VERWERKINGS- VOORSCHRIFTEN

Transcriptie

1 WALL LB VERWERKINGS- VOORSCHRIFTEN PRINCIPE WALL LB 1. SAFE-R WALL LB 2. Binnenspouwblad 3. Isolatieplug 4. Draagstructuur van gevelbekleding 5. Geventileerde spouw 6. Gevelbekleding DE GEISOLEERDE GEVENTILEERDE GEVELS WORDEN ALS VOLGT OPGEBOUWD Binnenspouwblad in dragend metselwerk of in gewapend beton. Het binnenspouwblad is luchtdicht of wordt luchtdicht afgewerkt zodat het luchtdrukverschil tussen de geventileerde bekleding en binnenruimte geen aanleiding geeft tot vochtdoorslag en ervoor zorgt dat de regendoorslag afloopt aan de buitenzijde van de gevelbekleding. SAFE-R WALL LB isolatiemateriaal, goed aansluitend en mechanisch verankerd aan het binnenspouwblad. Draagstructuur van gevelbekleding, van vochtbestendig materiaal, thermisch onderbroken door laag isolatiemateriaal en verankerd aan het binnenspouwblad aangebracht. Plaatsing volgens voorschriften van de fabrikant van het gevelbekledingssysteem. Framediepte minimaal 20 mm voor ventilatie met lucht. Gevelbekleding in sidings of beplating. VOORDELEN: De eventuele inwendige condensatie treedt op aan de binnenzijde van de gevelbekleding. De gevelbekleding kan sneller drogen ten gevolge van de ventilatie. Isolatiemateriaal met verbeterde brandreactieklasse B-s1-d0. Winddichte buitenzijde indien SAFE-R WALL LB isolatienaden wordt afgewerkt met UNITAPE Zeer geschikt voor thermisch renoveren van bestaande gevels. AANDACHTSPUNTEN: Droog transporteren en droog opslaan. Tijdens de duur van de werken moeten de in opbouw zijnde muren en isolatie tegen de weersinvloeden beschermd worden. Bij gevelbekledingen die regendoorslag toelaten moet de isolatie beschermd worden met een UV-bestendige, waterdichte, damp-open folie. 18

2 WALL LB VOORBEREIDING: Zorg voor een schone en vlakke ondergrond, vrij van mortelresten. BEVESTIGING: De isolatieplaten worden met de lange zijde horizontaal geplaatst, in halfsteens verband. De isolatieplaten worden strak aansluiten geplaatst. De isolatieplaten worden met 9 kunststof isolatiepluggen per plaat bevestigd. Min. 50 mm en max. 150mm uit de rand van de plaat, gelijkmatig verdeeld over de plaat. Bij passtukken worden minimaal 2 isolatiepluggen per passtuk gebruikt. AANSLUITINGEN: Aansluitingen met andere bouwdelen worden opgespoten met flexibel brandwerend PU-schuim. Houdt hiervoor best 15mm ruimte vrij tussen de isolatieplaten en de andere bouwdelen. De naden tussen de isolatieplaten worden afgewerkt met UNITAPE. GEVELBEKLEDING: Plaats de gevelbekleding aansluitend na plaatsing van de SAFE-R isolatie. Houdt minimaal een vrije luchtspouw van 20mm breed aan. Volg de voorschriften van de fabrikant van het gevelbekledingssysteem. Het gevelbekledingssysteem moet inclusief de geplaatste draagstructuur, luchtspouw en isolatie voldoen aan de geldende brandeisen. Contacteer UNILIN voor specifiek advies. TWEELAAGSE PLAATSING: Plaats de platen in dat geval zowel horizontaal als verticaal als in de hoeken verspringend. Start met de plaatsing van twee rijen van de eerste laag, waarbij de eerste laag tegen het binnenspouwblad wordt begonnen met een halve plaat. De platen van de eerste laag worden voorlopig mechanisch bevestigd met een isolatieplug per plaat. Vervolgens wordt de eerste rij van de tweede laag geplaatst. De isolatiepluggen gaan doorheen de twee isolatielagen en worden verankerd in het binnen- en 19

