nederlands voor de bovenbouw van het vmbo handboek 4 vmbo-gt

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "nederlands voor de bovenbouw van het vmbo handboek 4 vmbo-gt"

Transcriptie

1 nederlands voor de bovenbouw van het vmbo handboek 4 vmbo-gt

2 LESSTOFOVERZICHT fictie grammatica spelling Fictie op het eindexamen 9 Zelfstandig naamwoord (ZN) 40 Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PV-TT) 50 Leesautobiografie 10 Lidwoord (LW) 40 Persoonsvorm verleden tijd (PV-VT) 51 Boeken kiezen 10 Bijvoeglijk naamwoord (BN) 40 Het voltooid deelwoord (VD) 52 Relatie tussen fictie en werkelijkheid 15 Werkwoord (WW) 41 Tegenwoordig deelwoord (TD) 53 Bedoeling van fictie 15 Voorzetsel (VZ) 43 Voltooid deelwoord en tegenwoordig Thema 15 Telwoord (TW) 43 deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (BN) Personages 21 Tijd 27 Open en gesloten einde 27 Aanwijzend voornaamwoord (AWV) 45 Vragend voornaamwoord (VRV) 45 Samenvatting woordsoorten 47 Stappenplan werkwoordsspelling 59 Recensie 16 Persoonlijk voornaamwoord (PSV) 44 Engelse werkwoorden 56 Perspectief 21 Bezittelijk voornaamwoord (BZV) 44 Samengestelde zin 57 Mening geven 30 Gedichten 34 Stappenplan voor het schrijven van een boekverslag PROJECT Het toekomstportfolio Smaak en smaakontwikkeling 120 Herhaling zinsdelen 144 Hoofdletters 152 Achtergrondinformatie 130 Werkwoordelijk gezegde (WG) 145 Meervoud van zelfstandige naamwoorden 153 Boek en film 131 Onderwerp (O) 145 Tussenletter Balansverslag 140 Tips voor een mondeling examen 141 Meewerkend voorwerp (MV) 147 Bijwoordelijke bepaling (BWB) 148 Enkelvoudige en samengestelde zinnen 148 Koppelteken 157 Trema 158 Overzicht spellingsproblemen 159 Beoordelen van een film 132 Naamwoordelijk gezegde (NG) 146 Leestekens 155 Gedichten 138 Lijdend voorwerp (LV) 147 Bijvoeglijk naamwoord met/zonder -e 156 Stappenplan zinsdelen Register

3 lezen schrijven spreken, kijken, luisteren Examen leesvaardigheid 61 Verkennend lezen 62 Meerkeuzevragen 63 Functies van de inleiding 64 Functies van het slot 65 Opbouw van de kern 65 De hoofdgedachte bepalen 67 Het juiste verband aangeven 68 Feiten en meningen 71 Het tekstdoel bepalen 72 Overzicht van examenvragen over artikelen 81 Schrijven voor het examen 82 De zakelijke brief in het algemeen 83 De zakelijke brief op het Centraal Schriftelijk Eindexamen 83 Briefconventies 84 Puntentelling op het CSE 86 Beoordeling taalgebruik op het CSE 86 Curriculum vitae 87 Opbouw cv 88 Formulier 89 Leesvragen 89 Overzicht van behandelde tekstvormen 92 Spreken, kijken en luisteren op het eindexamen 95 Mondelinge presentatie 96 Boeien van publiek 98 Stappenplan voor een mondelinge presentatie 98 Discussie 99 Rollen in een discussie 100 Observeren 101 Stappenplan voor een discussie 101 Debat 102 Stappenplan voor een debat 102 Sollicitatiegesprek 104 Stappenplan voor een sollicitatiegesprek 107 Stappenplan spreekvaardigheid 109 De inhoud van deze paragraaf 160 Reclametekst: beeld en opmaak 161 Reclametekst: examenvragen 164 Een geleide samenvatting schrijven 167 Overzicht van examenvragen over een reclametekst 181 Stappenplan voor een geleide samenvatting 181 Een artikel schrijven als examenopdracht 182 Een artikel schrijven 183 Een verslag schrijven 187 Voorbeeld van een voorbereidingslijst CSE Nederlands Schrijfvaardigheid 189 Overzicht van behandelde tekstvormen 190 Kijk- en luistertoets 191 Tekstbegrip 192 Fictie 197 Sprekersbedoeling 200 Stappenplan voor een kijk- en luistertoets 203 Examenstrategie 206 De aanpak van examenvragen 223

4 In deze paragraaf leer je welke vraagsoorten gebruikt worden bij examenteksten; leer je hoe je deze vraagsoorten aanpakt; oefen je met deze vraagsoorten. OPDRACHT 1 Begrijpend lezen was een belangrijk onderdeel van Nederlands op de basisschool, ook in Talent is er de afgelopen drie jaar veel aandacht aan besteed. Je hebt er dus de nodige ervaring mee opgedaan. Vul op basis van je ervaringen de volgende mini-enquête in. Noteer steeds het cijfer dat voor jou van toepassing is. a Ik vind begrijpend lezen: heel nuttig heel nutteloos b Ik vind begrijpend lezen: heel leuk heel vervelend c Ik vind begrijpend lezen: heel makkelijk heel moeilijk d Als ik mijzelf vergelijk met drie jaar geleden is mijn begrijpend lezen nu: veel beter niet veel beter OPDRACHT 2 Begrijpend lezen heb je in alle mogelijke situaties nodig. a Lees tekst 1. Welk voorbeeld kun je uit de tekst halen bij de bewering dat begrijpend lezen een belangrijke rol speelt in het dagelijks leven? b Bedenk zelf nog een ander voorbeeld. c Stel, je bent volwassen en je kunt zo slecht lezen dat je nauwelijks een krantentekst, of welke andere tekst ook, kunt begrijpen. Wat voor gevolgen heeft dat voor je leven? Noem er minstens twee. OPDRACHT 3 Begrijpend lezen en leesstrategieën a Wat wordt in tekst 1 beweerd over leesstrategieën? A De beheersing van bepaalde leesstrategieën maakt je niet vaardiger in begrijpend lezen. B De beheersing van bepaalde leesstrategieën maakt je vaardiger in begrijpend lezen. 1 4 LEZEN TEKST 1 De vaardigheid in begrijpend lezen speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven. Toch blijkt uit onderzoek dat meer dan een miljoen volwassen inwoners van Nederland moeite heeft met het begrijpend lezen van kranten en tijdschriften. Heeft training op leesstrategieën in het regulier middelbaar onderwijs zin? Onder 144 leerlingen uit het voortgezet onderwijs is onderzoek gedaan naar het effect van leesstrategieën op begrijpend lezen. De belangrijkste conclusie luidt dat er een duidelijk verband is tussen de beheersing van vier leesstrategieën en de vaardigheid in begrijpend lezen. Leesstrategieën gebruiken heeft volgens dit onderzoek dus zin. Dit zijn de leesstrategieën die zijn onderzocht. 1. Koppen snellen : voorspellen van tekstinhouden aan de hand van titels, kopjes en dergelijke. 2. Begin en einde van de alinea s lezen om tekstinhoud te voorspellen. 3. Belangrijke zinnen onderstrepen. 4. Gebruikmaken van woorden die verband leggen tussen tekstdelen. Bron: naar 60 MODULE 1 4 LEZEN

5 EXAMEN LEESVAARDIGHEID Het Centraal Schriftelijk Eindexamen (CSE) Nederlands voor de gemengde en de theoretische leerweg bestaat uit drie onderdelen: vragen beantwoorden over drie teksten; één tekst is een reclameboodschap; een tekst samenvatten; een schrijfopdracht maken. Over dit examen mag je 120 minuten doen. In dit boek staan drie paragrafen over leesvaardigheid. In module 1 leer je welke soorten vragen vaak worden gesteld over examenteksten. De theorie die je nodig hebt, wordt behandeld en je oefent met teksten. De twee laatste teksten zijn examenteksten. In module 2 leer je welke soorten vragen vaak worden gesteld over examenteksten in de vorm van een reclameboodschap. Ook hier wordt de theorie die je nodig hebt behandeld en oefen je met teksten. In dit geval uitsluitend examenteksten. Daarnaast komt in deze module het geleid samenvatten van een tekst aan de orde. In module 3 zijn twee eindexamens opgenomen waarmee je je verder kunt voorbereiden op je CSE. De examens worden ingeleid met een eindexamenstrategie die je kunt toepassen. Hoe je de schrijfopdracht maakt, leer je in twee aparte paragrafen Schrijven. De meeste theorie die je in dit boek tegenkomt, is een herhaling van de theorie uit de vorige delen van Talent. b Bij welke leesstrategie die je al kent, hoort Koppen snellen? A Nauwkeurig lezen B Verkennend lezen C Zoekend lezen c In de vorige delen van Talent is ook steeds het gebruik van leesstrategieën aanbevolen. Gebruik jij ze ook echt? Geef een voorbeeld bij je antwoord. d Ben jij het, op basis van jouw ervaringen met het gebruik van leesstrategieën, eens met wat in tekst 1 wordt beweerd? Leg je antwoord uit. OPDRACHT 4 School en beroep a Noem drie schoolvakken buiten Nederlands waarin je begrijpend lezen voortdurend nodig hebt. b Leg uit op welke manier je begrijpend lezen nodig hebt als je een werkstuk maakt. c In welke richting wil jij na je examen verder? d Noem een beroep dat jij misschien later wel wilt uitoefenen. e Wanneer heb je in dat beroep begrijpend lezen nodig? Geef een voorbeeld. OPDRACHT 5 Kijk nog eens terug naar je antwoorden bij opdracht 1. a Zou je nu bij vraag 1a een ander cijfer noteren? b Leg je antwoord uit. OPDRACHT 6 Lees de leertekst Examen leesvaardigheid. a In de leertekst worden de drie onderdelen genoemd waaruit het CSE Nederlands bestaat. Welke onderdelen worden behandeld in de lezen-modules? b Klopt de volgende bewering? Leg je antwoord zo nauwkeurig mogelijk uit. De leerstof in de modules Lezen van Talent deel 4 is bijna allemaal nieuw. c Leg uit wat je kunt verwachten in Lezen module 1. d Kies een antwoord en geef er een korte uitleg bij. 120 minuten voor het CSE Nederlands lijkt mij: weinig voldoende heel ruim. MODULE 1 4 LEZEN 61

