AANLEREN VAN IMITATIEVAARDIGHEDEN BIJ JONGE KINDEREN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "AANLEREN VAN IMITATIEVAARDIGHEDEN BIJ JONGE KINDEREN"

Transcriptie

1 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode AANLEREN VAN IMITATIEVAARDIGHEDEN BIJ JONGE KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS: INTERVENTIESTUDIE Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Psychologie, Optie Klinische Psychologie door Danielle Speybrouck Promotor: Prof. H. Roeyers Begeleider: Dr. P. Warreyn 1

2 DANKWOORD Deze scriptie kwam tot stand dankzij de begeleiding van mijn promotor Prof. Dr. Roeyers en begeleidster Dr. Warreyn. Ik wil hen bedanken voor het professioneel loodsen door de wetenschappelijke wereld van het psychologisch vakgebied. De revalidatiecentra die deelnamen aan het onderzoek, de kindjes en hun ouders, verdienen ook een plaatsje in mijn dankwoord. Bedankt voor de goede samenwerking. Daarnaast een welgemeende dank je wel aan mijn ouders; mijn trouwste supporters. Bedankt aan mijn zus, Isabelle, voor de steun en het plezier in thesistijd. Ik dank ook Jessica, en in het bijzonder Annelies, voor de samenwerking en de gezamenlijke thesismomentjes. Ook Lot en Veerle wil ik bedanken voor de hulp en de mooie studietijd samen. Dank je wel Mattias voor het deskundig nalezen en corrigeren van mijn scriptie. Tenslotte wil ik ook Nathalie bedanken, voor het luisterend oor op elk moment. 2

3 INHOUDSTAFEL INLEIDING 1. Wat is autisme? 5 2. Cognitieve theorieën Executieve functies Centrale coherentie Theory of Mind 6 3. Vroege sociaal- communicatieve ontwikkeling Joint attention Joint attention in de normale ontwikkeling Joint attention bij kinderen met ASS Imitatie Imitatie in de normale ontwikkeling Imitatie bij kinderen met ASS Interventie bij jonge kinderen met ASS De evolutie en het belang van vroege interventie Interventies op basis van verschillende modellen Interventies gericht op het aanleren van joint attention en imitatie Vroege interventie gericht op joint attention Vroege interventie gericht op imitatie Interventie met integratie van imitatie en joint attention 25 METHODE 1. Deelnemers Instrumenten en materiaal Procedure Statistische analyse 34 RESULTATEN 1. Is de experimentele groep meer verbeterd dan de controlegroep? Is er een verschil tussen de pre- en de posttest? Experimentele groep Controlegroep Correleert de vooruitgang met de subjectkenmerken? 40 3

4 DISCUSSIE 1. Interpretatie van de resultaten Interactie- effect tussen de variabele groep en de 41 imitatievariabelen 1.2. Verschil tussen pretest en posttest bij de experimentele en 42 controlegroep 1.3. Kindfactoren die de resultaten beïnvloeden Bijkomende relevante correlaties Kritische analyse van het onderzoek en de interventie Sterktes van het onderzoek en de interventie Beperkingen en bedenkingen bij het onderzoek en de interventie Suggesties voor verder onderzoek Conclusie 48 REFERENTIES 49 4

5 INLEIDING 1. Wat is autisme? De DSM-IV-TR (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders IV TR, APA, 2000) plaatst de autistische stoornis bij pervasieve ontwikkelingsstoornissen. De DSM- IV-TR gaat uit van de autistische triade: de disfuncties bij personen met autisme kunnen worden teruggevoerd tot drie essentiële domeinen, namelijk communicatie, sociale interactie en gedrag en interessepatronen. Op vlak van communicatie blijken kinderen met autisme een achterstand te hebben in de taalontwikkeling of blijft de taalontwikkeling afwezig. Indien de spraak op gang komt, worden beperkingen opgemerkt in het vermogen een gesprek te starten of te onderhouden. Er kan sprake zijn van neologismen, echolalie of stereotiep taalgebruik. Op sociaal vlak zijn deze kinderen beperkt in non-verbaal gedrag. Ze hebben moeite met het aangaan van relaties met leeftijdsgenootjes. Er is een afwezigheid van sociale en emotionele wederkerigheid en er is geen doen-alsof-spel. Tenslotte is er ook sprake van stereotiep gedrag, het vasthouden aan rituelen en fascinaties. De definitie in de ICD-10 (International Classification of Disorders, Tenth Edition, World Health Organisation, 1993) is in essentie dezelfde als in de DSM-IV (Lord & Risi, 1998). Er bestaan verschillende aan autisme verwante stoornissen zoals de stoornis van Rett, de stoornis van Asperger en PDD-NOS. Daarom wordt soms gesproken van autismespectrumstoornissen of ASS (Wing & Gold in Wing & Potter, 2002). Deze term duidt aan dat verschillende aan autisme verwante stoornissen op een continuüm liggen (Lord & Risi, 1998). De prevalentie van ASS bedraagt 0.6% (Fombonne, 2003). Er is een merkbare stijging in de incidentie van ASS (Wing & Potter, 2002; Volkmar & Pauls, 2003). Het is nog onduidelijk of dit te maken heeft met een effectieve stijging, een betere diagnosestelling of andere omgevingsfactoren (Volkmar & Pauls, 2003). Uit tweelingstudies blijkt dat autismespectrumstoornissen een sterke genetische basis hebben (Bailey et al., 1995; Gupta & State, 2007). 5

6 Aangezien het onderscheid autismespectrumstoornissen/autistische stoornissen binnen de context van deze scriptie minder relevant is en beide termen in de literatuur door elkaar gebruikt worden, wordt vanaf hier de ruimere term autismespectrumstoornissen of ASS gebruikt. 2. Cognitieve Theorieën 2.1. Executieve Functies Executieve functies zijn verantwoordelijk voor probleemoplossend denken, vooruit plannen om een doel te bereiken en flexibiliteit (Hill & Frith, 2003). De gedragsmatige problemen die door deze theorie verklaard worden, zijn de rigiditeit, perseveratie en routineus gedrag. Mensen met ASS presteren slechter op taken waarbij dergelijke vaardigheden nodig zijn (Kleinhans, Akshoomoff, & Delis, 2005; Luna, Doll, Hegedus, Minshew, & Sweeney, 2007). Een executieve disfunctie blijkt echter niet specifiek voor de autistische stoornissen (Dawson, Meltzoff, Osterling, & Rinaldi, 1998; Jolliffe & Baron-Cohen, 2001) en is slechts matig gerelateerd aan de graad van sociale moeilijkheden die de persoon met ASS ondervindt (Dawson, Meltzoff, Osterling, & Rinaldi, 1998) Centrale Coherentie Centrale coherentie verwijst naar de capaciteit om informatie te integreren in coherente of betekenisvolle gehelen (Martin & McDonald, 2003). Zwakke centrale coherentie zou dan betekenen dat de contextuele betekenis minder in acht wordt genomen en dat het stuk voor stuk en gedetailleerd verwerken van informatie de bovenhand heeft (Hill & Frith, 2003). Deze theorie verklaart communicatieve, sociale en repetitieve gedragingen in ASS, maar de theorie zou te weinig specifiek zijn voor de autistische stoornissen (Jolliffe & Baron-Cohen, 2001) Theory of Mind Een veelbesproken cognitieve verklaring voor ASS staat bekend als de Theory of Mind -hypothese (ToM). ToM steunt op het principe van intersubjectiviteit. Dit betekent 6

7 dat de karakteristieke problemen in sociale interacties zich voordoen door moeilijkheden in het begrijpen van mentale toestanden, zoals overtuigingen en intenties, en een tekort aan mentale attributies bij anderen en bij zichzelf (Brent, Rios, Happé, & Charman, 2004; Hill & Frith, 2003; Martin & McDonald, 2003). Dit is een proces dat normaal gezien automatisch verloopt, maar kinderen met ASS zouden dit niet intuïtief kunnen (Baron- Cohen, 1989). De ToM- hypothese verklaart verschillende beperkingen in de autistische stoornis, maar kan het restrictieve en repetitieve gedrag moeilijker verklaren (Baron- Cohen, 1989; Jolliffe & Baron-Cohen, 2001). Martin en McDonald (2003) beweren dat het niet mogelijk is te beslissen welk van de drie modellen het meest aangewezen is als centraal verklaringsmodel. Volgens Hill en Frith (2003) moeten de drie dominerende cognitieve verklaringen voor het autistische beeld niet beschouwd worden als rivaliserende theorieën. Er bestaat evidentie voor een breder autistisch fenotype dat elk van de drie sleuteltheorieën omvat. 3. Vroege sociaalcommunicatieve ontwikkeling 3.1. Joint Attention Joint attention omvat de triadische coördinatie van de aandacht tussen het kind, een tweede persoon en een object of gebeurtenis (Bakeman & Adamson, 1984). We kunnen joint attention opsplitsen in imperatieve en declaratieve uitwisselingen. De imperatieve vorm heeft eerder een instrumentele of vragende functie, bijvoorbeeld als het kind een voorwerp wil hebben waar hij niet bijkan, vraagt hij het aan de volwassene. De declaratieve uitwisselingen houden daarentegen in dat het kind een object of een gebeurtenis opmerkt en deelt met de ander. Deze vorm van joint attention wordt ook wel tonend genoemd. (Warreyn, Roeyers, Van Wetswinkel, & De Groote, 2007). Declaratieve joint attention wordt voorts opgesplitst in passieve of volgende en actieve of initiërende joint attention (Jones, Carr, & Feeley, 2006). Van joint attentionvaardigheden is aangetoond dat ze een voorloper zijn van de ToMvaardigheden (Charman et al., 2000). 7

