3. Diploma Voortgezette Kynologische Kennis (modules 1 t/m 10 + modules ) Module 15- Embryologie Module 16- Erfelijkheidsleer (gevorderd);

Transcriptie

1 Opbouw modules Raad van Beheer; 1. Basisdiploma Fokken en Houden van Honden (modules 1 t/m 6) Module 1- Erfelijkheidsleer (basis); Module 2- Voortplanting; Module 3- Gezondheid rond het nest Module 4- Wetten en Regels Module 5- Gedragsleer; Module 6- Voeding en verzorging; 2. Diploma Vakbekwaamheidsdiploma (vakbekwaamheidsbewijs BHVD) 6m (modules 1 t/m 15 m.u.v. 10) Module 7- Anatomie en Basis Bewegingsleer Module 8- Fysiologie Module 9- Rassenkennis; Module 10- Kennis van Showreglementen Module 11- Hygiëne en huisvesting Module 12- Organisatie, I&R en signalement Module 13- Kat ( module 1 t/m 12 gericht op kat) Module 14- Stage 3. Diploma Voortgezette Kynologische Kennis (modules 1 t/m 10 + modules ) Module 15- Embryologie Module 16- Erfelijkheidsleer (gevorderd); 4. Basisdiploma Exterieurkeurmeester (modules 1 t/m 10 + modules 15 t/m 19) Module 17- Bouw en Voortbeweging Module 18- Praktijk keuren Module 19- Het keurmeesterambt 5. Exterieur keurmeester rassen (rasexamens Raad van Beheer)

2 Basisdiploma Fokken en Houden van Honden EINDTERMEN (modules 1, 2, 3, 4, 5, 6) Hiervoor moet de kandidaat beschikken over de volgende kennis en kunde: Kandidaat kent de bouw van cellen en de basisprincipes van de erfelijkheid. Kandidaat kent het proces van de voortplanting, dracht en geboorte en de bijbehorende basisbehoeften. Kandidaat heeft een globale kennis van de gezondheidsleer rondom de werpkist. Kandidaat kent de kynologische reglementen mbt fokken, kent de wettelijke regels en normen mbt fokken, alsook fokkersethiek. Kandidaat kent de ontwikkelingsfasen bij honden, het hierbij behorende gedrag, de leerprincipes bij de hond, het ontstaan van probleemgedrag. Kandidaat heeft kennis van (nutriënten in de) hondenvoeding, kent het basale spijsverteringsproces, kent de verzorgingsaspecten bij honden. Module Eindtermen Geschatte lesuren Module 1 Erfelijkheid 6 uur K. kent de bouw van de cel, zijn functies en de celdeling Mitose en meiose. Globale celleer (verschil tussen dierlijke en plantaardige cel, kern, centriolen). K. kent basisprincipes van de genetica K. kent basisterminologie van de genetica K. kent basisprincipes van de populatiegenetica Chromosomen. Wetten van Mendel. Mono- en dihybride kruising. Geslachtsgebonden en geslachtsbeperkte overerving. Incomplete dominantie. Mutaties. Genotype en fenotype. Homo- en heterozygoot. Dominantie en recessiviteit. Loci en genen. Basisregels voor het maken van een fokcombinatie. Kent de basisprincipes van inteelt en verwantschap.

