Directiereglement Fonds Slachtofferhulp. Pre-ambule

Transcriptie

1 Directiereglement Fonds Slachtofferhulp Pre-ambule Statutaire doelstelling - Het werven en besteden van fondsen ten behoeve van slachtofferhulpverlening, preventie van slachtofferschap en het anderszins verbeteren van de positie van slachtoffers; - Het bevorderen van samenwerking tussen organisaties die actief zijn op het terrein van slachtofferhulpverlening, preventie van slachtofferschap en het anderszins verbeteren van de positie van slachtoffers; - Het verstrekken van voorlichting over slachtofferhulpverlening, preventie van slachtofferschap, de positie van slachtoffers en het bijbehorende werkveld; - Hetgeen met bovenstaande in de ruimste zin van het woord verband houdt. Missie De missie van Fonds Slachtofferhulp is het bevorderen van de hulpverlening aan slachtoffers (en nabestaanden, naasten en getuigen) van een misdrijf, verkeersongeval of ramp, het bevorderen van preventie van slachtofferschap en het anderszins verbeteren van de positie van slachtoffers in elk opzicht. Dit streeft het Fonds na door: - Financiële ondersteuning (subsidies) aan organisaties die actief zijn in slachtofferhulpverlening, preventie van slachtofferschap of anderszins verbeteren van de positie van slachtoffers; - Financiële noodhulp aan individuele slachtoffers; - Volgen en verantwoorden van bestedingen, voeren van een bestedingsbeleid en (doen) verrichten van beleidsonderzoek; - Waar nodig initiëren van projecten, campagnes en onderzoek; - Het werven van fondsen via particuliere donateurs en bedrijven, loterijen en de organisatie van evenementen; - Voorlichting, bewustwordingscampagnes en belangenbehartiging Visie Sinds de oprichting in 1989 heeft Fonds Slachtofferhulp gewerkt vanuit de filosofie: Als iemand uit de maatschappij iets wordt aangedaan is het goed dat vanuit diezelfde maatschappij de helpende hand wordt geboden. Vanaf de oprichting heeft de vertaling hiervan plaatsgevonden door de financiering van vrijwillige hulpverlening in heel Nederland, het bijstaan van slachtoffers met emotionele, praktische en juridische hulp. Lotgenotencontact, belangenbehartiging en andere vormen van maatschappelijke inzet ten gunste van slachtoffers passen ook binnen deze gedachte. Het Fonds hecht nog altijd veel waarde aan deze filosofie. Daarnaast heeft het Fonds een aantal andere grondslagen benoemd: Gedeelde verantwoordelijkheid Overheid, particuliere maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en burgers delen de verantwoordelijkheid voor de veiligheid in Nederland en de zorg voor slachtoffers. Ieder heeft hierin een eigen rol. Fonds Slachtofferhulp financiert niet datgene dat tot de verantwoordelijkheid van de overheid behoort maar richt zich juist op het particulier initiatief. Het is doorgaans het particulier initiatief dat een aanjaagfunctie vervult, door innovaties te stimuleren die bij gebleken succes aan de overheid overgedragen kunnen worden voor een landelijke implementatie. Vastgesteld op 18 september /7

2 Best denkbare opvang Om de ernstige gevolgen van slachtofferschap voor mensen zo beperkt mogelijk te houden is het streven de slachtoffers te voorzien van de best denkbare opvang. Om dit te bereiken moet de hulpverlening vernieuwen en mee veranderen met externe ontwikkelingen. Verschillende behoeften van uiteenlopende groepen slachtoffers zorgen ervoor dat één standaard hulpaanbod niet toereikend is en dat specifieke hulp voor specifieke groepen noodzakelijk blijkt. Fonds Slachtofferhulp wil een bijdrage leveren aan het valideren, differentiëren en moderniseren van de hulpverlening aan slachtoffers. Empowerment van het slachtoffer Een slachtoffer van een misdrijf, een verkeersongeval of ramp is niet per definitie iemand die passief hulpbehoevend is. Hulp aan slachtoffers moet er met name op gericht zijn mensen weer in staat te stellen om zichzelf te zijn. Om vanuit hun eigen veerkracht en weerbaarheid te herstellen van een schokkende gebeurtenis. Vastgesteld op 18 september /7