8 Joint attention in de normale ontwikkeling Joint attentiongedrag verschijnt in de normale ontwikkeling rond de leeftijd van 6 tot 12 maanden (Bakeman & Adamson, 1984; Charman, 2003). Het kind leert via deze vaardigheid gebeurtenissen en emoties te delen met anderen en tegelijk een relatie met deze persoon op te bouwen (Warreyn et al., 2007) Joint attention bij kinderen met ASS Op een leeftijd van 12 tot 18 maanden kunnen bij ASS beperkingen op sociaal en communicatief vlak ontdekt worden in verschillende joint attentiongedragingen (Charman, 2000) Onder deze gedragingen worden onder andere oogcontact, reageren op naam en blik volgen verstaan (Warreyn, Roeyers, Oelbrandt, & De Groote, 2005; Warreyn et al. 2007). Personen met autisme hebben vooral last met declaratieve joint attention (Camaioni, Perucchini, Muratori, Parrini, & Cesari, 2003). Joint attention zou een belangrijk autismespecifiek deficit kunnen zijn (Charman, 2003; Roeyers, Van Oost, & Bothuyne et al., 1998) en is een belangrijke schakel voor de ontwikkeling van een Theory of Mind (Roeyers et al., 1998). Voor meer uitleg over joint attention en de rol die deze vaardigheid speelt in autisme, verwijs ik naar Waeterschoot (2008) Imitatie Imitatievaardigheden zijn een onderdeel van de sociale communicatie (Wert & Neisworth, 2003). De basis van het sociale leven is niet het individu, maar de dyade. Als het gaat over imitatie, spreken we dan ook over een dyadisch proces (Meltzoff & Moore, 1999). Vele auteurs deden pogingen om het concept imitatie te definiëren. Whiten en Ham (1992) bijvoorbeeld, omschrijven imitatie als een vorm van sociaal leren, waarbij persoon B aspecten van de acties van persoon A overneemt (Whiten & Ham in Bard & Russell, 1999). Volgens Beadle-Brown en Whiten verschijnt imitatie dan weer wanneer de persoon met een zekere accuraatheid de acties of vocalisaties van een ander kind of volwassene reproduceert, of probeert te reproduceren, nadat de acties van het model fysiek geobserveerd werden (Beadle-Brown & Whiten, 2004, p. 38). Belangrijk om te onthouden is dat we imitatie niet beschouwen als het intentieloos overnemen van het 8

9 gedrag van anderen, maar als een actief en intentioneel proces. Butterworth (1999) onderstreept ook dat imitatiegedrag nieuw moet zijn binnen een bepaalde context. Dit alles in rekening gebracht, somt Butterworth twee definiërende karakteristieken op van imitatie: imitatiegedrag is in de eerste plaats gedrag dat vrijwillig door een persoon wordt gesteld. Het gedrag werd geobserveerd bij een ander individu, dat als model voor deze specifieke handeling diende. Ten tweede bevat imitatie een overdracht van informatie. Imitatie leert zowel imitator als model dat het gedrag dat ze stellen identiek is. Op dat punt wisselen beiden informatie uit over hun gedrag en over de overeenkomst tussen zichzelf en de ander. (Butterworth, 1999). Užgiris onderscheidt drie doelen van imitatie (Užgiris, 1999). Een eerste doel van imitatie is de exploratie van gebeurtenissen. Imitatie van een rolmodel bij bijvoorbeeld het verkennen van een ruimte, faciliteert namelijk de eigen exploratie (Hay, Stimson, & Castle, 1990). Volgens het onderzoek van Hay, Stimson en Castle veralgemenen kinderen handelingen die ze aanleren via imitatie naar andere situaties met andere personen. Een tweede doel van imitatie is het delen van gevoelens met de ander. Imitatie met de interactiepartner zorgt voor een gevoel van wederzijdse verbondenheid (Užgiris, 1999). Kinderen blijken gevoelig te zijn voor de affectieve reactie van het model als ze een voorwerp ontvangen. Ze imiteren meer wanneer het model hier positief op reageert (Hay et al., 1990). Het laatste doel van imiteren is empathisch begrijpen (Užgiris, 1999). Kinderen gebruiken imitatie, zoals het nabootsen van de expressie van emoties, als een vorm van reactie op emoties van anderen. Het kind leert op die manier de gelijkenissen tussen zichzelf en de ander te zien (Meltzoff & Moore, 1999). Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat baby s die meer in affectief-imitatieve interactie treden met hun moeder, beter hun emoties kunnen uiten en die emoties ook bij anderen beter kunnen identificeren (Lacks & Užgiris in Užgiris, 1999). Naast de drie doelen, onderscheidt Užgiris ook twee redenen om te imiteren. Een eerste reden voor imitatie is de cognitieve reden. Het gaat hier niet om eenvoudig openlijk imitatiegedrag, maar om cognitief gemotiveerde imitatie, zoals Piaget uitvoerig 9

10 heeft beschreven (Piaget in Užgiris, 1999). Uit onderzoek van Meltzoff en Moore (1999) blijkt dat kinderen expliciet de gelijkenis tussen de twee acties herkennen en niet alleen de temporele gelijkenis van de imitatiehandeling zien. De imitatie evolueert van analoog gedrag naar de zuivere reproductie van de originele handeling. Op deze manier leert het kind de situatie beter te begrijpen en problemen op een constructieve manier op te lossen (Užgiris, 1999). Een tweede reden voor imitatiegedrag is sociaalcommunicatief van aard (Trevarthen, Kokkinaki, & Fiamenghi, 1999). Door te imiteren verwerft het kind informatie over de acties en intenties van mensen tegenover de fysieke en sociale wereld. Dit laat toe dat het kind kan leren over sociale processen (Kugiumutzakis, 1999). Het proces van intersubjectiviteit komt in de literatuur heel vaak terug als het resultaat van imitatievaardigheden. Bij imitatie moet een handeling van de ander omgezet worden naar zichzelf. Kinderen begrijpen door imitatie dat andere mensen zijn zoals zijzelf. Zo leren ze zichzelf en de ander kennen (Meltzoff, 2007). Door imitatie komen kinderen namelijk meer te weten over de gedachten, overtuigingen en kennis van anderen. Het imitatieproces reflecteert dus de concepten zelf, ander en de interpersoonlijke koppeling tussen die twee en draagt bij tot de ontwikkeling van de Theory of Mind (Meltzoff & Moore, 1999). Het feit dat zowel joint attention-, imitatie- en ToMvaardigheden afzonderlijk geassocieerd zijn met de taalontwikkeling, vormt een bijkomend argument voor de hypothese dat naast joint attention, ook imitatie een voorloper is van ToM-vaardigheden (Charman et al., 2000). De link tussen ToM en imitatie wordt duidelijk gemaakt door de simulation theory. De simulation theory poneert dat kinderen de gedachten van anderen lezen door zichzelf in de ander te verplaatsen en hun eigen gedachten gebruiken om de mentale processen van anderen te simuleren (Williams, Whiten, Suddendorf, & Perrett, 2001). Stern stelt een cascade van effecten op die door imitatieprocessen bij het jonge kind tot stand komen: door te imiteren komt het kind tot een adequate emotionele ontwikkeling, hierdoor kan het gevoelens delen met anderen, waardoor dan weer intersubjectiviteit tot stand komt (Stern, 1985). 10

11 Imitatie in de normale ontwikkeling De discussie tussen nature en nurture speelt zich ook af op het niveau van de ontwikkeling van imitatievaardigheden. Volgens Heimann en Ullstadius (1999) is het imitatieproces reeds aanwezig bij een groot deel van de pasgeboren kinderen. Dit betekent dat imitatie als communicatief middel aanwezig is bij het kind, nog voor er sprake is van verbale taal. Ook baby s van enkele uren oud kunnen manuele en faciale handelingen imiteren (Trevarthen et al., 1999). Onderzoek bevestigt de predispositie tot imiteren van gelaatsuitdrukkingen, manuele acties, vocalisaties en emoties (Bard & Russell, 1999). Dit is in tegenstelling tot de theorie van Piaget, die argumenteert dat kinderen hiertoe nog niet in staat zijn op jongere leeftijd en baby s jonger dan een maand niet imiteren (Piaget in Meltzoff & Moore, 1999). Piaget beschouwt imitatie in de eerste plaats als een intrapsychisch fenomeen, dat zich later ontwikkelt tot een interpsychische vaardigheid. Nu wordt algemeen aangenomen dat imitatie van bij de geboorte een interpsychische dimensie bevat (Kugiumutzakis, 1999). Tijdens het eerste jaar leren baby s gedeelde doelen en intenties begrijpen door de handelingen van hun interactiepartner te lezen. Dit doet het kind aan de hand van zijn capaciteit tot imiteren: de intenties van het kind en een ander individu worden aan elkaar gekoppeld. Imitatie legt de doelen en intenties van anderen bloot. Bovendien gebruikt de baby deze vaardigheid ook om andere handelingen te verwerven (Trevarthen et al., 1999). Na negen maanden leert het kind uit de gedragingen van anderen hoe een bepaalde taak tot een goed einde gebracht kan worden. Ook door te observeren hoe anderen een nieuw, ongekend object of een onzekere situatie evalueren en interpreteren, leert het kind hoe het zelf emotioneel moet reageren (Heimann & Ullstadius, 1999). Het imitatiegedrag is vanaf deze leeftijd bewuster en doelgerichter in vergelijking met het gedrag van het pasgeboren kind (Heimann & Ullstadius, 1999). Handelingen die voor het kind fascinerend zijn, hebben meer kans om geïmiteerd te worden. In de tweede helft van het eerste levensjaar zijn kinderen dan ook eerder geneigd om handelingen met objecten dan gesticulaire handelingen te imiteren. (Užgiris, 1999). Naar het einde van het eerste jaar toe, zijn rituele handelingen zeer attractief om na te bootsen. Voorbeelden hiervan zijn zwaaien en handjes klappen. Deze handelingen komen 11

