Bijlage : Resultaatgebieden Ondersteuning

Transcriptie

1 Bijlage : Resultaatgebieden Ondersteuning Algemeen Het resultaat dat met de inzet van de maatwerkvoorziening wordt beoogd, draagt bij aan de doelstelling van de maatschappelijke ondersteuning, namelijk de zelfredzaamheid van de (kwetsbare) inwoner en diens maatschappelijke participatie. De resultaten van de maatwerkvoorzieningen Wmo2015 dragen bij aan: Het verbeteren van de zelfredzaamheid en/of participatie van een inwoner. Het stabiliseren van de zelfredzaamheid en/of participatie van een inwoner. Het begeleiden van een inwoner bij zijn verslechterde zelfredzaamheid en/of participatie. Om de resultaten van de maatwerkvoorziening te kunnen vaststellen, kiest de generalist het bij de individuele inwoner benodigde resultaat uit één of meer van de volgende resultaatgebieden: 1. Administratie en financiën 2. Regie bij het huishouden 3. Regelvermogen en dagstructuur 4. Daginvulling en Dagstructuur (al dan niet arbeidsmatig) 5. Sociaal en persoonlijk functioneren 6. Zelfzorg en gezondheid 7. Draagkracht mantelzorg 8. Gezin (of huishouden) Per resultaatgebied is in deze bijlage een beschrijving gegeven van resultaten. Deze resultaten zijn voorbeelden, die de generalist in de individuele situaties kan formuleren. Dit is geen uitputtende lijst, aangezien in elke unieke situatie op maat resultaat geformuleerd dienen te worden. De opsommingen hierna bevatten de bouwstenen voor de opdracht waarmee de gekozen aanbieder aan de slag gaat bij de individuele inwoner. Resultaatgebied 1: Administratie en financiën De administratie van de inwoner en het beheer van zijn financiën en (huishoud)geld zijn op orde. opent, leest, begrijpt en beantwoordt zijn post. betaalt zijn rekeningen tijdig. heeft zijn financiën en administratie op orde en heeft inzicht in inkomsten en uitgaven. maakt de juiste financiële keuzes (beheert zijn (huishoud)geld) en kan betalen, pinnen en/of overmaken. maakt gebruik van regelingen, uitkeringen en toeslagen waar hij voor in aanmerking komt. maakt geen (nieuwe) schulden en kan zo mogelijk sparen.

2 Resultaatgebied 2: Regie bij het voeren van een huishouden De inwoner heeft een gestructureerd huishouden en zorgt (zelfstandig) voor een schoon en leefbaar huis. beschikt over een geschikt en leefbaar huis. voert zelfstandig de regie over het huishouden en de uitvoering van huishoudelijke taken. beschikt over goederen voor primaire levensbehoeften. zorgt thuis voor kinderen die tot het gezin behoren, inclusief het bieden van primaire zorg en opvang. veroorzaakt geen overlast in de buurt. Resultaatgebied 3: Regelvermogen en dagstructuur De inwoner heeft voldoende regelvermogen, besluitvaardigheid en initiatief om zelfregie en dagstructuur te ontwikkelen en te behouden; hij heeft een adequate dag- en weekstructuur en routine in activiteiten, passend bij zijn ontwikkelingsmogelijkheden. maakt zelfstandig beslissingen. overziet gevolgen van beslissingen. herkent praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen en lost deze op. kan plannen en agenda bijhouden. initieert eenvoudige taken en voert deze ook uit. heeft vaardigheden aangeleerd ter vergroting van zijn zelfstandigheid. heeft regie over de invulling van zijn dag en ervaart hier ondersteuning bij. ervaart ondersteuning in het behouden van zijn eigen (complexe) dagstructuur. kan zijn vrije tijd indelen. Resultaatgebied 3: Daginvulling en Dagstructuur (eventueel met arbeidsmatig karakter) De inwoner heeft een zinvolle daginvulling, waar mogelijk met een arbeidsmatig karakter, om dagstructuur te ontwikkelen en te behouden. De inwoner j heeft een adequate dag- en weekstructuur, passend bij zijn individuele ontwikkelingsmogelijkheden en persoonlijke behoeften. heeft een netwerk, dat beschikbaar is voor een passende daginvulling heeft sociale contacten buiten huis. heeft een zinvolle dagbesteding, gericht op behoud of ontwikkeling van vaardigheden. neemt deel aan georganiseerde (groeps-)activiteiten. heeft ervaring en ritme in arbeidsmatige omgeving. ervaart een waardevolle arbeidsmatige bijdrage. ervaart behoud of vergroting van eigen waarde en sociale acceptatie. ervaart ondersteuning in het behouden van zijn eigen (complexe) dagstructuur. heeft voldoende arbeidsvaardigheden en arbeidsritme, zodat doorstroming naar reguliere of begeleide arbeid gerealiseerd wordt. beschikt over werknemersvaardigheden passend bij zijn ontwikkelingsniveau. gaat op een goede wijze om met gezag en met de spanningen van arbeidsmatige activiteiten. heeft passend (vrijwilligers)werk.

