Wie is bang voor de schadebeperkingsplicht?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Wie is bang voor de schadebeperkingsplicht?"

Transcriptie

1 Wie is bang voor de schadebeperkingsplicht? Over de grenzen die de schadebeperkingsplicht stelt aan (te) ruime toerekening bij personenschade Mevrouw mr. A.L.M. Keirse Een triest geval Een voetganger wordt op de stoep door een fietser aangereden en loopt lichamelijk letsel op, zij het schijnbaar betrekkelijk gering. Hoewel hij door medici slechts rust krijgt voorgeschreven, blijft hij klachten houden. Hij beweert dat zijn motoriek ten gevolge van het ongeval is gestoord en dat hij ademhalingsmoeilijkheden heeft. Ook zou zijn spraak gebrekkig zijn geworden en zou hij lijden aan vermindering van gehoor- en gezichtsvermogen. Al met al meent hij volledig arbeidsongeschikt te zijn geworden. Voor dit alles stelt hij de fietser aansprakelijk. Aanvankelijk wordt aan bewuste simulatie of aggravatie gedacht. Maar dan treft het slachtoffer een deskundige die zijn ziekelijke symptomen toeschrijft aan een posttraumatische stressstoornis die met het ongeval samenhangt. Met deze diagnose opent zich de mogelijkheid om door psychotherapie van deze stressstoornis te genezen. Daarvan maakt het slachtoffer evenwel geen gebruik. Gevolg is vermoedelijk dat revalidatie en reïntegratie op de arbeidsmarkt uitblijven. De voetganger die hier eigenbelang verwaarloost, moge een dwaas zijn, rechtens onbetamelijk handelt hij op het eerste gezicht niet. Het staat eenieder immers vrij voor eigen lijf en leden te zorgen zoals hem of haar goeddunkt. Wanneer evenwel de voetganger de fietser aansprakelijk stelt, wordt deze bij het belang op genezing betrokken. De omvang van de schade die als gevolg van het ongeval wordt geleden, loopt immers op zolang herstel uitblijft. Daarmee komt de leer van de schadebeperkingsplicht om de hoek kijken. De voetganger zal nu van zijn kant binnen de grenzen van de redelijkheid alles in het werk moeten stellen om bij te dragen aan zijn herstelproces, een en ander op straffe van verlies van een aanspraak op volledige schadevergoeding. Degene die zijn schade op een ander wil verhalen, dient die schade immers te beperken voorzover hem dit mogelijk is en redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. Laat de voetganger het nemen van gepaste maatregelen ter beperking van de schade na, terwijl dit stilzitten rechtens aan hem kan worden toegerekend, dan schendt hij zijn schadebeperkingsplicht en vindt artikel 6:101 BW toepassing. De schade die hij ten onrechte niet beperkt, moet met andere woorden over hem en de laedens worden verdeeld overeenkomstig de regels die het leerstuk van eigen schuld beheersen. Toen evenwel een zaak met een vergelijkbaar feitencomplex als hiervoor geschetst aan het Hof Amsterdam ter beoordeling werd voorgelegd, zag het hof geen ruimte voor een aanname van een schending van de schadebeperkingsplicht door de gelaedeerde. 1 Weliswaar ging het hof er voorshands van uit dat een slachtoffer, lijdend aan een traumatische neurose, van de mogelijkheden hiervan te genezen gebruik dient te maken en wel zo spoedig mogelijk, voorzover zijn persoonlijkheidsstructuur dit niet belet. Na het deskundigenbericht (in deze zaak zijn er vele bevolen) overwoog het hof echter als volgt: daargelaten dat niet is gebleken dat de gelaedeerde door enig medicus met zoveel woorden is geadviseerd zich onder behandeling te stellen, zou wanneer dat advies hem wel gegeven zou zijn hem van het daaraan geen gevolg geven geen verwijt gemaakt kunnen worden. Het ging hier immers, zo stelde het hof, om een man van beperkte ontwikkeling, voor wie in het bijzonder de algemeen bekende omstandigheid moet gelden, dat het geenszins vanzelfsprekend is zich bij bepaalde psychische klachten onder behandeling van een psychiater of psycholoog te stellen. Dat het slachtoffer geen behoorlijk inzicht in de aard van zijn ziekte heeft gehad, werd daarbij mede in aanmerking genomen. Een en ander gold volgens het hof temeer, daar er geen reden was te veronderstellen dat het zich onder behandeling stellen iets geholpen zou hebben. Deze uitspraak, die niet op zichzelf staat, is niet moeilijk te verklaren. Zoals hierna aan de orde komt, is de juridische commonwealth reeds lang gewend aan het beginsel dat bij letselschade zeer ruim wordt toegerekend aan de zijde van de laedens. Het is vaste jurisprudentie dat degene die een onrechtmatige daad begaat die bestaat uit het veroorzaken van letsel, in beginsel aansprakelijk is voor alle schade over de gehele periode die met de genezing van het letsel of het herstel van de arbeidsgeschiktheid is gemoeid, ook al duurt dat langer dan in de normale lijn der verwachtingen ligt. Ten aanzien van de schadebeperkingsplicht van de gelaedeerde daarentegen wordt in het letselschaderecht grote voorzichtigheid betracht. Niet snel durft men iemand die fysiek of geestelijk letsel lijdt, te verwijten dat hij zelf onvoldoende bijdraagt aan zijn herstelproces. Het ervaringsfeit dat geen twee personen op dezelfde wijze reageren op vergelijkbare letselschade, de verwonding en de gevolgen ervan op dezelfde wijze verwerken of zich op dezelfde wijze inspannen voor herstel, speelt daarbij ongetwijfeld een belangrijke rol. Het is evenwel van belang voor ogen te houden dat een optimaal resultaat in het letselschaderecht veelal slechts wordt bereikt 1. Hof Amsterdam 1 juli 1984, VR 1985,

2 door een combinatie van de twee schadeloosstellende functies, vergoeding en herstel. 2 Terwijl schadevergoeding niet meer is dan een genoegdoening voor een werkelijkheid die slecht blijft, betekent herstel, ook als het slechts gedeeltelijk is, steeds een verbetering van het reële zijn. Herstel gaat vóór vergoeding, maar voorts vormen ze elkaars complement. Immers, ook vergoeding is steeds geboden, omdat het herstel er niet in slaagt de reeds gerealiseerde schadevelden op te ruimen. Bij uitstek door het leerstuk van de schadebeperkingsplicht kan een combinatie van vergoeding en herstel worden gerealiseerd. Daarmee rijst een vraag die in dit artikel centraal zal staan, te weten of de verhouding in het letselschaderecht tussen ruime toerekening aan de laedens en schadebeperking door de gelaedeerde, zoals hier reeds kort geschetst, geen aanpassing behoeft. Genoemd triest geval betreft geen vage en onbeduidende psychische klacht, zoals bijvoorbeeld tijdelijke en beperkte lusteloosheid, maar neurotisch gedrag dat de gehele levensloop van de gelaedeerde verstoort, met alle gevolgen van dien, ook voor degene die aansprakelijk wordt gesteld. Moet de principiële regel dat herstel voorrang heeft op vergoeding, niet ook in de rechtspraktijk zoveel als mogelijk worden nageleefd? Grensbepaling De hiervoor geschetste terughoudendheid bij de toerekening aan de gelaedeerde wegens het achterwege laten van schadebeperkende maatregelen is op zich goed te verdedigen. Het is immers door de onrechtmatige gedraging van de laedens, dat de gelaedeerde komt te verkeren in een situatie die schadebeperking noodzakelijk maakt. De schadebeperkingsplicht van de gelaedeerde die in artikel 6:101 BW besloten ligt, ontleent zijn bestaansrecht en is gerelateerd aan een wettelijke aanspraak op schadevergoeding. Daarbij sluit aan dat een gelaedeerde niet pas dan conform zijn schadebeperkingsplicht handelt als hij doet wat een voorzichtig mens die door toeval schade lijdt en geen aanspraak op vergoeding heeft, onverplicht in eigen belang zou doen. Voorondersteld is steeds dat zonder recht een gedraging heeft plaatsgevonden die aan de laedens kan worden toegerekend en die aan de gelaedeerde schade heeft toegebracht. De laedens is hoofdpersoon in het civiele aansprakelijkheidsrecht, de gelaedeerde veeleer lijdend voorwerp. 3 Dit betekent dat aan het gedrag van de gelaedeerde geen al te hoge eisen mogen worden gesteld. Het niet nemen van schadebeperkende maatregelen is alleen dan aan de gelaedeerde toe te rekenen, indien op grond van de omstandigheden van het geval moet worden geoordeeld dat het nemen van zodanige maatregelen in redelijkheid van hem had kunnen worden gevergd. 4 Daarbij is geen plaats voor een vergaande objectivering van de maatstaf voor toerekening, zoals dat in het civiele aansprakelijkheidsrecht aan de zijde van de laedens veelal wel geschiedt. De grenzen van de schadebeperkingsplicht worden door de redelijkheid bepaald en zijn daarmee sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Met name in geval van letselschade, waarop in de regel geen twee mensen gelijk reageren, is het niet altijd eenvoudig te bepalen wat binnen de grenzen van de redelijkheid van de getroffene kan worden gevergd. Een onrechtmatige daad die bestaat uit het veroorzaken van letsel, roept immers uit de aard der zaak psychische reacties op. Met de interactie tussen lichaam en geest is gegeven dat stoornissen in de ene component zich ook uiten in de andere. 5 Bij psychiatrische stoornissen komen veelal ook lichamelijke klachten voor. Lichamelijke aandoeningen kunnen het geestelijk functioneren op verschillende wijzen beïnvloeden. Enerzijds kunnen zij leiden tot psychische klachten die een symptoom van de ziekte zijn, en anderzijds kunnen ze klachten oproepen als reactie op de ziekte. Het is niet altijd eenvoudig om symptomen en reacties uit elkaar te houden. 6 Bovendien kan het gedrag van de gelaedeerde dat in het kader van de leer der schadebeperking ter beoordeling voorligt, uiteraard in sterke mate worden beïnvloed door de psychische reacties die gewoonlijk op verlies van gezondheid volgen, waartoe ontzetting en angst behoren, alsook opstandigheid, woede en vertwijfeling, somberheid, evenals berusting en aanvaarding. Dit alles maakt de beoordeling van het gedrag van de gelaedeerde er niet gemakkelijker op. Het antwoord op de vraag welke maatregelen tot lichamelijk en geestelijk herstel van het slachtoffer van verwonding in het kader van zijn schadebeperkingsplicht kunnen worden gevergd, wordt daarmee mede bepaald door de persoonlijke omstandigheden waarin de gelaedeerde verkeert. Weliswaar kunnen subjectieve omstandigheden de gelaedeerde niet van elke zorg ontheffen, maar wel kunnen deze in een individueel geval de grens van zijn schadebeperkingsplicht verleggen. Beduidend lastiger wordt het nog wanneer het gedrag van de gelaedeerde minder begrijpelijk is of zelfs als het ware uitnodigt tot normatieve veroordeling. Hoe bijvoorbeeld te oordelen over het slachtoffer bij wie door het ongeval zoveel agressie tegen de veroorzaker loskomt dat hij geheel op genoegdoening gefixeerd raakt met als gevolg dat herstel en reïntegratie lange tijd uitblijft? Wat te denken van de gelaedeerde die zijn eigen ontsiering als gevolg van een ongeluk niet kan verdragen en die ontsiering door automutilatie nog erger maakt? Wat kan bij trieste taferelen als deze van het leerstuk der schadebeperking worden verwacht? The tortfeasor takes the victim as he finds him We bevinden ons hier niet op het terrein van de onmiddellijke evidentie, waar de zaken vanzelf spreken, maar in het strijdperk van de dialectiek. Zoveel is in ieder geval duidelijk; we moeten ervoor waken dat hier de normaal robuuste en fitte mens ten voorbeeld wordt gesteld. In dit verband wordt vaak het volgende adagium aangehaald: If the wrong is established the wrongdoer must take the victim as he finds him. 7 Het is een Britse wijsheid, maar ook het merendeel van Nederlandse schrijvers is in de ban van dit ada- 2. J. Viaene, Schade aan de mens. Deel III, Evaluatie van de gezondheidsschade (diss. Leuven), Berchem/Antwerpen 1976, p. 514 e.v. 3. J.H. Nieuwenhuis, Het slachtoffer, RM Themis 1998, p HR 5 oktober 1979, NJ 1980, 43. Zie ook HR 11 maart 1937, NJ 1937, 899; HR 18 april 1986, NJ 1986, 57; HR 29 mei 1998, NJ 1998, 641; HR 21 februari 1997, NJ 1999, D.S. Rambocus, Medisch-juridische causaliteit (diss. Utrecht), 1999, p. 237 e.v. 6. G.J. Zwanikken, A.A. Fischer & F.G. Zitman (red.), Psychiatrie, Utrecht 1993, p. 286 e.v. 7. Een Britse wijsheid, onder meer verwoord door Lord Wright in Bourhill v. Young [1943] AC 92 en Lord Parker C.J. in Smith v. Leech Brain [1962] 2 QB 405. Zie ook H. McGregor, McGregor on Damages, London 1988, p. 119 e.v. 70