12 vaak voor na een interval van enkele dagen, of instrumenteel, zoals zwaaien bij het afscheid nemen (Trevarthen, 1990). Tijdens het tweede levensjaar imiteert het kind als uiting van zijn wensen en als antwoord op de wensen van anderen. Kinderen imiteren als een vorm van sociaalcommunicatieve strategie om te interageren met volwassenen (Trevarthen et al., 1999; Kugiumutzakis, 1999) en vanaf de peuterleeftijd ook met leeftijdsgenootjes (Eckerman & Didow, 1996). Het kind imiteert nu gesticulaire en vocale uitingen van onvolledige intentionele handelingen en is in staat om deze handelingen af te werken. (Trevarthen et al., 1999). Oudere kinderen imiteren op een meer strategisch en doordachte, maar speelse manier. Dit gedrag test de responsiviteit van de interactiepartner door variaties aan te brengen op de oorspronkelijke gedragingen (Užgiris, 1999). Op vierjarige leeftijd verandert de functie van imitatie van communicatief middel naar een middel tot het aanleren van dingen (Beadle-Brown & Whiten, 2004) Imitatie bij kinderen met ASS De beperkingen in imitatie bij kinderen met ASS worden al vroeg in de ontwikkeling duidelijk (Charman et al., 1998). De theorie van de beperking in imitatievaardigheden bij kinderen met ASS wordt onder meer naar voren geschoven als alternatieve theorie voor de ToM-hypothese (Hill & Frith, 2003). Deze theorie zou verschillende beperkingen van de ToM-hypothese kunnen invullen. Imitatie zou een voorspeller zijn van ToM en zou daarnaast fundamenteel zijn voor de ontwikkeling van de bredere sociale beperkingen die bij ASS werden teruggevonden. Rogers en Pennington (1991) stellen dat kinderen met ASS een beperkte vorming of coördinatie hebben van specifieke zelf-ander representaties. Vooreerst zou dit zichtbaar worden onder de vorm van beperkte imitatievaardigheden, gevolgd door een cascade van beperkingen in het delen van emoties, joint attention, doen-alsof en ToM. Verschillende studies tonen aan dat personen met ASS imitatiedeficieten vertonen (Heimann & Ullstadius, 1999), vergeleken met een groep personen, gematcht volgens mentale leeftijd (Smith & Bryson, 1994; Mars, Mauk, & Dowrick, 1998; Roeyers et al., 1998). Deze gebreken zijn typisch voor de autistische stoornissen en worden niet teruggevonden bij kinderen met andere ontwikkelingsstoornissen. Kinderen met ASS 12

13 kunnen op die manier onderscheiden worden van andere kinderen (Zwaigenbaum et al., 2005). Charman et al. (1997) stelt dat die differentiatie kan worden gemaakt vanaf de leeftijd van twintig maanden. In het onderzoek van Charman bleken kinderen met ASS veel minder te imiteren dan de kinderen met een ontwikkelingsachterstand uit de controlegroep. Leeftijd is bovendien een belangrijk element bij imitatie: jongere kinderen, zowel met als zonder ASS, hebben meer moeite met imitatiegedrag (Beadle- Brown & Whiten, 2004). Beadle-Brown (2004) stelt dat het niet zozeer gaat om een absoluut imitatiedeficit, maar om de accuraatheid van imitatie die merkelijk zwakker is bij kinderen met ASS. Niet alle onderzoekers gaan echter akkoord met deze redenering. Uit het onderzoek van Charman en Baron-Cohen (1994) concluderen de onderzoekers dat schoolkinderen met ASS wel over basale imitatievaardigheden beschikken, terwijl kinderen van 20 maanden oud deze vaardigheden nog niet hebben (Charman et al. 1997). Hier spreekt men in principe dus van een absoluut deficit op jonge leeftijd, waarbij op latere leeftijd wel enige notie van imitatievaardigheden kan opgemerkt worden. Terwijl bij kinderen zonder ASS de imitatie- en joint attentionvaardigheden zich gelijktijdig ontwikkelen, verschijnt bij ASS imitatie vóór de ontwikkeling van joint attentionvaardigheden (Roeyers et al., 1998). De beperkingen zijn zichtbaar tot in de volwassenheid (Rogers, Bennetto, McEvoy, & Pennington, 1996). Adrien et al. (2001) vermelden dat beperkingen in imitatie bij kinderen met ASS gezien kunnen worden voor de leeftijd van 1 jaar. 16 tot 18 maand is echter een cruciale leeftijd voor het ontdekken van een imitatiedeficit, omwille van de opvallende verhoging van interactie- en imitatiegedrag in die periode bij kinderen met een normale ontwikkeling. Dit bevestigt de nood aan vroege detectie en benadrukt de waarde van vroege screening van imitatiestoornissen (Receveur et al., 2005). De ernst van de imitatiebeperkingen zou gecorreleerd zijn met de ernst van de autistische stoornis (Charman et al., 1998). Het gaat hier niet zozeer om een eenvoudig imitatiedeficiet dat betrekking heeft op om het even welk gedrag, maar eerder om een complexe beperking die gelimiteerd is tot specifieke soorten acties (Ingersoll, Schreibman, & Tran, 2003). Zo worden bijvoorbeeld in verschillende empirische onderzoeken geen beperkingen terugvonden in imitatie van doelgerichte acties (Charman & Baron-Cohen, 1994) en van een enkelvoudig stappenspeelplan (Libby, Powell, Messer, & Jordan, 1997). 13

14 Williams, Whiten en Singh (2004) merken echter op dat het typische gedrag van kinderen met ASS, namelijk de stereotiepe gedragingen, echolalie en zo meer, ook beschouwd kunnen worden als imitatie. Daarom maakt Williams een onderscheid tussen excessieve imitatie, die losgekoppeld wordt van de context, en spontane imitatie, die vocale, motorische en affectieve expressie integreert en extrapoleert naar imitatie in een nieuw, gepast doel, met inbegrip van de intentie van anderen. Kinderen met een aan autisme verwante stoornis zouden vooral met deze laatste vorm moeite hebben. De beperkingen worden teruggevonden op object- (Williams et al., 2004), motorische (Stone, Ousley, & Littleford, 1997), gesticulaire (Smith & Bryson, 1998), vocale (Kokkinaki & Kugiumutzakis, 2000) en pantomimische (Rogers et al., 1996) imitatietaken. Volgens Heimann en Ullstadius (1999) zijn de beperkingen het grootst in motorische, faciale en symbolische imitatie. Kinderen met ASS hebben ook veel moeite met asymmetrische (Beadle-Brown, 2004) en symbolische acties (Beadle-Brown, 2004; Williams et al., 2004). Lichamelijke en faciale imitatie zouden de taalontwikkeling voorspellen, objectimitatie daarentegen draagt bij tot de spelontwikkeling, zowel bij kinderen met ASS als bij kinderen die de normale ontwikkeling doorlopen (Stone et al., 1997). Deze bevinding suggereert dat imitatie geen unitair fenomeen is in ASS (Rogers et al., 2003). Functionele imitatie met objecten is gekoppeld aan instrumenteel leren. Deze vorm van imitatie heeft te maken heeft met cognitieve aspecten en zou minder aangetast zijn bij ASS. Imitatie van gelaatsuitdrukkingen moet daarentegen veeleer gelinkt worden aan interpersoonlijk sociaal engagement, zoals communicatie, imitatie van geluiden en imitatie van emotionele expressies. Beperkingen bij deze vormen van imitatie zouden de deficieten in ASS wel voldoende kunnen verklaren (Rogers, Hepburn, Stackhouse, & Wehner, 2003). Verklaringen voor de imitatiebeperkingen worden gezocht in onderliggende cognitieve vaardigheden en processen zoals het werkgeheugen (Rogers et al., 1996) en de zelf-ander-representatie (Rogers & Pennington, 1991), alhoewel deze laatste ook naar 14

15 voren geschoven wordt als resultaat van imitatiedeficits. Een andere verklaringspiste is de rol van perceptuele en motorische representaties in imitatie (Ingersoll et al., 2003). In andere hypothesen wordt de nadruk gelegd op verschillende deelcomponenten van motorische imitatie: visuele aandacht, geheugen voor een reeks representaties, representatie van het lichaamsschema, het formuleren van een motorisch plan, dit plan in het werkgeheugen vasthouden en gebruiken om de handeling te sturen, corrigeren van de uitgevoerde actie... (Rogers, 1999a). Rogers vermeldt een globalere hypothese die teruggevoerd kan worden naar de arousalhypothese, geformuleerd door Dawson. Nieuwe situaties en inconsistenties zorgen snel voor een overarousal bij kinderen met een autistische stoornis, waardoor ze zich sociaal terugtrekken. Hierdoor vermindert hun aandacht voor interactiepartners en dus ook voor het imiteren van hun interactiepartners. (Dawson in Rogers 1999a). In bepaalde onderzoeken wordt deze sociale rol van imitatie als verklaring naar voor geschoven (Nadel, Guérini, Pezé, & Rivet, 1999). Een imitatiedeficit zou het resultaat zijn van een grotere, onderliggende sociale beperking. Het tekort aan begrip van andermans intenties zou bijvoorbeeld bijdragen tot deze specifieke beperking. Autistische personen zijn wel in staat tot imitatie, maar zijn weinig sociaal gemotiveerd tot imitatie door het pover sociaal begrip; ze zijn minder geneigd om zich te engageren in intersubjectief contact via imitatie (Ingersoll et al., 2003). Dit wordt ook weerspiegeld in een studie van Ingersoll et al. (2003), waaruit blijkt dat kinderen met een autismespectrumstoornis meer gemotiveerd zijn tot imitatie met speelgoed met een sensorisch effect, dan door sociale feedback, in vergelijking met kinderen met een mentale achterstand (zie ook Roeyers et al., 1998). Een mogelijke verklaring is dat het sensorische effect de aandacht trekt naar de gemodelleerde actie. Het bijkomende sensorische element creëert een doel, wat de imitatie voor kinderen met ASS gemakkelijker en beter interpreteerbaar maakt (Hobson & Lee, 1999). Lagere ratings van joint attentiongedrag tijdens de imitatie zelf zou een indicatie zijn voor het tekort aan interesse om de imitatiebelevenis te delen met een volwassene, aldus Ingersoll. Kinderen met ASS vertonen een verstoring in het delen van affectieve toestanden met anderen via imitatie, alsook via joint attention (Mundy, 1995). 15