3 Module 2 Voortplanting K. kent de anatomie en functie voortplantingsorganen Penis, scrotum, testikels, zaadleiders, zaadvorming, relevante hormonen, vulva, baarmoeder en baarmoederhoorns, eierstokken, eileiders, LH, ovulatie. 10 uur K. kent de cyclus bij teef en de bijbehorende verschijnselen K. kent het verloop van de dekking en mogelijke problemen K. kent het verloop van bevruchting, dracht en geboorte en mogelijke problemen K. kent speciale voedingsbehoeften teef (dracht en zogend) en pups K. kent de praktijkbehoeften voor het fokken van een nest Pro- oestrus, oestrus, met- oestrus, an- oestrus. Hormoonwerking. Loopsheid (kenmerken). Verloop van de dekking en de interactie tussen reu en teef. Bevruchting. Kenmerken en afbreken dracht. Geboorte (signalen, verloop, afwijkingen hierop). Problemen na geboorte bij pup en teef, nut calcium, suiker, oxytocine. Voeding voor drachtige en zogende teven. Voeding pups. Belang biest. Fokkerij in praktijk (eigen geschiktheid, geschiktheid van de hond, benodigdheden, kraamkamer, klimaat). Module 3 Gezondheid rond het nest K. kent de meest voorkomende in- en uitwendige parasieten. K. kent de meest voorkomende infectieziekten bij honden. Vlooien, luizen, vliegen, teken, mijten en wormen. Preventie en behandeling. Hondenziekte, besmettelijke leverziekte, Ziekte van Weil, kennelhoest, Parvo, rabiës. Virus en bacterie. Weerstand en immuniteit. Ontworming en vaccinatieschema/titeren. Preventie en behandeling. 8 uur

4 K. kent en herkent uiterlijk waarneembare, anatomische afwijkingen. Knikstaart, gespleten gehemelte, meertenigheid, gebitsafwijkingen Vakbekwaamheid: Immuniteit Preventieve verzorging Ziekteleer Vakbekwaamheidsbewijs : EHBO Module 4 Wetten en Regels K. kent de basisstructuur van de kynologie Structuur Raad van Beheer, rasverenigingen, VFR, RSI, Fairfok. 6 uur K. kent de reglementen m.b.t. fokken. Aanvraag kennelnaam (regelgeving, procedure, voorwaarden). Dekaangifte. Stamboomaanvraag (procedure, namen). DNA-registratie. Wetgeving omtrent vaccinaties/titeren. Gereglementeerde administratieve afhandeling. K. is op de hoogte van de fokkersethiek. Social media, omgang en voorlichting/begeleiding pupkopers, koopovereenkomsten. K. is op de hoogte van wetgeving mbt het fokken van honden Kent regelgeving Wet Dieren

5 Module Eindtermen Geschatte lesuren Module 5 Gedragsleer K. kent gedrag van de hond. Leven in een roedel. Communicatie. 6 uur K. kent de ontwikkelingsfasen van de hond. Ontwikkeling van het gedrag. Verschillende fasen en het daarbij behorende gedrag. Belang socialisatie. Leerprincipes. Noodzakelijkheid van gedrag en de gevolgen ervan. K. kent het principe van gedragssystemen Sociale structuur en conflictvermijding. K. kent de principes van groepsgedrag K. kent de oorzaken van probleemgedrag. Herkennen probleemgedrag. Weet hoe probleemgedrag voorkomen kan worden. Module 6 Voeding en Verzorging K. kent de globale fysiologie van het spijsverteringsstelsel K. kent de wijze van vertering K. kent de werking en het belang van nutriënten in de hondenvoeding Verloop maag- darmstelsel in onderdelen en functie. Mechanische en chemische vertering 6 uur

6 K. weet welke soorten voeding er zijn. K. weet wat een hond nodig heeft. K. kent de diverse vacht(types) en de verzorging hiervan. K. kent de overige lichaamsverzorging. K. kent de taken van de huid en de vacht Indeling nutriënten en hun werking. Energievoorziening. Nut hulpstoffen. Kent de verschillen tussen zelfbereid, KVV en broksoorten Speciale voedingsbehoefte. Bepalen juiste conditie. Kent de verschillen tussen plukvacht, knipvacht en ruivacht Onderhoud gebit, nagels, geslachtsdelen, neus, oren en ogen en de hieraan verbonden problemen. Bescherming.