3 gium. 8 In het Nederlands luidt het dat de laedens de gelaedeerde moet nemen zoals deze is. Het komt voor dat de omvang van de schade vanwege een lichamelijke of geestelijke gesteldheid van de gelaedeerde groter wordt dan normaal gesproken te verwachten was. Bekend zijn de eierschaalschedel die bij een onschuldige slag met een pantoffel tot de dood kan leiden en de coronaire trombose die na een lichte aanrijding de gelaedeerde het leven kost. Eveneens befaamd zijn de posttraumatische psychische stoornissen. Daarbij kan, ondanks lichamelijke genezing, volledig herstel van de gelaedeerde uitblijven, omdat het ongeval of de schadeafwikkeling invloed blijft uitoefenen op zijn of haar psychische gesteldheid en daarmee op zijn of haar validiteit. De casus uit de inleiding is daar een voorbeeld van. In juridische taal heet dit alles predispositieschade. Ook de arresten van de Hoge Raad ademen de geest van het adagium dat de laedens de gelaedeerde heeft te nemen zoals deze is. Het is vaste jurisprudentie dat de schadeveroorzaker in beginsel aansprakelijk is voor alle schade die uit het door hem toegebrachte letsel voortvloeit. 9 Dat een deel van de schade, het uitblijven van herstel of zelfs het intreden van de dood mede zijn oorzaak vindt in een persoonlijke, lichamelijke of psychische, predispositie van de gelaedeerde zelf, dan wel samenhangt met diens mentale structuur, staat in de regel aan toerekening van deze schade aan de laedens niet in de weg. Bij letselschade wordt ruim toegerekend; een bijzondere lichamelijke of geestelijke gesteldheid van de gelaedeerde doet derhalve aan dit uitgangspunt niet af. Liggen dus de gevolgen van een ongeval buiten de normale lijn der verwachtingen, omdat genezing van het letsel of het herstel van de arbeidsgeschiktheid ten gevolge van een predispositie of privé-omstandigheden van de getroffene uitblijft, dan is daarmee het causaal verband tussen de daad van de laedens en de (extra) schade niet doorbroken. Evenmin leidt dit gegeven op zich tot een verdeling van de (extra) schade over de laedens en de gelaedeerde op de voet van artikel 6:101 BW. Een en ander blijkt onder meer uit het bekende arrest ABP/Van Stuyvenberg, waarin de Hoge Raad de beslissing van het Haagse hof dat de persoonlijkheidsstructuur van de gelaedeerde in diens risicosfeer ligt en derhalve aan hem als een vorm van eigen schuld kan worden toegerekend, casseert. 10 Na een betrekkelijk lichte botsing tussen een door Baaren bestuurde auto die stilstond voor een voetgangersoversteekplaats, en de hem achterop komende auto, bestuurd door Van Stuyvenberg, gaat het in de jaren daaropvolgend bergafwaarts met de gezondheid van Baaren. Na perioden van tijdelijke arbeidsongeschiktheid wordt hij uiteindelijk een tiental jaren na het ongeval volledig ongeschikt verklaard voor de uitoefening van zijn functie als amanuensis en in het genot gesteld van een invaliditeitspensioen. Dit resulteert in een verhaalsvordering van het ABP jegens Van Stuyvenberg, aan wie het verkeersongeval te wijten was. Bij de uiteindelijk ingetreden definitieve arbeidsongeschiktheid hebben overwegend psychische factoren een rol gespeeld en is het bij de aanrijding opgelopen lichamelijk letsel, bestaande in een compressiefractuur van de halswervels, nauwelijks nog van invloed geweest, zo wordt feitelijk vastgesteld. In de medische rapporten wordt Baaren omschreven als een persoon met een hysterisch-neurotische persoonlijkheidsstructuur en een sterke neiging tot aggravatie. Daarnaast hebben moeilijkheden in zijn privé-leven tot zijn klachtenpatroon bijgedragen. 11 Dit alles in ogenschouw genomen oordeelt het hof dat sprake is van bijzondere omstandigheden die in de risicosfeer van Baaren liggen en derhalve aan hem moeten worden toegerekend als een vorm van eigen schuld. Weliswaar heeft, zo meent het hof, het ongeval de psychische complicaties wakker geroepen, waarbij ook de vele medische onderzoeken waaraan Baaren zich in de loop der tijd heeft moeten onderwerpen, neurotiserend zullen hebben gewerkt. Maar de vergoedingsplicht van Van Stuyvenberg dient volgens het hof in verband met de eigen schuld van de gelaedeerde te worden verminderd tot maximaal een vierde deel van de aan Baaren gedane uitkeringen. Het hiertegen gerichte cassatiemiddel treft evenwel doel. Volgens de Hoge Raad heeft het hof ten onrechte de persoonlijkheidsstructuur van het slachtoffer en de moeilijkheden in diens privé-leven aangemerkt als omstandigheden die aan het slachtoffer moeten worden toegerekend, en op die grond de vergoedingsplicht verminderd door de schade te verdelen over het slachtoffer en de dader. Voor zulk een verdeling zou slechts plaats zijn onder bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld indien het slachtoffer van zijn kant zich onvoldoende inspant om een bijdrage te leveren aan het herstelproces, waarbij zijn persoonlijkheidsstructuur en zijn privé-moeilijkheden mede in aanmerking moeten worden genomen. Dat de persoonlijkheidsstructuur van de gelaedeerde mede in aanmerking moet worden genomen bij de beoordeling van de vraag of de gelaedeerde alles in het werk heeft gesteld wat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd om aan het herstelproces bij te dragen, had de Hoge Raad reeds eerder bepaald in de twee arresten Joe/Chicago Bridge en Henderson/Gibbs. 12 Werknemer Joe is slachtoffer van een bedrijfsongeval, waarbij hij door een vallend stuk ijzer is getroffen aan zijn linkerknie. De daaropvolgende arbeidsongeschiktheid vindt haar oorsprong niet in het knieletsel zelf, maar in de omstandigheid dat de behandelende geneesheren van het letsel onvoldoende notitie hebben genomen, hetgeen bij Joe in een psychisch trauma heeft geresulteerd. In de tweede casus krijgt Henderson tijdens een carnavalsoptocht ten gevolge van een misverstand onterechte klappen met een wapenstok, uitgedeeld door politiefunctionaris Gibbs. Het gestelde gevolg is fysiek en geestelijk nadeel, bestaande in hoofdpijnen, geheugenstoornissen en algehele achteruitgang van intellectuele capaciteiten. Medische 8. Onder meer P. Scholten, De causaliteitsvraag in het leerstuk der schadevergoeding buiten contract, Rechtsgeleerd Magazijn 1902, p. 458; J. van Schellen, Juridische causaliteit (diss. Amsterdam), Deventer 1972, p en Toerekening naar redelijkheid, Zwolle 1985, p ; Asser-Hartkamp 4-I, nr. 451b; Mon. Nieuw BW B37 (Bouman/Tilanus), p. 25; W.D.H. Asser in zijn conclusie bij HR 4 november 1988, NJ 1989, 751; C.J.H. Brunner in zijn noot onder HR 4 november 1988, NJ 1989, 751 (ABP/Van Stuyvenberg); J.H. Nieuwenhuis, Een neurotische behoefte aan schadevergoeding, AA 1985, p. 421 en The tortfeasor takes the victim as he finds him, in: A.J.O. van Wassenaer van Catwijck e.a., Eigen schuld bij onrechtmatige daad, Lelystad 1997, p ; G.J. Knijp, Psychische stoornis en externe factoren als oorzaak van schade bij wettelijke en contractuele aansprakelijkheid, NbBW 1993, p. 132; C.J.J.M. Stolker & D.I. Levine, AIDS-phobia, Schadevergoeding voor angst, NJB 1996, p. 883 en 888; D. Peeperkorn, Het oordeel van Paris, VR 1998, p Zie de jurisprudentieoverzichten in Schadevergoeding I (Boonekamp) art. 6:98, aant. 46 en Schadevergoeding II (Bolt) art. 6:107, aant HR 4 november 1988, NJ 1989, 751 (ABP/Van Stuyvenberg). 11. Baaren had conflicten gehad met de rector van de school waar hij werkzaam was. Tevens zijn er problemen in zijn huwelijk geweest. En in die tijd gebruikte Baaren veel alcoholhoudende drank. 12. HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 (Joe/Chicago Bridge); HR 8 februari 1985, NJ 1986, 137 (Henderson/Gibbs). 71

4 rapporten wijzen evenwel uit dat er geen sprake is van neurologische afwijkingen, maar van renteneurose, aggravatie en querulantenwaan. In beide zaken brengt de Hoge Raad de bijzondere psychische gesteldheid niet voor risico van de gelaedeerde, maar voor risico van de laedens. Het adagium dat de dader het slachtoffer heeft te nemen zoals deze is, werd ook in de zaak De Heel/Korver opgevoerd. 13 Korver is na een kaakoperatie en nog onder invloed van de narcose in de uitslaapkamer van het ziekenhuis uit bed gevallen. Daarbij heeft hij sleutelbeenletsel opgelopen en is de hoofdslagader van zijn rechteroog dichtgeslagen ten gevolge waarvan hij aan dit oog blind is geworden. Reeds vóór de val had Korver lichamelijke klachten die mogelijkerwijs tot een verhoogde kwetsbaarheid hebben geleid. Dit feit is evenwel, ook volgens de Hoge Raad, niet aan te merken als een omstandigheid die het slachtoffer moet worden toegerekend en derhalve grond geeft de vergoedingsplicht te verminderen door de schade te verdelen over het slachtoffer en de dader. De Hoge Raad spreekt in deze arresten duidelijke taal. Een eventuele bijzondere psychische of lichamelijke kwetsbaarheid van de gelaedeerde is een omstandigheid die weliswaar de omvang van de schade kan vergroten, maar juridisch niet aan hem kan worden toegerekend. Bij de vraag naar de grenzen van de schadebeperkingsplicht moet niet de robuuste en fitte mens, zonder zwakheden en gebreken, als maatman gelden. Integendeel, bij de vraag wat redelijkerwijs van het slachtoffer mag worden verlangd, moeten zijn lichamelijke conditie en zijn mentale structuur mede in aanmerking worden genomen. De laedens heeft de gelaedeerde te nemen zoals deze is, derhalve met inbegrip van zijn persoonlijke predispositie. Immers, niet iedereen kan normaal robuust en gemiddeld fit zijn. Er zijn lichamelijk zwakke broeders en geestelijk kwetsbaren onder ons. Degene die zonder recht schade wordt toegebracht, komt zichzelf in het herstelproces tegen. Daarvoor is de laedens hem tegengekomen en hij heeft hem te nemen zoals deze is. Bezien vanuit het standpunt van de laedens maakt het een groot verschil of hij een jonge academicus met een zwakke constitutie, een advocaat met een geestelijk labiele persoonlijkheid of een robuuste bejaarde als gelaedeerde treft. Vanuit het perspectief van de gelaedeerde is dit verschil nog schrijnender. Een tweetal vingerwijzingen De voorafgaande bloemlezing uit het werk van de Hoge Raad kan licht tot de gevolgtrekking leiden dat op het terrein van het letselschaderecht zieligheid wordt overgecompenseerd en dat er voor de schadebeperkingsplicht niet of nauwelijks een rol is weggelegd. De laedens heeft het toch maar te slikken dat de gelaedeerde is zoals hij of zij is, en doet wat hij of zij doet. Een dergelijke verabsolutering van het adagium dat de laedens de gelaedeerde heeft te nemen zoals deze is, voert evenwel te ver. En hoewel een enkeling reeds de afschaffing van het eigen-schuldverweer bij letselschade bepleit, 14 koester ik de hoop dat een dergelijke gevolgtrekking in de juridische wereld over het algemeen niet in goede aarde valt. Ten eerste moet voor ogen worden gehouden dat het adagium dat de laedens de gelaedeerde heeft te nemen zoals deze is, voor de gelaedeerde ook een keerzijde heeft. Immers, ook bij de schadebegroting moet de bijzondere gesteldheid van het slachtoffer en de daaruit voortvloeiende risico s voor het ontstaan van klachten of carrièrekansen in aanmerking worden genomen. Zo luidt een eerste vingerwijzing van de Hoge Raad in diverse causaliteitsarresten. Ten tweede is het juist de leer van de schadebeperkingsplicht die door de Hoge Raad wordt aangegrepen om het beginsel van ruime toerekening bij aansprakelijkheid voor letselschade te begrenzen. Deze beide vingerwijzingen zullen hierna in het juiste perspectief worden geplaatst. Niet abstract, maar concreet Het adagium dat de laedens de gelaedeerde heeft te nemen zoals deze is, moet niet worden gezien als een soort zieligheidscorrectie. Het is veeleer een logische consequentie van het uitgangspunt van concrete schadeberekening dat in ons letselschaderecht van toepassing is. 15 Voorop blijft staan dat de persoon van de gelaedeerde benadeeld is. Het concrete slachtoffer met al zijn kwaliteiten, maar ook beperkingen en zwakheden staat centraal. Wanneer er een causale relatie is te leggen met een aanknopingspunt in het aansprakelijkheidsrecht, heeft de gelaedeerde recht op volledige vergoeding van hetgeen hij concreet als schade heeft geleden. De vergoeding kan niet worden beperkt tot het nadeel dat een ander in overigens gelijke omstandigheden zou hebben geleden. Het uiteindelijke doel van het schadevergoedingsrecht is, dat de gelaedeerde zoveel mogelijk in de situatie wordt gebracht die er zou zijn geweest als het kwaad waarvoor de laedens aansprakelijk is, niet was geschied. Onverschillig is het daarbij, wat normaal door een doorsneepersoon als schade zou zijn geleden. De omvang van de schade die door toedoen van een ander wordt geleden, is immers mede van toeval afhankelijk en varieert veelal naargelang de persoonlijke omstandigheden van de gelaedeerde, zoals diens leeftijd, inkomen, levensstandaard, vitaliteit en flexibiliteit. 16 Evenzeer als een gemiddeld goede conditie van de gelaedeerde in het voordeel van de laedens uitpakt, kan een kwetsbare conditie van de getroffene ten nadele van de laedens strekken. In het kader van de causaliteit kan een slachtoffer daar tot op zekere hoogte de vruchten van plukken. Ook letselschade die normaal niet zou zijn geleden, kan immers als gevolg van een onrechtmatige daad aan de dader worden toegerekend. Het in het aansprakelijkheidsrecht heersende beginsel dat van bijzondere omstandigheden in de persoon van de gelaedeerde niet mag worden geabstraheerd, mag evenmin via de weg van artikel 6:101 BW worden prijsgegeven. Een eierschaalschedel kun je niet afzetten en vervangen door een deugdelijk exemplaar. Voor een zwakke mentale structuur kies je evenmin. Maar het is vervolgens ook het concrete slachtoffer en opnieuw niet de gemiddeld gezonde en robuuste mens die uitgangspunt vormt bij het begroten van de schade, mogelijk ten nadele van de gelaedeerde. De Hoge Raad zegt het meer dan eens als volgt: (...) dat de persoonlijke predispositie van het slachtoffer en de daaruit in het algemeen voortvloeiende risico s voor het ont- 13. HR 13 januari 1995, NJ 1997, 175 (De Heel/Korver). 14. A.R. Bloembergen, Eigen schuld bij letselschade: een verweer op zijn retour, in: A.J.O. van Wassenaer van Catwijck e.a., Eigen schuld bij onrechtmatige daad, Lelystad 1997, p Zie ook T. Hartlief, The tortfeasor takes the victim as he finds him, TVP 2000, p Zie Brunner in zijn noot onder HR 4 november 1988, NJ 1989, 751 (ABP/Van Stuyvenberg). 72