3 VERWERKINGS- VOORSCHRIFTEN PRINCIPE 1. SAFE-R 2. UTHERM FLOOR 3. Binnenspouwblad 4. Buitenspouwblad 5. Waterkerende laag 6. Open stootvoeg 7. Spouwanker met isolatieclip 8. Isolerende bouwsteen 9. Draagvloer 10. Randstrookisolatie 11. Vloerafwerking 12. Pleisterwerk DE GEISOLEERDE SPOUWMUREN WORDEN ALS VOLGT OPGEBOUWD Binnenspouwblad in dragend metselwerk of in gewapend beton. Het binnenspouwblad is luchtdicht of wordt luchtdicht afgewerkt zodat het luchtdrukverschil tussen spouw en binnenruimte geen aanleiding geeft tot vochtdoorslag en ervoor zorgt dat de regendoorslag afloopt aan de spouwzijde van het SAFE-R isolatiemateriaal, goed aansluitend en mechanisch verankerd aan het binnenspouwblad. Spouw, minimaal 20mm vrije ruimte tussen de isolatieplaten en het gevelmetselwerk. Buitenspouwblad in metselwerk; al dan niet afgewerkt met buitenpleister of verf. Biedt bescherming tegen regen. GEDEELTELIJKE SPOUWVULLING Men gaat ervan uit dat: - Het neerslagwater aan beide zijden van het gevelmetselwerk kan aflopen. - Luchtstromingen in de spouw kunnen voorkomen. Het volgende moet vermeden worden: - Mortelresten in de luchtspouw bij het optrekken van het gevelmetselwerk om een correcte aansluiting tegen het binnenspouwblad te garanderen. - Luchtstromingen tussen de isolatielaag en het binnenspouwblad. VOORDELEN: De eventuele inwendige condensatie treedt op aan de binnenzijde van het Isolatie komt niet in contact met het condenswater. Het buitenspouwblad kan sneller drogen ten gevolge van de ventilatie. De isolatie is nooit in contact met het Het buitenspouwblad mag dampdicht afgewerkt worden. 20

4 AANDACHTSPUNTEN: Bij slechte plaatsing kunnen er convectiestromingen optreden. De uitvoering vraagt meer aandacht. OPMERKING Bij deelvulling, in het geval van gevel metselwerk met traditionele mortel: Luchtspouw 30 mm, zodat rekening houdend met de uitvoeringstoleranties er een vrije en continue luchtspouw aan de gevelzijde aanwezig is. Bij deelvulling, in het geval van gevel metselwerk met lijmmortel: Luchtspouw 20 mm, zodat rekening houdend met de uitvoeringstoleranties er een vrije en continue luchtspouw aan de gevelzijde aanwezig is. UITVOERING Conform BUtgb-informatieblad met referentie 2011/1 Geisoleerde spouwmuren met gevelmetselwerk en conform NBN B Een geisoleerde spouwmuur vraagt een nauwkeurige uitvoering. Hierbij wordt aangewezen eerst het binnenspouwblad op te trekken zodat mortelresten of baarden kunnen verwijderd worden. Op deze manier wordt een vlakke ondergrond voor het isolatiemateriaal gerealiseerd. De isolatieplaten moeten goed aansluitend op het binnenspouwblad geplaatst worden. Langs- en rotatieluchtstromen moeten absoluut vermeden worden. Om het afstromende water naar buiten toe te evacueren zal onderaan de spouw en boven elke gevelonderbreking een waterkerend membraam worden geplaatst. Open stootvoegen (minstens 7 per lopende meter) worden voorzien boven elke waterkerend membraan. De openingen moeten onvervuild vrij zijn om toe te laten water af te voeren. Tijdens de duur van de werken moeten de in opbouw zijnde muren en isolatie materiaal tegen de weersinvloeden beschermd worden. Het gevelbekledingssysteem moet inclusief de draagstructuur, luchtspouw en isolatie voldoen aan de geldende brandeisen. Contacteer UNILIN voor specifiek advies. VOORBEREIDING: Zorg voor een schone en vlakke ondergrond, vrij van mortelresten. SPONNING: Plaats de sponning naar buiten afwaterend om het insijpelen van regenwater te voorkomen. AANSLUITINGEN: Aansluitingen met andere bouwdelen worden opgespoten met flexibel brandwerend PU-schuim. Houdt hiervoor best 15 mm ruimte vrij tussen de isolatieplaten en de andere bouwdelen. TWEELAAGSE PLAATSING: Plaats de platen in dat geval zowel horizontaal als verticaal als in de hoeken verspringend. Start met de plaatsing van twee rijen van de eerste laag, waarbij de eerste laag tegen het binnenspouwblad wordt begonnen met een halve plaat. De platen van de eerste laag worden voorlopig mechanisch bevestigd met een isolatieplug per plaat. Vervolgens wordt de eerste rij van de tweede laag geplaatst. De isolatiepluggen gaan doorheen de twee isolatielagen en worden met spouwankers verankerd in het binnen- en 21