3 Resultaatgebied 4: Sociaal en persoonlijk functioneren De inwoner heeft voldoende regelvermogen, besluitvaardigheid en initiatief om zelfregie te ontwikkelen en te behouden en kan in de sociale context contacten aangaan en onderhouden en kan voor zichzelf opkomen; hij beschikt over een betrokken en actief sociaal netwerk. De inwoner kan in de sociale context contacten aangaan en onderhouden en kan voor zichzelf opkomen; hij beschikt over een betrokken en actief sociaal netwerk. uit zichzelf begrijpelijk en is in staat om anderen te begrijpen. maakt zelfstandig beslissingen en overziet de gevolgen van deze beslissingen. heeft vaardigheden aangeleerd ter vergroting van zijn zelfstandigheid. komt voor zichzelf op en handelt daarbij vanuit zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld. is in staat om op een adequate wijze om te gaan met agressie/boosheid. gaat relaties aan en onderhoud deze. initieert eenvoudige taken en voert deze ook uit. is op de hoogte van contacten in zijn leefomgeving en maakt daar gebruik van (eventueel bij het oplossen van zijn problemen). is in staat zijn sociaal netwerk te ontwikkelen en te onderhouden. kan zo nodig een beroep doen op zijn netwerk bij het oplossen van zijn problemen. vervult een passende rol binnen zijn sociaal netwerk. wordt herkend en erkend door omgeving. Resultaatgebied 5: Ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid De inwoner kan zichzelf verzorgen en besteedt aandacht aan zijn gezondheid. heeft routine in activiteiten voor persoonlijke verzorging. heeft een gezond dag- en nachtritme. heeft regelmatig en voldoende lichaamsbeweging. heeft een regelmatig en gezond eet- en drinkpatroon. komt afspraken na met zorgaanbieders/professionals en andere organisaties. accepteert zijn beperkingen en kan daar mee omgaan. heeft controle over zijn verslavingsgedrag en het gebruik van genotmiddelen. Resultaatgebied 6: Draagkracht mantelzorg De mantelzorgers van kwetsbare inwoners zijn in staat mantelzorgtaken uit te voeren. beschikt over mantelzorg die is ontlast zodat mantelzorg langdurig wordt volgehouden. heeft mantelzorgers die kunnen omgaan met (de beperking of gedragsproblematiek van) de inwoner. doet een beroep op mantelzorgers die de balans tussen zorgtaken en overige activiteiten weten te bewaken.

4 Resultaatgebied 7: Gezin (of huishouden) De voorgaande resultaatgebieden beschrijven resultaten op individueel niveau. De ambitie is om op termijn toe te werken naar resultaten op gezins- of huishoudniveau. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan: Het gezin/huishouden kan terugvallen op een (positief) sociaal netwerk en de leden van het gezin/huishouden dragen zorg voor elkaar. Het beschrijven van resultaten op dit niveau sluit aan bij de visie één gezin, één plan, één regisseur. In de komende periode wordt dit resultaatgebied verder geconcretiseerd, mede aan de hand van de opgedane ervaringen in de praktijk. De gezinsleden: ondersteunen elkaar. luisteren naar elkaar, voelen zich bij elkaar gehoord en wisselen onderling gedachten uit.