5 staan van klachten als de onderhavige wel een factor kunnen vormen waarmee rekening valt te houden bij de begroting van de schade. 17 Het mee laten wegen van deze risico s zal een schadeverlagende invloed hebben. 18 Als de verwonding leidt tot langdurige of blijvende arbeidsongeschiktheid, moet ter begroting van de schade worden geschat hoe het inkomen van de getroffene zich zou hebben ontwikkeld als de onrechtmatige daad zou zijn uitgebleven. Bij een getroffene die gepredisponeerd is tot het cultiveren van klachten die leiden tot arbeidsongeschiktheid, zal de prognose omtrent het gederfde arbeidsinkomen lager dan gemiddeld kunnen uitvallen. Wanneer de invaliditeit mede aan de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer is toe te schrijven, is het immers in het algemeen niet reëel om zijn toekomstverwachtingen gelijk te stellen aan die van iemand in vergelijkbare omstandigheden, maar dan zonder die predispositie. Bij de vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij wegdenken van het ongeval kan de rechter met het verlies van keuzemogelijkheden weliswaar zoveel mogelijk in het voordeel van het slachtoffer rekening houden, maar dit geldt niet onbeperkt. 19 Van persoonlijke omstandigheden en beperkingen kan niet volledig worden geabstraheerd. Ook de kwetsbare mens heeft recht op vergoeding van zijn schade, maar als in het kader van de schadebegroting aan de orde is wat zonder ongeval zou zijn gebeurd, dient in aanmerking te worden genomen dat de betrokkene fysiek of geestelijk zwakker is dan de doorsneepersoon. Van geval tot geval zal de rechter moeten afwegen hoe de, mede door predispositie geschapen, kwade kansen zich verhouden tot de goede kansen. In de lagere rechtspraak zijn intussen voorbeelden aan te treffen, waarin is geoordeeld dat een geconstateerde lichamelijk kwetsbare conditie of psychische gesteldheid de gelaedeerde ook zonder ongeval parten zou hebben gespeeld en waarin op die grond een reductie op de schadevergoeding is toegepast. 20 (On)voldoende bijdrage aan herstel Persoonlijke omstandigheden waarin de gelaedeerde verkeert en fysieke of psychische afwijkingen waarmee hij is behept, kunnen de grens van zijn schadebeperkingsplicht verleggen. Maar let wel, zij kunnen de gelaedeerde niet van elke zorg ontheffen. De zorgplicht wordt slechts op maat gesteld. Tot driemaal toe heeft de Hoge Raad hierop gewezen. Hij heeft de schadebeperkingsplicht van de gelaedeerde ook bij letsel- en predispositieschade erkend en deze zelfs expliciet ter hand genomen om een grens te stellen aan het beginsel van ruime toerekening bij de aansprakelijkheid voor letselschade. Zoals steeds bij een onrechtmatige daad die bestaat uit het veroorzaken van letsel, stelt de Hoge Raad in zijn hiervoor genoemde arresten Joe/Chicago Bridge, Henderson/Gibbs en ABP/Van Stuyvenberg een ruime toerekening aan de laedens voorop. Een door de persoonlijke predispositie van het slachtoffer bepaalde reactie op een onrechtmatige daad die bestaat uit het veroorzaken van letsel, moet in het algemeen als een gevolg van die daad aan de dader worden toegerekend, ook al zijn de gevolgen daardoor ernstiger of langer van duur dan in de normale lijn der verwachtingen ligt. Dit zou, volgens de Hoge Raad in Joe/Chicago Bridge en Henderson/Gibbs, slechts anders zijn onder bijzondere omstandigheden. Het daarop in beide zaken genoemde voorbeeld maakt de kwestie interessant: Dit zou slechts anders zijn onder bijzondere omstandigheden, bijv. indien het slachtoffer zou hebben nagelaten van zijn kant alles in het werk te stellen wat redelijkerwijs mede in aanmerking genomen zijn persoonlijkheidsstructuur van hem kan worden verlangd om tot het herstelproces bij te dragen. 21 Wanneer louter de bewoordingen van deze arresten in ogenschouw worden genomen, kan nog worden getwijfeld over de grondslag die de Hoge Raad als de basis voor de uitzondering hanteert. 22 Met het arrest ABP/Van Stuyvenberg wordt deze kwestie evenwel opgehelderd. In dit arrest maakt de Hoge Raad duidelijk dat niet het causaliteitsvraagstuk, maar de leer van de schadebeperkingsplicht de grondslag vormt. Daar blijkt met zoveel woorden dat het onvoldoende bijdragen aan herstel kan worden aangemerkt als een schadevergrotende omstandigheid die aan de gelaedeerde is toe te rekenen en aanleiding kan vormen de schadevergoedingsplicht op de voet van artikel 6:101 BW te verminderen door de schade over laedens en gelaedeerde te verdelen: Voor zulk een verdeling is slechts plaats onder bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld indien het slachtoffer van zijn kant zich mede in aanmerking genomen zijn persoonlijkheidsstructuur en zijn privé-moeilijkheden onvoldoende inspant om een bijdrage te leveren aan het herstelproces. 23 Tot driemaal toe derhalve stelt de Hoge Raad dat de ruime toerekening bij letselschade zijn grens vindt indien en voorzover geoordeeld wordt dat het slachtoffer zich binnen zijn eigen mogelijkheden onvoldoende heeft ingespannen om bij te dragen aan zijn her- 17. HR 8 februari 1985, NJ 1986, 137 (Henderson/Gibbs); HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 (Joe/Chicago Bridge) en HR 21 maart 1975, NJ 1975, 372 (Aangereden hartpatiënt). 18. Zie Rb. Amsterdam 10 november 1982, VR 1984, 81; Rb. Roermond 16 mei 1991, VR 1992, 72; Hof Leeuwarden 15 december 1993, VR 1994, 117; Rb. Zwolle 17 november 1999, NJkort 2000, 14; Rb. Maastricht 27 juni 2002, zaaknr , LJN-nr. AE 4833; J.H. Nieuwenhuis, Een neurotische behoefte aan schadevergoeding, AA 1985, p. 419; Brunner, in zijn noten onder HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 (Joe/Chicago Bridge) en HR 4 november 1988, NJ 1989, 751 (ABP/Van Stuyvenberg); P.C. Knol, van letselschade, Zwolle 1986, p. 44; H.M. Storm, H.P.A.J. Kamp & E.W. Schön,, in: J.M. Barendrecht e.a., Berekening van schadevergoeding, Zwolle 1995, p. 291; T. Hartlief, The tortfeasor takes the victim as he finds him, TVP 2000, p. 30; Schadevergoeding II (Bolt), art. 6:107, aant. 19. Vergelijk ook HR 2 februari 1990, VR 1991, Zie HR 15 mei 1998, NJ 1998, 624 (Verhof/Helvetia) en HR 14 januari 2000, NJ 2000, 437 (Van Sas/Interpolis). 20. Rb. Amsterdam 10 november 1982, VR 1984, 81; Rb. Roermond 16 mei 1991, VR 1992, 72; Rb. Zwolle 17 november 1999, NJkort 2000, HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 (Joe/Chicago Bridge); HR 8 februari 1985, NJ 1986, 137 (Henderson/Gibbs). 22. Zie J.H. Nieuwenhuis, Een neurotische behoefte aan schadevergoeding, AA 1985, p HR 4 november 1988, NJ 1989, 751 (ABP/Van Stuyvenberg). 73