7 Vakbekwaamheidsdiploma EINDTERMEN Vakbekwaamheid (modules Basisdiploma Fokker Honden + modules 5-15, muv 10) Dit diploma is verplicht voor iedere beroepsbeoefenaar die bedrijfsmatig honden en/of katten houdt en/of ermee fokt- ook de hobbyfokker. Zie Besluit houders van dieren. D1- K1: Verzorging honden en katten Complexiteit De complexiteit van de kerntaak wordt vooral bepaald door de vele soorten. De beginnend beroepsbeoefenaar dient alert te zijn op hygiënisch werken en heeft speciale aandacht voor dierenwelzijn en ethisch handelen. Hij geeft extra aandacht aan dieren om een beeld te krijgen van hun gezondheid en welzijn en onderneemt waar nodig actie. Hij is zich bewust van de aanwezigheid van klanten/publiek, zijn omgang met dieren dient als voorbeeld. Veiligheid (voor mens en dier) is van groot belang en is tevens een afbreukrisico. Soms moet de beginnend beroepsbeoefenaar omgaan met risicovolle omstandigheden (hanteren specifieke dieren, stressvolle situaties). Afhankelijk van het niveau waarop de beroepsbeoefenaar werkzaam is, gaat het in meer of mindere mate om werk waarvoor standaardwerkwijzen gelden. Verantwoordelijkheid en zelfstandigheid De beginnend beroepsbeoefenaar werkt samen met collega's en/of leidinggevende en draagt verantwoordelijkheid voor het eigen werk. Vakkennis en vaardigheden De beginnend beroepsbeoefenaar: heeft kennis van dierenwelzijn heeft kennis van (uiterlijke kenmerken van) de meest voorkomende honden- en kattenrassen heeft kennis van de wet- en regelgeving rond het importeren, verkopen, houden en vervoeren van honden en katten heeft kennis van wet- en regelgeving en branche- eisen t.a.v. fokken met, handelen in en opvangen van honden of katten heeft kennis van de plaatsingsmogelijkheden van honden en katten heeft kennis van voersoorten, hoeveelheden, voermethode en frequentie heeft kennis van voerkwaliteit en - samenstelling heeft kennis van de huisvesting van honden en katten, afhankelijk van leeftijd, levensfase, seizoen heeft kennis van huisvestingsomstandigheden, afhankelijk van de herkomst van het dier en verrijking van de leefomgeving heeft kennis van acclimatisatie omstandigheden, afhankelijk van het land van herkomst en de wijze van transport heeft kennis van de huisvesting van zieke en van ziekte verdachte dieren heeft kennis van de voortplanting van honden en katten en de ontwikkeling vanaf embryo heeft kennis van natuurlijk gedrag van honden en katten

8 heeft kennis van de minimumleeftijd waarop pups/kittens van het moederdier gescheiden mogen worden heeft kennis van ziektebeelden, zoönosen, fysieke en gedragsmatige afwijkingen bij honden en katten heeft kennis van preventieve en curatieve gezondheidszorg heeft kennis van betrouwbare informatiebronnen heeft kennis van de gehele handelsketen heeft kennis van wetgeving over het geven van voorlichting, bijsluiters kan de meest voorkomende honden- en kattenrassen benoemen kan omgaan met de meest voorkomende honden- en kattenrassen kan honden en katten voeren en verzorgen kan honden en katten hanteren en fixeren kan hygiënische maatregelen nemen, ook t.a.v. persoonlijke hygiëne kan honden en katten socialiseren en laten wennen aan animal handling kan dode dieren afvoeren kan werkzaamheden en afwijkingen registreren kan dieren in de ziekenboeg, quarantaine of isolatie plaatsen kan vocht- en voedselopname controleren en registreren kan het gedrag monitoren en registreren kan adequaat reageren op ziekte en afwijkend gedrag kan tijdig een deskundige inschakelen en assisteren kan zieke en gewonde dieren transporteren kan een fokplan opstellen en ouderdieren selecteren kan vruchtbaarheid analyseren kan dracht registeren kan nestmateriaal verzorgen kan de geboorte van pups/kittens begeleiden kan, indien van toepassing, moeder en jongen verzorgen kan pups/kittens socialiseren D1- K1: Verzorgt honden en katten kan schriftelijk en mondeling voorlichting geven over het houden en verzorgen van honden en katten kan betrouwbare leveranciers selecteren