6 OPDRACHT 7 Lees de leertekst Verkennend lezen. a Herlees stap 1. Wat voor aanwijzingen over het onderwerp kan een titel geven? Noem twee mogelijkheden. b Herlees stap 2. Stel, de bron is een krant. Noem een tekstsoort die je vaak in een krant tegenkomt en noteer het tekstdoel erachter. c Herlees stap 3. Stel, in de eerste alinea geeft de schrijver een mening over het onderwerp. Wat is dan bijna zeker het tekstdoel? d Geef een ander voorbeeld van informatie die de eerste alinea over het onderwerp kan geven. e Herlees stap 4. Op welk soort woorden moet je in de beginzinnen speciaal letten om informatie te krijgen over de opbouw van de tekst? A Signaalwoorden B Verwijswoorden C Voegwoorden f Herlees stap 5. Welke functie kan de slotalinea hebben? Noem een voorbeeld. g Welke stap die je eigenlijk wel zou verwachten, ontbreekt in het stappenplan? Waarom ontbreekt die stap? h Welk hulpmiddel dat je op het examen zeker moet gebruiken, kun je in het boek niet toepassen? i Wanneer is een woord zo belangrijk dat het verstandig is om de betekenis op te zoeken? VERKENNEND LEZEN Als je tijdens het CSE vragen moet beantwoorden over een tekst, begin dan altijd met het verkennend lezen van die tekst. Doe dat zo dat je een duidelijk idee hebt van de inhoud voor je aan de vragen begint. Gebruik de volgende stappen als je de tekst verkennend leest. 1 Lees de titel. Welke aanwijzing geeft de titel over het onderwerp? 2 Kijk naar de bron van de tekst. Welke informatie geeft de bron over de tekst? 3 Lees de eerste alinea nauwkeurig. Wat is de functie van de eerste alinea? Wat kom je te weten over het onderwerp, het tekstdoel en wat je verder in de tekst kunt verwachten? 4 Lees nauwkeurig de beginzinnen van de alinea s van de kern. Wat kom je te weten over de inhoud en de opbouw van de tekst? 5 Lees de slotalinea nauwkeurig. Waarvoor is de slotalinea gebruikt? Een voor de hand liggende stap is ook: kijk naar de deeltitels of kopjes, want die geven meestal een duidelijke aanwijzing over de inhoud van één of meer alinea s. Maar in een examentekst zijn de kopjes weggelaten en moet je vaak zelf een kopje maken dat aangeeft wat de inhoud is van een tekstdeel. Een handig hulpmiddel om snel een overzicht te krijgen, is het onderstrepen van zinnen: de beginzinnen van de kernalinea s; en een of twee belangrijke zinnen in de eerste alinea en de slotalinea. Helaas kun je dit niet toepassen in de teksten die in het boek staan, maar op het examen mag je dit wel. Tijdens het examen mag je gebruikmaken van je woordenboek. Als je de betekenis van een belangrijk woord niet kent, zoek het dan even op. 62 MODULE 1 4 LEZEN

7 MEERKEUZEVRAGEN Het aantal open vragen in de examenopdrachten lezen is beperkt, de meeste vragen zijn meerkeuzevragen. Daarom is het belangrijk dat je weet hoe je zulke vragen aanpakt. Hier volgt een strategie voor het beantwoorden van meerkeuzevragen. 1 Lees de vraag en formuleer zelf het antwoord. Kijk daarna of jouw antwoord bij de keuzeantwoorden staat. 2 Kun je een vraag niet beantwoorden, ga dan verder met de volgende vragen. Ga aan het eind terug naar de vragen die je hebt overgeslagen. Waarschijnlijk heb je nu een beter zicht op de tekst. 3 Als je twijfelt over een antwoord, gebruik dan de wegstreepstrategie. Streep de antwoorden weg die zeker niet goed zijn. 4 Twijfel je nog steeds? Ga af op je eerste indruk. 5 Vul altijd een antwoord in. Geen antwoord geven is zeker fout. OPDRACHT 8 Lees de leertekst Meerkeuzevragen. a Wat was tot nog toe jouw aanpak als je het antwoord zocht op een meerkeuzevraag? b Welke stap van stap 1 tot en met 4 spreekt jou het meest aan? Leg je antwoord uit. c Noteer het antwoord op de eerste meerkeuzevraag. d Wat is het antwoord op de tweede meerkeuzevraag? e In welke volgorde worden keuzeantwoorden altijd genoteerd? f Leg uit waarom het belangrijk is om deze volgorde te weten. In een examenopdracht staan onder een meerkeuzevraag altijd vier keuzeantwoorden. Het volgende type komt het meest voor. Van de keuzeantwoorden bij een meerkeuzevraag A is altijd één antwoord het juiste B is het eerste antwoord bijna nooit goed C is het laatste antwoord meestal het goede antwoord D kunnen er meer antwoorden goed zijn Geregeld kom je ook een ander type meerkeuzevragen tegen, dat wat ingewikkelder is opgebouwd. In dit type zijn de keuzeantwoorden vaak combinaties van antwoorden. Vier mogelijke tips voor de aanpak van meerkeuzevragen zijn: 1 niet nadenken, altijd je eerste indruk volgen 2 eigen antwoord formuleren, kijken of dat overeenkomt met een keuzeantwoord 3 vragen overslaan waarop je het antwoord niet weet en aan het eind nog eens bekijken 4 bij twijfel de antwoorden wegstrepen die zeker niet goed zijn Wat zijn goede tips? A Alleen 1 en 2 C Alleen 2, 3 en 4 B Alleen 1, 2 en 3 D 1, 2, 3 en 4 Keuzeantwoorden staan altijd in alfabetische volgorde. Daarom is het niet vreemd als het antwoord twee of drie keer achter elkaar C of D is. MODULE 1 4 LEZEN 63

8 OPDRACHT 9 Lees de leertekst Functies van de inleiding. a Een betoog heeft bijna altijd een driedeling. Noteer welke functie elk deel van een betoog meestal heeft. b Een nieuwsbericht bestaat gewoonlijk uit twee delen. Welke functie heeft de inleiding van een nieuwsbericht? c En wat is de functie van de kern van een nieuwsbericht? d In de examenvraag die als voorbeeld is gegeven, staan vier mogelijke functies van de inleiding. Welke functies die genoemd zijn in de leertekst vind je ook in deze vraag? e Welke functie wordt niet in de leertekst genoemd? f Trek een conclusie. Welke beweringen kloppen? A In een examen Lezen komen alleen de functies voor die in de leertekst worden genoemd. B In een examen Lezen kunnen nog andere functies voorkomen dan in de leertekst worden genoemd. C De functies van de inleiding die in de leertekst worden genoemd, zijn belangrijke functies, maar het is geen complete opsomming. FUNCTIES VAN DE INLEIDING Teksten bestaan heel vaak uit de driedeling inleiding kern slot of uit de tweedeling inleiding kern. In elk examen worden vragen gesteld over de functie(s) van de inleiding of het slot en daarom is het belangrijk dat je een aantal van deze functies kent en kunt herkennen. Het begin van een tekst heeft altijd een bepaalde functie of bedoeling. De functie van de inleiding kan bijvoorbeeld zijn: het onderwerp aangeven of beschrijven. de aanleiding noemen. De schrijver noemt de reden waarom hij de tekst heeft geschreven. de centrale vraag stellen. De schrijver beantwoordt deze vraag in de rest van de tekst. de mening van de schrijver geven. In de rest van de tekst legt de schrijver zijn mening uit met argumenten. een beknopte samenvatting geven. In de rest van de tekst geeft de schrijver meer bijzonderheden. Een nieuwsbericht is bijvoorbeeld zo opgebouwd. een of enkele personen introduceren. Deze personen komen in de rest van het artikel aan het woord. Een inleiding kan meer dan één functie hebben. Een functie die elke inleiding heeft, is aandacht trekken. De inleiding moet ervoor zorgen dat de lezer ook de rest van de tekst gaat lezen. Een voorbeeld van een examenvraag is: Het onderwerp van een tekst kan worden ingeleid door 1 de mening van de schrijver te noemen 2 een korte samenvatting vooraf te geven 3 een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst te geven 4 de aanleiding te noemen tot het schrijven van de tekst Hoe wordt het onderwerp van deze tekst in alinea 1 ingeleid? A Door 1 en 2 B Door 2 en 3 C Door 3 en 4 D Door 1 en 4 64 MODULE 1 4 LEZEN

9 FUNCTIES VAN HET SLOT Het slot van een tekst heeft net als de inleiding altijd een bepaalde functie. De functie van het slot kan bijvoorbeeld zijn: een conclusie geven. Je herkent een conclusie vaak aan signaalwoorden als dus, daarom, dan ook. een samenvatting geven van het belangrijkste uit de tekst. Je herkent een samenvatting vaak aan signaalwoorden als kortom, samenvattend. een advies geven. Je herkent een advies bijvoorbeeld aan woorden als: het is raadzaam, het is beter (om in het vervolg een andere reisbestemming te kiezen). een waarschuwing geven. een toekomstverwachting uitspreken. Een voorbeeld van een examenvraag is: Wat is de functie van de slotalinea? A Een advies geven B Een nieuw aspect noemen C Een samenvatting geven D Een waarschuwing geven OPBOUW VAN DE KERN De kern van elke wat langere tekst bestaat uit een aantal alinea s. Waar een alinea over gaat, kun je meestal zien aan de kernzin. In heel veel gevallen is dat de eerste zin van een alinea, maar soms is het de tweede of zelfs de laatste zin. OPDRACHT 10 Lees de leertekst Functies van het slot. a In de examenvraag die als voorbeeld is gegeven, staan vier mogelijke functies van het slot. Welke functies die genoemd zijn in de leertekst vind je ook in deze vraag? b Welke functie wordt niet in de leertekst genoemd? c Trek een conclusie. Welke bewering klopt? A In een examen Lezen kunnen nog andere functies voorkomen dan in de leertekst worden genoemd. B In een examen Lezen komen alleen de functies voor die in de leertekst worden genoemd. OPDRACHT 11 Lees de leertekst Opbouw van de kern. a Er zijn verschillende redenen waarom een kernzin belangrijk is. 1 Een kernzin kan je helpen een kopje te formuleren. 2 Een kernzin maakt duidelijk waar een alinea over gaat. 3 Kernzinnen helpen je om de opbouw van de kern te ontdekken. Welke reden(en) worden in de leertekst genoemd? A Alleen 1 B Alleen 2 C 1 en 2 D 1, 2 en 3 b Klopt de volgende bewering? Leg je antwoord uit. Een kopje heeft altijd betrekking op één alinea. Een veel voorkomende vraag in examenopdrachten luidt: Welk kopje geeft het best de inhoud weer van deel 2 (alinea 2 en 3)? De vraag kan over één alinea gaan, maar gaat heel vaak over twee of drie alinea s die samen een deelonderwerp vormen. De kernzinnen zijn een belangrijk hulpmiddel om zo n kopje te maken. Om vast te stellen hoe de kern is opgebouwd, zijn niet alleen de kernzinnen belangrijk, maar ook de tekstverbanden tussen alinea s of groepjes alinea s. Aan het onderwerp tekstverbanden is een aparte leertekst gewijd. MODULE 1 4 LEZEN 65