5 Bijlage : Complexiteit Achtergrond Ten behoeve van het bepalen van het budget dat voor het behalen van resultaten beschikbaar wordt gesteld, geven de generalisten uit de gebiedsteams een inschatting van de complexiteit van de ondersteuningsvraag van de inwoner. Dit werkt namelijk door in het niveau van de in te zetten professionals in de individuele ondersteuning en in de groepsgrootte bij ondersteuning in groepsverband. Het uitgangspunt is dat de generalist zijn/haar eigen afwegingen maakt om tot een indeling in een van de drie complexiteitsklassen te komen. De generalist dient deze keuze te kunnen uitleggen en motiveren. Ten behoeve daarvan zijn hieronder enkele weegfactoren weergegeven; hoe meer van deze weegfactoren bij een bepaalde inwoner aan de orde zijn, hoe groter de kans dat deze situatie als complexer dient te worden gekwalificeerd. Hierbij geldt voor de generalist: pas toe of leg uit. Afspraak Generalist bepaalt bij de inwoner die voor maatwerkondersteuning in aanmerking komt in welke complexiteitsklasse diens problematiek gekwalificeerd dient te worden. Per intensiteitsniveau wordt een complexiteitsklasse gekozen. Er zijn drie klassen: Klasse 1: De problematiek is gemiddeld en veelvoorkomend; de basisondersteuning voldoet. Klasse 2: De problematiek is bovengemiddeld ; er is mogelijk meer deskundigheid nodig. Klasse 3: De problematiek is complex ; er is gespecialiseerde ondersteuning noodzakelijk. Bij het maken van de afweging die tot deze kwalificatie leidt, kan de generalist gebruik maken van de onderstaande weegfactoren. Hoe meer van deze weegfactoren aan de orde zijn bij een bepaalde inwoner, hoe groter de kans dat de complexiteit in een hogere klasse dient te worden gekwalificeerd. Er is sprake van een combinatie van meerdere medische en/of psychiatrische diagnosen. Er is sprake van problematische communicatie met deze inwoner. Er is sprake van ernstige financiële problematiek in het huishouden van deze inwoner. Er is sprake van meerdere personen met problematiek in het huishouden van deze inwoner. Er is sprake van (dreigend) gevaar voor eigen veiligheid en/of de veiligheid van anderen. Er is sprake van een ondersteuningsvraag die we maar weinig tegenkomen. Voor resultaatgebied #3 (Daginvulling en Dagstructuur) worden de onderstaande weegfactoren gebruikt voor het maken van de afweging die tot de kwalificatie leidt. Hoe meer van deze weegfactoren aan de orde zijn bij een bepaalde inwoner, hoe groter de kans dat de complexiteit in een hogere klasse dient te worden gekwalificeerd. Er is sprake van een combinatie van meerdere (medische, psychiatrische en/of LVB) aandoeningen. Er is sprake van problematische communicatie met deze inwoner. Er is sprake van (dreigend) gevaar voor eigen veiligheid en/of de veiligheid van anderen. Er is sprake van disfunctioneren in een groep groter dan vier personen. Bijlage bij Raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 Hardenberg en Ommen,

6 Bijlage : Intensiteit Achtergrond Ten behoeve van het bepalen van het budget dat voor het behalen van resultaten beschikbaar wordt gesteld, geven de generalisten uit de gebiedsteams een inschatting van de intensiteit van de benodigde ondersteuning. Daarvoor maken zij gebruik van de klassen die hieronder zijn opgenomen. Deze zijn afgeleid van de bestaande praktijk zoals die in 2014 in de ambulante AWBZ werd aangetroffen. Afspraak Bij het behalen van resultaten in de resultaatgebied #3 (regelvermogen en dagstructuur) en #3 (daginvulling en dagstructuur), kiest de generalist één van de volgende vier intensiteitsniveaus: Intensiteitsniveau A1 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 2 dagdelen per week) o (+1 vervoerscomponent indien noodzakelijk) Intensiteitsniveau A2 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 4 dagdelen per week) o (+2 vervoerscomponenten indien noodzakelijk) Intensiteitsniveau A3 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 6 dagdelen per week) o (+3 vervoerscomponenten indien noodzakelijk) Intensiteitsniveau A4 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 8 dagdelen per week) o (+4 vervoerscomponenten indien noodzakelijk) Bij het behalen van resultaten in de resultaatgebieden #1 (administratie en financiën), #2 (regie bij het huishouden), #4 (sociaal en persoonlijk functioneren) en #5 (zelfzorg en gezondheid), kiest de generalistéén van de volgende vier intensiteitsniveaus: Intensiteitsniveau B1 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 1 uur per week) Intensiteitsniveau B2 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 2 uren per week) Intensiteitsniveau B3 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 4 uren per week) Intensiteitsniveau B4 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 6 uren per week) Intensiteitsniveau B5 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 8 uren per week) Intensiteitsniveau B6 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van 12 uren per week) Indien een resultaat op resultaatgebied #6 (draagkracht mantelzorg) aan de orde is, kiest de generalist één van de volgende twee intensiteitsniveaus: Intensiteitsniveau C1 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van één etmaal per maand) Intensiteitsniveau C2 (gebaseerd op een gemiddelde inzet van twee etmalen per maand) Indien er uitsluitend een resultaat op resultaatgebied #8 (gezin of huishouden) aan de orde is, kiest de generalist naar bevind van zaken het best passende intensiteitsniveau uit één van de bovenstaande opties.