5 SPOUWANKERS Aan spouwankers worden volgende eisen gesteld: De spouwankers moeten corrosiebestendig zijn. Bij voorkeur worden RVS spouwankers toegepast. Ter bevestiging van het buitenmetselwerk is het nodig om per m² min. 5 spouwankers te plaatsen in het binnenspouwblad; Het exacte aantal spouwankers is afhankelijk van verschillende factoren waaronder de windbelasting en moet bepaald worden door berekening. De maximale afstand tussen 2 spouwankers mag volgens NBN B Uitvoering van metselwerk niet meer bedragen dan 750 mm in horizontale richting en 300 mm in verticale richting. Voor spouwbreedtes tot en met 130 mm wordt met een diameter van 4 mm gewerkt, voor grotere spouwbreedtes 5 mm. De afstand van de spouwankers tot de rand van de isolatie, loodrecht op de rand gemeten bedraagt minimaal 50 mm en maximaal 150 mm. De isolatieplaten worden op hun plaats gehouden door klemschijven op de spouwankers te voorzien of door speciale kunststof afstandshouders (pluggen). De isolatieplaten worden met 9 kunststof isolatiepluggen per plaat bevestigd. Min. 50 mm en max. 150 mm uit de rand van de plaat, gelijkmatig verdeeld over de plaat. Bij passtukken worden minimaal 2 isolatiepluggen per passtuk gebruikt. De waterdrup wordt gevormd door een vouw in de spouwankers of door een afvoervoorziening op de klemschijven of afstandshouders; Plaatsing van de spouwankers in een zigzag patroon wordt aanbevolen. PLAATSEN VAN 2 LAGEN SAFE-R ISOLATIE Het isolatiepakket kan ook opgebouwd worden uit 2 isolatielagen. De platen worden in dat geval zowel horizontaal als verticaal als in de hoeken verspringend geplaatst. Men start met de plaatsing van twee rijen van de eerste laag, waarbij de eerste laag tegen het binnenspouwblad wordt begonnen met een halve plaat. De platen van de eerste laag worden voorlopig mechanisch bevestigd met een bevestiging per plaat. Vervolgens wordt de eerste rij van de tweede laag geplaatst. De spouwankers gaan doorheen de twee isolatielagen en worden met spouwankers verankerd in het binnen- en VERSNIJDEN SAFE-R De SAFE-R Wall LD isolatieplaten worden met een handzaag op de juiste maat gezaagd. WINDDICHTING Om een winddichting te garanderen kunnen de naden worden afgekleefd met UNITAPE. Dit is een optionele handeling. Een tweelaagse opbouw heeft het voordeel dat de eerste laag reeds luchtdicht is op voorwaarde dat de platen geschrankt ten opzichte van elkaar worden geplaatst. De naden van de tweede laag (buitenste laag) kunnen optioneel afgekleefd worden om de winddichting te garanderen. 22

6 23