10 OPDRACHT 12 Lees tekst 2 verkennend. Lees de titel, de inleiding, het slot en de beginzinnen van alinea II, III en IV. a Wat zegt de titel over het onderwerp? b Wat is de bron van tekst 2? c Welk tekstdoel verwacht je? d Wat is de belangrijkste functie van de eerste alinea? A De aanleiding noemen B De mening van een deskundige noemen C Een korte samenvatting geven D Laten zien hoe de tekst is opgebouwd e In de alinea s na de inleiding A vind je uitsluitend resultaten van het onderzoek. B vind je resultaten én wat aanvullende informatie. OPDRACHT 13 Lees alinea I, II en III nauwkeurig. a In alinea II worden drie groepen scholieren genoemd. Welke drie zijn dat? b Zeg in één zin op welk punt deze groepen van elkaar verschillen. c In alinea II staat informatie over het onderzoek. Welke zin uit alinea II kun je beschouwen als de conclusie van deze informatie? Citeer de zin. (Een zin citeren wil zeggen: letterlijk overschrijven en tussen aanhalingstekens zetten.) d Welk kopje geeft het best de inhoud weer van alinea II? Probeer eerst zelf het antwoord te formuleren en gebruik zo nodig de wegstreepstrategie. A Hoe korter slapen hoe meer kans om depressief te worden B Hoe later slapen hoe meer kans om depressief te worden C Hoe slechter slapen hoe meer kans om depressief te worden D Slaapgedrag van Amerikaanse scholieren e Welke conclusie kun je trekken uit de resultaten van alinea III? Probeer eerst zelf het antwoord te formuleren en gebruik zo nodig de wegstreepstrategie. A Hoe depressiever de scholier hoe korter de slaap B Hoe depressiever de scholier hoe slechter de nachtrust C Hoe korter slapen hoe meer kans om depressief te worden D Hoe later slapen hoe meer kans om depressief te worden I II III IV V TEKST ➋ Puber bij minder slaap depressief Middelbare scholieren die laat naar bed mogen van hun ouders, zijn vaker depressief en zeggen vaker dat ze het laatste jaar serieus over zelfmoord hebben gedacht. Dit blijkt uit een onderzoek onder Amerikaanse scholieren. De resultaten zijn gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Sleep (1 januari). De resultaten van het onderzoek laten duidelijk zien dat er een verband bestaat tussen laat naar bed gaan en depressiviteit. Het gaat hier om een gezondheidsonderzoek dat al in 1994 is gestart en waaraan scholieren en hun ouders hebben deelgenomen. Van de scholieren die zeiden dat ze voor tien uur moesten gaan slapen van hun ouders, was 6 procent depressief en zei 12 procent het laatste jaar over zelfmoord te hebben gedacht. Van de scholieren die tussen tien en elf naar bed moesten, waren deze percentages 7 en 14 procent. Van de scholieren die na twaalven naar bed mochten, waren de percentages 8 en 15 procent. Het verband was nog sterker als werd gekeken naar de hoeveelheid nachtrust. Van de scholieren die zelf dachten dat ze genoeg sliepen, was 4 procent depressief en had 11 procent weleens aan zelfmoord gedacht. De scholieren die dachten dat ze niet genoeg slaap kregen, scoorden hier 14 en 20 procent. Het is moeilijk om een oorzakelijk verband te leggen tussen te kort slapen en depressieve gevoelens. Mensen die depressief zijn, hebben daardoor meestal ook slaapproblemen. Maar uit onderzoek waarbij mensen bewust wakker werden gehouden, bleek dat ze daar inderdaad somber van worden. Waarschijnlijk lukt het de hersenen bij slaapgebrek minder goed om negatieve emoties te verwerken. En het is wel zeker dat slaapgebrek het concentratievermogen aantast, met als gevolg dat mensen ook minder goed met de dagelijkse stress kunnen omgaan. Veel mensen denken overigens, schrijven de onderzoekers, dat middelbare scholieren met minder slaap toe kunnen dan jongere kinderen. In werkelijkheid lijken middelbare scholieren juist meer slaap nodig te hebben: negen uur per nacht zou ideaal zijn. De onderzochte scholieren haalden gemiddeld acht uur. 66 MODULE 1 4 LEZEN Bron: naar NRC Handelsblad

11 DE HOOFDGEDACHTE BEPALEN De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt. Je hebt dus altijd het onderwerp nodig om te bepalen wat de hoofdgedachte is. Dat onderwerp staat soms al in de titel. Op zijn minst geeft de titel een aanwijzing. Maar om zeker te zijn, moet je goed de inleiding van een tekst lezen. Daar staat bijna altijd het onderwerp in of het is eruit af te leiden. Een hulpmiddel bij het vinden van de hoofdgedachte, is het stellen van een vraag waarin het onderwerp is opgenomen. Tekst 2 gaat over het verband tussen nachtrust en depressiviteit. De vraag naar de hoofdgedachte luidt dan: Wat is volgens de schrijver het verband tussen nachtrust en depressiviteit? De hoofdgedachte van een informerende tekst is een informerende zin, de hoofdgedachte van een betogende tekst is een zin met de mening van de schrijver. Je kunt de hoofdgedachte van de hele tekst bepalen, maar ook de hoofdgedachte van een tekstdeel (één of meer alinea s). De vraag Welk kopje geeft het best de inhoud weer van alinea..? is eigenlijk een vraag naar de hoofdgedachte van dat tekstdeel. In het examen is de vraag naar de hoofdgedachte altijd een meerkeuzevraag. Hier volgt als voorbeeld een meerkeuzevraag over tekst 2. Welke zin geeft de hoofdgedachte van de tekst het best weer? A Amerikaanse scholieren gaan te laat naar bed. B Amerikaanse scholieren gaan te laat naar bed en lopen daardoor grote kans om depressief te worden. C Middelbare scholieren hebben meer slaap nodig dan jongere kinderen. D Slaapgebrek verhoogt de kans op depressiviteit onder scholieren. OPDRACHT 14 Lees alinea IV en V nauwkeurig. a Waarom is het moeilijk een oorzakelijk verband te leggen tussen slaapgebrek en depressiviteit? b Wat is de belangrijkste functie van alinea IV? A Argumenten aandragen tegen een oorzakelijk verband B Argumenten aandragen voor een oorzakelijk verband C Uitleggen dat een oorzakelijk verband moeilijk is aan te tonen D Uitleggen dat er geen oorzakelijk verband is c Wat is de belangrijkste functie van alinea V? A Een advies geven aan ouders B Een conclusie trekken uit de resultaten C Een samenvatting geven van de belangrijkste informatie D Een veel voorkomend misverstand weerleggen OPDRACHT 15 Lees de leertekst De hoofdgedachte bepalen. a Klopt de volgende bewering? Leg je antwoord uit. De hoofdgedachte van een tekst is eigenlijk hetzelfde als het onderwerp van een tekst. b Welk tekstdeel geeft meestal het duidelijkst aan wat het onderwerp is van een tekst? c Je kunt ook de hoofdgedachte van een tekstdeel bepalen. Kijk terug naar opdracht 13d. Wat is de hoofdgedachte van alinea II? d In de leertekst staat de vraag die je zou kunnen stellen over de hoofdgedachte van tekst 2. Kijk terug in de tekst en probeer zelf een antwoord te formuleren. e Staat je eigen antwoord bij de keuzeantwoorden? (Het mag best wat anders geformuleerd zijn.) Zo niet, gebruik dan de wegstreepstrategie. Wat is volgens jou het goede antwoord? f Is de hoofdgedachte van tekst 2 een informerende zin of een zin met de mening van de schrijver? MODULE 1 4 LEZEN 67

12 OPDRACHT 16 Lees de leertekst Het juiste verband aangeven. a Wat is de eerste manier om het tekstverband vast te stellen? b Wat is de tweede manier? c Maak twee zinnen waartussen een oorzaak-gevolgverband bestaat. Gebruik het signaalwoord daardoor. d Maak twee zinnen die een tegenstelling vormen. Gebruik de signaalwoordcombinatie enerzijds anderzijds. e Wat is het goede antwoord op de meerkeuzevraag in de leertekst? f Leg je antwoord uit. OPDRACHT 17 Lees tekst 3 verkennend. Lees de titel, de inleiding, het slot en de beginzinnen van alinea II, III en IV. a Wat zegt de titel over het onderwerp? b Wat is de bron van tekst 3? c Welk tekstdoel verwacht je? d Wat is de belangrijkste functie van de eerste alinea? A De aanleiding noemen B Een korte samenvatting geven C Een mening geven D Het probleem formuleren e Waarover verwacht je informatie in de rest van het artikel? HET JUISTE VERBAND AANGEVEN Tussen woorden, zinnen en alinea s van een tekst bestaat tekstverband. Vooral het verband tussen alinea s is belangrijk om de opbouw van een tekst te herkennen. In een examen worden daar vaak vragen over gesteld. Je kunt het verband tussen tekstdelen vaststellen op twee manieren. De eerste manier is kijken of er signaalwoorden zijn gebruikt. Hierna vind je een overzicht van soorten tekstverbanden en signaalwoorden die daarbij horen. Als het tekstverband niet met een signaalwoord wordt uitgedrukt, moet je het zelf uit de tekst afleiden. Let dan op de functie die een tekstdeel (één of meer alinea s) heeft ten opzichte van het tekstdeel dat voorafgaat of volgt. Bijvoorbeeld: Een argument; een reden; een uitleg; het tegenovergestelde; een oorzaak. tekstverband concluderend oorzaak-gevolg opsommend redengevend samenvattend tegenstellend uitleggend/ voorbeeldgevend voorbeelden van signaalwoorden dus, dan ook, concluderend, de slotsom is doordat, daardoor, zodat, waardoor, dan ook en, vervolgens, niet alleen maar ook, zowel als want, omdat, daarom, immers kortom, samenvattend, alles bij elkaar maar, echter, toch, daarentegen, enerzijds anderzijds bijvoorbeeld, zoals, dat wil zeggen, met andere woorden Hier volgt als voorbeeld een vraag naar het tekstverband in deze leertekst: Wat is het verband tussen alinea I en alinea II + III? A Alinea II en III bevatten twee argumenten bij alinea I. B Alinea II + III en alinea I vormen een tegenstelling. C Alinea II en III noemen twee redenen bij alinea I. D Alinea II en III zijn een uitwerking van een element uit alinea I. 68 MODULE 1 4 LEZEN

