UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 7

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 7 Opgave 1 a. Uit welke onderdelen bestaat een extern jaarverslag (jaarrapport)? De externe jaarverslaggeving (jaarrapport) bestaat uit: de balans, de winst- en verliesrekening en de toelichting hierop het bestuursverslag en overige gegevens b. Uit welke drie onderdelen bestaat een jaarrekening? De externe jaarrekening bestaat uit: een balans een winst- en verliesrekening en een toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening c. Wie maakt het bestuursverslag? Het bestuursverslag wordt door de directie van de onderneming samengesteld. d. Welke onderwerpen komen in het bestuursverslag onder meer aan bod? In het bestuursverslag wordt ingegaan op: ontwikkelingen en de resultaten van het boekjaar de voornaamste risico s de onzekerheden aandacht voor investeringen, financiering en personeelsbezetting ontwikkelingen omtrent de omzet en de rentabiliteit zaken die na de balansdatum van belang zijn gegevens over onderzoek en ontwikkeling maatschappelijk verantwoord ondernemen van de onderneming naleving van de governance code (alleen bij beursgenoteerde ondernemingen) e. Vertel wat over de governance code. Het is een gedragscode voor beursgenoteerde bedrijven. Het doel van de code is verbeterde: transparantie in de jaarrekening Hiermee wordt bedoeld: het gemak waarmee de gebruiker van de jaarrekening deze kan doorzien 1

2 verantwoording aan de Raad van Commissarissen en versterking van de zeggenschap plus de bescherming van aandeelhouders f. Wat zijn de overige gegevens in het jaarverslag? Dit zijn onder meer: een accountantsverklaring statutaire regeling met betrekking tot de winstverdeling opgave van aandelen met en zonder stemrecht opgave van aandelen met en zonder winstrecht filialen Opgave 2 a. Voor welke ondernemingen geldt Burgerlijk Wetboek Boek 2, Titel 9? Periodiek moet een rechtspersoon verantwoording afleggen aan de aandeelhouders en aan anderen. Hiervoor maakt de onderneming een zogenaamde externe jaarrekening. Deze externe jaarrekening moet aan de Nederlandse wet en regelgeving voldoen. Deze wetgeving is opgenomen in het Boek 2 van het Nederlands Burgerlijk Wetboek, in Titel 9. De in de wet voorgeschreven jaarrekening geldt alleen voor de onderstaande ondernemingsvormen: de naamloze vennootschap nv de besloten vennootschap bv de coöperatieve vereniging de onderlinge waarborgmaatschappij en de commerciële stichting en verenigingen b. Voor wie wordt de externe jaarrekening gemaakt? Belanghebbenden zoals: beleggers (aandeelhouders of potentiële beleggers) werknemers van de rechtspersoon banken en andere financieringsinstellingen klanten of toekomstige klanten leveranciers of toekomstige leveranciers enzovoorts 2

3 c. Volgens welke twee grondbeginselen moet de jaarrekening worden samengesteld? 1. het toerekeningsbeginsel Voor deze toerekening is de periode waarop de opbrengsten en kosten betrekking hebben bepalend. Dus niet: i. de periode waarin de opbrengsten in de vorm van liquide middelen zijn ontvangen of ii. de periode waarin de kosten in de vorm van liquide middelen zijn betaald 2. het continuïteitsbeginsel Dit beginsel houdt in, dat bij de waardering en winstbepaling ervan wordt uitgegaan dat de activiteiten in de toekomst zullen worden voortgezet. Bij dreiging van een eventueel faillissement zal tegen de liquidatiewaarde moeten worden gewaardeerd. d. De kwaliteit van een jaarrekening is afhankelijk van een aantal elementen. Welke zijn dat? De jaarrekening moet verder: begrijpelijk zijn Iemand met een behoorlijke scholing (bijvoorbeeld MBA) moet de informatie in de jaarrekening kunnen begrijpen relevant zijn Alle informatie die van belang is moet in de jaarrekening worden aangegeven betrouwbaar zijn De jaarrekening moet juist en volledig zijn e. Wat wordt bedoeld met substance over form? Dit beginsel komt erop neer dat bij de verwerking de economische realiteit voorrang heeft boven het juridische uitgangspunt. Denk hierbij aan het economische eigendom van een geleasete machine. f. Wanneer is een vennootschap micro, klein, middelgroot of groot? Indeling m.b.t. vrijstellingen eisen jaarverslaggeving BW Boek 2 Titel 9 Micro Klein Middelgroot Groot Activa > Omzet > Werknemers < 10 < 50 < gemiddeld 3