16 Andere auteurs, zoals Smith en Bryson (1994), suggereren een model dat zich baseert op informatieverwerking, maar in essentie op hetzelfde neerkomt als de arousaltheorie van Dawson en de sociale beperking. Er wordt telkens gesproken van een aandachtstekort of een tekort aan motivatie om zich te richten op sociale situaties en sociale interactiepartners. Ook deze variabelen blijken echter het imitatiedeficit onvoldoende te verklaren. Een recente neuronale hypothese is deze van de beperkingen in de spiegelneuronen (Williams et al., 2001). Deze neuronen zouden gelokaliseerd zijn in het gebied van Broca en in de rechter pariëtale cortex. Ze worden geactiveerd bij het uitvoeren van een bepaalde beweging, maar ook wanneer iemand anders diezelfde beweging uitvoert. Ze zorgen ervoor dat we op een bepaalde manier betekenissen kunnen delen met anderen en dat we de gelijkenissen tussen onszelf en anderen opmerken (Rogers et al., 2003). Zowel de ToM- vaardigheid als de imitatievaardigheden zouden bij ASS beperkt zijn door een dysfunctie in de spiegelneuronen (Williams et al., 2001). Verder onderzoek is nodig om deze hypothese te toetsen. 4. Interventie bij jonge kinderen met ASS 4.1. De evolutie en het belang van vroege diagnose en interventie De diagnose levert belangrijke informatie op over het verloop van de ontwikkeling en de respons op de behandeling. Het zorgt ook voor een meer accurate en efficiënte communicatie tussen professionals. Zowel vroege diagnose als vroege interventie zijn belangrijk voor de prognose van ASS. Vroeger werd autisme gezien als een zuiver psychopathologisch probleem. De oplossing werd dan gezocht bij het corrigeren van de opvoeding (Bettelheim, 1967). Rond 1960 keerde het tij, toen de link werd gelegd met epilepsie. Men begon autisme beter te begrijpen en effectieve behandelingsmethodes te ontwerpen. Studies in de richting van neurologische beperkingen als verklarende factoren voor autistische symptomen en de bijhorende psychocognitieve problemen, wonnen terrein. Wat de behandeling betreft, was Eric Schoplers aanpak revolutionair: hij poneerde dat kinderen 16

17 met autisme leren door een gestructureerde opvoeding en het gebruik van gedragsprincipes (Schopler & Olley in Bryson, Rogers, & Fombonne, 2003). Sinds de jaren 80 is de leeftijd van diagnosestelling flink gedaald, door de verspreiding van informatie over de stoornis en een bredere kennis van de waaier aan symptomen (Lord & Risi, 2001). Experts zijn in staat om autismespectrumstoornissen betrouwbaar te diagnosticeren vanaf de leeftijd van twee of drie jaar (Lord & Risi, 2001). Het blijkt echter dat kinderen vaak niet vroeger dan de leeftijd van vier jaar gediagnosticeerd worden. In Vlaanderen is de gemiddelde leeftijd waarop ASS gediagnosticeerd wordt boven de 5 jaar (Renty & Roeyers, 2004). Dit komt doordat ouders niet direct hulp zoeken en gemiddeld voorbij drie verschillende professionals passeren, alvorens een diagnose gesteld wordt (Howlin & Moore, 1997). Bovendien is er een tekort aan goeie screeninginstrumenten en is de kennis over het vroege ontwikkelingstraject van ASS nog beperkt (Zwaigenbaum, Bryson, McDermott, Rombough, & Szatmari in Bryson et al., 2003). Het verschil tussen kinderen die een normaal ontwikkelingstraject volgen en kinderen met ASS kan echter al vastgesteld worden op een leeftijd van acht tot tien maanden. Deze baby s reageren veel minder wanneer hun naam genoemd wordt. Zich niet richten naar de persoon die de naam uitspreekt, is een deficit dat zeer uitgesproken is in de autistische stoornis. Kinderen met ASS blijken ook minder te kijken naar de interactiepartner wanneer ze lachen (Werner, Dawson, Osterling, & Dinno, 2000). Er werd ook onderzoek gedaan naar maturatie-effecten bij kinderen en adolescenten met ASS. Er blijkt onder ander een spontane positieve evolutie in sociale en communicatieve vaardigheden, in adaptief gedrag en emotionele responsiviteit wanneer personen met ASS de adolescentie bereiken. Deze vooruitgang is vooral merkbaar bij adolescenten die cognitief sterker zijn. Het is belangrijk dat de interventie dus onder meer focust op het verbeteren van cognitieve en taalvaardigheden op jonge leeftijd, met het oog op een spontane positieve evolutie in de adolescentie (McGovern & Sigman, 2005). Uit het onderzoek van McGovern en Sigman blijkt dat kinderen die meer sociale interactie zoeken, het later op sociaal vlak ook beter doen. Sociaal engagement voorspelt op zijn beurt adaptief gedrag. In het onderzoek werd echter gebruik gemaakt van 17

18 ouderrapporteringen. De vraag is dan of deze kinderen effectieve gedragsveranderingen ondergaan hebben of dat het de ouders zijn die zich aangepast hebben aan het gedrag van hun kind en het dus als minder ernstig beschouwen in vergelijking met vroeger (McGovern & Sigman, 2005). Volgens Piven, Harper, Palmer en Arndt (1996) is er, naast een verbetering van sociaal en communicatief gedrag, inderdaad een vermindering in maladaptief gedrag, met name in rituelen en repititief gedrag. De onderzoekers voerden een retrospectieve studie uit. Uit de studie van Starr, Szatmari, Bryson en Zwaigenbaum (2003) daarentegen, bleek er een achteruitgang te zijn op sociaal vlak. Kinderen met ASS deden het na twee jaar significant slechter bij het groeten van anderen, hadden een kleinere range aan gezichtsuitdrukkingen en meer onaangepaste gelaatsuitdrukkingen. De groep gediagnosticeerd met Asperger bleek bovendien ook verbaal minder expressief te zijn, minder plezier te delen met anderen en minder sociaal adequaat te reageren. Op communicatief vlak vonden Starr et al. wel een positieve evolutie. Naast spontane verbeteringen, leren kinderen met ASS ook hun vaardigheden verbeteren aan de hand van trainingen en behandelingen. Ondanks de verschillen in oriëntatie van de verschillende interventies, zijn de vooruitzichten voor kinderen met ASS significant beter als ze een vroege diagnose en interventie ondergaan. Tot de late jaren 80 werd vooral gewerkt met korte interventies die inwerken op specifieke gedragingen. Vanaf eind jaren 80 doken nieuwe nieuwe behandelingen van autisme op, namelijk comprehensieve vroege interventieprogramma s. Deze interventies gaan uit van een intensief, geïndividualiseerd en gericht opvoedingsprogramma, dat invloed heeft op een brede waaier van vaardigheden (Bryson et al., 2003). Een voorbeeld van zo n programma met een ontwikkelingsgerichte focus, is het Treatment and Education of Autistic and related Communication Handicapped Children (TEACCH)-programma (Schopler, Reichler, Bashford, Lansing, & Marcus, 1990 in Bryson et al., 2003). Concluderend kan worden gezegd dat verschillende behandelingen die op vroege leeftijd aanvangen, zowel op korte als op lange termijn positieve effecten hebben 18

19 (Bryson et al., 2003; Matson, 2007), vooral op gebied van taal en intellectueel functioneren. Het doel van een behandeling is meestal een reductie van problematisch gedrag dat interfereert met leren, en de bevordering van de communicatie, cognities en zelfredzaamheid (Volkmar & Pauls, 2003). Vooral interventies die zich op specifieke vaardigheden toespitsen, blijken effectief te zijn. Het aanbieden van een therapie van meer dan 20 uur per week, die vertrekt vanuit een geïndividualiseerde, gestructureerde en gerichte aanpak, verhoogt significant de ontwikkelingsuitkomsten van de kinderen. Indien gewerkt wordt volgens deze principes, wordt ook een verhoogde coöperatie met volwassenen opgemerkt, wat uiteindelijk het basismechanisme vormt voor leren (Bryson et al., 2003) Interventies op basis van verschillende modellen We kunnen de verschillende behandelingsmethodes grosso modo opdelen in twee grote groepen. De eerste groep zijn de focale behandelingsprogramma s (Rogers, 1998) die zich richten tot specifieke symptomen of educatieve noden van kinderen met autisme. Een behandeling moet aangepast zijn aan de noden en het functioneren van elk individu. Bij vroege interventies moet de focus gelegd worden op de spraakontwikkeling, speciaal onderwijs en samenwerking met de ouders (Campbell, Schopler, Cueva, & Hallin, 1996). Een mogelijkheid is dat de interventie zich richt op een van de elementen van de drie cognitieve sleuteltheorieën, zoals executieve functies. Hier kan bijvoorbeeld flexibiliteit aangeleerd worden door verschillende schema s in het hoofd te houden bij verschillende situaties of door een verscheidenheid aan gedragingen aan te leren bij het gebruik van een bepaald voorwerp, door afleidingen te beperken, door te focussen op de belangrijkste leerpunten en de kinderen hun aandacht te leren verschuiven (Rogers, 1999a). Hadwin, Baron-Cohen, Howlin en Hill (1997) probeerden een therapie uit waarin Theory of Mindtaken werden ingeoefend. Deze training had een significant effect op het emotie- en beliefbegrip, maar had evenwel geen effect op communicatieve vaardigheden. Vermoedelijk werden de Theory of Mind-taken niet veralgemeend naar echte interactiesituaties. 19

