode van t hoogste vijf jaar vastgesteld, bevat in elk geval regels t aanzi van: a. de bij het slacht te volgs handelswijze; Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 18 2

3 d. de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de bewijsplicht. 3. Aan artikel 2.10 wordt na het zesde lid (nieuw) e lid toegevoegd, 7. De voordracht voor e krachts het vierde of vijfde lid vast te stell algeme maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekdgemaakt aan e ieder de gelegheid is gebod om binn vier wek na de dag waarop de bekdmaking is geschied, ws bedking ter knis van Onze Minister van Economische Zak, Landbouw Innovatie te brg. Gelijktijdig met de bekdmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Stat-Geraal overgelegd. 4. In artikel 8.6, eerste lid, wordt «2.10, tweede, derde vierde lid,» vervang door: 2.10, tweede, derde, vierde, vijfde lid,. 5. In artikel 10.10, wordt «2.10, eerste, derde vierde lid,» vervang door: 2.10, eerste derde lid,. B. Indi het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingedide voorstel van wet houdde e integraal kader voor regels over gehoud dier daaraan gerelateerde onderwerp (Wet dier) (Kamerstukk II, 2008/09, ) tot wet is of wordt verhev, artikel 2.10 van die wet later in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt die wet met ingang van de datum waarop die wet in werking treedt als volgt gewijzigd: 1. In artikel 2.10, vierde lid, komt de eerste volzin te luid: Het dod van dier volgs de israëlitische of islamitische ritus is slechts toegestaan, indi de slachtdier voorafgaand zijn bedwelmd. 2. In artikel 2.10 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, na het vierde lid e lid ingevoegd, 5. Onze Minister verlet, op grond van bij algeme maatregel van bestuur te stell regels, op aanvraag, voor e periode van niet meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in het vierde lid, mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het welzijn van het dier bij het dod volgs één van de in dat lid goemde rituss niet in grotere mate wordt badeeld dan de mate van badeling waarvan sprake is bij het dod volgs het bepaalde bij of krachts het eerste tot met het derde lid. De algeme maatregel van bestuur, bedoeld in de vorige volzin, wordt telks voor e periode van t hoogste vijf jaar vastgesteld, bevat in elk geval regels t aanzi van: a. de bij het slacht te volgs handelswijze; d. de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de bewijsplicht. 3. Aan artikel 2.10 wordt na het zesde lid (nieuw) e lid toegevoegd, 7. De voordracht voor e krachts het vierde of vijfde lid vast te stell algeme maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekdgemaakt aan e ieder de gelegheid is gebod om binn vier wek na de dag waarop de bekdmaking is geschied, ws bedking ter knis van Onze Minister van Economische Zak, Landbouw Innovatie te brg. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 18 3

4 Gelijktijdig met de bekdmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Stat-Geraal overgelegd. 4. In artikel 8.6, eerste lid, wordt «2.10, tweede, derde vierde lid,» vervang door: 2.10, tweede, derde, vierde, vijfde lid,. 5. In artikel 10.10, wordt «2.10, eerste, derde vierde lid,» vervang door: 2.10, eerste derde lid,. VII In artikel II wordt «derde kaldermaand» vervang door: twaalfde kaldermaand. Toelichting Dit amdemt beoogt de wet te verbeter door niet alle de plicht om voorafgaand te bedwelm maar ook het daarmee beoogde doel in de wet vast te legg. Het beoogde doel is dat dier bij rituele slacht niet meer in het dierwelzijn word aangetast dan bij de reguliere slacht met voorafgaande bedwelming. Dit amdemt regelt dat indi hetzelfde doel aantoonbaar ook op e andere manier kan word bereikt, ontheffing kan word verkreg van de algeme regel dat dier voorafgaand bedwelmd di te word. Te dk valt aan method waarbij de bedwelming strikt gom niet voorafgaand plaatsvindt of waarbij helemaal ge bedwelming wordt gebruikt. E ontheffing voor het gebruik van dergelijke method kan alle dan verled word als de aanvrager met onafhankelijk vastgesteld bewijs kan aanton dat de te slacht dier bij gebruik van de methode niet meer in het dierwelzijn word aangetast dan bij de reguliere slacht met voorafgaande bedwelming De indiers tek daarbij aan dat dit bewijs voor elke stap in het slachtproces moet word geleverd, dus zowel de voorbereidde handeling als fixatie kanteling, als de slacht zelf, alsook de snelheid waarmee het dier zijn bewustzijn verliest. Op al deze facett mag het dier niet meer in zijn welzijn word aangetast dan bij de reguliere slacht met voorafgaande bedwelming. Het Europees Verdrag geeft in artikel 9 eieder het recht zijn lev volgs eig geloof of overtuiging vorm te gev, maar biedt in het tweede lid de ruimte aan stat beperking te stell aan dit recht. Het recht is dus niet absoluut. De indiers zijn ervan overtuigd dat bescherming van het welzijn van dier e geoorloofde beperking is. E dergelijke beperking dit echter ook getoetst te word op subsidiariteit proportionaliteit. De indiers m dat de wet met aanname van het amdemt beter voldoet aan die voorwaard. Immers, het recht om te slacht naar eig (godsdistige) overtuiging is vrij, mits daarmee dierwelzijn niet meer wordt badeeld dan bij slacht op basis van de normale wettelijke voorschrift die de wetgever hanteert om dier onnodige aantasting van dierwelzijn te bespar. Door te stell dat de slachtmethode waarvoor ontheffing wordt aangevraagd niet meer aantasting van het dierwelzijn mag veroorzak dan bij de reguliere slacht met voorafgaande bedwelming, wordt gelijkwaardig dierwelzijn gegarandeerd maar wordt ook recht gedaan aan het bijzondere gewicht van het recht op vrijheid van godsdist. Het amdemt neemt daartoe zowel in de Gezondheids- Welzijnswet Dier (GWWD) als in de nieuwe Wet Dier, die de GWWD moet gaan vervang, de bepaling op dat ontheffing kan word verled door de minister om op e andere wijze te slacht dan in de regels van de wet is voorgeschrev, mits de aanvrager met onafhankelijk vastgesteld bewijs kan aanton dat het welzijn van dier daardoor niet in Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 18 4