9 kan protocollen voor vaste werkwijzen opstellen Voortgezette Kynologische Kennis EINDTERMEN (modules Basisdiploma Fokken en Houden van honden ) Hiervoor moet de kandidaat beschikken over de volgende kennis en kunde: De eindtermen voor Basisdiploma Fokken en Houden van honden Kandidaat kent de anatomie en de basis van de bewegingsleer van de hond. Kandidaat kent de fysiologie van de hond. Kandidaat kent de hondenrassen, indeling in rasgroepen en het oorspronkelijk gebruiksdoel Kandidaat kent de regels van exterieurshows en het exterieurkeurmeesterschap Kandidaat heeft globale kennis van de embryologie Kandidaat kent de belangrijkste aspecten van de erfelijkheidsleer en de populatiegenetica. Kandidaat kent de samenhang van de voorgaande punten en kan dit toelichten. Module Eindtermen Geschatte lesuren Module 7: Anatomie en basis Bewegingsleer 8 uur K. kent de opbouw en werking van het hondenskelet K. kent de opbouw en werking van de spieren K. kent het gangwerk van honden K. kent en herkent het zwaartepunt tijdens staan en gaan K. kent de samenhang van bovenstaande punten Onderdelen skelet. Opbouw, taak en functie van het skelet. Beenlengtes. Schedeltypes en hun invloed op de bouw. Soorten spierweefsel. Belangrijkste spieren en hun werking. Functie hiervan bij de instandhouding van de constructie. Stap, telgang, draf, galop. Verplaatsing zwaartepunt tijdens de verschillende gangen. Spierconditie, voedingstoestand.

10 Module 8: Fysiologie K. kent de bloedsomloop en het lymfevatenstelsel K. kent het spijsverteringskanaal K. kent de zenuwstelsels en de zintuigen Anatomie, fysiologie en functie hart, aders, slagaders, haarvaten. Kleine en grote bloedsomloop. Lymfevaten, lymfeknopen, milt. Bloedcellen, plasma. Anatomie, fysiologie en functie. Mechanische en chemische vertering. Maag- darmkanaal. Lever. Alvleesklier. Anatomie, fysiologie en functie van de zenuwstelsels en zintuigen. Willekeurig stelsel, centrale zenuwstelsel, perifeer zenuwstelsel. Onwillekeurig zenuwstelsel, sympathische stelsel, parasympatische stelsel. De anatomie, de fysiologie en de functie van de zintuigen. 8 uur K. kent het hormoonstelsel K. kent de bij de uitscheiding betrokken organen Module 9: Rassenkennis K. kent de meest voorkomende hondenrassen in Nederland Anatomie, fysiologie en functie. Hormoonklieren. Hormonen als regelsysteem. Anatomie, fysiologie en functie. Nieren, lever, blaas, darmen, longen en klieren. Werking en onderlinge samenhang. FCI-indeling rasgroepen. Rassen (lijst RvB). Oorspronkelijk gebruiksdoel. 8 uur (gewenst) K. kent de gebruikelijke en gebruikte terminologie binnen de kynologie Module 10: Kennis van showreglementen K. kent de reglementen betreffende de gang van zaken op exterieurshows K. kent de regels omtrent het exterieurkeurmeesterschap Regelgeving betreffende CAC/CACIB-shows, KCM. Klassenindelingen, kwalificaties, plaatsingen, CAC s, CACIB s, Reserves, BOS, BOB, groepskeuringen, eindkeuringen, BIS. Kampioenschappen, kwalificaties Hond van het Jaar show. Toepassing RSI. Functies ringmedewerker en weet die toe te passen. 8 uur

11 Module 11: Hygiëne en huisvesting Module 12: Organisatie, I&R en signalement Module 13: Kat Module 14: Stage Reglementen exterieurkeurmeesterschap, ethiek. 1 uur 1 uur 3 dagen 160 uur