20 Wanneer de focus ligt op de algemene cognitieve beperkingen, kunnen autistische kinderen leren door hen duidelijke instructies te geven, door vele verschillende mogelijkheden te creëren waar de kinderen hun nieuwe vaardigheden kunnen inoefenen, door concrete taken, antecedenten en consequenties te stellen en door instructies te geven met oog op generalisatie (Rogers, 1999b). Andere behandelingen leggen meer de nadruk op de sociale interacties binnen het gezin, en specifiek tussen het kind met een vermoedelijke ASS-diagnose en de ouders. De ouders fungeren hier als co-therapeut of volgen zelf een oudertrainingsprogramma. Dit soort interventies tonen een significante verhoging van de woordenschat (McConachie, Randle, Hammal, & Le Couteur, 2005). Aanmoediging op vlak van speelschema s heeft ook een invloed op de taalontwikkeling en het begrip van de sociale wereld (Rogers, 1999b). Vervolgens kan ook gedragsmatig ingegrepen worden. Hierbij moet een gedetailleerde analyse gemaakt worden van de functionele relatie tussen kind en omgeving. Van hieruit kan een individueel therapieplan opgesteld worden om adaptieve gedragingen aan te moedigen via beloning en maladaptieve gedragingen te ontmoedigen via time-out, extinctie en straf (Campbell et al., 1996). Een laatste aanpak is de biologisch-farmacologische interventie. Medicatie kan zich richten op specifieke symptomen, zoals agressiviteit, stereotiepe gedragingen, zelfdestructief gedrag, automutilatie en hyperactiviteit. Dit kan de deelname aan een psychosociale behandeling of een educatief programma faciliteren (Campbell et al., 1996), maar medicijnen genezen in geen geval de stoornis (Volkmar & Pauls, 2003; Bryson et al., 2003). Er mag niet vanuit gegaan worden dat werken op één aspect voldoende is om andere ontwikkelingsdomeinen positief te beïnvloeden. Rogers (1999b) pleit voor een multidisciplinaire aanpak vanuit de veronderstelling dat de stoornissen uit het autismespectrum invloed hebben op een waaier aan ontwikkelingsdomeinen. Een tweede groep behandelingsprogramma s zijn de comprehensieve programma s (Rogers, 1998). Deze interventies pogen de beperkingen op verschillende vlakken van 20

21 autistische kinderen en hun omgeving te verminderen en het algemeen functioneren te verbeteren. Een dergelijke multidisciplinaire aanpak wordt onder meer bij educatieve benaderingen gehanteerd (Campbell et al., 1996). Een veelbesproken, comprehensief interventieprogramma is het TEACCH-programma. Dit interventieprogramma benadrukt de sterktes van kinderen met ASS in visueelspaciale vaardigheden, objectmanipulatie en het plezier in sterk gestructureerde, onafhankelijke en routineuze activiteiten (Schopler et al., 1990, in Bryson et al., 2003) en probeert in te werken op de executieve functies en het sensorisch en motorisch functioneren (Rogers, 1999b). Na 16 weken behandeling zouden kinderen significante verbeteringen vertonen op verschillende ontwikkelingsgebieden, waaronder een significante verbetering in imitatievaardigheden (Schopler et al., 1990 in Bryson et al, 2003). Een ander vroeg interventiemodel is het model van Denver, dat de nadruk legt op de ontwikkeling van speelvaardigheden, positief affect, interpersoonlijke relaties en taalontwikkeling (Rogers, 1999b). Ook hier zien we effecten op verschillende domeinen (Bryson et al., 2003). Rogers (1998) benadrukt dat een vroege, intensieve interventie kan leiden tot significante verbeteringen voor kinderen met ASS. De beste resultaten worden bekomen bij interventieprogramma s die structuur en directiviteit van volwassenen en ouders vooropstellen. Een verhoogd aantal educatieve lesuren, specifieke lesmethodes en specifiek uitgekozen leerstof vormen de ideale combinatie voor een goede uitkomst (Rogers, 1999b). Ondanks de verschillen in aanpak van de psychosociale interventieprogramma s, zijn de effecten doorgaans gelijklopend: ontwikkelingsvaardigheden, IQ en taalfunctioneren evolueren in positieve zin Interventies gericht op het aanleren van joint attention en imitatie Interventies die de nadruk leggen op de ontwikkeling van non-verbale sociaalcommunicatieve vaardigheden, blijken een gunstige invloed te hebben op taal en sociale ontwikkeling (Lord, 2000; Koegel, 2000). Joint attention en imitatie zijn op lange termijn geassocieerd met taalvaardigheden (Eckerman & Didow, 1996; Charman, 2003). 21

22 Vroege interventie gericht op joint attention Interventiestudies die zich richten op het aanleren van joint attentiongedrag vermelden verhoogde initiatie in sociale interacties, meer positief affect en emotionele responsen, verbetering van speelvaardigheden, meer imitatie en vorderingen in het spontaan spreken. Deze resultaten suggereren dat joint attention een sleutelelement is in ASS. Inwerken op dit element heeft invloed op verschillende domeinen van de autistische stoornissen (Wahlen, Schreibman, & Ingersoll, 2006; Jones et al., 2006). Voor meer uitleg hieromtrent verwijs ik naar Waeterschoot (2008) Vroege interventie gericht op imitatie Imitatie is een belangrijke vaardigheid in de ontwikkeling van het kind en vroege interventies zouden leiden tot significante verbeteringen in de sociale communicatie (Rogers, 1999a). Imitatie is zowel een belangrijk middel als doel voor vroege interventie bij ASS (Rogers, 1999b) en is een cruciaal onderdeel van de behandelingen met de empirisch meest relevante resultaten (Dawson & Osterling in Rogers, 1999b). Er zijn weinig empirische studies te vinden die de effecten toetsen van behandelingen die zich specifiek toespitsen op imitatievaardigheden. De behandelingen die in de literatuur voorkomen, maken gebruik van gedragstheoretische principes. Ingersoll en Schreibman (2006) spreken van discrete trial training, wat teruggaat op het basisidee van Schopler met betrekking tot interventies: een gestructureerde en gecontroleerde leeromgeving is noodzakelijk voor kinderen met ASS. Verschillende interventies hebben deze aanpak gebruikt voor het aanleren van imitatievaardigheden. Uit empirische toetsing van die interventies is gebleken dat imitatievaardigheden verbeterden. Zowel verbaal imitatiegedrag (Lovaas, Berberich, Perloff, & Schaeffer in Ingersoll & Schreibman, 2006) als non-verbaal gedrag (Lovaas, Freitas, Nelson, & Whalen in Ingersoll & Schreibman, 2006) bleken te stijgen. Helaas werden er veel tekortkomingen in deze studies gevonden, waardoor ook generalisaties van het aangeleerde gedrag naar andere situaties en acties pover was. Ingersoll en Schreibman (2006) probeerden in hun interventiestudie de tekortkomingen in te vullen: gedragstechnieken die het leren 22

23 faciliteren, moeten in de interventie geïmplementeerd zijn. Dit houdt technieken in zoals multiple trails, prompting, shaping en contingente bekrachtiging. Deze ingrediënten, gecombineerd met technieken die het sociaalcommunicatieve gedrag stimuleren, zoals contingente imitatie, het kind volgen in plaats van te leiden en de taal van het kind spreken, zouden de perfecte mix vormen om tot een geslaagd interventieprogramma te komen. Deze naturalistische, gedragsmatige aanpak zou leiden tot meer generalisatie doordat de relatie gedrag-bekrachtiger duidelijk is voor het kind en de leersituaties natuurlijk overkomen. Het leidt ook tot verhoogde spontaneïteit door meer natuurlijke interacties tussen kind en volwassene en door het kind de leiding te geven, omdat het leren op die manier in het spel geïntegreerd is. Bij de toepassing van deze richtlijnen kwamen de onderzoekers tot de volgende resultaten: kinderen met ASS die een training volgden in imitatievaardigheden, vertoonden na de training significant meer spontane objectimitatie. Voorts werden er ook verbeteringen gevonden in taal, symbolisch spel en joint attention (Ingersoll & Schreibman, 2006). Een strategie die hierbij aansluit, gebaseerd op leertheoretische principes, maakt gebruik van modelling. Jonge kinderen met ASS leren op die manier sociaalcommunicatieve vaardigheden aan. Bij Video Self-Modelling (VSM) treedt het kind op als zijn eigen rolmodel of imitator, door het bekijken van het eigen gedrag op video (Wert & Neisworth, 2003). Maar ook volwassenen kunnen als rolmodel optreden. Wanneer kinderen interageren met volwassenen die een meer matuur speelschema hanteren, leren ze ook via modelling op een meer mature manier spelen en heeft dit effect op de ontwikkeling van sensomotorisch en symbolisch spel (Rogers, 1999b). De spontane object- en gesticulaire imitatie verhoogt ook als ouders hun kind met ASS trainen in deze vaardigheden. Ouders rapporteerden dat de interventie leidde tot positieve veranderingen in sociaal engagement en speel- en communicatievaardigheden. De vraag is hier evenwel of dezelfde resultaten verwacht kunnen worden indien deze behandeling wordt uitgevoerd door therapeuten in plaats van door de ouders (Ingersoll & Gergans, 2007). De methode Do-As-I-Do (DAID), ontworpen door Custance, Whiten en Bard (in Rogers, 1999a) is een interventieprogramma met als doel het verbeteren van imitatievaardigheden 23