3 Directiereglement Dit directiereglement vormt een aanvulling op hetgeen in de statuten en het huishoudelijk reglement van de stichting is geregeld ten aanzien van de directie en de verhouding van de directie tot het bestuur en de bestuurscommissies. De betreffende artikelen zijn aan dit reglement aangehecht. Algemeen Voor het doel van dit reglement moeten de volgende termen op de volgende wijze worden uitgelegd: Bestuur Het bestuur zoals dat overeenkomstig artikel 6 van de statuten is samengesteld Bestuurscommissie Een door het bestuur ingestelde commissie die over onderdelen van beleid adviseert aan het bestuur of die gemandateerd is voor het nemen van bestuursbesluiten. Bestuursvergadering De vergadering van het bestuur Directeur Door het bestuur aangestelde directeur die besluiten voorbereidt en uitvoert Directiereglement Onderhavig reglement Huishoudelijk reglement Het huishoudelijk reglement, als voor het laatst gewijzigd en vastgesteld op 2 september 2008 Managers Door de directie aangestelde managers van de afdelingen beleid & bestedingen en fondsenwerving & communicatie Mandaat Regeling waarmee de directeur besluiten en rechtshandeling kan uitvoeren namens het bestuur, als laatstelijk vastgelegd in een machtiging d.d. 23 juni Projectcommissie Een commissie die adviseert over incidentele activiteiten van uitvoerende aard Statuten De statuten van de Stichting, als laatstelijk vastgesteld op 13 april 2005 Steunstichtingen De stichtingen die onder het Fonds Slachtofferhulp ressorteren en waaruit giften voor speciale doelstellingen worden gedaan. Het bestuur van de stichtingen wordt gevormd door het Fonds Slachtofferhulp en de directeur voert tevens de directie van de steunstichtingen. Werkorganisatie De organisatie, het bureau, belast met de uitvoering van de doelstelling onder leiding van de directeur, zoals opgenomen in artikel 11 van de statuten. Vastgesteld op 18 september /7

4 Artikel 1 Structuur 1.1 Het bestuur is belast met de algemene leiding over en het behartigen van de belangen van de Stichting en haar steunstichtingen. De directie is belast met de dagelijkse leiding van de werkorganisatie, binnen de kaders zoals die door het bestuur worden vastgesteld. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het door de directie gevoerde beleid. 1.2 De directie hanteert bij het uitoefenen van haar taak als uitgangspunt de doelstelling van de Stichting, die verder is uitgewerkt in missie en visie. Artikel 2 Benoeming en functioneren directeur 2.1 Het bestuur is bevoegd de directeur te benoemen, te schorsen en te ontslaan. 2.2 De directeur is gehouden aan de functiebeschrijving die bij aanstelling is ondertekend. 2.3 Het bestuur stelt de functieomschrijving van de directeur vast. Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en salariëring van de directeur is gedelegeerd aan de portefeuillehouder personeelsbeleid, daartoe bijgestaan door de voorzitter en/of de penningmeester van het bestuur, die daarbij de richtlijnen van de Vereniging Fondsenwervende Instellingen (VFI) in aanmerking nemen. 2.4 Eenmaal per jaar in november vindt met de directeur een beoordelingsgesprek plaats. Tussentijds kunnen functioneringsgesprekken plaatsvinden. De gesprekken worden afgenomen door de portefeuillehouder personeelsbeleid, bijgestaan door voorzitter en/of penningmeester. In dit gesprek komt het functioneren van de directeur, het functioneren van de werkorganisatie onder leiding van de directeur en de verhouding bestuur / directeur aan de orde. Artikel 3 Verhouding bestuur en directie 3.1 De taak van het bestuur is omschreven in de statuten van de stichting. Meer specifiek heeft het bestuur tot taak: 1. Het vaststellen van de hoofdlijnen van beleid, de strategie alsmede begroting en meerjarenbegroting 2. het toezicht houden op en adviseren van de directeur bij de voorbereiding van strategie, beleid en begroting, respectievelijk de uitvoering daarvan. 3.2 Om de in artikel 3.1 genoemde taken praktische invulling te geven heeft het bestuur een aantal bestuurscommissies ingesteld. 1. De commissie beheer en financiën, die toezicht houdt op administratie en financiën, alsmede de commissie voor het beleggingsbeleid vormt. 2. De commissie fondsenwerving en communicatie, die adviseert omtrent de hoofdlijnen van het communicatiebeleid en toeziet op de uitvoering van fondsenwerving en relatie-evenementen. 3. De commissie beleid en bestedingen, die besluit over het toezeggen van subsidiegelden aan subsidieaanvragers conform vastgestelde beleid en begroting en adviseert over de vertaling van inhoudelijke ontwikkelingen in Vastgesteld op 18 september /7