6 stelproces. Als de Hoge Raad zoals hier een vingerwijzing geeft, mag worden aangenomen dat dit niet naar een bij voorbaat doodlopend spoor leidt, zeker toch wanneer onverplicht en bij herhaling hetzelfde voorbeeld wordt toegevoegd. 24 Het is veeleer een uitnodiging aan de rechter die over de feiten oordeelt, tot alertheid ten aanzien van bijzondere omstandigheden. De aanspraak van de gelaedeerde op schadevergoeding behoort dus op de voet van artikel 6:101 BW te worden gekort, indien en voorzover de laedens aannemelijk maakt dat de gelaedeerde toerekenbaar te weinig aan zijn herstelproces heeft bijgedragen. In de literatuur wordt evenwel aangevoerd dat de genoemde uitzondering zich slechts hoogst zelden zal voordoen. 25 Weliswaar moet het slachtoffer meewerken aan zijn revalidatie, maar bij de grensbepaling van deze plicht in individuele gevallen moet wel rekening worden gehouden met de eventuele predisposities en zelfs met de privé-omstandigheden van de gelaedeerde. Het gaat erom wat van deze persoon in zijn toestand in redelijkheid kan worden gevergd. De rechter moet zich hier laten voeden met kennis van andere disciplines. Deze afhankelijkheid van deskundigen schijnt te vrezen te zijn, aangezien medici niet spoedig zouden oordelen dat onvoldoende medewerking niet aan de persoonlijkheidsstructuur is toe te schrijven. 26 De bewijslast met betrekking tot de bijzondere omstandigheden ligt intussen op de aansprakelijke persoon. Is het voor hem wel mogelijk te bewijzen dat het niet de zwakke constitutie of de psychische gesteldheid van de gelaedeerde is die de voedingsbodem vormt voor het uitblijven van herstel? Weliswaar kan in het procesrecht enige verlichting van de bewijslast worden gezocht, bijvoorbeeld met behulp van deskundigenberichten, informatieplichten van de gelaedeerde of door het ontlenen van vermoedens aan eerdere gebeurtenissen. 27 Maar de vraag blijft of een deskundige, al dan niet ingeschakeld naar aanleiding van informatie van de kant van de gelaedeerde, zal oordelen dat het uitblijven van herstel in het geheel niet aan de predispositie dient te worden toegeschreven. Iemand doet toch wat hij doet, kennelijk omdat hij zo in elkaar steekt, zelfs als het om simuleren of overdrijven gaat. 28 Bij iemand die al dan niet bewust zijn eigen herstel tegenwerkt, lijkt per definitie de geestesgesteldheid de aanleiding tot dergelijk gedrag. Dat voor een aanname van de schending van de schadebeperkingsplicht in het letselschaderecht geoordeeld zou moeten worden dat de reactie van het slachtoffer in het geheel niet aan zijn predispositie dient te worden toegeschreven, is mijns inziens evenwel een brug te ver. Een dergelijke vergaande eis, die inderdaad al snel tot een impasse zou leiden, wordt door de Hoge Raad ook niet gesteld. Uit zijn jurisprudentie blijkt weliswaar dat een abnormale reactie die zijn voedingsbodem vindt in de fysieke of psychische gesteldheid van de gelaedeerde, het causaal verband tussen de daad waarop de aansprakelijkheid berust, en de schade niet kan verbreken. Maar daarmee is er nog wel een rol voor de schadebeperkingsplicht weggelegd. Bij het leerstuk van de schadebeperkingsplicht gaat het immers niet om de vraag naar doorbreking van causaliteit, maar om de vraag naar eigen schuld, waarbij aanwezigheid van causaal verband juist is voorondersteld. Van eigen schuld zal conform de woorden van de Hoge Raad sprake zijn, wanneer de gelaedeerde van zijn kant, zijn eventuele predisposities mede in aanmerking genomen, nalaat alles in het werk te stellen wat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd om bij te dragen aan het herstelproces. Hier staat dus de vraag centraal, welke maatregelen tot herstel binnen de mogelijkheden van het concrete slachtoffer liggen. Hem mag weliswaar niet de gemiddeld fitte mens ten voorbeeld worden gesteld. Maar dat betekent niet dat hij straffeloos bij de pakken neer mag zitten, en zich geheel kan verschuilen achter zijn persoonlijkheidsstructuur. Theoretisch mag hij ten aanzien van zijn eigen lijf en leden doen en laten wat hij wil, in eigen rechtssfeer is immers ieder heer en meester, maar voor deze vrijheid betaalt hij wel degelijk een prijs. Als hij zich minder inspant voor herstel dan voor hem redelijkerwijs mogelijk is, verspeelt hij deels zijn aanspraak op schadevergoeding. Het hypothetische geval van een slachtoffer dat net doet alsof hij invalide is, kan hier als illustratie dienen, temeer daar Hartlief en Van Maanen dit voorbeeld juist aanhalen ter onderbouwing van hun kritiek op de formulering van de Hoge Raad. Zij stellen dat wie als dader te maken krijgt met een slachtoffer dat niet meer aan het werk wil en aanstuurt op afkeuring, vrijwel nooit zal kunnen bewijzen dat dit vrijwillig en opzettelijk geschiedt, en dat er geen sprake is van een predispositie tot dergelijk gedrag. 29 Dat hoeft hij echter ook niet. Dat de persoonlijkheidsstructuur en privé-omstandigheden van de gelaedeerde, zoals de Hoge Raad het stelt, mede in aanmerking moeten worden genomen bij de vraag naar de grenzen van de schadebeperkingsplicht, betekent niet dat deze allesoverheersend en daarmee allesbepalend zijn. De fictieve persoon die in het voorbeeld van Hartlief en Van Maanen ten tonele wordt gevoerd, zal zich eerst aan medische onderzoeken moeten onderwerpen, anders verliest hij alle geloofwaardigheid. Huisarts, internist of neuroloog zal niets vinden, een doorverwijzing naar een psychiater volgt. Ook deze zal het slachtoffer niet als een neuroticus of anderszins diagnosticeren. Op deze rapporten zal de rechter het vermoeden kunnen staven dat het slachtoffer niet voldoet aan hetgeen redelijkerwijs van hem te verwachten is. Het oordeel zal luiden dat hij het verlies aan inkomen op toerekenbare wijze mede door eigen toedoen lijdt en dus niet geheel op de laedens kan verhalen. De hiervoor genoemde les dat een reactie die mede door predispositie wordt ingegeven, desalniettemin een schending van de schadebeperkingsplicht kan inhouden, kan ook worden geleerd uit een recent vonnis van de Rechtbank Zutphen. 30 Het ging in deze zaak om het volgende. Ten gevolge van een verkeersongeval ondervond een echtpaar klachten die neurologisch konden worden gediagnosticeerd als een whiplashsyndroom. Een langdurige fysio- 24. J.G. Teeuwissen, Praktische aspekten, in: L.G. Eykman e.a., Bijzonder letsel, Lelystad 1995, p Brunner in zijn noot onder HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 (Joe/Chicago Bridge); T. Hartlief & G.E. van Maanen, Causaal verband en persoonlijkheidsstructuur, Kwartaalbericht Nieuw BW 1990, p. 30; T. Hartlief, Causaliteit. Over grenzen aan de toerekening bij letselschade, in: L.G. Eykman e.a., Bijzonder letsel, Lelystad 1995, p Zie Brunner in zijn noot onder HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 (Joe/Chicago Bridge) en T. Hartlief, Causaliteit, in: Bijzonder letsel, p Zie A. Hammerstein, Gerechtigden tot schadevergoeding, in: A. Hammerstein e.a., Begroting van schade, verandering en verzekering, Lelystad 1994, p. 8 en T. Hartlief, Causaliteit, in: Bijzonder letsel, p T. Hartlief, Causaliteit, in: Bijzonder letsel, p T. Hartlief & G.E. van Maanen, Causaal verband en persoonlijkheidsstructuur, Kwartaalbericht Nieuw BW 1990, p Rb. Zutphen 18 juli 2002, zaaknr / HA ZA , LJN-nr. AE

7 therapeutische behandeling volgde en vormde aanleiding voor de ziektekostenverzekeraar van het echtpaar om een verhaalsvordering in te stellen jegens de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval. De vraag of het echtpaar zich voldoende had ingespannen hun klachten te doen verhelpen, was de kernvraag in dit geschil. Deskundigenonderzoek stelde vast dat een adequate behandeling en daardoor vermindering van de klachten van de gelaedeerden werd verhinderd door een extreme pathologische interactie die door het ongeval tussen de echtelieden was ontstaan. Deze omstandigheid, in samenhang met het ontbreken van zicht bij de man op zijn eigen aandeel in de situatie en de beperkte weerbaarheid van de vrouw, droeg in belangrijke mate bij aan de voortschrijdende duur van de fysiotherapeutische behandeling en daarmee aan de omvang van de schade. Uit het deskundigenonderzoek bleek dat bij de vrouw een discrepantie bestond tussen de extreme en bizarre manier waarop zij haar onvermogen tot behandeling demonstreerde en het benutbaar potentieel. Voor wat betreft de man werd geconstateerd dat aggravatie in het geding was, hetgeen betekent dat de man tot meer in staat was dan hij naar voren bracht en dan hij meende te weten. De rechtbank concludeerde dat de persoonlijke predisposities van de echtelieden in belangrijke mate de omvang van de kosten van de fysiotherapeutische behandeling hebben bepaald. De slotsom luidde dat onder deze bijzondere omstandigheden de billijkheid met zich bracht 50% van de daarmee samenhangende schade, te weten de kosten van fysiotherapeutische hulp, voor rekening van de echtelieden en aldus ten laste van hun ziektekostenverzekeraar te laten. De aanspraak op schadevergoeding werd hier aldus op de voet van artikel 6:101 BW verminderd wegens een onvoldoende bijdrage aan herstel, hoewel tevens was geconstateerd dat dit gedrag van de gelaedeerden voedingsbodem vond in hun predisposities. Toegegeven zij dat waar tussen het ongeval en schade de schakel van waanzin zit, zoals bijvoorbeeld bij automutilatie het geval lijkt te zijn, moeilijk anders kan worden geconcludeerd dan dat het gestoorde gedrag zijn doorslaggevende oorzaak vindt in de persoonlijke, psychische gesteldheid van het slachtoffer. Toen een zelfverwonding van een meisje dat slachtoffer was geworden van een verkeersongeval, in een rechtszaal ter beoordeling werd voorgelegd, oordeelde het hof dan ook terecht na deskundigenbericht dat zij daartoe was gepredisponeerd. 31 Het hof verstond dit aldus, dat de persoonlijkheidsstructuur van het slachtoffer, toen het ongeval haar trof, zodanig was, dat zij buiten haar schuld met automutilatie op het letsel heeft gereageerd, hetzij als gevolg van een door het ongeval toegebracht psychisch trauma, hetzij als gevolg van een reeds bestaande, doch latente psychische stoornis of gebrekkige psychische ontwikkeling, die zich door het ongeval heeft gemanifesteerd. De automutilatie kon volgens het hof worden aangemerkt als een gevolg van het ongeval in die zin, dat zonder het ongeval die automutilatie niet zou hebben plaatsgevonden en de verergering van het letsel door toedoen van het slachtoffer zelf met het ongeval in rechtstreeks verband stond. Anders overigens dan de rechtbank rekende het hof de (kosten van) medische behandeling en verpleging, ook voorzover feitelijk mede veroorzaakt door het slachtoffer, toe aan de schuldige aan het ongeval. Het is niet verwonderlijk dat een laedens bij een geval als dit een beroep doet op eigen schuld, maar dat zal het slachtoffer niet van zelfverwonding weerhouden. Klaarblijkelijk kan van een slachtoffer dat zichzelf verwondt, in zijn specifieke toestand niet worden gevergd dit schadevergrotend handelen na te laten, hetgeen reeds blijkt uit de dwangmatige aard van het gedrag. Het slachtoffer is veeleer gebaat bij psychiatrische behandeling. En het accepteren van professionele hulp is, denk ik, ook precies wat hier van het slachtoffer in het kader van zijn schadebeperkingsplicht kan worden gevergd. Net als van eenieder kan ook van dit slachtoffer worden gevergd dat hij bijdraagt aan zijn herstelproces en vervolgens zijn arbeidskracht weer productief ziet te maken, zij het dat hem wellicht meer tijd dan gemiddeld wordt gegund en de behandeling zich tevens zal richten op herstel van dwangmatig gedrag. Het kan ook als volgt onder woorden worden gebracht. Dat het slachtoffer met automutilatie op het ongeval reageert, is een omstandigheid die weliswaar de omvang van de schade vergroot, maar die niet in de zin van artikel 6:101 BW aan hem kan worden toegerekend. Hoe hij hierop vervolgens reageert en in welke mate hij zich inspant voor zijn fysiek en psychisch herstel, valt daarentegen wel onder het hier centraal staande beoordelingsbereik. De proef op de som: renteneurose De proef op de som kan worden genomen door de aandacht te richten op het merkwaardige ziektebeeld dat door de zogenoemde renteneurose wordt gevormd. De medische omlijning van dit ziektebeeld is naar verluidt moeilijk. Bovendien is renteneurose evenals traumatische neurose waarvan zij een specifieke vorm is een verouderde term. In de juridische literatuur kan men evenwel lezen dat de renteneurose een psychische reactie op letsel is die daardoor wordt gekenmerkt, dat het slachtoffer invalide blijft ten gevolge van neurotische, niet-fysieke verschijnselen die zich bij hem voordoen, omdat hij onbewust de behoefte heeft schadevergoeding te ontvangen. 32 De neurose houdt het slachtoffer ziek teneinde aldus een steeds hogere financiële ondersteuning te genieten. Het gaat hier niet om opzettelijke aggravatie of simulatie; een echte renteneurose leidt immers tot een echte invaliditeit. Enerzijds kan dan ook worden gesteld dat het ongerechtvaardigd is hier anders te beslissen dan ten aanzien van andere psychische of lichamelijke predisposities. Zo min als het slachtoffer met een uitzonderlijk broos gebeente daarvan een verwijt valt te maken, kan de renteneuroticus verweten worden dat hij behept is met een neurotische behoefte aan erkenning van het hem toegebrachte onrecht waardoor zijn invaliditeit wordt bestendigd. 33 Anderzijds schijnt schadevergoeding bij het ziektebeeld van een renteneuroticus contraproductief te zijn. Aangenomen wordt dat de toekenning van een schadevergoeding er hier toe leidt dat de invaliditeit als schadeverwekkende toestand voortduurt, terwijl 31. Hof Den Bosch 18 juni 1980, VR 1981, H.K. Köster, Causaliteit en voorzienbaarheid (rede Amsterdam), Zwolle 1963, p. 22; A.R. Bloembergen, Schadevergoeding bij onrechtmatige daad (diss. Utrecht), Deventer 1965, p. 212 e.v.; J. van Schellen, Juridische causaliteit, p. 208; M.R. Mok in zijn conclusie onder HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 (Henderson/Gibbs); J.H. Nieuwenhuis, Een neurotische behoefte aan schadevergoeding, AA 1985, p. 417 e.v.; D.S. Rambocus, Medisch-juridische causaliteit (diss. Utrecht), 1999, p J.H. Nieuwenhuis, Een neurotische behoefte aan schadevergoeding, AA 1985, p