24 bij kinderen met ASS. Kinderen werden hier met succes door therapeuten getraind in imitatiegedrag. Andere interventies maken gebruik van imitatie als middel, waarbij het kind dan geïmiteerd wordt door een volwassene. Ook met deze methode worden positieve resultaten bereikt. Tronick, Als, Adamson, Wise, & Brazelton (1978) ontwikkelden het Still Face Paradigma (in Escalona, Field, Nadel, & Lundy, 2002). Dit paradigma werd verder ontwikkeld en aangepast door Escalona et al. (2002). De kinderen werden ofwel onderworpen aan de imitatieconditie ofwel aan de conditie met contingente responsiviteit, waarbij de aanwezige volwassene respectievelijk het kind imiteerde of contingent reageerde op het kind. Deze fase werd gevolgd door een fase waarin de volwassene geen reacties vertoonde. Zowel het distaal als het proximaal sociaal gedrag van het kind met ASS steeg, terwijl solitair gedrag, zoals alleen spelen, daalde in de imitatieconditie. Ook het imitatiegedrag van het kind verbeterde (Field, Field, Sanders, & Nadel, 2001). Het imitatiegedrag van de volwassene zorgt er bovendien voor dat het kind minder motorische activiteit vertoont, in vergelijking met de responsiviteitsconditie. Imitatie zou het kind meer bewust maken van de volwassene, waardoor de aandacht verschoven werd van de motorische activiteit naar de volwassene wanneer deze geen reacties meer vertoonde. Deze resultaten belichten ook de speciale status van het imitatieproces. Niet de directe responsiviteit is van belang, maar responsiviteit onder de vorm van gelijkaardig gedrag (Escalona et al., 2002). Het onderzoek van Salt et al. (2001) gebruikte ook imitatie als therapeutisch middel, waarbij de therapeut het kind imiteerde. Uit deze studie bleek dat vocale imitaties, imitatie van lichamelijke bewegingen en de reactie van het kind op de imitatie zorgt voor een verhoogd engagement. Het imitatieproces vond bij deze auteurs plaats in een lege, stille ruimte om elke vorm van afleiding te voorkomen, zodat het kind niet overspoeld werd door prikkels en zich volledig kon focussen op de imitatie en de interactie met de therapeut (Salt et al., 2001). Toetsing van dit behandelingsprogramma vertoont significante verbeteringen in imitatievaardigheden. Dit suggereert een globaal positieve ontwikkelingsuitkomst voor kinderen met ASS, aangezien imitatie hiermee gelinkt is, aldus de auteurs (Salt et al., 2002). 24

25 Beadle-Brown en Whiten (2004) stellen dat imitatie als therapeutisch middel, zowel onder de vorm van het aanmoedigen van imitatie bij het kind, als onder de vorm van het imiteren van het kind door de therapeut, mogelijkheden opent voor het kind om te interageren Interventie met integratie van imitatie en joint attention Uit de studie van Rogers et al. (2003) blijkt dat imitatievaardigheden sterker gecorreleerd zijn met joint attention bij kinderen met ASS, dan bij kinderen met andere ontwikkelingsstoornissen. Nochtans bevatte de joint attentiontaak geen imitatieve aspecten. Dit spreekt voor de hypothese dat beide processen een cruciaal deel van de primaire symptomen van vroegkinderlijk autisme omvatten. De vakgroep experimenteel-klinische- en gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent ontwierp een interventiestudie voor kinderen met een autistische stoornis in imitatie- en joint attentionvaardigheden. De integratie van deze twee cruciale elementen in een interventieprogramma is veelbelovend. Ingersoll et al. (2003) wees er al op dat imitatietrainingsprogramma s ook moeten focussen op ander sociaal gedrag, waaronder joint attention. Bovendien zijn joint attention en imitatie positief geassocieerd met de ontwikkeling van taal en sociale communicatievaardigheden op latere leeftijd (Charman, 2003), twee elementen die de deficits in het autistische beeld typeren. Het interventieprogramma van Salt et al. (2001, 2002) maakte eveneens gebruik van de combinatie van imitatie en joint attention en leverde positieve resultaten op. De training werd ontwikkeld in 2001 door Moens (2001) en Niessen (2001). Honoré (2002) integreerde de verschillende sessies en breidde de training verder uit. In 2003 pasten De Pauw (2003) en Christiaens (2003) de behandeling toe met de nadruk op procesevaluatie. In 2004 werd dit nog eens overgedaan door Pieters (2004) en Devos (2004). Cooreman ontwikkelde in 2006 een aantal nieuwe sessies. Eind 2006 werden de oude en nieuwe trainingssessies geïntegreerd om de interventie te optimaliseren. Door deze aanpassingen hopen we een effect van de training terug te vinden in imitatie en joint attention bij kinderen met ASS. De effectiviteit van deze geïntegreerde vroege 25

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Het stimuleren van sociaalcommunicatieve vaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen VVL Congres, Berchem, 14 maart 2014 Pervasieve

Nadere informatie

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme Deel VI Inleiding Wat zijn de mogelijkheden van EMDR voor cliënten met een verstandelijke beperking en voor cliënten met een autismespectrumstoornis (ASS)? De combinatie van deze twee in een en hetzelfde

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Informantenversie Informant: Liesbeth Bakker Vriendin INLEIDING SRS-A 2/6 Inleiding De SRS-A

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Informantenrapportage over 4- tot 18-jarigen Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING SRS-2 2/7 Inleiding

Nadere informatie

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1 Moet voldoen aan de criteria A, B, C en D A. Aanhoudende tekorten in sociale communicatie en sociale interactie in meerdere

Nadere informatie

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN

HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN HET IMPACT-PROGRAMMA: EEN OUDERTRAINING OM DE SOCIAAL-COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN VAN JONGE KINDEREN MET ASS TE STIMULEREN Sara Van der Paelt Onderzoeksgroep ontwikkelingsstoornissen Universiteit Gent

Nadere informatie

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. Profielvergelijking. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam HTS Report Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen INLEIDING 2/12 Inleiding Metingen / Personen Naam Leeftijd Geslacht Test Datum Tijdsduur Lijnstijl 42;0 m 18.07.2017 0.078 18.07.2017

Nadere informatie

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis

GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN. AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis GEWOON ANDERS ASS BIJ JONGE KINDEREN AutismeTeam Noord-Nederland, Jonx Lentis Programma Even voorstellen Wat is autisme? Vroege signalen bij autismespectrumstoornissen De eerste stap richting onderzoek

Nadere informatie

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen HGR-CSS Brussel, 20 juni 2014 Vroegtijdige interventie bij kinderen

Nadere informatie

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog

Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis. J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Op naar de DSM 5! Autismespectrumstoornis J. Wolthaus, GZ-psycholoog en C. Schoenmakers, GZ-psycholoog Autisme DSM IV: Stoornissen die meestal voor het eerst op zuigelingenleeftijd, kinderleeftijd of in

Nadere informatie

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers

Autismespectrumstoornis. SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND Mandy Bekkers Autismespectrumstoornis SPV REGIOBIJEENKOMST MIDDEN NEDERLAND 19-10-2016 Mandy Bekkers (mandybekkers@hotmail.com) Waarschuwing vooraf! 2 Geschiedenis Autos (Grieks: zelf) 1937-1940: Term autisme 1943 &

Nadere informatie

Focus op motivatie en communicatie

Focus op motivatie en communicatie Focus op motivatie en communicatie P I V O T A L R E S P O N S E T R E A T M E N T V O O R J O N G E K I N D E R E N M E T E E N A U T I S M E S P E C T R U M S T O O R N I S Autisme Moeite met sociale

Nadere informatie

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Erik van Zon ID 256-250 Datum 11.12.2015. Informantenrapportage over 3-jarigen

SRS-2. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen. HTS Report. Erik van Zon ID 256-250 Datum 11.12.2015. Informantenrapportage over 3-jarigen SRS-2 Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen HTS Report ID 256-250 Datum 11.12.2015 Informantenrapportage over 3-jarigen Informant: Elise de Bruin Moeder SRS-2 Profielformulier 2 / 6 PROFIELFORMULIER

Nadere informatie

Early Start Denver Model Sally Rogers en Geraldine Dawson

Early Start Denver Model Sally Rogers en Geraldine Dawson Early Start Denver Model Sally Rogers en Geraldine Dawson Ina van Berckelaer-Onnes 13-11-2012 Universiteit Leiden Sally Rogers Geraldine Dawson ESDM Early Start Denver Model for young children with autism

Nadere informatie

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Algemene Evaluatiecriteria

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Algemene Evaluatiecriteria Vlaamse Vereniging Autisme Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen Henri Dunantlaan 2 9000

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Autisme spectrum conditie

Autisme spectrum conditie (potentiële) belangenverstrengeling Geen Autisme spectrum conditie Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties met bedrijven Triversum W. Veenboer Kinder- en jeugdpsychiater Dag van eerste lijn Januari

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen

Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Vroege Signalen en Herkenning van Autisme Spectrum Stoornissen Rutger Jan van der Gaag & Iris Oosterling, gz-psycholoog 2006 Karakter pagina 1 Inhoud Autisme Vroege herkenning van autisme DIANE-project,

Nadere informatie

23 oktober 2013 1. Wat betekent autisme voor jou? Waaraan denk je spontaan? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over?

23 oktober 2013 1. Wat betekent autisme voor jou? Waaraan denk je spontaan? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over? Vroeger hoorde je daar toch niet zoveel over? Tegenwoordig heeft iedereen wel een etiketje! Hebben we dat niet allemaal een beetje? Als je niks hebt, is het precies al abnormaal! Mijn kind heeft (net)

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

7 Nederlandstalige Samenvatting

7 Nederlandstalige Samenvatting 7 Nederlandstalige Samenvatting Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarvan de symptomen zich in de kindertijd voor het eerst manifesteren en gedurende het gehele leven in verschillende vormen aanwezig

Nadere informatie

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters

Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Signalen van autismespectrumstoornissen (ASS) bij baby s en peuters Screening in de Vlaamse kinderdagverblijven en Diensten voor Opvanggezinnen Mieke Dereu Mieke Meirsschaut Inge Schietecatte Griet Pattyn

Nadere informatie

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004)

Dia 1. Dia 2. Dia 3. Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen. Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Dia 1 Aspecten van cognitief functioneren in Autisme Spectrum Stoornissen Een reactie van Bibi Huskens Dia 2 Executieve functies en autisme (Hill, 2004) Problemen in: Planning Inhibitie Schakelvaardigheid

Nadere informatie

Overzicht Autisme net ff anders. Herkennen van autisme in contact. Autisme Specifieke Communicatie. Vragen

Overzicht Autisme net ff anders. Herkennen van autisme in contact. Autisme Specifieke Communicatie. Vragen Autisme niet begrepen? Niet herkend! Gemeente Koggenland 6 november 2017 & Stichting Deuvel Mieke Bellinga Mariëlle Witteveen Overzicht Autisme net ff anders Herkennen van autisme in contact Autisme Specifieke

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

Leerlingen met autisme effectief ondersteunen bij sociale interactie in de klas (thematisch overzichtsartikel)

Leerlingen met autisme effectief ondersteunen bij sociale interactie in de klas (thematisch overzichtsartikel) Leerlingen met autisme effectief ondersteunen bij sociale interactie in de klas (thematisch overzichtsartikel) Presentatie ORD Carla Geveke: c.h.geveke@pl.hanze.nl Lectoraat Curious Minds Hanzehogeschool

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven

Executieve functies en emotieregulatie. Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Executieve functies en emotieregulatie Annelies Spek Klinisch psycholoog/senior onderzoeker Centrum autisme volwassenen, GGZ Eindhoven Inhoud 1. Executieve functies en emotieregulatie 2. Rol van opvoeding

Nadere informatie

Autisme, wat weten we?