12 Module Eindtermen Geschatte lesuren Module 15: Embryologie en histologie K. heeft globale kennis van het ontstaan en de ontwikkeling van het embryo K. heeft globale kennis van de verschillende weefseltypes en functies Celleer en celdeling. De bevruchting. De ontwikkeling van het embryo tot pup. Ontwikkeling van de drie kiembladen en de differentiatie hieruit van de verschillende weefsels en organen. Weefseltypes: epitheel, bindweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel. 6 uur Module 16: Erfelijkheidsleer (Voortzetting van module 1) K. kent interacties van genen K. kent beginselen van de populatiegenetica K. kent de beginselen en toepassing van DNA-testen Interactie tussen genen. Kleur- en vachtvererving. Dominant, recessief en intermediair. Polygeen en multifactorieel. Multiple allelen. Mutaties. Kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen, inteeltcoëfficiënt, founders, in- en lijnteelt, outcross, heterosis. Hardy & Weinberg. Natuurlijke en kunstmatige selectie en hun invloed op het voorkomen van erfelijke gebreken. Genetica toepasbaar maken. DNA-testen, markers, interpretatie uitslagen. 8 uur

13 Basisdiploma Exterieurkeurmeester EINDTERMEN (modules Basisdiploma Fokken en Houden van honden, Voortgezette Kynologische Kennis + 17, ) Hiervoor moet de kandidaat beschikken over de volgende kennis en kunde: De eindtermen voor Basisdiploma Fokken en Houden van honden, Voorgezette Kynologische Kennis, Bouw en Bewegingsleer. Kandidaat kent de theorie en kan een oordeel geven over het exterieur (uiterlijk) en de manier van bewegen van de hond. Kandidaat kan een beoordeling formuleren over het exterieur, de harmonie, de gewenste en ongewenste hoekingen en de gevolgen hiervan voor de voortbeweging. Kandidaat kent de verschillende fronten, de middenhand en de achterhand van honden en de relatie hiervan tot het gangwerk. Kandidaat kent de mechanische aspecten van de voortbeweging bij de verschillende gangen en kan deze mondeling benoemen en schriftelijk beoordelen. Kandidaat kan het uiterlijk en de wijze van voortbeweging van normaal gebouwde en afwijkend gebouwde honden beoordelen en daarvan een keurverslag maken. Kandidaat kent de ethiek met betrekking tot het keuren en kent de verantwoordelijkheid die de keurmeester heeft voor de gezondheid van een ras. Kandidaat heeft zich verdiept in de praktische aangelegenheden omtrent het keurmeesterschap. Kandidaat kent de reglementen betrekking hebbend op het ambt van keurmeester. Module Eindtermen Geschatte lesuren Module 17: Bouw en Bewegingsleer K. kent de theorie m.b.t. de hond in stand K. kent de theorie m.b.t. de hond bij het gaan Anatomie en fysiologie skelet en spieren (zie ook module 7) Gewenste en ongewenste hoekingen in voor- en achterhand. Harmonie. Verschillende fronten in relatie tot de functie. De verschillende gangwerken (stap, draf, galop en de variaties daarop) Verplaatsing van het zwaartepunt bij de verschillende gangen. De gevolgen in gangwerk veroorzaakt door verschillen in hoekingen, bouw en conditie. 15 uur

14

15 Module Eindtermen Geschatte lesuren Module 18: Praktijk keuren K. kan de theorie van module 17 in praktijk toepassen Schrijven van een keurverslag Verschillende hoekingen en bouw in relatie tot het gangwerk in de praktijk toepassen en beoordelen. Dit beknopt samenvatten in een geschreven verslag. Logische opbouw van een verslag. Terminologie. 15 uur Module 19: Het keurmeesterambt K. kent de algemene regelgeving betreffende het ambt van keurmeester K. is op de hoogte van de ethiek van en voor de keurmeester Diverse reglementen RvB en FCI Ethiek van het keurmeesterambt. RSI. 2 uur Zelfstudie Raskeurmeester RASEXAMENS RAAD VAN BEHEER