7 Bijlage : Duur van de ondersteuning Achtergrond Ten behoeve van het bepalen van het budget dat voor het behalen van resultaten beschikbaar wordt gesteld, bepalen de generalisten uit de gebiedsteams de duur van de ondersteuning. Afspraak Voor de duur van de ondersteuning is in principe een glijdende schaal mogelijk. De generalisten maken bij hun keuze gebruik van de onderstaande handreiking: 1. Resultaat op korte termijn haalbaar; ondersteuningsplan herzien over 3 maanden. 2. Resultaat waarschijnlijk snel haalbaar; ondersteuningsplan herzien over 6 maanden. 3. Resultaat vergt langere inzet; ondersteuningsplan herzien over één jaar. 4. Onderhoudsdosis; ondersteuningsplan herzien over twee jaar. 5. Levenslange ondersteuning verwacht; ondersteuningsplan herzien over vijf jaar. Afwijken van deze handreiking is altijd mogelijk en wordt gemotiveerd en onderbouwd vanuit het ondersteuningsplan. Bijlage bij Raamovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo 2015 Ommen Hardenberg,

8 Bijlage : Inzet van ondersteuningsvouchers Inleiding Om inwoners nog meer ondersteuning op maat te geven, ook in de nazorgfase, kunnen ondersteuningsvouchers worden ingezet. De ondersteuningsvouchers kunnen worden gezien als een strippenkaart. Met de inzet van ondersteuningsvouchers kunnen inwoners gedurende een bepaalde periode voor een bepaald aantal momenten ondersteuning krijgen. De inwoner bepaalt zelf wanneer hij/zij de ondersteuning wil gebruiken zodat dat de ondersteuning op een adequate en efficiënte manier afgebouwd wordt. De inwoner heeft zelf regie over de in te zetten ondersteuning. Hij/zij wordt gestimuleerd om goed na te denken over de inzet van deze begeleiding, hierdoor wordt de eigen kracht en de eigen regie van de inwoner vergroot. De ondersteuningsvouchers worden in de vorm van een algemene voorziening uitgevoerd, waardoor geen indicatie en beschikking nodig is. De ondersteuningsvouchers kunnen voor het afbouwen van ondersteuning worden ingezet (nazorgfase) of juist om een (zorg mijdende) inwoner te laten wennen aan de ondersteuning (voorzorgfase). Beoogd effect Door het bieden van ondersteuningsvouchers wordt de inwoner gestimuleerd om op eigen kracht en eigen regie ondersteuning naar wens in te zetten. De verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de inwoner vergroot door zijn eigen ondersteuning in te zetten als deze echt nodig is. Daarnaast worden de aanbieders gestimuleerd om de inzet ook daadwerkelijk af te bouwen of om het aanbod beter af te stemmen op de inwoner. Van de aanbieders wordt verwacht dat zij hierin het sociale netwerk van de inwoner betrekken, versterken en activeren of als dit niet mogelijk is, dat vrijwilligers een rol kunnen spelen. Oplossingen moeten ook worden gezocht in het informele netwerk. Voorwaarden o De ondersteuningsvouchers kunnen worden ingezet voor alle vormen van ondersteuning; individuele begeleiding, groepsbegeleiding en/of dagbesteding; o De ondersteuningsvouchers kunnen alleen worden ingezet voor ondersteuning die niet wekelijks plaatsvindt. Langdurige frequente ondersteuning valt onder de maatwerkvoorzieningen; o Voor de ondersteuningsvoucher is geen beschikking nodig. Samen Doen bepaalt of een inwoner in aanmerking komt voor ondersteuningsvouchers en legt dit vast in een gespreksverslag. Een aanbieder kan hierin Samen Doen adviseren; o Per jaar kunnen maximaal tien ondersteuningsvouchers worden versterkt. De ondersteuningsvouchers zijn dan ook één jaar geldig; o De ondersteuningsvouchers zijn geldig voor een begeleidingsmoment. De aanbieder bepaalt de invulling van dit begeleidingsmoment (dit kan één uur thuisbegeleiding zijn of meerdere keren per week telefonisch contact of een dagdeel dagbesteding). o De inwoners betalen geen eigen bijdrage. o De ondersteuningsvouchers hebben een waarde van 50,- per begeleidingsmoment. Dit staat gelijk aan het uurtarief van begeleiding B1 met daarbij een compensatie voor overhead.

9 Administratief proces Voor het administratieproces en declaratieproces wordt gewerkt via het berichtenverkeer van iwmo. Via het berichtenverkeer wordt de aanbieder op de hoogte gesteld hoeveel vouchers zijn toegewezen aan een inwoner. Er kan per ondersteuningsvoucher worden gedeclareerd. De productcode hiervoor is BO069 Begeleiding Individueel op Maat.