13 I 5 II III 30 TEKST 3 Misleidende sms-diensten Een kwart van de Nederlandse jongeren is wel eens opgezadeld met een ongewild abonnement op een sms-dienst. Tegen hun zin en vaak zonder dat ze het weten zijn ze tussen de 10 en 200 euro kwijt aan diensten als wallpapers, ringtones en spelletjes voor de mobiele telefoon. Ook kinderen tussen acht en twaalf jaar met een mobiele telefoon zijn de dupe van deze misleiding. Van de middelbare scholieren is één op de drie vmbo-leerlingen er wel eens ingetrapt, tegen een kwart van de havoleerlingen en één op de zes vwo ers. Dit gebeurt op een heel geraffineerde manier. Vooral op jongerenzender TMF, maar ook op sites als Hyves of Habbo Hotel, worden continu reclamespotjes herhaald voor een dienst. Maar altijd zit er een addertje onder het gras. Jongeren denken een gratis, eenmalige dienst af te nemen, terwijl het in werkelijkheid gaat om een abonnement. De voorwaarden worden vaak in een flits en in het allerkleinste lettertype gemeld aan het eind van het spotje. Wie zijn telefoonnummer per sms of via internet achterlaat, zit eraan vast, vaak zonder dat duidelijk is hoe je weer van het abonnement af kunt komen. Volgens Remco Pijpers van de stichting Mijn Kind Online, een organisatie die zich inzet voor veilig gebruik van digitale diensten door kinderen en jongeren, worden er met misleidende sms-diensten miljoenen verdiend. Niet alleen door de aanbieders van ringtones, spelletjes en wallpapers, maar ook door telecombedrijven als KPN, OPDRACHT 18 Lees alinea I en II nauwkeurig. a Gebruik alinea I voor je antwoord. Wat is het onderwerp van tekst 3? b Citeer een stukje van een zin uit de eerste alinea dat laat zien dat de inhoud van deze tekst ook voor jou van belang kan zijn. c Wat is het verband tussen alinea I en II? In de beginzin van alinea II staat geen signaalwoord, dus moet je op basis van de inhoud vaststellen wat de functie is van alinea II ten opzichte van alinea I. A Alinea II geeft een argument bij de inhoud van alinea I. B Alinea II geeft een reden bij de inhoud van alinea I. C Alinea II geeft een uitleg bij de inhoud van alinea I. D Alinea I en II vormen een opsomming. d Wat betekent er zit een addertje onder het gras (r )? Gebruik je woordenboek. e Welke zin geeft het best de inhoud weer van alinea II? A Jongeren denken dat ze een gratis, eenmalige dienst afnemen. B Spotjes zijn zo geraffineerd dat jongeren een abonnement nemen zonder het te beseffen. C Vooral jongerenzender TMF maakt zich schuldig aan misleidende spotjes. D Wie ongewild aan een abonnement vastzit, komt er bijna niet meer vanaf. OPDRACHT 19 Lees alinea III, IV en V nauwkeurig. a Welke zin geeft het best de inhoud weer van alinea III? A Aanbieders van sms-diensten verdienen miljoenen aan misleidende sms-diensten. B Aan misleidende sms-diensten worden miljoenen verdiend door aanbieders én telecombedrijven. C Telecombedrijven als KPN, T-Mobile en Vodafone verdienen miljoenen aan misleidende sms-diensten. D Telecombedrijven ontvangen voor elke verkochte dienst een klein bedrag voor de netwerkkosten. MODULE 1 4 LEZEN 69

14 b Wat is het verband tussen alinea III en IV? A Alinea III en IV vormen samen een opsomming. B Alinea III en IV vormen samen een tegenstelling. C Alinea IV is een toelichting bij de informatie van alinea III. D Alinea IV noemt een gevolg van alinea III. c Welk signaalwoord heeft je geholpen bij je antwoord op de vorige vraag? d Wat is de hoofdgedachte van alinea IV? A De reclamecode voor sms-diensten laat te veel ruimte om jongeren te misleiden. B Er werd reclame gemaakt met gratis ringtones waar een betaald abonnement aan vast bleek te zitten. C Jongeren krijgen reclames te zien die zijn verpakt in spelletjes, quizjes en prijsvragen. D Remco Pijpers is ontevreden over de reclamecode voor sms-diensten. e Een slotalinea kan verschillende functies hebben: 1 De belangrijkste informatie samenvatten 2 Een advies geven 3 Een conclusie geven 4 Een waarschuwing geven Wat is de belangrijkste functie van de laatste alinea van tekst 3? A 1 C 3 B 2 D 4 f Welk signaalwoord heeft je geholpen bij je antwoord op de vorige vraag? g Welke vraag kun je stellen om de hoofdgedachte van tekst 3 te formuleren? Gebruik in je vraag het onderwerp, zoals je dat hebt genoteerd bij vraag 18a. h Wat is de hoofdgedachte van tekst 3? A Aan misleiding van jongeren door aanbieders van smsdiensten moet een einde komen door aanscherping van de reclamecode. B Een kwart van de Nederlandse jongeren is weleens het slachtoffer geworden van een ongewild abonnement op een sms-dienst. C Jongeren laten zich gemakkelijk misleiden door reclamespotjes over sms-diensten. D De reclamecode voor sms-diensten laat te veel ruimte om jongeren te misleiden. IV 35 V T-Mobile en Vodafone. Deze bedrijven ontvangen voor elke verkochte dienst een klein bedrag voor de netwerkkosten. Remco Pijpers is ook ontevreden over de reclamecode voor sms-diensten. Die laat ruimte om kinderen en jongeren te misleiden. Werd twee jaar geleden nog reclame gemaakt met gratis ringtones waar een betaald abonnement aan vast bleek te zitten, nu krijgen kinderen en jongeren reclames te zien die slim zijn verpakt in spelletjes, quizjes en prijsvragen. Die werken de onduidelijkheid in de hand. Mijn Kind Online wil dan ook dat de reclamecode wordt aangescherpt. Reclamespotjes moeten volstrekt transparant zijn. Ze moeten zo duidelijk zijn dat zelfs een kind van tien begrijpt dat zijn prepaidtegoed eraan gaat. Bron: naar mijnkindonline.nl en De Gelderlander 70 MODULE 1 4 LEZEN

15 FEITEN EN MENINGEN Voor het examen is het belangrijk dat je feiten en meningen goed kunt onderscheiden, want daar wordt geregeld een vraag over gesteld. Een feit is iets wat werkelijk zo is of wat werkelijk is gebeurd. Als in een artikel staat dat aan een enquête tweehonderd mensen hebben deelgenomen, dan wordt je een feit meegedeeld. Als je in een boek leest hoe een aardbeving tot stand komt, dan is dat feitelijke informatie. Een mening is wat een persoon ergens van vindt. Als iemand zegt dat een enquête waaraan maar tweehonderd mensen hebben deelgenomen, niet erg betrouwbaar is, dan geeft hij een mening. Als jij zegt dat je het boek over aardbevingen interessant vindt, dan geef je jouw mening. Andere woorden voor mening zijn standpunt, oordeel, opinie en opvatting. Een schrijver kan in een tekst zijn eigen mening geven, maar hij kan ook de mening van anderen weergeven. Voor het tekstdoel kan dat veel uitmaken. Verdedigt de schrijver in een tekst zijn eigen mening, dan is zijn tekstdoel overtuigen. Geeft hij in een tekst alleen meningen van anderen weer, dan informeert hij de lezer over die meningen. Hier volgt als voorbeeld een vraag over feiten en/of meningen in deze leertekst: Een schrijver kan gebruikmaken van 1 feiten 2 zijn/haar eigen mening 3 meningen van anderen Waarvan maakt de schrijver van de leertekst gebruik? A alleen 1 B alleen 2 C 1 en 2 D 1 en 3 OPDRACHT 20 Lees de leertekst Feiten en meningen. a In de leertekst staan twee voorbeelden van feiten. Geef zelf nog een ander voorbeeld. b In de leertekst staan twee voorbeelden van meningen. Geef zelf nog een ander voorbeeld. c Stel, je leest een artikel over een nieuw soort wondertape dat door veel sporters wordt gebruikt. Is de volgende zin een feit of een mening? (1) Tennisster Serena Wiliams kwam tijdens de US Open met een soort plakbandstrik op de baan, collega Justine Henin gebruikte een zwarte tape voor haar kuiten. d Lees de volgende zinnen uit hetzelfde artikel. (2) In het Verre Oosten tapen ze in met verschillende kleuren, omdat ze aan elke kleur een eigen werking toekennen. (3) Fysiotherapeut Shalini Jonis noemt deze kleurentheorie volstrekte onzin. Noteer wat zin (2) is: een feit de mening van de schrijver de mening van een ander. e Noteer wat zin (3) is: een feit de mening van de schrijver de mening van een ander. f Wat is het tekstdoel van de drie zinnen samen? Kies uit: informeren overtuigen een combinatie van informeren en overtuigen. g Wat is het juiste antwoord op de meerkeuzevraag in de leertekst? h Leg je antwoord uit. MODULE 1 4 LEZEN 71

16 OPDRACHT 21 Lees de leertekst Het tekstdoel bepalen. a In de leertekst worden vier tekstdoelen genoemd. Welk tekstdoel zul je in examenteksten waarschijnlijk niet vaak aantreffen? b Je treft op de site krantopproef.nl de volgende tekst aan. Lees de tekst. Helemaal bij de tijd, kies een krant op proef! Altijd op de hoogte van het laatste nieuws? Neem dan snel een proefabonnement op je favoriete krant. Hier tref je een groot aanbod van proefabonnementen. De voordelen Keuze uit meer dan 20 verschillende dagbladen In drie clicks je abonnement afgesloten Altijd de meest actuele aanbiedingen f c Noteer de twee belangrijkste tekstdoelen en noteer achter elk tekstdoel een zin als voorbeeld. d Welk tekstdoel is het hoofddoel en waarom? e Wat is het antwoord op de meerkeuzevraag uit de leertekst? Vergelijk de antwoorden van de meerkeuzevraag met de tekstdoelen in de leertekst. Welk tekstdoel vind je niet in de leertekst? g Welke bewering klopt? A In een examen Lezen komen alleen de tekstdoelen voor die in de leertekst worden genoemd. B In een examen Lezen kunnen nog andere tekstdoelen voorkomen dan in de leertekst worden genoemd. HET TEKSTDOEL BEPALEN Een schrijver schrijft een tekst altijd met een bepaald doel. Dit doel noemen we het tekstdoel. Je hebt al eerder geleerd wat de belangrijkste tekstdoelen zijn: informeren. De schrijver wil dat de lezer iets te weten komt, hij geeft informatie. Zo n tekst noemen we een informerende tekst. Voorbeelden van informerende teksten zijn: nieuwsbericht, informerend artikel, verslag, schoolboektekst. overtuigen. De schrijver wil de lezer tot zijn mening overhalen. Zo n tekst noemen we een betoog. Voorbeelden van betogende teksten zijn: filmbespreking, ingezonden brief, klachtenbrief. activeren (of: tot handelen aansporen, of: overhalen om iets te doen). De schrijver wil de lezer tot actie aanzetten, bijvoorbeeld een aankoop doen. Zo n tekst noemen we een activerende tekst. Voorbeelden van activerende teksten zijn: reclametekst, folder, affiche. amuseren (of: vermaken). De schrijver wil dat de lezer zich vermaakt met zijn tekst. Zo n tekst noemen we een amuserende tekst. Voorbeelden van amuserende teksten zijn: fictieteksten (verhaal, roman, toneelstuk), column. Een tekst heeft vaak meer dan één tekstdoel, bijvoorbeeld overtuigen en informeren; of activeren en informeren. Zo wil de schrijver van een betoog de lezer overtuigen dat zijn mening juist is (dat is zijn hoofddoel), maar dat doet hij onder meer door informatie te geven. In examens kun je dan ook twee soorten vragen tegenkomen: Wat is het voornaamste doel van de schrijver met deze tekst? Dan moet je het hoofddoel noteren. Wat zijn de belangrijkste doelen van de schrijver met deze tekst? Dan moet je meestal kiezen uit vier tweetallen. Kijk dan altijd eerst in welke tweetallen het hoofddoel wordt genoemd, de andere kun je wegstrepen. Hier volgt als voorbeeld een vraag naar het tekstdoel van deze leertekst: Wat is het voornaamste doel van de schrijver met deze leertekst? A gevoelens tot uitdrukking brengen B informeren C overtuigen D tot handelen aansporen 72 MODULE 1 4 LEZEN