8 juist afwijzing van de schadeclaim aan die toestand een einde maakt. 34 Juist vanwege deze antirevaliderende werking van een toekenning van rente wordt in de doctrine geleerd, dat in een geval van renteneurose de redelijkheid wel moet leiden tot afwijzing van de schadeclaim. 35 Het middel van schadevergoeding mag toch immers nimmer het doel, te weten herstel, frustreren. Elk systeem dat aanzet tot het in stand houden van de schade om verder vergoedingen te ontvangen, is zowel uit juridisch als uit gezondheidskundig oogpunt te verwerpen. De rechter wordt hier ten tonele gevoerd als harde heelmeester die moet voorkomen dat de getroffene, overigens zonder het te beseffen, met geldelijke vooruitzichten wordt aangezet om het neerwaartse pad van de invaliderende invaliditeit op te gaan. De Hoge Raad evenwel is van oordeel dat principieel geen onderscheid moet worden gemaakt tussen de verschillende psychische predisposities van een slachtoffer. Daarmee komt ook de schade die verband houdt met de neurotische behoefte van het slachtoffer schadevergoeding te verkrijgen, in beginsel voor vergoeding in aanmerking. 36 Dat lijkt opmerkelijk, nu de doctrine de vergoeding van schade die het gevolg is van een renteneurose, juist categorisch van de hand wijst. De soep zal echter niet zo heet worden gegeten als ze wordt opgediend. Een slachtoffer van een renteneurose zal immers in het kader van zijn schadebeperkingsplicht gehouden zijn zich aan een psychiatrische behandeling te onderwerpen, indien en voorzover aannemelijk is dat zijn genezing slechts zal intreden door therapie in combinatie met een al dan niet geleidelijke beëindiging van de betaling van schadevergoeding. Weigert de gelaedeerde psychiatrische hulp, dan kan worden aangenomen dat de door de Hoge Raad genoemde uitzonderingssituatie zich voordoet, te weten dat het slachtoffer zich onvoldoende heeft ingespannen voor herstel en zodoende zijn aanspraak op schadevergoeding alsnog deels verspeelt. 37 Een renteneuroticus die een psychiatrisch onderzoek weigert, zeggende dat hij niet gek is, maar fysieke pijn heeft, valt niet in de prijzen van het aansprakelijkheidsrecht. Dit is overigens reeds gegeven met het feit dat voor een diagnose van een renteneurose vooreerst psychiatrische consultatie geboden is. Inkleuring van de maatstaf Uit het voorgaande moge blijken dat de schadebeperkingsplicht alleen al op het terrein van het letselschaderecht in vele uiteenlopende situaties een rol kan spelen. De gemene deler is dat het slachtoffer na verwonding alles in het werk zal dienen te stellen wat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd om aan het herstelproces bij te dragen. De precieze inkleuring van deze maatstaf zal van geval tot geval verschillen. Het kan inhouden, dat het slachtoffer op straffe van vermindering van zijn aanspraak op schadevergoeding gehouden is om een medische behandeling te ondergaan. Mocht het ongeval ook verlies aan arbeidsvermogen ten gevolge hebben, dan kan de schadebeperkingsplicht eveneens meebrengen dat de gelaedeerde zich zo nodig moet laten omscholen en aangepast werk of ander werk dan hij gewoon was te doen, moet accepteren. Nu het juist de casuïstiek is die een preciezer beeld kan schetsen van de grenzen van de schadebeperkingsplicht, zullen hierna ter illustratie enkele toepassingsgevallen van deze beide categorieën aangaande medische behandeling en passende arbeid worden besproken. Hier zij reeds opgemerkt dat uit de (gepubliceerde) jurisprudentie met name een bovengrens van de schadebeperkingsplicht te destilleren valt. Maar dat neemt niet weg dat zij bevestigt dat er een ondergrens bestaat. De serieuze wijze waarop de rechters in de betreffende zaken de kwestie van de schadebeperkingsplicht in behandeling nemen, laat daarover mijns inziens geen twijfel bestaan. Medische behandeling Na verwonding zal de gelaedeerde zich, voorzover nodig ter beperking van de schade, aan de gebruikelijke medische behandeling moeten onderwerpen en medische adviezen dienen op te volgen. Dit wordt ook in de doctrine, zij het met enige terughoudendheid, geleerd. 38 Hoever die gehoudenheid reikt, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de waarschijnlijkheid dat de behandeling tot herstel of een wezenlijke verbetering leidt, de risico s die aan de behandeling zijn verbonden, alsmede de mate van pijn die te verwachten is. Ook de leeftijd, de algemene gezondheidstoestand en de medische voorgeschiedenis van de gelaedeerde zijn hierbij van belang. Tevens moet rekening worden gehouden met de gevoelens, beweegredenen en bedenkingen van de gelaedeerde, omstandigheden dus die van subjectieve aard zijn. Algemeen wordt aangenomen dat men de gelaedeerde niet te hard mag vallen, met name niet wanneer de aanbevolen behandeling een operatie betreft. Wat toont de rechtspraak? In een rechtszaak die in 1941 diende, werd een weigering van een slachtoffer om een knieoperatie te ondergaan aan de Rechtbank Dordrecht ter beoordeling voorgelegd. 39 Vooreerst was door een deskundige gerapporteerd dat operatief ingrijpen, met een slagingskans van 75%, het invaliditeitspercentage van het slachtoffer kon terugbrengen van 70 naar 50%. In aanmerking genomen dat de laedens zich bereid had verklaard de kosten van de operatie en verpleging te betalen, alsmede dat het 34. A.R. Bloembergen, Schadevergoeding bij onrechtmatige daad (diss. Utrecht), Deventer 1965, p. 212 e.v.; Brunner in zijn noot onder HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 (Henderson/Gibbs); J.H. Nieuwenhuis, Een neurotische behoefte aan schadevergoeding, AA 1985, p. 417 e.v. 35. Zie H.K. Köster, Causaliteit en voorzienbaarheid (rede Amsterdam), Zwolle 1963, p. 22; A.R. Bloembergen, Schadevergoeding bij onrechtmatige daad (diss. Utrecht), Deventer 1965, p. 212 e.v.; A.J.O. van Wassenaer van Catwijck, Eigen schuld (diss. Leiden), Groningen 1971, p. 215; J. van Schellen, Juridische causaliteit, p. 208; J.H. Nieuwenhuis, Een neurotische behoefte aan schadevergoeding, AA 1985, p. 417 e.v. 36. HR 8 februari 1985, NJ 1986, 136 (Henderson/Gibbs). 37. Zie J.H. Nieuwenhuis, Een neurotische behoefte aan schadevergoeding, AA 1985, p Vergelijk Hof Leeuwarden 21 november 2001, zaaknr , LJN-nr. AD 7178, welk arrest hierna wordt behandeld. 38. H.R. Ribbius, De omvang van de te vergoeden schade bij niet-nakoming van verbintenissen en bij onrechtmatige daad (diss. Leiden), Leiden 1906, p ; J.H. Jonckers Nieboer, De schadevergoeding bij onrechtmatig lichamelijk letsel, Den Haag 1935, p. 74; A.R. Bloembergen, Schadevergoeding bij onrechtmatige daad (diss. Utrecht), Deventer 1965, p. 408; W.F. Tordoir, Het verplicht dulden van medische behandelingen, Deventer 1969, p. 38 e.v.; A.J.O. van Wassenaer van Catwijck, Eigen schuld (diss. Leiden), Groningen 1971, p. 208 en Eigen schuld en medeschuld, Zwolle 1985, p. 115; J. Viaene & D. Lahaye, Opgedrongen chirurgie, in: J. Viaene e.a., Schade evalueren in de praktijk 1, Antwerpen 1980, p. 31 e.v.; P.C. Knol, van letselschade, Zwolle 1986, p. 87; Storm, Kamp & Schön, in: Berekening van schadevergoeding, p ; Schadevergoeding II (Bolt), art. 6:107, aant. 18. Zie ook Rb. Dordrecht 5 maart 1941, NJ 1941, Rb. Dordrecht 5 maart 1941, NJ 1941,

9 gevaar voor het leven van het slachtoffer bij deze operatie geenszins van buitengewone aard was, maar gelijk aan het risico dat eigen is aan elke operatie, achtte de rechtbank de weigering van het slachtoffer ongerechtvaardigd. Zij nam een schending van de schadebeperkingsplicht aan en ging vervolgens bij de schadevaststelling uit van het invaliditeitspercentage dat met de operatie had kunnen worden bereikt, zij het dat daarbij tevens rekening werd gehouden met de kans dat de operatie niet zou zijn geslaagd. Een blik op de overige jurisprudentie leert dat het slachtoffer hier wel ruimte voor individuele afweging wordt toegekend, in ieder geval sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. Een weigering van een slachtoffer een operatie te ondergaan is bijvoorbeeld in de zaak De Leeuw/Tempo gerechtvaardigd geacht, op grond van het feit dat de angst van het slachtoffer voor operatief ingrijpen na al hetgeen ten gevolge van het ongeval was doorstaan, als een redelijk motief voor de weigering werd beschouwd. 40 In de zaak Oldenhuis/Slager oordeelde de rechtbank dat van het slachtoffer niet kon worden gevergd, dat hij zich aan een operatie onderwierp, die enerzijds zijn invaliditeit zou kunnen verminderen, maar anderzijds gezien andere niet met het litigieuze ongeval in verband staande afwijkingen grote risico s voor hem meebracht. 41 Hier werd waarschijnlijk gedoeld op een reeds voor het ongeval bestaande longafwijking bij het slachtoffer, waarmee een sterk vergroot operatierisico gegeven was. De beslissing om zich niet te laten opereren lag, in de bewoordingen van de rechtbank, bij de gelaedeerde en deze beslissing, die op een zo persoonlijk terrein ligt, dient te worden gerespecteerd, ook door de laedens. Een vergelijkbare gedachtegang lag ten grondslag aan een vonnis van de Rechtbank Arnhem, waarin werd geoordeeld dat de plicht van de gelaedeerde om de schade te beperken niet zover reikte dat hij zich daartoe wederom aan een operatie (ditmaal een operatieve resectie van het staartbeen) zou moeten onderwerpen. 42 Terecht wees het slachtoffer op de operaties die hij, in verband met het ongeval, al had ondergaan en het daarmee verband houdende lijden, alsmede op de risico s verbonden aan iedere, en zeker ook aan de voorgestelde operatie. Waar een operatie bovendien een fundamentele ingreep is op de integriteit van het lichaam, moet aan het slachtoffer de ruimte worden gelaten de consequenties van een zodanige ingreep af te wegen tegen het voortduren van zijn klachten. Het resultaat waartoe de gelaedeerde na die afweging kwam, achtte de rechtbank bij toetsing niet zodanig onredelijk jegens de laedens dat er aanleiding zou zijn het schadevergoedingsbedrag te verlagen. In de zaak Dreseler/Van Rijn ten slotte werd geoordeeld dat van een slachtoffer van mishandeling, mede gelet op zijn hoge leeftijd, niet kon worden gevergd zich aan een hoornvliestransplantatie te onderwerpen, hoewel deze operatie tot een aanzienlijke verbetering van het gezichtsvermogen zou kunnen leiden. 43 Geconcludeerd kan worden dat rechters geneigd zijn om weigeringen van gelaedeerden een heelkundige ingreep te ondergaan slechts marginaal te toetsen. Of een dergelijke weigering een schending van de schadebeperkingsplicht inhoudt, wordt steeds afhankelijk gesteld van de vraag of de gelaedeerde in redelijkheid tot zijn afweging heeft kunnen komen. Met deze benadering kan worden ingestemd, temeer daar bij de beoordeling van de redelijkheid van de beslissing veelal relatief objectieve criteria kunnen worden aangelegd. Daartoe behoren de leeftijd, de gezondheidstoestand en de medische voorgeschiedenis van de gelaedeerde, alsmede de risico s, de mogelijke pijn en de vooruitzichten tot verbetering die met de behandeling gepaard gaan. Hier behoort wel te worden opgemerkt dat het in de genoemde gevallen steeds ging om aanbevolen operaties die niet een levensbedreigende situatie beoogden te beëindigen, maar slechts gericht waren op een vermindering van het invaliditeitspercentage. Gezien de menselijke overlevingsdrang is het aannemelijk dat weigeringen van medisch gezien meer noodzakelijke operaties niet of nauwelijks voorkomen en daarom niet aan de rechtspraktijk ter beoordeling worden voorgelegd. Het spreekt mijns inziens evenwel vanzelf dat dergelijke weigeringen in levensbedreigende situaties over het algemeen minder snel de toets der kritiek zullen kunnen doorstaan. 44 Soms is het, zoals hiervoor reeds bleek, niet een heelkundige ingreep, maar een psychiatrische behandeling die ter beperking van de schade geboden is. Begin vorige eeuw werd het Hof Amsterdam voor de vraag gesteld, of een slachtoffer zijn recht op schadevergoeding deels verbeurt als hij na een vruchteloze chirurgische behandeling de vervolgens door de arts aanbevolen psychiatrische behandeling zonder opgave van redenen weigert. 45 In casu werd de psychiatrische behandeling noodzakelijk geacht tot herstel van een traumatische neurose, waaraan de ziekteverschijnselen van het slachtoffer waarschijnlijk waren toe te schrijven. Het hof beantwoordde de vraag bevestigend, althans oordeelde dat het slachtoffer geacht moest worden ten onrechte de behandeling te hebben geweigerd, indien voldoende werd bewezen dat de aanbeveling steunde op een juist inzicht van de arts dat de psychiatrische behandeling grote kans op genezing bood. Daartoe werd een deskundigenbericht gelast. Vorig jaar wees het Hof Leeuwarden een arrest dat geheel in overeenstemming is met de lijn van voorafgaand betoog. 46 In dit arrest werd een slachtoffer van een autoongeval ten opzichte van de dader verantwoordelijk gehouden voor de gevolgen van zijn beslissing om af te zien van de door medici aanbevolen en naar verwachting heilzame psychotherapeutische behandeling. Onder verwijzing naar het arrest ABP/Van Stuyvenberg overwoog het hof dat zich met de weigering psychotherapie te volgen de bijzondere omstandigheid voordeed dat het slachtoffer zich mede in aanmerking genomen zijn persoonlijkheidsstructuur onvoldoende heeft ingespannen om een bijdrage te leveren aan zijn herstelproces. De weigering van de gelaedeerde om een psychotherapeutische behandeling te ondergaan is ook hier dus aangemerkt als een schending van zijn schadebeperkingsplicht. Op de voet van artikel 6:101 BW heeft het hof de vergoe- 40. Rb. Amsterdam 25 mei 1965, VR 1968, 101 (De Leeuw/Tempo). 41. Rb. Groningen 20 februari 1976, VR 1980, 4 (Oldenhuis/Slager). 42. Rb. Arnhem 22 juni 1978, VR 1978, 117 (H.C. van der H./G.H.J.). 43. Rb. Amsterdam 24 oktober 1984, VR 1986, 60 (Dreseler/Van Rijn). Vergelijk ook Hof Arnhem 9 maart 1982, NJ 1983, 109 (Ruijssenaars/Van der Meulen), in welke zaak het een slachtoffer van mishandeling niet werd aangerekend dat hij in verband met zijn vrees voor mogelijke complicaties en pijn heeft afgezien van een schaalprothese die de ernstige ontsiering van zijn linkeroog had kunnen verbeteren. 44. Terzijde zij hier opgemerkt, dat het mogelijk is dat de schadeomvang ingeval het slachtoffer sterft, minder groot is dan wanneer een operatie hem het leven zou hebben gered. In een dergelijk geval zal een eigen-schuldverweer uiteraard niet worden gevoerd. 45. Hof Amsterdam 24 januari 1902, W Vergelijk het in de inleiding aangehaalde arrest van het Hof Amsterdam van 1 juli 1984 (VR 1985, 62). 46. Hof Leeuwarden 21 november 2001, zaaknr , LJN-nr. AD