4 g. Welke regels zijn van toepassing voor beursgenootschappen? De regels van de International Financial Reporting Standards (IFRS). h. Vertel iets over corporate governance. Corporate governance is de Engelse term voor behoorlijk ondernemingsbestuur. De Nederlandse corporate governance code wordt ook wel genoemd code-tabaksblat of code-frijns. Het is een gedragscode voor beursgenoteerde bedrijven. Opgave 3 a. Welke gegevens moet een micro vennootschap publiceren? Bij het Handelsregister hoeft alleen de zeer gecomprimeerde balans te worden gedeponeerd. Er hoeft geen bestuursverslag te worden opgesteld en de overige gegevens hoeven niet aan de jaarrekening te worden toegevoegd. Een accountantscontrole is niet verplicht. b. Binnen hoeveel tijd moet een besloten of naamloze vennootschap de jaarrekening opmaken? 5 maanden. c. Binnen hoeveel tijd moet de jaarrekening door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders worden vastgesteld? Binnen twee maanden daarna moet de jaarrekening worden vastgesteld door de Vergadering van Aandeelhouders. d. Hoe snel moet de jaarrekening worden gepubliceerd bij de Kamer van Koophandel? Binnen 8 dagen na deze vaststelling door de AVA maar zeker niet later dan 12 maanden na afloop van het boekjaar moet de jaarrekening worden gepubliceerd bij de Kamer van Koophandel. e. Binnen hoeveel tijd moeten Cooperaties, waarborgmaatschappijen en commerciële- stichtingen en verenigingen hun jaarrekening opstellen? Coöperaties, waarborgmaatschappijen en commerciële- stichtingen en verenigingen moeten de jaarrekening binnen 6 maanden opmaken. Eventuele verlenging naar 11 maanden is mogelijk. 4

5 f. Op welke termijn na afloop van een boekjaar moeten beursgenoteerde ondernemingen hun jaarrekening opstellen? 4 maanden Opgave 4 a. Zet de omschrijvingen op de juiste plaats in de balans. Balans Vaste activa Immateriele activa Materiele activa Eigen vermogen Agioreserve Algemene reserve Voorziening groot onderhoud Vlottende activa Voorraad Lang vreemd vermogen Debiteuren Hypotheeklening 0/g Vooruitbetaalde bedragen Kort vreemd vermogen Seizoenskrediet Crediteuren Af te dragen omzetbelasting Nog te betalen bedragen b. Wanneer horen effecten bij de vlottende activa? Wanneer ze zijn aangeschaft om liquide middelen voordelig weg te zetten. c. Wat is het verschil tussen materiele en immateriële vaste activa? Materiële activa betreft stoffelijke zaken en immateriële activa niet tastbaar. d. Noem enkele voorbeelden van immateriële activa. 1. Goodwill 2. Octrooien 3. Kosten emissie aandelen e. Wat zijn gebonden reserves? Gebonden reserves mogen niet worden uitgekeerd. f. Noem een voorbeeld van een gebonden reserve. Herwaarderingsreserve. 5

6 g. Noem drie voorzieningen. 1. Garantievoorziening 2. Verwijderingsverplichtingen 3. Reorganisatievoorziening h. Waarom noemt men een onderhoudsvoorziening ook wel een egalisatierekening? Een kenmerk van een voorziening is dat het tijdstip dat aanspraak op de voorziening wordt gemaakt wordt niet bekend is. Bij groot onderhoud is dit wel het geval. Eigenlijk worden bij een voorziening groot onderhoud de kosten verspreid over een meerdere perioden. Vandaar de naam egalisatie. Opgave 5 a. In welke categorie valt deze onderneming met betrekking tot de publicatieplicht? Motiveer het antwoord. De onderneming voldoet twee jaar aan twee van de vereisten voor een kleine onderneming en valt dus in de categorie kleine ondernemingen. b. Welke gegevens moet de onderneming publiceren? Een verkorte balans en een beperkte toelichting. Opgave 6 a. Hoeveel is voor de twee voorzieningen in 2016 ten laste van het resultaat geboekt? Dotatie = Dotatie = Dotatie = Dotatie = b. Bereken de bedragen die aan de voorzieningen worden toegevoegd of van de voorzieningen worden onttrokken. Voorraden = Dit betreft een dotatie van want de voorziening neemt toe. 6

7 Debiteuren = Dit betreft een vrijval van de voorziening.de voorziening neemt immers af. c. Volgens welke methode wordt de voorziening gevormd bij vraag b? Hier wordt de statische methode toegepast. Opgave 7 a. Bereken het bedrag dat gedurende 2017 aan de voorziening debiteuren is gedoteerd. De omzet exclusief omzetbelasting is: ,21 = De dotatie aan de voorziening is: 1,5% = b. Hoeveel debiteuren zijn in 2017 als oninbaar aan de voorziening onttrokken? Onttrekking = Onttrekking = c. Welke methode wordt hier toegepast om de voorziening op peil te houden? De dynamische methode. d. Hoeveel neemt de voorziening debiteuren toe of af? De voorziening op is Dit houdt in dat niet wordt voldaan.de voorziening moet worden De voorziening neemt toe met e. Hoeveel wordt in 2017 totaal ten laste van de resultatenrekening geboekt in verband met de voorziening debiteuren? =

8 f. Wat staat op de balans vanwege de voorziening debiteuren op ? Door het bericht wordt de voorziening verhoogd met Het bedrag op de balans wordt: = g. Heeft het bericht van het faillissement op invloed op de resultatenrekening van 2017? Jazeker, want door de verhoging van de voorziening op zullen de kosten stijgen. Opgave 8 a. Bereken de gevolgen van de pensioenkosten voor de resultatenrekening. Pensioenpremie: ( ) 50% = Pensioenkosten: Pensioenpremie werkgever Interest