17 I 5 10 II III 30 TEKST 4 Nederland kan een beetje aardigheid wel gebruiken Hand in hand zijn Ron en Eeuwkje van Oosterhout op zoek naar het VVV-kantoor. Iemand heeft hun zojuist verteld dat ze aan het eind van de straat rechtsaf moeten. Een aardig gebaar van die persoon, maar voor de rest is vriendelijkheid in Nederland ver te zoeken. Dat was vroeger anders. Kijk nu naar het asociale gedrag op de weg. Of in de grote steden: niemand zegt iets tegen elkaar. Mensen moeten aardiger zijn, vindt de overgrote meerderheid van de Nederlanders. Dit blijkt uit een onderzoek van de Stichting Ideële Reclame (SIRE), die daarom de mediacampagne Pas op, Aardig is begonnen. 67 procent van de Nederlanders heeft het idee dat mensen steeds minder vriendelijk zijn. Ik denk dat Nederland wel een beetje aardigheid kan gebruiken, zegt SIRE-bestuurslid Ivo Roefs. Spotjes op radio, televisie en de website moeten het vriendelijkheidsbesef aanwakkeren. Opvallend is dat twee miljoen mensen niet weten hoe ze met aardigheid moeten omgaan, zegt Roefs. Met de campagne willen we erop wijzen dat er ook mensen zijn die 35 een vriendelijk gebaar maken zonder iets terug te verwachten. IV Van de ondervraagden zegt 17 procent ronduit achterdochtig te zijn wanneer een onbe- 40 kende iets vriendelijks zegt of doet. Die koele reserve jegens de ander herkennen Ron en Eeuwkje. Laatst zijn er in onze 45 regio mensen thuis overvallen. Dat maakt je zo wantrouwend als wat, vindt Eeuwkje. Sociaal psycholoog Roos Vonk kan het wel begrijpen als mensen zich 50 achterdochtig opstellen. Want onbekend maakt onbemind. De samenleving, zeker in de grote steden, is anoniemer. Mensen negeren elkaar. Dan is het heel 55 raar wanneer iemand laat blijken dat hij jou opmerkt. V Eigen doelen vinden we belangrijker dan de mensen om ons heen, meent Jan Derksen, 60 hoogleraar psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. We varen een eigen koers. Er is OPDRACHT 22 Lees tekst 4 verkennend. Lees de titel, de inleiding, het slot en de beginzinnen van alinea II, III, IV en V. a Wat is waarschijnlijk het onderwerp? b Wat is de bron van tekst 4? c Welk tekstdoel verwacht je? d Wat is de belangrijkste functie van de eerste alinea? A De mening van de schrijver noemen B De mening van deskundigen noemen C Een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst geven D Laten zien hoe de tekst is opgebouwd e Als je de beginzinnen leest, wat verwacht je dan voor informatie na de inleiding? OPDRACHT 23 Lees alinea I, II en III nauwkeurig. Gebruik onderstaande informatie voor de vragen 23c en 24a. Deel 1: alinea I Deel 2: alinea II en III Deel 3: alinea IV en V Deel 4: alinea VI a Wat is volgens Ron en Eeuwkje het verschil tussen Nederland vroeger en nu? b Wat betekent campagne in het woord mediacampagne (r. 19)? Gebruik je woordenboek. c Welke zin geeft het best de hoofdgedachte weer van deel 2 (alinea s II en III)? A Mediacampagne SIRE over aardig zijn is van start gegaan. B Mediacampagne SIRE wil stimuleren dat mensen weer wat beter met vriendelijkheid omgaan. C Mensen moeten aardiger zijn, vinden veel Nederlanders. D Veel mensen weten niet hoe ze met aardigheid moeten omgaan. d Wat is het verband tussen het citaat van Roefs ( Ik denk dat ) in alinea II en de zin die eraan voorafgaat? A Beide zinnen vormen een opsomming. B Beide zinnen vormen een tegenstelling. C De zin die voorafgaat, maakt duidelijk waarom Roefs dit denkt. D In beide zinnen staat hetzelfde. MODULE 1 4 LEZEN 73

18 OPDRACHT 24 Lees alinea IV, V en VI nauwkeurig. a Welk kopje geeft het best de inhoud weer van deel 3 (alinea s IV en V)? A Achterdocht jegens vriendelijkheid is normaal, zeker in grote steden. B Er is genoeg reden voor achterdocht jegens vriendelijkheid. C Er is weinig reden voor achterdocht jegens vriendelijkheid. D Ouderen hebben alle reden om achterdochtig te zijn. b Wat is de belangrijkste functie van de slotalinea? c Een schrijver kan gebruikmaken van 1 feiten. 2 zijn/haar eigen mening. 3 meningen van anderen. Waarvan maakt de schrijver van tekst 4 gebruik? A alleen 1 B alleen 3 C 1 en 2 D 1 en 3 d Wat is het belangrijkste doel van de schrijvers van deze tekst? A Een mening geven B Gevoelens oproepen C Informatie geven D Tot handelen aansporen e Wat is de hoofdgedachte van tekst 4? A Mediacampagne SIRE om vriendelijkheid te bevorderen zal achterdocht van veel mensen niet wegnemen. B Mediacampagne SIRE om vriendelijkheid te bevorderen heeft weinig zin als zoveel mensen zich achterdochtig opstellen. C Mediacampagne SIRE om vriendelijkheid te bevorderen is harder nodig dan ooit. D Mediacampagne SIRE wil bevorderen dat mensen weer wat beter met vriendelijkheid omgaan, al is best te begrijpen dat mensen achterdochtig zijn geworden weinig inlevingsvermogen, waardoor mensen achterdochtiger en minder aardig zijn geworden. Die achterdocht is wel ergens op gebaseerd. Bijvoorbeeld de loverboys, die meiden bedelven onder aandacht en cadeautjes om ze later uit te buiten. Sabrina van Ravenswaay van het Nationaal Ouderenfonds komt met een ander voorbeeld: ouderen die het slachtoffer zijn van een babbeltruc. Dan staat er iemand aan de deur die vriendelijk vraagt om een glaasje water. Ouderen laten zo iemand dan binnen en later blijkt dat de portemonnee weg is. Veel ouderen willen positief reageren op vriendelijkheid. Dat hebben ze meegekregen van vroeger. VI Dé gouden tip om valse vriendelijkheid van echte te onderschei- 85 den is lastig te geven. Maar de meeste mensen weten het wel als er iets niet klopt, dan krijg je gekke kriebels, zegt psycholoog Vonk. Wees voorzichtig, 90 maar sluit je niet af voor aardigheid, adviseert Van Ravenswaay. Vonk sluit hierop aan met de opmerking dat aardig zijn veel 95 voordelen heeft. Zij raadt aan om iedere dag minstens drie aardige dingen te doen voor een ander, want daar word je zelf gelukkiger van. Bron: naar Arjen de Boer en Harm Harkema in De Gelderlander 74 MODULE 1 4 LEZEN

19 TWEE EXAMENTEKSTEN MET OPDRACHTEN TEKST 5 ELKE STAD ZIJN WOLKENKRABBER I Bijna elke week komt er een verdieping bij. Nog even en de Boulevardtoren dicht bij het Enschedese stadshart nadert zijn hoogste punt. Zijn negentig meter zal slechts een paar jaar de skyline van de voormalige textiel- stad in zijn eentje domineren. Als alles volgens plan verloopt, verrijst 5 verderop een grotere broer van 120 meter. II In wereldsteden als Hong Kong en New York heeft gebrek aan grond geleid tot waanzinnig hoge grondprijzen. De dure grond wilde men optimaal benutten en er kwamen wolkenkrabbers van honderden meters hoog. Hoogbouw in Nederland heeft met dergelijke schaarste 10 heel weinig te maken. Sterker, in veel steden geldt het omgekeerde: hoe hoger het gebouw, hoe duurder de grond. Het aantal vierkante meters kantoor of woonruimte dat erop komt te staan, is maatgevend voor de (pacht)prijs van de grond. En toch zijn er bedrijven die zich huisvesten in kantoortorens en zijn mensen bereid tonnen te betalen voor relatief 15 weinig woonoppervlakte op grote hoogte. III Hoogbouw in Nederland is puur prestige, zegt Koos Vercouteren van de Technische Universiteit Delft. Veel steden kampen met voortdurende leegstand op hun kantorenmarkt. En toch worden er kantoortorens gebouwd. Wabe van Enk, directeur van een onderzoeksinstelling op het 20 gebied van vastgoed, stelt: Hoogbouw in Nederland is het resultaat van de manier waarop ons land wordt bestuurd. Nederland kent veel relatief kleine gemeenten, die elkaar beconcurreren. Ze willen allemaal graag grond uitgeven om de gemeentekas te spekken of om werkgelegenheid aan te trekken. Daardoor wordt er heel veel gebouwd. Men bouwt soms 25 op een minder gunstige locatie of men bouwt een complex dat niet zo doordacht is. IV Hoogbouw, en dan met name voor huisvesting, stond jarenlang in een slecht daglicht, omdat het in verband werd gebracht met naoorlogse OPDRACHT 25 Voorbereiding op het beantwoorden van de vragen bij tekst 5 a Op je examen heb je twee uur voor drie teksten met vragen, een tekst die je moet samenvatten en een schrijfopdracht. Het is belangrijk dat je per onderdeel vaststelt hoeveel tijd het je kost en of het nodig is iets aan je tempo te doen. Het kan zijn dat je je moet aanleren een onderdeel wat sneller te doen, omdat er anders te weinig tijd overblijft voor de andere onderdelen. Het kan ook zijn dat je jezelf moet aanleren om wat rustiger te werken, omdat je door je haast te veel fouten maakt. Neem daarom de tijd op die je nodig hebt voor het lezen van tekst 5 en het beantwoorden van de vragen. b Lees tekst 5 verkennend op de manier die je bij de vorige teksten hebt geleerd. c Lees tekst 5 nauwkeurig. Lees steeds een deel van de tekst (zie de indeling na de eerste vraag) en beantwoord de vragen die bij dat deel horen. Gebruik je woordenboek als je de betekenis van een belangrijk woord niet kent. OPDRACHT 26 1p 1 Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea I ingeleid? A met een korte geschiedenis van het onderwerp B met een korte samenvatting vooraf C met een mening van een deskundige over het onderwerp D met een voorbeeld van het onderwerp van de tekst Gebruik onderstaande informatie voor het beantwoorden van de vragen 2 en 3. We kunnen de tekst verdelen in zes delen: Deel 1: alinea I Deel 2: alinea s II en III Deel 3: alinea IV Deel 4: alinea s V en VI Deel 5: alinea s VII en VIII Deel 6: alinea s IX en X MODULE 1 4 LEZEN 75