10 dingsplicht van de laedens verminderd in evenredigheid met de mate waarin de aan de gelaedeerde toe te rekenen omstandigheid heeft bijgedragen tot de door hem ten gevolge van het ongeval geleden schade. Op basis van hetgeen dienaangaande door de diverse deskundigen is opgemerkt, heeft het hof de mate van eigen schuld aan de omvang van de schade in redelijkheid op 10% gesteld, met als gevolg dat voor de laedens een vergoedingsplicht van 90% resteerde. De vingerwijzing van de Hoge Raad waarbij het leerstuk van de schadebeperkingsplicht wordt aangereikt als middel om een grens te stellen aan te ruime toerekening bij letselschade, is in deze zaak door het hof ter harte genomen en op juiste wijze geconcretiseerd. Passende arbeid en omscholing Wanneer de onrechtmatige verwonding vermindering van het arbeidsvermogen meebrengt, moet de gelaedeerde de hem overgebleven arbeidskracht binnen de grenzen van de redelijkheid productief zien te maken. Ter beperking van de inkomensschade moet hij, voorzover hij daartoe in staat is, trachten inkomsten door passende arbeid te verwerven. Indien bijvoorbeeld het slachtoffer het beroep of bedrijf waarin hij voor het ongeval werkzaam was, door zijn invaliditeit niet meer kan uitoefenen, zal hij in beginsel redelijkerwijs gehouden zijn ander werk te aanvaarden dan hij gewoon was te doen. 47 Hij zal daartoe de nodige inspanningen dienen te verrichten en zich eventueel moeten laten omscholen. Ook van degene die een opleiding of studie volgt, maar door de onrechtmatige verwonding zijn toekomst in het geambieerde beroep in het water ziet vallen, kan onder omstandigheden in het kader van zijn schadebeperkingsplicht worden gevergd dat hij zijn bakens verzet en een andere opleiding gaat volgen. 48 Wat in dit kader van de gewonde kan worden verwacht, is wederom sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de leeftijd, het arbeidsverleden, de opleiding, de capaciteiten en de eventuele vakkennis van de gelaedeerde. Ook het milieu waarin het slachtoffer verkeert, zijn levenswijze en zijn persoonlijkheid moeten hierbij in ogenschouw worden genomen. Andere relevante wegingsfactoren zijn de aard van het letsel, de mate van zijn invaliditeit en de situatie op de arbeidsmarkt. Uiteraard is ook hier de redelijkheid bepalend. Zo zal in het algemeen van het slachtoffer niet mogen worden verwacht dat hij zich actief opstelt om ander werk te verkrijgen waarop hij, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, geen reëel perspectief heeft. 49 In de zaak Kraakman/AGO bijvoorbeeld acht de rechtbank het, mede gelet op de destijds heersende werkloosheid, uitgesloten dat voor een bijna 53-jarige man, die nooit zittende arbeid heeft verricht en die in hoge mate invalide is geworden, passende arbeid is te vinden. Daarmee komt het dus voor dat de feitelijke arbeidsongeschiktheid volledig wordt geacht, hoewel de medische arbeidsongeschiktheid op een lager percentage is te waarderen. 50 Evenmin kan in het algemeen van de gelaedeerde worden gevergd dat hij werk dat hij met plezier kan blijven doen, als mogelijke broodwinning uitsluit, louter en alleen om het financiële nadeel te beperken dat de laedens gelet op zijn verplichting tot schadevergoeding draagt. Zo oordeelt het hof in de zaak ATO/Tesser ten aanzien van een gelaedeerde met bijzondere artistieke en esthetische aanleg die ten tijde van het ongeval een opleiding tot architect genoot, dat hij zijn roeping niet hoeft op te geven om ten voordele van de laedens op andere wijze wat meer geld te verdienen. 51 Het past in het bijzonder niet degene die verantwoordelijk is voor de invaliditeit van de gelaedeerde, dat te verlangen. Bij kwesties als deze zal enerzijds gewicht moeten worden toegekend aan de vrijheid van de gelaedeerde om zijn leven zodanig in te richten als hem met het oog op zijn belangen goeddunkt, terwijl anderzijds niet uit het oog mag worden verloren dat de gelaedeerde zijn schade dient te beperken voorzover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. Dit spanningsveld komt duidelijk tot uiting in de zaak Van den Wildenberg/Erven. 52 Ook daar blijkt dat de laedens niet de dupe mag worden van een financieel nadelige keuze van de gelaedeerde, wanneer van de gelaedeerde redelijkerwijze mag worden verwacht dat hij zijn beroepskeuze op een meer lucratieve werkkring bepaalt. Maar de schadebeperkingsplicht van een gelaedeerde voert niet zo ver, dat hij zich uitsluitend mag richten op de voor de laedens in de naaste toekomst minst nadelige mogelijkheid. Met recht verwerpt het hof de opvatting van de rechtbank dat een eventuele inkomensderving bij de uitoefening van een nieuw gekozen beroep slechts dan voor vergoeding in aanmerking komt, indien door informatieverstrekking van de zijde van de gelaedeerde komt vast te staan, dat het voor hem niet mogelijk was na het ongeval een ander beroep te kiezen waarbij een dergelijke inkomensderving niet zou zijn opgetreden. In casu gaat het overigens over een keuze voor het makelaarsberoep, dat weliswaar tot een voorafgaande opleiding noodzaakt, maar eveneens als winstgevend bekendstaat en voor de gelaedeerde in de lijn van diens vroegere werkzaamheden ligt. Dat de gelaedeerde binnen redelijke grenzen vrij is in de keuze van zijn beroep, is ook in de zaak Hekker/Staat overwogen. 53 In 47. J.H. Jonckers Nieboer, De schadevergoeding bij onrechtmatig lichamelijk letsel, p ; A.R. Bloembergen, Schadevergoeding bij onrechtmatige daad (diss. Utrecht), Deventer 1965, p ; P.C. Knol, van letselschade, Zwolle 1986, p. 88; Storm, Kamp & Schön, in: Berekening van schadevergoeding, p. 202; Schadevergoeding II (Bolt), art. 6:107, aant. 18. Zie ook Rb. Den Haag 30 september 1998, VR 1999, 177 (Dijkstra/NN) en Hof Arnhem 16 februari 1999, VR 2001, 98 (Schrijver/Interpolis). 48. J.M. Tromp, in de praktijk, Alphen aan den Rijn 1998, p Vergelijk Rb. Utrecht 12 juli 1989, VR 1990, 164 (Boerefijn/Brunt). 49. Hof Den Bosch 15 oktober 1964, VR 1968, 128 (Hoppers/Hendricks); Rb. Amsterdam 11 april 1984, VR 1985, 61 (Bedrijfsvereniging/SV); Rb. Arnhem 30 januari 1986, VR 1987, 49 (Van der Linde/RVS); Rb. Groningen 24 mei 1985, VR 1986, 145 (Kraakman/AGO). 50. Zie ook Rb. Groningen 14 februari 1975, VR 1978, 62 (Schaaphok/Staat). 51. Hof Amsterdam 18 juni 1952, NJ 1953, 607 (cassatie verworpen HR 30 januari 1953, NJ 1953, 624) (ATO/Tesser). Vergelijk ook Rb. Den Bosch 25 oktober 1957, NJ 1958, 605. Ook het arrest van het Hof Amsterdam d.d. 16 maart 1989, L&S 1999, nr. 1, p. 7-9, betreffende een boerenzoon die van jongs af aan zeer sterke affiniteit vertoonde tot de veeverzorging, biedt in dit verband een mooie illustratie. Ten gevolge van een hem op veertienjarige leeftijd overkomen verkeersongeval, waarvan het resterend letsel hem ook op latere leeftijd minder geschikt deed zijn voor beenbelastende arbeid, was hij niet in staat zijn werkzaamheden als zelfstandig boer op dezelfde wijze uit te oefenen als een gezond persoon. Van de boerenzoon, die in de bewoordingen van een arbeidsdeskundige de habitus vertoonde van iemand die alleen in de sfeer van veeverzorging kan leven, kon evenwel niet worden gevergd dat hij ter beperking van arbeidsvermogenschade voor een ander beroep dan dat van boer koos. Zijn vordering jegens de veroorzaker van het verkeersongeval tot vergoeding van de arbeidsvermogenschade die hij ten gevolge van het ongeval in de uitoefening van zijn beroep als boer leed, is dan ook toegewezen. 52. Hof Den Bosch 3 september 1968, VR 1970, 42 (Van den Wildenberg/Erven). 53. Rb. Amsterdam 25 september 1964, NJ 1965, 42 (Hekker/Staat). 78