5 grotere mate wordt badeeld dan bij de reguliere slacht met voorafgaande bedwelming, verwaarloosbare verschill daargelat. Het in het amdemt goemd onafhankelijk vastgestelde bewijs moet op dezelfde wijze als bij de beoordeling van method voor de reguliere slacht met voorafgaande bedwelming zijn, bijvoorbeeld door de European Food Safety Authority (EFSA). In de algeme maatregel van bestuur kan onderscheid gemaakt word tuss verschillde diersoort kunn nieuwe technologische ontwikkeling wetschappelijke inzicht evoudig word verwerkt. Ook regelt dit amdemt dat in de algeme maatregel van bestuur die regels stelt aan het ritueel slacht voorschrift kunn word opgom over de bij het slacht te volg handelswijze. Daaronder is voor de rituele slacht die niet onder e tot ontheffing plaatsvindt (artikel 2.10, vierde lid) in elk geval begrep de wijze waarop dier voorafgaand di te word bedwelmd. Dat geeft geloofsgemeschapp de ruimte om met het kabinet in overleg te gaan over verdovingsmethod die voor h passd zijn binn de eig geloofsovertuiging. Ctraal staat daarbij uiteraard dat de verdovingsmethode wel effectief moet zijn gedurde het hele slachtproces totdat de dood is ingetred. Bij algeme maatregel van bestuur moet regels word gesteld op welke wijze op basis van welke criteria e ontheffing kan word aangevraagd verled. In de AMvB kan daarnaast word opgom dat indi op aanvraag ontheffing is verkreg voor de plicht tot voorafgaande bedwelming, in het besluit tot het verl van ontheffing wordt opgom op welke wijze het mogelijk is om zonder voorafgaande verdoving of zonder verdoving ritueel te slacht. Samvattd beoogt het amdemt e actieve uitnodiging te do aan geloofsgemeschapp om te zoek naar slacht- verdovingsmethod die voor h passd zijn binn de eig geloofsovertuiging die onnodig aantasting van dierwelzijn vermijd. De bevoegde bewindspersoon krijgt middels dit amdemt de bevoegdheid om die slacht- verdovingsmethod te beoordel op basis van, bij algeme maatregel van bestuur, vooraf vastgestelde criteria voor het verl van e ontheffing op het verbod om te slacht zonder voorafgaande bedwelming. Onder die criteria valt in ieder geval de beoordeling van het wetschappelijke gehalte van het bewijs door daartoe ook voor de reguliere slacht geëigde kanal. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om in afwijking van het gerieke verbod op slacht zonder voorafgaande bedwelming, per geval beoordeeld, recht te do aan voortschrijdde technologische ontwikkeling religieuze inzicht alsmede aan het bijzondere gewicht van de vrijheid van godsdist uitelopde godsdistige overtuiging van groep binn onze samleving, binn het gegev van dierwelzijn dat gelijkwaardig is aan dat bij reguliere slacht met voorafgaande bedwelming. Van Veldhov Van Dam Snijder-Hazelhoff Dibi Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 18 5