20 1p 2 Welk kopje geeft het best de inhoud weer van deel 2 (alinea s II en III)? A Invloed gemeenten B Kantoortorens als kunst C Ondoordacht bouwen D Oorzaken hoogbouw 1p 3 Welk kopje geeft het best de inhoud weer van deel 4 (alinea s V en VI)? A Leeftijd bewoners B Plaats buiten de stad C Prijs hoogbouwwoning D Wonen in hoogbouw 1p 4 1p 5 1p 6 1p 7 De Stichting Hoogbouw is van alle Nederlandse instellingen die in de tekst genoemd worden, het meest een voorstander van wolkenkrabbers. Citeer de zin uit de tekst waaruit dat het duidelijkst blijkt. In de regels 17 tot en met 19 zegt Vercouteren: Veel steden kampen met voortdurende leegstand op hun kantorenmarkt. En toch worden er kantoortorens gebouwd. In welke alinea wordt het duidelijkste voorbeeld daarvan genoemd? In dit artikel laat de schrijver een aantal deskundigen aan het woord. Hoe gebruikt hij hun uitspraken in zijn artikel? A Hij gebruikt ze alleen om zijn eigen mening te bevestigen. B Hij geeft aan dat hij soms twijfelt aan de juistheid van hun uitspraken. C Hij geeft ze weer zonder verder commentaar. D Hij zegt ronduit dat hij het oneens is met hun uitspraken. Wat is in de meeste buitenlandse steden, zoals New York en Hong Kong, de reden om enorme wolkenkrabbers te bouwen? Gebruik niet meer dan 10 woorden voor je antwoord. nieuwbouwwijken zoals de Bijlmermeer in Amsterdam. Grijze, eentonige gebieden aan de rand van de stad, waar weinig te beleven valt. De 30 hoogbouw waar wij het over hebben, noem ik daarom liever ter onderscheiding wolkenkrabbers, zegt Jan Klerks van de stichting Hoogbouw. Deze stichting van architecten en bestuurders zet zich al sinds 1982 in voor de promotie van hoge gebouwen in ons land. In hun visie voegen 35 wolkenkrabbers een belangrijk element toe aan het Nederlandse stadslandschap. V Lange tijd was in Nederland echte hoogbouw voorbehouden aan de grote steden. Rotterdam staat nog steeds op nummer één, maar de kleinere steden schuiven dus aan. Er is een specifieke markt gekomen 40 voor wonen in een wolkenkrabber. Die is deels ontstaan, doordat er nu dergelijke gebouwen zijn, vertelt Klerks. 80 procent van de mensen wil een huis met een tuin. Een deel van de overige 20 procent wil graag een groots uitzicht. En dan niet aan de rand van de stad, maar bij het centrum. Twintig jaar geleden wilde niemand in de stadskernen wonen; nu 45 wordt dat weer populair. De stadscentra ontwikkelen zich tot gebieden waar veel gebeurt op allerlei l terreinen: uitgaan, winkelen, ontspannen. Het past binnen de grootstedelijke ontwikkeling om verschillende functies van de stad niet uit elkaar te trekken, maar juist bij elkaar te bren- gen. In zo n dynamisch centrum is het prettig wonen. n. VI Senioren willen graag onderin wonen, zo leert de ervaring, om contact te houden met de omgeving. Veel dertigers en veertigers willen in hun hoogbouwwoning juist afstand tot het stedelijk gewoel en kiezen voor de bovenste verdiepingen. Als je daarvoor geld hebt tenminste. Een beetje appartement op hoogte kost een paar ton. VII Op de kantorenmarkt is een andere ontwikkeling gaande. In het zuiden van Amsterdam begint een zakencentrum te ontstaan. Steeds meer bedrijven zien het als een must om zich daar te vestigen, met de top van Akzo Nob obel als recent voorbe eld. Wie daar gaat zitten, kiest al snel voor een opvall llen end, hoog gebouw. Omdat ze duidelijk wi llen laten zien dat ze 60 er zijn, zegt vastgoeddesku kundig ige Va n Enk. Terwi jl elders in Amsterdam kantoo rgebou we n leeg staanan. VII I Ma ar ook buite n Am sterdam ge lden deze re ge ls. Ac counta tant nts- en ad vi es - co nc ern Deloitte laat in Rot otte terd rdam de Maas as tore ren bouwen en, di e met MODULE 1 4 LEZEN

De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan

De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan 1. Globaal lezen a. Lees eerst altijd een tekst globaal. Dus: titel, inleiding, tussenkopjes, slot en bron. b. Denk na over het onderwerp,

Nadere informatie

Aantekeningen die je moet leren voor het SE Leesvaardig voor Eldeweek 2 en je eindexamen!! Goed bewaren dus!!!! Naam: Leesvaardig Blok 1

Aantekeningen die je moet leren voor het SE Leesvaardig voor Eldeweek 2 en je eindexamen!! Goed bewaren dus!!!! Naam: Leesvaardig Blok 1 Aantekeningen die je moet leren voor het SE Leesvaardig voor Eldeweek 2 en je eindexamen!! Goed bewaren dus!!!! Naam: Leesvaardig Blok 1 Tekstverband Signaalwoord Voorbeeld Reden Omdat, want, daarom Ik

Nadere informatie

NE/B/1 - NE/K/1 NE/B/2 - NE/K/2. Klas 3 P1. PTA Nederlands BLW/KLW methode: Ta!ent COHORT: 2012-2014

NE/B/1 - NE/K/1 NE/B/2 - NE/K/2. Klas 3 P1. PTA Nederlands BLW/KLW methode: Ta!ent COHORT: 2012-2014 PTA Nederlands BLW/KLW methode: Ta!ent COHORT: 01-014 CODE VERANT- WOORDING KERNDEEL WEGING KENNIS CIJFER CODE VAKVAARDIGHEID CIJFER CODE WEGING AANVULLENDE OPMERKINGEN 1 Fictie (herhaling) boeken kiezen,

Nadere informatie

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken Boekverslag door Tmp_cox 1720 woorden 25 oktober 2012 5.8 259 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands NIEUW NEDERLANDS; Samenvatting, (mavo), havo, vwo hoofdstuk 1 t/m 6 tip! in leerjaar

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp werkwoordelijk gezegde

Nadere informatie

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: PIT HAVO-2 +HAVO/VWO-2 2016-2017 Vak: Nederlands Onderdeel: Spelling H1 en H2 Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1 en 2 Extra materiaal: Nieuw Nederlands Online De leerling kent de volgende

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: Grammatica zinsdelen (RTTI) Lesperiode: 1 Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1, 2,3 & 5 Theorie blz 28, 68, 108, 188, 189 De leerling moet de volgende zinsdelen kennen: persoonsvorm onderwerp

Nadere informatie

BEGRIJPEND LEZEN 1 NEDERLANDS TEKSTSOORTEN EN TEKSTDOELEN

BEGRIJPEND LEZEN 1 NEDERLANDS TEKSTSOORTEN EN TEKSTDOELEN BEGRIJPEND LEZEN 1 NEDERLANDS TEKSTSOORTEN EN TEKSTDOELEN 0 AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je het onderwerp uit een zin bepalen. - Kun je het onderwerp van een tekst bepalen. - Kun je een soort tekst

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing

Programma van Inhoud en Toetsing Onderdeel: leesvaardigheid Lesperiode: 1 Hoofdstuk: 1 + 2 Theorie blz. 7-8, 50 aantekeningen oefeningen uit het leerboek stappenplan lezen De leerling kent de termen onderwerp, deelonderwerp, hoofdgedachte,

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2

Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2 Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2 Samenvatting door Ive 1045 woorden 27 juni 2018 5,3 3 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Talent Samenvatting Nederlands 1.2 t/m 5.2 1.2 Leesstrategieën

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3 Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3 Samenvatting door een scholier 1653 woorden 13 februari 2011 6 16 keer beoordeeld Vak Nederlands Samenvatting H1,2,3,4,5 paragraaf 1,2,(3) Schrijfdoelen

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 vmbo de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 vmbo de betekenis

Nadere informatie

Teksverklaringen!!!!! Samenvattingen!! - Meerkeuzevragen! - Open! !!!! Nederlands! 1. Spellen! 2. Samenvatting schrijven

Teksverklaringen!!!!! Samenvattingen!! - Meerkeuzevragen! - Open! !!!! Nederlands! 1. Spellen! 2. Samenvatting schrijven NEDERLANDS Nederlands Teksverklaringen Samenvattingen 1. Hoofdgedachte 2. Meerkeuzevragen 3. Tekstverbanden 4. Open vragen 5. Argumentatie 6. Mening en doel van de schrijver 1. Spellen 2. Samenvatting

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3 Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 802 woorden 14 februari 2004 5,4 39 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Topniveau 3.5 persuasieve teksten betoog beschouwing Bevat

Nadere informatie

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

1 keer beoordeeld 4 maart 2018 7 Samenvatting door Syb 764 woorden 1 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Nederlands Nederlands Toets week 3 ZAKELIJKE TEKSTEN LEZEN Het onderwerp van een tekst bestaat uit een paar woorden. Een deel onderwerp

Nadere informatie

Nederlands CSE GL en TL

Nederlands CSE GL en TL Examen VMBO-GL en TL 2009 tijdvak 2 maandag 22 juni 13.30-15.30 uur Nederlands CSE GL en TL Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de

Nadere informatie

Lesstof overzicht Station vanaf

Lesstof overzicht Station vanaf Lesstof overzicht Station vanaf 2018 complete methode Nederlands vmbo STATION Mondelinge taalvaardigheid Nederlands vmbo KGT 1 Beter gebekt STATION Nederlands vmbo BK 1 Tussen hoofdletter en punt jaar

Nadere informatie

Nederlands. complete methode. Lesstof overzicht. vmbo. Mondelinge taalvaardigheid

Nederlands. complete methode. Lesstof overzicht. vmbo. Mondelinge taalvaardigheid Lesstof overzicht complete methode Nederlands vmbo STATION Mondelinge taalvaardigheid Nederlands vmbo KGT 1 Beter gebekt Uitgeverij: Eisma Edumedia bv Postbus 459 8901 BG Leeuwarden T (088) 294 48 80 F

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Grammatica zinsdelen H1-H3 (RTTI) Aantal lessen per week: 4 Hoofdstuk: 1-3 Extra materiaal: Nieuw Nederlands Online Cambiumned.nl De leerling kent de theorie m.b.t. de zinsdelen: - persoonsvorm

Nadere informatie

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar 2013-2014

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar 2013-2014 Startles 35 Introductieles Het vak begrijpend en studerend lezen. Wat houdt het in? Wat heb je er aan? Nu en straks op de middelbare school? de 1 36 De leerling kan: - verschillende leesdoelen noemen -

Nadere informatie

Leerstofoverzicht Lezen in beeld

Leerstofoverzicht Lezen in beeld Vaardigheden die bij één passen, worden in Lezen in beeld steeds bij elkaar, in één blok aangeboden. Voor Lezen in beeld a geldt het linker. Voor Lezen in beeld b t/m e geldt het rechter. In jaargroep

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio /HV Lesperiode: 1 Taalportfolio deel 1 In je taalportfolio komen 4 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode

Nadere informatie

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar Startles 35 Introductieles Het vak begrijpend en studerend lezen. Wat houdt het in? Wat heb je er aan? Nu en straks op de middelbare school? de 1 36 De leerling kan: - verschillende leesdoelen noemen -

Nadere informatie

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Onderdeel: Grammatica zinsdelen Lesperiode: 2 1, 2 en 5 Extra materiaal: PowerPoint Stappenplan zinsdelen op blz. 268 t/m 270 zinsdelen: Onderwerp Werkwoordelijk- en naamwoordelijk gezegde Lijdend voorwerp

Nadere informatie

Leesvaardig (herhaal de stof van leesvaardig blok 1 t/m 4)

Leesvaardig (herhaal de stof van leesvaardig blok 1 t/m 4) Goed voorbereid naar je examen Heel veel succes; je kunt het! Kader en Basis Ik ga op examen en neem mee Je maakt het examen op de computer, maar dat wil niet zeggen dat je niets mee hoeft te nemen! Je