11 casu heeft de gelaedeerde, toen hem de uitoefening van het loodgietersvak ten gevolge van een aanrijding werd belet en hem daardoor de mogelijkheid tot opvolging in het bedrijf van zijn vader uit handen werd geslagen, bij de keuze voor een nieuw beroep zijn voorkeur doen uitgaan naar een administratief beroep als boekhouder of belastingadviseur. De laedens stelt hiertegenover dat de gelaedeerde, door de aanrijding aan beide benen verlamd geraakt, zijn schade had moeten beperken door zich juist te bekwamen in een vak dat hem ligt en waarin hij spoedig kan verdienen. Nu de gelaedeerde evenwel heeft gekozen voor een beroep waarvoor hij geen opleiding had, waarvoor hij veel minder aanleg heeft en waarin de vooruitzichten minder zeker zijn, mag het volgens de laedens geen schadefactor zijn dat de gelaedeerde gedurende vier jaar na het ongeval niet heeft verdiend en ook sindsdien nog geen modaal inkomen geniet. De rechtbank verwerpt dit betoog. Dat de gelaedeerde, die ten tijde van het ongeval als loodgieter in opleiding werkzaam was in het bedrijf van zijn vader, wellicht meer aanleg heeft voor een werkkring in de techniek, behoeft hem in zijn verhouding tot de laedens bij het doen van zijn keuze niet in de weg te staan. Zijn toekomstmogelijkheden zijn immers afhankelijk van zoveel andere factoren dan aanleg alleen. Bovendien, zo stelt de rechtbank, leert de ervaring dat een beroep dat met ambitie uitgeoefend wordt, vaak betere resultaten afwerpt dan een beroep dat wel met aanleg, maar met tegenzin beoefend wordt. Een en ander betekent uiteraard niet dat de persoonlijke voorkeuren waardoor het slachtoffer zich bij het zoeken en aanvaarden van werk vóór het ongeval liet leiden, ongewijzigd als uitgangspunt mogen blijven gelden bij de beantwoording van de vraag welke werkzaamheden het slachtoffer in de situatie die door het ongeval is ontstaan, redelijkerwijs zal dienen te aanvaarden. 54 Van de gelaedeerde mag in het kader van zijn schadebeperkingsplicht worden verwacht dat hij deze voorkeuren, bijvoorbeeld met betrekking tot het soort werk, de werktijden en de afstand van woning tot werk, tot op zekere hoogte aanpast aan de gewijzigde situatie en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. In welke mate een aanpassing kan worden gevergd, kan evenwel slechts worden bepaald aan de hand van de concrete beperkingen van de mogelijkheid tot het aanvaarden van werk die uit de ongevalsgevolgen voortvloeien. Daarbij zullen ook het arbeidsverleden en de leeftijd van de gelaedeerde een belangrijke rol spelen. Enerzijds zal de enkele bereidheid van het slachtoffer om in dezelfde functie en voor dezelfde werkgever te blijven werken als voor het ongeval, in de regel als onvoldoende kunnen worden aangemerkt. 55 Anderzijds dient het slachtoffer slechts ander werk of omscholing te aanvaarden, voorzover dat in zijn concrete, persoonlijke situatie redelijkerwijs als passend kan worden aangemerkt. Zo kan bijvoorbeeld van een gelaedeerde die ten tijde van het ongeval in de top van het ambtelijke apparaat een leidinggevende functie vervulde, niet worden verwacht dat hij folders gaat bezorgen of aan de lopende band gaat staan. 56 Uitersten zijn hier gemakkelijk aan te geven. In het grijze tussengebied komt het evenwel aan op een belangenafweging, en wie daar recht wil doen, zal steeds de tijd moeten nemen om de feiten en hun achtergrond te achterhalen. Ter afsluiting Hoewel de concrete invulling van de schadebeperkingsplicht van de gelaedeerde niet steeds op voorhand aan te geven is, is er wel een minimumstandaard van zorg die in dit kader van elk slachtoffer van verwonding kan worden gevergd. Binnen de grenzen van zijn eigen mogelijkheden moet hij zich optimaal inspannen voor genezing van fysiek of psychisch letsel en voor herstel van arbeidsgeschiktheid. Een verstandig gelaedeerde gaat hier uit zichzelf toe over, uit welbegrepen eigen belang. De onwillige zal, om overcompensatie te keren, zijn recht op volledige schadevergoeding verbeuren. Het adagium dat de laedens de gelaedeerde heeft te nemen zoals deze is, verdient in het letselschaderecht zeker gelding, maar de rechter behoort ervoor te waken dat het hem vleugellam maakt. Deze zal het adagium binnen het eigen toepassingsbereik als gezichtspunt dienen te hanteren, maar niet als dooddoener. Voor het leerstuk van de schadebeperkingsplicht zie ik hier een uitgelezen kans. Het is aan de praktijk deze te benutten. Mevrouw mr. A.L.M. Keirse, universitair docent privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen 54. Aldus Hof Amsterdam 2 maart 2000, NJkort 2000, 32 en Rb. Rotterdam 26 juli 2001, zaaknr /HA ZA (niet gepubliceerd). 55. Zie Rb. Rotterdam 26 juli 2001, zaaknr /HA ZA (niet gepubliceerd). 56. Zie A.J. Van, Arbeidsintegratie: een zaak van slachtoffers én hun belangenbehartigers, TVP 2001, p. 80 en de conclusie van J. Spier bij HR 9 juni 2000, zaaknr. C99/025HR (niet gepubliceerd). 79

Ervaringen van rechters met whiplash M R. H. D E H E K 3 0 M A A R T 2 0 1 2

Ervaringen van rechters met whiplash M R. H. D E H E K 3 0 M A A R T 2 0 1 2 Ervaringen van rechters met whiplash M R. H. D E H E K 3 0 M A A R T 2 0 1 2 Stereotypering van een whiplashzaak: - dik en voorspelbaar - rituele dans om de deskundige(n) en de vraagstelling - vaste standpunten

Nadere informatie

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen)

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen) Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen) Noot I. van der Zalm Overlijdensschade. Schadeberekening. Inkomensschade.

Nadere informatie

Thema-avond deskundigheidsbevordering

Thema-avond deskundigheidsbevordering Thema-avond deskundigheidsbevordering 16 maart 2009 P.C. (Peter) Knijp Postwhiplash syndroom De realiteit van het postwhiplashsyndroom staat niet ter discussie (PEP-lezing Kalb en Van Wingaarden d.d. 10

Nadere informatie

Conflictverlof bij situatieve arbeidsongeschiktheid lost niets op.

Conflictverlof bij situatieve arbeidsongeschiktheid lost niets op. Conflictverlof bij situatieve arbeidsongeschiktheid lost niets op. oktober 2008 De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch

Nadere informatie

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183 Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld Auteurs: mr. M. Verheijden en mr. L. Stevens Samenvatting In maart 2009 vindt een

Nadere informatie

Datum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht

Datum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG sector privaatrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus

Nadere informatie

Statistiek in de letselschadepraktijk. mr. Chris van Dijk

Statistiek in de letselschadepraktijk. mr. Chris van Dijk Statistiek in de letselschadepraktijk mr. Chris van Dijk Klaarblijkelijk een foute vent! Aanleiding Onderscheid naar geslacht bij de begroting van arbeidsvermogensschade Rechtbank Den Haag 23 juli 2013,

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid

Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Voorrang hebben versus overschrijding van de maximumsnelheid Mr. Bert Kabel (1) Inleiding In het hedendaagse verkeer komt het regelmatig voor dat verkeersdeelnemers elkaar geen voorrang verlenen. Gelukkig

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. U I T S P R A A K Nr. 2000/111 Mo. i n d e k l a c h t nr. 019.00. hierna te noemen 'klager',

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. U I T S P R A A K Nr. 2000/111 Mo. i n d e k l a c h t nr. 019.00. hierna te noemen 'klager', RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 019.00 ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Convenant loonregres

Convenant loonregres Overwegingen: Aon pleegt voor werkgevers onder meer loonregres ex. artikel artikel 6:107a BW; Aon is van mening dat er op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b en c BW voor de zogenaamde buitengerechtelijke

Nadere informatie

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen?

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen? Feiten In 2007 vindt een ongeval plaats tussen twee auto s. De ene wordt

Nadere informatie

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg Symposium Omkering van bewijslast 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg Wettelijk vermoeden en omkering van de bewijslast Daan Asser 1 1. Feiten en recht Rechtsfeit is het feit of het

Nadere informatie

Convenant met BSA Schaderegelingsbureau B.V. inzake het standaardiseren van processen van werkgeversregres

Convenant met BSA Schaderegelingsbureau B.V. inzake het standaardiseren van processen van werkgeversregres Convenant met BSA Schaderegelingsbureau B.V. inzake het standaardiseren van processen van werkgeversregres Convenant tussen BSA en Verbond van Verzekeraars Overwegingen: BSA pleegt voor werkgevers (waaronder

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.0156 (004.05) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

RISICO-AANSPRAKELIJKHEDEN BIJ PAARDEN. I. Risico-aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren

RISICO-AANSPRAKELIJKHEDEN BIJ PAARDEN. I. Risico-aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren RISICO-AANSPRAKELIJKHEDEN BIJ PAARDEN I. Risico-aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren In de Nederlandse wet is een aantal risico-aansprakelijkheden opgenomen, waaronder voor dieren. De

Nadere informatie

Vraag het aan de deskundige! Maar hoe?

Vraag het aan de deskundige! Maar hoe? Vraag het aan de deskundige! Maar hoe? Mr. A.J. Van Inleiding Wat gebeurt er als je tien studenten vraagt naar de beste manier om een kater te bestrijden? Grote kans dat je tien verschillende antwoorden

Nadere informatie

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling 9 september 2015 Alex Ter Horst Advocaat pensioenrecht Achtergrond Indien verplichtstelling van toepassing is leidt dat voor wg en bpf tot allerlei

Nadere informatie

1.2 De Verzekeraar heeft op het beroepschrift gereageerd bij brief van 2 mei 2014.

1.2 De Verzekeraar heeft op het beroepschrift gereageerd bij brief van 2 mei 2014. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-028 d.d. 23 september 2014 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. F.P. Peijster en mr. J.B.B.M. Wuisman, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

Inleiding. Drenth). 3 Zie ook HR 5 december 1997, NJ 1998, 400 m.nt. Jac. Hijma onder HR 5 december 1997, NJ 1998,

Inleiding. Drenth). 3 Zie ook HR 5 december 1997, NJ 1998, 400 m.nt. Jac. Hijma onder HR 5 december 1997, NJ 1998, W. Dijkshoorn & S.D. Lindenbergh, Buitengerechtelijke kosten en eigen schuld. HR 21 september 2007, RvdW 2007, 789 (Manege Bergemo), Maandblad voor Vermogensrecht 2007, p. 252-256. Buitengerechtelijke

Nadere informatie

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217 Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: 4498796 UE VERZ 15-500 MAR/1217 Beschikking van 23 december 2015 hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND inzake [VERZOEKSTER], wonende te Wijk

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 102 d.d. 2 november 2009 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. E.M. Dil-Stork en drs. A.I.M. Kool) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. 2002/069 Med i n d e k l a c h t nr. 107.00 ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 12 maart 2012.

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 12 maart 2012. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-157 d.d. 21 mei 2012 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. B.F. Keulen en dr. B.C. de Vries, leden, en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

mr. A. Rutten-Roos, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, mr. F.J.H. Mijnssen en mr. F. Peijster.

mr. A. Rutten-Roos, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, mr. F.J.H. Mijnssen en mr. F. Peijster. GCHB 2011-389 Uitspraak van 18 april 2011 "Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Verzekerde is tijdens zijn werk van een muurtje gestapt, uit zijn evenwicht geraakt en gevallen. Sindsdien lijdt hij aan rugklachten

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1325

ECLI:NL:CRVB:2014:1325 ECLI:NL:CRVB:2014:1325 Instantie Datum uitspraak 11-04-2014 Datum publicatie 24-04-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-3365 WIA Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 050.01 ingediend door: hierna te noemen 'klaagster, tegen: hierna te noemen verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst

Contractsduur, uitvoering en wijziging overeen-komst artikel 1. Algemeen 1.1 Deze voorwaarden zijn van toepassing op iedere aanbieding, offerte en overeenkomst tussen Juncto juridisch advies en training, hierna te noemen: Juncto, en een Opdrachtgever waarop

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2004.2570 (055.04) ingediend door: hierna te noemen 'klaagster', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

Convenant verhaalsrecht BSA en Verbond 2015 Convenant verhaalsrecht BSA en Verbond

Convenant verhaalsrecht BSA en Verbond 2015 Convenant verhaalsrecht BSA en Verbond Convenant verhaalsrecht BSA en Verbond 2015 Vertrouwelijk 1 Alleen voor intern gebruik Overwegingen: BSA pleegt voor werkgevers (waaronder de overheid) onder meer loonregres ex. artikel 2 Verhaalswet ongevallen

Nadere informatie

De Rechtbank Den Haag lijkt uitsluitsel te geven Verrekening van voordeel bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering

De Rechtbank Den Haag lijkt uitsluitsel te geven Verrekening van voordeel bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering De Rechtbank Den Haag lijkt uitsluitsel te geven Verrekening van voordeel bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering 8 Mevrouw mr. L. van den Ham-Leerkes Nysingh Advocaten Heeft een zelfde gebeurtenis voor

Nadere informatie

IWMD Vraagstelling Causaal verband bij ongeval

IWMD Vraagstelling Causaal verband bij ongeval iwmd1212 / Gedragscode Behandeling Letselschade / Medische Paragraaf Bladnummer 1 van 6 IWMD Vraagstelling Causaal verband bij ongeval iwmd1212 / Gedragscode Behandeling Letselschade / Medische Paragraaf

Nadere informatie

JJuridische aspecten arbeidsongeschiktheid / arbeidsconflict

JJuridische aspecten arbeidsongeschiktheid / arbeidsconflict JJuridische aspecten arbeidsongeschiktheid / arbeidsconflict. Ziekmelding na een arbeidsconflict En dan? ARBODIENST STECR WERKWIJZER ARBEIDSCONFLICTEN Deze werkwijzer wordt gebruikt voor de beoordeling