5 het werkveld naar beleid. Besluiten van de commissie worden door het bestuur vastgesteld. Het bestuur kan voorts projectcommissies instellen, die in voorkomende gevallen adviseren omtrent de praktische uitvoering van incidentele projecten of activiteiten, zoals bijvoorbeeld voor evenementen of bestuursbenoemingen. Projectcommissies adviseren het bestuur of de directeur. Het mandaat van deze commissies wordt apart geregeld en in het bestuur voorgelegd voor besluitvorming. 3.3 De directeur en de manager op wiens aandachtsveld de commissie betrekking heeft, wonen de vergaderingen van de bestuurscommissies bij. 3.4 De directeur en de managers van de afdelingen zijn aanwezig bij de bestuursvergadering. In uitzonderlijke gevallen kan het bestuur besluiten tot een besloten vergadering. 3.5 Het bestuur kan op eigen initiatief voorstellen aan de directie doen. De uitwerking van een dergelijk voorstel door de directeur wordt op de eerstvolgende bestuursvergadering besproken. Artikel 4 Verantwoordelijkheden directie 4.1 De directeur is verantwoordelijk voor de haar opgedragen taak. Het bestuur heeft voor deze taak een volmacht verleend, als uiteengezet in artikel 6 van dit reglement. De directeur is verantwoordelijk voor het functioneren van de werkorganisatie als geheel. 4.2 De directeur legt in de bestuursvergadering verantwoording af aan het bestuur voor het gevoerde beleid. 4.3 Bij de uitvoering van haar taak toetst de directeur beleid en besluiten aan de Visie en Missie die de stichting hanteert om haar Doelstelling te bereiken 4.4 Alle besluiten die door het bestuur moeten worden genomen of die door het bestuur moeten worden goedgekeurd, worden door de directeur voorbereid, en vervolgens voorgelegd aan en besproken met het bestuur. 4.5 Specifieke taken van de directeur zijn: A. 1. Besluitvorming over alle voorstellen die aan het bestuur moeten worden voorgelegd 2. Besluitvorming over werving, selectie, beoordeling en ontslag van de werknemers in de werkorganisatie 3. Besluitvorming over zaken betreffende sociaal beleid, arbeidsvoorwaarden, formatie en functiewaardering voor de werkorganisatie 4. Vaststellen van de beschrijving van de werkprocessen 5. Toezicht houden op werkprocessen buiten de organisatie 6. Zorgdragen voor effectiviteit en efficiency van de werkorganisatie 7. Beheer van besturingsmodel en structuur van de werkorganisatie 8. Verantwoordelijkheid voor de cultuur van en het werkklimaat in de werkorganisatie B. Positionering van de stichting in de samenleving Vastgesteld op 18 september /7

6 Artikel 5 Communicatie Directie 5.1 De directeur is verantwoordelijk voor de communicatie van bestuur en directie naar de werkorganisatie en naar de donateurs. 5.2 In beginsel vertegenwoordigt de directeur de Stichting in het algemene contact met het publiek. Het bestuur vertegenwoordigt de Stichting wanneer de belangen van de Stichting of van haar doelstellingen in het geding zijn, en voorts indien het bestuur of de directie van mening zijn dat dit effectiever is voor de Stichting. 5.3 De directeur onderhoudt op individuele basis relaties met landelijke (overheids-) organisaties. Daarnaast onderhouden werknemers in de werkorganisatie relaties met instellingen en organisaties voor zover dat voor hun aandachtgebied noodzakelijk is. Artikel 6 Vertegenwoordiging 6.1 De directeur is bevoegd de Stichting te vertegenwoordigen op grond van de door het bestuur verleende volmacht, laatst verleend op 23 juni De directeur is bevoegd de stichting in en buiten rechte te vertegenwoordigen en voorts bij rechtshandelingen met een belang van maximaal Euro per transactie. Artikel 7 Verhouding werkorganisatie, bestuur en directie 7.1 Contacten van leden van het bestuur met medewerkers van de werkorganisatie hebben ten doel om informatie te verzamelen ten behoeve van de toezichthoudende taak van het bestuur op de directie. Uitzondering hierop vormen de contacten tussen bestuur en medewerkers in de projectcommissie waarin een adviserende of uitvoerende activiteit moet worden vormgegeven. 7.2 Informatieverschaffing vanuit de werkorganisatie aan het bestuur is in beginsel een taak van de directie. Leden van het bestuur die informatie willen verzamelen bij de werkorganisatie melden dat vooraf aan de directeur. De directeur faciliteert de leden van het bestuur bij het verzamelen van informatie. De eerste aanspreekpersonen voor leden van het bestuur zijn de managers van de afdelingen. Artikel 8 Nevenfuncties 8.1 Nevenfuncties van de directeur zijn geaccepteerd, mits zij vooraf door het bestuur zijn goedgekeurd en mits zij geen strijd opleveren met de belangen van de Stichting. De criteria daarbij zijn i) de inhoudelijke comptabiliteit in relatie tot de hoofdfunctie als directeur en ii) het tijdsbeslag van de nevenfunctie. 8.2 Een overzicht van de nevenfuncties van de directeur wordt bijgehouden door de directiesecretaresse en wordt gepubliceerd in het jaarverslag. 8.3 Indien de nevenfunctie onlosmakelijk is verbonden met de hoofdfunctie dienen eventuele neveninkomsten aan de Stichting ten goede te komen. In andere Vastgesteld op 18 september /7

7 gevallen kunnen neveninkomsten worden behouden. Het bestuur kan evenwel de (totale) omvang daarvan maximeren. 8.4 Besluitvorming met betrekking tot nevenfuncties is gedelegeerd aan de portefeuillehouder personeelsbeleid. Artikel 9 Ontstentenis of belet directie In geval van ontstentenis of belet van de directeur, is de manager van de afdeling fondsenwerving & communicatie tijdelijk met de leiding van de werkorganisatie belast. Het bestuur is in geval van ontstentenis of belet van de directeur bevoegd tijdelijk de voorbereiding en uitvoering van beleid aan een of meer personen, al dan niet uit zijn midden, op te dragen. Vastgesteld op 18 september /7