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Lezen Hoofdstuk 1, 2 en 3

Samenvatting Nederlands Lezen Hoofdstuk 1, 2 en 3 Samenvatting Nederlands Lezen Hoofdstuk 1, 2 en 3 Samenvatting door E. 951 woorden 24 november 2012 5,5 4 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands NEDERLANDS LEZEN H1 1: Leesstrategieën

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1,2,3 par 1 en 2: algemene theorie en lezen

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1,2,3 par 1 en 2: algemene theorie en lezen Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1,2,3 par 1 en 2: algemene theorie en lezen Samenvatting door L. 1007 woorden 25 juni 2013 4,2 2 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Taaldomein hoofdstuk 1 1.1 Schrijfdoel

Nadere informatie

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: - NEX Klas: IG2 HV Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Lesperiode: 2 1 Nieuwsbegrip en Nieuwsbegrip XL Materiaal: Leerlingschrift A4 Snelhechter Markeerstift Al

Nadere informatie

Examenopgaven VMBO-GL en TL

Examenopgaven VMBO-GL en TL Examenopgaven VMBO-GL en TL 2003 tijdvak 2 woensdag 18 juni 13.30 15.30 uur NEDERLANDS LEESVAARDIGHEID CSE GL EN TL NEDERLANDS LEESVAARDIGHEID VBO-MAVO-D Bij dit examen hoort een tekstboekje. Dit examen

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Hoofdstuktoets [Je leert over] onderwerp, deelonderwerpen en hoofgedachte. 2F Ik kan onderwerp en deelonderwerpen van een tekst vinden. 2F Ik kan de hoofdgedachte van een tekst vinden. 2F Ik

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio Lesperiode: 1 Taalportfolio deel 1 In je taalportfolio komen 4 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode worden

Nadere informatie

Oriënterend lezen. Globaal lezen. Intensief lezen. Zoekend leen. Kritisch lezen. Studerend lezen

Oriënterend lezen. Globaal lezen. Intensief lezen. Zoekend leen. Kritisch lezen. Studerend lezen Samenvatting Nederlands leesvaardigheid 1 en 2 en argumenteren katern Lezen hoofdstuk 1 Leesstrategieën Manieren van heten leesstrategieën Leesdoel Leesstrategie Aanpak vaststellen Snel bepalen of een

Nadere informatie

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar Startles 35 Introductieles Het vak begrijpend en studerend lezen. Wat houdt het in? Wat heb je er aan? Nu en straks op de middelbare school? de 1 36 De leerling kan: - verschillende leesdoelen noemen -

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Vak: Nederlands Klas: vmbo-tl 2 Onderdeel: Spelling 1 & 2 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van het bijvoeglijk naamwoord. 1F Werkwoordspelling waarvan

Nadere informatie

Nederlands CSE GL en TL

Nederlands CSE GL en TL Examen VMBO-GL en TL 2007 tijdvak 2 maandag 18 juni 13.30-15.30 Nederlands CSE GL en TL Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2015-2016 Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende regel De stam van werkwoorden kunnen noteren

Nadere informatie

Examen VMBO-KB. Nederlands CSE KB. tijdvak 2 maandag 18 juni 13.30-15.30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Examen VMBO-KB. Nederlands CSE KB. tijdvak 2 maandag 18 juni 13.30-15.30 uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Examen VMBO-KB 2007 tijdvak 2 maandag 18 juni 13.30-15.30 uur Nederlands CSE KB Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Nadere informatie

Lezen. Doelgroep Lezen. Omschrijving Lezen

Lezen. Doelgroep Lezen. Omschrijving Lezen Lezen Het programma is met name geschikt voor groepen waarin grote niveauverschillen bestaan en voor leerlingen die het gewone oefenen met teksten niet interessant meer vinden. Doelgroep Lezen Muiswerk

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Vak: Nederlands Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Lesperiode: 1 Hoofdstuk: Spelling 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

Leerlijn Leeslink niveau 2 (groep 5-6) Schooljaar

Leerlijn Leeslink niveau 2 (groep 5-6) Schooljaar Startles 35 Introductieles Het vak begrijpend en studerend lezen. Wat houdt het in? Wat heb je er aan? de 1 36 De leerling kan: - vertellen waarom hij een tekst leest - een leesdoel kiezen 1 37 De leerling

Nadere informatie

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar 2013-2014

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar 2013-2014 Startles 35 Introductieles Het vak begrijpend en studerend lezen. Wat houdt het in? Wat heb je er aan? Nu en straks op de middelbare school? de 1 36 De leerling kan: - verschillende leesdoelen noemen -

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Schooljaar 2015 2016 Nederlands havo vwo 1 Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling H 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

Gedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2. Brainstorm maak hieronder je brainstorm inzichtelijk

Gedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2. Brainstorm maak hieronder je brainstorm inzichtelijk Gedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2 Wat? Datum? Aftrek punten paraaf? Hoofdvragen & deelvragen - ½ punt Bronnen (2 verscheidene) - 1 punt 1 e versie - 2 punten Beoordeling (klasgenoot) - ½

Nadere informatie

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv Inhoud 1 Spelling 5 1 geschiedenis van de nederlandse spelling in vogelvlucht 11 2 spellingregels 13 Klinkers en medeklinkers 13 Spelling van werkwoorden 14 D De stam van een werkwoord 14 D Tegenwoordige

Nadere informatie

Leerlijn Leeslink niveau 2 (groep 5-6) Schooljaar 2012-2013

Leerlijn Leeslink niveau 2 (groep 5-6) Schooljaar 2012-2013 Startles 35 Introductieles Het vak begrijpend en studerend lezen. Wat houdt het in? Wat heb je er aan? de 1 36 De leerling kan: - vertellen waarom hij een tekst leest - een leesdoel kiezen 1 37 De leerling

Nadere informatie

Nederlands. complete methode. Lesstof overzicht. vmbo. Mondelinge taalvaardigheid

Nederlands. complete methode. Lesstof overzicht. vmbo. Mondelinge taalvaardigheid Lesstof overzicht complete methode Nederlands vmbo STATION Mondelinge taalvaardigheid Nederlands vmbo KGT 1 Beter gebekt Uitgeverij: Eisma Edumedia bv Postbus 459 8901 BG Leeuwarden T (088) 294 48 80 F

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Module 9

Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting Nederlands Module 9 Samenvatting door een scholier 1519 woorden 26 juni 2004 7,5 55 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Kiliaan Module 9: A3 Tekstsoorten A4 Structuur van de boodschap C4

Nadere informatie

Workshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen

Workshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen Leesbegrippen Groep 5 1. alinea (7)* 2. anekdote (2) 3. bedoeling van de schrijver (3) 4. boodschap overbrengen (1) 5. bronvermelding (2) 6. conclusie (1) 7. de bedoeling van de schrijver (2) 8. de clou

Nadere informatie

Z I N S O N T L E D I N G

Z I N S O N T L E D I N G - 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk

Nadere informatie

CSE Duits / Frans : Wat wil het CITO van je weten?"

CSE Duits / Frans : Wat wil het CITO van je weten? CSE Duits / Frans : Wat wil het CITO van je weten?" Anders gezegd: wat moeten jullie weten om het CSE goed te kunnen maken en wat moeten jullie hiervoor doen? Hieronder volgt een aantal zaken die kunnen

Nadere informatie

Uitleg examen Nederlands kaderberoepsgerichte leerweg

Uitleg examen Nederlands kaderberoepsgerichte leerweg Uitleg examen Nederlands kaderberoepsgerichte leerweg Het examen Nederlands voor de kaderberoepsgerichte leerweg bestaat uit leesteksten en kijk-/luisterteksten (en vaak ook een advertentietekst) waarover

Nadere informatie

ROUTE 2F, Nederlands voor niveau 2F

ROUTE 2F, Nederlands voor niveau 2F ROUTE 2F, Nederlands voor niveau 2F Schrijfvaardigheid * Kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige, lineaire opbouw, over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Fictie Klas: MH-1 Lesperiode:1 Taalportfolio In je taalportfolio komen 5 opdrachten die gedurende het jaar worden uitgedeeld en uitgelegd. In de eerste rapportperiode worden de eerste 3 opdrachten beoordeeld

Nadere informatie

onthouden. Schrijfdoelen Schrijfdoel Inhoud schrijfdoel Voorbeeld vermaakt door een leuk, spannen, aangrijpend of interessante tekst.

onthouden. Schrijfdoelen Schrijfdoel Inhoud schrijfdoel Voorbeeld vermaakt door een leuk, spannen, aangrijpend of interessante tekst. Nederlands Leesvaardigheid Leesstrategieën Oriënterend lezen Globaal lezen Intensief lezen Zoekend lezen Kritisch lezen Studerend lezen Om het onderwerp vast te stellen en te bepalen of de tekst bruikbaar

Nadere informatie

Nederlands. complete methode. Lesstof overzicht. vmbo

Nederlands. complete methode. Lesstof overzicht. vmbo Lesstof overzicht complete methode Nederlands vmbo TOPSPORT spelling en grammatica vmbo KGT 2 Uitgeverij: Eisma Edumedia bv Postbus 459 8901 BG Leeuwarden T (088) 294 48 80 F (088) 294 48 99 I www.eisma.nl

Nadere informatie

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. DEEL 1: werkwoorden 1. Werkwoorden Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. Voorbeelden: komen, gaan, zwemmen, lopen, zijn enz. 1.1 Vormen van het werkwoord Werkwoorden

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Cursus lezen en schrijven(h1)

Samenvatting Nederlands Cursus lezen en schrijven(h1) Samenvatting Nederlands Cursus lezen en schrijven(h1) Samenvatting door V. 1312 woorden 4 januari 2013 6,7 9 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Cursus lezen Hoofdstuk 1: De verschillende

Nadere informatie

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar Startles 35 Introductieles Het vak begrijpend en studerend lezen. Wat houdt het in? Wat heb je er aan? Nu en straks op de middelbare school? de 1 36 De leerling kan: - verschillende leesdoelen noemen -

Nadere informatie

Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Vak: Nederlands EBR Klas: IG 2 mh/hv Onderdeel: Leesvaardigheid Lesperiode: 5 Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: 4 Blz. 127 t/m 12 Nieuw Nederlands Online H 1 t/m 4, onderdeel Lezen extra en Test Nieuwsbegrip

Nadere informatie

Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Vak: Nederlands EBR Klas: IG2 hv Onderdeel: Fictie en Schrijven 4 Lessen Nederlands: Stimuleren vrij lezen, Verhaalfragmenten aanbieden/promopraatjes Nieuw Nederlands Hoofdstuk: Spreken en Gesprekken blz.