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 028.00 ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Aansprakelijkheid binnen sportverenigingen

Aansprakelijkheid binnen sportverenigingen Aansprakelijkheid binnen sportverenigingen mr. Harold de Boer mr. Stephan de Vries 12 januari 2015 Sport Fryslân De Haan Advocaten & Notarissen PROGRAMMA 1. Inleiding 2. Bestuur en Taak - interne aansprakelijkheid

Nadere informatie

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Hof Arnhem 13 januari 2009, zaaknummer 200.005.438 I. van

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2006.0691 (013.06) ingediend door: hierna te noemen klaagster, tegen: hierna te noemen verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 162 d.d. 2 september 2010 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. B.F. Keulen en dr. D.F. Rijkels) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 080.00 ingediend door: tegen: hierna te noemen klager`, hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld. Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een met naam genoemde verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen te Heerlen (UWV) bij het vaststellen van de belastbaarheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523 ECLI:NL:RBAMS:2016:4523 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 14-07-2016 Datum publicatie 19-07-2016 Zaaknummer EA VERZ 16-542 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4236

ECLI:NL:CRVB:2015:4236 ECLI:NL:CRVB:2015:4236 Instantie Datum uitspraak 09-12-2015 Datum publicatie 10-12-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13/5796 WIA-S Bestuursrecht

Nadere informatie

This is a postprint of. De werkhervattingsverplichting bij letselschade. Opdam, M. Tijdschrift letselschade in de rechtspraktijk

This is a postprint of. De werkhervattingsverplichting bij letselschade. Opdam, M. Tijdschrift letselschade in de rechtspraktijk This is a postprint of De werkhervattingsverplichting bij letselschade Opdam, M. Tijdschrift letselschade in de rechtspraktijk Published version: no link available Link VU-DARE: http://hdl.handle.net/1871/53760

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 83.99 ingediend door: hierna te noemen 'klaagster', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013 Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013 Agenda Inleiding Bewijs Causaliteit Praktische aanpak Deskundigen Zorgplicht werkgever

Nadere informatie

Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom

Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom Het effect van de Wnra op de schaderegeling 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom Programma Schade van de ambtenaar Rechtspositionele voorschriften Werkgeversaansprakelijkheid Goed werkgeverschap

Nadere informatie

Claimsafhandeling in polisclausules. Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013

Claimsafhandeling in polisclausules. Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013 Claimsafhandeling in polisclausules Pieter Leerink ACIS-symposium 29 november 2013 Agenda Schaderegelingsclausule Algemene opmerkingen Brandverzekering Arbeidsongeschiktheidsverzekering Aansprakelijkheidsverzekering

Nadere informatie

Expertises beroepsziekten en bedrijfsongevallen

Expertises beroepsziekten en bedrijfsongevallen Expertises beroepsziekten en bedrijfsongevallen prof dr mr A.J. Akkermans Beroepsziekten en bedrijfsongevallen vanuit juridisch perspectief Werkgeversaansprakelijkheid Bron: W.E. Eshuis e.a. (2011), Werkgeverskosten

Nadere informatie

Commissie van Advies Volledige Schadevergoeding (CAVS)

Commissie van Advies Volledige Schadevergoeding (CAVS) Commissie van Advies Volledige Schadevergoeding (CAVS) 2017/071 van 6 juli 2017 CAVS: voorzitter: Prof. mr. S.D. Lindenbergh; leden: Mr. J.P. de Jong en Dhr. H.J. Kleian Voldoen aan de schadebeperkingsplicht,

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Toelichting Bedrijfsregeling 7: Schaderegeling schuldloze derde

Toelichting Bedrijfsregeling 7: Schaderegeling schuldloze derde Toelichting Bedrijfsregeling 7: Schaderegeling schuldloze derde De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft in een groot aantal uitspraken stelling genomen tegen de verwijzing van een schuldloze derde door

Nadere informatie

AANWIJZING VOOR DE PRAKTIJK 1 HET VORDEREN VAN BILLIJKE GENOEGDOENING

AANWIJZING VOOR DE PRAKTIJK 1 HET VORDEREN VAN BILLIJKE GENOEGDOENING AANWIJZING VOOR DE PRAKTIJK 1 HET VORDEREN VAN BILLIJKE GENOEGDOENING I. Introductie 1. De toekenning van billijke genoegdoening is geen automatisch gevolg van de vaststelling door het Europees Hof voor

Nadere informatie

: Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, verder te noemen Verzekeraar

: Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, verder te noemen Verzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-382 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. M.L. Hendrikse en J.H. Paulusma-de Waal, RGA en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

1.2 Belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [naam 1], heeft een op 1 december 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 Belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [naam 1], heeft een op 1 december 2016 gedateerd verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2017-024 d.d. 3 juli 2017 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, drs. P.H.M. Kuijs AAG en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate,

Nadere informatie

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

Jurisprudentie Ondernemingsrecht Jurisprudentie Ondernemingsrecht 3 februari 2015 Mr. P.J. Peters 1 HR 23 mei 2014, JOR 2014, 229 Kok/Maas q.q. Bestuurdersaansprakelijkheid/selectieve betaling Casus P. Kok ( Kok ) 100% bestuurder Kok

Nadere informatie

Civiele Procespraktijk

Civiele Procespraktijk Civiele Procespraktijk Nr. 13 - september 2010 De volgende onderwerpen worden behandeld: Vordering tot winstafdracht Aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten, en schadebeperkingsplicht Verjaring Klachtplicht

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.0351 (005.03) ingediend door: hierna te noemen klaagster', tegen: hierna te noemen verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2016:665 ECLI:NL:RBROT:2016:665 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20012016 Datum publicatie 28012016 Zaaknummer C/10/473480 / HA ZA 15333 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BX9267

ECLI:NL:CRVB:2012:BX9267 ECLI:NL:CRVB:2012:BX9267 Instantie Datum uitspraak 05-10-2012 Datum publicatie 08-10-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-5 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster,

TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK in de zaak nr. [nummer] mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster, TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN) UITSPRAAK 18-015 in de zaak nr. [nummer] ingediend door: met betrekking tot: mevrouw [naam klaagster], hierna te noemen klaagster, [naam aangeslotene

Nadere informatie

Verantwoordelijkheid van de werkgever voor handelen van arbodienst beperkt

Verantwoordelijkheid van de werkgever voor handelen van arbodienst beperkt Verantwoordelijkheid van de werkgever voor handelen van arbodienst beperkt Volgens de Arbeidsomstandighedenwet is een werkgever verplicht zorg te dragen voor de goede gezondheid van zijn werknemers. Onderdeel

Nadere informatie

Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Consument heeft met het door haar ondertekende

Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Consument heeft met het door haar ondertekende Niet-bindende uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-50 d.d. 16 februari 2012 (mr. P.A. Offers, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden, en mr. S.N.W. Karreman,

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.5331 (171.05) ingediend door: hierna te noemen klaagster, tegen: hierna te noemen verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

Factsheet De aansprakelijkheid van de arts

Factsheet De aansprakelijkheid van de arts Factsheet De aansprakelijkheid van de arts Algemeen Als u vermoedt dat een beroepsbeoefenaar uw rechten heeft geschonden, kunt u hem of de zorginstelling waarbinnen hij werkt aansprakelijk stellen. Volgens

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in

Nadere informatie

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken?

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken? K. Engel, LLM, BA ACIS Symposium 20 maart 2015 Inleiding (1/2) Inleiding verzwijging. Oud recht:

Nadere informatie

Letselschade Theorie en praktijk

Letselschade Theorie en praktijk Workshop 2014 Letselschade Theorie en praktijk mr. Judith Pol mr. Tim Gmelig Meijling 3 Waar ga ik het over hebben? Wat is letselschade? Wanneer is letselschade verhaalbaar? Wie kan letselschade verhalen?

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Natura-uitvaartverzekering.

Nadere informatie

Artikel 185 WW. Spoorboekje

Artikel 185 WW. Spoorboekje Artikel 185 WW Spoorboekje Wanneer is art. 185 WVW van toepassing? Er moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan wil art. 185 WVW van toepassing zijn. Allereerst zal er sprake moeten zijn van een ongeval

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534

ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534 ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 28-12-2011 Datum publicatie 09-02-2012 Zaaknummer 287601 / HA ZA 10-1263 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

B35 Schadevergoeding: algemeen, deel 2

B35 Schadevergoeding: algemeen, deel 2 Monografieen BW B35 Schadevergoeding: algemeen, deel 2 Prof. mr. C.J.M. Klaassen Kluwer - Deventer - 2007 Inhoud VOORWOORD XI LUST VAN AFKORTINGEN XIII LUST VAN VERKORT AANGEHAALDE LITERATUUR XV I INLEIDING

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348 Rapport Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348 2 Klacht Op 10 maart 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer F. te Eindhoven, met een klacht over een gedraging van de

Nadere informatie

De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp

De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp Definities Huishoudelijke hulp De behoefte aan huishoudelijke ondersteuning door derden, bestaande uit bijvoorbeeld de activiteiten schoonmaken, koken, boodschappen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

Zelfredzaamheid Persoonlijke verzorging en algemene dagelijkse levensverrichtingen. De zelfredzaamheid valt niet onder de norm huishoudelijke hulp.

Zelfredzaamheid Persoonlijke verzorging en algemene dagelijkse levensverrichtingen. De zelfredzaamheid valt niet onder de norm huishoudelijke hulp. De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp Versie 3: normbedragen en termijn aangepast per 1 juli 2009 Definities Huishoudelijke hulp De behoefte aan huishoudelijke ondersteuning door derden, bestaande

Nadere informatie

COMPENSATIECOMMISSIE

COMPENSATIECOMMISSIE COMPENSATIECOMMISSIE Zaaknummer Compensatiecommissie 2012CC068 Zaaknummer Klachtencommissie 2010T119 datum uitspraak 14/02/2013 De Compensatiecommissie voor seksueel misbruik in de R.-K. Kerk van de Stichting

Nadere informatie

De rechten van grootouders

De rechten van grootouders Mr E.L.M. Louwen advocaat familierecht/mediator Bierman advocaten, Tiel De rechten van grootouders Wet Al jaren vragen grootouders aan de rechter om een omgangsregeling met hun kleinkinderen. Al jaren

Nadere informatie

COMPENSATIECOMMISSIE

COMPENSATIECOMMISSIE COMPENSATIECOMMISSIE Zaaknummer Compensatiecommissie 2012CC094 Zaaknummer Klachtencommissie 2010T225 datum uitspraak 04/03/2013 De Compensatiecommissie voor seksueel misbruik in de R.-K. Kerk van de Stichting

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. 2002/13 Mo I n d e k l a c h t nr. 026.01 ingediend door: hierna te noemen klager, tegen: hierna te noemen verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop

Samenvatting. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-516 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. S.F. van Merwijk, mr. E.C. Ruinaard, leden en mr. J.E.M. Sünnen secretaris) Klacht ontvangen op :

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2002.2307 (060.02) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie

NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS

NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS De heeft in december 2008 wederom drie interessante arresten gewezen inzake werkgeversaansprakelijkheid voor verkeersletsel

Nadere informatie

C/13/555974 / HA ZA 13-1827 28 oktober 2015 8 oordeel dat met deze uitingen sprake was van misleidende publieke berichtgeving. VEB en de stichting stellen dat door deze uitingen de gedupeerde beleggers

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:2743

ECLI:NL:CRVB:2014:2743 ECLI:NL:CRVB:2014:2743 Instantie Datum uitspraak 14-08-2014 Datum publicatie 15-08-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12-1110 AW-T Ambtenarenrecht

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-419 (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Klacht ontvangen op : 3 augustus 2016 Ingediend door : Consumenten

Nadere informatie

Algemene voorwaarden Marian Hellema, ICT-Erfgoedspecialist (adviseur, schrijver, docent).

Algemene voorwaarden Marian Hellema, ICT-Erfgoedspecialist (adviseur, schrijver, docent). Algemene voorwaarden Marian Hellema, 28 februari 2017. Pagina 1 van 6 Algemene voorwaarden Marian Hellema, ICT-Erfgoedspecialist (adviseur, schrijver, docent). Versie 28 februari 2017. Artikel 1. Algemeen

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BB3894

ECLI:NL:CRVB:2007:BB3894 ECLI:NL:CRVB:2007:BB3894 Instantie Datum uitspraak 18-09-2007 Datum publicatie 20-09-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-5414 WAZ Bestuursrecht

Nadere informatie

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen Inhoud I 1 2 Deel 1 II 3 4 5 6 7 8 9 10 III 11 12 13 14 15 Inleiding Aansprakelijkheidsrecht Het systeem Vestiging Aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig handelen (art. 6:162 BW) Onrechtmatige daad

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2003.5792 (151.03) ingediend door: hierna te noemen 'klaagster tegen: hierna te noemen verzekeraar'. De Raad van Toezicht Verzekeringen

Nadere informatie