Autisme, wat weten we? Autisme, wat weten we? Matt van der Reijden, kinder- en jeugdpsychiater & geneesheer directeur Dr Leo Kannerhuis, Oosterbeek 1 autisme agenda autisme autisme en het brein: wat weten we? een beeld van autisme:

Nadere informatie

SRS Informantenrapportage

SRS Informantenrapportage SRS Informantenrapportage Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen ID 4589-11 Datum 19.09.2014 Informant: Tineke moeder SRS Profielformulier 3 / 9 PROFIELFORMULIER Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen

Nadere informatie

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Sylvie Verté INLEIDING Reeds geruime tijd worden pogingen ondernomen om te bepalen welke aspecten van diverse ontwikkelings-

Nadere informatie

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme?

Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Neurofeedback: een geschikte behandeling voor autisme? Mirjam Kouijzer, MSc Radboud Universiteit Nijmegen Het programma Controversiële behandelingen Wat is biofeedback? Mijn onderzoek naar de effecten

Nadere informatie

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars

Het onderzoek. Taalontwikkeling. Inhoud. Lezing Kannercyclus 10 december 2012. Autismespectrumstoornissen. Jarymke Maljaars Autismespectrumstoornissen BEGRIP ALS STRUIKELBLOK: Taal bij kinderen met autisme en een verstandelijke beperking FENOTYPE KANNERCYCLUS 1 december 212 COGNITIE BIOLOGIE O M G E V I N G GENOTYPE Autisme

Nadere informatie

Autisme en de gevolgen Els Ronsse / MDR

Autisme en de gevolgen Els Ronsse /   MDR Autisme en de gevolgen Els Ronsse / www.psysense.be MDR Voorkomen? Voor het hele spectrum komen een aantal studies onafhankelijk van elkaar uit op 60 tot 70 op 10.000 of 1 op ongeveer 150 personen. Af

Nadere informatie

Vorming AUTISMESPECTRUM- STOORNIS

Vorming AUTISMESPECTRUM- STOORNIS Vorming AUTISMESPECTRUM- STOORNIS Bart Lenaerts Jorinde Dewaelheyns 6 december 2010 Wat mag je verwachten? Wat is autisme? Het stellen van de diagnose Wie? Hoe? Triade van stoornissen Autisme = anders

Nadere informatie

Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn

Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn Het syndroom van Down en autisme duel of dual? Yvette Dijkxhoorn Diagnostiek 1. Screening 2. Individueel descriptieve diagnostiek 3. Begeleiding en Behandeling Autismespectrumstoornissen VROEGE ONTWIKKELING

Nadere informatie

Omgaan met kinderen met autismespectrumstoornissen. Rob Neyens 22.10.2009

Omgaan met kinderen met autismespectrumstoornissen. Rob Neyens 22.10.2009 Omgaan met kinderen met autismespectrumstoornissen Rob Neyens 22.10.2009 Programma 1. Theorie: wat is autisme? 1.1 Buitenkant 1.2 Binnenkant 2. Praktijk: hoe omgaan met autisme? 2.1 Remediëren 2.2 Compenseren

Nadere informatie

Verstandelijke beperkingen

Verstandelijke beperkingen 11 2 Verstandelijke beperkingen 2.1 Definitie 12 2.1.1 Denken 12 2.1.2 Vaardigheden 12 2.1.3 Vroegtijdig en levenslang aanwezig 13 2.2 Enkele belangrijke overwegingen 13 2.3 Ernst van verstandelijke beperking

Nadere informatie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie

SRS-A. Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie HTS Report SRS-A Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen bij volwassenen ID 255-2 Datum 15.01.2016 Zelfrapportageversie SRS-A Profielformulier 3 / 9 PROFIELFORMULIER Screeningslijst voor autismespectrumstoornissen

Nadere informatie

het neuropsychologisch denkkader binnen een schoolsetting Claudia König Klinisch psycholoog, RCKJP

het neuropsychologisch denkkader binnen een schoolsetting Claudia König Klinisch psycholoog, RCKJP het neuropsychologisch denkkader binnen een schoolsetting Claudia König Klinisch psycholoog, RCKJP 15-03-2013 Inhoud Het neuropsychologisch denkkader De schoolsetting Ter ondersteuning bij het kind met

Nadere informatie

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence

Lezing voor de NVA. Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog. Ontwikkelingsstoornissen Dimence Lezing voor de NVA Door Harmke Nygard-Smith Klinisch psycholoog Ontwikkelingsstoornissen Dimence Waarom diagnostiek? Hoe doen we eigenlijk diagnostiek? De DSM 5 Wijzigingen in de DSM 5 voor de autisme

Nadere informatie

Autisme als contextblindheid

Autisme als contextblindheid Leerlingen met autisme in het secundair onderwijs Autisme Limburg 18 oktober 2011 KobeVanroy Autisme Centraal, Gent Autisme als contextblindheid P. Vermeulen, 2009 Autisme: prevalentie 2010 Autisme Centraal

Nadere informatie

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek

Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Autisme en de DSM-5 symposium autismenetwerk Zuid- Holland Zuid Autismeweek Woensdag 2 april 2014 Ad van der Sijde, Yulius Autisme Paul Reijnen, BOBA Inhoud Presentatie Vragen Veranderingen DSM-5 autisme

Nadere informatie

De plaats van neuropsychologisch onderzoek binnen het diagnostisch proces

De plaats van neuropsychologisch onderzoek binnen het diagnostisch proces De plaats van neuropsychologisch onderzoek binnen het diagnostisch proces Werkgroep: Audrey Mol, Ilse Noens, Annelies Spek, Cathelijne Tesink, Jan-Pieter Teunisse Inhoud NPO en differentiaal diagnostiek

Nadere informatie

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG

ADHD en ASS. Bij normaal begaafde volwassen. Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG ADHD en ASS Bij normaal begaafde volwassen Utrecht, 23-01-2014 Anne van Lammeren, psychiater UCP/UMCG Disclosure belangen spreker (potentiële) Belangenverstrengeling Geen Voor bijeenkomst mogelijk relevante

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA 7-12-2018 Inhoud Vroegdetectie in een relationeel perspectief Infant and Early Childhood

Nadere informatie

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016

Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Autisme en een verstandelijke beperking 20 september 2016 Cecile Blansjaar: orthopedagoog/autisme specialist Gedragskundige Stichting de Waerden Mede oprichter De Sociale Bron Wat is Autisme? In Nederland

Nadere informatie

Trainen van imitatie en gedeelde aandacht. effect op het sociaalcommunicatief taalgebruik

Trainen van imitatie en gedeelde aandacht. effect op het sociaalcommunicatief taalgebruik Academiejaar 2012-2013 Eerste examenperiode Trainen van imitatie en gedeelde aandacht bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis: effect op het sociaalcommunicatief taalgebruik Masterproef neergelegd

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Inzicht in Autisme. Lezing

Inzicht in Autisme. Lezing Inzicht in Autisme Lezing 18-09-2014 FRANS COOLEN ASS Trainer NVA ASS Trainer/coach bij In to Autisme frans.coolen@intoautisme.nl ASS Autisme Spectrum Stoornis Per persoon Per leeftijd In ernst In verschijningsvorm

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Samenvatting. Autismespectrumstoornissen

Samenvatting. Autismespectrumstoornissen Samenvatting Autismespectrumstoornissen Autismespectrumstoornissen zijn ontwikkelingsstoornissen die gekenmerkt worden door beperkingen in sociale omgang, de communicatie en de verbeelding. Ze gaan vaak

Nadere informatie

1-jarige opleiding ABA

1-jarige opleiding ABA 1-jarige opleiding ABA Onze opleiding bestaat uit een basisworkshop en 6 verdiepende workshops, die elk 1 weekend beslaan. De kosten voor de gehele opleiding bedragen 1.600,00. Alle workshops bestaan uit:

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Autisme (ASS) begeleiding of aansturing? Platformdag Passend Onderwijs 3 december 2015 Chul Joo Ro

Autisme (ASS) begeleiding of aansturing? Platformdag Passend Onderwijs 3 december 2015 Chul Joo Ro Autisme (ASS) begeleiding of aansturing? Platformdag Passend Onderwijs 3 december 2015 Chul Joo Ro Voorzet Voorzet is gespecialiseerd in het begeleiden van mensen met autisme sinds 1994. Is actief in Noord

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys Een reactie door Hilde M. Geurts Lezing Begeer, Keysar et al., 2010: Advanced ToM 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Autisme (n=34) Controle

Nadere informatie

Autisme begeleiding of aansturing? Workshop Platformdag gehandicapten 9 april 2015 Chul Joo Ro

Autisme begeleiding of aansturing? Workshop Platformdag gehandicapten 9 april 2015 Chul Joo Ro Autisme begeleiding of aansturing? Workshop Platformdag gehandicapten 9 april 2015 Chul Joo Ro Voorzet Voorzet is gespecialiseerd in het begeleiden van mensen met autisme sinds 1994. Actief in Noord en

Nadere informatie

Het belang van (ondersteuning van) communicatie bij personen met een verstandelijke handicap

Het belang van (ondersteuning van) communicatie bij personen met een verstandelijke handicap Het belang van (ondersteuning van) communicatie bij personen met een verstandelijke handicap Prof. dr. Bea Maes, Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek, K.U.Leuven 1. Centrale rol van taal en communicatie

Nadere informatie

Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld)

Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld) Executieve functies in vogelvlucht (met autisme als voorbeeld) Hilde M. Geurts Universiteit van Amsterdam Dr. Leo Kannerhuis Boodschap 1. Bij mensen met verschillende diagnoses zien we meer EF problemen

Nadere informatie

Contact maken, Wat is dat?