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Het programma van deze PIT wordt gedurende het schooljaar aangepast aan het tempo en het niveau van de klas. Vak: Nederlands, onderdeel taalportfolio Klas: IG1 - EBR Lesperiode: 1 en 2 Taalportfolio opdracht

Nadere informatie

Taaldomein vmbo. 4 Een mondelinge presentatie Hulpmiddelen: PowerPointpresentatie. k4 3 De spreekbeurt Soorten spreekbeurten De boekpresentatie

Taaldomein vmbo. 4 Een mondelinge presentatie Hulpmiddelen: PowerPointpresentatie. k4 3 De spreekbeurt Soorten spreekbeurten De boekpresentatie Taaldomein vmbo Methode Taaldomein 1 Mondeling 60p Schooltype vmbo-kgt 1-2, k3-4 2 Lezen 266p Editie vanaf 2004 3 Schrijven 120p Niveau 2F 4 Taalbeschouwing 285p 4 Een mondelinge presentatie Hulpmiddelen:

Nadere informatie

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk

Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Handleiding voor: * spreekbeurt * nieuwskring * leeskring * werkstuk Antoniusschool Groep 5/6 Let op: deze heb je het hele schooljaar nodig! Hoe maak je een spreekbeurt? Mijn voorbereiding: 1. Je kiest

Nadere informatie

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3 CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3 Voor Nederlands zijn er 3 modules van elk 4 uur per week. De uren worden aansluitend gegeven, het gaat dus om een volledige namiddag. De

Nadere informatie

Leesvaardigheid H1.1 Leesstrategieën

Leesvaardigheid H1.1 Leesstrategieën Samenvatting door F. 808 woorden 9 januari 2016 8,2 20 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Leesvaardigheid H1 Leesstrategieën Leesdoel Lees-Strategie Aanpak Bekijk een boek: Onderwerp

Nadere informatie

Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage. Examen VMBO-GL en TL 2017 tijdvak 1 vrijdag 12 mei 13.30-15.30 uur Nederlands CSE GL en TL Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Nadere informatie

Waarom een samenvatting maken?

Waarom een samenvatting maken? Waarom een samenvatting maken? Er zijn verschillende manieren om actief bezig te zijn met de leerstof. Het maken van huiswerk is een begin. De leerstof is al eens doorgenomen; de stof is gelezen en opdrachten

Nadere informatie

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag De probleemstelling is eigenlijk het centrum waar het werkstuk om draait. Het is een precieze formulering van het onderwerp dat je onderzoekt. Omdat de probleemstelling

Nadere informatie

Lesstof overzicht Station complete methode Nederlands vmbo

Lesstof overzicht Station complete methode Nederlands vmbo Lesstof overzicht Station complete methode Nederlands vmbo STATION Mondelinge taalvaardigheid Nederlands vmbo KGT 1 Beter gebekt STATION Taalverzorging Nederlands vmbo BK 1 Tussen hoofdletter en punt onderbouw

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Onderdeel: Grammatica zinsdelen 1F Grammaticale kennis: onderwerp, lijdend voorwerp, hoofdzin, bijzin, gezegde, persoonsvorm. 1E Grammaticale kennis: meewerkend voorwerp. 2E Grammaticale kennis: bijwoordelijke

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Over lezen

Samenvatting Nederlands Over lezen Samenvatting Nederlands Over lezen Samenvatting door M. 943 woorden 16 januari 2013 8,7 5 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op nieuw niveau Over lezen 2.2 Spanning Open plekken: zijn plekken in een

Nadere informatie

Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig jaarplanning Docentenactiviteit Leerlingactiviteit aug

Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig jaarplanning Docentenactiviteit Leerlingactiviteit aug KLAS: H2/V2 VAK: Nederlands 2019/2020 Week Vanaf Opmerking Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig jaarplanning Docentenactiviteit Leerlingactiviteit 34 19 aug 20 augustus Mentorles brugklas

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2015-2016 Onderdeel: Spelling Lesperiode: week 1 t/m week 3 Aantal lessen per week: 4 Methode: Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van

Nadere informatie

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar Startles 35 Introductieles Het vak begrijpend en studerend lezen. Wat houdt het in? Wat heb je er aan? Nu en straks op de middelbare school? de 1 36 De leerling kan: - verschillende leesdoelen noemen -

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2018-2019 Klas: HV1 Lesperiode: 1 + 2 Diploma grammatica Methode: Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: Grammatica HF 1 t/m 6 Bladzijde: 25 t/m 30, 67 t/m 72, 109 t/m 114, 151 t/m 156, 193 t/m 198, 235

Nadere informatie

Samenvatting door Manou 656 woorden 24 mei keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting Nederlands leesvaardigheid.

Samenvatting door Manou 656 woorden 24 mei keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting Nederlands leesvaardigheid. Samenvatting door Manou 656 woorden 24 mei 2016 6 24 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Samenvatting Nederlands leesvaardigheid Leesvaardigheid Schrijfdoelen en Tekstsoorten Er zijn

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands NL Blok

Samenvatting Nederlands NL Blok Samenvatting Nederlands NL Blok 3+4+5+6 Samenvatting door een scholier 1867 woorden 23 september 2008 3,3 9 keer beoordeeld Vak Nederlands Blok 3 Weet je het nog? Bij zinsontleding je een zin in een vaste

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Module 2

Samenvatting Nederlands Module 2 Samenvatting Nederlands Module 2 Samenvatting door een scholier 885 woorden 29 januari 2004 6,3 23 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Taallijnen Het PR-model kun je op 3 manieren gebruiken: 1. Het

Nadere informatie

Nederlands CSE GL en TL

Nederlands CSE GL en TL Examen VMBO-GL en TL 2009 tijdvak 1 dinsdag 19 mei 9.00-11.00 uur Nederlands CSE GL en TL Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Nadere informatie

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je een verzorgde brief schrijven. - Kun je op een juiste manier werkwoorden vervoegen. - Schrijf je op een juiste manier in meervoud. - Gebruik je hoofdletters op een

Nadere informatie

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen week 17 20 april 2015 - Schrijfopdrachten niveau B, les 1 Les 1: Een overtuigende tekst schrijven Beantwoord deze vragen: Een mooie manier om te herdenken 1. Waarom is het volgens jou belangrijk om de

Nadere informatie

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Rapportperiode 1 Vak: Nederlands Onderdeel: LEZEN Docent: RKW 1 Aantal lessen per week: 4 Methode: Lees Mee Hoofdstuk: Blok 1 t/m 6 Blz. Weging: 1x 3x woordmixtoets 3x leestoets In totaal 6 cijfers Studievaardigheden:

Nadere informatie

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen week 17 20 april 2015 - Schrijfopdrachten niveau A, les 1 Les 1: Een overtuigende tekst schrijven Beantwoord deze vragen: Een mooie manier om te herdenken 1. Waarom is het volgens jou belangrijk om de

Nadere informatie

STAPPENPLANNEN HAVO-VWO

STAPPENPLANNEN HAVO-VWO STAPPENPLANNEN HAVO-VWO 1. Algemeen stappenplan examenteksten 1. Wat is het onderwerp van de opdracht/tekst? 2. Welke gegevens uit de tekst heb ik nodig voor een antwoord? werk met markeerstiften! 3. Gaat

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Alle hoofdstukken

Samenvatting Nederlands Alle hoofdstukken Samenvatting Nederlands Alle hoofdstukken Samenvatting door een scholier 1969 woorden 28 april 2009 6 65 keer beoordeeld Vak Nederlands ~Hoofdstuk 1 Laat wat van je horen! De uiterlijke kenmerken van een

Nadere informatie

Tekst 1 Richtlijnen voor leraren op Facebook en Twitter

Tekst 1 Richtlijnen voor leraren op Facebook en Twitter Actuele opdracht leesvaardigheid Social media februari 2012 2 vmbo-th / 2 havo Opdracht 1 Lees tekst 1 verkennend. a Uit welke krant komt tekst 1? b Uit welke gegevens uit tekst 1 kun je afleiden in welke

Nadere informatie

Uitleg examen Nederlands basisberoepsgerichte leerweg

Uitleg examen Nederlands basisberoepsgerichte leerweg Uitleg examen Nederlands basisberoepsgerichte leerweg Het examen Nederlands voor de basisberoepsgerichte leerweg bestaat uit leesteksten en kijk-/luisterteksten (en vaak ook een advertentietekst) waarover

Nadere informatie

Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage. Examen VMBO-GL en TL 2017 tijdvak 2 dinsdag 20 juni 13.30-15.30 uur Nederlands CSE GL en TL Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1141 woorden 26 januari keer beoordeeld. Nederlands. Nederlands Proefwerk Schrijven H.3.

Samenvatting door een scholier 1141 woorden 26 januari keer beoordeeld. Nederlands. Nederlands Proefwerk Schrijven H.3. Samenvatting door een scholier 1141 woorden 26 januari 2011 6 13 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Op niveau Nederlands Proefwerk Schrijven H.3. 1. Omgaan met informatie. 1.1 Een onderwerp kiezen.

Nadere informatie

Nederlands CSE GL en TL. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Nederlands CSE GL en TL. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage. Examen VMBO-GL en TL 2016 tijdvak 1 dinsdag 17 mei 13.30-15.30 uur Nederlands CSE GL en TL Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Nadere informatie

Nederlands CSE GL en TL

Nederlands CSE GL en TL Examen VMBO-GL en TL 2010 tijdvak 2 maandag 21 juni 13.30-15.30 uur Nederlands CSE GL en TL Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de

Nadere informatie

Examen VBO-MAVO-D. Nederlands leesvaardigheid

Examen VBO-MAVO-D. Nederlands leesvaardigheid Nederlands leesvaardigheid Examen VBO-MAVO-D Voorbereidend Beroeps Onderwijs Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 29 mei 9.00 11.00 uur 20 00 Vragenboekje Dit examen bestaat uit 35

Nadere informatie

Examen VBO-MAVO-C. Nederlands, leesvaardigheid

Examen VBO-MAVO-C. Nederlands, leesvaardigheid Nederlands, leesvaardigheid Examen VBO-MAVO-C Voorbereidend Beroeps Onderwijs Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 22 mei 13.30 15.30 uur 20 02 Vragenboekje Voor dit examen zijn

Nadere informatie

Onderdeel: lezen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: lezen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Onderdeel: lezen Lesperiode: 1 Nieuw Nederlands 1 en 2 De leerling kent en herkent vaste tekststructuren. De leerling kent de besproken tekststructuren. (probleem/oplossingstructuur, verklaringstructuur,

Nadere informatie

Onderdeel: Spelling (RTTI) Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Spelling (RTTI) Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: Onderdeel: Spelling (RTTI) Lesperiode: 1 3 Nieuw Nederlands 5 e editie Hoofdstuk: 1 t/m 5 Theorie blz 3, 78, 122, 165, 166, 209 De leerling kent de volgende vormen van beeldspraak: Metafoor Vergelijking

Nadere informatie

Visuele Leerlijn Taal

Visuele Leerlijn Taal Visuele Leerlijn Taal www.gynzy.com Versie: 05-09-2019 Taalbegrip Abstracties Probleem & oplossing Zender & ontvanger Functies van taal Discussie Standpunt & argument Feit & mening Illustratie (als voorbeeld)

Nadere informatie

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen 1.1 Eigen kennis 1.1.1 Kinderen kunnen hun eigen kennis activeren, m.a.w. ze kunnen aangeven wat ze over een bepaald onderwerp al weten en welke ervaringen ze er

Nadere informatie

LEZEN BK 2 OVER DE GRENS PERRON 1

LEZEN BK 2 OVER DE GRENS PERRON 1 Over de grens Deze module heet Over de grens. Wat kan dat allemaal betekenen? Je gaat over de grens als je met vakantie naar Frankrijk gaat, op bezoek bent bij je familie in Australië of een weekendtripje

Nadere informatie