Contact maken, Wat is dat? Contact maken, Wat is dat? 2 december 2015, Deventer Derek Strijbos d.strijbos@dimence.nl Contact maken, Wat is dat? 1. Contact en autisme 2. Het conceptuele probleem 3. Een filosofisch voorstel 4. Hoe

Nadere informatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Thema Kernelementen Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie Tips voor de trainer: Werken met mensen is werken met emotie. Leer emoties als signaal te herkennen, maar niet als leidraad te

Nadere informatie

Leerlingen met autisme effectief ondersteunen bij sociale interactie in de klas (thematisch overzichtsartikel)

Leerlingen met autisme effectief ondersteunen bij sociale interactie in de klas (thematisch overzichtsartikel) Leerlingen met autisme effectief ondersteunen bij sociale interactie in de klas (thematisch overzichtsartikel) Presentatie conferentie Jeugd in Onderzoek Carla Geveke: c.h.geveke@pl.hanze.nl Leerlingen

Nadere informatie

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen

Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Inleiding psycho-educatie ASS bij volwassenen Dit is de inleiding van de psycho-educatie modules. Aan de hand van deze modules geven we meer informatie over hoe autismespectrumstoornissen (ASS) zich uiten

Nadere informatie

Autisme en depressie. Congres Nijcare 14 juni 2018 Katelijne Robbertz & Cees Kan

Autisme en depressie. Congres Nijcare 14 juni 2018 Katelijne Robbertz & Cees Kan Autisme en depressie Congres Nijcare 14 juni 2018 Katelijne Robbertz & Cees Kan Hoe herken je autisme bij een depressieve patiënt? 3 Wat gaat hier mis? DSM5 criteria Autismespectrumstoornis A. Beperkingen

Nadere informatie

www.hildedeclercq.be hilde_de_clercq@telenet.be

www.hildedeclercq.be hilde_de_clercq@telenet.be 1 Pervasieve Ontwikkelingsstoornis Spel en Verbeelding Taal en Communicatie Emoties Seksualiteit en Relatievorming Eten Slapen Zindelijk worden Zelfredzaamheid of Algemene Dagelijkse leefvaardigheden 2

Nadere informatie

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington 1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington 2. Autisme: Kwalitatieve verschillen op 3 gebieden: taalvaardigheden, sociale vaardigheden en beperkte/

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Toepassing van mindfulness in het ziekenhuis

Toepassing van mindfulness in het ziekenhuis Toepassing van mindfulness in het ziekenhuis Een pleidooi voor kortdurende interventies met duurzaam effect Willem Fonteijn Medische Psychologie Catharina Ziekenhuis, Eindhoven Een vorm van cognitieve

Nadere informatie

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Specifieke Evaluatiecriteria Residentiële Voorziening (Volwassenen)

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Specifieke Evaluatiecriteria Residentiële Voorziening (Volwassenen) Vlaamse Vereniging Autisme Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen Henri Dunantlaan 2 9000

Nadere informatie

De Driestroom DTT Stapsgewijs vaardigheden leren

De Driestroom DTT Stapsgewijs vaardigheden leren voor De Driestroom kinderen met een ontwikkelingsachterstand DTT Stapsgewijs vaardigheden leren Elly: is veel opener geworden. Nynke: is echt vooruit gegaan. Yvo: begrijpt meer. DTT Stapsgewijs vaardigheden

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Oolgaardt lezing 28 November 2006 Ze kunnen het wel, maar ze

Oolgaardt lezing 28 November 2006 Ze kunnen het wel, maar ze Oolgaardt lezing 28 November 2006 Ze kunnen het wel, maar ze doen het niet Sociaal emotionele vermogens van normaal intelligente kinderen met autisme spectrum stoornissen (ASS) Sander Begeer (Vrije Universiteit,

Nadere informatie

Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij

Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij Van Hé, hier ben ik tot Ha, daar ben jij Floortime: ontwikkelingsgerichte therapie, met ouders en het jonge kind aan het werk Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater & Ilse Vansant, psycholoog afdeling

Nadere informatie

Perspectief op Potenties

Perspectief op Potenties Perspectief op Potenties Jaap van der Stel Jaap van der Stel Lector GGz Hogeschool Leiden Brijder-Parnassia GGZ ingeest Een derde meer herstel? Vereist: brede visie op herstel, inclusief focus op functioneel

Nadere informatie

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Specifieke Evaluatiecriteria Revalidatiecentrum

ASKe-instrument. Instrument voor Autisme Specifieke Kwaliteitsevaluatie. Specifieke Evaluatiecriteria Revalidatiecentrum Vlaamse Vereniging Autisme Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen Henri Dunantlaan 2 9000

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Au-tomutilatie. Een groot probleem, een grote uitdaging. Carmen van Bussel Orthopedagoog/GZ-psycholoog

Au-tomutilatie. Een groot probleem, een grote uitdaging. Carmen van Bussel Orthopedagoog/GZ-psycholoog Au-tomutilatie Een groot probleem, een grote uitdaging Carmen van Bussel Orthopedagoog/GZ-psycholoog Inhoud Waarom verwonden cliënten zichzelf? Handelingsverlegenheid en machteloosheid bij begeleiders

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie Voorlopige resultaten van het onderzoek naar de perceptie van medewerkers in sociale (wijk)teams bij gemeenten - Yvonne Zuidgeest

Nadere informatie

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door

Welkom. DGM en Autisme. Esther van Efferen-Wiersma. Presentatie door Welkom DGM en Autisme Presentatie door Esther van Efferen-Wiersma Inhoud DGM en autisme? Autisme: recente ontwikkelingen Van beperkingen naar (onderwijs)behoeften DGM en autisme! Vragen? DGM en Autisme?

Nadere informatie

Wie is wie? Tips & tricks om mijn sport AUTISME-VRIENDELIJKER te maken. Vertaling van wetenschappelijke inzichten naar de praktijk.

Wie is wie? Tips & tricks om mijn sport AUTISME-VRIENDELIJKER te maken. Vertaling van wetenschappelijke inzichten naar de praktijk. Tips & tricks om mijn sport AUTISME-VRIENDELIJKER te maken Vertaling van wetenschappelijke inzichten naar de praktijk Debbie Van Biesen Wie is wie? 1 Opwarming Is mijn sport autismevriendelijk? Is mijn

Nadere informatie

Autisme bij het sterke geslacht. dr. Els M.A. Blijd-Hoogewys Klinisch Psycholoog / Psychotherapeut Manager Behandelzaken INTER-PSY

Autisme bij het sterke geslacht. dr. Els M.A. Blijd-Hoogewys Klinisch Psycholoog / Psychotherapeut Manager Behandelzaken INTER-PSY Autisme bij het sterke geslacht dr. Els M.A. Blijd-Hoogewys Klinisch Psycholoog / Psychotherapeut Manager Behandelzaken INTER-PSY Overzicht presentatie Wat is ASS? ASS bij vrouwen Diagnostiek bij vrouwen

Nadere informatie

Laag intensieve gedragstherapie voor kinderen met ASS en VB

Laag intensieve gedragstherapie voor kinderen met ASS en VB Promotieonderzoek (2007-2012) voor kinderen met ASS en VB Drs. Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit Nijmegen Fostering development in young children with autism spectrum disorders and intellectual

Nadere informatie

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart 2009. 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart 2009. 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond Werkgeheugen bij kinderen met SLI Brigitte Vugs, 19 maart 2009 Indeling presentatie 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond SLI, Geheugen, Werkgeheugen 3. Ontwikkeling werkgeheugen 4. Relatie werkgeheugen

Nadere informatie

AANLEREN VAN JOINT ATTENTION EN IMITATIEVAARDIGHEDEN BIJ JONGE KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS: EEN INTERVENTIESTUDIE

AANLEREN VAN JOINT ATTENTION EN IMITATIEVAARDIGHEDEN BIJ JONGE KINDEREN MET EEN AUTISMESPECTRUMSTOORNIS: EEN INTERVENTIESTUDIE Abstract Abstract Tekorten in vroege sociaal-communicatieve vaardigheden, zoals imitatie- en joint attentionvaardigheden, zijn de vroegste indicatoren van autismespectrumstoornissen (ASS). Om de uitkomsten

Nadere informatie

Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5

Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5 Autisme Spectrum Stoornissen Van DSM IV naar DSM 5 Britt Hoogenboom, kinder,- en jeugdpsychiater Dr. Sanne Hogendoorn, psycholoog Zorgprogrammaleiders Centrum voor Autisme en Psychose, de Bascule Referatencyclus

Nadere informatie

Welkom. Voorstellen. Programma. Inleiding en voorstellen Wat is autisme, oorzaak en hoe herken je het? Autisme vanuit eigen ervaring

Welkom. Voorstellen. Programma. Inleiding en voorstellen Wat is autisme, oorzaak en hoe herken je het? Autisme vanuit eigen ervaring Welkom Algemene informatieavonden GGZ Noord- Holland-Noord in samenwerking met Stichting Deuvel Voorstellen Mieke Bellinga & Mariëlle Witteveen Programma Inleiding en voorstellen Wat is autisme, oorzaak

Nadere informatie

Het aanleren van imitatievaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis

Het aanleren van imitatievaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Academiejaar 2012-2013 Eerste examenperiode Het aanleren van imitatievaardigheden bij jonge kinderen met een autismespectrumstoornis Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen

Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP. Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Psycho sociale gevolgen bij kinderen met CP Susanne Sluijter Orthopedagoog Mytylschool De Trappenberg Mytylschool Behandelteam Merem Huizen Ontwikkelingsfasen bij kinderen. 3 Basisbehoeften van kinderen.

Nadere informatie